Surviving Ohio State

HBO Max

Het is aardedonker. Hij vraagt de worsteltalenten om hun onderbroek uit te trekken. Ze zijn inmiddels helemaal naakt, als de dokter zijn lampje aanzet. Hij klemt hem tussen zijn lippen en kijkt tussen hun benen. ‘En op dat moment pakte hij je penis vast en bewoog hem alle kanten op’, herinnert Dan Ritchie zich. ‘De hele tijd probeer je om geen erectie te krijgen’, vult Mike Schyck aan. Het is tevens een moment waarop je volgens Will Knight je eigen seksualiteit gaat bevragen. ‘Toen we naar buiten kwamen, maakten we grapjes omdat we niet wisten wat we meemaakten.’

Genitale controle blijkt in de jaren negentig de specialiteit van dokter Richard Strauss, de teamarts van de ‘Buckeyes’, het prestigieuze worstelteam van Ohio State University (OSU). Elk lichamelijk onderzoek, dat in deze pijnlijke film van Eva Orner ter sprake komt, loopt erop uit. En ‘Dr. Fun Boy’ gebruikt nooit handschoenen. OSU’s coach Russ Helickson en zijn assistent Jim Jordan, tegenwoordig Republikeins congreslid, weten ervan – daarover kan geen twijfel bestaan – maar zij gaan het ongemakkelijke gesprek stelselmatig uit de weg. Strauss slaat intussen zijn vleugels uit naar andere sporten.

De ervaringen van deze jonge topsporters zijn nagenoeg gelijk aan de verhalen van Amerikaanse turntalenten over sportarts Larry Nassar, die eerder al hun weg vonden naar de docu’s At The Heart Of Gold: Inside The USA Gymnastics Scandal en Athlete A. Het seksueel misbruik in Surviving Ohio State (109 min.) – dat tevens aansluit bij vergelijkbare Surviving-producties over R. KellyJeffrey Epstein en Michael Jackson – vindt alleen plaats binnen een uitgesproken macho omgeving, met jongens die vaak niet hebben geleerd om over hun gevoelens te praten en bij tegenslag gewoon doorbijten.

En als de vrouwelijke schermcoach Charlotte Remenyik, die dus nooit in de jongenskleedkamer komt en er desondanks van hoort, melding maakt van Strauss’ zeer ongepaste gedrag, valt dit in dode aarde bij de verantwoordelijke schoolbestuurders. Die doen alsof er niets aan de hand is of openen de doofpot, de zogeheten ‘second rape’. ‘Toen ik erachter kwam dat ze het wisten, dat de Ohio State University Day wist dat hij de atleten betastte, stond ik versteld’, zegt ijshockeyer Al Novakowski. ‘Tot op de dag van vandaag denk ik: allemachtig, hebben deze mensen geen kinderen?’

Nadat ze zich zo voor de tweede keer miskend en misbruikt hebben gevoeld, volgt nog een derde ontluisterende ervaring, als initiatiefnemer Michael DiSabato en enkele andere slachtoffers in 2018, ruim twintig jaar dato, besluiten om met hun ervaringen naar buiten te treden: de smalende reacties. Worstelaars, zoals de latere UFC-vechter Mark Coleman, die zich als kleine meisjes laten misbruiken? sneren buitenstaanders ongevraagd. Dat geloof je toch zelf niet! En ook dan blijven sommige Buckeyes  – politiek kopstuk Jim Jordan voorop – consequent ontkennen dat ze er iets vanaf wisten.

Met een veelheid aan bronnen pelt Eva Orner de geruchtmakende zaak zo helemaal af. Ze vindt daarbij ook een mogelijke verklaring voor het feit dat OSU Richard Strauss al die jaren uit de wind heeft gehouden: hij speelde een cruciale rol in een clandestien onderdeel van topsportprogramma. Het is de treurig stemmende slotsom van een ontluisterende exegese van hoe grensoverschrijdend gedrag maar kan blijven voortwoekeren.

Super/Man: The Christopher Reeve Story

HBO Max

Het is een tafereel dat meer Hollywood is dan Hollywood: een jaar nadat hij bij een wedstrijd van z’n paard is gevallen, laat acteur Christopher Reeve (1952-2004) zich toejuichen tijdens de Oscar-uitreikingen van 1996. Hij heeft een dwarslaesie opgelopen, kan niet meer zelfstandig ademen en is veroordeeld tot een rolstoel. De wereld waarin hij groot is geworden als Clark Kent/Superman verwelkomt hem met een staande ovatie en betraande ogen.

De ontroerende en ook wel enigszins ongemakkelijke scène markeert de overgang van de oude naar de nieuwe Christopher Reeve. Van de acteur die furore had gemaakt als superheld en daarna al enige tijd op z’n retour leek naar de man die ruw was teruggeworpen op zichzelf, fysiek een slap aftreksel van de imposante man van staal die hij ooit was geweest, en zich toen opnieuw zou uitvinden als een held voor alle mensen met een beperking.

Noem dat gerust ook een Hollywood-verhaal, een gestroomlijnde en vast ook behoorlijk geromantiseerde versie van het leven dat de Amerikaanse acteur daadwerkelijk heeft geleid. Zo wordt het tenminste door Ian Bonhôte en Peter Ettedgui gepresenteerd in de documentaire Super/Man: The Christopher Reeve Story (104 min.), een film waarin Reeves leven en loopbaan tot aan het ongeluk en zijn opvallende remonte daarna parallel worden verteld.

Samen met zijn kinderen Matthew, Alexandra en Will, eerste vrouw Gae, vriend John Kerry, arts Steven Kirshblum en bevriende collega’s zoals Susan Sarandon, Jeff Daniels en Glenn Close bewijzen ze Super/Man twintig jaar na zijn dood alle eer. Alleen zijn beste vriend, de komiek Robin Williams, ontbreekt. Die is zelf ook alweer tien jaar dood, maar pakt desondanks een Oscar-waardige bijrol in deze verfilming van Reeves aangrijpende levensverhaal.

Door zijn ongeluk werd Christopher Reeve een betere man, echtgenoot en vader, zo is het gevoel bij de mensen uit zijn directe omgeving. Typisch Hollywood overigens – en vast ook niet onwaar, hooguit wat vet neergezet. En wat Superman – niet de vliegende adonis, maar de breekbare man in de rolstoel – op het gebied van de emancipatie van mensen met een lichamelijke beperking in gang heeft gezet, wordt anno 2024 nog altijd voortgezet door zijn nabestaanden.

