El Guardián De Las Monarcas 

Netflix

Dat natuurbeschermers een sta in de weg kunnen worden voor mensen met politieke, sociale of economische belangen is natuurlijk geen verrassing. Dat zij ook in het vizier van de georganiseerde misdaad komen lijkt misschien minder vanzelfsprekend. In Mexico zijn in de afgelopen tien jaar echter al ruim 1700 milieuactivisten gedood.

Homero Gómez heeft zijn hart verpand aan de monarchvlinder. El Guardián De Las Monarcas (91 min.) geldt in de Mexicaanse regio Michoacán als de beschermheer van de vlinder, die jaarlijks van de Verenigde Staten en Canada naar Mexico migreert – bijzonder fraai in beeld gebracht in deze documentaire van Emiliano Ruprah De Fin – om daar in de bergen de winter door te brengen.

Het vlinderreservaat El Rosario is Michoacán is echter ook het werkterrein van illegale houtkappers, avocadotelers én veertien drugskartels. En die onderhouden warme banden met politici in de staat, die naar verluidt in de zak zitten van de georganiseerde criminaliteit. Als het monarchvlinderreservaat wordt bedreigd, schroomt Homero Gómez niet om zich daartegen uit te spreken en te verzetten.

En dan is de onversaagde milieuactivist op 13 januari 2020, na een paardenrace in Ocampo, ineens spoorloos verdwenen… Zoals het al eerder slecht afliep met mensen zoals hij in Mexico. Gómez had er zelf ook voor gewaarschuwd. De volgende stap van de georganiseerde misdaad, hield hij medestanders voor, is dat ze de natuurlijke hulpbronnen overnemen: het water, de bossen…

Ruprah De Fina maakt in deze treffende film eerst de liefde van de natuurbeschermer voor de vlinder en diens omgeving invoelbaar, plaatst dit daarna in z’n maatschappelijke kader (de narcostaat Mexico) en zoomt dan in op het onderzoek naar de verdwenen activist, dat ernstig wordt belemmerd door incapabele/onwillige politieagenten, ‘opzettelijke apathie’ bij de autoriteiten en dreiging vanuit de kartels.

Intussen maakt ook de monarchvlinder – door houtkap, het gebruik van pesticiden en klimaatverandering – moeilijke tijden door. Zonder een moedige beschermer zoals Homero Gómez zijn de vlinder en z’n directe leefomgeving vogelvrij verklaard.

A Few Mornings, An Evening

Cinedogs

De openingsscène spreekt boekdelen. Een hond staat op van zijn vaste plekje naast de tafel, is dan even weg en gaat er vervolgens weer naast liggen. Verder gebeurt er niets. Dan rent het dier ineens blaffend de camera uit. Die verroert zich niet. Het shot duurt bijna drie minuten. Nog 68 te gaan in A Few Mornings, An Evening (71 min.).

Het is duidelijk: de Nederlandse beeldend kunstenaar en filmmaakster Astrid van Nimwegen neemt het tempo aan van de plattelandswereld die ze portretteert. Weer enkele minuten kippen en een haan later doet de eerste mens zijn intrede. Beter: de schoenen van een mens en een hand die walnoten verzamelt in een witte emmer of kapotslaat op een steen. De dieren smullen ervan. Het duurt tot minuut negen voordat dit menselijk wezen volledig in beeld komt: de Tsjechische boerin Jana Benešová. Zij lijkt volledig vergroeid met deze wereld en de bijbehorende dieren.

Enkele minuten later volgt de introductie van een tweede persoon – en zelfs ook van een derde. Tijdens het werken heffen ze gezamenlijk een lied aan. Ze hebben duidelijk arbeidsvreugd. En dan verdwijnen de anderen weer van het toneel en blijft Jana achter. Gesproken wordt er niet. Of ‘t moet het geblaat van een schaap zijn of de kakelende kippen. En Jana praat zo nu en dan liefdevol tegen hen in deze observerende film over de interactie tussen de mens en dier. Die verloopt heel vanzelfsprekend en heeft nauwelijks woorden nodig.

Op minuut achttien ligt die hond weer op z’n plek en begint het hele ritueel zich te herhalen. Elke ochtend, zo lijkt de boodschap. Nét even anders. Totdat Jana dit evenwicht wel moet verstoren en het leven op de boerderij zich opnieuw moet zetten. De orde wordt snel hersteld. Deze weerslag daarvan vraagt intussen rust en aandacht en betaalt zich dan uit in fraaie scènes waarin zowel mens als dier z’n karakter prijsgeeft: een geit knabbelt aan Jana’s haren, het paringsritueel van een ouwe bok en twee al dan niet gewillige vrouwtjes en ’s mans machtsstrijd met zijn bazin.

In de aftiteling krijgen ze allemaal, eerst de dieren dan de mensen, hun eigen plekje. Alsof dat de natuurlijke orde der dingen is, die in deze verstilde film treffend is vereeuwigd.

Groenkijkers

NTR

Het vereist een onverwoestbaar soort optimisme om te midden van de sombere berichten over het klimaat en de teruglopende biodiversiteit het kleine te blijven eren. Jacques, de vader van filmmaker Sanne Rovers, beschikt daarover. Hij ziet in zijn omgeving altijd wel iets moois. Intussen vraagt zijn dochter zich af hoe het kan dat hij iets ziet wat zij niet ziet. ‘Als ik naar de natuur kijk, voel ik me vooral machteloos: de droogte, stikstof, de klimaatverandering…’, verzucht ze bij de start van Groenkijkers (50 min.). ‘Het is gewoon best wel moeilijk om je daartoe te verhouden.’

Hoe keren we het tij? vraagt Sanne Rovers zich in die film af, terwijl ze zich vergaapt aan al die groene initiatieven en bevlogen natuurliefhebbers om haar heen. Begint een ommekeer werkelijk met het starten van een vlindertuin op een betonnen stadsplein, het beschermen van weidevogels tegen maaimachines of glasaaltjes tellen in de Rotterdamse haven? Iedereen met ogen in z’n kop – of gewoon met oog voor de alarmerende berichten en cijfers – kan toch zien dat de biodiversiteit onder druk staat en de natuur zienderogen verschraalt?

Drie bevriende spotters, die al 25 jaar samen vlindersoorten proberen op te sporen en daarover trouw rapporteren, zien dat aantal in elk geval jaarlijks minder worden. ‘De natuur wacht niet totdat de politiek eindelijk eens overeenstemming bereikt over stikstofreductie’, roept één van hen gefrustreerd tijdens een hoog oplopende discussie. Jacques Rovers, met wie Sanne de hele film in gesprek blijft, kiest er desondanks voor om positief te blijven. Misschien wel tegen beter weten in. Als mensen willen, houdt hij staande, dan kun je ’t omdraaien.

