Kerwin

NTR / NPO Start

Black is beautiful, staat er op zijn graf. Voor een bepaalde generatie Nederlanders is zijn naam een begrip geworden: Kerwin (100 min.). Op 21 augustus 1983 wordt hij, een vijftienjarige jongen met Antilliaanse wortels, het slachtoffer van een haatmoord. ‘Een zestienjarige zogenaamde skinhead was van mening dat een vieze nikker vies naar hem had aangekeken, stak Kerwin in koelen bloede neer en betreurt nu alleen dat hij voor zo’n neger in de bak zit’, constateert presentator Jaap van Meekren met ingehouden woede in het tv-programma Televizier Magazine. En de populaire Frank Boeijen Groep wijdt er het nummer Zwart Wit aan, dat zal uitgroeien tot een nederpopklassieker.

Hij wordt bekend als Kerwin Duinmeijer, met de achternaam van het pleeggezin waarbij hij al een tijdje kind aan huis is en in de laatste periode van zijn leven ook daadwerkelijk in huis woont. In werkelijkheid heet hij Kerwin Lucas (1968-1983). Veertig jaar na zijn geruchtmakende dood reconstrueert zijn jongere broer Purly Lucas met hun vader Erwin, vrienden, vriendinnen, boksmaatjes, taxichauffeurs, politiemensen en hulpverleners het leven van Kerwin. Dat begint op Curaçao. Als hun ouders besluiten te scheiden, neemt hun moeder de kinderen mee naar Nederland. In Amsterdam raken de broers bevriend met een jongen uit de straat, Eric Duinmeijer.

En Kerwins leven – pril, vrolijk en onstuimig, getuige fraaie privébeelden van de guitige tiener in het zwembad, rolschaatsend op straat en in de boksring – eindigt op de Dam. Hij wordt een symbool, als Kerwin Duinmeijer. Tot groot verdriet van zijn eigenlijke familie, blijkt in deze driedelige serie van Sacha Vermeulen. In de Nederlandse media wordt Kerwin consequent weggezet als een zwarte jongen uit een wit gezin en krijgen de Duinmeijers de positie van directe familie toebedeeld. Het drijft een wig tussen de twee getroffen families, die elk rouwen om hun eigen Kerwin. Uiteindelijk komt het, een half leven later, tot een ontmoeting tussen Purly Lucas en Nicoline Duinmeijer.

Aan Nico Bodemeijer, de zestienjarige jongen die met een messteek Kerwins leven heeft beëindigd, besteedt de serie verder nauwelijks aandacht. Hij wordt vooral geportretteerd als de losgeslagen representant van een onverdraagzaam klimaat, dat in de jaren tachtig vleugels krijgt door de opkomst van de extreemrechtse Centrumpartij/Centrumdemocraten. In een uitzending van het televisieprogramma Profiel uit 2008 ontkent de voormalige skinhead overigens dat hij Kerwin heeft neergestoken vanwege zijn huidskleur. Het lot van Bodemeijer, wiens vader tijdens de Tweede Wereldoorlog nota bene in de kampen heeft gezeten, zal later nog op een tragische manier verbonden raken met Kerwins vriend Eric Duinmeijer.

Intussen maakt deze gedegen docuserie van het symbool Kerwin Duinmeijer weer een jongen van vlees en bloed: Kerwin Lucas.

Paul Blanca, Deze Film Redt Je Leven

Doxy

Zijn carrière begint eind jaren tachtig met een baksteen en een ingeslagen ruit. Die levert hem tijdens de krakersrellen in Amsterdam drie camera’s op. Met één exemplaar, zo wil de overlevering, betaalt Paul Blanca (1958-2021) de taxi waarmee hij zich uit de voeten maakt. Nummer twee gebruikt hij om een schuld, waarschijnlijk vanwege drugs, af te betalen. En met de derde maakt hij de foto’s die uiteindelijk hun weg zullen vinden naar een hele succesvolle tentoonstelling.

Galeriehouder Gabriel Rolt dist het verhaal in Paul Blanca, Deze Film Redt Je Leven (84 min.) smakelijk op aan kunstverzamelaar Roderic Evans-Knaup. In dit intrigerende, geheel in zwart-wit uitgevoerde portret, dat bijna uit zijn voegen barst van de smeuïge anekdotes, probeert Ramón Gieling vat te krijgen op de Nederlandse kunstenaar en zijn provocerende werk. Hij heeft daarvoor ook meerdere ontmoetingen tussen mensen uit Blanca’s tumultueuze leven gearrangeerd.

‘Het was eigenlijk een wandelende atoombom, met duizend procent talent’, concludeert de onlangs overleden fotograaf Erwin Olaf daarbij. Tatoeëerder Louise Schiffmacher snapt Blanca wel, zegt ze tegen haar man Henk. Hij werd als kind immers verlaten door zijn vader. ‘Dan begrijp ik wel dat je langzaam zin krijgt om jezelf pijn te doen.’ Choreograaf Hans van Manen verbaast zich er dan weer over hoever de fotograaf ging als hij een zelfportret maakte. ‘Hij naait zomaar zijn lippen dicht.’

En dan is er dat verhaal over die huilende vrouw. ‘Ik weet niet honderd procent zeker of het zo klopt’, begint Roderic Evans-Knaup. Nadat Blanca met haar had geslapen en drugs ging halen, wilde hij niet dat ze wegging. Daarom sloot hij haar op in de kast. Eenmaal buiten werd Blanca gearresteerd. Hij zat twee dagen in de cel. ‘Toen ie terugkwam, heeft ie haar eruit gelaten en op dat moment die foto van haar gemaakt.’ Beeldschone foto, vindt zijn gesprekspartner Rolt. ‘Maar zo’n verschrikkelijk verhaal.’

Zulke anekdotes worden in deze film vergezeld door Blanca’s Spartaanse zwart-wit beelden. Die leggen regelmatig een zieke performance bloot of verraden doelgericht geweld. Van een man, die is gevormd in een grimmige tijd en flirt met gevaar. De foto van een hand die een revolver richt op een vagina bijvoorbeeld. Een zelfportret met een levende rat in de mond. En ‘s mans rug, waarin met een scheermes Mickey Mouse is gekerfd. Het zijn onrustbarende beelden die zich in de ziel klieven.

Ramón Gieling geeft ze kleur met fraaie, onheilszwangere muziek en heeft daarnaast allerlei mensen bij zijn hoofdpersoon langs gestuurd. Meestal is de man niet thuis, een enkele keer wel. En op één van die momenten slaat de filmmaker zelf toe. Of hij heeft gekoketteerd met de ondergang? vraagt Gieling hem. Is hij beïnvloed door zijn befaamde collega Robert Mapplethorpe? Zijn z’n zelfportretten reflecties van zijn mentale conditie? En, de vraag der vragen: moet een kunstenaar lijden?

Tot slot is er dan nog het verhaal waardoor Paul Blanca persona non grata in zijn eigen wereld is geworden: de bomaanslag waarbij collega-kunstenaar Rob Scholte in 1994 z’n benen kwijtraakt. Die wijst hem naderhand aan als dader. ‘It all matched up’, meent Scholte. ‘And I cannot get this story out of my head.’ Paul Blanca, na jaren aan de zelfkant inmiddels in broze gezondheid, vindt die beschuldiging verschrikkelijk. ‘Het leek wel of míjn benen eraf waren’, zegt hij provocerend.

Het is de treffende slotsom van een onontkoombare film over een man die volgens collega-fotograaf Milan Gies een eenheid vormde met zijn eigen kunst. ‘Hij is wat hij altijd gemaakt heeft en dat is ook waarom hij zo goed is.’

Gasherbrum – Der Leuchtende Berg

Werner Herzog Film

Zodra het echte klimmen begint, moet Werner Herzog afhaken. Zijn korte documentaire Gasherbrum – Der Leuchtende Berg (44 min.) stamt uit 1984, een tijd waarin de technische mogelijkheden om op duizelingwekkende hoogte te filmen nog zeer beperkt zijn. De Duitse filmer zit dus vast op het basiskamp en registreert daar de voorbereidingen. Als de befaamde alpinist Reinhold Messner en zijn kompaan Hans Kammerlander in Pakistan op weg gaan om twee Himalaya-toppen van achtduizend meter hoogte te bestijgen, is Herzog aangewezen op de beelden die zij zelf maken met hun minuscule cameraatje, het bewijsmateriaal dat ze de top daadwerkelijk hebben gehaald. Als ze daarvan terugkeren, tenminste.

