Aimée & Samir

Elbe Stevens Film / NTR

Aimée de Jongh wil laten zien wat onzichtbaar is geworden, zegt ze in de korte documentaire Aimée & Samir (29 min.). Zodat we niet meer kunnen wegkijken van wat er onder onze ogen gebeurt. De Nederlandse stripauteur en illustrator, die zelf Indonesische roots heeft, doelt dan vooral op de schaduwkanten van migratie, bijvoorbeeld voor de vluchtelingen aan de grenzen van Fort Europa.

Met een beperkt aantal, tamelijk droog ingesproken voice-overs stuurt ze deze sfeervolle film van Catherine van Campen zelf aan. Die laat De Jonghs succesvolle carrière veelal links liggen en concentreert zich op de totstandkoming van haar nieuwe graphic novel Samir. Over een fictieve Syrische jongen in een Grieks vluchtelingenkamp, die de reis op zee heeft overleefd door zich vast te klampen aan een jerrycan.

Om hiervoor research te doen is de stripkunstenares afgereisd naar Lesbos. Ze gaat in gesprek met vluchtelingen die daar in een tentenkamp zijn beland en bevraagt bewoners van het Griekse eiland. Terwijl ze hen tekent – een proces dat Van Campen tegelijkertijd met animaties in beeld brengt – geeft De Jongh hen alle ruimte om te vertellen. Als bedankje ontvangen ze naderhand hun eigen portret.

Of hij hier met familie is, wil ze bijvoorbeeld weten van een tienerjongen. Alleen met mijn oma en opa, antwoordt die. Hij heeft verder geen andere familie in het kamp. ‘Ik hoop dat zij ook hierheen kunnen komen’, reageert De Jongh, die ondertussen geconcentreerd blijft doortekenen. ‘Wie?’ vraagt de jongen. ‘Je familie’, antwoordt zij. ‘Nee, die heb ik niet’, zegt de jongen bijna achteloos. ‘Ze zijn dood.’

Een plaatselijke visser vertelt dat hij tijdelijk is gestopt met zijn werk. ‘Ik haalde mensen binnen in plaats van vis’, vertelt hij. Dat wordt zichtbaar op een begraafplaats voor onbekende vluchtelingen, waar De Jongh de Afghaanse vluchteling Sohrab ontmoet. Rondom hen liggen overal vluchtelingen begraven. Vooral moslimvrouwen, legt hij uit. Want die hebben vaak niet leren zwemmen.

Met haar fraaie en treffende illustraties, die Catherine van Campen integraal onderdeel heeft gemaakt van deze film, probeert Aimée de Jongh deze werkelijkheid zichtbaar te maken. Tegelijk zit er bij haar ook ongemak over hoe zij, als een willekeurige westerse toerist, zomaar uit de wereld van vluchtelingen en eilanders kan stappen, om gewoon even van de zon en de omgeving te genieten.

Die dubbelheid weerhoudt de Nederlandse kunstenares er niet van om met potlood en schetsboek letterlijk vorm te geven aan haar idealen en overtuigingen. Met haar nieuwe album, afgeleverd bij Uitgeverij Dargaud te Brussel, geeft ze iets terug aan de mensen die haar hebben gevoed.

Blauwdruk

Human

Als kind raakten ze allebei hun ouders kwijt. Tegelijk. Door één enkele daad. Hun vader maakte een einde aan het leven van hun moeder. Femicide – al leek dat woord toen nog niet te bestaan. En daarmee moesten ze ook meteen afscheid nemen van hun thuis en het leven zoals zij dat tot dan toe hadden gekend. Ze waren voortaan ‘de dochter van…’.

In Blauwdruk (50 min.) buigt documentairemaker en grafisch ontwerper Sara Kolster, tevens rouwbegeleider voor kinderen en jongeren, zich samen met ervaringsdeskundige Perla Joy over de gevolgen van femicide. In een blauwe lege ruimte schetsen Perla (33) en haar zus Aurora (35), Roser (47) en Maeve (59) met tape op de vloer de contouren van hun ouderlijke woning, waar hun vader de loop der dingen definitief veranderde. Het veilige thuis werd op een onbewaakt ogenblik een plaats delict.

