Normaal – Ik Kom Altied Weer Terug – Ja Dat Was… Høken! 40 Jaar Normaal

VPRO

Mensen zoals hij – of beter: de mensen die hij tot zijn natuurlijke achterban mag rekenen – doen de laatste tijd duchtig van zich spreken. Bennie Jolink, voorman van de Nederlandse rockgroep Normaal, was echter nooit een reguliere boer. En dus zat dat ene zinnetje in de single De Boer Is Troef (‘De EEG trapt ons weer terug’) uit 1983 hem altijd dwars. ‘Hoe krijg je het uit je pen?’ toonde de Achterhoeker zich deze week, veertig jaar later, zelfkritisch tijdens een interview met het Algemeen Dagblad. ‘Al die mensen die tegenwoordig Europa afwijzen – de boeren van Farmers Defence Force, Wilders en die idioot van Baudet voorop – zouden de globe er eens bij moeten pakken. Denk je nou dat het kleine Nederland het alleen redt in deze wereld?’

Iedereen die zijn ongegeneerde lofzang op de boer aanhoort bij de start van Normaal – Ik Kom Altied Weer Terug (80 min.), de documentaire die Frank van den Engel in 2001 maakte over de helden van het platteland, wordt alleen toch even op het verkeerde been gezet. Bennie Jolink oogt dan als een aan rock & roll verslingerd bastaardkind van Boer Koekoek en Caroline van der Plas. Even later in deze wat onevenwichtige, afwisselend uitzinnig rockende en melancholieke film – uitgebracht in de slipstream van Zij Gelooft In Mij, John Appels baanbrekende portret van André Hazes uit 1999 – werkt de rouwdouwer in alle rust aan een portretschilderij. Want ook dat is Jolink, een in Amsterdam opgeleide beeldend kunstenaar, een onverbeterlijke hardkop, een overtuigde eenzaat en een vermakelijke brompot. Een man van middelbare leeftijd bovendien die het optreden met zijn band fysiek nauwelijks meer trekt. Na de met bier, zweet en boer’nrock doordrenkte Normaal-shows is hij volledig buiten adem en moet hij echt weer opgelapt worden.

Ja Dat Was… Høken! 40 Jaar Normaal (85 min.), constateert Jolink in 2015, als de groep z’n afscheid aankondigt. De film van Frank Wiering begint met een uitvoering van de Normaal-klassieker Vrouw Haverkamp, opgebouwd rond enkele tekstregels die tegenwoordig vast niet meer door de beugel zouden kunnen: ‘Vrouw Haverkamp / Wa he-j toch grote tieten / Hoe we’die da? / Ik heb ze zelf in d’handen gehad’. In deze deurdonderdocu passeert nog wel meer de revue wat met de ogen van nu tamelijk lomp en macho overkomt. Met zichtbaar plezier verhaalt Bennie Jolink bijvoorbeeld over een bezoek aan het televisieprogramma Toppop, dat voor heel wat ophef en schade zorgt en ‘de kannibalen uit de Achterhoek’ definitief bombardeert tot superboeren. In die hoedanigheid zullen ze vier roerige decennia volmaken, die volledig in het teken staan vandat ondefinieerbare en toch uit duizenden herkenbare begrip ‘høken’. ‘Alles wat woest, onbenullig en lekker is’, aldus Jolink zelf. ‘Zolang het maar niks met seks of geweld te maken heeft.’

Als geen ander heeft hij, laat ook deze lekkere bandjesdocu weer zien, in de voorbije halve eeuw de ziel van het Nederlandse platteland weten te vertolken en raken. Ofwel, in vakjargon: ‘Wat de lul is voor de hoeren, is Normaal voor de boeren.’ Als één man dus het verschil tussen platteland en stad kan duiden, dan is hij het. Dat zit hem volgens Bennie Jolink in één enkel woord: assertiviteit. ‘De randstedeling, zeg ik altijd, adoreert assertief gedrag’, doceert hij in Ja Dat Was… Høken!. ‘Een normaal mens, een plattelander, vindt assertiviteit onbeschoft, egoïstisch, brutaal en opschepperig.’ En die heeft afgelopen week, na de enorme verkiezingsoverwinning van de BoerBurgerBeweging, nu eens onbekommerd zijn eigen feestje mogen vieren. Daarbij klonk, en dat zal geen verbazing wekken, ook Normaals allergrootste hit: Oerend Hard.

Être Et Avoir

Jojo & Georges Lopez / Contact Film

Aan het begin van de 21e eeuw maakten twee films furore in de Nederlandse filmhuizen, die ongetwijfeld ons beeld van Frankrijk danig hebben beïnvloed. Eerst was er in 2001 Jean-Pierre Jeunets verbluffende speelfilm Le Fabuleux Destin d’Amelie Poulain, een speelse, kleurrijke en sprookjesachtige ode aan de romantische versie die je van het land kunt hebben.

Een jaar later volgde de al even hartveroverende documentaire Être Et Avoir (100 min.), Nicolas Philiberts verstilde portret van het Franse platteland. Aan de hand van één onderwijzer en zijn dertien kinderen, in leeftijd uiteenlopend van vier tot en met twaalf jaar, brengt hij het dorpse leven in Saint-Etienne-sur-Usson, een gemeenschap met nauwelijks tweehonderd zielen in de Auvergne, tot leven. 

Terwijl in het openingsshot van deze observerende film enkele boeren in hartje winter hun koeien in een wei proberen te krijgen, kruipen binnen enkele schildpadden door een leeg klaslokaal. Op de vloer ligt een verweesde globe. Het zijn de twee werelden waartussen de plattelandskinderen zich bewegen. Even later begint de school weer en worden ze één voor één opgehaald door een soort buurtbus.

Bij de deur worden ze opgewacht door Georges Lopez, die hen in de rest van het schooljaar geduldig, bedaard en toch vastberaden bij de hand zal nemen. Een vaderlijke meester, die Julien en Olivier hun ruzie laat bijleggen en ze ondertussen laat zien hoezeer ze elkaar kunnen kwetsen, het guitige vierjarige joch Jojo tot volle bloei brengt en zich ontfermt over de kwetsbare Nathalie, die in haar eigen wereld lijkt te leven.