‘Zijn jullie bevriend?’ heeft Herzog de twee even daarvoor gevraagd. ‘Zo zou ik dat niet zeggen’, antwoordt Messner, enigszins ongemakkelijk lachend, terwijl hij samen met Kammerlander een laatste bad neemt in een piepklein bergmeertje. ‘We kennen elkaar relatief goed. Voor deze onderneming heb ik Hans uitgekozen omdat hij van de bergbeklimmers die ik persoonlijk ken zo ongeveer de enige is waarvan ik me kan voorstellen dat hij ’t volhoudt.’ Het is een opmerkelijk duo: de spraakwaterval Messner, de eerste mens die de veertien hoogste bergtoppen van de wereld bedwingt, en Kammerlander, een voormalige bouwvakker en man van weinig woorden.

Werner Herzog is niet zozeer geïnteresseerd in de prestaties van deze gekende alpinisten, maar in hun beweegredenen. Nadat Messner heeft verteld over alle collega-klimmers die hem zijn ontvallen en dat sommige mensen in zijn directe omgeving hem voor gek verklaren, vraagt Herzog: ‘Geloof jij zelf dat je misschien een beetje gestoord bent?’ Reinhold Messner lacht eens. ‘Net zoals alle kunstenaars, mensen die iets proberen te scheppen, geestelijk gestoord zijn, ben ik dat ook.’ Tegelijkertijd vraagt hij ’t zich zelf ook af: waarom doet hij dit nog? Zijn ‘Ehrgeiz’ is zo langzamerhand toch wel bevredigd? Het moet een soort verslaving zijn.

Doodsdrift misschien? oppert Werner Herzog. Ook op die vraag heeft de Duitse topklimmer een pasklaar antwoord. Toch vindt zijn landgenoot, die zelf ook nergens voor terugdeinst om een topprestatie te leveren, een weg naar binnen. Als Herzog heel direct naar persoonlijk verdriet vraagt, breekt Reinhold Messner en komt dit psychologische portret tot een climax. Al wordt de vraag daardoor nog urgenter of ’t eigenlijk ergens goed voor is – en voor wat dan precies? – dat bergbeklimmen. Het antwoord daarop laat zich echter nauwelijks in woorden vatten. Een ultiem teken van leven misschien?

Der Anschlag – Angriff Auf Den BVB

SkyShowtime

Het lijkt een normale Champions League-avond te worden voor Borussia Dortmund. Dinsdag 11 april 2017, de eerste kwartfinale-wedstrijd tegen AS Monaco. Die Gelbe Wand, de befaamde supportersschare van de Duitse voetbalclub, maakt zich al op om zijn plek in te nemen op de tribunes van BVB’s Signal Iduna Park-stadion.

Buiten het blikveld van de fans zijn er bij de spelersbus, die onderweg is van het hotel naar het stadion, even na zeven uur echter enkele explosieven tot ontploffing gebracht. ‘Ik riep: niet stoppen’, herinnert middenvelder Nuri Sahin zich in Der Anschlag – Angriff Auf Den BVB (Engelse titel: Football Bomber – Attack On Borussia Dortmund, 91 min). ‘Dat weet ik nog, want ik dacht: dit is een aanslag.’ Verdediger Marc Bartra blijkt gewond. ‘Gelukkig waren de artsen snel ter plaatse’, vertelt hij. ‘Ik riep: dokter, ik heb hulp nodig. Mijn arm doet pijn. Ik kan niet bewegen. Ik was versteend.’

Terwijl hulpverleners zich bekommeren om Bartra wordt in allerijl de wedstrijd afgeblazen. Die moet een dag later, tegen de wil van de meeste spelers in, echter alsnog worden gespeeld. Want hoewel de aanslag nog niet is opgeëist, houdt iedereen rekening met Islamitische Staat, dat in de voorgaande jaren terreuracties in Parijs en Brussel heeft uitgevoerd. Geen westerse leider of organisatie wil daarom nu openlijk zwichten voor terreur. En even later wordt op de plaats delict een verklaring aangetroffen die inderdaad begint met de zinsnede ‘Im Namen Allahs’.

Maar moeten de daders werkelijk in de kringen van extremistische moslims worden gezocht? Of is de verwijzing naar IS simpelweg een dwaalspoor? Christian Twente en Markus Brauckmann reconstrueren de aanslag op de BVB-bus, de navolgende verslagenheid bij de spelersgroep en de zoektocht naar de verantwoordelijken met de algemeen directeur, supporters, journalisten, politiemensen en een terrorisme-expert en hebben bovendien enkele kerngebeurtenissen nagebootst. Het is een bijzonder verhaal, dat alleen tamelijk conventioneel wordt verteld.

Deze documentaire doet precies wat ie belooft, maar sprankelt of emotioneert slechts een enkele keer. Hoe bijzonder ’t ook is dat een gewone Dortmund-supporter alle puzzelstukjes bij elkaar legt, zodat er al snel een mogelijke dader in beeld komt. En die blijkt wel heel bijzondere motieven te hebben gehad om rücksichtslos te speculeren met de levens van meer dan twintig mensen.

Trailer Der Anschlag: Angriff Auf den BVB

In De TBS

Hans Faber / BNNVARA

Als iemand overtuigd moet worden van de effectiviteit van TBS, dan is ‘t Hans Faber – of zijn broer Wim en diens gezin. Wims dochter Anne wordt in 2017 op brute wijze vermoord door Michael P., die al eerder is veroordeeld voor gewelds- en zedendelicten en die op dat moment het laatste deel van zijn straf uitzit op de Forensisch Psychiatrische Afdeling Roosenburg in Den Dolder. Tijdens de grootscheepse zoekactie naar Anne en de dramatische nasleep daarvan fungeert Hans Faber als woordvoerder van de geschokte familie.

Na het verschijnen van zijn boek Anne: Kroniek Van Een Familie (2019) wordt Hans gevraagd door regisseur Elena Lindemans of hij wil meewerken aan een documentaireserie over TBS. ‘Mijn journalistieke hart schreeuwt: ja’, zegt hij daarover in één van de voice-overs, waarmee de verschillende verhaalelementen in deze serie met elkaar worden verbonden. ‘Wat is er veranderd na het Anne-drama?’ Zijn broer Wim, Annes vader, is aanmerkelijk minder enthousiast. ‘Je wordt gebruikt voor positieve beeldvorming van de TBS.’ 

Hans Faber snapt de scepsis van zijn broer, maar besluit toch in te stemmen. Op 3 juni 2022 gaat hij voor het eerst op bezoek In De TBS (265 min.), voor wat een jaar bij de Van der Hoevenkliniek in Utrecht zal worden. Justitie heeft daarbij wel een harde eis gesteld: hij mag niet vragen waarom de patiënten, die hij op de leefgroepen ontmoet en ogenschijnlijk vrijelijk mag volgen en bevragen, hier precies zitten. Om hun slachtoffers te beschermen. ‘Je moet TBS-patiënten niet humaner maken dan ze zijn’, heeft zijn broer Wim hem nog meegegeven.’

Toch is dat wel de insteek waarmee Hans de, digitaal geanonimiseerde, TBS’ers tegemoet treedt: als mensen die de kans krijgen – en ook moeten krijgen – om hun leven grondig bij te sturen. De kliniek lijkt intussen soms bijna een ontspanningsoord. De patiënten genieten van allerlei sporten, zitten bij een koor of gaan lekker op wandel- of zeilvakantie. Tegelijkertijd is er wel degelijk controle. Via een drugshond bijvoorbeeld die geregeld de leefgroep afspeurt. Of een ‘herstelkamer’, ofwel separeerruimte, waar iemand tot rust mag (of gewoon moet) komen.