Ieder heeft daarbij z’n eigen herinneringen. ‘Niemand zag het aankomen’, stellen Perla en Aurora bijvoorbeeld, terwijl Maeve zich nog goed kan herinneren hoe haar vader na de scheiding van haar ouders rondjes reed rond de flat van haar moeder. Stalking zou dat tegenwoordig worden genoemd. De vader van Roser bracht haar zelfs op de hoogte van zijn plannen. Zeg maar tegen je moeder dat het morgen gaat gebeuren, zou hij hebben gezegd en voegde daarna inderdaad de daad bij het woord.

In het decor dat ze voor deze film hebben geconstrueerd – waarbij op de wanden beelden van doodgewone familietaferelen, van wat een gelukkige jeugd had kunnen zijn, worden geprojecteerd – vertellen de vier vrouwen ook hoe ’t verder ging na die onvoorstelbare daad. Hoe ze uit elkaar werden gehaald, een nieuw thuis probeerden te vinden of rigoureus schoon schip maakten, van naam veranderden en alle banden met het verleden probeerden te verbreken.

Kolster, die met de jeugdproducties Wolkenzusje (2020) en Zo Dood Als Een Pier (2023) al eerder met de dood dealde, begeleidt hun smartelijke herinneringen en worstelingen in het heden, waarin soms die vader ook nog een rol speelt, met stemmige animaties die de vertelling gaandeweg steeds meer inkleuren en dan ook samenkomen met enkele geladen songs. Ze introduceert bovendien een anonieme jonge vrouw, die in het hier en nu vreest voor het leven van haar moeder.

Want femicide is nog even actueel als toen de moeders van Perla en Aurora, Roser en Maeve van het leven werden beroofd en blijft ook na deze indringende film onbegrijpelijk en onvergeeflijk. Helder is wel dat de impact ervan, zowel direct als indirect, enorm is én blijft.

Frida

Prime Video

Van een heel leven, uiteindelijk slechts 47 jaar lang, kan een handzaam verhaal worden gemaakt. Een aanrijding met een bus, op achttienjarige leeftijd, zadelt Frida Kahlo (1907-1954), die als kind al polio had, bijvoorbeeld op met een leven lang pijn. Tegelijkertijd bevrijdt ‘t haar geest van vrijwel al het andere en begint ze tijdens haar herstel als een bezetene te schilderen.

Een miskraam weekt haar enkele jaren later los van haar grote liefde, de onweer/uitstaanbare schilder Diego Rivera, zodat ze definitief haar eigen pad kan kiezen als kunstenaar. Kahlo’s werk krijgt daarna een veel persoonlijker karakter. ‘Ik schilder omdat ik dat moet’, stelt ze in de centrale voice-over van deze film, die is ingesproken door Fernanda Echevarria Del Rivero

En de amputatie van Kahlo’s been in 1953 vanwege koudvuur leidt de allerlaatste fase van haar leven in, waarin de kunstenares voor het eerst erkenning krijgt in haar geboorteland Mexico. Doodziek bezoekt ze de eerste aan haar gewijde expositie. ‘Schilderen heeft mijn leven gecompleteerd’, constateert Frida dan bij de afronding van haar eigen veelbewogen levensverhaal.

Of ‘t allemaal precies zo is gebeurd? Met heldere plotpoints, die de vertelling inkaderen en voortstuwen? Het echte leven ontbeert doorgaans zo’n duidelijke kop en staart en is lang niet altijd zo overzichtelijk als deze fraaie vertelling over Frida (87 min.), de vrijgevochten vrouw, de moedige wegbereider en – vooral – de kunstenares die schildert met haar hele hart.

Documentairemaakster Carla Gutiérrez vertrekt in deze vaardig vertelde film ook vanuit dat hart. Ze heeft brieven, geschriften en het geïllustreerde dagboek van haar heldin gebruikt om dat turbulente bestaan vanuit Kahlo’s perspectief te belichten. Haar kleur- en bloemrijke schilderijen worden daarbij integraal onderdeel van deze zeer persoonlijke vertelling.

Ze komen tot leven – letterlijk, via animaties – en gaan een directe verbinding aan met de gebeurtenissen in Kahlo’s leven, die zijn vervat in (deels ingekleurde) zwartwit-foto’s en -beelden. Het is alsof Frida Kahlo zelf, bijna tachtig jaar na haar overlijden, de wereld opnieuw kleur geeft. Zoals, ook nu nog, weinig anderen gegeven is.