Dat begint in zijn optiek met goed kijken. En dat lijkt sowieso, vaak onuitgesproken, de basishouding van alle groenkijkers op wie zijn dochter haar camera richt in deze ode aan natuurbeschermers. Het gaat veelal om mensen die nog een andere wereld hebben gekend, waarin de vaderlandse flora en fauna ongestoord kon bloeien. Die wereld willen ze behouden en als ’t even kan ook doorgeven aan volgende generaties. ‘Als opa dood is en jullie zijn heel groot’, zegt een nette man, terwijl hij een boompje plant, tegen zijn kleinzoon. ‘Dan is deze boom ook groot.’

Sanne Rovers heeft uiteindelijk ook geen keuze, vindt ze: zij zal haar blik moeten richten op het leven om haar heen. En dat werkt zowaar. ‘Omdat ik beter om me heen kijk’, concludeert ze, ‘voel ik me meer verbonden.’ Die gedachte kan en wil ze nu, indachtig haar bevlogen vader, ook zelf weer doorgeven.

Patrick And The Whale

Cinema Delicatessen

Komt de liefde werkelijk van twee kanten? Als je ‘t aan Patrick vraagt – en die krijgt uitgebreid het woord in deze film – kan daarover geen twijfel bestaan. Zou Dolores dezelfde mening zijn toegedaan? Ze laat hem in elk geval toe, maakt duidelijk contact en spiegelt zelfs zijn gedrag, maar is dat liefde – of zelfs maar vriendschap? Kan dat überhaupt tussen mens en dier?

Als er al betekenisvolle communicatie kan bestaan tussen een man en een potvis, hoe duurzaam is die dan? Is de ontmoeting tussen Patrick Dykstra en de bevallige Dolores nabij de kust van het Caribische eiland Dominica meer dan een kortstondige flirt? En hoe verhoudt die zich dan tot zijn jarenlange omgang met de oudere dame Can Opener? De liefde van Patrick Dykstra voor walvissen – ook orka’s, blauwe vinvissen en bultruggen behoren tot zijn doelgroep – staat in elk geval buiten kijf.

Patrick & The Whale (73 min.) is de weerslag van ‘s mans oneindige fascinatie voor walvissen en doet inderdaad denken aan My Octopus Teacher (2020), waarin de Zuid-Afrikaanse filmer Craig Foster een onderwaterrelatie aanging met, jawel, een octopus. Dat leverde de makers Pippa Ehrlich en James Redd toen zowaar een Oscar op. Deze lekker gestroomlijnde documentaire van Mark Fletcher, een liefdesverhaal tussen mens en potvis, zou ook zomaar een publieksfavoriet kunnen worden.

Dykstra wil de objecten van zijn liefde beter leren begrijpen. Dat begint met kijken – en voor ons als zijn argeloze publiek: meekijken. Waarom spoelen ze als groep aan op het strand van Yorkshire, een aangrijpend beeld, om daar collectief te sterven? En wat spoken ze eigenlijk uit in de donkerste diepten van de oceaan, daar waar nooit een mens komt? Hoe vangt een potvis bijvoorbeeld de inktvissen, waarvan de resten nog aan zijn tanden kleven als hij zich boven water laat zien?

Teneinde ook daar beeld bij te krijgen – en aan prachtige plaatjes sowieso geen gebrek in deze oogstrelende documentaire – wil de natuurfilmer een kleine camera met zuignappen op de kin van één zijn geliefden plakken. Zo hoopt Patrick Dykstra het perspectief op de (onderwater)wereld van potvissen te kunnen vereeuwigen. Als de dames net zoveel van hem houden als hij van hen – nu draaf ik, in lijn overigens met de film, even lekker door – moeten ze daarmee wel akkoord gaan.

De kijker van Patrick & The Whale dient zulke gedachtekronkels sowieso maar voor lief te nemen. Om er een aansprekende vertelling van te maken lijkt Fletcher de waarheid soms wat te hebben vereenvoudigd. Patrick is dus niet het gezicht van een team dat walvisachtigen bestudeert, maar een solitaire man met een grote liefde. En de potvissen in beeld zijn behalve overweldigende dieren in hun natuurlijke habitat ook individuen met hun eigen eigenaardigheden en vriendschappen.

Het komt allemaal prachtig samen in een ronduit romantische slotscène, een pas de deux van mens en potvis. En ook die lijkt bijna te mooi om waar te zijn.

The Great Rhino Robbery

SkyShowtime

Rond 2011 worden natuurhistorische musea in pak ‘m beet Coimbra, Haslemere en Rotterdam ineens opgeschrikt door inbraken. De dieven hebben ‘t voorzien op antieke neushoornhoorns. De vraag naar zulke hoorns is explosief gestegen. In China menen ze bijvoorbeeld dat neushoornpoeder een probaat middel tegen kanker is. In Vietnam wordt datzelfde poeder ook nog als luxeartikel, dat kan worden vermengd met wijn of cocaïne, beschouwd door de nouveau riche. 

En als er ergens grof geld valt te verdienen, zijn er altijd lieden te vinden die daar een graantje van mee willen pikken. Ofwel: The Great Rhino Robbery (140 min.). Tijdens een onderzoek van Europol leidt het spoor naar de zogenaamde Rathkeale Rovers, een groep woonwagenbewoners uit Ierland die zich eerder schuldig heeft gemaakt aan sigarettensmokkel, de handel in namaakgereedschap en asfaltfraude, waarbij tegen een fikse vergoeding nepreparaties aan de weg worden verricht. Zij lijken hun eigen mannetjes op rooftocht te hebben gestuurd naar natuurhistorische musea.

Behalve in musea zijn neushoornhoorns natuurlijk ook in de vrije natuur te vinden. Die zitten alleen aan een levend dier vast. Neushoorns zijn daardoor dood meer waard dan levend. Zo’n 300.000 dollar, becijfert anti-smokkel activist Steve Galster. Zo worden de resultaten van een succesvol fokprogramma voor de trofeejacht (!), waarmee de bedreigde diersoort weer min of meer op peil is gebracht, bruut tenietgedaan. Want voor een aardige beloning willen stropers of hun klanten, soms speciaal ingehuurde Thaise prostituees, best neushoorns naar de eeuwige jachtvelden schieten.

En daarmee leidt het spoor in deze driedelige docuserie van Jesse Vile (The Ripper en Curse Of The Chippendales) weer naar Fatty’s gore wilde dierenslachthuis in Thailand en zijn mysterieuze opdrachtgever Vixay Keosavang, ‘de Pablo Escobar van de wildhandel’. Deze oud-officier in het leger van Lagos verdient goud geld met de handel in exotische dieren en kijkt niet op een neushoornleven meer of minder. Zolang er nieuwe hoorns binnenkomen. Om aan de vraag te kunnen voldoen zetten zijn leveranciers zelfs een gewiekste jachtfraude op. En dat brengt hen in het vizier van het gezag.