De buitenstaander Hans Faber beziet het ogenschijnlijk welwillend. Ook al weet hij als geen ander waartoe deze mensen in staat kunnen zijn. ‘Begin ik nu verschijnselen te vertonen van een embedded oorlogsjournalist?’ vraagt hij zich op een gegeven moment af. ‘Iemand die niet meer kritisch kan zijn over het leger waarmee hij optrekt?’ En soms zou je inderdaad willen dat hij, al is het alleen om de zaak een keer goed op scherp te zetten, even doorbijt. In de ‘pornotheek’ bijvoorbeeld, waar een patiënt doodleuk de film Dominate Me 2 kan lenen.

Dat is tegelijkertijd ook de kracht van deze vijfdelige serie, waarbij Faber soms ook even uit beeld verdwijnt. Het leven in de kliniek wordt nergens gesensationaliseerd, maar ook niet geromaniseerd. Nuchter en genuanceerd, met oog voor zowel de mens als z’n voetangels en klemmen, brengt Lindemans het dagelijks leven van enkele vaste hoofdpersonen in (en buiten) de kliniek in beeld. Van dichtbij is te zien hoe TBS’ers aan zichzelf werken, ontspannen, uitdagingen aangaan, (gedwongen) reflecteren of, achter slot en grendel, helemaal vastlopen.

Dit resulteert in fraaie, ongemakkelijke en indringende scènes. Een beschadigde vrouw, die soms ook een gevaar is voor zichzelf, gaat bijvoorbeeld voor het eerst in vier jaar met een begeleider de straat op. Een oudere man, die als vader vaak niet thuis heeft gegeven en op het punt staat om grootvader te worden, zingt bij muziekles een duidelijk diepgevoelde versie van Papa van Stef Bos. En een jonge joviale kerel is aan het daten en loopt na achttien jaar eindelijk warm voor transmuraal verlof, maar moet accepteren dat dit langer in beslag neemt dan hij wil.

Als de veiligheid niet kan worden gegarandeerd, krijgt Hans Faber onderweg te horen, gaan de deuren op slot. En daarmee wordt precies het dilemma van TBS weergegeven. Want wanneer is iemand veilig? Wanneer reageert de mens en wanneer diens sociaal wenselijke façade op een kritische vraag of interventie? En als ‘zero tolerance’ zelfs op een plek zonder internet een utopie is, zoals één van de begeleiders toegeeft, hoe kunnen patiënten dan daadwerkelijk uit de buurt worden gehouden van schadelijke elementen, zoals drank en drugs?

Want het leven buiten sijpelt onvermijdelijk naar binnen, voorbij de door patiënten zelf gemaakte tralies. Zoals de mensen binnen, die gemiddeld zo’n acht jaar in de kliniek verblijven, uiteindelijk toch naar buiten gaan – of op z’n minst de hoop daarop moeten houden. Uit de humane benadering van de Van der Hoevenkliniek, die op Hans Faber soms ook als ‘pamperen’ overkomt, spreekt onherroepelijk vertrouwen in de mens. Ook al is dat regelmatig beschaamd en bieden resultaten uit het verleden, positief of negatief, geen enkele garantie voor de toekomst.

‘De TBS als wasstraat waar iedereen weer schoon uitkomt’, concludeert Faber uiteindelijk nuchter maar niet onwelwillend, ‘is een utopie.’

Mijn Vader De Terrorist

Ideefix Film & Media

Het is een kerngebeurtenis van zijn jeugd: op 28 september 1994 wordt Hans Krikke, de vader van documentairemaker Daniel Krikke, van zijn bed gelicht. Met grof geweld, op verdenking van betrokkenheid bij terrorisme. Zo heeft het dramatische moment zich tenminste in het geheugen van de jonge Daniel gezet. Hij heeft het nu gereconstrueerd met acteurs. Een traumatische herinnering, in dreigend zwart-wit vastgelegd. Als openingsscène voor Mijn Vader De Terrorist (53 min.), een persoonlijke film die nog een aantal van zulke gereconstrueerde ervaringen bevat.

Hans Krikke was als journalist actief binnen het linkse onderzoekscollectief Opstand. Hij schreef bijvoorbeeld kritisch over het Nederlandse vreemdelingenbeleid en was fel gekant tegen het Zuid-Afrikaanse Apartheidsregime. Gaandeweg kreeg de Binnenlandse Veiligheidsdienst Krikke en zijn directe collega Jan Müter in de peiling. Zij werden verdacht van betrokkenheid bij de Revolutionaire Anti-Racistische Actie (RaRa). Deze clandestiene organisatie zou verantwoordelijk zijn voor brandstichting en bomaanslagen. Acties die bijvoorbeeld waren gericht tegen bedrijven die zaken deden met Zuid-Afrika zoals Shell en de Makro, maar ook tegen politici persoonlijk: zo werd het huis van staatssecretaris van Justitie Aad Kosto, verantwoordelijk voor het Nederlandse asielbeleid, in 1991 grotendeels verwoest door een bom die aan RaRa wordt toegeschreven.

In deze documentaire onderzoekt Krikke het verleden van zijn vader. Ook omdat hijzelf – de film moet er extra urgentie door krijgen – op het punt staat om zelf vader te worden. Dat is het startpunt van een zoektocht die moeite heeft om op koers te blijven: is het Krikke’s bedoeling om zijn vaders activisme, dat mogelijk is uitgemond in terroristische acties, verder te onderzoeken en kritisch te bevragen? Probeert hij uit te pluizen wat de, al dan niet onterechte, arrestatie van zijn vader te weeg heeft gebracht in de levens van hem en zijn familie? Of wil hij eigenlijk aftasten waarom de relatie met zijn vader sowieso altijd redelijk afstandelijk is gebleven, onderzoeken of dit is gerelateerd aan de jeugd van de man en ondertussen proberen om hun band te vernieuwen? Deze film doet eigenlijk van alles een beetje.

De documentaire zoekt intussen ook naar de juiste vorm. Is het een roadmovie van vader en zoon door het verleden? Hoe past de podcast-achtige setting van enkele interviews die Krikke heeft met zijn vader en moeder, de schrijfster Christine Otten, daar dan in? En de dramatisch getoonzette zwart-wit reconstructies? Hoewel Mijn Vader De Terrorist een interessant terrein opzoekt (het schimmige gebied waar een radicale linkse club zoals RaRa stuit op de geheime arm van de Nederlandse overheid) en ook beslist enkele sterke scènes bevat (de geladen ontmoeting van Hans Krikke met zijn voormalige collega en lotgenoot Jan Müter bijvoorbeeld) wil de film maar geen logische eenheid vormen en blijven ook enkele essentiële vragen (deels) onbeantwoord.

Een Amerikaanse Nachtmerrie

BNNVARA

Hoe zou de ideale true crimezaak eruit zien? Een maker stuit op een gerechtelijke dwaling, achterhaalt na allerlei dramatische verhaalwendingen, doodlopende onderzoekspistes en gigantische cliffhangers wat er werkelijk is gebeurd en pleit vervolgens zijn protagonist vrij, zodat die alsnog in vrijheid van de rest van zijn leven kan genieten? Zo eenvoudig en plooibaar is de werkelijkheid doorgaans echter niet, hoezeer sommige makers hem ook hun wil proberen op te leggen.

Ook Hans Pool zal misschien, toen hij zich zes jaar geleden in De Zaak Singh begon te verdiepen, héél even hebben gedacht dat hij de Nederlandse Errol Morris zou worden en dat Jaitsen Singh wellicht kon uitgroeien tot zíjn Randall Adams, de Amerikaan die door Morris werd vrijgepleit van moord in de true crime-klassieker The Thin Blue Line (1988). Pool is echter geen Amerikaanse amateurdetective die even snel en gemakkelijk wil scoren met Een Amerikaanse Nachtmerrie (internationale titel: The Singh Case, 235 min), maar een gelauwerde Nederlandse documentairemaker, met bijvoorbeeld een Emmy Award voor Bellingcat – Truth In A Post-Truth World op zak. Hij wil zich ook niet zomaar voor iemands karretje laten spannen – al is dat in deze gecompliceerde zaak bepaald geen sinecure. Hoe voorkom je bijvoorbeeld dat je aan de tunnelvisie gaat lijden die je bij de politie vermoedt? Of een instrument wordt van de aanklagers of verdediging?