Louder Than You Think

Pink Moon

Hij speelde als drummer in 29 bands, deed zeker 375 LSD-trips en werd ontelbare malen stomdronken. En daarmee maakte Gary Young zichzelf uiteindelijk volstrekt onmogelijk in dat ene bandje dat er echt toe deed: Pavement, één van de belangrijkste Amerikaanse gitaargroepen van de jaren negentig. Lo-fi noemden ze dat toen, in de tijd van fanzines, college radio en alto’s.

Als oude hippie had Young aansluiting gevonden bij een stelletje veel jongere ‘college kids’, dat een plaat kwam opnemen in zijn studio Louder Than You Think (90 min.) in Stockton, Californië. Ze namen hem mee op sleeptouw toen de band na de release van z’n debuut Slanted And Enchanted (1992) ineens werd uitgeroepen tot de hoop van de indierockende wereld. ‘My job was to wreak fucking havoc’, zegt Young met de nadruk op die laatste, staccato uitgesproken woorden. ‘And I think I did a real good job of it.’

Al snel begon ie ook rare fratsen uit te halen: hij deelde groente uit, deed opzichtig een handstand als zanger Stephen Malkmus in z’n eentje een gevoelig liedje probeerde te spelen en viel zo nu en dan compleet laveloos van het podium. In 1993 kreeg Young de zak. Bij Pavements tweede album Crooked Rain, Crooked Rain (1994) zat zijn opvolger Steve West al achter de drumkit. Met hem zou Pavement in de navolgende jaren een stabiele plek in de subtop bemachtigen, als de band van liefhebbers en puristen.

‘Veel roem en geen fortuin’, vat Youngs echtgenote Geri Bernstein de carrière van haar man samen in deze kostelijke film van Jed I. Rosenberg. Gedurende de jaren speelde hij in bands als Fall Of Christianity, Hospital en The Drakers (een afkorting van The Drug Takers) en scoorde ie zowaar, kort na zijn gedwongen vertrek uit Pavement, een bescheiden hitje: Plantman. Wat hij ervoor of erna ook uitvrat – en daar was meestal ook drank mee gemoeid – Young zou echter altijd ‘de originele Pavement-drummer’ blijven.

Zijn voormalige maatjes Stephen Malkmus, Scott Kannberg, Bob Nastanovich en Mark Ibold zijn ook stuk voor stuk van de partij in dit portret, om hun jaren met dat drumbeest nog eens op te halen. Daarmee wordt Louder Than You Think een tijd lang min of meer de reguliere bandjesfilm die de eveneens onlangs uitgebrachte film Pavements, waarin Alex Ross Perry lekker tussen docu en mockumentary doorfietst, beslist niet wil zijn. Samen vertellen ze het complete verhaal van ‘de slacker-Rolling Stones’ van de nineties.

En nadat hij uit de band is getrapt – eigen schuld, geen wrok dus – wordt de schijnwerper weer nadrukkelijk gezet op de persoon Gary Young, zo’n typische geniale gek die een thuis heeft gevonden in rock & roll. Als kind werd hij al beschouwd als hyperactief/onhandelbaar. Daarna heeft hij zijn toevlucht genomen tot zelfmedicatie. Young drinkt nog steeds rustig een liter whisky per dag, zegt ie ferm. Hij is er niet trots op, maar heeft ook moeite om er spijt van te hebben. Hij raadt ’t anderen af. Min of meer dan.

Deze joyeuze film, opgeleukt door enkele heerlijke geanimeerde scènes met de poppen van Adrian Rose Leonard, schildert Gary Young met ferme penseelstreken en felle kleuren als een onbreekbare vrije geest, in een inmiddels broos en afgeleefd lichaam. Drummer tot in de kist.

Game Of Truth

Domino Production

De bom is nog niet afgegaan op 4 december 1971 of een nauwelijks te geloven verklaring doet de ronde, die een dag later ook in de Britse kranten zal staan: de explosie, die vijftien bezoekers van de katholieke pub McGurk’s in de Noord-Ierse hoofdstad het leven kost en nog eens zeventien cafégangers verwondt, is niet het gevolg van een aanslag door loyalistische extremisten. Nee, het gaat in werkelijkheid om een ‘eigen goal’ van hun tegenstanders, de Irish Republican Army (IRA). De bom zou per ongeluk zijn afgegaan toen een IRA-lid even de kroeg inging.