About A Hero

NOISE

Kaspar kan aan de slag. Werner Herzog heeft hoogstpersoonlijk toestemming verleend. ‘Probeer hem maar eens albino-krokodillen te voeden, om zo paleontologische kunst te maken’, geeft de Duitse meesterfilmer als tip mee aan documentairemaker Piotr Winiewicz. ‘Het gaat kunstmatige intelligentie niet lukken!’ houdt hij hem voor de zekerheid ook nog voor. ‘Veel succes!’

Het duurt in About A Hero (84 min.) vervolgens slechts luttele minuten of die uit duizenden herkenbare stem, hoogwaardig Engels met een onmiskenbaar Duits accent, begint het eerste personage in deze film aan te sturen: de gesoigneerde media-advocaat Robert J. deBrauwere – of een digitale representatie van hem. DeBrauwere heeft zojuist in z’n klinische kantoor in de één of andere wolkenkrabber voorgelezen welke juridische speelruimte Winiewicz heeft bij het maken van deze, déze dus, ‘documentaire’.

Met een voice-over start Kaspar, de AI die is getraind met Herzogs werk, een verhaal op dat is gesitueerd in het industriestadje Getunkirchenburg, waar ‘Herzog’ bij aankomst direct stuit op een ‘peculiar mixture of mistery and misery’. En dat gevoel wordt nog eens versterkt door de dood van een fabrieksarbeider genaamd Dorem Clery. Waarna een vrouw, in zwart-wit en zeer close in beeld genomen, vertelt hoe plichtsgetrouw Clery was. ‘We moeten voorzichtig zijn met de machines’, zou hij volgens haar hebben gezegd.

Werner Herzog, de echte, heeft deze hele onwerkelijke exercitie natuurlijk over zichzelf afgeroepen. ‘A computer will not make a film as good as mine in 4500 years’, liet hij in 2016 op het Sundance Film Festival optekenen. Was het in een overmoedige bui? Winiewicz heeft de uitspraak in elk geval aangegrepen om een ontregelende, bij vlagen ook grappige en uiteindelijk zeer verontrustende film te maken, waarin klassieke elementen uit pak ‘m beet thriller, sciencefiction, erotiek en horror zijn verwerkt.

Herzog is daarvoor ook een perfect uitgangspunt/doelwit. Hij was altijd al een maker die geregeld switchte tussen fictie en non-fictie, met een zeer uitgesproken eigen stijl bovendien en overduidelijk genietend van zijn eigen gebruik van symboliek en muziek. Maar is Winiewicz’s ingenieuze film ook méér dan een gigantische ‘mindfuck’, een spel met de menselijke geest waarbij Clery’s machine natuurlijk staat voor de alomtegenwoordigheid en oneindige mogelijkheden van artificial intelligence?

Jazeker. About A Hero is niet per definitie continu een fijne kijkervaring, maar stelt, ook via gastbijdragen van bijvoorbeeld komiek/schrijver Stephen Fry, kunstenares Stephanie Dinkins en schrijver Charles Mudede, existentiële vragen over mens, machine en creativiteit. Over echt en onecht. En over empathie. Kun je bijvoorbeeld meeleven met zo’n overduidelijk kunstmatig geconcipieerd verhaal en digitaal gecreëerde personages? Kun je de deepfakes überhaupt onderscheiden van de echte mensen en acteurs (*)?

Uiteindelijk zijn al die indrukken terug te brengen tot één enkele vraag: waar zit ik (in Godsnaam) naar te kijken? En dat is, natuurlijk, precies de bedoeling. Van Winiewicz, Herzog en – als gevolg daarvan ook – Kaspar.

(*) De aftiteling wordt daarmee een wezenlijk onderdeel van de film.

Alles Komt Goed

Prospektor / Human

Twee meisjes spelend in het bos en de duinen. Twee zussen. Muqat van tien, Samrawit van nog nét zeventien. De jongste rennend, klimmend en schuilend in de Nederlandse natuur, de ander voortdurend coachend. Want ze spelen haar herinneringen na. Harder rennen dus. Ze wordt achterna gezeten door apen. Een gorilla zelfs.

Dat kan in Eritrea. Op z’n minst in de belevingswereld van een achtjarig meisje. Zo oud was Samrawit toen ze haar land ontvluchtte. Samen met twee leeftijdsgenoten, maar zonder familie. Zelf dacht ze er destijds weinig over na. ‘In mijn gedachten had ik niet zo: ik ben nog maar acht’, herinnert ze zich. ‘Ik dacht bij mezelf: ik kan alles.’

En nu zit Samrawit, een tiener inmiddels, gewoon op school in Almelo en blijkt de Nederlandse taal een harde dobber. Ze wil ook graag meer contact met Nederlanders, niet alleen met jongeren uit een ander land zoals zij zelf. Ze wil vooruit, weg van wat ze heeft achtergelaten en op naar wat ze wil worden. Achttien, om te beginnen.

Volwassen. Een eigen leven. Dat gaat niet vanzelf. Een liedje van Jaap Reesema biedt dan houvast in deze jeugddocu van Eefje Blankevoort en Lara Aerts. ‘Als het voelt of je alleen bent, kom ik rennen naar je toe’, zingt Samrawit, ook tegen zichzelf. ‘Leg je hoofd maar op mijn schouders. Alles komt, alles komt, Alles Komt Goed (Engelse titel: Everything Will Be Allright, 32 min.).’

Tussendoor schetst ze met ruwe pennenstreken het vluchtverhaal van haar familie. Ze zijn in Ethiopië, Soedan, Libië en Italië geweest en uiteindelijk in Nederland beland. Terwijl ze terugblikt, zinspeelt Samrawit op gebeurtenissen die niet concreet – en misschien is dat ook maar beter zo – worden benoemd. Ze kijkt liever naar de toekomst, in Nederland.

En die begint op het ROC Twente en hopelijk binnenkort ook met een eigen huis. Dan komt alles, zo lijkt haar stellige overtuiging in dit warme portret dat op het International Documentary Festival Amsterdam werd uitgeroepen tot beste jeugddocu, vast wel goed. Het is de hoop die doet leven. Zonder kan het bestaan niet bestaan.

The Choice 2024: Harris Vs. Trump

PBS

Het is inmiddels een traditie van ruim dertig jaar. Sinds 1988 zet Frontline, het journalistieke documentaireprogramma van de Amerikaanse publieke omroep PBS, elke vier jaar de twee Amerikaanse presidentskandidaten tegenover elkaar in The Choice. Van pak ‘m beet George H. Bush versus Michael Dukakis (1988) via Barack Obama versus John McCain (2008) tot – driemaal is scheepsrecht – Donald Trump versus Hillary Clinton (2016), Joe Biden (2020) en Kamala Harris (2024).