De zaak leek in eerste aanleg, vanuit het verre Nederland, vast nog bedrieglijk simpel: Jaitsen Singh, een Surinaamse Nederlander die met zijn gezin ooit ‘The American Dream’ was gaan najagen, zit al sinds halverwege de jaren tachtig in een Amerikaanse cel als vermeende opdrachtgever van de moord op zijn vrouw Grace en stiefdochter Daphne. Onschuldig, welteverstaan. Singh zou erin zijn geluisd door een overijverige openbaar aanklager, die warm liep voor een politieke carrière en veel te graag wilde scoren, en een verslaafde crimineel, die in ruil voor strafvermindering bereid was om op te treden als kroongetuige. Maar is de werkelijkheid net zo simpel als het verhaal dat ervan kan worden gemaakt? Van de andere kant: het kan toch ook niet zo zijn dat Jaitsen Singh, zoals de aanklagers lijken te beweren, simpelweg een gewetenloze killer is, die een overval op zijn eigen huis heeft geënsceneerd en daarbij zijn eigen echtgenote en stiefkind heeft laten ombrengen?

Via Singhs Nederlandse advocate Rachel Imamkhan, die in de afgelopen jaren uitgebreid zijn onschuld heeft bepleit in Nederlandse media en vanaf het begin betrokken is geweest bij deze Nederlandse Making A Murderer, komt Hans Pool ook in direct contact met Jaitsen Singh zelf. Hij stelt dat zijn zaak, net als de veelbesproken dood van George Floyd, ’voor honderd procent puur op racisme gebaseerd is’. Zó eenvoudig zijn de beschuldigingen tegen hem echter zeker niet te weerleggen. Behoedzaam pelt Pool de verschillende lagen er vanaf, in de hoop zo bij de kern te komen. Hij neemt de kijker daarbij letterlijk mee in zijn onderzoek. In beeld, als de man die Singhs verleden doorwandelt en uiteindelijk zelfs voor het spreekwoordelijke true crimebord belandt. En via verbindende voice-overs, waarmee hij zijn bevindingen, gevoelens én twijfels deelt. Want waar de filmer ooit begon vanuit het idee dat zijn protagonist waarschijnlijk onschuldig vastzit, krijgt hij daarbij gaandeweg steeds meer vragen.

Een Amerikaanse Nachtmerrie blijft mede daardoor vijf afleveringen lang onverminderd boeien. Ook omdat Pool al zijn bronnen, achtergrondinformatie en ontdekkingen slim en gedoseerd uitserveert en er dus steeds een andere verhaallijn of -laag wordt blootgelegd. Elk nieuw stukje informatie plaatst wat je al denkt te weten over de twee moorden en de achtergronden daarvan in een nieuw perspectief. Een echte true crimezaak dus, die zich echter niet zomaar laat reduceren tot een hap-slik-weg misdaadverhaal. Daarvoor is De Zaak Singh te ingewikkeld en diffuus. Hans Pool wordt er bijna zichtbaar ‘sadder and wiser’ van en weerstaat tegelijkertijd de verleiding om al te gemakkelijke conclusies te trekken. Samen met productiemaatschappij Submarine is de filmmaker desondanks in een conflict verzeild geraakt over wat hij wel of niet wil, mag en kan vertellen. Via de rechter hebben Singh en zijn advocaat, vooralsnog tevergeefs, geprobeerd om uitzending van de serie te verhinderen.

Wolvenland

Witfilm

De één beschouwt hem als een plaag van God. Een ander ziet in de wolf juist een geschenk uit de hemel. De terugkeer van het roofdier in Nederland zorgt in elk geval alom voor verdeeldheid. In Wolvenland (88 min.) tekent Niek Koppen al die verschillende meningen, belangen en ervaringen op. Hij schetst zo een portret van het hedendaagse Nederland, het platteland in het bijzonder.

‘Er gebeurt iets heel dubbels in mij’, vertelt de Drentse schapenherderin Erika Visser over het moment dat ze beelden kreeg te zien van een wolvenstel nabij haar eigen dieren. ‘Ik voel mijn hart gewoon tekeergaan omdat ik denk: dit is echt gewoon te gek. Zo gaaf! En aan de andere kant denk ik: holy shit, dit is gewoon achter het raster bij mijn schapen. Mijn schapen zijn eigenlijk in gevaar.’

Veel schapenhouders en herders willen het dier dus koste wat het kost uit de buurt van hun kudde houden. Afschieten, dat beest! Of anders serieuze maatregelen nemen: van speciale honden tot enorme hekwerken. Sommigen, zoals Jehan Bouma van Wolvenhek Fryslân, proberen hun strijd een episch karakter te geven, waarbij zelfs ‘good/bad old’ Hans Wiegel nog eens van stal wordt gehaald.

‘Door de wolf gaan alle paarden, schapen en koeien uit het land verdwijnen’, stelt Bouma even later, als een koene ridder gezeten op zijn paard. ‘Voordat het zover is brengt dat onnoemelijk veel leed met zich mee voor alle dieren en hun eigenaren. Maar wij willen wel proberen om deze ongewenste vreemdeling, de wolf, Friesland uit te drijven. Net zoals in 1345 gebeurde met die Hollandse graaf.’

Met een hele rij ruiters te paard, de Friese vlag en pompeuze muziek regisseert hij zo een tamelijk potsierlijk mediamomentje. Ook de andere zijde van de wolvendiscussie is niet vies van de pers. Als boswachter Frank Theunissen een wolvin in zijn gebied aantreft, krijgt die, nadat hij zelf een gat in de lucht heeft gesprongen, direct een naam: Toska. En dan komt er zowaar ook nog een mannetje in beeld.

Wanneer het met Toska, tot groot verdriet van Theunissen en zijn collega’s, toch anders loopt dan gehoopt, het meest moverende deel van deze film, wordt ook dat flink uitgevent in de media. Want de wolf is niet alleen een ‘toppredator’ die zijn plek weer zoekt in Nederland, het is inmiddels ook een mediamythe geworden. Een discussiedier, waarmee het voor alle zijden gemakkelijk scoren is.

Koppen belicht al die aspecten van de wolf, waarbij hij ook nog een natuurmuseum bezoekt en een taxidermist observeert die een opgezette versie van het veelbesproken dier fabriceert. Aan het eind loopt Wolvenland weliswaar een beetje weg – wéér een houder of herder met doodgebeten schapen – maar dan heeft de film zijn punt allang gemaakt: die vermaledijde wolf is gekomen om te blijven.

En wij, de zeventien miljoen wolvenexperts van Nederland, zijn daar nog lang niet over uitgepraat.

De Jurk En Het Scheepswrak

NTR

Het lijkt zowaar een maagdelijk scheepswrak, dat nog nooit door andere duikers of jutters is bezocht. De leden van duikclub Texel kunnen hun ogen in 2014 nauwelijks geloven. Ze treffen het zogenaamde ‘Palmhoutwrak’ aan in de Waddenzee. Al snel vinden ze in het wrak een kist. ‘Een inbreker wil in de kluis kijken’, legt Hans Dijker uit. ‘En wij willen in de kist kijken. Dat is het schat zoeken, zeg maar.’ De Texelse duikers vinden er boeken, porselein, zilver én een puntgave jurk uit de zeventiende eeuw. En die gaat, net als al die andere spulletjes, gewoon mee naar huis. Bizar, vindt clublid Annet van Boven dit, als ze eraan terugdenkt. ‘Ik had ‘m aan kunnen doen!’

‘Heb je dat wel eens gedaan stiekem?’, vraagt Arnold van Bruggen, maker van de puike driedelige docuserie De Jurk En Het Scheepswrak (142 min.). ‘Nee’, reageert Annet direct. ‘Heel jammer.’ Ze zoekt even naar woorden. ‘Ik weet nog dat de jongens op een gegeven moment zeiden: doen hem eens an.’ Die kans laat ze echter toch maar lopen. Later realiseren de duikers zich pas hoe bijzonder dat is: een jurk die vierhonderd jaar onder water heeft gelegen. Directeur Corina Hordijk van het plaatselijke museum Kaap Skil weet meteen: dit is ónze Nachtwacht, één van de mooiste archeologische onderwatervondsten ter wereld.