In de indringende documentaire Game Of Truth (83 min.) concentreert Fabienne Lips Dumas zich op zulke psychologische oorlogsvoering tijdens ‘The Troubles’, de volledig ontspoorde strijd om het lot van Noord-Ierland: aansluiten bij Ierland, zoals de katholieke IRA wil, of ‘gewoon’ in het Verenigd Koninkrijk blijven, zoals protestante loyalisten en de Britten voorstaan? Van eind jaren zestig tot aan de Goede Vrijdag-vredesakoorden in 1998 is Noord-Ierland niet alleen het toneel voor een serie bloedige acties, aanvallen en aanslagen, Ulster wordt automatisch ook een podium voor propaganda, desinformatie en dubbelagenten.

Zo zou de Britse generaal Frank Kitson, een specialist in psychologische oorlogsvoering, de hand hebben gehad in het nepnieuws dat na de loyalistische aanslag op McGurk’s werd verspreid. De grootmoeder van Ciarán Mac Airt werd daarbij vermoord. Namens andere nabestaanden wil hij dat de onderste steen boven komt. Ook de vrouw en zoons van Pat Finucane verlangen antwoorden. De advocaat, die de befaamde hongerstakers van de IRA had bijgestaan, werd op zondag 12 februari 1989 vermoord. Gewapende mannen drongen binnen in zijn huis en schoten hem tijdens het avondeten voor het oog van zijn gezin dood. Veertien kogels bleven achter in zijn lichaam.

Lips Dumas zoomt verder in op de afrekening met de (vermeende) informant Joseph Mulhern bij de Irish Republican Army, de IRA-aanslag op de protestante viswinkel Frizzell aan Shankill Road in Belfast (waarvan de Britse politie vooraf al op de hoogte zou zijn geweest) en de moord op Raymond McCord, die nooit fatsoenlijk werd onderzocht omdat er een clandestiene medewerker van Britse paramilitairen bij betrokken zou zijn geweest. Ze reconstrueert deze dramatische gebeurtenissen met game-achtige animaties, laat ze inkaderen door direct betrokkenen en deskundigen en spreekt met de nabestaanden over hun frustrerende zoektocht naar de waarheid.

Van de ruim 3500 moorden tijdens The Troubles is een groot deel nog altijd onopgelost – hoewel menigeen, inclusief Britse overheidsfunctionarissen, wel degelijk weet wie ervoor verantwoordelijk is. Zo duurt de smerige oorlog, ruim 25 jaar na het tekenen van de vrede, nog steeds voort. Game Of Truth agendeert deze kwestie overtuigend, met oog voor de menselijke gevolgen van deze tragedies.

Draw For Change!

Clin D’oeil Fims

Zes verschillende vrouwen in zes verschillende landen. Syrië, Mexico, Rusland, India, Egypte en de Verenigde Staten. Met hun cartoons opereren zij aan de frontlinie van het vrije woord. Daar binden ze onversaagd de strijd aan met de vernietigingsdrang van Assad en Poetin, vrouwenhaat en femicide, huiselijk geweld, een religieus bewind dat geen tegenspraak duldt, de lange arm van de Moslimbroederschap en de wankelende Amerikaanse democratie (via een overigens nogal afwijkend college staatsrecht).

De cartoonisten Amany Al-Ali, Mar Maremoto, Victoria Lomasko, Rachita Taneja, Doaa el-Adl en Ann Telnaes zetten hun eigen persoonlijke veiligheid en die van hun geliefden op het spel om gebruik te kunnen maken van de vrijheid van de meningsuiting. Deze zes moedige vrouwen worden in Draw For Change! (322 min.), een zesdelige documentaireserie van de Belgische showrunners Vincent Coen en Guillaume Vandenberghe, geportretteerd door zes – ik bedoel: zeven – vrouwelijke filmmakers.

Alisar Hasan & Alaa Amer, Karen Vazquez Guadarrama, Ana Mosienko, Sama Pana, Nada Riyadh en Laura Nix tekenen de zes cartoonisten, natuurlijk ook met behulp van hun tot leven gewekte tekeningen en de reacties die deze oproepen, op in gloedvolle kleuren en schetsen tevens de grauwe wereld waarbinnen zij opereren. Vrouwen in wat ooit werd beschouwd als een mannenberoep. Feministen. Die in hun persoonlijk leven willen gaan trouwen, dealen met een dominante vader of worden lastiggevallen.