De jacht op de verantwoordelijke criminelen, die deel uitmaken van een internationaal opererend netwerk, wordt door Vile vakkundig, met behulp van gelikte reconstructiescènes, uitgeserveerd en krijgt met name lading als die wordt geïllustreerd met beelden van de illegale jacht: hoe de neushoorns worden neergeschoten, daarna dienen als decor voor een trofeefoto en tot slot met grof geweld van hun signatuurkenmerk worden ontdaan. Zulke barbaarse stroperij en de daarmee verbonden hebzucht, die elk levend wezen reduceert tot handelswaar, willen maar niet wennen.

En die maken van The Great Rhino Robbery méér dan de zoveelste routineuze true crime-productie.

My Garden Of A Thousand Bees

NTR

‘Open your eyes’, zingt een ijle vrouwenstem, terwijl de dronecamera langs Martin Dohrn en over zijn beeldige stadstuin in Bristol vliegt. ‘Look around you. Feel the breeze on your face. And breathe in.’ In de documentaire My Garden Of A Thousand Bees (52 min.) van David Allen, die soms enigszins doet denken aan Reis Door Onze Wereld van Peter en Petra Lataster, blijft de Brit zich verbazen over de wonderen in zijn eigen natuur.

Terwijl het land in lockdown moet vanwege het Coronavirus, gaat Dohrn met speciale camera’s in de weer om de meer dan zestig soorten wilde bijen in zijn tuin te bespieden. Het wordt in eerste instantie een frustrerende klus. Aan ervaring met minuscule diertjes geen gebrek bij de natuurfilmer, die hiervoor nog een film over mieren heeft gemaakt met David Attenborough. Alleen die bijen… Ze stoppen onmiddellijk met wat ze doen als ze merken dat hij hen filmt – of ze vliegen gewoon weg.

Toch lukt het hem steeds beter om deze Bristolse variant op ‘Bee City’, waarin ook spinnen en vliegen een essentiële rol spelen, in beeld te brengen, met veel gebruik van extreme close-ups en slow-motion. Sommige bijen krijgen daardoor het karakter van een soort ideale kruisbestuiving tussen een marsmannetje en een helikopter. Ze vormen samen bovendien een geheel eigen samenleving, met vaste activiteiten, codes en personages. En Dohrn is zo’n beetje de ideale figuur om die in kaart te brengen.

Geestdriftig leidt hij – als een onverdroten geestverwant van Attenborough, met lekker droge humor bovendien – de mens rond in de wondere wereld van het insect, dat een essentiële schakel vormt in onze voedselvoorziening. Dohrn bouwt zelfs een band op met één specifieke behangersbij en geeft de film zo meteen een extra personage, waarmee ook een willekeurig exemplaar van de homo sapiens zich een beetje kan identificeren. Hij noemt haar Nicky – al is het wel de vraag of zij ook weet dat hij Martin heet.

En als hij afscheid van haar moet nemen, doet dat toch even pijn. Niet alleen bij hem overigens. Ook al is het eigenlijk, zoals ze dat zo mooi zeggen, wel goed zo. Want zo is de natuur. En dat is meteen het mooie van geopende ogen: ze zullen nooit meer niet zien.

Vogels Kun Je Niet Melken

M&N Films

Een nieuw bedrijfsmodel moet er komen voor boer Bote de Boer uit Tjerkwerd in Súdwest-Fryslân. Met behoud van vogels, zegt hij er meteen bij. ‘s Mans melkveehouderij produceert tegenwoordig alsmaar minder melk, maar hij biedt al jaren een weldadig thuis aan allerlei vogelsoorten, de grutto in het bijzonder. De romanticus Bote ontvangt de weidevogel elk jaar met open armen. Het is zijn lust en zijn leven.

Maar, constateert zijn zoon Jan Jochum nurks, Vogels Kun Je Niet Melken (100 min.). Die geven helemaal niks. Geen melk in elk geval. De Friese jongen zou het liefst gewoon verder gaan als koeienboer. Marc, een andere zoon van Bote en zijn echtgenote Astrid, heeft zijn conclusie zelfs al getrokken. Hij wil verkassen naar Portugal om daar een bedrijf te starten. Dat betekent wel dat er nu flink geld geleend moet worden – en nog jaren afbetaald moet worden. Kunnen ze die last dragen? En wat betekent dit dan voor andere toekomstplannen?

Barbara Makkinga, die enkele jaren geleden in Het Leven Gaat Niet Altijd Over Tulpen al de West-Friese tulpenkwekersfamilie Schouten (met schaatskampioen Irene in de gelederen) portretteerde, haakt in deze verstilde film in eerste instantie vooral in op Bote’s liefde voor zijn vogelgebied. Met fraai camerawerk, dat zowel de pracht en praal van de landelijke omgeving benadrukt als een kien oog heeft voor al wat daar leeft, maakt ze er een lyrische ode aan landelijk Friesland van, die op smaak is gebracht met expressieve muziek.

Tegelijkertijd is er het eeuwige gedonder over geld. Want terwijl zijn vogelpopulatie floreert produceren de koeien van De Boer dus simpelweg te weinig melk. ‘Soms vind ik het offer dat wij moeten brengen te groot’, stelt zijn vrouw Astrid daarover omfloerst. Jan Jochum, die het bedrijf wil overnemen (als er tegen die tijd nog iets over te nemen valt) is veel directer. Het kan gewoon niet uit, constateert hij zonder omhaal van woorden. ‘De enige optie is meer melken en meer koeien.’ Hij laat een korte stilte vallen en kijkt naar zijn vader. ‘En minder vogels.’

Daarmee komt het centrale dilemma voor de boerenfamilie, dat zich al de hele film heeft aangediend, eindelijk glashelder op tafel in deze kalme, oogstrelende documentaire. Waar vader Bote bezig is met natuurbeheer en de opbloeiende vogelstand, wil de rest van het gezin vooral dat er een nieuwe stal komt en dat het bedrijf weer echt rendabel wordt. (Hoe) kunnen ze die ideeën met elkaar verzoenen?

Nelson Het Minivarken

KRO-NCRV

‘Aan het eind van deze film ben ik volkomen terecht wereldberoemd’, beweert Nelson aan het begin van zijn ‘15 minutes of fame’. Zijn stem klinkt verdacht veel als Maarten van Rossem. En hij lijkt toch echt op een varken. Een minivarkentje, welteverstaan. Althans, dat was de bedoeling.

Nelson Het Minivarken (15 min.) woont in Werkendam, ‘een dorp met keurige mensen’. Hij heeft twee moeders: Angela en Annemarie. En die hebben weer twee zoons: Brandon en Jaydon. Zij zijn allemaal gek op hem. En dat vindt de hoofdpersoon zelf dan weer niet vreemd.

‘Eigenlijk ben ik een geniaal varken’, constateert Nelson enigszins zelfgenoegzaam, nadat hij heeft laten zien dat hij zelfstandig een koelkast kan openmaken. ‘Gek genoeg had ik altijd honger’, zegt hij erbij. Alsof ’t ook hem verbaast. En daarmee dient het drama van deze kostelijke jeugdfilm aan.

