Zoo Station: The Story Of Christiane F.

Andana Films

Ze was dertien en verkocht haar lichaam voor heroïne. Zelden zal een boek – en later ook de gelijknamige film Christiane F.: Wir Kinder Vom Bahnhof Zoo – zo zijn ingeslagen als het schokkende verhaal van de Berlijnse tiener Christiane Felscherinow. In de tweede helft van de jaren zeventig was zij terechtgekomen op de ‘Kinderstrich’, een tippelzone vlakbij het station Zoologischer Garten. Daar probeerde zij, en de talloze verslaafde jongens en meisjes zoals zij, te overleven. Sommigen hadden wel 100 Mark per dag nodig om te kunnen blijven ‘drücken’. Christiane werd hun gezicht, de verpersoonlijking van een soort heroïne-epidemie die toentertijd huishield in Europa.

In Zoo Station: The Story Of Christiane F. (52 min.) probeert Claire Laborey die desolate plek en tijd op te roepen. Daarvoor kan ze teruggrijpen op archiefinterviews met Felscherinow en beelden van de destijds nog verscheurde Duitse stad. Zelf heeft ze vooral gesproken met secundaire bronnen: een journalist van de krant Der Stern, verslavingsdeskundige, straatwerker, schrijver, acteur, jeugdwerker en historicus. Zij schetsen hoe ontheemde jongeren probeerden te ontsnappen aan de betonnen jungle in de achterstandswijk Gropiusstadt en de beknellende atmosfeer in het naoorlogse Duitsland, die ook al tot terroristische acties van de Rote Armee Fraktion had geleid.

Deze tv-docu gaat dan ook meer over het fenomeen Christiane F. en de generatie die zij representeert dan over de persoon daarachter, de getroebleerde Christiane Felscherinow. Al wordt er natuurlijk wel regelmatig geciteerd uit haar schokkende boek. ‘Ik neem mijn dosis van het poeder’, schreef ze bijvoorbeeld. ‘Het is bitter en irriteert. Eerst is dat alles wat ik nodig heb. Ik probeer de drang om te kotsen te bedwingen en spuug dan toch wat uit. En dan komt ‘t, heel snel. Mijn armen en benen worden zwaar, zwaar, zwaar en tegelijkertijd ongelooflijk licht. Ik ben verschrikkelijk moe en het is geweldig. Al mijn problemen zijn in één keer weg. Ik heb me nog nooit zo goed gevoeld.’

Van haar relaas ging destijds een afschrikwekkende werking uit – een keiharde aanpak van ‘junks’ was bijvoorbeeld het rechtstreekse gevolg – maar het sprak tegelijkertijd ook tot de verbeelding van jongeren die tijdens en direct na de eerste punkgolf opgroeiden. En de esthetiek van de Christiane F’s van het Bahnhof Zoo kreeg later zelfs nog een reprise via de ‘heroin chic’-trend en dient nog altijd, laat deze informatieve docu zien, als inspiratiebron voor een modemerk zoals Heroin Kids. Het is de vraag of Christiane Felscherinow, die moeite bleef houden om zich definitief los te weken van het drugsmilieu, daarvoor net zoveel royalty’s heeft ontvangen als voor haar bestseller.

De vraag stellen is hem vermoedelijk ook beantwoorden.

Trailer Zoo Station: The Story of Christiane F.

High & Low – John Galliano

MUBI

Aan John Galliano’s gezicht valt af te lezen dat hij heeft gelééfd – en dat hij daarbij ook duizend doden is gestorven. Hij oogt als een man die geregeld oog in oog met zichzelf heeft gestaan. Zijn drankgebruik onder ogen heeft moeten zien. Zijn pillenverslaving. Zijn vandalisme. Zijn vlijmscherpe tong. Zijn ego. En zijn totale zelfdestructie, uiteindelijk. Op een gegeven moment was de couturier elk gevoel voor realiteit kwijt. Soms letterlijk. Ze vonden hem volgens deejay/muzikant Jeremy Healey bijvoorbeeld eens in een lift. Naakt. Hij zat er al vier uur, vertelde Jan en alleman dat hij een leeuw was en gromde en klauwde naar iedereen die in zijn buurt durfde te komen.

In High & Low – John Galliano (117 min.) schetst regisseur Kevin Macdonald eerst de opkomst van John Galliano in de jaren negentig als ontwerper bij de fameuze Franse huizen Givenchy en Dior, in een modewereld die wordt gedomineerd door stercouturiers en supermodellen. Daarna volgt als vanzelfsprekend ‘s mans ondergang. Die luidt hij uiteindelijk in 2011 hoogstpersoonlijk in tijdens een bezoek aan het Franse café La Perle, waar hij andere bezoekers onthaalt op antisemitische verwensingen. ‘s Mans faux pas wordt toevallig gefilmd en gaat vervolgens de wereld rond. Galliano wordt zo persona non grata in de wereld die hem ooit ongegeneerd als een verlosser heeft binnengehaald.

Zelf zegt hij geen herinneringen te hebben aan het incident. ‘Als je jezelf zo ziet is dat heel eng’, vertelt de modeontwerper tegen Macdonald over de beelden waarmee is vereeuwigd hoe hij zich vergaloppeert. ‘Ik herken die persoon niet.’ Deze schim van een man heeft echter wel degelijk schade aangericht, blijkt uit het verhaal van één van zijn slachtoffers. Philippe Virgitti heeft Galliano tijdens de navolgende rechtszaak nog de hand boven het hoofd gehouden, maar is inmiddels van mening veranderd. Topmodel Naomi Campbell weigert niettemin te geloven dat haar goede vriend John kwade bedoelingen had. ‘Ik heb de video nooit gezien’, houdt ze vol. ‘Zo is hij niet. Dat is niet mijn vriend.’

Galliano is nu eenmaal een man die zeer uiteenlopende reacties oproept. In dit overtuigende portret van de getroebleerde couturier wordt dat geïllustreerd met een brede waaier aan bronnen: van intimi zoals zijn oudere zus Rosemary Husband en levenspartner Alexis Roche tot Diors Joodse CEO Sidney Toledano, de actrices Charlize Theron en Penélope Cruz, schilder David Harrison, stylist Amanda Harlech en de modellen Kate Moss, Marie-Sophie Wilson en Amber Valletta. En natuurlijk zijn er ook enkele quotes gereserveerd voor Anna Wintour, de hoofdredacteur van Vogue die Galliano’s doorbraak ooit mede faciliteerde – en die een verplicht personage lijkt in elke zichzelf respecterende modedocu.

Kevin Macdonald ondersteunt alle herinneringen, opinies en verklaringen met beelden van zijn protagonist in goede en slechte tijden en topt die af met fragmenten uit de klassieke speelfilms Napoleon (1927) en The Red Shoes (1948). Die lijken een natuurlijke bijsluiter voor Galliano’s extravagante modecollecties en zijn persoonlijke werdegang. Na een verblijf in een afkickkliniek kost ‘t de ontwerper nog jaren van ziel zoeken, boete doen en excuses maken voordat hij kan terugkeren in de spotlights. Galliano zou echter Galliano niet zijn als hij ook dan niet even gigantisch uit de bocht zou vliegen. En daarmee zou hij zichzelf wel eens definitief kunnen hebben gecanceld.

Tegelijkertijd blijft ook boven de markt hangen of hij met z’n kwalijke uitlatingen zijn ware aard heeft laten zien of juist heeft aangetoond hoe beschadigd hij door de jaren heen zelf is geraakt. Afhankelijk van het antwoord is het ook de vraag hoeveel kansen zo’n man dan nog moet krijgen om zich te rehabiliteren.

The Synanon Fix

HBO Max

Als allerlei ‘Lifestylers’, Amerikaanse hippies zonder verslavingsproblematiek, zich in de loop van de jaren zestig aansluiten bij Synanon, groeit het afkickcentrum in Californië al snel uit zijn voegen en ontstaat een gemeenschap die toch wel verdacht veel op een sekte begint te lijken.

Toen Charles ‘Chuck’ Dederich eind jaren vijftig het intramurale programma voor verslaafden in Santa Monica creëerde, had niemand kunnen bevroeden dat hij daarbij zou uitgroeien tot de goeroe en dictator. Dederich was simpelweg een voormalige probleemdrinker die al twee huwelijken en een carrière als vertegenwoordiger kapot had gezopen en die nu andere verslaafden een plek wilde bieden om af te kicken. En dat werkte vaak wonderwel. De voormalige junks durfden alleen de wijde wereld niet meer in, bang dat ze opnieuw ten prooi zouden vallen aan alle verleidingen.

