Murdaugh Murders: A Southern Scandal

Netflix

Een moord wordt soms meer dan eens gepleegd. Na de eigenlijke daad – bruut, onwerkelijk, schokkend – volgt steeds vaker de reconstructie ervan. In boeken, films en documentaires(eries) – liefst héél bruut, onwerkelijk, schokkend. En met een beetje geluk (voor de true crime-liefhebber die er maar geen genoeg van krijgt) en een beetje pech (voor de direct betrokkenen die vaak helemaal niet hebben gevraagd om al die aandacht, een kwestie die onlangs indringend werd aangeroerd in de documentaire Subject) wordt die moord zelfs meermaals opnieuw gepleegd.

Zoals bij de dubieuze sterfgevallen in en rond de familie Murdaugh uit de Amerikaanse staat South Carolina. Eerder verpakt in een documentaireserie als Low Country: The Murdaugh Dynasty (te zien op HBO Max), nu op Netflix te bekijken onder de noemer Murdaugh Murders: A Southern Scandal (142 min.). Daarvoor waren er ook al de boeken The Murdaugh Murders en Tangled Vines: Power, Privilege And The Murdaugh Family en – natuurlijk! – de Murdaugh Murders Podcast. Er is bovendien – ook al zo vanzelfsprekend – inmiddels een dramaserie aangekondigd.

Deze driedelige serie van Jenner Furst en Julia Willoughby Nason start bij het bootongeval op 23 februari 2019, waarbij de negentienjarige Mallory Beach overboord slaat en om het leven komt. Het ongeluk zou de schuld zijn geweest van Paul Murdaugh. De jongste telg van een nietsontziende klan van machers, waarvan overigens niemand aan het woord komt in deze productie, is na een feestje dronken achter het stuur van de boot gekropen en roekeloos gaan varen. Mallory’s tragische dood legt een bizarre aaneenschakeling van fatale ‘ongelukken’ en geweldserupties bloot.

Dat misdaadverhaal, waarin de Murdaughs de rol van alomtegenwoordige maffiafamilie van Hampton County krijgen toebedeeld, heeft een aanzienlijk ‘waar rook is, moet vuur zijn’-gehalte. Veel suggestie, weinig feiten. Veelal afkomstig bovendien van een vaste ‘cast’, die al op meerdere podia z’n zegje heeft kunnen doen. Daarmee doet deze miniserie precies wat in dit achtergrondartikel wordt beweerd over de ethische standaarden bij het maken van documentaires in het streamingtijdperk: dat een smeuïge versie van de werkelijkheid doorgaans wordt verkozen boven de waarheid.

Dat is wat onsmakelijk en in dit geval ook onnodig: de gebeurtenissen rond met name Alex Murdaugh roepen zoveel vragen op, die ook in deze productie overigens zeker niet allemaal worden beantwoord, dat een wat feitelijkere en evenwichtigere benadering nog altijd een enerverende serie had kunnen opleveren.

HyperNormalisation

BBC

In plaats van het richting geven aan een alsmaar gecompliceerdere wereld verkiezen leiders aan het einde van de twintigste eeuw steeds vaker een aansprekend verhaal. Tijdens het bewind van de Amerikaanse president Ronald Reagan (1981-1989) dubben zijn medewerkers dit stiefbroertje van ouderwetse propaganda ‘perception management’. Met sterke verhalen beginnen ze actief de collectieve beleving van de werkelijkheid te sturen, zodat gewone Amerikanen zich voortaan met het verhaal over de werkelijkheid bezighouden, in plaats van met de werkelijkheid zelf die veler bevattingsvermogen sowieso te boven gaat.

Het is slechts één van de voorbeelden van HyperNormalisation (166 min.) die de Britse essayist Adam Curtis (The Century of The Self en Can’t Get You Out Of My Head) in deze epische film uit 2016 inzet om zijn betoog te stutten. Daarin weerklinkt opnieuw zijn geheel eigen stem. Letterlijk: die typisch Britse woordkeus en lekker pedante dictie. En figuurlijk: die volstrekt eigenzinnige visie, dwarsverbanden en interpretatie van welbekende en de meest buitenissige archiefbeelden. Waarmee geopolitieke ontwikkelingen op onnavolgbare wijze worden gekoppeld aan ideeën van denkers, kunstenaars en wetenschappers. Zo krijgen Tarkovsky’s sciencefictionfilm Stalker, de workout-video’s van Jane Fonda en wat we nu TikTok-filmpjes zouden noemen een min of meer logische plek binnen een doolhof over de schijn van het zijn, waarvan alleen Adam Curtis de uitgang kan vinden.

