Holland Pop 1970

In-Edit

Tegenwoordig heeft elk dorp z’n eigen popfestival. Toen organisator Georges Knap en impresario Berry Visser, oprichter van Mojo Concerts, in 1970 aan de slag gingen om een festival te organiseren in het Kralingse Bos te Rotterdam, lag er echter nog helemaal geen infrastructuur. Er was alleen een voorbeeld: het legendarische Amerikaanse Woodstock-festival.

Het Holland Pop Festival, dat uiteindelijk plaatsvond in het weekend van 26-28 juni, werd georganiseerd in het kader van 25 jaar Bevrijding. De wederopbouw van Rotterdam, volledig kapotgeschoten tijdens de Tweede Wereldoorlog, leek een heel eind voltooid. Dat moest gevierd worden volgens de gemeente, die onder de noemer C70 allerlei activiteiten wilde organiseren. Om te voorkomen dat dit met operette-uitvoeringen en zaklopen voor de kinderen enkel een feest voor het establishment zou worden, wilde Knap ook ‘de jeugd van toentertijd’ eens goed bedienen.

In Holland Pop 1970 (71 min.) laat Ferri Ronteltap vanaf de montagetafel oude tijden herleven met Knap, Visser en sprekers zoals feministe/politica Hedy d’Ancona, muzikant Robert Jan Stips (die optrad met de band Supersister) en fotograaf Vincent Mentzel (die er fraaie zwart-wit foto’s maakte). Ronteltap kan ook teruggrijpen op de welbekende beelden uit de film Stamping Ground (1971) over ‘Kralingen’: concertimpressies van Santana, Jefferson Airplane, The Byrds, Pink Floyd, Soft Machine en Country Joe en onvergetelijke beelden van relaxte, uitzinnige en onbeschaamde Nederlandse hippies.

‘Bijzonderheden ten aanzien van de bezoekers’, leest de toenmalige commissaris Cees Ottevanger voor uit de eindrapportage van de politie. ‘Naar het uiterlijk te oordelen bestond het merendeel der bezoekers uit zogenaamde hippies. Bizar gekleed, met vaak zeer lange haren. Variërend in leeftijd van vijftien tot vijfentwintig jaar.’ Sommige bezoekers liepen naakt rond, hadden hun kinderen en huisdieren meegenomen en gebruikten openlijk softdrugs. Het festival verliep volgens Ottevanger daardoor/desondanks ‘volkomen agressieloos’. Eigenlijk kon geen mens er bezwaar tegen hebben.

En, inderdaad, zelfs de Rotterdamse burgemeester Wim Thomassen noemt het verloop van het festival naderhand ‘hartverwarmend’ – al kan hij er eigenlijk pas echt iets over zeggen als de eindbalans is opgemaakt. ‘Één van onze bezorgdheden was de medische en hygiënische kant ervan en of er bepaalde ziekten uit voortkomen, besmettingen of iets van dien aard, dat merken we natuurlijk pas na afloop. Maar tot nu toe zijn we tevreden.’ ’s Mans eigen dochter heeft Kralingen ook bezocht. ‘De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat die vannacht in haar eigen bed is komen te slapen.’

Zij en andere generatiegenoten, tegenwoordig opgezadeld met het predicaat boomer, zullen deze degelijke ‘trip down memory lane’ over het Nederlandse Woodstock ongetwijfeld ook liefdevol omarmen. Terwijl anderen zich erover kunnen verbazen hoeveel van de toenmalige vrijheid sindsdien verloren is gegaan.

Lil Nas X: Long Live Montero

HBO

Terwijl binnen, in het Fox Theatre in Detroit, bij de Amerikaanse zanger, rapper en influencer Lil Nas X en zijn entourage de spanning oploopt voor het eerste concert van de Long Live Montero-tour, vormt zich buiten een enorme rij concertgangers. ‘Hij is zo sexy’, zegt een Afro-Amerikaanse jongen met een zwarte cowboyhoed en stralende glimlach over zijn idool. ‘Hij is de eerste mannelijke bekendheid die ik tegelijkertijd wil neuken en wil zijn.’