De hele wereld duikt er inderdaad bovenop en begint ook meteen kritische vragen te stellen: mag je je zulk cultureel erfgoed bijvoorbeeld zomaar toe-eigenen? De eilanders vinden dat de vondst beslist bij Texel hoort, maar dat krijgen ze aan ‘overkanters’ bijna niet uitgelegd. Jenny Tiramani, directeur van de London School of Historical Dress, kan eerst bijvoorbeeld moeilijk geloven dat de jurk echt is, maar wil ‘m later toch maar al te graag onderzoeken. Zonder de Texelse amateurs waren alle vondsten uit het schip verloren gegaan, realiseert ze zich, maar tegelijkertijd is ze als wetenschapper ‘absoluut ontzet’ over de manier waarop ze naar boven zijn gebracht.

Daarmee tekent zich rond Het Palmhoutwrak en z’n lading een klassieke cultuurclash af, tussen archeologen, kunstkenners, historici en ambtenaren enerzijds en de Texelse vrijbuiters en hun pleitbezorgers anderzijds. Die scheiding der geesten loopt ook dwars door De Jurk En Het Scheepswrak en maakt de miniserie zo aantrekkelijk. Met vaste hand, oog voor detail en gevoel voor sfeer schetst Van Bruggen twee afzonderlijke werelden – allebei op hun eigen manier intrigerend en visueel aantrekkelijk, bevolkt bovendien door kleurrijke personages – die met elkaar moeten communiceren, ook al spreken ze verschillende talen en hangen ze ook andere waarden aan.

En als de jurk dan toch huiswaarts lijkt te komen – naar Texel dus, museum Kaap Skil – dringt de vraag zich op: kun je zo’n eeuwenoud kledingstuk eigenlijk wel exposeren, zonder het onherstelbare schade toe te brengen?

Eind 2025 verscheen er een vervolg op deze miniserie: De Redders Van Het Scheepswrak.

Hans Zimmer – Hollywood Rebel

NTR

Bij Hollywood-blockbusters zoals Pirates Of The Caribbean, Inception en The Da Vinci Code denkt iedere filmfreak direct aan Johnny Depp, Leonardo DiCaprio en Tom Hanks. En op tweede adem wellicht aan de bijbehorende regisseurs Gore Verbinski, Christopher Nolan en Ron Howard. Het zijn echter beslist ook mijlpalen in de carrière van Hans Zimmer, de filmcomponist die inmiddels twee Oscars (The Lion King en Dune: Part One) op de schouw heeft staan – en intussen nog eens negen (!) niet verzilverde nominaties in zijn achterhoofd houdt.

In Hans Zimmer – Hollywood Rebel (52 min.) laat documentairemaker Francis Hanley opdrachtgevers en directe collega’s van de Duitse componist, die inmiddels een ster op de Hollywood Walk Of Fame heeft en zijn eigen studiocomplex Remote Control Productions in Santa Monica runt, aan het woord. Hij is volgens uitvoerend producent Jeffrey Katzenberg bijvoorbeeld een typische verhalenverteller. Collega-componist Henry Jackman vindt dat hij denkt als een uitvinder. En zelf benadrukt Zimmer dat hij geen slaaf van de montage wil zijn.

Hij schrijft voor gewone mensen, stelt Zimmer ook. Zijn soundtracks fabriekt hij zelfs voor een fictieve ijkpersoon: Doris uit Bradford. ‘Ze heeft een grijze jas en is van onbestemde leeftijd’, vertelt de filmcomponist, vast niet voor de eerste keer. ‘Ze heeft twee vreselijk vervelende zoons. Haar haar is slecht geverfd en ze werkt zich de hele week uit de naad. In het weekend kan ze kiezen: ze kan naar de pub om wat te drinken of ze gaat naar één van onze films.’ In Hans Zimmers achterhoofd zit dus voortdurend de vraag: wat zou Doris denken?

Gore, Christopher en Ron zijn in elk geval dik tevreden over ’s mans werk, vertellen ze in dit vermakelijke tv-portret. Zoals ook hun collega’s Stephen Frears (My Beautiful Laundrette), Barry Levinson (Rain Man), Steve McQueen (13 Years A Slave) en Dennis Villeneuve (Dune) zich vol lof uitspreken over de componist die hun speelfilms van extra diepte voorzag. ‘Muziek mag niet als een laag op de film liggen, als saus op vlees’, zegt filmmaker Christoper Nolan, die Zimmer voor zowel Inception als Interstellar, Dunkirk en zijn Batman-films inschakelde. ‘Goede filmmuziek moet zijn ingebakken in het DNA van de film.’

Hoewel in Hans Zimmer – Hollywood Rebel ook zijn zoons Jake en Max en dochters Annabel en Zoë aan het woord komen, blijft Zimmers privéleven vrijwel volledig buiten beschouwing. Dit is een portret van de professional, van een man die ondanks alle loftuitingen, zoals het hoort, aan zichzelf blijft twijfelen. ‘Dit is zo simpel’, zegt hij bijvoorbeeld over de eenvoudige themamuziek die hij schreef voor The Da Vinci Code. ‘Hoe simpeler het wordt, hoe banger ik ben dat ik ontmaskerd word. Er is geen kunstenaar die niet denkt: ze hebben me door, ik word ontmaskerd.’

Rock City: The Life We Live

Will Wissink

Ze hebben zich stuk voor stuk in ons collectieve geheugen genesteld: The Life I Live, Wang Dang Doodle en Wasted Words, klassieke singles van bandjes uit Den Haag. Van Q65, Livin’ Blues en The Motions, om precies te zijn. Will Wissink kijkt in Rock City: The Life We Live (91 min.) terug op de gloriejaren van de Haagse muziekscene, toen The Tielman Brothers werden beschouwd als halfgoden, The Rolling Stones het Scheveningse Kurhaus afbraken en plaatselijke groepen als Golden Earring(s) en Shocking Blue overal de hitlijsten beklommen.

Wissink is een kind van die wereld. Zijn vader Willy was jarenlang de spil van de indorockgroep Willy And His Giants, waarin Will zelf tijdens een comeback ook nog even mocht drummen. Na de dood van zijn vader richt hij zich op het vastleggen van wat er nog over is van die ooit zo bruisende scene. De dagen van Q65-gitarist Joop Roelofs zijn bijvoorbeeld geteld. Hij kampt met kanker en probeert van elke dag die hem nog rest te genieten. En als zijn laatste uur heeft geslagen, wil hij definitief verdwijnen in een speciaal aangeschafte ‘flight case to heaven’.

Zijn oude bandmaatje Peter Vink timmert nog gewoon met een nieuwe groep, Knight Area, aan de weg. ‘M’n laatste klus’, noemt hij die in plat Haags. Frontman Nicko Christiansen van Livin’ Blues is rustiger geworden sinds hij ‘van de alcohol af’ is. Hij houdt zich onledig met schilderen en treedt zo nu en dan op. Hans Vandenburg heeft ’t ondertussen wel een beetje gehad met zijn Gruppo Sportivo. Hij gaat alleen spelen. ‘Je verdient meer en je hebt geen gezeik aan je kop.’ De rest van de band blijft optreden onder de naam Bombitas XL. Totdat Vandenburg alsnog terugkeert op het oude nest.

Zanger Rudy Bennett van The Motions tenslotte komt onverwacht weer in de aandacht te staan. Hij krijgt de kans om Beat En Bordeelsluipers, een theatershow over de geschiedenis van de Haagse popmuziek, te promoten in het televisieprogramma Voetbal International. Van tevoren is er nog wel even twijfel: kan hij eigenlijk nog wel ‘in the states negroes fight for freedom’ zingen in hun hit Wasted Words? ‘African-Americans’ past niet volgens huismuzikant Danny Vera. Bennett besluit het er toch maar op te wagen. Zijn optreden leidt tot een warme aanbeveling van Johan Derksen.

‘Dit is echt de reclame die we nodig hebben,’ zegt voormalig Golden Earrings-zanger Frans Krassenburg na afloop tegen Bennett. ‘Dat meen ik echt.’ Waarna Derksen zich zelfs sterk maakt voor een uitgebreide tournee van deze en andere vertegenwoordigers van de oude garde. Rock City moet ’t hebben van zulke aandoenlijke scènes, treffende impressies vanuit het nostalgiecircuit. Want de documentaire zelf is weliswaar hartstikke sympathiek, maar ook tamelijk grillig en fragmentarisch en vergeleken met een thematisch verwante film zoals Tot De Laatste Snik!? bovendien nogal ongericht.