Philibert legt de gebeurtenissen in de klas sec en rustig vast, doorsnijdt ze met scènes van de kinderen thuis en voegt verder alleen zo nu en dan wat muziek toe. Zo ontstaat een kalme, vertederende en zeer succesvolle film over een beschutte kindertijd in ruraal Frankrijk, die en passant het belang van goed onderwijs – en een kundige, betrokken leerkracht – nog maar eens onderstreept. 

Être Et Avoir kreeg overigens nog een vervelend staartje via een rechtszaak tussen Georges Lopez en de makers van de film. Zij zouden hem en de kinderen hebben voorgespiegeld dat het een kleine educatieve documentaire ging worden. Volgens Lopez waren zij als hoofdpersonen er niet van op de hoogte dat ze overal in de bioscoop te zien zouden zijn – en dat die film enkele miljoenen zou opbrengen.

Brother’s Keeper

Creative Thinking

Hoewel ze alle vier de zestig al zijn gepasseerd, worden ze nog steeds ‘the boys’ genoemd. De jongens Ward. Vier broers zijn er: Roscoe, Lyman, Bill en Delbert. Als Bill in 1990 op 63-jarige leeftijd overlijdt, wordt jongste broer Delbert ervan verdacht dat hij dit op zijn geweten heeft. In het gehucht Munnsville zijn veel mensen ervan overtuigd dat hij onschuldig is – ook al heeft Delbert in eerste instantie toch echt een bekentenis afgelegd. Zonder dat er een advocaat aanwezig was, zou hij hebben verklaard dat hij zijn broer Bill, die al een tijd ziek was en veel pijn had, uit zijn lijden heeft verlost.

De Wards zijn geen gewone jongens. Ze zijn altijd in hun ouderlijk huis blijven wonen, slapen samen in één van de twee kamers en kunnen nauwelijks lezen en schrijven. Ze zien er ook verwaarloosd uit en schijnen behoorlijk te stinken. De rest van het rurale dorp in de Amerikaanse staat New York heeft eigenlijk nooit veel aandacht besteed aan de ‘boys’, die in een andere tijd zijn blijven steken, maar zet zich nu schrap: de Wards mogen dan simpele zielen zijn, het zijn wel Munnsville’s simpele zielen. En dus wordt er op een speciaal feest geld ingezameld voor Delberts verdediging.

Joe Berlinger en Bruce Sinofsky concentreren zich in Brother’s Keeper (105 min.), de film die hun carrière in 1992 in een stroomversnelling bracht, eerst vooral op het leven van de Ward-broers en de plattelandsgemeenschap waarvan zij deel uitmaken. Later verleggen ze hun aandacht naar de rechtszaal, waar Delbert terecht moet staan en zijn broers onder druk worden gezet om belastende verklaringen tegen hem af te leggen. Dan wordt pijnlijk duidelijk hoe kwetsbaar deze woest uitziende mannen zijn en hoeveel moeite ’t hen kost om mee te draaien in de snel veranderende wereld.

Terwijl The New York State Police de zaak tegen Delbert in de steigers probeert te zetten en media uit het hele land overkomen om verslag te doen van dit spraakmakende verhaal in een door God vergeten hoek van de Verenigde Staten, willen de drie nog levende broers Ward liefst zo snel mogelijk terug naar het leven zoals ze dat kennen: in een huis zonder stromend water, op een land dat al generaties in de familie is en binnen een gemeenschap die hen laat zijn wie ze nu eenmaal zijn.

Ramboy

IDFA

Het wezen van de relatie tussen de Ierse tiener Cian Kilbane en zijn grootvader Martin Calvey zit vervat in die ene scène waarin de jongen een ram vast moet zetten in een hoek van de stal, om daar zijn hoorns eraf te zagen. Terwijl Cian onhandig aan het werk gaat, voorziet opa hem continu van advies. Het is om moedeloos van te worden.

Uit zijn directieve woorden (‘doe rustig aan’, ‘breek het zaagblad niet’, ‘kop dicht’ of ‘nice and easy’ bijvoorbeeld) spreekt desondanks geduld en onvoorwaardelijke liefde. De schapenboer uit het Ierse eiland Achill leert zijn kleinzoon tijdens de zomervakantie niet alleen de kneepjes van het vak, maar probeert hem ook lessen voor het leven mee te geven. 

Het is wel de vraag of deze Ramboy (30 min.) ooit in het vak terechtkomt. Cians vader verblijft voor zijn baan regelmatig in het buitenland. Misschien is dat wel aantrekkelijker dan het schoonmaken van een stal of het africhten van de schapenhond Thomas. Cian laat het vooralsnog maar op zich afkomen in deze observerende jeugddocu van Matthias Joulaud en Lucien Roux.

Hij zet zich zo goed en zo kwaad als dat gaat aan alle klusjes, speelt tussendoor een partijtje voetbal of gaat met vrienden eens lekker zwemmen. En doordat het decor zo weldadig is, het camerawerk subliem en het verteltempo lekker kalm, voelt deze coming of age-docu als een ontspannen wandeling door het platteland of over het strand.

Rockfield: The Studio On The Farm

‘Ik herinner me er eerlijk gezegd helemaal niets van’, zegt Liam Gallagher (Oasis), als de eeuwige puber die hij nu eenmaal is, aan het begin van de heerlijke documentaire Rockfield: The Studio On The Farm (92 min.). Zijn band nam nochtans z’n sleutelabums Definitely Maybe en (What’s The Story) Morning Glory op in de plattelandsstudio van de Welshe broers Kingsley en Charles Ward. Zij bouwden het boerenbedrijf van hun familie eind jaren zestig om tot een opnamestudio, waar artiesten tevens, ver weg van het stadse leven, konden verblijven. 