Sinds hij enkele jaren geleden publiekelijk uit de kast kwam, geldt Lil Nas X (echte naam: Montero Lamarr Hill) als een icoon van de Amerikaanse LHBTIQ+-gemeenschap. Zijn eerste tournee, in het najaar van 2022, wordt dan ook een groots opgezette, buitengewoon extravagante en zeer sexy viering van diversiteit. Vanzelfsprekend was dat niet, volgens de hoofdpersoon. Hij wilde zijn eigen vrouwelijke kant eigenlijk helemaal niet laten zien en ook geen andere homoseksuele mannen op het podium, zegt hij in Lil Nas X: Long Live Montero (95 min.). ‘In eerste instantie wilde ik de acceptabele homo blijven, degene die je zijn geaardheid niet door de strot duwt en het bij zichzelf houdt.’

Nu het toch totaal anders is uitgepakt – to say the least – geniet Nas er ook wel van. Hij is nu bovendien in de gelegenheid om op te trekken met andere zwarte homoseksuele mannen, zoals de dansers die hem terzijde staan in zijn show. Die zouden overigens rechtstreeks afkomstig kunnen zijn uit Madonna’s Blond Ambition Tour (en daarmee ook een hoofdrol krijgen in Madonna: Truth Or Dare en daarop dan weer in terugblikken in Strike A Pose). En wie staat er backstage te wachten op een knuffel en is dan natuurlijk ook niet te beroerd om even met Nas te poseren voor de verzamelde fotografen? Inderdaad: de inmiddels toch wel behoorlijk belegen Queen Of Pop, Madonna.

Tegelijkertijd bekent Lil Nas X – geïnterviewd terwijl hij, heel kwetsbaar, in z’n eigen bed ligt – dat hij soms ook bang is dat hij met zijn ‘coming out’ zijn eerste fan, z’n kleine neefje Chase, van zich heeft vervreemd. De rest van z’n familie is inmiddels helemaal binnenboord, maar moest in eerste instantie wel even schakelen toen hij, net doorgebroken, ervoor uitkwam dat hij gay is. Was het misschien een verleidingstruc van de Duivel? vroeg zijn vader zich bijvoorbeeld af. De suggestie dat hij met Satan in de weer is heeft Nas zelf ook aangewakkerd met de zogenaamde Satan Shoes, een diepzwarte sportschoen met bloedrode letters en een pentagram erop. Die heeft hij samen met Nike uitgebracht.

En dus kan er overal waar hij komt zomaar ineens commotie ontstaan. In Boston wordt zijn show bijvoorbeeld opgewacht door conservatieve demonstranten, die ervan overtuigd zijn dat hij Amerika’s jeugd volledig ten gronde zal richten. Deze wervelende film van Carlos López Estrada en Zac Manuel, waarvan de première op het filmfestival van Toronto vanwege een vermeende bommelding een half uur moest worden uitgesteld, schakelt voortdurend tussen zulke achter de schermen-beelden, concertimpressies en Montero’s levensverhaal en laat ondertussen ook zijn fans aan het woord, voor wie hij een inspiratiebron is. Een toonbeeld van iemand die zichzelf durft te zijn.

Intussen fantaseert Lil Nas X zelf er al weer over hoe hij, voor een nieuw album of de volgende tour, een nieuw iemand kan worden.

Omar And Cedric: If This Ever Gets Weird

Autlook

Als ze met hun band eindelijk lijken te bereiken waarvoor ze jaren hebben gewerkt, trekken Omar Rodriguez-López (gitaar) en Cedrix Bixler-Zavala (zang) in 2001 rigoureus de stekker eruit. In de Groningse rockclub Vera en voor de camera van het Nederlandse televisieprogramma Lola da Musica (dat de aflevering over de Texaanse emoband in de prullenbak kan gooien). Hun geesteskind At The Drive-in, nog geen jaar eerder op basis van het baanbrekende album Relationship Of Command onthaald als dé rockband van de nieuwe eeuw, houdt op te bestaan.

De drie andere bandleden blijven gefrustreerd achter en gaan verder als Sparta, een rechttoe rechtaan groep die gedoemd is om in de subtop te blijven steken. En Omar en Cedric geven hun Latijns-Amerikaanse wortels een prominente plek in een nieuwe progrock-outfit. Nog voordat de onnavolgbare freakband The Mars Volta z’n debuutalbum De-Loused In The Comatorrium (2003) kan uitbrengen, slaat het noodlot echter toe: soundwizard Jeremy Ward overlijdt aan een overdosis. En dat zet allerlei creatieve en destructieve ontwikkelingen in gang.