En, hoewel Wissink niet pretendeert dat hij een compleet overzicht van Den Haag als muziekstad heeft geschetst, is het toch wel jammer dat Shocking Blue helemaal niet en Golden Earring slechts zijdelings aan bod komen.

De Verdediging Van Robert M.

Wim Anker (l) en Tjalling van der Goot (r) / Maria Mok en Meral Uslu

De boze en bedreigende voicemailberichten, e-mails en brieven die binnenkomen bij het advocatenkantoor van Wim en Hans Anker laten er geen misverstand over bestaan: het wordt de Friese tweelingbroers bepaald niet in dank afgenomen dat ze De Verdediging Van Robert M. (90 min.) op zich hebben genomen. En menige afzender kan daarbij nauwelijks onderscheid maken tussen de verdachte en zijn pleitbezorgers.

In de openingsscène van deze observerende film van Meral Uslu en Maria Mok over de grootste zedenzaak uit de Nederlandse geschiedenis heeft Wim Anker buiten bij de Penitentiaire Inrichting te Vught nog aan enkele meisjes uitgelegd hoe belangrijk het is dat zelfs de verdachten van de meest gruwelijke daden adequate juridische bijstand krijgen. Het is in Nederland bovendien de rechter, betoogt hij, die bepaalt of een verdachte ook daadwerkelijk schuldig is.

Om hun cliënt, die wordt beschuldigd van ernstig seksueel misbruik van tientallen (zeer) jonge kinderen en het verspreiden van kinderporno, optimaal te kunnen verdedigen, moeten Wim Anker en zijn collega Tjalling van der Goot zich door een enorm strafdossier werken, schokkend beeldmateriaal bekijken dat is gemaakt door Robert M. en zijn echtgenoot Richard van O. en de vernietigende publieke opinie over alles wat met pedofilie heeft te maken trotseren.

‘Een hele dag Robert M., dat trek ik niet’, stelt Van der Goot, die zich in eerste instantie wat heeft verkeken op de omvang en zwaarte van het dossier, als ze enige tijd onderweg zijn. ‘Ik ben na een halve dag in de zeden echt wel klaar.’ Tegelijkertijd is hun cliënt, die veelal in isolatie verblijft, somber en moedeloos. Als protest tegen het feit dat hij tijdens zijn detentie wordt blootgesteld aan cameratoezicht, gaat hij zelfs in honger- en dorststaking.

Anker en Van der Goot proberen hem een hart onder de riem te steken, terwijl ze de zaak zelf ook fysiek en mentaal ‘loodzwaar’ vinden. Uslu en Mok, die eerder het bijzonder boeiende tweeluik Anker & Anker (2010) maakten en later Wim Anker zouden volgen in De Zaak Gebroeders R. (2018), brengen de worsteling die schuilgaat achter hun professionele attitude sober maar uiterst doeltreffend in beeld. Daaruit spreekt pure plichtsbetrachting: ‘it’s a dirty job but somebody’s gotta do it.’

Ondanks – of juist vanwege – de volkswoede die deze zaak losmaakt, verdient Robert M. een messcherpe verdediging. ‘Met als mogelijk resultaat dus dat die man op vrije voeten komt?’ vertolkt Bløf-zanger Pascal Jakobsen het ‘gesundes Volksemphinden’ in de talkshow Pauw & Witteman. ‘U zegt eigenlijk – en u bent niet de enige die dat zegt – verdediging, doe het niet, in het belang van de samenleving’, antwoordt Tjalling van der Goot. Emotioneel kan hij de vraag wel begrijpen, maar als advocaat zet hij de knop om: oordelen is niet zijn taak.

‘Kunt u dan slapen?’ wil Jakobsen nog weten. ‘Ik kan wel slapen, ja’, antwoordt Van der Goot, wellicht ook een beetje tegen zichzelf. Via hem en zijn gedreven confrère Wim Anker toont deze nog altijd urgente documentaire uit 2013 hoe lastig het is voor advocaten om in dit soort gevoelige zaken ‘gewoon’ hun werk te doen. Zeker als bestuurders, politici en opinieleiders, zoals bij de zaak rond Robert M., ongegeneerd meesurfen op de golven van emotie die op zo’n moment door Nederland gaan.

Candy

Cinema Delicatessen

Heel even neemt ze in de openingsscène de tijd om haar instrument warm te spelen. En dan begeeft Candy Dulfer zich naar de plek waar ze, getuige deze documentaire van Carin Goeijers, helemaal in haar element is: het podium. Optreden is als thuiskomen. En dat is niet vreemd: vader Hans Dulfer is eveneens een begenadigde jazzsaxofonist en meteen haar grote voorbeeld. Als vader en dochter samen het podium delen, worden ze als het ware één. Die momenten worden alleen steeds schaarser. Zijn gezondheid laat inmiddels te wensen over.

Goeijers ruimt in Candy (93 min.) echt tijd in om haar hoofdpersoon aan het werk te laten zien als performer. Tussendoor neemt ze Dulfers leven en carrière door, die haar op podia in de hele wereld en aan de zijde van wereldsterren als Prince, Dave Stewart (Eurythmics) en Pink Floyd heeft gebracht. In de idyllische woonmolen van haar ouders zet vader Hans, die de verrichtingen van zijn enige kind zorgvuldig heeft gedocumenteerd, trots haar allereerste deuntje op saxofoon op. ‘Is het echt nodig om dit te laten horen?’ vraagt Candy gespeeld verontwaardigd.

Waar vader ongetwijfeld de muzikale inspiratiebron is geweest voor zijn dochter, fungeerde moeder Inge als haar manager. Ze werden een vanzelfsprekende twee-eenheid, samen ‘on the road’ naar weer een nieuw publiek om te veroveren. Intussen deed Candy haar privéleven er maar een beetje bij. En toen ze serieus over kinderen begon na te denken, was het eigenlijk al te laat. Na wat Candy zelf bijna laconiek een ‘miskraam galore’ noemt, moest ze zich ermee verzoenen dat ze geen moeder zou worden. ‘Dat idee, dat die naam Dulfer niet doorgaat…’, zegt ze, toch nog haar tranen wegslikkend. 

Goeijers snijdt daarna direct door naar een scène waarin Candy haar ziel blootlegt op saxofoon, staand bij de molen van ouders. Even introspectie. En dan is het weer door: op naar een nieuwe plaat, weer een platenlabel vinden en – zoals dat nu eenmaal gaat – optreden in binnen- en buitenland. Totdat ook Candy Dulfers wereld in het voorjaar van 2020 schudt op zijn grondvesten. Corona zet een streep door haar halve leven. Het virus belemmert het contact met haar ouders, bemoeilijkt ook de opnames voor deze documentaire én legt haar bestaan van concert naar concert he-le-maal plat.

In de afgelopen jaren heeft COVID-19 al in diverse documentaires z’n lelijke kop op gestoken, om de opgebouwde verhaallijn te ontregelen of juist op scherp te zetten. In Candy werkt het virus eigenlijk beide kanten op. Plots wordt de gedreven vakvrouw, voor wie autonomie van levensbelang lijkt, op haar vijftigste gedwongen om na te denken over hoe ze het hoofd creatief en financieel boven water moet houden. Tegelijkertijd delft een ander belangrijk onderdeel van die vertelling, de relatie met haar ouder wordende ouders, een beetje het onderspit. Het podium zal weer redding moeten brengen, zowel voor het opnieuw oppoken van die carrière als het afronden van de film.

En dus eindigt deze muziekdocu waar ie (bijna) begon: op het podium, van Pinkpop ditmaal, aan de zijde van alweer een grootheid, Chic-gitarist en topproducer Nile Rodgers.

Rasti Rostelli: The Show Must Go On

Videoland

Marc Dutroux kostte hem bijna dertig jaar geleden zijn carrière. Althans, dat is de premisse van de tweedelige documentaire Rasti Rostelli: The Show Must Go On (84 min.), die toevallig wordt uitgebracht op het moment dat de ‘meesterhypnotiseur’ een comeback wil maken. Zijn drijfveren? Voormalig voorprogramma Hans Klok windt er geen doekjes om: ‘Ik denk geld. Want hij heeft altijd een hoop geld nodig. Maar misschien heb ik ‘t helemaal mis. Misschien hunkert hij wel naar de publieke aandacht.’