De term hypernormalisatie ontleent hij aan een karakterisering van de Sovjet-Unie als een samenleving waarin iedereen weet dat de leiders onzin verkopen. Met eigen ogen kunnen gewone Russen immers vaststellen dat de economie bezig is om te imploderen. Tegelijkertijd moeten ze het spel dat alles geweldig is gewoon meespelen. Want wat is het alternatief? Later schetst Curtis hoe Vladislav Surkov, als rechterhand van de Russische president Poetin, doelbewust begint te morrelen aan het concept waarheid, zodat diezelfde gewone Russen nooit zeker kunnen weten wat waar is en wat niet. Een strategie die vervolgens in de Verenigde Staten wordt toegepast door presidentskandidaat Donald Trump, die eerder in deze film al is opgevoerd als een gemankeerde ondernemer die als geen ander de façade van succes weet op te houden. De politicus Trump verslaat zo de journalistiek, stelt Curtis, want hij maakt de waarheid waarnaar zij zoeken volstrekt irrelevant.

Het is de slotsom van een nauwelijks te reproduceren narratief waarin op de één of andere miraculeuze manier ook Prozac, zelfmoordaanslagen, de voormalige Syrische dictator Hafiz al-Assad, cyberspace, de therapeutische computer ELIZA en het steeds weer, al naar gelang de behoefte van het westen, rebranden van de Libische leider Muammar Gaddafi tot vrijheidsstrijder of superschurk nog zijn geïncorporeerd. Met de grandeur van een ziener die de wijsheid al een leven lang in pracht heeft – en die trouwens ook wel van een lekker tegendraads muziekje houdt – toont Adam Curtis zijn toehoorders en -schouwers hier de wereld op een manier waarop ze die vast nooit eerder hebben gezien en zonder hem ook nooit meer zullen zien.

Stephen: The Murder That Changed A Nation

BBC

Tien jaar nadat Nederland wordt opgeschrikt door de racistische moord op Kerwin Duinmeijer, een vijftienjarige Antilliaanse jongen die in 1983 in Amsterdam is doodgestoken door een skinhead, sterft Stephen Lawrence in Londen een gewelddadige dood. Op 22 april 1993 wordt de achttienjarige jongen van Jamaicaanse afkomst aangevallen bij een bushalte.

De lafhartige moord – de vierde met een racistisch motief in minder dan twee jaar – zet de plaatselijke zwarte gemeenschap, die zich in de steek gelaten voelt door de politie en getergd door de extreemrechtse British National Party, in vuur en vlam. En de zaak krijgt zelfs een (inter) nationaal karakter als het Zuid-Afrikaanse icoon Nelson Mandela op bezoek komt en zijn steun betuigt aan de familie. Al gauw worden er enkele witte jongeren gearresteerd, die vanwege gebrek aan bewijs ook weer snel worden vrijgelaten. En daarna gebeurt er heel veel – en verdacht weinig.

In 1999 wijdt regisseur Paul Greengrass de speelfilm The Murder Of Stephen Lawrence aan de kwestie, in 2006 volgt Neil Grants The Boys Who Killed Stephen Lawrence. Scènes uit die speelfilms en interviews met de hoofdrolspelers hebben teven hun weg gevonden naar de driedelige docuserie Stephen: The Murder That Changed A Nation (177 min.) uit 2018, waarin James Rogan de geruchtmakende zaak doorlicht met Stephens ouders Doreen en Neville, politieagenten, advocaten, journalisten en politici en uiteindelijk ook enkele verdachten aan het woord komen..

Stephens vriend Duwayne Brooks, die erbij is op die fatale avond in april 1993, vertelt hoe hij tijdens demonstraties na de moord op zijn vriend is gearresteerd. Zijn ervaringen werpen een navrant licht op het betrokken politiekorps, dat door en door racistische elementen blijkt te bevatten. Als een agent een zwarte man ‘nigger’ noemt, wil een journalist van het tv-programma Panorama in 1983 bijvoorbeeld weten van de voorzitter van de politievakbond Les Curtis, of die dan ontslagen moet worden. ‘Nee, waarom?’ antwoordt die. ‘Die mening mag je hebben.’