In het krachtige zelfportret Omar And Cedric: If This Ever Gets Weird (121 min.) vertellen de twee boezemvrienden, los van elkaar en volledig buiten beeld, hun gezamenlijke verhaal. Daarin zullen ze ook recht tegenover elkaar komen te staan en de ander een aanzienlijke tijd volledig kwijtraken. Regisseur Nicolas Jack Davies kan de verhalen daarbij, over drugs, Scientology en financiële problemen (en de bijbehorende ‘therapeutische’ comebacks), stutten met een weldaad aan beelden, die gedurende de jaren zijn gemaakt door de notoire veelfilmer Omar.

Deze collageachtige film is de weerslag van de lotsverbondenheid tussen de twee eigenzinnige latino’s, die uiteindelijk zelfs de zwaarste storm blijkt te kunnen trotseren. Als dit ooit vreemd gaat voelen, zeiden Omar en Cedric ooit tegen elkaar over hun bandjes, beloof me dan dat we ermee stoppen. Want al die muzikale projecten zouden nooit zo belangrijk kunnen worden als zij waren en zijn voor elkaar. Deze straffe film is een eerbetoon aan hun creatieve broederschap en het geheel eigen muzikale universum dat ze op basis daarvan hebben gecreëerd.

Over At The Drive-in werd in 2019 overigens nog een archieffilm uitgebracht: At the Drive-in | Turn Slowly For Maximum Vend: A Brief History Of A Band From Texas. Die staat in z’n geheel op YouTube.

They Shot The Piano Player

Periscoop Film

Het startpunt van deze volledig geanimeerde documentaire doet denken aan Searching For Sugar Man (2003), waarin Majik Benjelloul op zoek ging naar de verdwenen Amerikaanse singer-songwriter Sixto Rodriguez. Had die zichzelf van het leven beroofd, wellicht zelfs op het podium? In They Shot The Piano Player (103 min.) onderzoekt de Amerikaanse journalist Jeff Harris wat er is gebeurd met Tenório Jr., één van de toonaangevende Braziliaanse musici van zijn tijd. Hij verdween spoorloos in 1976.

Waar Bendjelloul soms selectief met de waarheid omging in zijn Oscar-winnende documentaire, hebben Fernando Trueba en Javier Mariscal die daadwerkelijk een handje geholpen: met Harris introduceren ze een fictief personage, ingesproken door de Amerikaanse acteur Jeff Goldblum. Hij wordt ingezet als protagonist bij hun eigen zoektocht naar informatie over het leven en de verdwijning van Tenório Jr. en gesprekken met toonaangevende spelers uit diens privé- en werkleven.

De animatiedocu start bij een verzonnen boekpresentatie te New York in 2009. Bij het schrijven van zijn niet-bestaande boek over de opkomst van de Braziliaanse bossanova-muziek is Harris volgens eigen zeggen op het verhaal van Tenório gestuit. In Rio de Janeiro probeert hij vervolgens meer te weten te komen over zowel de muzikale stroming als over de illustere pianist. Hij dringt eerst diep door in de swingende muziekscene en focust zich daarna op de in Buenos Aires verdwenen muzikant.

Dat fictiedeel voelt enigszins gekunsteld. De keuze om de film geheel te animeren, ook de interviews en nieuwsbeelden uit die tijd, versterkt dat nog eens, al wordt daardoor ook de eenheid van de vertelling versterkt en krijgt die er meer kleur en schwung van. De zoektocht van ‘Harris’ leidt alleen langs heel veel pratende (en getekende) hoofden, met elk hun eigen herinneringen aan Tenório Jr. En dan is het toch de vraag of zij dan, met al hun gedachten en emoties, niet gewoon in beeld horen.

Wat al die bronnen te vertellen hebben, is verbonden met een dramatische politieke ontwikkeling: de opkomst van dictatoriale regimes in Zuid-Amerika. In 1964 gaat Brazilië voor de bijl, twaalf jaar later volgt Argentinië. En daarmee ook het swingende bossanova-tijdperk en dat ene kopstuk van de Braziliaanse muziek. Hij gaat na een optreden in de Argentijnse hoofdstad zo’n mythisch pakje sigaretten halen en wordt dan als vermeend ‘subversief element’ van de straat geplukt.