Dat begint met aangevreten speelgoedbeesten en zorgt uiteindelijk voor politie aan de deur. ‘Wat een klerezooi allemaal!’ Ze kijken Nelson al snel met de nek aan in Werkendam. ‘Daar heb je die mafkees ook weer’, roept een buurman als hij het ‘minivarken’ op straat tegenkomt. ‘Tjongejongejonge!’

Hij zorgt voor stank, zeggen ze. En als buitengewoon intelligent dier zal Nelson toch zelf ook wel beseffen dat persoonlijke hygiëne nou niet zijn meest in het oog springende eigenschap is? Als de buurt begint te klagen – want zo zijn ze – moet dit varkentje toch echt worden gewassen.

En dan bedenkt moeder Angela, ongetwijfeld ingefluisterd door regisseur Anneke de Lind van Wijngaarden, een list. Zoals er vast nog wel meer is gescript in deze hartveroverende docu voor jong en oud. Zodat iedereen gaat houden van die oude brombeer in dat jonge varkentjeslijf.

En niemand huisvarken Nelson, ook al gedraagt hij zich toch echt als een varken, nog kwijt wil.

And A Happy New Year

IDFA

Nog zestien uur, als deze korte documentaire van Sebastian Mulder begint, tot nieuwjaar. De hoofdpersonen van And A Happy New Year (21 min.) hebben geen idee wat eraan zit te komen, maar ze voelen ‘t waarschijnlijk aan hun water. En anders horen ze ‘t gewoon. Het komt van alle kanten naarmate twaalf uur dichterbij komt. Totdat hun leven volstrekt ondraaglijk wordt. Dat is pas een hondenleven.

Mulder heeft een aantal trouwe viervoeters uitgerust met een GoPro-camera. Zo legt hij vanuit hun gezichtsveld vast wat al dat vuurwerk, voor in totaal zo’n honderd miljoen euro, aanricht. Ze verroeren zich niet, janken of bibberen van angst. Op een stil plekje in de badkamer of in een hoek van de woonkamer. Of het baasje nu woedend verhaal gaat halen bij enkele van die knallers of maar blijft zeggen dat er niets kan gebeuren, deze paniek laat zich niet zomaar bezweren.

Met nachtbeelden, gemaakt met infraroodcamera’s, toont deze bijna tactiele film, op het International Documentary Festival Amsterdam gekozen tot beste jeugddocu, tevens de angst onder dieren in de natuur. Paarden draven in het wilde weg rond. Vogels zitten als een, ja, dood vogeltje om zich heen te kijken. En konijnen nemen ras de benen (maar waarnaartoe?). En dat allemaal voor het vertier van de mens, die het jaar knallend wil inluiden. Daar valt je bek toch van open?

Een gelukkig nieuwjaar dan maar, door Sebastian Mulder vervat in tripachtige vuurwerksequenties. Nog 364 dagen, 23 uur, 59 minuten en 59 seconden, wrijft hij er meteen maar even in. Dan is het weer feest.

Slipjacht

Moiety Film

‘Hunting is all worth living for’, opent jachtruiter Yvonne de Slipjacht (19 min.) met een citaat van de Britse schrijver R.S. Surtees. ‘All time is lost what’s not spend in hunting.’ Wees echter gerust: in het Gelderland van de 21 eeuw wordt geen jacht gemaakt op een losgelaten dier, maar het spoor gevolgd dat een sliptrekker heeft getrokken.

Eerst nog even een drankje om op te warmen, want slipjacht is een aangelegenheid voor in de wintermaanden. En dan worden de honden, begeleid door hoorngeschal, losgelaten in het veld. Vroeger joegen ze samen met ruiters te paard op een vos. Tegenwoordig wordt er dus gejaagd op een slip die enkele dagen in het vocht van koeienpens heeft gelegen.

Met de zogenaamde whipper-in, zowel een riding als een non-riding member, twee jeugdige leden en een jachtruiter belichten Bo van der Meer en Malou Wagenmaker de mores van deze traditie, die met z’n nette kostuums en elitaire imago in een ander tijdsgewricht thuis lijkt te horen – en volgens sommige natuurbeschermers in elk geval niet meer in deze tijd past.

Het levert in elk geval bijzonder fraai beeldmateriaal op, veelal in slow motion uitgeserveerd, van ‘goede luyden’ die prettig met elkaar verpozen in het Nederlandse buitengebied. Van een meute gretige honden bijvoorbeeld, of een colonne trotse ruiters te paard die, zeker als ze versmelten met stuwende klassieke muziek, welhaast Britse allure krijgen.

Spiegel

AVROTROS

Levi leidt zijn paard over een balk. ‘Gelukt’, zegt hij.
‘Wat maakt dat het lukte?’, vraagt een vrouwenstem buiten beeld.
‘Eh, dat de aanloop gewoon wat groter is’, antwoordt de jongen.
‘Dus dat helpt Astrid?’ kaatst zijn begeleider terug. ‘Waarbij?’
‘Om eroverheen te komen.’
‘En zijn er dan dingen waar jij overheen wil komen?’ stelt zij een vervolgvraag.
‘Eh, hoe bedoelt u?’ riposteert hij weer.
‘Nou, ik kan me voorstellen dat je over een poosje misschien wel weer naar school wilt.’
‘Oh, ja.’
‘En wat heb je daarvoor nodig, denk je?’ vraagt zij onverstoorbaar door.
‘Uitleg.’
‘Uitleg?’ herhaalt ze. ‘Wat nog meer?’
‘Geen idee.’

Het is alsof de twee, een jongere met zijn eigen issues en diens persoonlijke begeleider, verwikkeld zijn geraakt in een steekspel. Zij vuurt voortdurend vragen op hem af, hij ontwijkt ze of wimpelt ze simpelweg af. Intussen moet hij zich verhouden tot het paard aan zijn zijde, dat direct reageert op alles wat hij doet. ‘Hoe gaat het met jou van binnen?’ vraagt zij nog. ‘Goed’, antwoordt hij beleefd. ‘En met u?’

Met close gedraaide scènes probeert Eva Sjerps in deze korte observerende documentaire de directe interactie tussen mens en paard voelbaar te maken. Want voelen daar draait ’t om bij de speciale therapiesessies van de twee jongeren voor haar camera. Wat ze nu voelen. Welk gevoel iets oproept. En hoe ze daarmee moeten omgaan. Het paard moet ondertussen werken als Spiegel (25 min.) voor de ziel.

Die begeleider gaat wel erg kordaat te werk. ‘Wat heb je nodig?’ vraagt ze bijvoorbeeld als Levi zijn paard in bedwang probeert te houden. ‘Astrid, die niet wegrent’, antwoordt hij wederom gortdroog. Hun wisselwerking krijgt iets komisch. Als hij een rondje door de bak heeft gemaakt met het dier, wil die begeleider bijvoorbeeld weer weten of hij er iets van heeft geleerd. Hij geeft echter niet mee: ‘Nee.’

