MH370: The Plane That Disappeared

Netflix

Aan theorieën bepaald geen gebrek in deze bijdetijdse detective over wat er toch is gebeurd met vlucht MH370: gezagvoerder Zaharie heeft het gedaan. Het vliegtuig is doelbewust neergehaald. Datzelfde toestel werd gekaapt en naar een onbekende locatie afgevoerd. Er was brand aan boord, waarna het vliegtuig is ontploft. Het bleek toch een bizarre verzekeringsfraude. En ga zo maar door: een meteoriet, gestolen door Noord-Korea, buitenaardse wezens…

Als op 8 maart 2014 een Boeing 777 van Malaysian Airlines op weg naar Beijing ongeveer veertig minuten na vertrek uit Kuala Lumpur van de radar verdwijnt, om volledig in lucht op te gaan, zorgt dit onvermijdelijk voor speculatie. ‘Vliegtuigen gaan de lucht in en komen weer naar beneden’, zegt luchtvaartjournalist Jeff Wise, het centrale personage van MH370: The Plane That Disappeared (158 min.) dat zijn bevindingen met, een voor dit soort producties verplicht, gevoel voor suspense uitserveert. ‘Het enige wat ze niet doen is zomaar in het luchtledige verdwijnen.’

Met het toestel zijn naar alle waarschijnlijkheid 239 mensen omgekomen, de 227 passagiers en de voltallige crew. Ze hebben een verbijsterde achterban achtergelaten, die compleet in het duister tast over wat er is gebeurd met hun geliefden. Al snel hebben de meesten van hen geen enkel vertrouwen meer in de informatie die ze, zeer mondjesmaat, krijgen van de verantwoordelijke vliegmaatschappij. En daarmee ontstaat een voedingsbodem voor serieus onderzoek door externe experts, het betere natte vinger-werk en volstrekt onverantwoorde complottheorieën.

Met enkele familieleden, deskundigen, journalisten en een vertegenwoordiging van Malaysian Airlines probeert regisseur Louise Malkinson het kaf van het koren te scheiden in een driedelige serie die is opgebouwd als een spannende zoektocht naar antwoord op de wat, wie en waarom-vragen. Aan de hand van mogelijke scenario’s (is er bijvoorbeeld een verband met dat andere Maleise toestel, MH17, dat ruim vier maanden later uit de lucht wordt geschoten boven Oekraïne?) probeert Jeff Wise, die zelf ook bepaald niet vies is van een gewaagde hypothese, klaarheid te krijgen.

‘Zoals bij alles in deze zaak’ stelt Wise, ‘kun je erin zien wat je wilt zien.’ Voormalig MH370-onderzoeker Peter Foley van het Australian Transport Safety Bureau verwoordt het nog een stuk plastischer. ‘Een mening is net een kontgat. Iedereen heeft er één.’ En zolang een definitief antwoord uitblijft over wat er nu precies gebeurd is met Vlucht MH370, kan (en zal) er altijd iemand opstaan die ‘toch alleen maar vragen stelt’ en intussen zijn eigen lezing van de feiten pusht. Deze miniserie doet in wezen hetzelfde: elke theorie, of ie nu ontmanteld wordt of niet, krijgt toch weer lucht.

Dat levert overigens wel enerverend kijkvoer op.

Travelin’ Band: Creedence Clearwater Revival At The Royal Albert Hall

CCR

‘Historici zullen deze gebeurtenis wellicht ooit duiden als een cruciaal punt in de ineenstorting van het Britse rijk’, stelt een verslaggever op 10 april 1970 met gevoel voor drama. ‘The Beatles gaan uit elkaar!’ Aan Creedence Clearwater Revival nu de opdracht, stelt verteller Jeff Bridges, om het predicaat van ‘grootste band ter wereld’ over te nemen. En dat treft: toevallig maakt de Amerikaanse rockgroep rond zanger/gitarist John Fogerty vier dagen later zijn debuut op Engelse bodem.

Dat cruciale concert is nooit eerder in z’n geheel uitgebracht en vormt nu het wild kloppende hart van Travelin’ Band: Creedence Clearwater At The Royal Albert Hall (82 min.). Zonder enige vorm van opsmuk zwoegen Fogerty (in toepasselijk houthakkershemd), zijn oudere broer Tom (gitaar), Stu Cook (bas) en Doug Clifford (drums) zich door een puike dwarsdoorsnede van hun eerste albums. Werkemansrock zoals het ooit was bedoeld: geen hoogdravende gedachtegangen, moeilijkdoenerij of valse pretenties, gewoon handen uit de mouwen en bloed, zweet en tranen geven.

Van tevoren belicht deze aangeklede concertfilm van Bob Smeaton de kennismaking van het viertal uit El Cerrito in Californië met de Europese steden Kopenhagen, Stockholm, Berlijn, Parijs en Rotterdam, waar ze als archetypische Amerikaanse toeristen rond lijken te banjeren. Daarna schetst hij hun jarenlange pogingen om door te breken, als achtereenvolgens The Blue Velvets, Tommy Fogerty and The Blue Velvets en The Golliwogs. Pas als The Beatles vanuit Engeland een beatrevolutie ontketenen vindt de band zijn uiteindelijke vorm als Creedence Clearwater Revival.

Met John Fogerty, en diens schuurpapieren stem, als blikvanger werpen ze zich op als glorieuze vertolkers van andermans werk (Suzie Q, I Put A Spell On You, The Midnight Special en I Heard It Through The Grapevine) en schrijven ze zelf songs die weer door anderen zullen worden geïnterpreteerd (Proud Mary, Fortunate Son en Have You Ever Seen The Rain?). CCR wordt een beeldbepalende band die, hoewel tegenwoordig enigszins in de vergetelheid geraakt, glorieert op het snijvlak van de jaren zestig en zeventig, de tijd van Vietnam, Woodstock en… radiorock.

Smeaton laat in deze docu vooral de bal het werk doen en vertrouwt erop dat Creedence Clearwater Revivals oorspronkelijke concertmateriaal, aangevuld met tamelijk obligate interviewtjes van tijdens de Europese tournee van 1970, de magie van weleer oproept. En dat werkt, inderdaad, héél aardig.

Super League: The War For Football

Apple TV+

Europese voetbalgrootmachten kunnen het zich eigenlijk niet meer permitteren om te verliezen. De financiële huishouding van topclubs zoals Real Madrid, Manchester City en Juventus is gebaseerd op zoveel vaste inkomsten dat ze een verplicht aantal topwedstrijden per jaar moeten spelen. In de Champions League kan het echter nog steeds gebeuren, al lijkt alles erop gericht om de kans daarop te minimaliseren, dat een potentiële winnaar voortijdig strandt tegen een kleinere club.

Om elke vorm van toeval of risico voortaan helemaal uit te sluiten, ontwikkelt een select gezelschap topclubs in 2020 een geheim plan voor een eigen competitie, die alleen toegankelijk is voor de allerrijksten (en dus: allerbesten): de Super League. Dat is tegen het zere been van zo’n beetje elke andere Europese club en de organisator van de Champions League, de UEFA. ‘Een fluim in het gezicht van iedereen die van voetbal houdt en van onze samenleving’, noemt Aleksander Ceferin, de Sloveense voorzitter van de Europese voetbalbond, het idee zelfs. Hij slaat een opmerkelijk populistische toon aan, die toch echt op gespannen voet staat met de staat van dienst van zijn eigen organisatie. ‘Wij zullen niet toestaan dat ze het voetbal van ons afpakken.’ 