Zo is een hechte gemeenschap ontstaan, met Dederich, op het eerste gezicht bepaald geen charismatische leider, als voornaamste aanjager en geheel eigen codes en gebruiken. Binnen de groep zweren ze bijvoorbeeld bij The Synanon Game, gesprekssessies waarbij deelnemers elkaar ongezouten de waarheid zeggen. Voor buitenstaanders oogt dit, op de zwart-witte beelden die ervan bewaard zijn gebleven, simpelweg als ordinair bekvechten, maar voor de participanten schijnt het een heilzaam effect te hebben – en er gaat dus blijkbaar ook een aanzuigende werking van uit.

Met Dederichs dochter Jady en allerlei oud-leden waden Rory Kennedy en Mark Bailey in The Synanon Fix (237 min.) door de roerige geschiedenis van de beweging, die gaandeweg helemaal ontspoort. Chuck Dederich ontwikkelt zich tot een totaal onvoorspelbare leider die, heel voorspelbaar, steeds verder over ieders grenzen heen gaat. Wat begint met het relatief onschuldige bevel dat iedereen zich moet kaalscheren, mondt uit in verplichte vasectomie, afgedwongen abortussen en het collectief beëindigen van relaties. Waarna elk lid met een ander verder moet.

De oorspronkelijke uitgangspunten van Synanon – geen drank en drugs en geen geweld – zijn dan allang losgelaten. De zelfhulpgroep is verworden tot een typische sekte, met alle bijbehorende uitwassen. Dit is een erg herkenbaar, bijna voorspelbaar proces, al talloze malen eerder in beeld gebracht en soms ook meeslepender, dat ook weer het hart van deze vierdelige serie vormt. Die krijgt na een wat langdradig middenstuk in de laatste aflevering weer meer vaart en urgentie als Synanon zich ook naar buiten toe steeds vijandiger begint op te stellen en een gevaar voor de samenleving dreigt te worden.

Chuck Dederich oogt tijdens deze ontwikkeling, die met veel archiefbeelden en audio-opnamen levendig wordt opgeroepen, eerder als een tragische figuur, een raaskallende dronkenlap, dan als de klassieke kwaadaardige sekteleider. Hij, en de mensen aan zijn zijde, richten niettemin heel wat schade aan – al heeft menig oud-groepslid nog altijd heimwee naar de belofte die Synanon ooit in zich leek te bergen. ‘Synanon redde mijn leven’, vat Mike Gimbel, die met Dederichs hulp een heroïneverslaving overwon, dat gevoel aan het eind kernachtig samen. ‘Maar verneukte het tegelijkertijd ook.’

Justice, USA

HBO Max

Wie in de Verenigde Staten eenmaal in de mallemolen van justitie terecht is gekomen, moet heel veel moeite doen om er nog uit te kunnen stappen. ‘Uit landelijke cijfers blijkt: hoe meer een kind in contact komt met het strafsysteem’, stelt jeugdrechter Sheila Calloway in Justice, USA (307 min.). ‘Hoe groter de kans dat hij erin blijft.’ Deze zesdelige serie probeert het complete speelveld in beeld te brengen, via een zogenaamde 360 graden-kijk op het justitiële systeem van Nashville, Tennessee, waar elke dag zo’n 1500 tot 1700 mensen vastzitten. Marshall Goldberg en Randy Ferrell volgen een jaar lang enkele zaken, portretteren de betrokken mensen en brengen zo zowel de knelpunten in beeld als de momenten waarop de rechtsgang juist wel goed lijkt te werken.

Ze introduceren bijvoorbeeld Teresa Waters, een Afro-Amerikaanse vrouw die haar overspelige – althans dat is haar lezing van het verhaal – vriend John heeft bedreigd met een wapen. Zij zegt dat het zelfverdediging was, hij houdt staande dat hem weinig te verwijten valt. John heeft heel wat te verliezen: na een detentie van ruim elf jaar zit hij nog in zijn proeftijd. Als hem nu iets ten laste wordt gelegd, kan hij zomaar weer voor een hele tijd achter de tralies verdwijnen. De twee (ex-)geliefden zullen elkaar de navolgende periode afwisselend aantrekken en afstoten, ook voor de rechter. Intussen is ook Jerome, de voormalige echtgenoot van Teresa, nog in het spel. Hij heeft weliswaar een contactverbod, maar maakt haar het leven nog altijd zuur.

Via deze en andere casussen laat Justice, USA zien dat een detentie slechts zelden op zichzelf staat. De zaak van het zeventienjarige meisje Diamond Lewis maakt dat pijnlijk duidelijk. Zij zit al bijna twee jaar vast, vanwege een beroving die is uitgemond in moord. Diamond wordt als volwassene berecht en gaat akkoord met een schikking van 25 jaar gevangenisstraf. Zo ongeveer tegelijkertijd wordt haar vijftienjarige broertje Shubbie doodgeschoten. Haar vader Latherio Fizer en oudere broer Kethario zitten intussen ook vast. En in de vrouwengevangenis wordt Diamond opgevangen door Jessica Herman, een alleenstaande moeder met drie zoons die al bijna twee jaar in een cel zit. Zij heeft eerder dan weer een tijdje samengezeten met Diamonds moeder.

Bij de kapper komt het in de jeugdgevangenis intussen tot een confrontatie tussen de zeventienjarige Caleb Williams, lid van de plaatselijke 23-bende, en zijn leeftijdsgenoot Tristan, die al ruim een jaar vastzit voor een dubbele moord. En daarbij is dan weer een vriend van Caleb overleden. Ook Tristan lijkt belast door het verleden. Zijn oma was verslaafd, zijn vader overleed toen hij zes maanden oud was en zijn (tiener)moeder zat zes jaar in de gevangenis. Zij heeft zich daarna gerehabiliteerd en is verpleegkundige geworden. Het is de vraag of haar zoon dezelfde kans krijgt. Als Tristan niet kan aantonen dat hij op die fatale dag uit zelfverdediging handelde, kan hij zomaar veertig jaar krijgen. Intussen probeert hij vanuit de cel toch maar zijn middelbare schooldiploma te halen.

Zulke verhalen beginnen al snel vertrouwd te voelen. Vrijwel iedere gedetineerde heeft z’n eigen problematiek: een gewelddadig verleden, verslaving óf psychische problemen. Van dat laatste is Zachary Brill een tragisch voorbeeld. Hij speelde als honkballer voor de Texas Rangers, maar ontwikkelde een schizoaffectieve stoornis. Als zijn broer overlijdt aan een heroïneoverdosis, draait Zachary helemaal door. Zijn moeder moet haar eigen pensioenpot nu als onderpand gebruiken om de borgsom te kunnen ophoesten, waarmee haar zoon weer kan vrijkomen en werken aan zijn herstel. Inmiddels is er voor aangehouden inwoners van Nashville met mentale problemen zoals Zachary een Behavioral Care Center geopend, waar stabilisatie en behandeling voorop staan.

De slotaflevering van deze stevige serie – die gaandeweg wat in herhaling vervalt, maar dat is op zichzelf ook wel weer treffend – concentreert zich op zulke alternatieven voor gevangenisstraf. Een herstelgesprek bijvoorbeeld tussen de familie van een dertienjarige jongen die een auto-ongeluk veroorzaakte en de nabestaanden van de man die daarbij overleed. Want zelfs in een typisch Law & Order-land zoals de Verenigde Staten beginnen ze zich te realiseren, in de woorden van Ruby Joyner van het Davidson County Sheriff’s Office, dat alleen repressie niet volstaat. Want: beschadigde mensen beschadigen mensen.

Omar And Cedric: If This Ever Gets Weird

Autlook

Als ze met hun band eindelijk lijken te bereiken waarvoor ze jaren hebben gewerkt, trekken Omar Rodriguez-López (gitaar) en Cedrix Bixler-Zavala (zang) in 2001 rigoureus de stekker eruit. In de Groningse rockclub Vera en voor de camera van het Nederlandse televisieprogramma Lola da Musica (dat de aflevering over de Texaanse emoband in de prullenbak kan gooien). Hun geesteskind At The Drive-in, nog geen jaar eerder op basis van het baanbrekende album Relationship Of Command onthaald als dé rockband van de nieuwe eeuw, houdt op te bestaan.