‘Ik heb meer dan vijftig- tot zestigduizend mensen gehypnotiseerd op het podium’, stelt de Arubaanse Nederlander Rasti Rostelli (echte naam: Roland van den Berg) over zijn glorieperiode in de jaren tachtig en negentig. De beelden daarvan spreken nog altijd tot de verbeelding: een goeroe-achtige verschijning laat hoogzwangere mannen op het podium bevallen, geeft enkele vrouwen ondraaglijke jeuk door een voodoopop te kriebelen en praat anderen aan dat ze helemaal naakt op het plankier staan. Verbijsterend, tussen hemel en aarde laverend topamusement! Of toch smakeloos en ethisch bijzonder twijfelachtig leedvermaak?

Dit gelikte portret past in een soort herwaardering van de goeroes/charlatans uit het recente verleden, die eerder al resulteerde in miniseries zoals Jomanda: Lady Of The Light en Op Hete Kolen: Het Leven Volgens Emile Ratelband. Het procedé is bekend: een omstreden hoofdpersoon, enkele intimi (zus Ilva van den Berg, jeugdvriend Glenn Pocorni, protégé Menno Bandini en neef/technicus Ricardo Tuinenburg Muis), een paar mediatypes die hem ter wille zijn geweest (Fayah Lourens, die door Rasti van haar wijnverslaving zou zijn afgeholpen, en de ‘Brutale Meiden’ Jennifer de Jong en Tatum Dagelet) en criticasters zoals hoogleraar klinische psychologie Willem van der Does en Jan Willem Nienhuys van de Stichting Skepsis.

Regisseur Manon Hoornstra lardeert Rostelli’s comebackverhaal, dat nog wel wat open eindjes bevat, met spraakmakende fragmenten uit zijn vroegere shows, smeert de boel dicht met zo’n beetje de halve top 100 van de jaren tachtig en heeft daarnaast nog één uitgesproken troef achter de hand: de Vlaming Philippe Coppens. Als achttienjarige was hij in 1995 te gast bij een Rasti Rostelli-show in het Casino te Blankenberge. Nadat Coppens onder hypnose met ontbloot bovenlijf een showtje bleek te hebben weggegeven als ‘de beste danser van The Chippendales’, kreeg hij vrijkaarten om de dag erop terug te komen. Die gaf hij door aan twee vriendinnen met wie hij op vakantie was.

En zo kwam het monster dat Marc Dutroux heet in Rasti Rostelli’s leven.

See You In Vegas

Wouter Klok was hoofd van een basisschool. Toen overleed in 2002 zijn vader Klaas en had Wouters jongere broer Hans ineens behoefte aan extra ondersteuning. En dus zegde Wouter zijn baan op en ging de PR doen voor zijn broer, die al van kinds af aan wereldberoemd wil worden als illusionist. Inmiddels heeft Hans zijn zinnen gezet op een internationale doorbraak. Daarvoor wordt, samen met Joop van den Ende’s bedrijf Stage Entertainment, een geheel nieuwe onderneming opgetuigd.

See You In Vegas (80 min.), heeft Hans alvast gezegd tijdens zijn laatste show in pretpark Duinrell, waar hij enige tijd een vaste klus had. Hij is er wel klaar mee. Op naar nieuwe avonturen! Het is alleen de vraag of Wouter daar wel deel van uitmaakt. Past hij nog in de ambities van zijn broer? ‘Hij moet ‘t effe verdienen’, zegt Hans, als de plannen voor een groots opgezette show steeds serieuzere vormen beginnen aan te nemen. ‘Dat is ‘t gewoon. Hij moet ‘t gewoon effe even verdienen.’

Het lijkt, in elk geval in dit verband, een beetje ‘the story of Wouter’s life’. Want ook deze documentaire van Antoinette Beumer en Maik Krijgsman uit 2007 draait natuurlijk niet om de droom van Wouter Klok. Het is opnieuw zijn broer Hans die – woordgrap-waarschuwing! – de klok slaat. Niet alleen in het leven van zijn broer, overigens. Als alles goed gaat, is hij degene die straks onsterfelijk is, stelt zijn technisch assistent bijvoorbeeld nuchter. ‘Op mijn grafsteen komt echt niet te staan: Ton Vink, het hulpje van Hans Klok.’

Wordt het misschien ‘See You In IJmuiden’ voor Wouter Klok? Bij hem zit in elk geval een belangrijk deel van het drama van deze vlotte film. Hoewel ook de meesterillusionist zelf soms zo z’n twijfels heeft. ‘Waar doe je het uiteindelijk allemaal voor?’ vraagt Hans zich op een Amerikaanse hotelkamer af. ‘Niks is natuurlijk vergankelijker dan roem. En helemaal in ons vak. Een filmster laat nog films na, een schrijver laat nog boeken na. Wat laat je na als magician?’ Een herinnering, vooral.

See You In Vegas laat mooi zien hoe de levenslange droom van één enkele man een groep mensen kan binden en ook weer verdelen. Want Hans Kloks ideaal, zoveel is uiteindelijk iedereen wel duidelijk, gaat boven hen allemaal. Ook Wouter hoeft zich dus geen illusies te maken: dit avontuur kan natuurlijk eindigen in een protserig theater in het Amerikaanse Sin City, maar voor hetzelfde geld ook op een willekeurige basisschool in Nergenshuizen, Nederland. Hoe dan ook: see you there!

Payboys

Videoland

Op bepaalde, vaak wat oudere homoseksuele mannen oefenen ze een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit: de zogenaamde Payboys (44 min.), héél jonge, soms nog minderjarige jongens die online zijn in te huren voor een sexdate. Hoe jonger de jongen, hoe meer klanten blijkbaar bereid zijn om ervoor te betalen.

Vier van zulke voormalige sekswerkers, waarvan twee nagespeeld door acteurs, doen in deze unheimische documentaire van Willem Timmers hun verhaal. Over hoe en waarom ze zijn gestart in de jongensprostitutie (meestal een variant op de behoefte aan snel geld), de tamelijk naïeve ideeën waarmee ze ooit begonnen (payboy Tristan: niet ouder dan mijn opa en oma) en hoe ’t er in de praktijk aan toeging (Maxi-cosi’s en tissues in de auto bijvoorbeeld).

Het blijkt werk waardoor ze over zo’n beetje elke persoonlijke grens zijn gegaan. Maar ben je ook slachtoffer als je er zelf in het begin voor hebt gekozen? vraagt oud-sekswerker Giovanni zich af. Toch maakt ook zijn verhaal duidelijk dat eigenlijk niemand zonder reden deze schmutzige wereld instapt. En eenmaal binnen, dan is de weg terug, bijvoorbeeld door drugsgebruik en schaamte, vaak verdomd moeilijk te vinden. Want hiervan komen ze nooit meer helemaal los.

Timmers omlijst de ontboezemingen van de vier jonge mannen met suggestieve, soms bijna barokke gedramatiseerde scènes, waardoor zelfs een buitenstaander zich een gedegenereerde voyeur begint te voelen. Die sequenties sluiten tegelijkertijd wel uitstekend aan bij de ervaringsverhalen van zijn hoofdpersonen, van wie er enkele betrokken zijn geraakt bij het escortbedrijf van Hans A. en Nico L., die inmiddels zijn veroordeeld vanwege mensenhandel.

Vol overtuiging schetst Payboys het bestaan van jeugdige jongensprostituees dat zich letterlijk in het duister afspeelt. Daar zijn het in werkelijkheid niet de klanten maar de jongens die, met hun lijf en geest, betalen voor de twijfelachtige keuzes die zij ooit op jonge leeftijd, vaak gedwongen door de omstandigheden, hebben gemaakt.

Een trailer van Payboys is hier te bekijken.