Het contrast tussen de twee opponenten in The Choice 2024: Harris Vs. Trump (114 min.) kan bijna niet groter. De Republikein Trump, kind van een keiharde New Yorkse topondernemer, dominante kracht binnen zijn eigen partij in de afgelopen tien jaar en belichaming van de boze witte man. Tegenover de Democrate Harris, dochter van een alleenstaande moeder uit India (en een Jamaicaanse vader), tot voor kort relatief onbekend bij het grote publiek en archetypische strijdbare zwarte vrouw.

De opzet van dit gedegen dubbelportret van Michael Kirk voelt direct vertrouwd. De toon is neutraal, kritisch en gezaghebbend, waarbij verteller Will Lyman en diens imposante donkerbruine mannenstem een sleutelrol spelen. Die sturen de kijker op en neer tussen de twee hoofdrolspelers, de tegenpolen ‘The Donald’ en ‘The Female Obama’, en langs de hoogte- en dieptepunten in hun levens, met een afgewogen mix van archiefmateriaal en pratende hoofden.

Behalve de ‘usual suspects’ in dit soort politieke portretten – biografen, journalisten en politieke insiders – heeft Kirk bij Donald Trump bijvoorbeeld ook diens kritische nicht Mary, topmedewerkers van de Trump-organisatie, Donalds eigen Raspoetin Roger Stone, tv-dominee Paula White en David Marcus, de neef van Trumps leermeester en consigliere Roy Cohn, voor de camera gekregen. Cohns voornaamste les (speel nóóit volgens de regels!) zou Trump stevig in z’n oren knopen.

Bij Kamala Harris schetsen vriendinnen, medestudenten en medewerkers haar opmars als openbaar aanklager, procureur-generaal van de staat Californië en senator namens de ‘sunshine state’. Daarbij diept Kirk ook ongemakkelijke verhalen (Harris’ relatie met de dertig jaar oudere mannetjesmaker Willie Brown, die zelf ook nog een tijd burgemeester van San Francisco was) en pijnlijke episoden (de massale kritiek als ze in 2004, na de moord op agent Isaac Espinoa, niet de doodstraf eist) op.

In bijna alles lijken Donald Trump en Kamala Harris elkaars tegenpolen. Oud versus ‘jong’. Man versus vrouw. Wit versus zwart. Conservatief versus progressief. En loopje met de wet versus strikte handhaving ervan. Na The Choice 2024 lijkt de keuze helder bij de presidentsverkiezingen van dinsdag 5 november, die zomaar weer op een nek-aan-nekrace – en, in het slechtste geval en afhankelijk van de winnaar, op een burgeroorlog – kunnen uitlopen.

Wild Wild Place

HBO Max

De hedendaagse ‘space race’ wordt allang niet meer uitgevochten tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Tegenwoordig leveren allerlei startups strijd om de ruimte. In het kielzog van Elon Musks SpaceX proberen private ondernemingen zoals Astra SpaceRocket Lab en Planet Labs een plek te veroveren op de potentiële groeimarkt van de commerciële ruimtevaart. Want wie over de ruimte heerst, zo is de gedachte, kan de toekomst van de mensheid in zijn macht krijgen – en een hele smak geld verdienen.

Space is, kortom, the place. En de concurrentie is moordend, getuige Wild Wild Space (93 min.), waarin de haantjes van de nieuwe sector, vaak gefinancierd met durfkapitaal, elkaar voortdurend proberen af te troeven. In deze film van Ross Kauffman staan met name Astra Space en Rocket Lab tegenover elkaar. Beter: Chris Kemp tegenover Peter Beck. De archetypische Silicon Valley-blaaskaak, met praatjes voor drie, versus een degelijke Nieuw-Zeelandse ingenieur, die nooit over één nacht ijs gaat. Op hoop van zegen versus stap voor stap. Waarbij elke nieuw initiatief met veel bombarie wordt gepresenteerd, met een slogan als ‘Space is open for business’ en een gastoptreden van Star Treks Captain Kirk bijvoorbeeld. En elke lancering een enorme belofte inhoudt – commerciële ruimtevluchten, waarvan de kassa gaat rinkelen – maar verdacht vaak uitloopt op een pijnlijke deceptie.

Kauffman laat de wedloop inkaderen door diverse deskundigen, waaronder journalist Ashlee Vance. Zijn boek When The Heavens Went On Sale vormt de onderlegger voor deze boeiende film, die zich tevens richt op Planet Labs, een wereldwijde leverancier van beelden van de aarde. De onderneming van de idealistische techneuten Will Marshall en Robbie Schingler kan met z’n tweehonderd satellieten permanent elk stukje van de wereld in beeld brengen. Zo kunnen ze de ontbossing van de aarde aan de kaak stellen en boeren helpen om hun gewassen optimaal te onderhouden, maar bijvoorbeeld ook Ruslands troepenopbouw bij de Oekraïense grens en Russische aanvallen op burgerdoelen onthullen. Zoals Elon Musk met Starlink op zijn beurt dan weer satellieten kan uitschakelen om na een goed gesprek Vladimir Poetin ter wille te zijn.

Wat Wild Wild Space maar wil zeggen: die private ruimtevaart is uiteindelijk meer dan zomaar een speeltje van miljardairs, snelle jongens en space freaks. Wat er rondom onze kleine aarde gebeurt gaat ons allen aan – ook al lijkt ‘t in eerste instantie misschien op een wedstrijdje ver plassen voor eeuwige jongens.

No Accident

HBO Max

‘Jews will not replace us’, schreeuwt de meute die op 11 en 12 augustus 2017 door de Amerikaanse stad Charlottesville in Virginia trekt. Met brandende fakkels loopt een combinatie van neonazi’s, alt-righters en leden van de Ku Klux Klan provocerend door de straten. Het is een scharnierpunt in de recente Amerikaanse historie. Na de zogenaamde Unite The Right-rally, waarbij diverse tegendemonstranten gewond raken en één van hen, Heather Heyer, zelfs overlijdt als de extremist James Fields met zijn auto op hen inrijdt, bestaat de Amerikaanse president Donald Trump ‘t om te spreken over ‘very fine people on both sides’.