De drie andere bandleden blijven gefrustreerd achter en gaan verder als Sparta, een rechttoe rechtaan groep die gedoemd is om in de subtop te blijven steken. En Omar en Cedric geven hun Latijns-Amerikaanse wortels een prominente plek in een nieuwe progrock-outfit. Nog voordat de onnavolgbare freakband The Mars Volta z’n debuutalbum De-Loused In The Comatorrium (2003) kan uitbrengen, slaat het noodlot echter toe: soundwizard Jeremy Ward overlijdt aan een overdosis. En dat zet allerlei creatieve en destructieve ontwikkelingen in gang.

In het krachtige zelfportret Omar And Cedric: If This Ever Gets Weird (121 min.) vertellen de twee boezemvrienden, los van elkaar en volledig buiten beeld, hun gezamenlijke verhaal. Daarin zullen ze ook recht tegenover elkaar komen te staan en de ander een aanzienlijke tijd volledig kwijtraken. Regisseur Nicolas Jack Davies kan de verhalen daarbij, over drugs, Scientology en financiële problemen (en de bijbehorende ‘therapeutische’ comebacks), stutten met een weldaad aan beelden, die gedurende de jaren zijn gemaakt door de notoire veelfilmer Omar.

Deze collageachtige film is de weerslag van de lotsverbondenheid tussen de twee eigenzinnige latino’s, die uiteindelijk zelfs de zwaarste storm blijkt te kunnen trotseren. Als dit ooit vreemd gaat voelen, zeiden Omar en Cedric ooit tegen elkaar over hun bandjes, beloof me dan dat we ermee stoppen. Want al die muzikale projecten zouden nooit zo belangrijk kunnen worden als zij waren en zijn voor elkaar. Deze straffe film is een eerbetoon aan hun creatieve broederschap en het geheel eigen muzikale universum dat ze op basis daarvan hebben gecreëerd.

Over At The Drive-in werd in 2019 overigens nog een archieffilm uitgebracht: At the Drive-in | Turn Slowly For Maximum Vend: A Brief History Of A Band From Texas. Die staat in z’n geheel op YouTube.

Let Me Have It All

Sly Stone / c: Jim Marshall

Al zeker een jaar, sinds begin 2023, wordt er een ‘Untitled Sly Stone-documentary’ aangekondigd. Die is van de hand van Questlove, de drummer van de Amerikaanse hiphopband The Roots, die twee jaar geleden de Oscar voor beste documentaire won met de puike concertfilm Summer Of Soul, een bruisende impressie van wat ook wel het zwarte Woodstock wordt genoemd. Tijdens het Harlem Cultural Festival in 1969 stal de baanbrekende soul- en funkgroep Sly & The Family Stone, net als eerder tijdens Woodstock zelf, de show.

Hoewel het muzikale genie van Sylvester Stewart, alias Sly Stone, een halve eeuw na zijn glorieperiode met The Family Stone onverminderd tot de verbeelding spreekt, is het ultieme verhaal van hoe hij eigenhandig de (zwarte) Amerikaanse muziek veranderde en daarna werd opgeslokt door een giftige cocktail van megalomane ideeën en overmatig drugsgebruik nog altijd niet opgetekend – al verscheen in 2023 via Questlove’s uitgeverij wel alvast een autobiografie, Thank You (Falettinme Be Mice Elf Agin), van de man die de crackpijp na zijn tachtigste levensjaar eindelijk lijkt te hebben afgezworen.

In de zomer van 1992 waagden twee Nederlandse filmstudenten, Jeroen Berkvens en Walter Stokman, voor hun afstudeerproductie ook al eens een poging om het mysterie van Sly Stone te doorgronden. De roadmovie Let Me Have It All (48 min.) is de weerslag van hun pogingen om via mensen uit Stone’s omgeving in contact te komen met het enigmatische genie. Zij spreken met zijn oude muziekleraar David A. Froehlich, kijken mee in het archief van fotograaf Jim Marshall en steken hun licht op bij muziekjournalist Joel Selvin die ooit een boek over het muzikale fenomeen wilde schrijven.

De twee Nederlanders dringen met hun Hi8-camera ook door tot drie leden van de Stone-familie: drummer Greg Errico, bassist Rustee Allen en trompettiste Cynthia Robinson. Als ze de laatste proberen te bellen – het maakproces van de documentaire is onderdeel van de film zelf – worden ze te woord gestaan door een enthousiaste jonge vrouw die de dochter van Sly en Cynthia blijkt te zijn. De bijzonder vasthoudende Walt Stokman en zijn maatje Jeroen Berkvens, die later los van elkaar carrière zullen maken als documentairemaker, realiseren ‘t zich dan misschien nog niet, maar dichter zullen ze niet bij hun protagonist komen.

Want als ze Sly Stone’s toenmalige manager Jerry Goldstein benaderen, geeft die de twee nobody’s uit de lage landen de Hollywood-benadering. Nadat hij eerst consequent niet reageert op hun toenaderingspogingen, heeft hij een duidelijke boodschap als ze hem uiteindelijk toch aan de lijn krijgen: Forget it! En ook Sly’s zus Rose, zangeres en toetsenist in The Family Stone, houdt de boot telefonisch af. Geen tijd. ‘Weet hij wel van het project af?’ weet Stokman nog uit te brengen. In de navolgende decennia zullen nog talloze makers op soortgelijke wijze hun tanden stukbijten op het ongrijpbare fenomeen Sly Stone.

Al schijnt Questlove nu dan toch echt de code van de kluis te hebben gekraakt.

Mutiny In Heaven: The Birthday Party

Pink Moon

De man zit al zichtbaar in de jongen verscholen. In de jeugdige wildebras Nick Cave van eind jaren zeventig – donker, woest en onstuimig – is al moeiteloos de gearriveerde performer van ruim veertig jaar later te herkennen, een man die met een enkel gebaar volgepakte zalen muisstil krijgt. Voordat het zover is, moet de Australische zanger alleen nog wel een heel hellehol aan Duivels uitdrijven.

Mutiny In Heaven: The Birthday Party (99 min.), een typische bandjesdocu van Ian White over Cave’s eerste groep en de voorloper daarvan, The Boys Next Door, reconstrueert ‘s mans jonge honden-jaren, als hij een gevaar lijkt voor elk publiek, de andere leden van The Birthday Party en zichzelf. Zijn (artistieke) ontwikkeling zal pas later tot volle wasdom komen in zijn eigen outfit, Nick Cave & The Bad Seeds, en dan ook voor een in alle opzichten gracieuze volwassenwording zorgen.

De tumultueuze carrière van The Birthday Party krijgt in 1980 z’n eerste grote zwieper als de ontaarde Aussies besluiten om hun geluk te beproeven aan de andere kant van de wereld. In Londen, één van de bastions van de internationale punk- en new wave-scene, moet het gaan gebeuren voor de bezeten frontman en zijn mannen. Niet veel later zijn ze volledig platzak, ernstig ondervoed en verslaafd aan heroïne, speed en andere geestverruimende of -beperkende middelen.

Met veel krachtig concertmateriaal, zwart-witte animaties en (oude) interviews met de bandleden, die verder doorgaans netjes buiten beeld worden gehouden, schetst White de ontwikkeling die zowat elk bandje dat ooit een band is geworden doormaakt: na magere beginjaren volgt de onvermijdelijke doorbraak, waarna de weelde van het succes (en zet dat hier gerust tussen aanhalingstekens: ‘succes’) toch niet blijkt te dragen en de al even onvermijdelijke implosie in gang wordt gezet.

In z’n korte bestaan (1977-1983) is The Birthday Party altijd een cultband gebleven. Te obscuur en destructief om de oversteek naar het grote publiek te maken – ook omdat Cave en de zijnen meteen een stok tussen hun eigen spaken staken als de machine even écht op gang dreigde te komen. Met hun ziedende postpunk, waarmee elk podium letterlijk dan wel figuurlijk werd afgebroken, bleven ze dus veroordeeld tot de fijnproevers – al gingen ze dus bepaald niet fijnzinnig te werk. 

Mutiny In Heaven is zeker vermakelijk, maar heeft in wezen weinig toe te voegen aan het al duizenden malen vertelde verhaal over stoute jongens die met hun schreeuw om aandacht, knetterende gitaren en ongegeneerde bewijsdrang wel eens even de wereld gaan veroveren en ergens onderweg zichzelf tegenkomen of tegen de lamp lopen. Het blijft toch vooral ‘gewoon‘ een bandjesdocu – al is het dan het bandje van Nick Cave, één van de onomstreden helden van de hedendaagse serieuze popmuziek.