Voorbij Het Paradijs

VPRO

‘Hoe kan iemand tot zo’n daad komen?’ vraagt Hans Simonse zich af bij de start van Voorbij Het Paradijs (57 min.). Sterker: ‘zou mij dit ook kunnen overkomen?’ Met die vragen in de achterzak ontrafelt Simonse het tragische relaas van dat ‘leuke gezin’ met drie kinderen dat een ‘idyllisch boerderijtje’ aan de Lek bij Schalkwijk heeft betrokken. Daar is het op zaterdagnacht 21 oktober 2012 helemaal misgegaan. Vader Rob heeft eerst zijn vrouw Rianne en dochters Samantha en Anouk en daarna zichzelf van het leven beroofd. Die informatie levert meteen zijn eigen vragen op: wat is er met het derde kind gebeurd? En hoe moet het daarmee verder?

Simonse legt deze vragen voor aan de broer van Rianne en diens vrouw, de moeder en zus van Rob, een vriendin van Rianne en een vriendin van dochter Samantha. Gezamenlijk schetsen zij de jarenlange aanloop naar het drama, dat niemand zag aankomen maar iedereen achteraf op de één of andere manier wel kan plaatsen. Het is niet het verhaal van een monster, dat willens en wetens is overgegaan tot moord en doodslag, maar van een gezin dat zich met de aankoop van een oude monumentale boerderij steeds verder in de nesten werkt. Totdat de man des huizes, ogenschijnlijk een hele normale kerel, geen uitweg meer ziet en overgaat tot een absolute wanhoopsdaad.

Deze indringende interviewfilm uit 2014 over een tragisch familiedrama, waarin de gesprekken worden afgewisseld met familievideo’s en een steeds terugkerende sequentie van een auto die bij nacht over de weg dendert (waarvan pas later de betekenis duidelijk wordt), vermijdt daarbij goedkoop effectbejag of gemakkelijke conclusies – al verrast Simonse zijn gesprekspartners een enkele keer nog wel met nieuwe informatie. Hij laat verder de verschillende perspectieven op Rob, zijn relatie met Rianne, de oplopende spanningen rond de aangekochte (en desondanks eigenlijk niet te betalen) boerderij en die diep tragische nacht in oktober 2012, waarin er iets in Robs hoofd is geknapt, naast elkaar bestaan en bij elkaar komen.

Waarbij de vragen hoe een gewone huisvader tot zo’n daad kan komen en wat er is gebeurd met het derde kind afdoende worden beantwoord en de kijker zichzelf intussen ongetwijfeld de vraag stelt of hem/haar dit ook zou kunnen overkomen. Het antwoord van de verwanten en vrienden van Rob, Rianne en hun kinderen is in elk geval ondubbelzinnig: ja. Punt. En juist daarom, meent Rianne’s vriendin, moeten we elkaar een beetje in de gaten houden.

Hans van Manen – Just Dance The Steps

c: Willem Aerts

‘Hoe jong mag je zijn?’ vraagt Hans van Manen zich af. De Nederlandse choreograaf, die binnenkort negentig jaar oud wordt, heeft volgens zeggen nooit serieus nagedacht over stoppen. ‘Omdat ik altijd dacht: Het is nog niet goed genoeg geweest. Het moet beter kunnen.’

Die ambitie is nooit geweken, blijkens het persoonlijke portret Hans van Manen – Just Dance The Steps (52 min.), waarin regisseur Willem Aerts de éminence grise van het Nederlandse ballet van dichtbij observeert, bijvoorbeeld via lange en intieme close-ups, tijdens zijn leven en werk. Van Manen staat midden in het leven, dat voor hem onlosmakelijk met dans en choreografieën is verbonden. Hij dirigeert, stimuleert en corrigeert nog altijd als vanouds.

Een veeleisende man, zoveel is duidelijk, volledig in z’n element. Eerzuchtig ook. Als Van Manen de Eremedaille voor Kunst en Wetenschap van de Huisorde van Oranje krijgt uitgereikt en in de berichtgeving daarover onnauwkeurigheden ontdekt, zorgt hij ervoor dat die worden gecorrigeerd. ‘Ja, ik heb wel een paar dingen rechtgezet’, vertelt hij grinnikend in een treffende scène. Het moest dus zijn: honderdvijftig balletten, internationaal uitgevoerd door negentig gezelschappen.’

Tegelijkertijd sijpelt in deze toch ook wat weemoedige film steeds nadrukkelijker door dat de befaamde choreograaf ook bezig is met afronden. Hij maakt bijvoorbeeld geen nieuwe balletten meer (want hij hoeft zich niet meer te bewijzen), heeft een oude liefde, de fotocamera, al jaren niet meer aangeraakt en gaat na ruim veertig jaar verhuizen. Want trappen lopen is toch wel belastend geworden. ‘Dag huis’, zegt Van Manen quasi-luchtig als hij de deur achter zich dicht trekt.

Hij moet ook nadenken over zijn artistieke nalatenschap. Van Manen schenkt zijn balletten aan het Nationale Ballet en heeft Rachel Beajeaun, de danseres die vroeger zijn muze was, tot beheerder gebombardeerd. Zij moet er zorg voor dragen dat zijn werk voortleeft als hij dat zelf niet meer doet. Beajeaun en andere mensen uit Van Manens directe (werk)omgeving komen tevens offscreen aan het woord over de hand van de meester, die hen nog altijd (bege)leidt.

Zo krijgt deze film het karakter van een krachtig eerbetoon, aan een vitale man voor wie het harnas, waarin hij waarschijnlijk ooit wil sterven, nog altijd als gegoten zit. Totdat het tóch goed genoeg blijkt te zijn geweest.

Gladbeck: Das Geiseldrama

Netflix

De zaak escaleert letterlijk voor het oog van de camera. Wat op 16 augustus 1988 is begonnen als een min of meer reguliere bankoverval op een filiaal van de Deutsche Bank in Gladbeck, loopt al snel uit op een enorm mediaspektakel. De overvallers gijzelen twee bankmedewerkers. Het losgeld moet worden afgeleverd door een politieagent in minuscule zwembroek. En de pers is erbij om dat (bijna) live uit te zenden.

Met dit onwerkelijke tafereel start deze fascinerende reconstructie van een geruchtmakend gijzelingsdrama, dat in totaal 54 uur in beslag zal nemen en zich volledig en plein public voltrekt. De twee mannen slagen erin om in een vluchtauto, met het geld én de gijzelaars, naar de veel noordelijker gelegen Duitse stad Bremen te vluchten. En daar kapen ze een bus met ruim twintig passagiers.

‘We gaan eisen stellen en als ze die niet gaan inwilligen, gaan we knallen’, zegt Hans-Jürgen Rösner, één van de twee gijzelnemers, laconiek als hij voor een uitgebreid televisie-interview naar buiten komt. ‘Meen je dat echt?’ wil een verslaggever weten. ‘We zijn klaar met het leven’, antwoordt Rösner. ‘En we eindigen met…’ – hij stopt zijn doorgeladen wapen in z’n mond – ‘… dit dus.’

Rond hem heeft zich een groepje journalisten en fotografen verzameld. De sfeer is opmerkelijk ontspannen. ‘Het is net een bedrijfsuitje’, zegt reporter Christian Berg tijdens een live-uitzending op televisie. ‘Niks is afgezet.’ Daarna zal de situatie echter snel verder escaleren in de fascinerende documentaire Gladbeck: Das Geiseldrama (92 min.), die volledig is opgebouwd uit authentiek archiefmateriaal.

Regisseur Volker Heise presenteert de bizarre gebeurtenissen sec, aan de hand van de nieuwsbeelden en -foto’s die destijds van de gijzeling zijn gemaakt. Hij voegt daar alleen verduidelijkende teksten, krantenkoppen en muziek aan toe. Terugblikinterviews blijven bijvoorbeeld achterwege. Terwijl de crisis zich ogenschijnlijk live ontvouwt, wordt invoelbaar hoe machteloos de autoriteiten zich moeten hebben gevoeld.

Overgeleverd aan de grillen van Rösner (‘Ich scheiß auf mein Leben!’) en zijn weinig spraakzame maat Dieter Degowski, die uiteindelijk koers zetten richting Nederland. En nog altijd op de vingers gekeken door de media als de zaak onvermijdelijk tot een grimmige afwikkeling komt. Udo Röbel, een verslaggever van een tabloid uit Keulen, is dan zelfs vrijwillig bij de gijzelnemers ingestapt.