Samen agenderen zij het belang van persvrijheid, hoe die op diverse plekken in de wereld in het geding is en wat daarvan de consequenties zijn voor hen, de vrouwen die zich in het openbaar doen gelden. Die gevolgen laten zich raden: intimidatie, bedreiging (ook van hun naasten) én juridische procedures. Enkele cartoons van Rachita Taneja liggen in India bijvoorbeeld zo gevoelig dat ze een gevangenisstraf van zes maanden riskeert. Taneja’s advocaat raadt haar zelfs af om ze te laten zien in Draw For Change!.

Intussen zet deze zesdelige serie de schijnwerper op zes dappere vrouwen die blijven spreken, liefhebben, twijfelen, zwijgen, provoceren, tandenknarsen, bang zijn, grappen maken, zichzelf censureren en – ondanks alles – tekenen. In zes uiteenlopende verhalen over het belang van het vrije tekenen.

Potloodventer

BNNVARA / Hollandse Helden

In haar studio nodigt documentairemaker en beeldend kunstenaar Julia Roeselers enkele vrouwen uit om met hen te spreken over hun ervaringen met potloodventers. Zelf kreeg ze als vijfjarig kind, lopend achter een poppenwagen, voor het eerst te maken met zo’n onbekende man die zich in haar aanwezigheid grensoverschrijdend gedroeg. Ze was er danig van in de war. En het was bepaald niet de laatste keer dat Roeselers te maken zou krijgen met een exhibitionist, die z’n sporen naliet in haar bestaan.

In de korte docu Potloodventer (36 min.) ontvangt zij haar gasten in een decor van striptekenaar en filmmaker Guido van Driel. Met zelfgemaakte kleipoppetjes, die met behulp van de stop motion-techniek van animator Inti Mego in beweging worden gezet, bootst Roeselers de situatie na, waarin de vrouwen werden overvallen door een kerel, die naakt uit de bosjes sprong, bij klaarlichte dag z’n geslachtdeel liet zien in de tram of zich op de roltrap van het station omdraaide en z’n gulp opende.

Naderhand waren ze verbijsterd, bang en/of boos – al duurde ’t soms even voordat indaalde wat er was gebeurd. En de ervaring bleef bij hen, die veranderde hun beeld van de wereld. ‘Het deed iets met het gevoel hoe er naar me gekeken werd’, vertelt Marlies bijvoorbeeld. En het deed, natuurlijk, iets met hun beeld van mannen. ‘Ja’, zegt Dana, die nog wel een middelvinger opstak, ongemakkelijk lachend. ‘Dat alle mannen gewoon zwijnen zijn en viespeuken. En dat ze maar één ding willen.’

Om erachter te komen wie deze mannen zijn, heeft Roeselers tevens een oproep geplaatst. Via een anoniem mailadres reageren diverse exhibitionisten. Sommigen ook ongepast, natuurlijk. En er zijn zowaar mannen die haar telefonisch te woord willen staan – en waarbij zij zich enigszins comfortabel voelt. Dit levert interessante inzichten op. Zo noemt de één zichzelf ‘slachtoffer van mijn eigen ongeneeslijke lust’, terwijl een ander bezweert dat hij verder ‘ook maar een normaal mens’ is.

Consultant Andy (29), die het venten achter zich lijkt te hebben gelaten, is zelfs bereid om zich in de studio, geanonimiseerd, aan de tand te laten voelen over hoe dat ‘flashen’ voelt, wat het oplevert en wanneer ie ooit is begonnen – en wat vrouwen tegen mannen zoals hij kunnen doen. En net als de andere potloodventers klinkt Andy daarbij heel redelijk en volstrekt normaal, terwijl zijn gedrag dat natuurlijk op geen enkele manier was. En, niet te vergeten, talloze slachtoffers heeft gemaakt.

Met het toevoegen van zulke ‘vieze, enge mannen’ krijgt deze film een kartelrandje en verdiepende laag. En zij helpen ook, in zoverre dat nog nodig was, een hardnekkig misverstand de wereld uit: dat sommige slachtoffers ’t over zichzelf hebben afgeroepen. Die vrouwen doen er in wezen niet toe, lijkt hun boodschap. Het gaat exhibitionisten louter om het bevredigen van hun eigen behoeften. Intussen ontnemen zij willekeurige vrouwen natuurlijk wel hun basisgevoel van veiligheid.