‘Dus je hebt muzikanten genomen als vervangers van de varkens?’ grapt Robert Plant, die zichzelf er na het uiteenvallen van zijn band Led Zeppelin opnieuw uitvond als soloartiest, tegen de aandoenlijke Kingsley. Die moet daar smakelijk om lachen. Zijn broer Charles zou nog tot 1975 gewoon koeien blijven melken op de plek die al snel een populaire studio werd. Op een goede dag kon je er zien hoe Freddie Mercury in een stal de laatste hand legde aan Bohemian Rhapsody, Iggy Pop en David Bowie op het erf rondzwierven, The Stone Roses dertien maanden lang (!) werkten aan een album, de gebroeders Gallagher op de vuist gingen of, dat ook, een koe kalverde.

Hele generaties Britse bands streken in de afgelopen halve eeuw neer bij Rockfield in Wales, werkten er aan hun beste platen en vertellen er nu met zichtbaar plezier over in deze vlotte, grappige en liefdevolle documentaire. En regisseur Hannah Berryman verluchtigt de herinneringen van Ozzy Osbourne (Black Sabbath), Dave Brock (Hawkwind, met destijds nog Motorheads boegbeeld Lemmy Kilmister in de gelederen), Jim Kerr (Simple Minds), Tim Burgess (The Charlatans), Martin Carr (The Boo Radleys), James Dean Bradfield (Manic Street Preachers) en Chris Martin (Coldplay) met videoclips, hartstikke geinige animaties en beelden van de idyllische omgeving. Daarmee vervolmaakt zij deze fijne film over een kostelijk stukje popgeschiedenis op het platteland.

Prince Of Muck

De Productie

‘We willen evolutie’, zegt Lawrence MacEwen. ‘Geen revolutie.’ De bebaarde Schotse boer gelooft in geleidelijkheid. Als er dan toch iets moet veranderen, laat het dan langzaam gaan. Vloeiend. Bijna zonder dat je het merkt. Precies zoals het nu met hemzelf zou moeten gaan. Langzaam maar zeker verdwijnt hij uit beeld op het eiland Muck, nabij de westkust van Schotland. Waarna zoon Colin zijn werk voortzet.

Zo verloopt ‘t alleen niet voor de Prince Of Muck (77 min.). Althans, zo vóelt het niet. Zijn opvolger wil niet naar hem luisteren. Die weet het beter. Ineens lijkt die dikke halve eeuw boeren er niet meer toe te doen. Lawrence’s vrouw Jenny vindt dat hij niet zo moet somberen. Laat die jongen toch! Zoals wij ‘t deden, zo doen ze ‘t nu niet meer, houdt ze haar echtgenoot voor. En die probeert zijn onvrede voor zichzelf te houden.

De man die zich begint te realiseren dat zijn tijd er zo langzamerhand opzit is nochtans een interessant hoofdpersonage voor deze verstilde film van Cindy Jansen. Terwijl hij zich bekommert om zijn koeien, werk verricht met zijn tractor of speelt met de kleinkinderen, mijmert de eilander over het verleden. Hij laat zijn lange leven de revue passeren en kan daarbij zomaar ineens een gedicht reciteren, dat hij als kind heeft geleerd.

Sinds jaar en dag houdt Lawrence ook een dagboek bij, een gewoonte die hij heeft overgenomen van zijn vader. Via voorgelezen fragmenten daaruit, die als geraamte voor deze documentaire fungeren, laat hij in zijn ziel kijken; van de rituele passages over werk, weer en wind tot een staccato verslag van ingrijpende levensgebeurtenissen en sterfgevallen. Hij is volledig vergroeid met Muck. Zoals zijn vader ooit was en zoon nu is.

Dat gevoel van afscheid nemen en ruimte maken voor een nieuwe generatie, een proces dat onvermijdelijk gepaard gaat met weemoed en weerzin, is voortdurend op de achtergrond aanwezig in dit bitterzoete portret van het leven op een idyllisch Schots eiland, waar de zee geeft en neemt en een koppige Schot en zijn familie hun complete leven slijten.

La Educación De Luca

IDFA

Als zijn peuterzoontje Luca, kind van een Nederlandse vader en Cubaanse moeder, opgegroeid in Parijs, later iets wil begrijpen van zijn eigen oorsprong, dan moet hij dit verhaal kennen volgens Salvador Gieling. Hij gaat Luca dus het tragische relaas van zijn Cubaanse oom Ezequiel vertellen. Die had een eigen stuk land, verkocht een koe en werd gearresteerd.

En dat is al bijna meer dan de documentairemaker had mogen vertellen. ‘Je kunt deze zaak best bespreken, zolang je maar aan de oppervlakte blijft’, waarschuwt zijn schoonmoeder via de telefoon alvast Salvadors vrouw Belga. Dus: niet vertellen waar hij wordt vastgehouden, niet gaan graven naar de reden voor zijn straf en ook niet de hoogte daarvan naar buiten brengen. En al helemaal geen pleidooi houden voor ‘s mans onschuld, natuurlijk!

Toch vertrekken Salvador en Belga met hun kind naar haar geboorteland Cuba, voor wat La Educación De Luca (Engelse titel: Lessons For Luca, 88 min.) moet worden. Een taak waaraan zijn oma, ooms, tantes en nicht van moederskant uiteindelijk tóch een bijdrage willen leveren. Ze dompelen de kleine jongen onder in de zaak Ezequiel, het verhaal van zijn boerenfamilie uit het dorp Sibanicú en de recente geschiedenis van het Cubaanse platteland.

Via hun persoonlijke boodschappen voor Luca, en gesprekken daarover met diens ouders, ontwikkelt zich een fraaie en warmbloedige vertelling over gewone Cubanen, die leven in een land dat nog altijd in de geest van Fidel Castro wordt geregeerd. ‘El Commandante’, bijna een halve eeuw Cuba’s onbetwiste leider, betitelde koeienvlees ooit als het ‘rode goud’ en lanceerde een ambitieus programma, waarmee het Caribische eiland Nederland naar de kroon zou gaan steken als melkproducent.