Daarmee speelt Ceferin, slim dan wel oprecht, in op het sentiment van gewone voetballiefhebbers: dat het internationale voetbal steeds meer doorgestoken kaart wordt, waarbij de rijke clubs zich niets aan de anderen gelegen laten liggen en zo de volkssport voetbal wel eens de doodssteek zouden kunnen toebrengen. Aleksander Ceferin voelt zich in het bijzonder verraden door Juventus-voorzitter Andrea Agnelli. De man die hij beschouwde als een persoonlijke vriend heeft achter zijn rug geprobeerd om het hart uit de UEFA te snijden. En de Italiaan en zijn medestanders zijn dan weer van mening dat de voetbalbond een ideale kans laat lopen om het voetbal, dat volgens hen minder populair aan het worden is, grondig te vernieuwen.

Juist daar zit ook de kracht van de vierdelige serie Super League: The War For Football (232 min.), van Jeff Zimbalist (Favela RisingThe Two Escobars en The Line). De verschillende hoofdrolspelers komen hoogstpersoonlijk aan het woord en krijgen de ruimte om hun gezichtspunt over het voetlicht te brengen. Daarmee kan de miniserie – die is opgebouwd rond de ontwikkelingen tijdens vier turbulente dagen in april 2021, waarop het idee van de Super League uitlekte en vervolgens in het gezicht van de bedenkers ontplofte – bijna doorgaan voor een sportvariant op een productie van Brook Lapping, het Britse productiehuis dat zich profileert met documentaires over grote geopolitieke onderwerpen en daarbij de machthebbers zelf aan het woord laat.

Zimbalist heeft zowel de voorzitters van Real Madrid, Juventus en Barcelona als hun tegenpolen bij de UEFA, de Spaanse voetbalbond La Liga en clubs als Paris Saint-Germain, Bayern München en Ajax voor de camera gekregen. Samen met kritische volgers van het internationale voetbal en vertegenwoordigers van supporters geven zij inzicht in een keiharde business, waarbinnen ‘sugar daddy’s’, kiene ondernemers en dubieuze staten zich hebben opgeworpen als de nieuwe eigenaars van clubs die ooit van gewone voetballiefhebbers waren. Een wereld ook waarin de sport zelf nauwelijks ter zake lijkt te doen en werkelijk alle bestuurders, die van de UEFA en de wereldvoetbalbond FIFA beslist niet uitgezonderd, een berg boter op het hoofd hebben.

Dat is intrigerende materie: een soort Succession of House Of Cards binnen de voetballerij, waarbij ongegeneerde machtspolitiek, überkapitalisme en broedermoord – allemaal in het belang van de sport natuurlijk – voor allerlei enerverende verwikkelingen zorgen. Zimbalist bouwt daarmee een scherpe, kek vormgegeven en meeslepende vertelling, waarin de strijd om de Super League werkt als een breekijzer om de deur naar de bestuurskamer van de internationale voetballerij open te wrikken. Daar wikt en beschikt een op zichzelf betrokken herensociëteit over de toekomst van de sport die zichzelf nog altijd wijsmaakt dat ze van het gewone volk is.

Conversations With A Killer: The Jeffrey Dahmer Tapes

Netflix

De documentaire als bijsluiter voor een op ware gebeurtenissen gebaseerde dramaproductie. Is het (meer dan) een doorzichtige poging om het momentum rond een nieuwe titel te verlengen? Bij Netflix lijkt er in elk geval sprake van een voorzichtige trend. Thai Cave Rescue werd bijvoorbeeld vergezeld door The Trapped 13: How We Survived The Thai Cave. Bij Blonde hoort The Mystery Of Marilyn Monroe: The Unheard Tapes. En Extremely Wicked, Shockingly Evil And Vile heeft als ‘companion documentaryConversations With A Killer: The Ted Bundy Tapes.

En dat laatste trucje was blijkbaar voor herhaling vatbaar. Want enkele weken na de omstreden serie Dahmer – waartegen slachtoffers van de Amerikaanse seriemoordenaar onlangs luidkeels protesteerden omdat ze van mening zijn dat hun persoonlijke leed, opnieuw, wordt geëxploiteerd voor een ‘lekker’ smeuïge true crime-productie – volgt Conversations With A Killer: The Jeffrey Dahmer Tapes (180 min.). Daarbij kun je natuurlijk dezelfde bedenkingen hebben: is het werkelijk nodig om alle gruweldaden van de gestoorde killer wederom op te rakelen?

Dat is beslist een relevante vraag, waarop schrijver dezes – veelpleger, als het gaat om het bekijken van misdaaddocu’s – het antwoord ook even schuldig moet blijven. En doet het er dan toe dat de driedelige serie van Joe Berlinger, een maker met een aanzienlijk true crime-strafblad (behalve de Conversations With A Killer-series over Bundy en John Wayne Gacy ook de Paradise Lost-trilogie, Cold Blooded: The Clutter Family Murders en de franchise Crime Scene), zeer kundig is gemaakt en de wereld van de psychopaat, met behulp van 32 uur opnames van gesprekken die hij tussen juli en oktober 1991 had met zijn advocate Wendy Patrickus, overtuigend oproept?

De nadruk ligt wel volledig bij Jeffrey Dahmers duistere geest en zijn huiveringwekkende daden. De slachtoffers, veelal jonge homoseksuele mannen van kleur, worden nooit meer dan pionnen in het Duivelse spel van – opgepast: schokkende seriemoordenaarsnaam op komst! – ‘The Milwaukee Cannibal’. Net zoals ze dat voor hemzelf waren als hij in zijn donkerste ‘Exorcist’-modus kwam. En ook voor al die voormalige politiemensen, advocaten en psychiaters, die steeds blijven opdraven in dit soort horrorverhalen en daar bijna een carrière aan hebben overgehouden, lijken ze soms een soort ‘materiaal’ geworden, personages in het signatuurverhaal van hun (professionele) leven.

Een gruwelijke geschiedenis rond een bijzonder kwetsbare groep Amerikaanse jongens/mannen, die destijds het HIV-virus op afstand moest zien te houden en die in de publieke ruimte nauwelijks werd beschermd door de politie, wordt zo, met al z’n ongelooflijke ontwikkelingen en gore details, op een verwrongen manier ‘sexy’ gemaakt. Net als de omstreden serie Dahmer dus: kijkvoer om bij weg te kijken of blijven. Dat wil alleen – de menselijke geest, ook de mijne, is nu eenmaal zwak – niet helemaal lukken.

One Day Since Yesterday – Peter Bogdanovich And The Lost American Film

Je hebt geen idee wie je bent, zei Orson Welles in de jaren zeventig tegen hem. En inderdaad, bevestigt filmregisseur Peter Bogdanovich in de documentaire One Day Since Yesterday – Peter Bogdanovich And The Lost American Film (59 min.) van Bill Teck uit 2014, in zijn gouden jaren voelde hij zich nooit op z’n plek. ‘Het was alsof iedereen me haatte of op een vreemde manier aankeek. Ik voelde me altijd ongemakkelijk. Behalve als ik alleen was met Cybill.’

De jonge, behoorlijk zelfvoldane Bogdanovich had werkelijk alles: succes, aandacht én Cybill Shepherd, de glamoureuze actrice die een groot deel van de seventies zijn muze en geliefde zou zijn. Bioscoopsuccessen stapelden zich intussen op: van Paper Moon en The Last Picture Show tot What’s Up, Doc?. En toen begon hij aan They All Laughed (1981), een film die door menigeen wordt beschouwd als de laatste film van de jaren zeventig, het decennium waarin eigenzinnige regisseurs de macht grepen in Hollywood en de ene na de andere messcherpe klassieker afleverden.