Dublin Narcos

SkyShowtime

‘Je bent een Dunne’, stelt Christy Dunne, een oudere, wat morsige Ier. ‘En daarom ben je ‘done’.’ Hij moet weinig van hebben van het imago van zijn familie. De Dunnes, een Iers gezin met maar liefst vijftien kinderen, zouden hoogstpersoonlijk verantwoordelijk zijn voor de heroïne-epidemie van de jaren zeventig en tachtig in Dublin. Eerder hadden enkele broers zich al onledig gehouden met bankovervallen. Uit ‘economische noodzaak’, aldus Christy. Vader Christy senior wist ervan en was er zelfs trots op. ‘Ik bewonder ze erom’, vertelde hij in een tv-interview. ‘Zolang er niemand gewond raakt.’

Met enige goede wil lijkt het drugsmilieu van de Ierse hoofdstad in de eerste aflevering van Dublin Narcos (143 min.), opgetekend met insiders aan beide zijden van de wet, dan nog over een soortgelijke charme te beschikken als de vroegere Amsterdamse penoze. In deel 2 van deze driedelige serie van Benedict Sanderson maakt vervolgens xtc z’n entree en ontstaat er eind jaren tachtig een echte ravecultuur. Om die scene te kunnen blijven bevoorraden ontwikkelt zich een serieuze industrie, die z’n tentakels ook naar het buitenland uitslaat. Intussen blijft heroïne onverminderd slachtoffers maken.

De slotaflevering belicht tenslotte het champagne & cocaïne-tijdperk van halverwege de jaren negentig, een weerspiegeling van de economische voorspoed in Ierland. ‘Heroïne floreerde in slechte tijden, cocaïne in goede tijden’, stelt journalist Lise Hand. ‘Je kon een koerier bellen die overal leverde. Je hoefde niet naar een steegje te gaan en met enge mensen te praten.’ Die waren er ondertussen natuurlijk tóch: aan de top van de piramide. Zij waanden zich onaantastbaar en konden bijvoorbeeld zomaar de opdracht geven om de bekende misdaadjournalist Veronica Guerin te liquideren.

Via de evoluerende drugswereld schetst Dublin Narcos, aangezet met enkele geacteerde scènes, tevens de recente Ierse geschiedenis. De schrijnende armoede, ‘The Troubles’ en de alomtegenwoordigheid van de katholieke kerk maken gaandeweg plaats voor een hernieuwd zelfbewustzijn – en stoutmoedige criminelen die, aangejaagd door cokegebruik en de bijbehorende paranoia, steeds gewelddadiger optreden. En daarbij zijn er zowel directe als indirecte links met Nederland. De liquidatie van Peter R. de Vries lijkt bijvoorbeeld bijna een reprise van de moord op Veronica Guerin.

Die schokkende gebeurtenissen representeren inmiddels het moment dat de beide landen definitief hun onschuld verloren. Deze gedegen miniserie brengt heel aardig in beeld hoe ‘t in Ierland zover heeft kunnen komen.

Jorik

Prime Video

De wereld heeft Jorik Scholten leren kennen als Lil’ Kleine. Al snel zijn de twee niet meer van elkaar te onderscheiden. De gebutste jongen en zijn provocerende alter ego, de rapper met de stoere praatjes en losse handjes. Ook voor hemzelf niet. Hij gaat van het ene in het andere feest. Nachten doorhalen. Zuipen, snuiven, knokken. Totdat zijn vriendin Jaimie Vaes, met wie hij ook een zoontje heeft, via het juicekanaal Life Of Yvonne een video naar buiten brengt, waarin Kleine haar bij zijn auto mishandelt. Er zijn beroemdheden voor minder gecanceld.

Hoog tijd om Jorik (111 min.) weer eens achter die dekselse Lil’ Kleine vandaan te halen. De man die nu eindelijk eens wil afkicken, de vader die weigert om zijn kind op te geven en de zoon die zich beschadigd voelt door zijn eigen moeder (en nog altijd opzichtig de goedkeuring zoekt van ‘papa’). Samen met zijn vader, moeder, zus, advocaat, bodyguard, producer, reclasseringsambtenaar en enkele vrienden doet Jorik Scholten in deze driedelige serie van Nick Hoedeman, die is gefilmd in de periode na het auto-incident, een poging om zijn imago van ‘Pauperkabouter’ te ontmantelen.

Soms ligt dat er wel heel dik bovenop, bijvoorbeeld als hij voor het eerst in tien maanden, voor de camera, weer contact mag hebben met zoontje Lío. Na een kort gesprekje via FaceTime volgt een emotionele ontlading. En natuurlijk probeert hij ook het veelbesproken incident met Jaimie, dat hem als artiest miljoenen zou hebben gekost, in perspectief te plaatsen. Ze waren allebei ‘helemaal wappie’, stelt hij nu. Nuchter zou de situatie nooit zo uit de hand zijn gelopen. ‘Het is natuurlijk mijn fout. Maar het kan wel in een relatie gebeuren. Helemaal in een relatie zoals waar wij in zaten.’

Alle goede voornemens ten spijt begint het bloed gaandeweg toch weer te kruipen waar het niet gaan kan. Zijn manager Breghje spreekt hem – is ‘t Jorik of toch weer Lil’ Kleine? – erop aan dat hij weer regelmatig stevig lijkt te drinken en zich dan ook ontremd gedraagt. In een poging om zijn leven te beteren neemt de omstreden rapper nog maar eens de wijk naar Thailand. Maar of hij écht in staat en bereid is om zichzelf bij te sturen? De vraag stellen is…  – hoezeer Hoedeman ook, zeker tegen het einde van deze miniserie, de nadruk probeert te leggen op de kwetsbare kant van zijn hoofdpersoon.

‘Jezelf zijn is het allermooiste’, hoor je Jorik in de slotscène zeggen, terwijl hij een verjaardagstaart voor Lío aansnijdt. ‘Heel veel mensen zijn niet hunzelf. Dat was ik ook een hele lange tijd niet, maar het allermooiste is om jezelf te zijn met wat je vader en je moeder je hebben geleerd. De fouten van je vader en de fouten van je moeder, de goeie dingen en de slechte dingen van je ouders. En ik heb ervaren hoe ’t is om mezelf te zijn’ Scholten zit inmiddels ’s avonds op een stoel, ogenschijnlijk kwetsbaar en in een reflectieve bui. ‘En daar ben ik wel trots op…’ Hij laat een korte stilte vallen. ‘Ja.’

Vanachter de onkwetsbare rapper, die in zijn blote bast een kolkende menigte naar zijn hand zet, lijkt een kwetsbaar joch tevoorschijn te zijn gekomen. Het is alleen wel heel moeilijk om dit tafereel los te zien van de bedoeling van deze miniserie: de boeman Lil’ Kleine weer terugbrengen tot menselijke proporties en zijn carrière een doorstart geven.

Deal With It

De Haaien

Sinds ze in 2014 debuteerde met Deal With It (57 min.) is Shamira Raphaëla uitgegroeid tot één van de meest aansprekende Nederlandse documentairemakers. Ze maakte twee bekroonde jeugddocu’s (Lenno En De Maanvis en Shabu), sleepte een Gouden Kalf in de wacht met een onheilszwangere film over de vader van journaliste Clarice Gargard die onderdeel was van het regime van de Liberiaanse dictator Charles Taylor (De Waarheid Over Mijn Vader) en hield Nederland een ongenadige, inmiddels weer bijzonder actuele spiegel voor via een persoonlijk portret van het extreemrechtse kopstuk Constant Kusters (Ons Moederland).

Maar eerst moest er dus een heel persoonlijk familieverhaal uit. Dat begint, althans in deze persoonlijke film, als Raphaëla ergens in de jungle met een cameraploeg op pad is voor het televisieprogramma Expeditie Robinson. Ze krijgt een telefoontje van haar vader, Pempy. ‘Shamira, kun je een paar schoenen voor me kopen?’ vraagt hij ‘Al mijn schoenen zijn vermist.’ Even later belt haar broer Andy. ‘Ik ben opgepakt, zus’, zegt die. Of ze iets voor hem kan betekenen? De filmmaakster begint te lachen: ‘Je weet dat ik je niet kan weigeren… Dat is zo irritant aan jou.’ Andy: Ik betaal je terug wanneer ik vrijkom. Maak je geen zorgen.’