Hoe vrij konden en kunnen burgers zijn in zo’n strak geleid natie? Volgens Luca’s moeder Belga, die het land is ontvlucht, hebben alle Cubanen moeten leren om gehoorzaam te zijn. Als het aankomt op vrijheid, ben je nergens zo vrij als hier, stelt haar oom Quirito nochtans, de oudste broer van de onfortuinlijke Ezequiel. ‘Hier in Cuba is de vrijheid geweldig.’ Hij specificeert: ‘Je kunt hier lopen waar je wilt, maar alleen als je het juiste pad neemt.’

Zulke ‘vrijheid’ en wat die in de praktijk inhoudt voor een gewone Cubaanse plattelandsfamilie wordt in deze oogstrelende film, voorzien van een sfeervolle soundtrack door cellist Ernst Reijseger, op een weldadige manier over het voetlicht gebracht. Het is een les die de kleine Luca, als hij eenmaal groot genoeg is om ‘m te kunnen bevatten, ongetwijfeld in zijn oren zal knopen. Ook al gaat het volgens Ezequiel om niet meer dan ‘een onbelangrijke episode voor het Cubaanse platteland’.

Tegenwind – Het Verdriet Van De Veenkoloniën

Human

Als die windturbines twee kilometer verderop worden geplaatst, zeggen de boze dorpelingen, dan staken zij direct hun verzet. Daarvan kan echter geen sprake zijn. Een windpark moet er komen, 35 molens van maar liefst tweehonderd meter hoog. Recht voor hun neus. En dat pikken enkele inwoners van het Groningse dorp Meeden niet. ‘Je mag in dit land een vrije mening hebben’, constateert Jan Hendriks, één van de voortrekkers, cynisch in Tegenwind – Het Verdriet Van De Veenkoloniën (58 min). ‘Als het maar hún mening is. Echt verbazingwekkend!’

Zo ontvouwt zich een typische boze burger-film: over gewone Nederlanders die worden geconfronteerd met een in hun ogen onverschillige, hardvochtige of zelfs onrechtvaardige overheid. Ze besluiten om terug te slaan. Wat begint met ludieke acties – een barbecue op de plaatselijke weg N33, demonstranten met kop van jut-maskers en een bezet buurthuis – mondt uit in projectielen op de akkers van windmolenvriendelijke boeren, bestuurders die worden afgebeeld als nazi en bedreigingen aan het adres van lokale bedrijven.

Deze terugblik op die strijd, vanuit het perspectief van de Groningse Don Quichottes, is thematisch verwant met eerdere films van Kees Vlaanderen. Waar hij in Holwerd Aan Zee burgers introduceerde die samen met – of soms ook ondanks – de overheid werkten aan de leefbaarheid in hun Friese dorp, liet hij in De Kleine Oorlog Van Boer Kok al zien hoe de verhouding Nederland-Nederlander ook danig verstoord kan raken. Deze docu gaat eigenlijk verder waar die film ophield: terwijl bij Boer Kok vooral de familie zelf de strijd aanbond, is het nu een belangrijk deel van de gemeenschap dat in het geweer komt.

Vlaanderen laat deze tegenstanders van het windmolenpark uitgebreid aan het woord, zonder hen echt het vuur aan de schenen te leggen. Óók als ze verbaal of non-verbaal uitdrukken dat hun doel toch wel zo’n beetje alle middelen rechtvaardigt. Terwijl er in Meeden toch echt mensen of organisaties huizen die er een wezenlijk andere mening  op nahouden. Zij ontbreken echter in deze film, waardoor de sympathie van de kijker vrijwel automatisch komt te liggen bij de actievoerders, die elke vorm van twijfel over hun eigen handelen lijken te hebben uitgeschakeld.

Intussen werpt Tegenwind elementaire vragen op over onze democratie en de verhouding van de burger tot de overheid. Hoe zorg je er bijvoorbeeld voor dat Nederlanders écht inspraak hebben? Hoe ga je om met de onmacht van burgers die wél gehoord zijn, maar zich toch niet gehoord voelen? En waar houden burgerlijke ongehoorzaamheid en verzet op en beginnen intimidatie en zelfs terreur? Het verzet in Meeden eindigt in elk geval bij de rechter, waar de twee voornaamste oproerkraaiers in de beklaagdenbank zijn beland.

The People Vs. Agent Orange

IDFA

‘Als je denkt dat je te klein bent om het verschil te maken, heb je nog nooit met een mug van doen gehad.’

Terwijl Agent Orange vanaf 1971 niet meer gebruikt mocht worden bij de oorlog in Vietnam, bleven ze het ontbladeringsmiddel gewoon gebruiken in Amerikaanse natuurgebieden. In Oregon zag Carol Van Strum wat de gevolgen daarvan bij haar thuis waren: haar kinderen werden ziek, hun tuin veranderde in een woestenij en de hond ging dood. Ze kon niet meer lijdzaam toekijken. Met de actiegroep Citizens Against Toxic Sprays (CATS) begon Carol informatie te verzamelen over de ontbladering van haar leefomgeving. Die strijd duurt tot op dag van vandaag en heeft haar echt ongelooflijk veel gekost – méér dan wat een mens eigenlijk kan dragen.

In Vietnam is Tran To Nga, die een kind verloor als gevolg van het gebruik van Agent Orange, ondertussen ook in het geweer gekomen. Ze heeft de producenten aangeklaagd. Hun herbicide werd ingezet als chemisch wapen, om delen van haar land te ontdoen van begroeiing die de communistische vijand kon beschermen. Agent Orange heeft in Trans land uiteindelijk gewerkt als een massavernietigingswapen, waarvan de schade ruim een halve eeuw later nog altijd zichtbaar is. Dat wordt in The People Vs. Agent Orange (87 min.) treffend geïllustreerd met een schokkende scène in een Vietnamees kinderziekenhuis. 