Tijdens de filmopnames werd Peter Bogdanovich (1939-2022) smoorverliefd op Dorothy Stratten, een beeldschone blondine die al Playboy’s Playmate Of The Year was geweest en nu een filmcarrière ambieerde. Nog vóór hun gezamenlijke project kon worden afgerond werd zij echter vermoord door haar voormalige echtgenoot Paul Snider. Daarna braken er inktzwarte jaren aan voor Bogdanovich, een periode waarin hij zichzelf en zijn carrière even helemaal kwijtraakte. Hij schreef wel een boek over zijn tragische liefde: The Killing Of The Unicorn.

Dit verhaal – van een leven en loopbaan die door een persoonlijk drama helemaal ontsporen – wordt geïllustreerd met veel speelfilmfragmenten en setfoto’s en vervolgens ingekaderd door de man zelf, zijn zus en z’n dochters, waarbij ook persoonlijke medewerkers, collega’s als Quentin Tarantino, Wes Anderson en Noah Baumbach en acteurs waarmee de filmmaker meermaals werkte, zoals Jeff Bridges, Ben Gazzara en Cybill Shepherd, hand- en spandiensten verrichten. Peter Bogdanovich wordt zo de held die zich niet klein laat krijgen. Net als in de film.

En dan blijkt Dorothy Stratten een jongere zus te hebben: Louise.

The Anarchists

Vanaf 11 juli op HBO Max

De naam zegt eigenlijk genoeg: Anarchapulco, een conventie voor anarchisten die sinds 2015 jaarlijks wordt georganiseerd in de Mexicaanse badplaats Acapulco. ‘Fuck The State’ dus – met zelfverklaarde ‘freedom fighters’ zoals de belastingweigeraar Larken Rose, ontscholingspropagandist Dayna Martin en crypto-evangelist Joby Weeks – maar natuurlijk ook Going loco in Acapulco. Een feest zonder weerga, voor de happy few die ‘t zich kunnen veroorloven. Dat wel in ellende móet eindigen.

Anders zou er natuurlijk ook geen zesdelige documentaireserie over worden gemaakt: The Anarchists (317 min.). Filmmaker Tod Schramke is daarvoor in totaal zes jaar lang aangesloten bij Anarchapulco’s kernfiguren: de gefortuneerde Canadese oprichter Jeff Berwick, het organiserende echtpaar Lisa en Nathan Freeman en de dwarse crusties Lily Forester en John Galton. Hij ziet hoe de vanuit een utopisch ideaal (?) opgestarte anarcho-kapitalistische gemeenschap gaandeweg helemaal ontspoort.

Met idealen hebben de verwikkelingen in Anarchapulco al snel weinig meer te maken. Er ontstaat tweespalt in de vrijheidslievende enclave, waar het leven in eerste instantie goed lijkt, (behalve wat gehandel in Bitcoins) nauwelijks wordt gewerkt en een gezamenlijke vijand de boel bij elkaar houdt: de staat. Het is een levenshouding, veelal ingenomen vanuit pure frustratie of ongebreideld egoïsme, die onvermijdelijk herinneringen oproept aan die ene ontluisterende oneliner: wanneer iemand zegt dat hij van vrijheid houdt, dan bedoelt-ie niet jouw vrijheid.

Schramke graaft (heel treffend) niet al te diep naar de achtergronden van het anarchisme dat de naar Acapulco uitgeweken Amerikanen aanhangen, maar melkt de spanningen tussen de verschillende facties, en de drama’s en dreiging van geweld die daarmee gepaard gaan, wel helemaal uit. The Anarchists, opgeleukt met allerlei kleurrijke personages en enkele geanimeerde sequenties, begint daardoor gaandeweg steeds meer te trekken en gaat uiteindelijk, net zoals het fenomeen Anarchapulco zelf, als een nachtkaars uit.

Hallelujah: Leonard Cohen, A Journey, A Song

IDFA

John CaleJeff Buckley en zelfs Shrek moesten eraan te pas komen, maar toen werd Leonard Cohens Hallelujah dan toch echt een absolute evergreen, die via televisieprogramma’s als The VoiceX Factor en – pak ‘m beet – Matthijs Gaat Door definitief zijn weg naar het grote publiek zou vinden. Het zorgde voor ‘een mild gevoel van wraak’ bij de Canadese zanger-songschrijver. Zijn eigen platenmaatschappij Columbia Records had de bijbehorende langspeler Various Positions, kant en klaar en dus allang betaald, in 1984 niet willen uitbrengen. Columbia’s baas Walter Yetnikoff vond het een waardeloze plaat en wilde er geen cent meer aan uitgeven.

Via een glorieuze omweg zou de wereld Hallejujah dus alsnog ontdekken. Het betekende ook eerherstel voor producer/arranger John Lissauer. Zijn bemoeienis met Various Positions leek enige tijd de nekslag voor zijn florerende opnamecarrière. Hij is één van de ‘helden’ van Hallelujah: Leonard Cohen, A Journey, A Song (118 min.) – in zoverre een documentaire over zo’n uitgesproken persoonlijkheid als Cohen nog andere helden toelaat. Als dat zo is, dan verdient natuurlijk ook Jeff Buckley een eervolle vermelding. De begenadigde zanger, zoon van singer-songwriter Tim Buckley, leek de ideale vertolker van het Hallelujah-gevoel. Totdat hij in 1997 op slechts dertigjarige leeftijd een fatale duik in de Mississippi-rivier nam.

Deze film van Dan Geller en Dayna Goldfein start bij Cohens laatste uitvoering van Hallelujah op 21 december 2013, reconstrueert daarna met insiders als journalist Larry ‘Ratso’ Sloman, zangeres Judy Collins, ’s mans rabbi Mordecai Finley, samenwerkingspartner Sharon Robinson en ex-vriendin Dominique Isserman de loopbaan van de zwaarmoedige bard en werkt zo toe naar de conceptie en wedergeboorte van het lied, waaraan hij jaaaaaren werkte, dat wel 180 verschillende coupletten zou hebben gehad en waarvan sommige zinnen maar liefst 250 keer zouden zijn herschreven. Maar dan, zo wil de mythe, heb je ook wat.

Al heeft Bob Dylan zijn vrind Leonard naar verluidt wel eens ingewreven dat hij zijn eigen songs soms binnen een kwartier schrijft, gewoon achter in een taxi. Grootspraak meent de Ierse zanger Glen Hansard, die samen met vakbroeders zoals Brandi CarlileEric Church en Rufus Wainwright enthousiast de zegeningen van Cohens songschrijverschap telt in deze krachtige documentaire. Die vindt een slimme middenweg tussen een portret van de zanger/poëet en het verhaal van zijn signatuursong, waarin ‘s mans ‘holiness’ en ‘horniness’ perfect samenkomen. Één van de beste muziekfilms van het jaar.

In de documentaire Judges Under Pressure zit, voor de liefhebber, ook nog een heerlijke versie van Hallelujah. De woorden Andrzej en Duda, die samen de naam van de Poolse president vormen, blijken perfect in de melodie van Hallelujah te passen. En dan is er snel een zangeres gevonden…

The Line

Apple TV

Als ze Islamitische Staat in 2017 uit de Iraakse stad Mosul hebben verjaagd, lijkt het verhaal klaar voor team 7 van de Navy SEALs. Mission accomplished. Op dat moment begint het echter pas voor de Amerikaanse pelotonscommandant Eddie Gallagher en zijn elite-eenheid. De ervaren rot Gallager wordt beschuldigd van oorlogsmisdaden. Door enkele leden van zijn eigen team, welteverstaan.

Die teamleden, en ook Gallagher zelf, komen aan het woord in The Line (226 min.), een vierdelige serie die is gebaseerd op de gelijknamige podcast. De ijzervreter, die van zijn ondergeschikten de bijnaam ‘El Diablo’ (de Duivel) heeft gekregen, kan niet begrijpen wat hij verkeerd heeft gedaan. Hij weet immers wat er van een man wordt gevraagd tijdens oorlog. En ze hebben hun missie toch tot een goed einde gebracht?