Sjerps observeert dit aantrekken en afstoten zonder commentaar of opsmuk. Hoe ‘t aansluit op de omgang met de paarden – of juist niet – en de pogingen om intussen, met of ondanks die ander, grote drempels te slechten en kleine overwinninkjes te behalen.

El Eco

Bantam Film

Toño mag zijn bord op tafel laten staan, zegt zijn vader, die in de stad werkt en daardoor doorgaans weinig thuis is. Afruimen is vrouwenwerk, vindt hij. Zijn vrouw zorgt dus voor het huishouden. Of ze nu wil of niet. Toño’s oudere zus Monse, de hoofdpersoon van El Eco (Engelse titel: The Echo, 102 min.), droomt intussen van een ander leven, buiten dit afgelegen dorp in het Noorden van Mexico. Ze is er opgegroeid en sinds kort, als vanzelfsprekend, ook belast met de zorg voor haar erg broze oma.

Het dagelijks leven in het Mexicaanse dorp El Eco speelt zich grotendeels buiten af, tegen een imposant decor van groene heuvels en dramatische luchten, en wordt gekenmerkt door hard werken. Schapen scheren, hout sprokkelen, mais oogsten en lammetjes halen. De levens van mens en dier zijn er op een vanzelfsprekende manier met elkaar vervlochten. Het is een ogenschijnlijk idyllische wereld, die door regisseur Tatiana Huezo en haar cameraman Ernesto Pardo ook heel fraai is vereeuwigd.

Kalm observeren zij het leven op het Mexicaanse platteland, waar iedereen zijn eigen rol heeft – en ook moet spelen. Bij Monse knelt dat. Met haar paard wil de tiener zich bijvoorbeeld meten met de mannen in het dorp. Haar moeder, zelf op jonge leeftijd getrouwd en gestopt met werken, wil daar niets van weten. En dat noopt het meisje, in haar eigen coming of age-drama, om eindelijk de stoute schoenen aan te trekken. Dit is het dramatische hoogtepunt van een film waarin vaak nagenoeg niets lijkt te gebeuren.

Schijn bedriegt. In de interactie tussen de kinderen onderling, het contact met hun ouders en hoe zij zich verhouden tot al wat leeft in hun omgeving vertellen kleine details grote verhalen over hoe de levens van de kinderen en de generaties die hen voorgingen op elkaar (moeten) lijken. Huezo versterkt dit idee nog met een subtiel dwingende soundtrack en enkele fraaie liederen. Zo bouwt ze een verstilde vertelling, waarin iedereen, die daarvoor de rust in zichzelf kan vinden, volledig kan verdrinken.

De Laatste Kans

VPRO

De stem is er weer. Die eerder was te horen in Stuk (2019) de baanbrekende documentaireserie over de patiënten en medewerkers van revalidatiecentrum Heliomare in Wijk aan Zee.

De stem die namens hen tot ons sprak en verwoordde wat er in hen omging. Over de grote dingen des levens en de kleine dingetjes waar de menselijke geest zich soms ook aan kan vasthaken. De stem van Jurjen Blick, een Nederlandse filmmaker die risico durft te nemen. Die onze gewone mensenwereld nu opnieuw probeert te bezielen met een ‘docuroman’. In vijf delen, ditmaal. Geïnspireerd door literatuur, ingefluisterd door een redacteur, Soraya Pol, die hun hoofdpersonen het hemd van het lijf heeft gevraagd en bijgestaan door zo’n beetje de voltallige Stuk-crew.

Die stem heeft nu zijn eigen arena gecreëerd. Laat zich niet langer belemmeren door een tijd, plaats of situatie. Hij verlaat zich ditmaal op een idee dat hij had met eindredacteur Maarten Slagboom over De Laatste Kans (250 min.) die een mens krijgt om een levensdoel te verwezenlijken. Het do or die-moment waarop we ons ware gezicht tonen. Als het nu niet gebeurt, dan gebeurt het nooit meer. Als, dan. Als Brigitte bijvoorbeeld haar hoogbejaarde moeder nu niet dwingt om te vertellen wie haar vader is, desnoods met juridische middelen, dan zal ze het nooit te weten komen.

Als bokser Delano geen medaille wint, wordt hij vervangen door een jongere concurrent. Als Ebru nu niet zwanger raakt, blijft ze kinderloos. Als historica Anne-Goaitske geen Friese walvisvaarders strikt voor haar podcast, zijn ze straks allemaal overleden. Als ecoloog Janneke niet ingrijpt, raakt half Nederland overwoekerd door de watercrassula-plant. Als Charissa nu geen tekeningen maakt met haar dochtertje, kan het door de spierziekte PSMA straks niet meer. Als Johnny zijn leven niet betert, is hij thuis niet meer welkom. En als Scooby een kind aanvalt, krijgt ie vast geen nieuw baasje meer.

Als, dan… Steeds weer. De vanzelfsprekende eenheid in tijd en plaats van Stuk en de daarmee gepaard gaande dramatische setting heeft Blick losgelaten. Hij verlaat zich ogenschijnlijk nog meer op de stem in zijn hoofd. Die moet daardoor wel harder werken. Om de verhaallijnen te verbinden en de losse eindjes aan elkaar te knopen. In de rug gedekt door vertrouwde elementen: het zowel observerende als gestileerde camerawerk, de ingenieuze montage, een tot de verbeelding sprekende soundtrack en projecties op de muur, om het verleden van zijn personages weer te geven.

Die stem laat hen boven zichzelf uitstijgen. Zij worden pionnen in Blicks intrigerende spel over levensdoelen, obsessies en het accepteren dat alles eindig is. Zoals de poster van de serie zich afvraagt: ‘Wat krijg je nog voor elkaar als de tijd je op de hielen zit?’ Dat pakt nét iets minder aangrijpend uit dan in Stuk, dat de lat natuurlijk erg hoog heeft gelegd.

Deze bespreking is na elke aflevering aangevuld.

De Kantoorhond

Hazazah

Het lijkt zowat een spin-off van de befaamde mockumentary The Office. Alleen loopt er in deze typische kantoortuin geen bloedirritante chef rond, maar een hond. Heel veel honden zelfs. Tijdens werkoverleg klimt Rakker op iemands schoot. Rocky kijkt mee terwijl er notities worden gemaakt op de computer. Bij een functioneringsgesprek zorgt Woef voor de juiste atmosfeer. En als Wodan tussen de middag even is uitgelaten, kan ook zijn baasje er weer de hele middag tegenaan.

Zo’n dier moet natuurlijk wel ‘een aanwinst voor kantoor’ zijn, stelt Monique, de medewerker die verantwoordelijk lijkt voor de afdeling Honden bij de multinational, waar Iris Grob de heerrrlijke korte documentaire De Kantoorhond (26 min.), die toch wel verdacht veel lijkt op een absurde komedie, heeft gefilmd. De aanleiding was nochtans serieus: meer dan een miljoen Nederlanders ervaren burn-outklachten als gevolg van werkstress.