Negen tegendemonstranten, die zowel lichamelijke als emotionele schade hebben opgelopen in Charlottesville, laten ‘t er echter niet bij zitten. Namens hen starten de advocaten Roberta Kaplan en Karen Dunn in oktober 2017 een civiele rechtszaak tegen de organisatoren van de extreemrechtse rally, die uiteindelijk meer dan vijf jaar in beslag zal nemen. De verdachten zouden collectief raciaal geweld hebben uitgedragen en gepromoot. Gaandeweg blijken zij bovendien, al dan niet rechtstreeks, in contact te staan met mannen die in de navolgende jaren bloedbaden zullen aanrichten in de Tree Of Life-synagoge, de Walmart van El Paso en de Christchurch-moskee in Nieuw-Zeeland.

In No Accident (97 min.) volgt Kristi Jacobson het gedreven advocatenteam en hun cliënten. Zij willen de ‘white supremacists’ publiekelijk aan de kaak stellen en hen liefst ook nog een flinke poot uitdraaien, zodat ze voortaan niet meer de middelen hebben om haatcampagnes te financieren. Daarvoor moeten ze de dwarsverbanden onderzoeken tussen de verschillende extreemrechtse kopstukken en de communicatie tussen hen op het online-platform Discord, waar ze ongefilterd spreken over The Great Replacement (omvolking, in slecht Nederlands), het in scène zetten van gewelddadige confrontaties met Antifa en die dekselse Joden (die je overal de schuld van kan geven).

Vanwege Coronamaatregelen heeft Jacobson niet kunnen filmen tijdens de rechtszaak zelf. Ze gebruikt daarom animaties en audioreconstructies van de verschillende verklaringen. Het echte vuurwerk zit in de verhoren van de verdachten Richard Spencer (een gladjakker, die zich voordoet als het fatsoenlijke gezicht van de beweging en de term alt-right zou hebben gemunt), Christopher Cantwell (een vuilgebekte podcaster, die de Joodse advocaat Michael Bloch tijdens een verhit verhoor plotseling ‘you lying Jew piece of shit’ noemt) en de plaatselijke organisator Jason Kessler (die vooraf allerlei duistere voetsoldaten heeft opgeroepen ‘to fight this shit out’ in Charlottesville).

Het optreden van deze extremisten verraadt zelfvertrouwen. Dat ontlenen ze ongetwijfeld aan de achterban die ze inmiddels in hun eigen duistere uithoek van het internet hebben opgebouwd en de impliciete en expliciete steun die ze van populistische politici krijgen. Met de middelen die de rechtsstaat biedt proberen hun slachtoffers en ideologische tegenstanders hen nu een toontje lager te laten zingen. Deze gedegen film documenteert dat spannende proces vanuit het perspectief van de eisers, die daarbij hun eigen angsten aan de kant moeten zetten, ten faveure van het grotere ideaal. Het is alleen de vraag of ze deze diabolische geest nog terug de fles in kunnen krijgen.

Zolang hun politieke afgod Donald Trump, die zelfs door de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021 nauwelijks electorale schade heeft opgelopen, populair blijft bij een aanzienlijk deel van de Amerikaanse bevolking, laten deze dubieuze kopstukken van extreemrechts zich echt niet zomaar verdrijven naar het verdomhoekje waar ze eigenlijk thuishoren.

Warrior Women

warriorwomenfilm.com

‘Hoezeer de Indiaan zich ook aanpast, er zit iets in hem wat er niet bij past, wat zich verzet’, stelt Madonna Thunder Hawk in 1975. Het verbaast haar als lid van de Lakota-stam dat de blanke Amerikanen die haar voorouders ooit met grof geweld naar de eeuwige jachtvelden probeerden te dirigeren nog altijd worden vereerd. ‘Zorg jij er niet voor dat ze zich meer indiaan voelen, waardoor ze minder goed in een open samenleving passen?’ wil een interviewer van haar weten. ‘Ja, reken maar’, reageert de vertegenwoordigster van de We Will Remember Survival School in South Dakota ferm. ‘Het voortbestaan van ons en onze manieren. Dat is belangrijk.’

Een kleine halve eeuw later zijn de inmiddels bejaarde Thunder Hawk en haar Warrior Women (64 min.) nog even strijdbaar – en is het lot van de ‘native Americans’, ondanks de permanente roep om (meer) ‘red power’, nog weinig verbeterd. De ‘indigenous people’ van de Verenigde Staten  zijn doorgaans veroordeeld tot het leven op speciaal voor hen bestemde reservaten. Een geheel eigen wereld, getuige bijvoorbeeld de puike dramaserie Reservation Dogs (2021-). Een wereld ook, blijkens de recente true crime-serie Murder In Big Horn, waar armoede, geweld en mensenhandel nogal eens vrij spel hebben. Sinds jaar en dag broeit er op die reservaten ongenoegen en verzet.

Deze documentaire van Christina D. King en Elizabeth A. Castle uit 2018 concentreert zich op de rol van vrouwen binnen de American Indian Movement (AIM). ‘In Indiaans gebied zeggen ze: nodig voor mooie woorden de mannen uit’, stelt Chase Iron Eyes, zo’n welbespraakte indiaanse man, niet voor niets tijdens een speech. ‘Maar haal voor daden de vrouwen erbij.’ Zij speelden een sleutelrol in de bezetting van Alcatraz Island eind jaren zestig (om zo meer eigen grondgebied te verkrijgen) en stonden hun vrouwtje tijdens de confrontatie bij het historisch beladen Wounded Knee in 1973, maar namen ook weer het voortouw bij protesten tegen de Dakota Access Pipeline in de afgelopen jaren.

Warrior Women is een treffend eerbetoon aan Thunder Hawk en de haren, waaronder haar eveneens erg betrokken dochter Marcella Gilbert (die zich sterk maakt voor natuurvoedsel en haar eigen Survival School, Waniyeta Iyawapi, is gestart). Aan de vrouwen die de ruggengraat vormen van een gemeenschap die nog altijd strijdt voor zijn eigen plek en cultuur in een land dat ooit toch echt van hen was. ‘We’ll sing, sing, sing out our story’, zong Redbone al in de klassieke single We Were All Wounded At Wounded Knee. ‘Till the truth is heard.’

Rock City: The Life We Live

Will Wissink

Ze hebben zich stuk voor stuk in ons collectieve geheugen genesteld: The Life I Live, Wang Dang Doodle en Wasted Words, klassieke singles van bandjes uit Den Haag. Van Q65, Livin’ Blues en The Motions, om precies te zijn. Will Wissink kijkt in Rock City: The Life We Live (91 min.) terug op de gloriejaren van de Haagse muziekscene, toen The Tielman Brothers werden beschouwd als halfgoden, The Rolling Stones het Scheveningse Kurhaus afbraken en plaatselijke groepen als Golden Earring(s) en Shocking Blue overal de hitlijsten beklommen.