Gallaghers ondergeschikten verbazen zich er tegelijkertijd al heel lang over dat hij zo opzichtig pocht over het enorme aantal doden dat hij op zijn geweten heeft. Als ze eenmaal met hem in Irak zijn, zien de SEALs bovendien hoe Eddie een gewonde vijftienjarige krijgsgevangene doodsteekt, er een foto van maakt en die rondstuurt met de boodschap: ‘Deze heb ik te pakken gekregen met mijn jachtmes.’

Zijn teamleden hebben eveneens meegekregen hoe hij – voor de lol? – onschuldige Iraakse burgers neerschiet. Dat is niets minder dan moord met voorbedachte rade. Eddie bestrijdt dit echter met alles wat hij heeft. Als hij wordt opgepakt, zet zijn echtgenote Andrea direct een enorme Free Eddie-campagne op. Ze begint de klokkenluiders in de media bovendien weg te zetten als ‘millennial-SEALs’ die te laf zijn om echt te vechten.

In deze vierdelige serie proberen de documentairemakers Jeff Zimbalist en Doug Shultz er de vinger achter te krijgen wat er precies is gebeurd en hoe de zaak daarna is geëscaleerd. Ze hebben daarbij de beschikking over de oorspronkelijke verhoren en verklaringen in de rechtszaal, maar kunnen ook terugvallen op beelden die de militairen in Mosul hebben geschoten, onder andere met hun eigen helmcamera’s.

Naarmate The Line vordert, krijgt de serie steeds meer het karakter van een rechtbankdrama, waarin de verklaringen van Team Gallagher en de mannen die hem betichten van oorlogsmisdaden keihard botsen en – al dan niet bewerkte – getuigen voor onverwachte verhaalwendingen zorgen. De kwestie krijgt uiteindelijk zelfs een politieke lading als de Amerikaanse president Donald Trump zich er hoogstpersoonlijk mee bemoeit.

Het is een oncomfortabel verhaal, dat vrijwel alleen verliezers heeft opgeleverd. Waaronder, zo laat het zich tenminste aanzien, de waarheid. Dat wordt nog eens benadrukt in de epiloog waarin de zaak vanuit een geheel ander perspectief wordt belicht en Gallagher zelf nog heel even het achterste van zijn tong laat zien.

Tiger King 2

Netflix

Aan larger than life-personages was er al bepaald geen tekort in het eerste seizoen van de trashy bingehit Tiger King. Allereerst was er natuurlijk Joe Exotic zelf, de flamboyante, homoseksuele, country zingende, licht ontvlambare en altijd aandacht zoekende eigenaar van een privédierentuin in Oklahoma. Tussen het knuffelen met tijgers en leeuwen door zou hij een complot hebben gesmeed om Carole Baskin te laten vermoorden. Deze betweterige dierenrechtenactiviste, ook te zien in The Conservation Game, zou zelf dan weer een schimmige rol hebben gespeeld in de verdwijning van haar echtgenoot Don Lewis in 1997.

Rond dit tweetal had zich een bizarre verzameling typetjes verzameld: de kille Allen Glover werd ingehuurd als huurmoordenaar, maar bleek uiteindelijk toch niet op zijn taak berekend. James Garretson, een corpulente entrepreneur met niet al te veel smaak of ethiek, lapte Joe Exotic erbij en zorgde ervoor dat hij achter slot en grendel belandde. En would be-Hells Angel Jeff Lowe en zijn wulpse vriendin Lauren zouden hem dan weer op lafhartige wijze zijn dierentuin afhandig hebben gemaakt.

In Tiger King 2 (212 min.) wordt er nog een hele stoet andere profiteurs, lowlifes en wannabes aan deze dubieuze sterrencast toegevoegd. Terwijl Carole Baskin deelneemt aan Dancing With The Stars krijgt Joe Exotic bijvoorbeeld plotseling steun van ene Eric Love, een aalgladde cowboy die hij nog nooit heeft ontmoet. Met zijn ‘Team Tiger’ begint Love desondanks druk voor gratie te lobbyen bij president Trump. Hij reist op 6 januari 2021, de dag van de bestorming van het Capitool, zelfs in een speciaal vliegtuig, de ‘Exotic 1’, naar Washington om een handtekening onder Exotics gratieverzoek te krijgen.

Intussen krijgen de drie dochters van Don Lewis in hun zoektocht naar wat er bijna 25 jaar geleden is gebeurd met hun vader spontaan ‘hulp’ van privédetective Jerry Mitchell, internetspeurder Ripper Jack en ‘helderziende detective’ Troy Griffin. Schimmige figuren die vooral een plek in deze ranzige docusoap lijken te willen bemachtigen en die daarin ook alle ruimte krijgen van de makers Eric Goode en Rebecca Chaiklin. John Phillips, de advocaat die de nabestaanden van Lewis bijstaat, is de erven Lewis uiteindelijk toch te mediageil. Nadat hij voor zijn diensten is bedankt, gaat hij dus Joe zelf maar bijstaan – en blijft zijn bijrol in Tiger King verzekerd.

Joe Exotic, die alleen via de gevangenistelefoon kan participeren in de serie, krijgt in dit tweede seizoen zelf overigens serieuze concurrentie: zijn dwarse collega Tim Stark, die zich vreemd genoeg volledig vereenzelvigt met Johnny Cash’s A Boy Named Sue, blijkt al net zo’n meester in het veroorzaken van het soort commotie dat Goode en Chaiklin nodig hebben om weer vijf nieuwe afleveringen te vullen. Waarbij steeds nadrukkelijker de vraag opspeelt of Tiger King de weerslag is van wat er sowieso zou zijn gebeurd in de louche wereld van de grote katachtigen of dat al die spannend bedoelde verwikkelingen, al dan niet met medeweten van de makers, speciaal voor de serie in scène worden gezet.

Toneelstukjes of niet, elke vorm van entertainment, spanning en humor, die van dat eerste Tiger King-seizoen nog een ‘guilty pleasure’ maakte, is uit dit bloedeloze vervolg verdwenen. De bekende verhaallijnen voelen uitgekauwd, het nogmaals afspeuren van doodgelopen sporen levert nauwelijks iets op en de nieuwe intriges willen maar niet beklijven. Dan resteert plat kijkvermaak dat niet eens vermaakt.

De Tiger King-franchise heeft inmiddels ook een echte spin off, die zich volledig concentreert op een kwestieus bijpersonage uit de oorspronkelijke serie, de flamboyante eigenaar van Myrthle Beach Safari en het grote voorbeeld van Joe Exotic: Tiger King: The Doc Mantle Story.

Raising A School Shooter

Na zedendelinquenten (Pervert Park, 2014) en ouders die (mede)schuldig zijn aan de dood van hun kind (Death Of A Child, 2017) rondt het Deense echtpaar Frida en Lasse Barkfors z’n trilogie over sociale stigma’s af met alweer een hartbrekende film: Raising A School Shooter (69 min.).

Op 20 april 1999 richtte Sue Klebolds zeventienjarige zoon Dylan samen met klasgenoot Eric Harris een bloedbad aan op de Columbine High School in Colorado. ‘Ze hadden de bedoeling om iedereen op school te doden en de school zelf te verwoesten’, zegt Sue. ‘En als ik ergens in dit proces iets van dankbaarheid kan voelen, dan is het over het feit dat dat is mislukt.’ Dylan en Eric doodden uiteindelijk twaalf studenten en een leraar. En meer dan twintig mensen raakten gewond voordat het dodelijke tweetal de hand aan zichzelf sloeg.