Binnen dat krachtenveld kan de moord op een zwarte jongen als Stephen Lawrence plaatsvinden en ook ongestraft blijven. Gedetailleerd reconstrueert Rogan deze tragische geschiedenis, die mettertijd woede en verontreiniging in het halve land (en bij de willekeurige kijker) veroorzaakt en uiteindelijk wellicht iets ten goede kan keren in de strijd tegen racisme in Groot-Brittannië. Van tevoren worden de nabestaanden van Stephen Lawrence echter gedwongen om de gifbeker helemaal leeg te drinken.

How To Save A Dead Friend

Periscoop

Kimi maakte de wereld draaglijk, constateert Marusya Syroechkovskaya als haar zeer persoonlijke film How To Save A Dead Friend (104 min.) bijna een half uur onderweg is. Nu had ze eindelijk haar eigen familie. Voelde ze nu werkelijk zoiets als… geluk? Ze heeft de woorden nog niet uitgesproken of haar vriend bereidt in deze enerverende coming of age-docu een shot heroïne voor. Zodat ze samen los kunnen komen van de pijn en even helemaal van de wereld zijn.

Marusya leert Kimi Morev in 2005 op zestienjarige leeftijd kennen en herkent direct een zielsverwant in de tengere jongen. Ze stammen allebei uit een gebroken gezin, worstelen met depressies en zweren bij zwaarmoedige bands als Nirvana en Joy Division. Al snel zijn de twee Russische alto’s getrouwd. Hun kat noemen ze Ian, naar Joy Division-zanger Ian Curtis, die in 1980 op 23-jarige leeftijd een einde aan zijn leven maakte. Kimi zal uiteindelijk de dertig ook niet halen.

De film start bij zijn uitvaart in 2016. Hij ging op een gegeven moment van afkickcentrum naar afkickcentrum, vertelt Syroechkovskaya in de persoonlijke voice-over waarmee ze dit document over hun gezamenlijke leven aanstuurt. Diep in zijn hart wilde hij echter helemaal niet stoppen. ‘Het waren vooral de leugens die me teleurstelden omdat die betekenden dat heroïne inmiddels belangrijker was dan ik’, constateert ze halverwege. Als de echte ellende nog moet beginnen.

Hun tragische liefde, die onvermijdelijk uitloopt op een scheiding, lijkt verbonden met de ‘Depressie Federatie’ Rusland, die steeds nationalistischer wordt en alsmaar meer op een dictatuur begint te lijken. Binnen die deprimerende omgeving zijn suïcide en overdoses aan de orde van dag bij jongeren met weinig perspectief zoals zij. In de desolate flats van de Moskouse voorstad Butovo, waar haar voormalige echtgenoot opgroeide, vindt Syroechkovskaya daarvoor een treffende metafoor.

Terwijl Marusya zo goed en zo kwaad als dat gaat haar leven weer op de rit probeert te krijgen, documenteert ze hoe Kimi zijn weg vervolgt op het pad van zelfdestructie dat uiteindelijk maar één eindpunt kent. Onderweg speelt hij volgens eigen zeggen Russische roulette, door de dosering van zijn zelfmedicatie steeds een beetje te verhogen. Zo beschadigt hij zichzelf, lichamelijk en geestelijk, totdat de weg terug, hoezeer ze elkaar ook wijsmaken van niet, eigenlijk helemaal afgesloten is.

Marusya Syroechkovskaya vangt dit in een bruisende collage van homevideo’s en gestileerde sequenties, zet met donkere rock- en synthmuziek treffende accenten en maakt van How To Save A Dead Friend zo een smartelijk eerbetoon aan dat ene verloren leven. Aan een verloren generatie ook, die de armoede, trauma’s en algehele tristesse van het moderne Rusland nooit helemaal van zich kan afschudden en er met gehavend lijf en zwartgeblakerde ziel maar iets van moet zien te maken.