Wissink is een kind van die wereld. Zijn vader Willy was jarenlang de spil van de indorockgroep Willy And His Giants, waarin Will zelf tijdens een comeback ook nog even mocht drummen. Na de dood van zijn vader richt hij zich op het vastleggen van wat er nog over is van die ooit zo bruisende scene. De dagen van Q65-gitarist Joop Roelofs zijn bijvoorbeeld geteld. Hij kampt met kanker en probeert van elke dag die hem nog rest te genieten. En als zijn laatste uur heeft geslagen, wil hij definitief verdwijnen in een speciaal aangeschafte ‘flight case to heaven’.

Zijn oude bandmaatje Peter Vink timmert nog gewoon met een nieuwe groep, Knight Area, aan de weg. ‘M’n laatste klus’, noemt hij die in plat Haags. Frontman Nicko Christiansen van Livin’ Blues is rustiger geworden sinds hij ‘van de alcohol af’ is. Hij houdt zich onledig met schilderen en treedt zo nu en dan op. Hans Vandenburg heeft ’t ondertussen wel een beetje gehad met zijn Gruppo Sportivo. Hij gaat alleen spelen. ‘Je verdient meer en je hebt geen gezeik aan je kop.’ De rest van de band blijft optreden onder de naam Bombitas XL. Totdat Vandenburg alsnog terugkeert op het oude nest.

Zanger Rudy Bennett van The Motions tenslotte komt onverwacht weer in de aandacht te staan. Hij krijgt de kans om Beat En Bordeelsluipers, een theatershow over de geschiedenis van de Haagse popmuziek, te promoten in het televisieprogramma Voetbal International. Van tevoren is er nog wel even twijfel: kan hij eigenlijk nog wel ‘in the states negroes fight for freedom’ zingen in hun hit Wasted Words? ‘African-Americans’ past niet volgens huismuzikant Danny Vera. Bennett besluit het er toch maar op te wagen. Zijn optreden leidt tot een warme aanbeveling van Johan Derksen.

‘Dit is echt de reclame die we nodig hebben,’ zegt voormalig Golden Earrings-zanger Frans Krassenburg na afloop tegen Bennett. ‘Dat meen ik echt.’ Waarna Derksen zich zelfs sterk maakt voor een uitgebreide tournee van deze en andere vertegenwoordigers van de oude garde. Rock City moet ’t hebben van zulke aandoenlijke scènes, treffende impressies vanuit het nostalgiecircuit. Want de documentaire zelf is weliswaar hartstikke sympathiek, maar ook tamelijk grillig en fragmentarisch en vergeleken met een thematisch verwante film zoals Tot De Laatste Snik!? bovendien nogal ongericht.

En, hoewel Wissink niet pretendeert dat hij een compleet overzicht van Den Haag als muziekstad heeft geschetst, is het toch wel jammer dat Shocking Blue helemaal niet en Golden Earring slechts zijdelings aan bod komen.

Schuldig

Human

Elke rechtgeaarde docufanaat kijkt reikhalzend uit naar de documentaire Subject, waarin Camilla Hall en Jennifer Tiexiera met hoofdpersonages van bekende documentaires, zoals Elaine en Jesse Friedman (Capturing The Friedmans), Michael Peterson (The Staircase) en Arthur Agee (Hoop Dreams), onderzoeken welke impact deze films hebben gehad op hun leven.

In een Nederlandse variant zouden beslist BeppieJantjeKeesAlicia en Evelien aan het woord moeten komen. En Dennis van de Dierenwinkel, natuurlijk. Dat is overigens niet een licht curieuze achternaam, maar ’s mans professie. Dennis van den Burg runt de kwakkelende dierenspeciaalzaak Ambulia in de Vogelbuurt te Amsterdam-Noord. Terwijl hij zijn dieren en klanten ter wille probeert te zijn, moet hij zich de schuldeisers van het lijf houden.

Alle personages van de gelauwerde zesdelige serie Schuldig (274 min.) uit 2016 zijn niet meer dan radertjes in De Schuldmachine. Paul van het Buurtspreekuur. Abdelmalik van de Voedselbank. Ed van het Deurwaarderskantoor. Will van de Schuldhulpverleningsinstantie. Arjan van het Gemeentebestuur. En Carmelita, Ditte en Ramona & Ron van de Schulden. Vaak rest hén niet meer dan een even eenvoudige als pijnlijke smeekbede: Vergeef Me Mijn Schulden.

Samen met Stuk maakte de serie van Ester Gould en Sarah Sylbing, die later samen ook nog Klassen regisseerden, opzichtig school. Titels als We Zien OnsDilemma’s Van Dokters: Wie Krijg Een Kind?Leven In LimboKanaal Sociaal en Trappers zijn ondenkbaar zonder Schuldig, dat een actueel vraagstuk koppelde aan een kleine groep personages, daarmee een aanzienlijk publiek bereikte en vervolgens met een impactcampagne ook een maatschappelijk gesprek op gang bracht.

Het fundament daarvoor ligt natuurlijk in de serie zelf: de uitstekende casting, permanente nabijheid, uitgelezen dramaturgie, brede blik, smakelijke soundtrack en die karakteristieke vertelstem, ingesproken door Sylbing zelf, die in het hoofd en hart van de personages kruipt. Behalve met schulden kampen ze ook met een handicap, ziekte, de recessie of mantelzorgverplichtingen. Een ongeluk zit immers in een klein hoekje – en dan volgen de schuldeisers vanzelf.

Het zou interessant zijn om, zeven jaar na de serie, nog eens de balans op te maken: heeft Schuldig hun levens daadwerkelijk (een héél klein beetje) kunnen bijsturen?

De serie Schuldig is hier te bekijken.

Mijn Vader De Hasjkoning

Videoland

Will Falize’s vader Jan groeide op in de beruchte Venlose volkswijk Genooi. Van zijn vader, Wills opa, erfde hij de bijnaam De Pinda. Tijdens Carnaval ontmoette Jan Falize vervolgens Lisa Betje Weiss, een meisje van het plaatselijke woonwagenkamp met serieuze aspiraties als zangeres. De lefgozer vertelde haar meteen dat hij vóór zijn dertigste miljonair wilde zijn. Dat zou zowaar nog lukken ook. Want via de handel in bloemen en auto’s belandde Jan Pinda al snel in een nog veel lucratievere business: de smokkel van hasj en wiet.