Andy, de vijftienjarige zoon van Jeff Williams, trok op 5 maart 2001 een spoor van vernieling door de Santa Fe High School in Californië. Hij liet twee doden, dertien gewonden en een ontredderde vader achter. Met al even snode plannen betrad Clarence Elliots zestienjarige zoon Nicholas op 16 december 1988 de Atlantic Shores Christian School in Virginia. Hij droeg drie brandbommen, een semiautomatisch pistool en tweehonderd kogels bij zich. Zo bezien bleef de schade beperkt: een dode en een gewonde leraar. En een jongen die voor de rest van zijn leven de gevangenis inging.

De daden van hun kinderen werden de ouders zwaar aangerekend. Natuurlijk. Want zo gaat dat: ook voor ogenschijnlijk irrationele daden zoeken we rationele redenen. De opvoeding, daaraan moest het dus wel liggen. En daarmee moesten zij, ouders die de ellende ook op geen enkele manier aan hadden zien komen, maar zien te dealen. Naast het rouwproces dat ze sowieso al doormaakten: ontkenning, teleurstelling, onbegrip, schuldgevoelens, woede en acceptatie.

Die komen in deze stemmige vertelling stuk voor stuk uitgebreid ter sprake en worden door Frida en Lasse Barkfors gepaard aan intieme beelden van het huidige bestaan van hun protagonisten, die nog altijd dagelijks het gewicht met zich meetorsen van de onbegrijpelijke daden van hun kind. Dat vraagt immens veel van een mens. Zoals Sue Klebold het naar haar zoon Dylan verwoordde tijdens diens uitvaart: help het me begrijpen! ‘En dat is inderdaad de missie van mijn leven geworden.’

The People V. The Klan

CNN

Beulah Mae Donald uit Mobile, Alabama staat er in 1981 op dat de kist van haar vermoorde zoon Michael openblijft. Zoals ook Mamie Till dat ruim 25 jaar eerder had afgedwongen toen haar veertienjarige zoon Emmett was gelyncht omdat hij een wit meisje zou hebben nagefloten. De hele wereld moet zien hoe hun kinderen eerst bruut zijn afgeslacht en vervolgens genadeloos tentoongesteld. Puur en alleen vanwege hun huidskleur.

Deze moedige moeders hebben sindsdien tragische navolgers gekregen met #BlackLivesMatter-boegbeelden als Gwen Carr (Eric ‘I can’t breathe’ Garner), Wanda Johnson (Oscar Grant) en Tamika Palmer (Breonna Taylor). Documentairemaker Donnie Eichar legt in The People V. The Klan (168 min.) niet voor niets voortdurend de verbinding tussen de pogingen van Beulah Mae Donald om de moordenaars van haar zoon veroordeeld te krijgen en gebeurtenissen in het heden, waarbij het moderne lynchen gebeurt met een taser, wurggreep of politiepistool.

Deze vierdelige serie plaatst de lynching van Michael Donald ook overtuigend binnen de inktzwarte historie van Alabama, waar gouverneur George Wallace ooit ferm de overtuiging ‘segregation now, segregation tomorrow, segregation forever!’ uitsprak, Martin Luther Kings protestmars van Selma naar Montgomery op Bloody Sunday rücksichtslos werd neergeslagen en de Ku Klux Klan jarenlang ongestraft zijn gang kon gaan, met als absoluut dieptepunt een bomaanslag op de 16th Street Baptist Church, waarbij vier zwarte meisjes om het leven kwamen.

Via gesprekken met familieleden van Donald en Till, politieagenten, openbaar aanklagers, advocaten, activisten, voormalige Klan-leden en voormalig minister van justitie Jeff Sessions, die toentertijd hulpofficier van justitie was in Alabama, ontvouwt zich in deze sterke productie een tragische geschiedenis, die van Beulah Mae Donald een krachtige heldin zal maken. Uiteindelijk reikt haar strijd om gerechtigheid ook voorbij de individuele Klan-leden. Ze wil de KKK zelf laten betalen voor de haat die ze al die jaren heeft gezaaid.

Nasrin

Movies That Matter/ Francois Guillot / AFP

De politieke situatie in Iran domineert Nasrin Sotoudehs leven volledig. Het ene moment moet ze een vrouw bijstaan die zojuist te horen heeft gekregen dat haar zoon, waarschijnlijk onschuldig, ter dood is gebracht en die vervolgens helemaal buiten zinnen raakt. Op een ander moment gaat de mensenrechtenactiviste dan weer het gesprek aan met de vader van twee jongens die een willekeurige man hebben vermoord, omdat die toevallig de verkeerde godsdienst aanhing. En ze leidt ook net zo goed een demonstratie voor de vrijheid van meningsuiting, die in haar land natuurlijk bepaald niet vanzelfsprekend is.

Deze documentaire van Jeff Kaufman mag dan een wat eikenhouten pak aangemeten hebben gekregen – met een tamelijk brave voice-over van Olivia Colman (de actrice die ook koningin Elizabeth vertolkt in de serie The Crown), voorgelezen brieven van de hoofdpersoon en een hele stoet zitinterviews met mensen die haar bewonderen – maar het relaas dat eronder schuilgaat, van een vrouw die haar eigen leven gedurig in de waagschaal stelt voor haar idealen, spreekt wel degelijk tot de verbeelding. In hachelijke omstandigheden moet Nasrin Sotoudeh het hoofd koel houden, terwijl ze thuis gewoon een liefhebbende vrouw en moeder probeert te blijven.

Nasrin (91 min.), terzijde gestaan door haar loyale echtgenoot Reza, is zo’n idealist die daadwerkelijk het verschil wil en kan maken voor bevolkingsgroepen die in het hedendaagse Iran danig in de verdrukking zitten. Dat vereist juridische handigheid, doorzettingsvermogen én enorme moed, want zelf heeft ze inmiddels ook de binnenkant van de gevangenis leren kennen en de kans dat ze opnieuw wordt opgepakt, en dat vervolgens de sleutel wordt weggegooid, is levensgroot. Deze degelijke docu, gefilmd door cameraploegen die voor hun eigen veiligheid het beste anoniem kunnen blijven, zet de schijnwerper op deze dappere vrijheidsstrijder, die moet werken en (over)leven in een samenleving die van restricties aan elkaar hangt.

Author: The JT LeRoy Story

Voor iedereen die wel eens knorrend de familie Van de Biggelaar heeft opgebeld, ongevraagd boekenseries van Lekturama heeft besteld voor vriendjes of de buren heeft gebeld dat ze de loterij hebben gewonnen, klinkt dit verhaal een heel klein beetje bekend. Een héél klein beetje.

Dit is het verhaal van de Amerikaanse auteur JT LeRoy, het transseksuele kind van een verslaafde tankstation-prostituee uit West-Virginia die zelf ook zijn lichaam verkoopt voor dope. De jonge puber begint zijn hart eind jaren negentig uit te storten bij de psychiater Terrence Owens. Via de telefoon. Ze ontmoeten elkaar nooit. Hij legt daarna ook al snel contact met de schrijvers Bruce Benderson en Dennis Cooper.

LeRoy wil zijn getormenteerde bestaan vereeuwigen. Inmiddels vertolken ook tot de verbeelding sprekende personages zoals ‘Speedie’ en ‘Astor’ daarin een saillante bijrol. Benderson en Cooper zijn wildenthousiast over wat JT neerpent over hun tranentrekkende bestaan en geven hun sensationele nieuwe collega een flinke duw in de rug. Het duurt dan ook niet lang of de ‘angry young kid’ is binnengehaald als één van de interessantste nieuwe stemmen van de Amerikaanse literatuur.