De oplossing ligt voor de hand – en rustig, liefst netjes aangelijnd, aan de voet. Die blaft niet, springt niet, begint niet tegen je aan te rijden en behandelt de kantoortuin zeker niet als het eerste de beste boompje in de echte mensenwereld. Gelukkig doet ie dat wel. Grob kijkt goed rond in diens territorium, naar hoe de trouwe viervoeter prima blijkt te gedijen in een hellehol vol meetings, targets en deadlines, waar de gemiddelde werknemer zich amper staande kan houden.

Uit onderzoek blijkt dat een hond stressverlagend werkt. Als ie zich laat aaien, tenminste. Wanneer het beestje te vaak zijn tanden laat zien, kunnen ze hem niet gebruiken. Hij zorgt sowieso voor gespreksstof ‘Wist jij dat nog niet, dat Phoebe weer baby’s gaat krijgen?’, vertelt Monique, zelf eigenaar van twee alleraardigste hulpjes op kantoor. ‘Deze loopsheid slaan we, denk ik, over. En de volgende loopsheid gaan we een date plannen met een sexy loverboy.’

Zou zo’n kantoorbaan nu ook stress bij de honden veroorzaken? vraagt men zich onwillekeurig af na deze kostelijke observatie van mensch en dier. En: wie heeft er nu werkelijk de hondenbaan?

Geographies Of Solitude

Bantam Film

Is het een natuurdocumentaire? Ja, als de menselijke natuur daar ook toe wordt gerekend. Diens geestdrift, creativiteit en doorzettingsvermogen bijvoorbeeld. Beter: van Zoe Lucas. In 1971 kwam ze voor het eerst op Sable Island, een eiland in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan, 160 km van de kust van Nova Scotia. Dertig kilometer lang, twee breed. Als kunstacademiestudent kwam Lucas er in eerste instantie vooral voor de paarden. En toen werd ze verliefd op dat eiland.

Inmiddels heeft ze er volgens haar eigen berekeningen zo’n negenduizend dagen gespendeerd. Al het andere heeft ze uit het oog verloren. Ze kan nog altijd bevangen raken door de schoonheid ervan. De prachtige luchten, waterspiegelingen en sterrenhemels. De zeehonden, pissebedden, jan-van-gents, kevers en – natuurlijk! – wilde paarden. Toen Zoe Lucas voor het eerst op het eiland kwam waren dat er ruim honderdvijftig. Inmiddels zijn er al gauw vijfhonderd van de edele dieren.

Ze leven er in volledige vrijheid. Net als hun beschermvrouwe. Die koestert het ontbreken van andere exemplaren van de menselijke soort. Alhoewel, voor Geographies Of Solitude (104 min.) heeft ze gezelschap gekregen van documentairemaker Jacquelyn Mills. Die laaft zich aan de manier waarop Lucas leeft voor, door en met haar omgeving, die ze secuur bestudeert, verzamelt, documenteert in spreadsheets en vereeuwigt met beeld- en geluidsopnames.

Over het persoonlijke leven van Zoe Lucas, haar achtergrond en of ze er ook een sociaal bestaan op nahoudt komt de kijker uiteindelijk betrekkelijk weinig te weten. Over haar oneindige fascinatie voor al wat leeft en sterft – hoe dan, wat blijft er achter en hoe zorgt dit weer voor nieuw leven? – des te meer. En ze weidt tevens uit over het afval – kabels, ballonnen, flesjes, afkomstig uit de halve wereld – dat het strand en de duinen van Sable Island bereikt. Dit dreigt de harmonie te verstoren.

‘Hou je van dit eiland?’ vroeg Jacques Cousteau, de man die ooit de wereldzeeën toegankelijk maakte voor een tv-publiek, haar nu alweer zo’n veertig jaar geleden. ‘Jazeker’, antwoordde zij toen. ‘Het is mijn thuis, eigenlijk.’ Deze contemplatieve film, doorsneden met stukjes 16mm-film die Mills en Lucas met behulp van paardenmest, zeewier en planten hebben ontwikkeld en muziek gemaakt door insecten (!), maakt die weelderige wereld inzichtelijk, maar vraagt wel serieuze aandacht en geduld.

De Beul Van Twente

AVROTROS

In die tijd wordt dierenmishandeling kennelijk nog beschouwd als een soort vandalisme. Een paard, schaap of geit is zo bezien niet meer dan het eigendom van een ander. En daar hoor je vanaf te blijven. In het najaar van 2000 wordt de omgeving van Enschede, die nog moet bijkomen van de Vuurwerkramp, echter opgeschrikt door allerlei gruwelijk gemolesteerde dieren. Het feit dat de dader ook hun geslachtsdelen afsnijdt duidt op een ernstige seksuele perversie.

En daardoor gaan de alarmbellen af in de regio Twente. Want een beetje crimekenner weet: elke seriemoordenaar is ooit begonnen met het mishandelen en verminken van dieren. ‘Het is niet ondenkbeeldig dat iemand op een gegeven moment overgaat op mensen’, stelt hoogleraar forensische psychologie Corine de Ruiter in De Beul Van Twente (118 min.) onderkoeld. Deze driedelige true crime-serie van Duco Coops, die onlangs een enigszins vergelijkbare productie over De Regenboogmoorden in het Kralingse Bos maakte, reconstrueert met direct betrokkenen de jarenlange jacht op de dierenbeul die zijn mes inderdaad ook in mensen zal gaan zetten.

De gemoederen op het Twentse platteland raken ondertussen behoorlijk verhit. Henk ten Napel, een boer uit Enschede, start bijvoorbeeld een burgerwacht als één van zijn paarden ernstig wordt mishandeld. ‘Dat was toch wel heel bijzonder’, herinnert hij zich nu, niet zonder trots en plezier. ‘Midden in de nacht. Echt iedereen met legerkleding aan en zo. Dat was wel heel bizar.’ Ten Napel is alleen zo vaak in de buurt als er een dier is toegetakeld dat hij zelf ook in beeld komt bij pers en politie. De Twent blijkt zelfs een cameraman te hebben ingehuurd om de activiteiten van zijn militie te documenteren. En nét als die erbij is, wordt er natuurlijk een dood dier aangetroffen.

Coops tekent de grimmige sfeer rond de misdrijven en de verknipte geest die daarachter schuilgaat op een typisch true crime-manier op: veel donkere, unheimische beelden, gebruik van slow-motion, dreigende geluiden en muziek en – natuurlijk – een politieprikbord met alle informatie die is verzameld over de vermoedelijke dader. Hij kan tevens putten uit correspondentie van ‘De Beul’, die met een vervormde stem is ingelezen en wordt omkleed met sinistere, in scène gezette beelden. ‘Als ik seksueel geprikkeld was ging ik in de buurt kijken naar plekken waar schapen liepen’, vertelt de engerd bijvoorbeeld. ‘Want de penis van een mens past in een ooi.’