Joy Division

Voor de generatie die opgroeide aan het bedompte einde van de jaren zeventig, toen de eerste punkgolf in zijn nadagen was aanbeland, is Ian Curtis een symbool geworden van algehele malaise, van levensmoeheid zelfs. Zoals Kurt Cobain, de voorman van de Amerikaanse rockgroep Nirvana, dat een kleine vijftien jaar later voor de grunge-generatie zou worden.

Samen met zijn band Joy Division (96 min.) wist Curtis perfect het desolate karakter van zijn tijdsgewricht te verklanken. Als de Britse zanger uit Manchester zong over eenzaamheid, liefde die je uit elkaar trekt of depressies, drukte hij een wanhoop uit die door menige jongeling daadwerkelijk werd gevoeld. Curtis verbond er uiteindelijk de ultieme consequentie aan: op 18 mei 1980 maakte hij een einde aan zijn leven.

Zijn bandmaten Bernard Sumner (gitaar/synthesizer), Peter Hook (basgitaar) en Stephen Morris (drums), die na het overlijden van Curtis de groep New Order zouden vormen en ook daarmee popgeschiedenis schreven, blikken in deze treffende documentaire uit 2007 terug op de relatief korte periode dat ze aan zijn zijde de wereld leken te gaan veroveren. De film bevat ook citaten uit de autobiografie van Ians weduwe Deborah, Touching From A Distance.

In deze productie van Grant Gee, die eerder Radioheads complete vervreemding tijdens een wereldtournee ving in Meeting People Is Easy, komen verder onder anderen Curtis’ Belgische liefje Annik Honoré, de Nederlandse fotograaf Anton Corbijn (die tevens zijn debuutfilm Control aan de groep wijdde) en televisiepersoonlijkheid/platenbaas Tony Wilson (over wie de bij vlagen hilarische biopic, 24 Hour Party People werd gemaakt, waarin Joy Division ook een prominente plek kreeg) aan het woord.

Ieder voor zich beschrijven ze Curtis’ suïcide bijna als een fait accompli, het onvermijdelijke einde achter een door epilepsie, liefdestwijfel en depressies geplaagd bestaan. ‘Vijftig procent triest en vijftig procent boos’, voelde Stephen Morris zich naar eigen zeggen. ‘Boos op hem, omdat hij zoiets stoms had gedaan. En boos op mezelf, omdat ik niets had gedaan.’ De drie overgebleven bandleden vervolgden al snel hun weg, geschokt en toch ongebroken, onder een nieuwe noemer en met nieuw elan.

En zowel Ian Curtis als Joy Division werden bijgeschreven in Het Grote Popgeschiedenisboek, in het hoofdstuk over muziek die weliswaar ouder wordt, maar nooit oud.

Secrets Of Playboy

Hij overleed een maand voordat in oktober 2017 de #metoo-affaire rond Harvey Weinstein losbarstte. Hugh Hefner bleef dus buiten schot. Enkele jaren na zijn dood komt de oprichter van Playboy echter alsnog aan de beurt. Met de twaalfdelige (!) docuserie Secrets Of Playboy (506 min.) gaat zijn zorgvuldig gecultiveerde imago van gedistingeerde ladiesman, met pijp, badjas en verheven woorden over emancipatie en de vrijheid van meningsuiting, alsnog aan gruzelementen. Maar of ‘Hef’ daar, nadat hij ruim zestig jaar onbekommerd zijn gang heeft kunnen gaan, nu echt last van zal hebben?

Hugh Hefner (1926-2017) kon al die tijd doorgaan voor een typische representant van de Mad Men-periode. Voor mannen zoals hij waren (jonge) vrouwen toch vooral ‘eye candy’ of – als je een beetje een geslaagde vent was – ‘arm candy’. En ja, dat hij van seks hield en het ‘geen handvol, maar een land vol’-principe huldigde, daarvan maakte Hef ook nooit een geheim. En dat het bed met hem delen de kans vergrootte om Playmate Of The Year te worden, lag ook wel min of meer voor de hand. Zo ging dat nu eenmaal in de ideale wereld van machtige mannen. De vleesgeworden Playboy leefde gewoon de droom van elke gezonde kerel.