Één probleem: de übercoole Jeremiah Terminator LeRoy bestaat helemaal niet. Het is niet meer/minder dan het geesteskind van het muurbloempje Laura Albert, een dertiger die zich bepaald niet cool voelt. Ineens wordt haar parallelle persoonlijkheid echter onderdeel van ‘the beautiful people’. Beroemdheden als Gus van Sant, Tom Waits, Courtney Love, Matthew Modine en Billy Corgan hangen geregeld aan de telefoon, gesprekken die ze allemaal opneemt.

Die cassettes hebben natuurlijk een prominente rol gekregen in de hele fijne documentaire Author: The JT LeRoy Story (111 min.) van Jeff Feuerzeig, die eerder al een prachtige biopic maakte van een andere heerlijke weirdo, de getroebleerde singer-songwriter Daniel Johnston. Deze nieuwe film uit 2016, waarin ook Winona Ryder, Bono en Asia Argento nog een gênante bijrol vertolken, is van hetzelfde schmutzige laken een pak. Een bizar verhaal, met een karrenvracht heerlijke archiefbeelden en animaties heel aantrekkelijk aangekleed.

Met bijna twee uur speelduur is Author: The JT LeRoy Story natuurlijk een hele zit, maar de docu weet de aandacht over het algemeen moeiteloos vast te houden. Het is natuurlijk niet alleen een ‘too good to be true’-verhaal, dat dus vooral niet moet worden doodgecheckt, maar ook een genadeloos exposé van de literaire wereld en celebrity-cultuur. Het pseudoniem JT LeRoy wordt tevens een synoniem voor het Kleren van de Keizer-gehalte van de ons kent ons-wereld.

En nee, eenieders favoriete verschoppeling die zich door tout Hollywood knorrend laat opbellen, dat is voorwaar geen kattenkwaad meer.

The Social Dilemma

Netflix

‘Toen ik daar werkte had ik echt het gevoel dat we met iets goeds bezig waren’, zegt de voormalige toptechneut van Twitter. ‘Nu weet ik dat niet meer zo zeker.’

‘Ik maak me ernstige zorgen’, vult de mede-uitvinder van onder meer Google Drive en de like-knop van Facebook aan. ‘Grote zorgen.’

‘Het is gemakkelijk om uit het oog te verliezen dat deze tools zijn gemaakt om mooie dingen te doen in de wereld’, zegt een voormalige leidinggevende bij zowel Facebook als Pinterest. ‘Ze hebben verloren familieleden herenigd en orgaandonoren gevonden. Er zijn overal ter wereld ingrijpende veranderingen geweest dankzij deze platforms. We waren alleen naïef wat betreft de andere kant van de medaille.’

In The Social Dilemma (95 min.) luiden voormalige medewerkers van techgiganten de noodklok: hun geesteskinderen dreigen een monster van Frankenstein te worden, dat de samenleving grondig zou kunnen ontwrichten. De kern van hun betoog zit misschien wel in die ene eenvoudige constatering: als je niet betaalt voor het product, dan bén je het product. Ofwel: in werkelijkheid bestaat de klantenkring van social media uit adverteerders en zijn normale gebruikers niets meer dan koopwaar. Die mogen dus naar hartenlust worden verhandeld en beïnvloed, ook als dat ten koste gaat van hun persoonlijke welzijn of de sociale cohesie in de wereld waartoe ze behoren.

Die alarmerende boodschap is natuurlijk al vaker afgegeven, maar wordt hier ook echt gestut met ‘daderkennis’ vanuit de onderbuik van Big Tech, waar psychologische inzichten worden gebruikt/misbruikt om het publiek volledig verslaafd te maken aan hun product. Met alle maatschappelijke gevolgen van dien: van vereenzaming en depressies tot stammenoorlogen en samenzweringstheorieën. Regisseur Jeff Orlowski vervlecht de bijbehorende doemscenario’s van deze insiders met een fictief en tamelijk clichématig verhaaltje over een jongen die via sociale media langzaam in zijn eigen echoput dondert.

De kwade genius daarachter, die van gewone stervelingen willoze laboratoriumratten maakt, krijgt bovendien letterlijk een gezicht via acteur Vincent Kartheiser (Pete Campbell uit de serie Mad Men). Vanuit een soort controleruimte, die zomaar een decorstuk van Star Trek had kunnen zijn, manipuleert hij de protagonist alle kanten op. Dat eendimensionale Hollywood-verhaallijntje akkedeert niet helemaal met de toon en boodschap van het documentairedeel. Want deze film wil wel degelijk een serieuze oproep doen tot een ethisch reveil bij Big Tech. Vooralsnog lijken de Zuckerbergs van deze wereld daarvan alleen nog niet echt warm of koud te worden.

The Two Escobars

Één onfortuinlijk ogenblik, dat in deze documentaire talloze malen wordt herhaald, ook in slow-motion, zou Andrés Escobar fataal worden. Tijdens het WK-voetbal van 1994 in de Verenigde Staten veranderde de Colombiaanse verdediger per ongeluk een bal van richting. Die verdween prompt in eigen doel en leidde zo de vroegtijdige uitschakeling in van het nationale elftal, waarvan hij de aanvoerder was. Alsof de gebeurtenissen werden gestuurd door een ‘mano negra’, een zwarte hand. Die bovendien nog lang niet klaar bleek te zijn.

Colombia was in die tijd verwikkeld in een burgeroorlog, waarin die andere Escobar, drugsbaron Pablo, de absolute hoofdrol claimde. In een betere wereld hadden de paden van The Two Escobars (104 min.) elkaar nooit gekruist, maar in het verscheurde Zuid-Amerikaanse land, waar de kartels ook op het voetbalveld de strijd aanbonden met elkaar, móesten ze elkaar wel ontmoeten. Andrés speelde voor het door Pablo gefinancierde Atlético Nacional Medellin, de eerste Colombiaanse ploeg die de Copa Libertadores, het clubkampioenschap van Zuid-Amerika, won in 1989. Bij de grote concurrent América waste intussen het concurrerende Cali-kartel zijn drugsmiljoenen wit.

In deze enerverende film uit 2010 brengen Jeff en Michael Zimbalist die twee verhalen samen: de totale verwording van Colombia, verpersoonlijkt door Pablo Escobar, de nietsontziende maffiabaas die zich in het openbaar graag voordeed als weldoener en zelfs, om zijn eigen belangen te beschermen, de politiek inging. En, parallel daaraan, de opmars van datzelfde Colombia als voetbalgrootmacht en serieuze kanshebber voor het wereldkampioenschap. Waarbij smaakmakers als doelman René ‘El Loco’ Higuita (bekend van zijn spectaculaire scorpion kicks), dirigent Carlos Valderrama (‘De Witte Gullit’) en de dartele aanvaller Faustino Asprilla meteen een perfect uithangbord vormden voor de narcostaat, die wel wat aan z’n imago mocht doen.

Die twee ontwikkelingen zorgden voor een totale verwevenheid van sport en georganiseerde misdaad, vervat in de nefaste term ‘narcovoetbal’, en leidde ook daadwerkelijk tot onderonsjes tussen gangsters en topspelers. Op feestjes van Pablo Escobar kon de onkreukbare verdediger Andrés Escobar zomaar naast Jhon Jairo Vásquez Velásquez, bijgenaamd Popeye, komen te zitten. Een man die als rechterhand van de baas van het Medellin-kartel jarenlang de allervuilste klusjes opknapte. ‘Ik heb hoogstpersoonlijk zo’n 250 mensen naar de andere wereld geholpen’, beweert hij met een stalen gezicht in The Two Escobars. ‘Maar alleen een psychopaat houdt de precieze score bij.’