Gaandeweg onthullen de filmmakers Kate Taverna en Alan Adelson hoe diep de beerput eigenlijk is, zowel in Vietnam als in de Verenigde Staten zelf, en hoezeer de dreggers daarvan, weggezet als notoire complotdenkers, zijn tegengewerkt. Door de Amerikaanse overheid en de betrokken multinationals: verdwenen bewijsmateriaal, intimidatie en – naar het zich laat aanzien – bruut geweld. Zulk onrecht kan eigenlijk geen mens onberoerd laten. De volksgezondheid – niet alleen van voormalige vijanden, maar ook van gewone Amerikaanse burgers – is rücksichtslos opgeofferd voor bedrijfs- of regeringsbelangen.

Voor Carol en Tran wordt de strijd intussen een race tegen de klok: leven ze lang genoeg om hun recht te halen of hebben hun tegenstrevers uiteindelijk toch een langere adem? Dat is om woest van te worden.

De Boerenrepubliek

Bert ter Beek / ICU Documentaires

Het is een aangrijpend tafereel. Boer Bert ter Beek uit Oene, een man die je direct in je hart sluit, bidt het Onze Vader en heft vervolgens, te midden van de loeiende koeien in zijn stal, Psalm 121 aan. Als Bert klaar is, gaat hij aan het werk met de mannen die zijn gekomen om zijn vee te ruimen. Hij pakt een touw en leidt de eerste de beste koe de vrachtwagen in. Zijn hoogbejaarde vader kan het niet aanzien. Bert slaat zijn arm om hem heen en zegt troostend: ‘Stil maar, jongen. We redden het wel.’

‘De burger begrijpt de boer niet meer’, constateert verteller Felix Meurders aan het begin van de vierdelige serie De Boerenrepubliek (200 min.) van Hans Hermans en Martin Maat. ‘En de boer snapt de overheid al helemaal niet meer.’ De Brabantse varkensboer Frans Meulenmeesters verwoordt dat gevoel perfect. ‘Het is nooit, maar dan ook nooit, maar dan ook nooit genoeg.’ ‘s Mans bittere constatering vormt de opmaat naar een breed opgezette, empathische en genuanceerde rondgang langs de permanente botsing van belangen tussen boer, natuur en overheid, aan de hand van de MKZ-crisis in het voorjaar van 2001. Die ijlt twintig jaar na dato nog altijd na in agrarisch Nederland.

Het eerste geval van mond- en klauwzeer werd aangetroffen in Oene, een dorp in het Noordoosten van Gelderland dat direct in lockdown moest – een term die toen overigens nog helemaal niet werd gebruikt. De plaatselijke melkveehouder Albert Hassink haalde destijds het NOS Journaal met een videodagboek vanuit zijn eigen bedrijf. De beelden maken nog altijd indruk. ‘Die worden allemaal afgemaakt’, zegt Hassink met een snik in zijn stem, bij de aanblik van zijn ogenschijnlijk kerngezonde koeien. ‘Daar heb je je hele leven hard voor gewerkt. Je ouders, je voorouders, om dit op te bouwen. Het wordt in één dag allemaal afgemaakt. Allemaal.’ Hij sluit zijn video af met een oproep aan de toenmalige minister van landbouw, Laurens Jan Brinkhorst: ‘Minister, dit gaat fout. Dat ziet u toch ook wel?’

‘De reactie van deze boer begrijp ik heel goed’, reageert Brinkhorst twintig jaar later. ‘De individuele boer valt niks te verwijten.’ Het is volgens de oud-minister wel tragisch: omdat Nederland zelf – met steun van belangenorganisaties van de boeren – een toonaangevende exporteur van landbouwproducten wilde worden, moest het Europese non-vaccinatiebeleid worden ingevoerd. ‘De gevolgen zijn natuurlijk dat je je export kwijt bent als je gaat vaccineren.’ En dus werd er niet geënt, zoals de betrokken boeren wilden, maar ‘geruimd’, een eufemistische term voor het doden van de dieren. ‘Koeienmoord’, volgens sommige agrariërs. Van in totaal zo’n kwart miljoen, voor het grootste deel gezonde dieren. Dat zou uiteindelijk leiden tot rellen in Kootwijkerbroek. En die waren dan weer een logisch vervolg op de boerenprotesten van de jaren negentig en een voorbode van de grootschalige acties die organisaties als Farmers Defence Force tegenwoordig opzetten.

In deze ambitieuze reeks worden al die elementen, zo nu en dan met ingrijpen van voice-over Meurders, op een logische manier met elkaar verbonden: van de uitbraak van varkenspest tot het huidige stikstofbeleid en de Coronacrisis (die in 2001 al min of meer werd voorspeld door viroloog Ab Osterhaus). Met oog voor zowel de gevoelens en belangen van de Nederlandse boer als van zijn natuurlijke opponenten, de natuur- en dierenbeschermers. Die spreken over dierenbevrijding, een klimaatcrisis en gebrek aan biodiversiteit (en als gevolg daarvan zoiets als ‘landschapspijn’). Beide partijen lijken elkaar gevangen te houden in een kansloze strijd, waarin ook hun gezamenlijke vijand, ‘de politiek’, vooralsnog het verschil niet weet te maken.

Sinds de MKZ-crisis is het aantal boeren gehalveerd en het aantal dieren gelijk gebleven. Dat lijkt vragen om problemen. Alleen een fundamentele herbezinning zou de Gordiaanse knoop die de Nederlandse landbouw gaandeweg is geworden kunnen ontwarren. De Boerenrepubliek besteedt in dat kader ook aandacht aan veelal kleinschalige initiatieven om het boeren te vernieuwen. Uiteindelijk bepaalt de consument natuurlijk welke daarvan succesvol kunnen zijn. ‘Drie keer per dag hebben wij als mensen een stem in wat voor voedselsysteem wij willen’, stelt varkenshouder Jeffrey Korsmit uit Sint Willebrord. Hij houdt zijn Magalitza varkens gewoon buiten, waar ze lekker in de modder kunnen rollen. Voor hem en het welslagen van zijn bedrijf is het vanzelfsprekend essentieel dat de kwaliteit van het product (weer) voorop komt te staan.