Getuige deze serie van Alexandra Haggiag Dean waren zijn Playboy Mansion en de Playboy-clubs in de rest van het land, waar de zogenaamde Bunnies in hun ultrakorte jurkjes met konijnenoren, strikje en staart werkzaam waren, echter ook het toneel voor drugsgebruik en -handel en grootschalig seksueel misbruik: opgedrongen plastische chirurgie, stiekeme seksopnames, (groeps)verkrachting, bestialiteit en het bekijken van ‘snuff films’. Waarbij ieders grenzen werden overschreden als dat het ‘male chauvinist pig’ Hefner of bekende vrinden zoals Tony Curtis, Roman Polanski, Jim Brown en Bill Cosby te pas kwam. Intussen kon hij zijn façade van sociaal bewogen voorvechter van burgerrechten ophouden.

Met voormalige playmates, bunnies en medewerkers, gereconstrueerde scènes en natuurlijk veel fraai archiefmateriaal, waarin het naakt overigens consequent is weggeretoucheerd, schetst Secrets Of Playboy – glad, overcompleet en écht te sensatiebelust – een ontluisterend beeld van Hugh Hefner, zijn seksverslaving, narcisme en machtshonger, en de entourage waardoor hij die in stand kon houden. Een aantal van zijn medewerkers, inclusief ook enkele vrouwen, hebben zijn gedrag jarenlang goedgepraat en gefaciliteerd. Nu, na zijn dood, spreken zij zich alsnog uit en worden die getuigenissen verbonden aan vullis die al eerder werd opgediept over Mr. Playboy.

Van weerwoord is verder geen sprake. Deze serie is een onvervalste – en waarschijnlijk ook niet geheel onterechte – lynchpartij. Zodat het misschien tóch zou kunnen dat Hef zich nu, als hij daar tenminste alleen in is gaan liggen, spontaan omdraait in zijn graf.

1971: The Year That Music Changed Everything

Apple TV+

Voor wie vijftig jaar na dato nog altijd niet elke bocht, zijweg en afslag van ‘the trip down memory lane’ richting Boomerland kent, is 1971: The Year That Music Changed Everything (363 min.) zonder enige twijfel een traktatie. De achtdelige reeks van Asif Kapadia (Senna, Amy en Diego Maradona) buigt zich diepgaand over het muziekjaar 1971.

Alle oude favorieten komen weer langs: John Lennon, The Rolling Stones, Alice Cooper, The Doors, T. Rex, The Who, Joni Mitchell, Elton John, Bob Marley, Kraftwerk en Lou Reed. Ze worden gepresenteerd onder een motto dat is ontleend aan David Bowie: ‘We begonnen met de 21e eeuw in 1971.’ Daarbinnen is er ook opvallend veel aandacht voor de zwarte inbreng, middels korte portretten van Marvin Gaye, Sly & The Family Stone, Aretha Franklin, Curtis Mayfield, Ike & Tina Turner, James Brown, The Staple Singers en Bill Withers.

Deze momentopnames van belangwekkende artiesten worden afgezet tegen belangrijke ontwikkelingen in diezelfde periode; van de oorlog in Vietnam en burgerrechtenbeweging tot de seksuele revolutie en opkomst van heroïne en cocaïne. Waarbij ook beeldbepalende figuren zoals Muhammad Ali, Hunter S. Thompson, Charlie Manson, Angela Davis en James Baldwin, die stuk voor stuk al veel vaker in beeld zijn gebracht, natuurlijk niet ontbreken.

De muziek wordt intussen een belangrijke maatschappelijke rol toegedicht – of op zijn minst beschouwd als een wezenlijke weerslag van wat er destijds, met name in de Verenigde Staten, gaande was. Deze reeks is verder vanzelfsprekend gelardeerd met fraaie concertfragmenten, waarbij de songteksten in beeld worden vertoond. Talloze insiders, met quotes die uit de archieven zijn gehaald en nu off screen worden gepresenteerd, voorzien het geheel van commentaar.

Het terrein dat 1971 probeert te bestrijken is natuurlijk al lang en breed afgegraasd. Sterker: de meeste verhalen zijn, ook in documentaires, al eerder en diepgaander verteld. Deze serie – zonder enige twijfel knap gemaakt, maar ook zonder enige urgentie – is daardoor vooral interessant voor muziekliefhebbers die zich nog nooit in dit tijdsgewricht hebben verdiept. Of er altijd in willen blijven hangen.

Zouden die zich volgend jaar in 1972 mogen verlustigen?