En dan wacht de pianospeler het lot dat al zoveel ‘Desaparecidos’ van de Argentijnse junta ten deel is gevallen: ze verdwijnen plotseling van de aardbodem. En hun naasten moeten maar gissen naar wat er met hen is gebeurd. Al doet de titel van deze animatiedocu al wel enigszins vermoeden wat er toentertijd met Tenório Jr. is gebeurd.

Be The Fool

Doxy

In de zomer van 2023 komt de jarenlange zoektocht van Jade Moon Finch en zijn zus Scarlet Finch naar het verleden van hun ouders ten einde met een tribute aan hun leven en werk. Barry Finch en Josje Leeger waren in de jaren zestig onderdeel van het hippie-kunstenaarscollectief The Fool, dat sindsdien in de vergetelheid is geraakt. Samen met het andere stel in The Fool, Marijke Kooger en Simon Posthuma (de latere vader van Douwe Bob, met hem ook te zien in de documentaire Whatever Forever, Douwe Bob), bevonden zij zich in Londen, toen die stad het wild kloppende hart van de swingin’ sixties vormde.

Als The Fool, een verwijzing naar de tarotkaart De Dwaas, hielden Barry en Josje zich bezig met kunst, mode, muziek, design, poëzie en fotografie. De avant-garde kunstenaars ontwierpen bijvoorbeeld de winkel van The Beatles (Apple Boutique), brachten een elpee uit die doorgaat voor het allereerste wereldmuziekalbum, ontwierpen daarna in hun eigen boetiek The Chariot in Los Angeles kleding voor artiesten als Jim Morrison, Joni Mitchell en Led Zeppelin, en brachten in de jaren zeventig de muziekcultuur van Ibiza op gang met concerten van Eric Clapton, UB40 en Bob Marley.

In Be The Fool (79 min.) van regisseur Joris Postema maken broer en zus een trip nostalgia langs de plekken die hun ouders hebben gevormd – en die door hen zijn gevormd. Onderweg ontmoeten ze uiteenlopende artiesten zoals Hollies-zanger en Crosby, Stills, Nash & Young-lid Graham Nash (met wie The Fool z’n titelloze debuutalbum opnam), singer-songwriter Donovan (die bij Barry ‘de honger’, de drang om te communiceren, herkende, waarover hij zelf ook beschikte) en Iron Maiden-boegbeeld Bruce Dickinson (de metalzanger, waarvoor Josje ravissante podiumkledij ontwierp).

Tegelijkertijd proberen Jade en Scarlet enkele sleutelscènes uit de nooit uitgevoerde muziekvoorstelling Fools Paradise, een zoektocht naar identiteit die hun ouders ooit schreven na het succes van de musical Hair, alsnog tot leven te brengen met de actrice Marieke op den Akker. Postema gebruikt deze theatrale sequenties om het levensverhaal van The Fool – een personage dat volgens Jade Moon de waarheid vertelt die niemand anders durft uit te spreken – verder in te kaderen. ‘Be the fool’, is de boodschap die hij daar zelf, als zoon en als mens, uit heeft gehaald. Durf de dwaas te zijn.

Achter al die creatieve uitspattingen gaat een tragisch familieverhaal schuil, waarnaar in deze film meermaals wordt gehint en dat uiteindelijk, na enig aandringen door Postema, ook wel ter sprake komt – al wordt nooit helemaal duidelijk wat er precies is gebeurd. Duidelijk is wel dat het verleden, zowel de fraaie buitenkant als de tragische binnenzijde ervan, hen allen heeft getekend. En die woelige geschiedenis is nu zwierig opgetekend voor alle hedendaagse en toekomstige dwazen, die nodig met The Fool in contact moesten worden gebracht.

Trailer Be The Fool

Fatboy Slim – Right Here, Right Now

Sky

Ruim een half uur lijkt deze Fatboy Slim-documentaire vooral een routineus overzicht te worden van de carrière van de Britse deejay, die eerst jarenlang onder zijn eigen naam Norman Cook probeerde door te breken met de bandjes The Housemartins en Freak Power en die zichzelf daarna heruitvindt achter de draaitafel. Met het mixen van de hooks van popmuziek, het anarchisme van punk, de breakbeats van hiphop en de acid-energie van housemuziek ontwikkelt hij zijn eigen stiel: big beat. Daarmee groeit Cook rond de eeuwwisseling uit tot één van de allereerste superster-deejays.