De gebroeders Zimbalist tekenen de desolate staat van Colombia in de jaren negentig met een uitbundige collectie archiefmateriaal op, larderen de gebeurtenissen met essentiële bronnen uit de directe omgeving van de beide Escobars (hun zussen, geliefden, directe collega’s, concurrenten en politici) en brengen het geheel met dampende muziek helemaal aan de kook. Zowel het bloedbad in de straten van Colombia als de sequenties van het ontketende voetbalelftal, dat gaandeweg steeds directer wordt geconfronteerd met het grootschalige geweld in eigen land, krijgen daardoor een enorme urgentie.

The Two Escobars is zonder twijfel één van de beste voetbaldocumentaires aller tijden. Een film die de sport portretteert als een afspiegeling van de wereld waarbinnen die wordt gespeeld. En een naargeestige verbeelding van die befaamde uitspraak van Rinus Michels: in het Colombia van de twee Escobars is voetbal inderdaad (drugs)oorlog.

Planet Of The Humans

Hoe weten we wanneer het tijd is om te gaan? vraagt Jeff Gibbs zich bij aanvang van Planet Of The Humans (100 min.) hardop af. Als zelfverklaarde ‘tree hugger’ sloot hij zich ooit enthousiast aan bij de Green Energy Movement, maar inmiddels heeft hij toch zijn twijfels gekregen: multinationals als Tesla, Apple, Google staan zich voor op hun klimaatvriendelijke benadering, maar kunnen in werkelijkheid nog altijd niet ‘off the grid’.

Groene energie levert verdacht weinig op en kan helemaal niet zonder fossiele energie, constateert Gibbs. Hij kan daar talloze voorbeelden van geven en doet dat dan ook. Waarbij overdaad op een gegeven moment echt begint te schaden. De enige echte oplossing voor de klimaatproblematiek ligt volgens hem op een ander gebied, waar we liever niet over praten: het terugbrengen van het aantal mensen op aarde.

Dat punt zet Gibbs best overtuigend neer in deze dwarse film, die publiekelijk is omarmd door de bekendste Amerikaanse documentairemaker, de linkse stokebrand Michael Moore. Hoewel de strekking van deze docu netjes aansluit bij het gedachtegoed dat uit diens oeuvre spreekt, staat Gibbs’ aanpak soms bijna haaks op de popi-jopi benadering van Michael Moore, die de waarheid nooit in de weg laat staan van een goed verhaal.

Natuurlijk, Gibbs verluchtigt zijn boodschap zo nu en dan ook met een grap of snedige montage, maar hij blijft verder vooral bewijsmateriaal aandragen voor zijn stelling dat groene energie slechts een marketingtruc is, van beroepsactivisten en bedrijven die daar bepaald niet slechter van worden. Een non non-believer zou dat op een gegeven moment kunnen gaan ervaren als drammerig.

Circus Of Books

Netflix

‘Op de vraag waar onze ouders werkten was het antwoord: in een boekwinkel’, vertelt Micah Mason. Het duurde niet lang of de jongen wist wel beter. ‘Wij hebben een boekwinkel’, luidde de instructie van zijn vader en moeder volgens broer Josh. ‘Dat vertel je mensen.’ De kinderen moesten echter naar beneden kijken als ze in diezelfde winkel waren. Want behalve een boekenzaak was de firma van hun ouders Karen en Barry ook ‘een hardcore gaypornozaak‘: Circus Of Books (86 min.) aan de Santa Monica Boulevard in West-Hollywood. Zus/dochter Rachel Mason wijdde er deze documentaire aan.

Niet dat haar vader en moeder zich schaamden voor hun business, die ook nog het maken van ‘adult entertainment’ voor mannen omvatte, maar ze wilden niet dat hun kinderen er last van zouden krijgen. Via hun winkel zou het Joodse echtpaar deelgenoot worden van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de strijd van puriteins Amerika tegen pornografie, de AIDS-epidemie van de jaren tachtig en de opkomst van het internet – en de onvermijdelijke neergang van (porno)videotheken die daarop zou volgen. Die roerige geschiedenis doen Karen en Barry Mason, samen op de bank, nuchter uit de doeken. Daarbij wordt al snel duidelijk dat zij thuis de broek aanheeft en hij over de beste glimlach van het westelijk halfrond beschikt.

Het no-nonsense koppel wordt bij het ophalen van herinneringen aan de tijd dat ze in de frontlinie stonden van de strijd tegen censuur en homodiscriminatie bijgestaan door hun kinderen, medewerkers en klanten van hun winkel én blikvangers uit de business waarin ze zich al die jaren hebben opgehouden: Hustler-uitgever Larry Flynt (altijd op zoek naar distributie voor zijn schmutzige tijdschriften), gaypornoster Jeff Stryker (met zijn eigen actiepoppetje, inclusief te verbuigen geslachtsdeel) en LGBT-activist van het eerste uur Alexei Romanoff (die net als veel andere gays een geborgen plek vond bij Circus Of Books, waar je tussen de schappen bovendien lekker kon vozen).

Toch was de homo-emancipatie ook in Huize Mason nog altijd niet volledig afgerond. Daar zit ook het persoonlijke drama van deze aardige egodocu, die tevens van dichtbij vastlegt hoe de klad er inmiddels stevig inzit bij Circus Of Books. Voor Karen en Barry is het tegenwoordig steeds afwachten of ze aan het eind van de week het personeel kunnen betalen. Hun winkel, die al sinds 1982 draait, dreigt roemloos ten onder te gaan. Voor de zekerheid ruimen ze alvast het magazijn leeg. Hele stapels gayporno, educatief materiaal voor hele generaties opgroeiende homo’s, verdwijnt in de afvalcontainer. Waar het volgens sommige Amerikanen altijd al thuishoorde. En voor die mannen was er dan een kast.

Murder In The Bayou

Ze gingen om met ‘the wrong crowd’, zeggen hun nabestaanden. Ze leefden een ‘high-risk lifestyle’, werpt de plaatselijke politiechef Ricky Edwards tegen. En dat komt hem op flinke kritiek te staan. Alsof de vrouwen, die verslaafd waren aan crack en hun lichaam verkochten, er zelf om hebben gevraagd om te worden vermoord en gedumpt in een plaatselijke ‘swamp’.

Acht prostituees werden er tussen 2005 en 2009 gedood in Jennings County, Louisiana. Ze staan inmiddels bekend als The Jeff Davis 8. En wie verantwoordelijk was voor hun tragische lot, is ruim tien jaar na dato nog altijd ongewis. Murder In The Bayou (269 min.), gebaseerd op het gelijknamige boek van onderzoeksjournalist Ethan Brown, zet opnieuw het mes in de lang slepende kwestie, die als inspiratie zou hebben gediend voor het eerste seizoen van de thrillerserie True Detective.

Het is in elk geval geen seriemoordenaar, volgens de ziedende moeder van slachtoffer Brittney Gary. Ze blijft het maar herhalen in deze vijfdelige documentaireserie van Matthew Galkin. Er. Is. Geen. Seriemoordenaar. En zeker geen ‘seriedumper’, ook al zo’n term waarmee de politiechef, die net als enkele andere sleutelfiguren schittert door afwezigheid in deze serie, de plaatselijke bevolking tegen zich in het harnas heeft gejaagd. Zou hij die term ook hebben gebruikt als de vrouwen niet afkomstig waren van de verkeerde kant van het spoor?

Behalve Ethan Brown en journalist Scott Lewis van de plaatselijke krant The Jennings Daily News, die als extern deskundigen enige klaarheid in de kwestie proberen te brengen, wordt deze serie vooral bevolkt door zogenaamde ‘deplorables’: verlopen mannen en vrouwen met de spreekwoordelijke vuile bek, een troebele oogopslag en die nietsontziende zucht om het complete bestaan te verdoven. Gezamenlijk vormen ze bovendien een potentiële goudmijn voor elke tandarts.