Op een respectvolle manier belicht deze verzorgde serie zo, aan de hand van een crisis die diepe sporen heeft getrokken door de boerengemeenschap, alle verschillende posities en perspectieven rond de Nederlandse landbouw en hoe de toekomst daarvan eruit zou kunnen zien.

De Boerenrepubliek is hier te bekijken.

Oproerkraaiers

Raymond van Mil / VPRO

‘Volgens mij kan je enkel onverschillig blijven tegenover leed als je je ervoor afsluit’, constateert Sunny Bergman halverwege Oproerkraaiers (59 min.) ‘En misschien zorgt juist dat afsluiten ervoor dat we degenen die onze ogen willen openen als aanstellers, als overdreven drammers, ervaren. We vinden ze irritant omdat ze ons op iets wijzen dat we niet willen zien. En daarna geven we de zogenaamde drammers de schuld van polarisering.’

Het is een conclusie, die haar zelf natuurlijk goed uitkomt. Want met haar strijd tegen Zwarte Piet en institutioneel racisme behoort Bergman in de ogen van veel anderen ook tot die groep drammers. In deze nieuwe film duikt ze verder in de wereld van het Nederlandse activisme: van haar eigen natuurlijke omgeving bij Kick Out Zwarte Piet tot de fanatieke klimaatactivisten van Extinction Rebellion en de Jane Unchained Europe-demonstranten die zich manifesteren bij slachthuizen (en Bergman zelf tot het verfoeide ‘redelijke midden’ rekenen omdat zij nog gewoon dierlijke producten eet).

‘Een dag niet gedemonstreerd is een dag niet geleefd’, stelt beroepsactivist Frank van der Linde, terwijl hij met een megafoon leuzen schreeuwt naar het hoofdkantoor van booking.com. Hij voert fulltime actie, komt regelmatig in aanvaring met de autoriteiten en is inmiddels thuisloos geworden. Van der Linde is ook aanwezig bij de grote Black Lives Matter-demonstratie in Amsterdam, na de moord op de zwarte Amerikaan George Floyd, waar Sunny’s gehele natuurlijke entourage bij elkaar lijkt te komen.

Met haar camera begeeft ze zich ook buiten haar eigen bubbel en neemt plaats in de tractor van Mick, een actievoerder van Farmers Defence Force. Overtuigd van zichzelf legt die club geregeld half Nederland plat. Te midden van de boeren verbaast Bergman zich er wel over dat die echt geen ‘activist’ genoemd willen worden. ‘Dat is heel wat anders’, volgens twee mannen. ‘Ik versta onder activisten toch wel wat agressievere mensen’, legt een vrouw uit. ‘En zo agressief zijn wij niet. Wij houden ‘t netjes.’

Bergman kan vervolgens de verleiding niet weerstaan om het grote geld achter de boerenprotesten aan te snijden. Worden die niet gefinancierd door zuivelproducenten en veevoederbedrijven, die simpelweg hun eigen nering proberen te beschermen? Haar vader, een gezworen communist, zou zeggen: het is allemaal de schuld van het grootkapitaal. En dat zou je de gemene deler van al die protestacties kunnen noemen. Het gaat vrijwel altijd om gewone mensen die zich stelselmatig niet gehoord of gewaardeerd voelen. Toch zijn zij ‘t, stelt Bergman met een blik op het verleden vast, die uiteindelijk voor wezenlijke verandering zorgen. Zonder al die oproerkraaiers zou Nederland nooit het land zijn geworden dat het nu is.

Ofwel: radicaal wordt ooit normaal. Het is de optimistische slotsom van deze aardige rondgang langs idealisme, strijdbaarheid en belangenbehartiging.

Samar, Vliegen We Of Vallen We?

EO

‘Hoe heet dat boek ook alweer met die gorilla?’ vraagt een jongen met lang rastahaar aan het gezelschap waarmee hij ‘s avonds gezellig wat zit te drinken. ‘Ismaël’, antwoordt een ander. De borrelaars behoren tot de nieuwe generatie van de ‘sociaal-anarchistische kibboets’ Samar. De jongen vervolgt: ‘In het begin heeft hij het over de mensheid. En daarin vergelijkt hij die met proberen te vliegen door van een rots af te springen. In het begin denk je nog dat je vliegt, maar tegen de tijd dat je beseft dat je valt in plaats van vliegt is het al te laat.’

Hij kijkt naar de anderen: ‘Hebben we dat punt bereikt?’ Zij snappen direct wat de jongen bedoelt. Het verhaal is een treffende metafoor voor hun eigen leefgemeenschap, die in 1976 werd opgericht door een verzameling gelijkwaardige partners. Zij wilden zonder hiërarchie gaan leven. De kibboets is inmiddels flink aan het vergrijzen, heeft te maken met een richtingenstrijd en kampt met een behoorlijke schuld. Ofwel: Samar, Vliegen We Of Vallen We? (53 min.). Daarbij is het de vraag of ze strikt moeten vasthouden aan hun oude idealen of ook nieuwe invloeden, en de bijbehorende bewoners, moeten toelaten.

De verwikkelingen in de Israëlische woongroep doen sterk denken aan hoe het er in een gemiddelde Nederlandse commune of leefgemeenschap aan toe gaat: de praktijk van het samenleven blijkt nogal eens weerbarstiger dan de theorieën daarover. Bij belangrijke beslissingen mogen/moeten bijvoorbeeld alle honderd bewoners meestemmen. De huisvergaderingen dreigen daardoor stroperige, soms moedeloos makende marathonsessies te worden, waarin de echte vergadertijgers uiteindelijk zegevieren. ‘We gaan nu stemmen of we via een referendum gaan stemmen’, klinkt het op een gegeven moment. Het is niet bedoeld als grap. Even later gaan de stembriefjes rond.