Zou deze psychopaat misschien afkomstig kunnen zijn uit de nabijgelegen TBS-kliniek Oldenkotte in Rekken? vragen de verantwoordelijke rechercheurs zich al snel af. En als ze daadwerkelijk een serieuze verdachte in beeld krijgen, moeten ze nog afdoende bewijsmateriaal tegen hem verzamelen. Ruim twintig jaar na dato volgt deze duistere miniserie dat proces op de voet: hoe ze vanuit het botte geweld tegen dieren en enkele serieuze steekincidenten, die een man op een homo-ontmoetingsplaats in Enschede noodlottig wordt, in het hoofd van De Beul proberen te komen. En daar wil geen levend wezen – mens of dier – al te lang vertoeven.

After The Bite

HBO Max

Een toerist laat zich op een surfplank onbekommerd door de golven meevoeren. Een strandwacht speurt met z’n verrekijker de kustlijn af. En een onderzoeker begeeft zich naar het uiterste puntje van z’n boot, nét iets te dicht bij het wateroppervlak. Sinds Steven Spielbergs zenuwslopende filmklassieker Jaws (1975), over een moordlustige witte haai die het toeristische gebied van Cape Cod binnendringt, zijn zulke beelden van hun onschuld ontdaan. Elk ogenblik kan er een haai aanvallen. Vanuit het onderbewuste dringt de iconische muziek van John Williams zich al op. Táda – táda.Táda – táda. Táda – táda – táda – táda…

Inmiddels is de fantasie – uitgemolken in talloze, veelal tamelijk cheape speelfilms – ingehaald door de realiteit. De witte haai is terug bij de Amerikaanse stranden. In de omgeving van Cape Cod, het strijdtoneel van Jaws, wordt het gevreesde dier weer regelmatig gespot in of nabij zwemwater en heeft het ook alweer zijn eerste dodelijke slachtoffer gemaakt. Dit zorgt natuurlijk voor onrust bij de plaatselijke gemeenschap, want haaien zijn behalve gevaarlijk ook slecht voor de business. Daartegenover staan wetenschappers en dierenbeschermers, die zich al jaren sterk maken voor het weer op peil brengen van de walvissen- en zeehondenpopulatie. Dat is hen beter gelukt dan sommige lokale bewoners en vissers lief is. En de witte haai is daarvan een bijproduct.

After The Bite (85 min.) zet deze verschillende zienswijzen genuanceerd naast elkaar en vangt tevens de pracht en praal van de wondere wereld waaruit die voortkomen. Waar haaien op zee worden voorzien van een tracker, zodat ze met een ‘Sharktivity’-systeem kunnen worden gemonitord en in dat kader ook maar meteen een kekke naam – Joanie, Scarface of Candy Cane bijvoorbeeld – krijgen toebedeeld. Tegelijkertijd is er aan land haaienentertainment: tijdens uitzinnige variété-optredens wordt er volop geflirt met de gevaren van het angstaanjagende witte monster. En in de openluchtbioscoop draait, de gimmick voorbij, Jaws.

Met onbestemde beelden van de golvende zee, onderwateropnames en suggestieve muziek speelt regisseur Ivy Meeropol in deze documentaire natuurlijk in op de collectieve Jaws-angst. Die brengt ze tot een climax in een enerverende slotscène, waarbij een stervende bultrug op open zee een zeer divers publiek trekt, waaronder een hongerige haai. Uiteindelijk heeft Meeropol echter vooral oog voor het verhaal achter de mythe: van een ecosysteem dat, door menselijk toedoen, uit evenwicht is geraakt. Nu de aarde opwarmt verwelkomen Amerikaanse kustgebieden daardoor ineens heel andere diersoorten – en de bijbehorende jagers, zoals de vermaledijde witte haai, die hen weer als prooi beschouwen.

Zulke nieuwkomers brengen ook hun eigen virussen mee. Een nieuwe pandemie is daardoor zeker niet uitgesloten, meent Wendy Puryear van Tufts University. ‘Het is gemakkelijk om je te laten leiden door Jaws-achtige scenario’s en om het grotere geheel uit het oog te verliezen. Namelijk dat de gezondheid van een soort ons allemaal aangaat.’ Die onderlinge verbondenheid tussen mens en dier en de uitdagingen daarbij zijn in After The Bite vervat in oogstrelende en soms ook indringende scènes (zoals bijvoorbeeld het verkrijgen van een ‘nose swap’ bij enkele nietsvermoedende zeehonden) en tillen de film mijlenver uit boven het niveau van een après-Jaws shockdoc.

Wolvenland

Witfilm

De één beschouwt hem als een plaag van God. Een ander ziet in de wolf juist een geschenk uit de hemel. De terugkeer van het roofdier in Nederland zorgt in elk geval alom voor verdeeldheid. In Wolvenland (88 min.) tekent Niek Koppen al die verschillende meningen, belangen en ervaringen op. Hij schetst zo een portret van het hedendaagse Nederland, het platteland in het bijzonder.

‘Er gebeurt iets heel dubbels in mij’, vertelt de Drentse schapenherderin Erika Visser over het moment dat ze beelden kreeg te zien van een wolvenstel nabij haar eigen dieren. ‘Ik voel mijn hart gewoon tekeergaan omdat ik denk: dit is echt gewoon te gek. Zo gaaf! En aan de andere kant denk ik: holy shit, dit is gewoon achter het raster bij mijn schapen. Mijn schapen zijn eigenlijk in gevaar.’

Veel schapenhouders en herders willen het dier dus koste wat het kost uit de buurt van hun kudde houden. Afschieten, dat beest! Of anders serieuze maatregelen nemen: van speciale honden tot enorme hekwerken. Sommigen, zoals Jehan Bouma van Wolvenhek Fryslân, proberen hun strijd een episch karakter te geven, waarbij zelfs ‘good/bad old’ Hans Wiegel nog eens van stal wordt gehaald.

‘Door de wolf gaan alle paarden, schapen en koeien uit het land verdwijnen’, stelt Bouma even later, als een koene ridder gezeten op zijn paard. ‘Voordat het zover is brengt dat onnoemelijk veel leed met zich mee voor alle dieren en hun eigenaren. Maar wij willen wel proberen om deze ongewenste vreemdeling, de wolf, Friesland uit te drijven. Net zoals in 1345 gebeurde met die Hollandse graaf.’

Met een hele rij ruiters te paard, de Friese vlag en pompeuze muziek regisseert hij zo een tamelijk potsierlijk mediamomentje. Ook de andere zijde van de wolvendiscussie is niet vies van de pers. Als boswachter Frank Theunissen een wolvin in zijn gebied aantreft, krijgt die, nadat hij zelf een gat in de lucht heeft gesprongen, direct een naam: Toska. En dan komt er zowaar ook nog een mannetje in beeld.