Dat is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan. Shamira Raphaëla heeft heel wat te stellen met haar vader en broer. Als Pempy na enkele maanden in de gevangenis vanwege drugshandel weer thuis komt, moet hij eerst nog een ruitje ingooien om binnen te kunnen komen. Vader zegt dat ie nu misschien wel voor een baas gaat werken. Hij moet er zelf om lachen. Zoek een baan, houdt Raphaëla even later haar broer voor, die in de cel heeft gezeten vanwege afpersing. ‘Ik zoek ook, maar ik vind niets’, reageert die. ‘Fuck ze, ik ben een boef.’ Andy, die een vrouw en kinderen moet onderhouden, heeft zo zijn eigen manieren om aan geld te komen.

En daarmee staan de spelers op het bord en liggen de regels voor het spel ook min of meer vast: Raphaëla’s vader en broer zullen gewoon hun leven vervolgen en zij heeft zich daar maar toe te verhouden. Leent ze bijvoorbeeld geld aan haar vader voor drugs, laat ze zich meetronen naar de illegale activiteiten van haar broer en waar blijft ze intussen zelf, de telg van een Antilliaanse familie die zich eigenlijk lijkt te hebben ontworsteld aan deze wereld? Het ene moment zit ze bij tv-producent Eyeworks in een montageset, het andere staat ze met haar broer te ginnegappen op een wietzolder. Het contrast lijkt eigenlijk te groot voor één enkel mensenleven.

Raphaëla heeft er maar mee te ‘dealen’ in deze persoonlijke film, waarin ze het leven met haar vader en broer in al z’n hoekigheid toont. Daarbij geeft ze nauwelijks achtergronden (hun verleden komt slechts zijdelings aan de orde) of context (wat er zich nu weer heeft afgespeeld, waardoor Pempy of Andy in de penarie terecht is gekomen). De film, zonder voice-over en interviews ook, schetst vooral de emotionele achtbaan waarin zij zich staande moet houden. Van een feestje bij haar vader snijdt ze keihard door naar één van zijn bedelbelletjes om geld. Van een scène waarin Pempy harddrugs rookt naar hoe hij wezenloos in een ziekenhuis ligt. Waarbij het even de vraag is of hij ooit nog wakker wordt.

Uiteindelijk werkt Shamira Raphaëla toe naar het moment waarop ze samen met haar vader de balans opmaakt en de omgedraaide rollen tussen ouder en de kind weer even worden teruggedraaid. Kunnen ze ooit, al is het maar voor even, weer gewoon vader en dochter zijn? En valt er te ontkomen aan het voorbeeld dat hij zijn kinderen ooit heeft gegeven?

Shamira Raphaëla is overigens jarenlang bezig geweest met een vervolg op Deal With It. In Downfall Of A Superwoman wilde ze laten zien hoe het verder ging met haar familie. Uiteindelijk heeft ze echter besloten om de documentaire niet te maken, vertelt ze in dit interview met De Filmkrant, omdat ze bij eerdere films heeft gemerkt dat mensen soms vogelvrij lijken te worden nadat ze hun leven met de wereld hebben gedeeld. ‘Ik neem mijn hoofdpersonen in bescherming maar doe ze daarmee tegelijkertijd tekort want hun verhaal blijft hierdoor ongezien en ongehoord.’

Moja Siostra

IDFA

‘Op een gegeven moment zal je haar misschien moeten loslaten’, zegt Mariusz Rusinski vanachter de camera. ‘Ze wordt binnenkort achttien.’ Zijn moeder Natasza reageert fel: ‘Nou en. Ze blijft altijd ons schatje. Jij ben ook al bijna 23 en ik maak me nog steeds zorgen over jou. Het is gekkenwerk. Soms ben ik jaloers op mensen die geen kinderen hebben. Zij kunnen tenminste rustig slapen.’

Het gesprek volgt in de korte egodocu Moja Siostra (Engelse titel: Sister Of Mine, 30 min.) op een indringende scène, waarin Mariusz’s creatieve zus Zuzanna is opgehaald met een ambulance. Even later barst moeder in huilen uit. Het drugsgebruik van haar dochter, dat Natasza noopt om in huiselijke kring urinecontroles uit te voeren, ontwricht het gehele gezin. ‘Zuzia’ moet naar een afkickkliniek, een indringende ervaring die ze vervat in een gedicht.

Ook daarna blijft ze het gezin echter uit elkaar spelen. Zuzanna daagt de anderen uit om zich ook eens bloot te geven en zet de onderlinge verhoudingen in deze observerende film zodanig op scherp, dat ook haar broer zich niet meer aan de confrontaties voor zijn camera kan onttrekken. De pijnlijke gesprekken binnen het Poolse gezin dienen te leiden tot verzoening, maar daarvoor moet er nog heel wat water door de Wisla in dit schrijnende familieportret.

Love Has Won: The Cult Of Mother God

HBO

Ze is Jeanne d’Arc, Cleopatra en Marilyn Monroe ineen. In haar Galactic A-team zitten bovendien ambassadeurs zoals John Lennon, Carrie Fisher én Robin Williams. En, oh ja, Elvis is haar zoon. De mensheid zal het te zijner tijd wel inzien, meent aartsengel Hope. Zij blijft gewoon een trouwe volgeling van Mother God – ook al is die volgens de rest van de wereld toch echt al even dood. Op 28 april 2021 werd het gemummificeerde lichaam van Amy Carlson, de gewone mensennaam van Moeder God, aangetroffen in een met kerstlampjes verlichte kamer.

Dat is tevens het startpunt van Love Has Won: The Cult Of Mother God (159 min.), een driedelige serie van Hannah Olson over de geestelijk leider van de Amerikaanse sekte Love Has Won. Naast Mother God was er natuurlijk ook een Father God, een opeenvolging van Vader Gods zelfs. En de laatste, een vader met een aanzienlijk strafblad, zou Amy Carlson naar de afgrond hebben geleid. Deze Jason Castillo was zogezegd Moeders Tweelingvlam (en nee, Mom behoorde niet tot het Twin Flames Universe van die andere sekte, uit een recente Amerikaanse docuserie).

In werkelijkheid bleek Castillo, een voormalige klusjesman die de liefde naar verluidt had verkozen boven een verslaving aan meth, de zoveelste slechte man in het leven van de moedergodheid. ‘Ze had vele slechte vriendjes, slechte ervaringen met mannelijkheid’, kan een volgeling, Commander Buddha genaamd, zich nog goed voor de geest halen. ‘Dat was bedoeld om te transformeren, om het te dragen voor de mensheid.’ Want die kon het natuurlijk beslist niet bolwerken zonder de bovenmenselijke inspanningen van Moeder God en haar gevolg.

Als de goddelijke leidsvrouw weer eens te veel had gedronken, kwam er volgens haar volgelingen soms een geest door haar heen. ‘Alles wordt voor me verziekt door jullie kloothommels’, schreeuwt Mom bijvoorbeeld op bewaard gebleven filmopnamen (want alles van deze verheven schepselen, die de gewone 3D-wereld allang waren ontstegen, moest natuurlijk bewaard blijven), tijdens wat er voor buitenstaanders toch gewoon als een kwaaie dronk uitziet. ‘Ze draagt alle pijn voor de mensheid’, legt aartsengel Hope daarbij uit voor de camera. ‘En ze is het nu aan het verwerken.’

Ook voor Moeders duchtig opspelende eetstoornis hadden de volgelingen een verklaring die voor buitenstaanders nauwelijks is te bevatten. Om door een ruimteschip van The Galactics opgehaald te kunnen worden, moest ze een streefgewicht bereiken van 46,7 kilo. Uitroepteken. Alles bij Love Has Won was vervat in een geheel eigen jargon. Over healing, natuurlijk. Trippen. Achthonderd niveaus van pijn. Pele, de godin van vuur en vulkaan. Telepathisch advies. Het collectieve bewustzijn veranderen. Energetisch overweldigd. Colloïdaal zilverwater. En een 5D-wereld. De hunne dus.