En deze ingenieus opgezette film agendeert dat actuele thema nog eens op een even indringende als oorspronkelijke manier.

The Life And Deaths Of Christopher Lee

Sky

Die diepe, sinistere stem is uit duizenden herkenbaar. Als Saruman, Francisco Scaramanga en – natuurlijk – Graaf Dracula. Van gene zijde vertelt de Britse acteur Christopher Lee (1922-2015) nu zijn levensverhaal – ook al ligt hij in werkelijkheid dus al tien jaar in z’n graf. Maar dat was tijdens zijn filmcarrière eigenlijk ook nooit een beletsel.

‘How do you do? I am Christopher Lee… How do you do? I am Christopher Lee…’ Na even zoeken heeft acteur Peter Serafinowicz Lee’s stem te pakken en kan hij aan dat levensverhaal beginnen. ‘On the 7th of June in the year 2015 I passed away at the age of 93’, gaat hij voortvarend van start. ‘To some this might seem like a defining moment, but not me. Oh no, by then I had become quite accustomed to dying.’

Tegen die tijd heeft zijn stem ook al een gezicht gekregen: van een lange gedistingeerde heer met een donkere oogopslag en strenge wenkbrauwen. Hij lijkt verdacht veel op Christopher Lee, maar beweegt houterig en wordt door een andere man met de hand aangestuurd. Een marionet, juist. En daarmee kan de documentaire The Life And Deaths Of Christopher Lee (102 min.) daadwerkelijk van start.

Over een jonge Britse acteur, afkomstig uit een bevoorrecht milieu, die na een rol als spion (?) tijdens de Tweede Wereldoorlog een tijd anoniem figureert in allerlei films. Totdat hij ineens wordt ontdekt als de infame Graaf Dracula, een horrorheldenrol die hij nog talloze malen, in verschillende gedaanten, zal herhalen in enkele kaskrakers en nog veel meer – en dan formuleren we het sympathiek – B-films.

Christopher Lee heeft zichzelf voorgoed getypecast als slechterik. Voor een James Bond-film, Star Wars én de Lord Of The Rings-trilogie. Al had hij daarin, als enorme Tolkien-fan, liever de goede tovenaar Gandalf gespeeld, vertelt regisseur Peter Jackson. Lee deed zelfs ongevraagd auditie, maar moest toch genoegen nemen met de rol die hem op het lijf was geschreven: de boze tovenaar Saruman.

Met insiders zoals zijn nicht Harriet Walter, actrice Caroline Munro en de filmmakers John Landis en Joe Dante loopt ‘Christopher Lee’ (ofwel: Serafinowicz, ingefluisterd door documentairemaker Jon Spira) onderkoeld en niet zonder zelfspot zijn eigen leven langs. Dat wordt natuurlijk geïllustreerd met talloze (enge) filmfragmenten, terwijl enkele vormende gebeurtenissen zijn vervat in animaties.

In die ruim negentig jaar zitten meer dan genoeg saillante verhalen – ‘s mans oorlogsactiviteiten zouden Lee’s neef Ian Fleming bijvoorbeeld op het spoor hebben gezet van het personage 007 – maar de man zelf komt, ondanks zijn meermaals aangetoonde vermogen om terug te keren uit het graf, toch niet helemaal tot leven. Hij blijft een beetje verscholen achter dat onheilspellende uiterlijk en die stem.

Treffend is wel het tv-interview, nadat hij voor z’n verdiensten is geridderd. Sir Christopher Lee heeft net verteld hoe trots hij is op zijn rollen als Indiase politicus in de kwaliteitsfilm Jinnah, de Bond-schurk in The Man With The Golden Gun en de tragische Saruman. Hij is een vertrouwd gezicht voor meerdere generaties geworden. Waarna de interviewster het gesprek bot afrondt met de woorden ‘Nog steeds de horrorkoning’.

‘De koning van wat?’ reageert Lee, als door een adder gebeten. ‘Ik heb in geen 34 jaar in een horrorfilm gespeeld!’ Heel even valt hij uit zijn rol en klinkt dan bijna net zo gevaarlijk als in zijn beste/slechtste Dracula-jaren.