En dan besluit de ‘funksoul brother’ om op 13 juli 2002 een gratis strandconcert te geven in zijn eigen thuisbasis, de Engelse kustplaats Brighton. Er komen hooguit 60.000 mensen, denken Fatboy Slim en zijn management. Het worden er meer dan vier keer zoveel. En die willen feesten, feesten, feesten en zijn natuurlijk ook niet vies van drank en drugs. Deze dag kan een absolute triomf worden voor de populaire deejay – of een gigantische ramp. Ofwel: Fatboy Slim – Right Here Right Now (89 min.), een film die uitgroeit tot een interessant ooggetuigenverslag van een zéér gedenkwaardige party.

Met de wijsheid van nu kijken de hoofdpersoon, zijn medewerkers, plaatselijke gezagsdragers en allerlei feestgangers, waaronder de bekende acteurs John Simm, Simon Pegg en Nick Frost, redelijk ontspannen terug op een activiteit die alle kenmerken vertoont van een logistieke nachtmerrie, die ook had kunnen uitgroeien tot een Hillsborough of Pearl Jam-concert op Roskilde. Regisseur Jak Hutchcraft maakt glashelder dat een ramp slechts ternauwernood kon worden afgewend, waarbij het ecstacygebruik van de daardoor behoorlijk relaxte menigte misschien wel cruciaal is geweest.

De deejay-set The Big Beach Boutique II veroorzaakt in elk geval enorme verkeersproblemen in Brighton, bezorgt een vrouw een fatale hartaanval én laat een enorme berg rotzooi achter. Een combinatie van pis en gebroken glas, aldus Fatboy Slim. Dat is wel het laatste wat je wilt op een dagje aan het strand. ‘Ik dacht dat er delen van de stad zouden zijn die me haatten’, kijkt hij terug op het evenement, dat zijn populariteit naar een nieuw niveau zou tillen. ‘Maar iedereen schijnt sindsdien van me te houden. En wie ik ook tegenkom, ze vragen steeds: wanneer geef je weer zo’n strandfeest?’

Sindsdien is er in Groot-Brittannië nooit meer zo’n groot gratis concert georganiseerd, waarbij eigenlijk niemand weet hoeveel mensen er komen en ook over de veiligheid van die bezoekers nauwelijks is nagedacht.

Let The Canary Sing

Fine Point Films

Eindelijk heeft Cyndi Lauper haar handen vrij. Nadat ze begin jaren tachtig de rechtszaak wint, die een voormalige manager tegen haar heeft aangespannen, zou de rechter kortweg hebben gezegd: Let The Canary Sing (98 min.). Na jaren van sappelen krijgt de Amerikaanse zangeres daarmee de kans om te tekenen bij een grote platenmaatschappij, Epic Records. Beoogd producer Rick Chertoff heeft zelfs al het ideale liedje voor haar gevonden, een compositie van een zanger uit Philadelphia, Robert Hazard. Een geheide hit.

Lauper gooit echter direct koud water over dat idee: ‘I will never do that fuckin’ song.’ Ze vindt ‘t een machonummer, een beetje seksistisch zelfs. Totdat ze het catchy liedje, met de juiste omlijsting, toch naar zich toetrekt. Een lijflied voor jonge, levenslustige vrouwen is geboren: Girls Just Want To Have Fun. Op de valreep schrijft de zangeres samen met zanger en songschrijver Rob Hyman (The Hooters) ook nog een eigen nummer voor dat eerste soloalbum: Time After Time. En daarmee is Cyndi Laupers kostje definitief gekocht.

Deze documentaire van Alison Ellwood is dan precies halverwege. Van tevoren heeft de eigengereide hoofdpersoon samen met zus Ellen en broer Fred haar jeugd geschetst in New York, in moeilijke omstandigheden met een alleenstaande moeder, en is ze, ondersteund door voormalige samenwerkingspartners, met zevenmijlslaarzen door haar tot dan toe behoorlijk haperende muzikale carrière gelopen. En na de release van haar debuutalbum gaat alles min of meer crescendo voor de lichtelijk hysterisch zangeres.