In plaats van een aanklacht tegen een sekteleider die steeds verder over de grenzen van anderen heen gaat, is deze miniserie eerder het verhaal van een vrouw die steeds verder haar eigen grenzen overschrijdt – en door niemand wordt gestopt, omdat de anderen, die al even verward en hoogmoedig lijken, haar een goddelijke status toedichten. Alleen Moms moeder Linda en zus Tara proberen nog een soort interventie op te zetten via het televisieprogramma van Dr. Phil, die natuurlijk ook graag een graantje meepikt van deze bizarre situatie en verder weinig wezenlijks heeft te bieden.

Het is Amerika in een notendop: collectieve waanzin en ongebreidelde aandacht daarvoor – ook weer in deze smeuïge miniserie. Die tegelijkertijd amuseert en frustreert. Want was er nu echt niemand bij zijn volle verstand en/of in staat om de zaak bij te sturen?

Whatever Forever: Douwe Bob

BNNVARA

Tien jaar geleden lagen dat ruige imago, al die verwekte kinderen en de alcoholverslaving waarvoor hij onlangs in behandeling ging nog in de toekomst verscholen. De documentaire Whatever Forever: Douwe Bob (38 min.) van Linda Hakeboom en Rolf Hartogensis uit 2013 bevat echter wel degelijk een soort aankondiging van wat er nog zou komen voor de getalenteerde Nederlandse zanger/gitarist. Ik schreef er destijds zelf over op een persoonlijk blog.

‘Als twee ondeugende kleuters zitten ze naast elkaar in de woonkamer’, constateerde ik toen geërgerd over Douwe Bob en zijn vader Simon Posthuma. ‘Stoere verhalen. Over hoe vader sigarettenfilters opat en peuken uitdrukte op zijn hand. Het litteken is nog te zien. Over de eerste snuif van zoonlief. Samen met papa. Toch? En over Korsakov, want dat krijg je niet van drinken, aldus Posthuma senior. Tenminste, niet alléén van drinken.’

‘Singer-songwriter Douwe Bob – de aller-allerbeste van Nederland – en zijn vader Simon, voormalig kunstenaar, muzikant én drankorgel’, schreef ik verder. ‘De intrigerende documentaire Whatever Forever schetst een ontluisterend beeld van de man die als designer ooit met The Beatles werkte en zijn getalenteerde zoon. Ook Douwe Bobs moeder komt aan het woord. Ze is opmerkelijk mild over haar ex-man, die zichzelf altijd voorop stelde. Ten koste van alles en iedereen’, stelde ik destijds ferm, om mijn punt te maken.

‘En Douwe Bob, volgens zijn moeder een leuk maar lastig kind, is inmiddels bij zijn drankzuchtige vader ingetrokken en probeert vooral diens leuke, spannende kant te zien. Dat past ook bij hoe Douwe zichzelf ziet als kunstenaar. Je vader die stomdronken in zijn broek plast is vooral een hilarische anekdote. Geen deerniswekkend beeld van een man die zijn wilde rondedans met het leven duur moet bekopen. Niet doorvertellen, Douwe, gebaarde papa nog. Of beter: doe maar wel. Het draagt bij aan onze mythevorming.’

‘Vanwaar onze fascinatie met de creatieve dronkaards en dopeheads?’ vroeg ik me tien jaar geleden ook nog af. ‘Waarom vergapen we ons zo graag aan verloren helden zoals Shane MacGowan, Courtney Love en Pete Doherty, die en plein public hun talent en leven verkwanselen? Zij weerspiegelen blijkbaar iets in ons dat we van een afstandje willen aanschouwen, maar zelf liever niet aanboren. Is het dat onontgonnen terrein in onze geest waarnaar alle kunstenaars op zoek zijn, een soort El Dorado, waarvan ook Douwe Bob en zijn vader lijken te dromen?’

‘Wij doen wat niemand durft,’ concluderen zij eensgezind aan het eind van de documentaire. ‘Kunstenaars en criminelen. Wij flirten met de onderwereld. En de onderwereld flirt altijd met de kunst.’ Ze zijn buitenmaatschappelijk, volgens Posthuma Senior, duidelijk nog steeds een kind van de sixties. Koorddansers. Romantici. Ze fucken ongegeneerd met ons. En – niet te vergeten – met zichzelf.’

Door al die dronkenmanspraat heb ik me, als echte moralist, toch wat in de luren laten leggen, denk ik nu. Want Douwe Bob zei wel degelijk ook heel andere dingen in dat muzikale portret uit 2013. ‘Ik wil gewoon niet zoals mijn vader eindigen’, bijvoorbeeld. En dat hij, net als zijn pa, geneigd was om over zijn eigen grenzen en die van anderen heen te gaan. ‘Ik wil dat helemaal niet, maar ik ben wel zo.’

Whatever Forever: Douwe Bob is hier te zien.

You Can’t Sleep Here

BNNVARA

Slapende mensen. Mannen. Op hun rug. Linkerzij. Of de rechter. Alleen. Samen. Hand in hand zelfs. Op karton. Onder een brug. In een wagen. Snurkend. Ontspannen. Hoestend. Bidden. Nog even bellen met thuis. Een hijs nemen.

De nacht doorkomen. Op plekken waar dat eigenlijk niet mag. You Can’t Sleep Here (20 min.), juist. Korte, sfeervolle film van Jelmer Wristers. Observerend. Wat zouden al die mannen denken? Zouden ze nog dromen?

‘En onze verbeelding wordt gevormd door onze ervaringen,’ zegt een robotachtige stem vanuit een andere wereld. Zij bivakkeren op de rand ervan. Uit pure noodzaak, waarschijnlijk. ‘Wat is er gebeurd?’ galmt een andere stem. ‘Wat is er misgegaan?’

Het antwoord zit ergens in hen verscholen. Ze geven het niet prijs. Het is opgekropt. Of gewoon opgeslagen. De ene dag verwerken. Klaar zijn voor de volgende. Jószef, Luciano, Mario, Alexander, Markus, Zoran, Istvan, Brian, Bratan, Francesco en Adam.

Mensen zoals wij. Totdat Wristers’ camera – intiem en delicaat – hen weer verlaat…

Robbie Williams

Netflix

Er ging in 1997 een memo rond bij zijn platenmaatschappij, stelt Robbie Williams (149 min.). Het was slechts een kwestie van tijd voordat ze hem zouden dumpen. Een ‘hasbeen’ van net 23. Nadat Williams Take That had verlaten, de populaire boyband waarin hij als zestienjarige terecht was gekomen, ging het steeds slechter met de Britse zanger. Eerst was Robbie ernstig verslaafd geraakt aan drank en coke. En toen hij daar eindelijk vanaf was, sloeg zijn solodebuut volkomen dood.

Op zulke momenten is de muziekbusiness bikkelhard: als de investeringen niet snel terug worden verdiend, volgt een gedwongen exit. Williams had echter nog een troef achter de hand: Angels, zijn allereerste wereldhit als soloartiest. En vanaf dat moment gold hij als een onomstreden popster – al zorgde ook dat niet voor het zelfvertrouwen, de stabiliteit en het levensgeluk waarnaar hij hunkerde. ‘Er zit een gebroken tiener in mij die in de toekomst de puinhopen van het verleden zal moeten opruimen’, zegt de publiekslieveling als hij voor deze vierdelige docuserie een selectie uit de duizenden uren beeldmateriaal terugkijkt, die in de afgelopen dertig jaar van hem zijn gemaakt.

Hij doet dat in deze productie van Joe Pearlman (Bros: After The Screaming Stops / Lewis Capaldi: How I’m Feeling Now) liggend in zijn eigen bed, zo nu en dan vergezeld door één van zijn vier kinderen. Williams is open over zijn antipathie en rancune richting Gary Barlow (de spil van Take That), zijn veelbesproken relaties met Nicole Appleton en Gerri Halliwell en de breuk met zijn vaste songschrijfpartner Guy Chambers. Aan het begin van de derde aflevering van deze vermakelijke autobiografie heeft de hoofdpersoon – die zeer openhartig lijkt, maar natuurlijk wel alle teugels in handen houdt – er alleen even geen zin meer in. ‘Ik ga iemand zien die een zenuwinzinking heeft.’

Pearlman werkt geduldig naar dat moment toe, als zijn protagonist in 2006 tijdens een concert in Leeds, voor het oog van 90.000 fans, een paniekaanval krijgt, die van geen wijken wil weten en resulteert in donkere episodes die hem waarschijnlijk regelmatig aan datzelfde bed hebben gekluisterd. Daarmee is het verhaal van deze miniserie een heel eind verteld – ook al heeft Robbie Williams dan nog dik vijftien jaar, inclusief de verplichte Take That-reünie, te overbruggen naar het hier en nu, als hij, een brave huisvader van bijna vijftig die zijn zegeningen telt, afstevent op wat hij zelf een ‘happy end’ noemt. En daarbij lijkt zowaar niet eens een nieuwe plaat of tournee te horen.