Het leven in een groter sociaal verband vereist serieuze inspanning, continue afstemming en soms ook een olifantenhuid, laat filmmaker Dikla Zeidler in deze sfeervolle documentaire zien. Ze observeert de bewoners van het ‘sociaal laboratorium’ rond de dadeloogst, de voornaamste inkomstenbron van de kibboets die al enige tijd onder druk staat, en gaat in gesprek met drie van hen (een oudgediende die streng in de leer blijft, een ‘realo’ met een praktische instelling en een aspirant-bewoner die het vooral een fijne woonplek vindt en bovendien nog moet worden goedgekeurd door de huisvergadering).

Het is alsof je als kijker ongegeneerd naar binnen mag gluren bij de buren. En zoals bij elk sociale eenheid komt er soms kunst- en vliegwerk aan te pas of moet er worden gepraat als brugman om de boel bij elkaar te houden. Want samenleven, ook vanuit een maatschappelijk ideaal, is en blijft inderdaad een kwestie van vallen, weer opstaan en opnieuw proberen te vliegen…

Makala

De camera kijkt over de schouder van Kabwita Kasongo mee als hij op de boom afloopt. Terwijl hij zijn bijl pakt, verlaat de lens hem en zwerft rustig over de takken de lucht in. Totdat de Congolese boer op de stam begint in te hakken. Steeds weer laat hij zijn gereedschap op het hout neerdalen. Nogmaals. Nog eens. En nog eens. Er lijkt geen einde aan te komen. Stukje bij beetje splijt hij de boom. Het is een kwestie van tijd en noeste arbeid voordat deze, uiteindelijk, breekt.

De tergend langzame openingsscène, waarin elke bijlslag er letterlijk inhakt, is exemplarisch voor de documentaire Makala (96 min.) van de Franse regisseur Emmanuel Gras én het leven van de hoofdpersoon van die film. Met beperkte middelen probeert Kabwita de wereld naar zijn hand te zetten. Hij heeft een idee. Die boom wil hij verwerken tot houtskool, dat in de stad moet worden verkocht. Zodat hij straks een huis kan bouwen voor zijn vrouw en kind.

Dan moet de jonge vader nog wel eerst in die stad aankomen. Vol goede moed – of de moed der wanhoop – laadt Kabwita zijn aftandse fiets he-le-maal vol met plastic zakken houtskool en begint in zijn dorp Walemba aan een voettocht van vijftig kilometer die hem uiteindelijk een behoorlijke som geld moet opleveren. Onderweg passeert hij anderen met een vergelijkbare lading en wordt hij zelf op zijn beurt ingehaald door brommers en motoren. Als de spreekwoordelijke boer ploegt hij voort, met de blik op oneindig.

Gras kijkt intussen met hem mee, leeft met hem mee. Hij grijpt niet in. Steekt geen helpende hand toe bij tegenslag. Kalm legt hij de ontberingen vast die zijn hoofdpersoon moet doorstaan. Elk shot lijkt te lang te staan, zodat de kijker gaandeweg begint te voelen wat de jonge Kabwita zichzelf heeft opgelegd en moet doormaken. Elke kilometer bestaat letterlijk uit duizend meter, elke meter uit honderd centimeter, elke centimeter uit tien millimeter. En die moeten allemaal worden overbrugd.

Intussen is elk geluid hoorbaar: het piepen van de fiets, de dwingende eisen van zelfbenoemde tollenaars en het wild opstuivende zand. Op gepaste moment kleurt Gras de gebeurtenissen in met gedragen muziek. Makala is daardoor bijna een zintuiglijke ervaring geworden, die ons, westerlingen, dwingt om de ganzenpas waarmee we doorgaans door het leven marcheren voor even vaarwel te zeggen voor een trage sleepgang door het armoedige en op de één of andere manier toch hoopvolle bestaan van een gewone Afrikaan.

Het Mysterie Van de Melkrobots


Vader en zoon Van Rijthoven zijn ervoor het dak opgeklommen. Met een blik witte verf in de hand. Het vergt even wat coördinatie en enkele uurtjes noeste arbeid, maar dan staat het toch echt in, juist, koeienletters op het dak van de melkveestal: ‘Koeien niet leeg gemolken! Boer wel!’ Waarmee de stellingen zijn betrokken voor Het Mysterie Van De Melkrobots (80 min.), een sterke film van Vuk Janic over de overlevingsstrijd van een Brabantse boer.

De familie Van Rijthoven uit Casteren is woest op de leveranciers van hun melkrobots. Sinds ze die machines in huis hebben gehaald, op last van de bank nota bene, willen hun koeien nauwelijks meer worden gemolken. Gesprekken met de betrokken bedrijven leverden helemaal niets op. Financieel zitten ze inmiddels bijna aan de grond. De melkveehouderij, al vele generaties in de familie, gaat kapot, constateert Johan van Rijthoven geëmotioneerd, en daarmee ook de toekomst van zijn zoon.

Terwijl de zaak voor de rechter belandt en vervolgens schier eindeloos door ettert, slaat de woede bij de Van Rijthovens naar binnen. Om hun onmacht en frustratie te bezweren nemen ze hun toevlucht tot ‘energetisch manager’ Stef Freriks, die vermoedt dat aardstralen en belaste energieën wel eens de werkelijke oorzaak van alle problemen zouden kunnen zijn. Volgens hem moeten boeren hun bedrijf meer vanuit hun gevoel runnen en intussen het diafragma open houden.

Het doet een weinig surrealistisch aan; de aardse boer die zich de meest zweverige taal laat aanleunen. Zou hij werkelijk geloven dat ze de melkrobots energetisch kunnen uitzetten? Of is het de moed der wanhoop die spreekt in het hoofd van Johan van Rijthoven? Regisseur Vuk Janic lijkt de sessies met Freriks, die menigmaal op de lachspieren werken, met enige verbazing te aanschouwen, maar onthoudt zich verder van commentaar.