Can’t Get You Out Of My Head

BBC

De ‘Illuminatie’, die volgens een deel van de mensheid nog altijd vanuit de coulissen een groot deel van de ontwikkelingen op het wereldtoneel bestieren, zouden een verzinsel zijn van schrijver Kerry Thornley en zijn vriend Greg Hill. Het was de belachelijkste complottheorie die de twee representanten van de Amerikaanse tegencultuur in de jaren zestig konden bedenken. Wie zou er nu werkelijk kunnen geloven in het geheime genootschap van een achttiende eeuwse professor uit Beieren? Hun ‘Operation Mindfuck’ zou echter een doorslaand succes worden – of een gigantisch fiasco – dat tot op de dag van vandaag doorwerkt.

Een bezopen samenzweringstheorie die voor werkelijkheid wordt aangezien, in een wereld waar wel degelijk ook echte complotten worden gesmeed. Het is maar één van de vele kleine verhalen die Adam Curtis in zijn zoveelste ambitieuze project Can’t Get You Out Of My Head (473 min.) verbindt aan de grote verhalen van onze tijd, zoals individualisering, consumentisme en technologie als ideaal middel om (het onderbewuste van) de grote massa te bespelen. Als een ouderwetse schoolmeester, met zijn eigen tics en preoccupaties, wandelt hij met veel bravoure door het doolhof van de moderne geschiedenis. Het resultaat is een ontzagwekkend labyrint op zichzelf: een wirwar van lange, korte en losse verhaallijntjes die op gezaghebbende toon aan elkaar worden geknoopt. Orde in de chaos, die op zichzelf ook weer net zo goed voor verwarring zou kunnen zorgen.

Typisch Curtis, de Britse homo universalis die met zijn wijdlopige video-essays een genre op zichzelf is geworden. In zijn beschouwingen op de hedendaagse maatschappij maakt hij gebruik van inzichten uit de moderne psychologie, economie, filosofie, geschiedenis, sociologie en politiek. Hij hangt die ditmaal op aan enkele hoofdpersonen (zoals bijvoorbeeld Mao Zedongs militante vierde vrouw Jiang Qing, valium-propagator Arthur Sackler, Artsen Zonder Grenzen-oprichter Bernard Kouchner, transgender-activist Julia Grant en Afeni Shakur, lid van The Black Panthers, crack-verslaafde én moeder van een wereldberoemde rapper). Curtis illustreert zijn betoog zoals gebruikelijk met een uitbundige collectie archiefmateriaal en zet daarbij treffende accenten met een edgy soundtrack.

Noem het gerust pompeus, tendentieus en hier en daar zelfs incoherent (of gewoon niet helemaal te bevatten; probeer de Franse revolutie bijvoorbeeld maar eens te verbinden met Tupac Shakur en de chaostheorie). Ook deze nieuwe Adam Curtis-productie probeert echter een net over de aardbol te gooien en zo de psyche van onze tijd te vangen. Alsof je in hartje winter de luiken eens goed tegen elkaar openzet. In de laatste van de zes afleveringen culmineert dit in vragen over de vermeende machinaties achter het Brexit en de verkiezing van Donald Trump en of zulke samenzweringstheorieën niet gewoon pogingen zijn om vat te krijgen op een voor ons allen onbegrijpelijk wereld.

Uiteindelijk ging zelfs Kerry Thornley twijfelen over Operation Mindfuck. Niet zozeer over de ‘Illuminati’, maar over zijn eigen rol in het satirisch bedoelde complot: was hij misschien, zonder dat hij het wist of wilde, toch ingezet als een werktuig van de CIA?

Trial By Media

Netflix

‘If it bleeds, it leads.’ Curtis Sliwa, de flamboyante New Yorker die eind jaren zeventig de militante burgerwacht The Guardian Angels oprichtte, heeft een eenvoudige verklaring voor de enorme ophef rond Bernhard Goetz. Net als Sliwa vond deze ‘Subway Vigilante‘ dat het hard nodig was dat de stad veiliger werd gemaakt.

En net als Paul Kersey, het Charles Bronson-personage uit de omstreden Death Wish-speelfilmreeks, besloot hij om het recht in eigen hand te nemen. De man, die enkele jaren daarvoor was overvallen, schoot vier zwarte jongens neer in de metro en groeide zo binnen de kortste keren uit tot het middelpunt van een enorme mediahype. Bernhard Goetz werd zowel gebombardeerd tot ‘poster boy’ voor de National Rifle Association als uitgemaakt voor schietgrage racist, die in koele bloede een stel ‘nikkers’ had afgemaakt.