Alles? Niet alles, natuurlijk. Anders zou de tweede helft van deze film wel erg onbekommerd richting de aftiteling huppelen. Cyndi Lauper heeft gedurig onenigheid met haar man(ager) Dave Wolff, raakt in haar lange carrière nogal eens in en uit de mode en krijgt in haar directe omgeving te maken met de AIDS-crisis. Daardoor raakt ze steeds meer betrokken bij LHBTIQ+-rechten. Ook dan graaft dit portret echter niet al te diep. Alles wordt aangestipt, maar verder niet echt uitgewerkt. The show must go on, zoiets.

Let The Canary Sing wordt daardoor een film die met name interessant is voor mensen die sowieso al van Cyndi Lauper houden, maar is verder eigenlijk redelijk inwisselbaar met andere popdocu’s over artiesten die er eerst flink aan moeten trekken voordat ze hun loopbaan op de rit hebben en daarna alle zeilen moeten bijzetten om het succes vast te houden.

Joan Baez: I’m A Noise

Magnolia Pictures

In haar zat een tijdbom verstopt, die ooit moest afgaan. Het gebeurde pas rond haar vijftigste. Sinds haar jongste jeugdjaren had de Amerikaanse zangeres Joan Baez, die inmiddels de tachtig is gepasseerd, echt wel door dat er iets grondig mis was. Op haar achtste had ze al psychische problemen, later volgden fobieën en paniekaanvallen. Vanaf haar zestiende zat ze in therapie. En desondanks brak Baez eind jaren vijftig al op achttienjarige leeftijd door als folkartiest.

Die verhaallijn van Joan Baez: I’m A Noise (113 min.), de film die Karen O’Connor, Miri Navasky en Maeve O’Boyle hebben gemaakt over de zangeres, mag bekend worden verondersteld: ze vond een zielsverwant in de jonge Bob Dylan, werd geraakt door de strijd van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging (Martin Luther Kings I Have A Dream-speech in het bijzonder, waarbij ze ‘t nog altijd niet droog houdt) en ontwikkelde zich vervolgens tot een belangrijk gezicht van het verzet tegen de oorlog in Vietnam. Op die kurk kon ze ruim een halve eeuw blijven drijven.

Daarachter bleef echter altijd die andere levenslijn verborgen: van een neurotische vrouw die al een leven lang lijdt aan slapeloosheid, zich maar heel moeilijk langdurig kan verbinden met andere mensen (ook niet met de vader van haar zoon, Gabe) en het gemakkelijkst contact legt met haar publiek, een gezichtsloze mensenmassa. Nu het einde van haar carrière en leven naderen, vertelt ze daar openhartig over. Baez’s intieme relaas wordt gestut met dagboekfragmenten, animaties, opnames van therapiesessies, tekeningen en brieven.

In de levensfase, waarin de populariteit die ze altijd als vanzelfsprekend had ervaren toch wat terug begon te lopen, kreeg Joan Baez wat ze zelf een ‘internal freak-out’ noemt. Ze wilde niet zijn wie en waar ze was. Er zat ‘iets monsterlijks’ in haar verstopt, constateerde haar moeder Joan. En toen die meer zicht kreeg op wat er aan de hand was, schreef ze in haar dagboek scherp over haar middelste dochter: ‘Ze heeft de normale wereld verlaten.’ Want haar ouders zaten bepaald niet te wachten op waarmee Joanie tijdens die crisis zoal op de proppen kwam.

Tijdens therapie had zij pijnlijke herinneringen hervonden – of zichzelf aangepraat, meenden anderen  – die bijvoorbeeld ook haar jongere zus Mimi parten hadden gespeeld. ‘Ik zou zijn gestorven als ik het eerder had gezien’, meent Joan Baez nu. In die realisatie zit ook het hart van dit uitstekende psychologische portret. Niet zozeer in haar persoonlijke inzichten over Dylan, King en Vietnam, maar in de geest van een gecompliceerde vrouw, die altijd iets ongemakkelijks heeft, ook in deze documentaire, en daarover nu ogenschijnlijk vrij lijkt te vertellen.