Hij was vroeger bang voor die man, bekent Will Falize in de documentaire Mijn Vader De Hasjkoning (68 min.), die hij samen met Ruud Lenssen heeft gemaakt. ‘Je kunt geen leeuw in de bek kijken als je nog een welpje bent’, zegt hij daar nu over. Toen Will op zijn zestiende begon te spijbelen en rondhing in de coffeeshop, werd hij door zijn vader direct aan het werk gezet in z’n eigen bedrijf. Daarna ging het van kwaad tot erger met Will, die zich uiteindelijk slechts met heel veel moeite los heeft weten te maken van het drugscircuit.

Enkele decennia later toont hij zich een prima chroniqueur van het Venlose criminele milieu. Als sfeertekening is deze in twee delen geknipte film sowieso erg geslaagd. Met fraaie foto’s en videobeelden en de herinneringen van vader Jan, moeder Betje, Jans zus Beppie, zijn jeugdvrienden ‘Toeta’ en ‘Rooie Wiel’ en kleurrijke lokale figuren zoals kroegbaas Frankie, bodyguard ‘De Neus’, coffeeshophouder ‘Tony’ en smokkelaar ‘Teuntje’ schetst Will een levendig beeld van de plaatselijke drugshandel en de prominente rol die zijn eigen vader daarin speelde.

Daarbij kon het er soms stevig aan toegaan. Zo werd Jan Pinda bijvoorbeeld eens met grof geweld ontvoerd (vermoedelijk door een vriend, die hem zo ‘geen dolk, maar een zwaard’ in de rug zou hebben gestoken). Na die ijzingwekkende ervaring vertrouwde de hasjhandelaar volgens eigen zeggen niemand meer. Toch zou hij zich nog eens lelijk in de val laten lokken door de politie. ‘Gabbertje moest hangen’, aldus Jan zelf, die een flinke tijd moest gaan brommen en gedag kon zeggen tegen het fortuin dat hij had vergaard.

Hoewel Wills vader en zijn voormalige kornuiten sterke verhalen in overvloed hebben en van hun hart ook geen moordkuil maken, laat Mijn Vader De Hasjkoning, ingekleurd met de zwaar dooraderde songs van de Limburgse zanger Arno Adams, in eerste instantie de nodige vragen over de Falizes onbeantwoord. Een deel daarvan komt alsnog aan bod in de epiloog, waarin voor de meeste hoofd- en bijrolspelers de balans wordt opgemaakt en buitenstaanders voor zichzelf kunnen bepalen of een leven in de misdaad loont of niet.

Will Falize’s antwoord laat zich raden. Maar of zijn vader, ondanks alle schade en schande die hem ten deel zijn gevallen, nu werkelijk voor een ander bestaan zou kiezen?

Meet Me In The Bathroom

Utopia

Rond de eeuwwisseling leek de muziekstad New York dood en begraven. Sinds de opkomst van punk en disco in de jaren zeventig en tachtig was er nauwelijks meer iets noemenswaardigs gebeurd in de Amerikaanse metropool die zichzelf altijd als toonaangevend had beschouwd. In de jaren negentig hadden niksige bands uit ongecompliceerdere delen van de Verenigde Staten, zoals The Offspring, Blink-182 en Limp Bizkit, ongegeneerd het initiatief naar zich toe getrokken.

En toen stond er zowaar een nieuwe generatie elementaire rockbands op, met als vaandeldrager The Strokes, een übercoole band uit Manhattan. Samen met het rudimentaire duo The White Stripes uit Detroit (Rockcity, roepen liefhebbers er dan direct achteraan) en de cartoonachtige riffmachine The Hives (uit Zwéééden!) werden deze vijf jongelingen, met vooralsnog slechts één plaat en een handvol optredens op hun conto, opgezadeld met het predicaat ‘The New Rock Revolution’.

De documentaire Meet Me In The Bathroom (105 min.), gebaseerd op het gelijknamige boek van Lizzy Goodman, maakt een trip nostalgia naar de opkomst van de bijbehorende New Yorkse scene (spreek uit: sien) die na de millenniumwisseling The Strokes en enkele verwante groepen heeft voortgebracht. Alhoewel, verwant? De precieze relatie en muzikale verbanden tussen de verschillende acts maakt de film van Will Lovelace en Dylan Southern nu juist niet helemaal duidelijk.

De link tussen The Strokes en de rockbands The Moldy Peaches (die tijdens een tournee als hun voorprogramma, hun ‘fluffers’ volgens frontvrouwe Kimya Dawson, mochten fungeren) en Yeah Yeah Yeahs (met de iconische riot grrrl Karen O) zijn duidelijk, maar naar wat precies het verband is met Interpol, TV On The Radio, The Rapture en LCD Soundsystem blijft het gissen. Behalve dat al deze bands in min of meer hetzelfde tijdsgewricht vanuit New York City opereerden.

Die stad is in elk geval een essentieel decorstuk voor dit associatieve groepsportret. Met de name de terroristische aanslagen van 11 september 2001 lijken alles in New York, ook de muziek, op scherp te hebben gezet. Lovelace en Southern, eerder verantwoordelijk voor de LCD Soundsystem-concertfilm Shut Up And Play The Hits (2012), kneden met al die losse bandverhalen een dwingend narratief over succes dat – even kort door de bocht – eerst onvermijdelijk wordt en daarna niet te dragen blijkt.

Meet Me In The Bathroom, waarin alle hoofdrolspelers buiten beeld aan het woord komen en lekker veel obscuur beeld- en geluidsmateriaal is opgenomen, wordt daarmee meer dan de zoveelste popdocu, waarin pratende hoofden gedetailleerd hun eigen carrière doorlopen, de ene na de andere smeuïge anekdote uit hun mouw schudden en de hitjes tussendoor lekker veel ruimte krijgen. Dit is een oprechte poging om de toenmalige tijdgeest, couleur locale en zweetgeur te pakken te krijgen.

Daniel Day-Lewis: The Heir

AVROTROS

Op een dag in september 1989 verlaat Daniel Day-Lewis aan het einde van de eerste akte ineens het podium. Zoals het een echte Britse karakteracteur betaamt, heeft hij de hoofdrol in Shakespeare’s Hamlet bemachtigd. Hij treedt daarmee in de voetsporen (en stapt in de schaduw) van grote theateracteurs als Laurence Olivier, Richard Burton en Christopher Plummer. Intussen moet hij elke dag ook de confrontatie aangaan met zijn overleden vader. Daniel heeft een foto van de befaamde dichter en schrijver Cecil Day-Lewis, die film maar een inferieure kunstvorm vond, opgehangen in zijn kleedkamer.