Gedurende enkele jaren observeert Janic de desperate pogingen van de melkveehouder om het hoofd boven water en toch enigszins koel te houden. Hoewel het drama vanuit het perspectief van Van Rijthoven wordt verteld, laat de filmmaker tevens ruimte voor de andere kant van het verhaal. Als de boer zijn recht weet te halen, zou dat bijvoorbeeld ten koste kunnen gaan van een plaatselijke leverancier van melkrobots.

In de veranderende agrarische sector van Nederland zijn zij recht tegenover elkaar komen te staan. Wie er in zijn recht staat, valt daarbij voor buitenstaanders verduiveld moeilijk vast te stellen. Het Mysterie Van De Melkrobots, voorzien van grootse shots en weelderige klassieke muziek, maakt de dagelijkse strijd op leven en dood van Johan van Rijthoven en zijn gezin, en daarmee de tragiek van de moderne boer, echter uitstekend invoelbaar.

Het gevecht van een Nederlandse boer tegen krachten die hem te boven lijken te gaan – of stomweg tegenwerken – was eerder te zien in de tragische documentaire De Kleine Oorlog Van Boer Kok van Huib Schoonhoven, Karen Kuiper en Kees Vlaanderen, die in 2009 werd beloond met De Tegel voor beste achtergrondprogramma.

Bewakers Van Bemelen

L1

Al bijna dertig jaar levert Hans Heijnen een gestage stroom documentaires af. Zijn sterkste werk is vrijwel altijd geworteld in zijn eigen geboortegrond: Limburg. Voor De Waterwolf van Itteren won hij in 1996 bijvoorbeeld een Gouden Kalf, terwijl hij met Bokken En Geiten twee jaar later op bijzonder aanstekelijke wijze de rivaliteit tussen twee harmoniekorpsen in het dorp Thorn in beeld bracht. Ook Bewakers Van Bemelen (75 min.), een film uit 2015, bevat onmiskenbaar ’s mans signatuur.

Het procedé is eigenlijk altijd hetzelfde. Heijnen nestelt zich in een kleine (dorps)gemeenschap, brengt rustig de bijbehorende activiteiten en verenigingen in beeld en keuvelt intussen ontspannen met de sleutelfiguren. Gesprekken zoals die dagelijks, in elk willekeurig Nederlands dorp, aan de keukentafel of in de sportkantine worden gevoerd. Alsof Heijnen gewoon één van hen is geworden – en waarschijnlijk is dat ook zo. Zijn hoofdpersonen staan hem in elk geval ontwapenend eerlijk te woord. Hij laat hen intussen, hoewel er doorgaans ook heel wat te lachen valt, volledig in hun waarde.

In het kleine dorpje Bemelen, onder de rook van Maastricht, stuit Hans Heijnen ditmaal op een bonte verzameling dorpsgenoten, die op de één of andere manier allemaal met elkaar zijn verbonden. Rita lijkt uitgekeken op haar relatie met parttime koster/misdienaar Paul, die de post bezorgt bij de oudere vrijgezel Willie, die altijd in z’n ouderlijk huis is blijven wonen met zijn broer en spil van het dorp Pierre, die net iets te goed bevriend is met Tiny, die eigenlijk getrouwd is met truckchauffeur Servé, die nauwelijks contact heeft met zijn doodzieke zus José, die getrouwd is met No, die overweegt om straks terug te keren naar Maastricht.

Tussendoor moeten de lijnen van het plaatselijke voetbalveld worden gekalkt, is er de jaarlijkse sacramentsprocessie en staat Carnaval weer voor de deur. Maar kan de optocht wel doorgaan nu er iemand op sterven ligt? Heijnen maakt invoelbaar hoe de bewoners van het vergrijzende en door Hollanders bedreigde dorp hun gewoonten en tradities in stand proberen te houden. Met behulp van voiceovers en interviews in dialect en de melancholieke muziek van de Limburgse zanger Arno Adams, over wie hij twee jaar eerder de fijne film Belfeld Blues maakte, dringt hij door tot de kern van de Bemelenaren – en Nederlandse dorpelingen in het algemeen.

Boer Peer

Van Osch

In mijn thuisregio Den Bosch trekt de docu Boer Peer (40 min.), die dit najaar in première ging op het Nederlands Film Festival en afgelopen week op het Eindhovens Film Festival werd uitgeroepen tot beste documentaire, volle bioscoopzalen. De lotgevallen van de Brabantse keuterboer, die bijna honderd jaar in een boerderij aan de rand van het dorp Maliskamp woonde en eerder dit jaar overleed, maakt duidelijk iets los.

Komende zondag wordt de film van Daan Jongbloed uitgezonden door Omroep Brabant, waarna Boer Peer enige tijd voor geheel Nederland is te bekijken op de website van de regionale omroep. De documentaire zou ook halverwege de jaren vijftig kunnen zijn gemaakt, toen de ouders van Peer Smulders kort na elkaar overleden. Sindsdien is er nauwelijks iets veranderd in zijn bouwvallige boerderij. Peer heeft altijd zonder warm water en elektriciteit geleefd en had ook geen radio of televisie in huis.

Behalve een paar koeien, die je binnenshuis goed kunt horen loeien, leefde de Brabantse boer bovendien alleen. Zo wordt hij ook in deze verstilde film geportretteerd; als een eenzaat die slechts een heel enkele keer met het moderne leven wordt geconfronteerd en daarmee dan met een boutade in plaatselijk dialect en ontwapenende glimlach korte metten maakt. Een man die ook in zijn hoofd in het verleden is blijven hangen. Hij houdt er bijvoorbeeld nog altijd rekening mee dat ‘de moffen’ terugkomen.

Boer Peer is net zo sober als zijn hoofdpersonage. Zonder duiding of franje brengt Jongbloed het leven van Smulders in beeld. Gedurende enkele jaren gaat hij bij de oude vrijgezel op bezoek en knoopt kleine gesprekjes met hem aan. Stap voor stap ontvouwt zich zo diens lange, eenzame bestaan. Traag als dikke stront door een dunne trechter, zoals ze in deze contreien van het land soms zeggen. En toch nooit bloedeloos of saai.