Stranger In My Own Skin

Federation Studios

Grofweg zijn er twee varianten: documentairemakers die afstand houden en zo het complete terrein rond hun onderwerp proberen te overzien. En filmers die er juist zo dicht mogelijk op kruipen, om ‘t als het ware van binnenuit te kunnen laten zien. Katia deVidas behoort, in elk geval bij deze documentaire, overduidelijk tot de tweede categorie. Ze kan ook niet anders: Katia is de echtgenote van hoofdpersoon Pete Doherty.

Dit is dus niet de film waarin chronologisch en met een zekere distantie wordt gevolgd hoe Doherty eind jaren negentig, als één van de twee frontmannen van The Libertines, wordt binnengehaald als een nieuwe held van de Britse popmuziek, waarna hij zich al snel helemaal verliest in een destructieve drugsverslaving en uitgroeit tot de Keith Richards/Sid Vicious/Shane McGowan van zijn generatie. Dit is sowieso geen muziekdocumentaire – ook al bevat deze rauwrommelige film natuurlijk genoeg songschrijfpogingen, repetitiemomentjes en concertfragmenten van Doherty, The Libertines en zijn latere outfit Babyshambles.

Dit is een film over Peter Doherty: Stranger In My Own Skin (93 min.), een eeuwige jongen die volledig verslingerd is geraakt aan dope – of het nu heroïne, crack of meth is – en die daar nodig vanaf wil. Of, althans: die zégt dat hij daar vanaf wil. DeVidas filmt en bevraagt de Engelse zanger en gitarist gedurende tien jaar van zeer dichtbij terwijl hij, zoals Connie Palmen dit zo treffend heeft uitgedrukt, een vriendschap zonder vriend heeft. En ze geeft hem, een vurige adept van schrijvers als Fjodor Dostojevski, Oscar Wilde en James Joyce, tevens de ruimte om zijn diepste zielenroerselen of literaire uitspattingen te delen.

Zo vangt DeVidas talloze treffende brokstukken uit het leven van haar beschadigde man. Een concert in Frankrijk bijvoorbeeld, dat vanwege vertraging met de trein (!), steeds wordt uitgesteld en vervolgens wordt afgelast. Waarna Doherty alsnog optreedt in een naburige pub. Hoe haar echtgenoot voor de reünieconcerten van The Libertines in 2010, waar hij blijkbaar enorm tegenop ziet, letterlijk voor de camera een terugval heeft. En dat magische moment waarop Pete Doherty’s vader, een beroepsmilitair met wie hij een lastige relatie heeft, op het podium stapt bij zijn band Babyshambles en zijn song What A Waster woord voor woord blijkt te kunnen meezingen.

Het ontbreekt Stranger In My Own Skin alleen regelmatig aan structuur of context. DeVidas heeft er een vergaarbak van sferen en stijlen van gemaakt. Tegelijkertijd is dat waarschijnlijk ook een aardige afspiegeling van hoe haar ‘Peter’ zijn leven leidt: in een soort waas of roes, waardoor hij zo nu en dan een hoogte- of dieptepunt beleeft, plotseling crasht en zich dan weer lui in gang zet of juist voortvarend doordendert. ‘Het talent hoort bij de man en de artiest en komt niet van de drugs’, vindt Doherty zelf. ‘En dat is ook nooit gekomen van de drugs. Een deel van de lol en de uitdaging zit zelfs in het creëren óndanks de omstandigheden. Of ik nu verslaafd ben of clean, ik zal creëren.’

Big Vape: The Rise And Fall Of Juul

Netflix

‘Één trekje. En ik heb nooit meer een sigaret gerookt’, stelt talent recruiter Allen Gladstone. ‘Nooit meer.’ Dat is ook de belofte waarmee zijn werkgever de e-sigaret Juul de wereld instuurt. De elektronische sigaret is een tastbaar voorbeeld van hoe je met technologie de wereld kunt verbeteren. Althans, dat is de bedoeling – en om er een hele smak geld mee te verdienen, natuurlijk.

‘Sigarettenmakers wisten van hun probleem’, vertelt historicus Robert Proctor van Stanford University in Big Vape: The Rise And Fall Of Juul (190 min.) een sterke vierdelige documentaireserie van R.J. Cutler (A Perfect CandidateBelushi en Billie Eilish: The World’s A Little Blurry). ‘Ze waren nooit blij met het feit dat hun producten mensen doodden. Dus hoe konden ze een nieuwe sigaret maken die de verslaving in stand houdt, maar de kanker wegneemt? Dat wordt een soort verborgen doel van Big Tobacco in supergeheime projecten.’

Twee alumni van Stanford, Adam Bowen en James Monsees, menen dat ze de oplossing hebben gevonden. Met hun startup ontwikkelen ze de Juul, die vervolgens met de enorm gelikte Vaporized-campagne, waarbij allerlei influencers worden ingezet om de e-sigaret weg te zetten als een cool lifestyleproduct, ook nadrukkelijk wordt geïntroduceerd bij aspirant-rokers. En daar botsen de oorspronkelijke uitgangspunten al op elkaar: want hoe past het aanboren van een nieuwe markt eigenlijk bij het verbeteren van de volksgezondheid?

De Juul, opgeleverd met allerlei lekkere smaakjes, blijkt een, zoals Robert Proctor ’t noemt, ‘perfecte motor voor verslaving’. Zoals de pijnstiller OxyContin, ook al zo’n gezondheidsproduct waarmee grof geld kon worden verdiend, een zeer verslavend karakter bleek te hebben en het Big Pharma-bedrijf van de infame Sackler-familie vervolgens helemaal binnenliep. De gevolgen waren ook vergelijkbaar: junks die als kettingrokers begonnen te vapen, omdat ze anders direct ernstige ontwenningsverschijnselen kregen. Een nieuwe generatie rokers was geboren.

R.J. Cutler laat in deze krachtige miniserie, gebaseerd op het boek Big Vape van Jamie Ducharme, een brede waaier aan bronnen aan het woord: (geanonimiseerde) medewerkers van Juul, marketeers, Silicon Valley-insiders, vertegenwoordigers van de tabaksindustrie, deskundigen, gebruikers en hun directe familieleden. Vrijwel elke spreker heeft zelf gerookt of in z’n directe omgeving gezien wat roken kan aanrichten – en trapt toch doelbewust of juist zonder nadenken in de Juul-val. Totdat vapen onder met name jongeren als een ernstig maatschappelijk probleem wordt beschouwd.

Intussen gaan Bowen en Monsees tot ontsteltenis van zowel de buitenwereld als hun eigen medewerkers in zee met Altria, het bedrijf achter tabaksproducent Philip Morris. Hebben ze hun ziel verkocht aan Big Tobacco? Of gooit de tabaksindustrie zo in feite de handdoek in de ring? En is die vape-epidemie wel het hele verhaal of zit er ook nog een positieve kant aan de opmars van de Juul? Het krachtige Big Vape, waarin Cutler subtiel animaties heeft verwerkt, licht de kwestie genuanceerd door, met oog voor de verschillende standpunten en belangen.

Paul Blanca, Deze Film Redt Je Leven

Doxy

Zijn carrière begint eind jaren tachtig met een baksteen en een ingeslagen ruit. Die levert hem tijdens de krakersrellen in Amsterdam drie camera’s op. Met één exemplaar, zo wil de overlevering, betaalt Paul Blanca (1958-2021) de taxi waarmee hij zich uit de voeten maakt. Nummer twee gebruikt hij om een schuld, waarschijnlijk vanwege drugs, af te betalen. En met de derde maakt hij de foto’s die uiteindelijk hun weg zullen vinden naar een hele succesvolle tentoonstelling.

Galeriehouder Gabriel Rolt dist het verhaal in Paul Blanca, Deze Film Redt Je Leven (84 min.) smakelijk op aan kunstverzamelaar Roderic Evans-Knaup. In dit intrigerende, geheel in zwart-wit uitgevoerde portret, dat bijna uit zijn voegen barst van de smeuïge anekdotes, probeert Ramón Gieling vat te krijgen op de Nederlandse kunstenaar en zijn provocerende werk. Hij heeft daarvoor ook meerdere ontmoetingen tussen mensen uit Blanca’s tumultueuze leven gearrangeerd.