De recensies voor Day-Lewis’ Hamlet zijn niet onverdeeld positief. Plotseling knapt er iets in hem. ‘Ik was gewoon compleet uitgeput, het kon me allemaal niks meer schelen’, vertelt de acteur een kleine twintig jaar later aan talkshowhost Charlie Rose. ‘Het was genoeg geweest, ik kon het niet meer.’ En dus lonkt het witte doek, waarmee hij in de voorgaande jaren al enigszins vertrouwd is geraakt. Ten tijde van het gesprek met Rose in 2007 is hij al een gevierd filmacteur, met diverse bioscoophits op zijn naam (The Last Of The Mohicans, The Age Of Innocence en The Boxer) en zijn eerste Oscar in de achterzak (My Left Foot).

Nummer twee en drie, voor There Will Be Blood en Lincoln, moet hij dan nog ontvangen, als eerste acteur in de geschiedenis die drie Academy Awards voor de beste hoofdrol krijgt. Hij zal daarnaast overigens ook nog drie keer genomineerd worden voor diezelfde Oscar, voor zijn hoofdrollen in In The Name Of The Father, Gangs Of New York en Phantom Thread. Tóch is Daniel Day-Lewis nooit een typische Hollywood-celebrity geworden. Hij mijdt het babbeldebabbelcircuit, kiest zijn rollen altijd zéér zorgvuldig en verdwijnt tussendoor soms jaren in de anonimiteit.

In de interessante tv-biografie Daniel Day-Lewis: The Heir (52 min.) betonen Jeanne Burel en Nicolas Maupied het acteerkanon op een passende manier eer. Géen collega’s of bekendheden dus, die ongegeneerd de loftrompet over hem steken – iets wat kijkers met nét iets te veel last van plaatsvervangende schaamte, net als Day-Lewis zelf waarschijnlijk, alleen zeer gegeneerd kunnen aanzien. Maar een gedegen poging om ‘s mans leven, zijn carrière en de wisselwerking daartussen te vatten. Geïllustreerd met treffende speelfilmfragmenten, oude foto’s en de spaarzame publieke optredens van de man die zich het liefst terugtrekt op het Ierse platteland.

Totdat Daniel Day-Lewis letterlijk voelt dat hij zijn zelfverkozen kluizenaarschap weer even moet verlaten voor de volgende Oscar-waardige rol…

Listening To Kenny G

IDFA

Hij kan doorgaan voor de Dinand Woesthoff van de Amerikaanse jazz. Net als de zanger van de Nederlandse rockband Kane weet saxofonist Kenny G als geen ander het grote publiek te behagen én alle critici en ‘serieuze liefhebbers’ serieus tegen de haren in te strijken. Waar Woesthoff en zijn groep voortdurend met weerstand hadden te maken – men neme bijvoorbeeld de Facebook-groep Bij Een Miljoen Likes Stopt Kane – is in de Verenigde Staten het ridiculiseren van de toeterende krullenbol uitgegroeid tot een soort volkssport.

De verzamelde jazzkenners aan het begin van Listening To Kenny G (96 min.) bijten dan ook op hun lip om niet al te laatdunkend over de man en zijn instrumentale muziek te spreken. ‘Hij maakt “leuke” muziek voor “leuke” mensen’, zegt criticus Will Layman van Popmatters bijvoorbeeld. ‘Ik maak mezelf alleen wijs dat ik beter ben dan dat.’ Wat jazz interessant maakt is de dialoog tussen verschillende muzikanten, stelt hij even later. ‘En wat je in Kenny G’s muziek hoort is totaal geen gesprek. Dat is een soloproject. Dit is geen seks, dit is masturbatie.’

Toch zijn er hele volksstammen bereid om ook buiten de wachtkamer, lift of slaapkamer naar Kenny Gorelick te luisteren. En zelf snapt hij dat wel. Hij heeft nu eenmaal een geweldig oor voor melodieën. Logisch. ‘s Mans ontwapenende eerlijkheid is een belangrijke troef van deze film. Net als de speelse manier waarop regisseur en interviewer Penny Lane hem tegemoet treedt. De twee hebben duidelijk chemie. En dat maakt deze documentaire – ook al verafschuw je Kenny G’s smooth jazz – tot een hartstikke aardige traktatie.

Behalve de muziek van die ene omstreden saxofonist – en vader, golfer, piloot en investeerder – behandelt Lane ook de vraag wat nu eigenlijk goede kunst is en wie dat dan bepaalt. Kenny wil zich intussen buigen over/vergrijpen aan het oeuvre van erkende jazzhelden zoals John Coltrane en Stan Getz. Net als Dinand weet hij dat de strontkar sowieso over hem wordt uitgereden. Hij maakt zich echter allang niet meer zo druk om de jazzpolitie. Zegt ie. En als Kenny G dat met een ontspannen glimlach beweert, is het lastig om dat niet te geloven.

This Rain Will Never Stop

De oorlog is nooit ver weg. In hun vaderland Syrië. Waar nog altijd familie woont. En in het land van hun moeder, Oekraïne. Waarnaar ze zeven jaar geleden zijn verkast. Dat zelf inmiddels in een onafhankelijkheidsstrijd is verwikkeld met de Russen. De Koerdische familie Suleiman probeert de omstandigheden het hoofd te bieden. Zo goed en zo kwaad als dat gaat. Vader Lazgin houdt contact met het thuisfront. En zoon Andriy meldt zich als vrijwilliger bij het Rode Kruis. Hij wordt belast met de distributie van elementaire goederen aan de bevolking.

De twintiger fungeert als protagonist voor deze stemmige documentaire van Alina Gorlova. Andriy reist af naar Duitsland voor de bruiloft van zijn broer. Brengt een emotioneel bezoek aan familie in Irak. En vergezelt in This Rain Will Never Stop (102 min.) tenslotte een dierbare op diens laatste reis. Intussen staat zijn leven stil en is de oorlog overal. Niet in de vorm van bommen en granaten. Veeleer als natuurlijke omgeving voor gewone mensen, die weten dat ze door moeten met hun leven. In desolaat zwartwit, dat wel. ‘Het ging de laatste tijd best goed’, meldt een familielid via Skype vanuit de Syrische stad Hasukah. ‘Maar de laatste vier dagen klinkt er weer geweervuur.’