The Stones & Brian Jones

Cherry Pickers

Toen het songschrijversduo Jagger/Richards zich begon te manifesteren, stopten The Rolling Stones langzaam maar zeker met het spelen van covers en verdween Brian Jones, tot dan toe de leider en het muzikale geweten van de Britse groep, stilaan naar de achtergrond. Totdat hij in 1969, overbodig en gefrustreerd, op de ultieme rock & roll-leeftijd van 27 in zijn eigen zwembad verdronk en The Stones definitief de band werden van zanger Mick Jagger en gitarist Keith Richards, de mannen die inmiddels klassiekers zoals (I Can’t Get No) Satisfaction, Jumpin’ Jack Flash en Sympathy For The Devil op hun naam hadden staan.

Hoewel hij als multi-instrumentalist essentieel was voor de initiële sound van de band – probeer Little Red Rooster (slidegitaar), Paint It, Black (sitar), Ruby Tuesday (fluit), Lady Jane (dulcimer) of Under My Thumb (marimba) bijvoorbeeld maar eens voor te stellen zónder zijn muzikale bijdrage – ging Brian Jones toch vooral de geschiedenis in als ‘De overleden Stone’, de man die ten onder ging aan een fatale combinatie van roem, drugs en de swingin’ sixties. Een voetnoot hooguit, goed voor het nodige drama in de beginhoofdstukken, in het verhaal van ‘the greatest rock & roll band in the world’. Het is alsof hij dat bij leven en welzijn al begon te vermoeden. Terwijl Jones, bijvoorbeeld tijdens dat legendarische concert in het Scheveningse Kurhaus dat in 1964 he-le-maal uit de hand liep, nog centraal op het podium stond en Mick, jaloers op Brians aantrekkingskracht op vrouwen, en Keith, die ‘s mans muzikale capaciteiten bewonderde, simpelweg als zijn secondanten oogden.

De befaamde Britse documentairemaker Nick Broomfield (Aileen Wuornos: The Selling Of A Serial Killer, His Big White Self en Tales Of The Grim Sleeper) maakte als veertienjarige jongen een treinreis en ontmoette daarbij een opmerkelijk open en vriendelijke Brian Jones, die een overtuigde treinspotter bleek en zijn favoriete traject, The Great Western, nog maar eens had opgezocht. Ruim zestig jaar later richt Broomfield zich in The Stones & Brian Jones (92 min.) volledig op de man die toen nog het middelpunt was van één van de belangrijkste rockgroepen van de wereld. Zoals er in de voorbije jaren ook films zijn gemaakt over gitarist Ronnie Wood (Somebody Up There Likes Me) en oud-bassist Bill Wyman (The Quiet One). In de vierdelige serie My Life As A Rolling Stone ging de aandacht onlangs bovendien niet alleen uit naar Mick en Keith, maar waren er ook aparte afleveringen over één van Brians opvolgers, Ronnie Wood, en de inmiddels overleden drummer Charlie Watts.

Met fraai archiefmateriaal en de mensen die ertoe deden in zijn leven (waarbij Bill Wyman, die als ‘historisch adviseur’ aan deze documentaire is verbonden, zich opwerpt als enthousiast pleitbezorger) schetst deze film een intiem portret van de getormenteerde man en muzikant Brian Jones. Nadat hij door zijn ouders was buitengetrapt – een beslissing die vader Lewis, getuige een emotionele brief aan zijn zoon, z’n hele leven dwarszat – trok Jones in bij zijn toenmalige vriendin Pat Andrews en hun zoontje Julian Mark. ‘Dit werd een patroon in Brians gedrag’, stelt Broomfield in één van zijn uit duizenden herkenbare voice-overs. ‘Een andere familie omarmen, de dochter bezwangeren en dan ertussen uitknijpen. Dat zou zeker vijf keer gebeuren.’ Al die vriendinnen leken in zekere zin ook op hem. ‘Hij had een hekel aan zichzelf’, vertelt de Franse zangeres/actrice Zouzou, één van de vele exen, waaronder ook Marianne Faithfull en Anita Pallenberg, die aan het woord komen in dit portret. ‘Tegelijkertijd wilde hij vrouwen die op hem leken.’

Dat was Brian Jones ten voeten uit: onuitstaanbaar en toch onweerstaanbaar. Purist, (zelf)twijfelaar én enigma. Een kluis die met deze definitieve (?) biografie alsnog een heel eind wordt gekraakt – al is het de vraag of ie ooit helemaal kan worden geopend.