Trial By Media (367 min.) belicht zes van dit soort spraakmakende true crime-verhalen en brengt ze met direct betrokkenen, aanklagers, advocaten, activisten en politici opnieuw in kaart. Van de tientallen politiekogels die werden afgevuurd op de ongewapende Afrikaanse immigrant Amadou Diallo (door Bruce Springsteen vereeuwigd in American Skin (41 Shots)) en de geruchtmakende groepsverkrachting in een bar (verfilmd met Jodie Foster onder de noemer The Accused) tot de jongen die, nadat hij in de tv-show Jenny Jones werd geconfronteerd met een liefdesverklaring van een andere man, maar één uitweg zag: zijn wapen.

Zulke dramatische gebeurtenissen worden vervat in gedegen reconstructies, met een stevige bronnenlijst en fraai archiefmateriaal. Die leveren verder geen spraakmakende nieuwe onthullingen op en resulteren ook niet in een soort metavisie op de rol van de pers in dit soort zaken (zoals bijvoorbeeld het Nederlandse televisieprogramma Medialogica steeds probeert te vinden). Trial By Media is vooral een hervertelling van spannende en schokkende verhalen die zich stuk voor stuk afspeelden onder het oog van een groot publiek, dat door verschillende partijen slim werd bespeeld en zo ook weer invloed had op de afwikkeling ervan.

Een erg smakelijk voorbeeld daarvan is de gang van zaken rond de strafzaak tegen de protserig rijke zorgondernemer Richard Scrushy (HealthSouth) uit Alabama. Hij wordt beschuldigd van grootschalige fraude en start vervolgens, om de gunst van het volk (weer) te winnen, een soort tweede carrière als tv-dominee. ’s Mans advocaten maken van zijn rechtszaak intussen een onvervalste ‘good ol’ boy-show’. Met smeuïge verhalen houden ze pers en publiek zoveel mogelijk uit de buurt van de feiten. En dat werkt: want een goed verhaal, zo luidt een andere boutade van en over de media, moet je niet dood checken.

The Century Of The Self


Voor Adam Curtis zijn documentaires een soort hoorcolleges. Waarbij hij zelf als alwetende verteller niets minder dan ‘de wereld’ doceert. De documentairemaker als bevlogen leraar, aan wiens lippen we – of we nu willen of niet – blijven hangen.

Een controversiële leraar, dat wel. Met een geheel eigen kijk op de mens en zijn wereld en geschiedenis. Die hij ons met dwingende stem en (die verzin ik er nu even bij) priemende ogen oplegt. Hij ondersteunt zijn betoog bovendien met een overdonderende collage van (archief)beelden. Opdat wij nooit zullen vergeten.

Dat uitgangspunt heeft al een hele zwik intrigerende televisiedocumentaires opgeleverd, waarbij het nog een hele opgave is om te reproduceren waarover ze précies gaan. The Century Of The Self (234 min.), een essay in vier delen uit 2002, verbindt in elk geval de theorieën van Sigmund Freud over het onderbewuste met het gedachtengoed van zijn neef Edward Bernays, de aartsvader van de Public Relations en propaganda.

Dat heeft volgens Curtis niet alleen geleid tot businessmodellen die de mens via zijn onderbewuste stelselmatig uitbuiten, maar ook tot een fnuikend maatschappijmodel waarbinnen de elite, een terugkerend thema in het omvangrijke oeuvre van de Britse regisseur, het volk nét iets te gemakkelijk onder de duim kan houden. Geloof ik.

Als documentaires tot (kritisch) nadenken moeten aanzetten, dan is Adam Curtis de ultieme documentairemaker. Geen brug is hem te ver; van de paralellen tussen het Amerikaanse neoconservatisme en moslimfundamentalisme (The Power Of Nightmares) tot de alternatieve realiteit die hedendaagse machthebbers creëren om controle te houden (zijn nieuwste film HyperNormalisation).

Op het YouTube-account van Adam Curtis zijn deze en nog een aantal andere films van hem te bekijken. Ter leering ende vermaeck.