Gorlova observeert en laat de gebeurtenissen zoveel mogelijk voor zich spreken. Ze dient ze op in losse, gefragmenteerde hoofdstukken, verbindt die met vervreemdende beeldsequenties en is bepaald niet scheutig met achtergrondinformatie. De cinematografie van haar cameraman Viacheslav Tsvietkov is indringend: met zowel oog voor detail – wassend water, dansende handen of een geknakte tak – als florerend in het grote en imposante: een mensenmassa die zich meldt voor hulp, leuzen roepende militairen of het onherbergzame landschap.

Die beelden van de natuur in al zijn woest- en wildheid komen voortdurend terug, als onheilszwanger decor voor de dingen die op Andriys pad komen en zijn bestaan beheersen. Samen met de unheimische soundtrack geven ze een beklemmende atmosfeer aan deze film, die overtuigend het perpetuum mobile van oorlog en vrede belicht, dat gewone stervelingen in hun greep kan krijgen.

Night Will Fall

Zelfs de cameralens, die doorgaans van het gruwelijkste tafereel simpelweg een shot met personages, kleurstelling en een kader maakt, kon ditmaal geen bescherming bieden. De cameramannen die de geallieerde troepen vergezelden toen deze in 1945 de Duitse concentratiekampen ontdekten, zouden hun eigen beelden nooit meer kwijt kunnen spelen. Die stonden voor altijd op hun netvlies gebrand.

Dat had ook te maken met de specifieke opdracht die ze van hun meerderen hadden gekregen: verzamel concreet bewijsmateriaal. Leg de ellende van dichtbij en zo plastisch mogelijk vast, zodat niemand ooit kan ontkennen dat dit ooit is gebeurd (en wie ervan op de hoogte waren). Waar de dodelijkste details in oorlogsverslagen vaak on(der)belicht blijven, werd er nu juist op ingezoomd. Met alle gevolgen van dien. Het resultaat is 75 jaar later, zelfs met oorlogsmoeie ogen, nog altijd niet om aan te zien.

De Britse filmmaker Sidney Bernstein probeerde het schokkende beeldmateriaal direct na afloop van de Tweede Wereldoorlog te verwerken in de documentaire German Concentration Camps, waaraan ook topregisseur Alfred Hitchcock zijn medewerking verleende. De film, nooit helemaal afgerond, zou echter achter slot en grendel verdwijnen. Als huiveringwekkend bewijsstuk van waartoe de mens in staat is, dat alleen even niet te pas kwam in een wereld die zich alweer opmaakte voor een volgende oorlog, een koude ditmaal.

In de bijzonder indringende reconstructie Night Will Fall (73 min.) uit 2014 ontleedt regisseur André Singer met direct betrokkenen de totstandkoming van deze documentaire die in eerste instantie, tot de geruchtmakende Neurenberg-processen, vrijwel niemand te zien zou krijgen. Hij laat de ontluisterende beelden daarnaast voor zichzelf spreken en komt zo akelig dicht bij de ervaring van de gewone soldaten die destijds nietsvermoedend, en met draaiende camera, de hel van Bergen-Belsen of Auschwitz betraden en daar werden geconfronteerd met het werk van een duivelse machine die in een mum van tijd menselijk afval had gemaakt van gewone stervelingen.

Wat zij toen tot in de goorste details vastlegden, heeft vele oorlogen later nog niets aan kracht ingeboet en laat zich ook op een 21e eeuws beeldscherm slechts met afgewend hoofd, dichtgeknepen neus en het nodige doorzettingsvermogen aanschouwen. Al is het zonder enige twijfel belangrijk om dat bij tijd en wijle tóch te doen.

Verward

EO

Momentje hoor, daar komt iemand’, zegt Will tegen de camera die hij altijd op zijn buik draagt, ook tijdens het fietsen. Iemand op een brommer komt hem tegemoet gereden in de polder. Zodra die is gepasseerd, hervat Will zijn verhaal. ‘Ik heb hier met groepsstalking te maken, met gangstalking. Met organised harassment. En mind control, of althans een poging daartoe. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik besef dat ik mijn leven lang al gemonitord word en gemanipuleerd.’

Will uit ‘s-Hertogenbosch is de hoofdpersoon van Verward (57 min.), een documentaire van Jos de Jager. Die vermeldt meteen aan het begin van de film dat hij Will bewust niet herkenbaar in beeld heeft gebracht. Tegelijkertijd heeft Will bij het maken van zijn eigen beelden ‘soms een andere keuze gemaakt’. En dat laat De Jager dan wél zien. Zodat we het gezicht van de man die er de wildste complottheorieën op nahoudt gewoon kunnen zien. Een onnavolgbare redenering. Had De Jager Will niet écht tegen zichzelf in bescherming moeten nemen?

De strijd van de Bosschenaar met zijn buren en de plaatselijke woningbouwvereniging Zayaz doet soms denken aan de voortdurende conflicten die Matthijs met zijn directe omgeving uitvecht in De Regels Van Matthijs, de aangrijpende film van Marc Schmidt. Van dat kaliber is Verward niet. De televisiedocumentaire, die voor het leeuwendeel bestaat uit beelden die Will zelf heeft gemaakt (en die hij normaal op YouTube zet), geeft wel op indringende wijze de belevingswereld van iemand met paranoïde wanen weer. Dit is zíjn perspectief op de werkelijkheid, waaraan De Jager met enkele kritische interviewvragen slechts beperkt morrelt.

‘Waaraan heb ik het verdiend dat ik zo behandeld word?’ vraagt Will aan de rechter die zijn verweer tegen een mogelijke huisuitzetting behandelt. Het is allemaal de schuld van de – en dan volgt zijn vaste riedel – fascisten, psychopaten en satanisten, die hem stelselmatig in de gaten houden en intimideren. Totdat, zoals één van zijn buurtgenoten het treffend uitdrukt, de bom barst… Dat fatale moment, waarop bij Will of één van de mensen uit zijn directe omgeving de stoppen doorslaan, lijkt nooit ver weg.

In deze documentaire vindt Will ongetwijfeld weer validatie voor zijn continue strijd tegen alles en iedereen. Anderen zien hoe een actueel maatschappelijk probleem – ruim negentigduizend meldingen over verwarde mensen per jaar – (g)een menselijk gezicht krijgt. ‘Ik ben niet verward’, constateert Will nochtans stellig in deze film, die ongetwijfeld het nodige rumoer zal veroorzaken. ‘Júllie zijn verward.’