Onder hen zijn ook twee mogelijke verdachten: de schmutzige lokale dealer/pooier Frankie Richard en zijn nicht Hannah Conner. Hebben zij die acht moorden op hun geweten? Werden ze daarna door plaatselijke agenten uit de wind gehouden (of zijn die zelfs betrokken bij het mysterie van de gedode vrouwen)? En welke rol speelde het luizige motel The Boudreaux Inn, waar volgens direct betrokkenen heel wat werd ‘afgepartyd’ (maar het leven desondanks bepaald geen feest was)?

Zoals het een echte true crime-serie betaamt, duwt Murder In The Bayou een dossierkast met mogelijke scenario’s omver. Die worden door Galkin vervolgens met suggestieve beelden, dreigende muziek en de nodige cliffhangers smakelijk uitgeserveerd. Zo ontstaat een duistere, onheilszwangere wereld, waaruit steeds weer nieuwe verhalen kunnen worden opgediept die het daglicht eigenlijk niet kunnen velen.

Hoe die losse incidenten zich precies tot elkaar zouden verhouden en welke overkoepelende theorie daar dan uit voortvloeit, blijft tot het einde van deze beklemmende miniserie ongewis. En ook dan zijn er nog altijd meer vragen gesteld dan beantwoord. Een even onvermijdelijke als onbevredigende slotsom, die een vervolg, al dan niet in documentairevorm, onontkoombaar maakt.

The Family

Netflix

Als The Family niet bestond, zouden complotdenkers het broederschap beslist hebben verzonnen. ‘Als Jezus Christus iets organiseert maakt Hij de organisatie onzichtbaar’, stelt de enigmatische leider Doug Coe, ‘de machtigste man in Washington waarvan je nog nooit hebt gehoord’, tijdens één van zijn weinige publieke optredens. ‘De maffia gebruikt ook zo’n soort organisatie.’ The Family, zo’n tachtig jaar geleden opgericht door een Noorse immigrant, is onder Coe’s bewind een zogenaamde non-organisatie geworden.

Hoewel de conservatief christelijke lobbygroep jaarlijks het prestigieuze National Prayer Breakfast organiseert, waarbij de Amerikaanse president en zo ongeveer alle politieke kopstukken acte de présence geven, proberen Coe en de zijnen koste wat het kost buiten beeld te blijven. Die geheimzinnigheid spreekt natuurlijk tot de verbeelding en wordt dus ingezet als het unique selling point van The Family (245 min.), een vijfdelige docuserie van Jesse Moss die is gebaseerd op twee boeken van Jeff Sharlet.

Deze Amerikaanse auteur woonde zelf als jongeling enkele jaren in Ivanwald, het huis van de nieuwe lichting Family-leden, en fungeert nu als verteller voor deze documentairereeks over het invloedrijke verbond. Sharlets persoonlijke ervaringen zijn in de eerste aflevering zelfs gedramatiseerd, waarbij de bekende karakteracteur James Cromwell de rol van Doug Coe voor zijn rekening neemt. Die scènes verhouden zich lastig tot het documentairedeel van de episode. In de rest van de serie blijven ze bovendien vrijwel achterwege.

Het vermeende sektarische karakter van het broederschap, dat er eigen huizen en discipelen op nahoudt, wordt verder ook nauwelijks uitgewerkt. Inhoudelijk piept en kraakt het wel vaker in The Family. De belofte dat het christelijke genootschap méér is dan een invloedrijke lobbygroep, die in alle stilte zijn belangen probeert te behartigen, zowel in eigen land als bij dubieuze regimes elders in de wereld, en daarbij vuile handen maakt, die daarna natuurlijk steevast in onschuld worden gewassen, wordt in elk geval nooit overtuigend ingelost. Losse flodders en eindjes te over, concrete voorbeelden van Bilderberg-achtige machinaties veel minder.

‘Fundamenteel ondemocratisch’, oordeelt Sharlet, een man die het drama bepaald niet schuwt, niettemin over The Family. Dat mag zo zijn, maar regisseur Moss slaagt er in deze serie niet in om de grootschalige samenzwering, die allerlei aluhoedjes vast al tijden op het spoor waren, écht aan te tonen. Een typisch geval van ‘overselling’. In de slotaflevering, waarin hij zelf een gebedsgroep gaat bezoeken, ineens serieus in gesprek wil over de beweegredenen van individuele familieleden en bovendien de link met Donald Trump probeert te leggen, raakt de filmmaker het spoor helemaal bijster. Kritische kijkers zijn dan allang afgehaakt.

Favela Rising

‘Tussen 1987 en 2001 werden er 467 minderjarigen vermoord in Israël en Palestina’, meldt de begintekst van Favela Rising (81 min.), een straffe documentaire van Jeff Zimbalist en Matt Mochary uit 2005. ‘In diezelfde periode werden er 3937 minderjarigen vermoord in één enkele Braziliaanse stad.’ U weet wel: ‘Rioooo. De Janeiroooo. Rioowoohoo. Land of sun. Samba and wine’ (Maywood). De metropool, die van bovenaf wordt bezien door dat iconische beeld van Christus aan het kruis,

Rio de Janeiro is tevens de stad van meer dan zeshonderd favela’s. Dit verhaal speelt zich af in één van die gewelddadige achterbuurten: Vigario Geral, ook wel het Braziliaanse Bosnië genoemd, een godvergeten sloppenwijk met 30.000 inwoners. Het strijdtoneel voor continue confrontaties tussen drugsbendes en de dubieuze militaire politie. Een genadeloze burgeroorlog, die al werd vervat in huiveringwekkende speelfilms als Cidade De Deus en Tropa De Elite.

Alles in de favela is besmet geraakt door die vuile oorlog. Een tienerjongen heeft talloze voorbeelden. ‘Zou je dit nu wel vertellen?’, vraagt een vertaler, die is ingehuurd voor de documentaire, als hij even onderweg is. Kan ons dit op represailles komen te staan? Één idealistische wijkbewoner, Anderson Sa, laat zich nergens door weerhouden en start AfroReggae, een muziekgroep die voor alle jongeren uit de favela toegankelijk is en bovendien allerhande workshops verzorgt. Hij wil kinderen uit Vigario Geral een geloofwaardig alternatief bieden voor het bendeleven. Dat gaat echter bepaald niet altijd zonder slag of stoot.

‘Ik wil een echte gangster worden’, zegt ‘Richard’ bijvoorbeeld stellig tegen Anderson tijdens een toevallige ontmoeting op straat. Het jongetje lijkt nog geen tien jaar oud, maar ziet (blijkbaar) geen ander perspectief voor zichzelf. ‘Je moet studeren’, houdt Anderson hem voor, maar het joch, dat in eerste instantie een schuilnaam heeft opgegeven en in werkelijkheid Murilio blijkt te heten, houdt stug vol. ‘Jij bent geen schurk!’, roept de AfroReggae-voorman hem nog na als de jongen doorloopt, op weg naar wat wel eens een gewelddadige toekomst zou kunnen worden.

Hoewel beslist niet elke potentiële crimineel is te redden met een positief verhaal en rolmodel, ligt de hoopvolle boodschap er nochtans dik bovenop in Favela Rising. De film demonstreert hoe zelfs in de diepste misère nieuwe initiatieven ontstaan en rolmodellen opstaan die het leven een positieve draai kunnen geven en krijgt uiteindelijk nog eens extra lading als Andersons persoonlijke queeste om hoop terug te brengen in zijn gemeenschap een onverwachte dramatische wending krijgt.