Wanneer het met Toska, tot groot verdriet van Theunissen en zijn collega’s, toch anders loopt dan gehoopt, het meest moverende deel van deze film, wordt ook dat flink uitgevent in de media. Want de wolf is niet alleen een ‘toppredator’ die zijn plek weer zoekt in Nederland, het is inmiddels ook een mediamythe geworden. Een discussiedier, waarmee het voor alle zijden gemakkelijk scoren is.

Koppen belicht al die aspecten van de wolf, waarbij hij ook nog een natuurmuseum bezoekt en een taxidermist observeert die een opgezette versie van het veelbesproken dier fabriceert. Aan het eind loopt Wolvenland weliswaar een beetje weg – wéér een houder of herder met doodgebeten schapen – maar dan heeft de film zijn punt allang gemaakt: die vermaledijde wolf is gekomen om te blijven.

En wij, de zeventien miljoen wolvenexperts van Nederland, zijn daar nog lang niet over uitgepraat.

O, Verzamelen Van Eieren In Weerwil Van De Tijd

Moondocs

Terwijl de Duitse ornitholoog Max Schönwetter (1874-1961) aan het begin van de twintigste eeuw bevangen raakt door de oölogie en het liefst elke seconde die hij heeft besteedt aan het verzamelen, bestuderen en beschrijven van allerlei soorten eieren, raakt de wereld waarvan hij deel uitmaakt langzaam maar zeker bevangen door duistere krachten. Die zullen uiteindelijk de alles verwoestende Tweede Wereldoorlog veroorzaken, waarbij ook de eikundige Schönwetter aanzienlijke verliezen moet incasseren.

In O: Verzamelen Van Eieren In Weerwil Van De Tijd (80 min.) brengt Pim Zwier ’s mans oneindige fascinatie in beeld via fraaie close-ups van zijn eieren en beelden van de voortbrengers daarvan. Hij maakt die verder inzichtelijk via Schönwetters uitgebreide correspondentie met allerlei mensen die hem kunnen helpen bij zijn verzameling. Die is ingesproken door (stem)acteurs, waarbij Pierre Bokma de hoofdpersoon voor zijn rekening neemt. ‘Hoe meer ik ze bestudeerde des te meer groeit de overtuiging dat uit de eierschaal nog vele raadselen zijn op te lossen indien men werkelijk beseft wat erin schuilgaat’, schrijft die bijvoorbeeld in 1935 aan zijn collega Leo von Boxberger. ‘Maar daarvoor moet men dieper graven, om daarmee inzichten te verschaffen. Daaraan wil ik graag mijn bijdrage leveren.’

Intussen toont Zwier een uil. Eerst, via grofkorrelige zwart-wit beelden, in zijn natuurlijke habitat, daarna in de vorm van een soort buste op Schönwetters bureau. ‘Tweehonderdduizend eieren moet men wel gezien hebben’, vervolgt de oöloog begeesterd. ‘En vijftigduizend daarvan moet men gewogen en met een loep bekeken hebben en vele steeds weer met elkaar vergeleken hebben. Zoals enkel iemand kan die al dertig jaar lang al z’n vrije tijd, alle vakanties en bijna zonder uitzondering iedere zondag wijdt aan zijn eigen stokpaardje, daarvoor veel geld voor zijn eigen verzameling, voor literatuur en reizen, geofferd heeft en deze zaken enkel en alleen voor zichzelf doet.’ De camera is intussen van het uilenbeeldje afgedaald naar een doosje met eieren. ‘Kerkuil (Jyto alba)’, staat er op het bijbehorende kaartje. ‘39,5 x 31,0 mm – 1,65 g.’

Pim Zwiers portrettering van zijn bevlogen hoofdpersoon is al even precies en rijk aan details als Max Schönwetters benadering van de eikunde, die uiteindelijk moet resulteren in een wetenschappelijk Handboek der Oölogie. Met in scène gezette beelden vanuit diens werkkamer tekent de filmmaker een man die zich in zijn kleine wereld heeft verschanst om ontwikkelingen in de buitenwereld, vervat in dramatische archiefbeelden, bij zich weg te kunnen houden. Uiteindelijk wordt echter ook Schönwetter ingehaald door de tijd, door een oorlog waarin gaandeweg alles wordt gebroken. De mens, net zo gemakkelijk als een (volstrekt niet) willekeurige eierschaal.

Wildcat

Prime Video

‘Hij redt mij’, stelt Harry Turner tevreden vast. ‘En ik red hem.’ Zo simpel zou het inderdaad kunnen zijn. Hij, de getraumatiseerde soldaat, gaat een pasgeboren ocelot, een pardelkat die lijkt op een klein luipaard, de komende anderhalf jaar voorbereiden op het leven in de jungle en leert intussen via de katachtige ook weer van zichzelf houden. Zo simpel wordt het alleen niet in Wildcat (106 min.), waarin Harry en zijn roofdier danig op de proef worden gesteld.

Als achttienjarige jongen is de Brit op missie gegaan naar Afghanistan. Hij kwam terug met een depressie en PTSS en kon in zijn gewone leefomgeving niet meer aarden. In een onbezonnen bui heeft hij alles achtergelaten en is vertrokken naar het Amazone-regenwoud in Peru. Te midden van de wilde dieren en weelderige natuur, zo’n vijf uur reizen verwijderd van het dichtstbijzijnde stadje, probeert hij zichzelf – of tenminste de tegenwoordige versie daarvan – terug te vinden. 

In de Zuid-Amerikaanse jungle is de getroebleerde jongeling aangewezen op zichzelf én op Samantha Zwicker, een jonge Amerikaanse biologe die met haar organisatie Hoja Nueva de strijd aanbindt met alles wat het Peruviaanse regenwoud bedreigt. Intussen neemt ze ook gewonde of achtergelaten dieren onder haar hoede. Harry en Samantha lijken voor elkaar gemaakt. Zeker als de twee zich samen kunnen ontfermen over een jong roofdier dat de wetten van de jungle nog moet leren kennen.

‘Ik ga je leren om een killer te worden’, roept Harry zijn ‘kindje’ enthousiast toe als hij hem in deze film van Melissa Lesh en Trevor Beck Frost, die veelvuldig gebruik maken van (nacht)beelden die Turner en Zwicker zelf hebben gemaakt, leert hoe hij andere dieren moet aanvallen en doden. Als de ocelot wil overleven in het wild, dan is dit bittere noodzaak. Tegelijk mag hij zich ook niet te veel hechten aan zijn menselijke beschermers. Want de mens, dat moet hij goed begrijpen, kan gevaarlijk zijn.

Tijdens de even intieme als intense trainingen blijft Harry Turners mentale gezondheid intussen uiterst fragiel. Elke tegenslag kan oude wonden openrijten en elk klein succesje brengt het eindpunt van het traject (en deze fijne en aangrijpende film) dichterbij: het moment waarop ze na achttien maanden afscheid van elkaar nemen. Als de één zijn rechtmatige plek in het regenwoud moet gaan opeisen en de ander wellicht weer wil proberen om zich staande te houden in de menselijke jungle.