‘Het was eigenlijk een wandelende atoombom, met duizend procent talent’, concludeert de onlangs overleden fotograaf Erwin Olaf daarbij. Tatoeëerder Louise Schiffmacher snapt Blanca wel, zegt ze tegen haar man Henk. Hij werd als kind immers verlaten door zijn vader. ‘Dan begrijp ik wel dat je langzaam zin krijgt om jezelf pijn te doen.’ Choreograaf Hans van Manen verbaast zich er dan weer over hoever de fotograaf ging als hij een zelfportret maakte. ‘Hij naait zomaar zijn lippen dicht.’

En dan is er dat verhaal over die huilende vrouw. ‘Ik weet niet honderd procent zeker of het zo klopt’, begint Roderic Evans-Knaup. Nadat Blanca met haar had geslapen en drugs ging halen, wilde hij niet dat ze wegging. Daarom sloot hij haar op in de kast. Eenmaal buiten werd Blanca gearresteerd. Hij zat twee dagen in de cel. ‘Toen ie terugkwam, heeft ie haar eruit gelaten en op dat moment die foto van haar gemaakt.’ Beeldschone foto, vindt zijn gesprekspartner Rolt. ‘Maar zo’n verschrikkelijk verhaal.’

Zulke anekdotes worden in deze film vergezeld door Blanca’s Spartaanse zwart-wit beelden. Die leggen regelmatig een zieke performance bloot of verraden doelgericht geweld. Van een man, die is gevormd in een grimmige tijd en flirt met gevaar. De foto van een hand die een revolver richt op een vagina bijvoorbeeld. Een zelfportret met een levende rat in de mond. En ‘s mans rug, waarin met een scheermes Mickey Mouse is gekerfd. Het zijn onrustbarende beelden die zich in de ziel klieven.

Ramón Gieling geeft ze kleur met fraaie, onheilszwangere muziek en heeft daarnaast allerlei mensen bij zijn hoofdpersoon langs gestuurd. Meestal is de man niet thuis, een enkele keer wel. En op één van die momenten slaat de filmmaker zelf toe. Of hij heeft gekoketteerd met de ondergang? vraagt Gieling hem. Is hij beïnvloed door zijn befaamde collega Robert Mapplethorpe? Zijn z’n zelfportretten reflecties van zijn mentale conditie? En, de vraag der vragen: moet een kunstenaar lijden?

Tot slot is er dan nog het verhaal waardoor Paul Blanca persona non grata in zijn eigen wereld is geworden: de bomaanslag waarbij collega-kunstenaar Rob Scholte in 1994 z’n benen kwijtraakt. Die wijst hem naderhand aan als dader. ‘It all matched up’, meent Scholte. ‘And I cannot get this story out of my head.’ Paul Blanca, na jaren aan de zelfkant inmiddels in broze gezondheid, vindt die beschuldiging verschrikkelijk. ‘Het leek wel of míjn benen eraf waren’, zegt hij provocerend.

Het is de treffende slotsom van een onontkoombare film over een man die volgens collega-fotograaf Milan Gies een eenheid vormde met zijn eigen kunst. ‘Hij is wat hij altijd gemaakt heeft en dat is ook waarom hij zo goed is.’

Russell Brand: In Plain Sight

Channel 4

Net als bij Marilyn Manson, die consequent seks en geweld vervlecht in zijn metalmuziek, heeft Russell Brand zijn perverse ideeën nooit hoeven te verschuilen. Ze waren alomtegenwoordig in zijn publieke optredens en comedy shows. Over zijn favoriete pijpbeurten bijvoorbeeld, waarbij de mascara van de vrouw uitloopt. Spugen tijdens de seks. Of zijn naakte assistente die hij belooft aan Jimmy Savile, sindsdien ontmaskerd als een seriemisbruiker. Alleen had niemand door – of wilde niemand er écht aan – dat in Brands grappen een verdorven kern van waarheid zat.

Niet verhuld dus – zoals bij Bill Cosby die zich, met de blik van nu, allerlei dubbelzinnige opmerkingen permitteerde als ‘vrouwenarts’ in The Cosby Show – maar gewoon open en bloot. Als onderdeel van zijn act als zelfverklaarde seksverslaafde, die door de tabloids meermaals werd verkozen tot ‘shagger of the year’. Dat hij daarbij ook minderjarige meisjes scoorde kon geen verbazing wekken. Dat hij regelmatig over andermans grenzen ging vast ook niet. Maar dat hij ook overging tot verkrachting paste dan weer niet in zijn imago van onweerstaanbare womanizer.

Toch is dat precies wat enkele vrouwen beweren in de #metoo-docu Russell Brand: In Plain Sight (78 min.). Ze doen dat veelal geanonimiseerd. Hun verklaringen worden bevestigd door direct betrokkenen bij tv-shows die Brand presenteerde. Achter de schermen bij de Endemol-producties zoals Big Brother en Kings Of Comedy kon sowieso iedereen zien dat Brand permanent vrouwen ronselde. De producenten hadden niet voor niets – tevergeefs, overigens – in zijn contract laten opnemen dat hij geen seks mocht hebben met vrouwen die bij het programma hoorden.

Russell Brands opdrachtgevers, waaronder de BBC (eerder ernstig in verlegenheid gebracht door het misbruikschandaal rond Jimmy Savile) en Channel 4 (de zender die deze degelijke tv-docu van Alice McShane uitzendt), wassen ondertussen hun handen in onschuld met lange schriftelijke verklaringen, waarin ze met veel woorden zo min mogelijk zeggen en tegelijkertijd natuurlijk het belang van een veilige werkomgeving benadrukken. Dat voelt inmiddels vertrouwd: de echte (machts)wellustelingen kunnen alleen hun gang gaan als hun directe omgeving structureel een oogje dichtknijpt.

Afgaande op In Plain Sight, dat door hemzelf in een videoboodschap wordt afgedaan als een ‘gecoördineerde aanval’, was Russell Brand toch echt meer dan het liederlijke seksbeest dat hij altijd aan de wereld heeft gepresenteerd.

Russell Brand: In Plain Sight is hier te bekijken.

Het Leven Is Niet Kort Genoeg

Matthijs (l) en Joey (r) / BNNVARA

Op zijn 22e wordt hij opgenomen in het ziekenhuis met ‘een neucrotische alvleesklierontsteking door alcoholmisbruik’. De vrienden van Matthijs Kok zijn verrast: ze wisten wel dat hij roofbouw pleegde op zijn lijf, maar dat het zo erg was hadden ze toch niet gedacht. Ze kenden hem vooral van alle mogelijke ongein, liefst voor een camera. Samen maakten ze een soort Nederlandse variant op Jackass, waarbij niets te gek, smerig of pijnlijk was.

En Joey Benistant, de beste vriend van Matthijs en maker van dit postume portret, filmde alles. Zelfs toen het, met de wijsheid van nu, eigenlijk al te laat was. Als Matthijs uit het ziekenhuis komt, vraagt Joey hem nog of hij nuchter van het leven kan genieten. ‘Ik geniet helemaal nergens meer van’, is zijn ontnuchterende antwoord. De twintiger lijkt reddeloos verloren. Al heeft zijn directe omgeving dat niet door. Hij krijgt zelfs nog een vriendin: Ksenija.

Samen met haar en de andere leden van de Groningse rebellenclub, die ze er sinds hun tienerjaren op na hebben gehouden, kijkt Benistant nu in Het Leven Is Niet Kort Genoeg (48 min.) terug op het tumultueuze bestaan van zijn boezemvriend, die met wagonladingen drank en drugs en een eindeloze serie kwajongensstreken de pijn die in hem huisde eronder probeerde te krijgen. Op zijn zeventiende zei hij al dat hij niet ouder dan dertig wilde worden.

Joey diept tevens een brief op waarmee hij aan de binnenkant kan komen van zijn getraumatiseerde vriend. Daarmee krijgen Matthijs’ doldwaze capriolen, die hier met veel jeugdige bravoure, makerslol en dampende muziek worden gepresenteerd, een schrijnend fundament. Het eerbetoon aan zijn overleden vriend – met wie hij de tijd van z’n leven had, totdat de dood hem riep – is intussen zo’n typische (not) coming of age-docu geworden.

Waar niemand hetzelfde uitkomt als dat ie erin is gegaan.