Swamp Dogg Gets His Pool Painted

Eye Film

Vorm is inhoud. Vanaf de allereerste seconde is duidelijk dat Swamp Dogg Gets His Pool Painted (97 min.) geen regulier popportret wordt van de Amerikaanse muzikant (Little) Jerry Williams alias Swamp Dogg. Deze lekker grillige film van Isaac Gale, Ryan Olson en David McMurry, opgeleukt met bijzondere performances, animaties, blaxploitation-titels en pure ongein, herbergt net zoveel gekte als de loopbaan van hun protagonist en wordt zo een ode aan losgeslagen creativiteit.

Dit begint met al met de setting: Swamp Doggs zwembad. Een belangrijk deel van de interviews met de zanger, muzikant, producer en platenbaas vindt plaats aan de rand van zijn zwembad, dat net van een broodnodige schilderbeurt wordt voorzien. Bij een tafeltje gaat Williams gewoon op zijn praatstoel zitten en ontvangt hij gasten zoals acteur/komiek Tom Kenny (SpongeBob), stuntman Johnny Knoxville (Jackass) en West Coast-deejay en hiphop-icoon Alonzo Williams.

Dat zwembad hoort bij het huis dat Swamp Dogg in de San Fernando Valley, ten zuiden van Los Angeles, met twee muzikale vrienden bewoont: zijn trouwe secondant Guitar Shorty (die vroeger een koprol en handstand kon maken tijdens het spelen) en het flamboyante multitalent Moogstar (die bij het graf van de befaamde waaghals Evil Knievel diens kostuum en ziel zou hebben gestolen). Samen hebben ze er een creatieve vrijplaats van gemaakt, een plek waar vrijwel alles mag en kan.

Met deze kleurrijke personages hinkstapspringen Gale, Olson en McMurry met veel panache en humor door de carrière van Jerry Williams Jr. Die begint halverwege de jaren vijftig, levert een jaar of tien later z’n eerste hit op (I’m The Lover Man) en verkent daarna alle uithoeken van de soul, blues, country en hiphop. Swamp Dogg leverde een bijdrage aan zo’n tweeduizend songs, werkte met honderden artiesten en zag daarnaast ook nog kans om 26 albums onder z’n eigen naam uit te brengen.

Hij werkte verder bij Atlantic Records en in de Muscle Shoals-studio, zorgde voor het muzikale hoogstandje Beatle Barkers (waarvoor Beatles-hits worden uitgevoerd door dieren) en runde de Swamp Dogg Entertainment Group. De schuur staat nog helemaal vol met dozen met onverkochte parafernalia. Een druk man, kortom. En een man die zielsveel van zijn kind houdt, als je ’t zijn dochter Jeri vraagt. Én een man die zielsveel van zijn vrouw Yvonne houdt, als je ’t hemzelf vraagt.

En ook voor een kookprogramma met Dizzy Fae draait deze Dogg zijn hand niet om. Tagline: if you can kill it, I can cook it. Op een gegeven moment had de man alles – negen auto’s bijvoorbeeld – maar toch een hondenleven, blijkt in de laatste akte van dit zeer vermakelijke portret, waarvoor Gregg Grease hand- en spandiensten verleent als verteller. Dan tillen Williams en z’n muzikale huisgenoten even het gordijn op en laten een ogenblikje zien wat daarachter schuilgaat.

En dan is ’t alweer tijd – vorm blijft tenslotte inhoud – voor Swamp Doggs tachtigste verjaardag en, jawel!, een pool party!

Hayao Miyazaki And The Heron

Netflix

‘Misschien herrijst ie wel’, grapt Hayao Miyazaki. ‘Hij is nu alleen nog botten. Dan zegt ie: waarom ben ik in botten veranderd?’ De hoogbejaarde Japanse animatieregisseur (Spirited Away) kan er zelf wel om lachen, bij de uitvaart van zijn vriend, compagnon en aartsrivaal Isao ‘Pak-san’ Takahata. Even later, als hij officieel moet spreken, is het lachen hem wel vergaan. ’55 Jaar geleden…’ begint Miyazaki, overmand door emoties. ‘Ik zal nooit vergeten wat je zei bij die bushalte na de regen. Bedankt daarvoor.’

Geëmotioneerd zoekt hij zijn plaats in de zaal weer op. ‘Dat van die bushalte verzon ie’, beweert Toshio Suzuki, de vinnige producer die al sinds mensenheugenis met de twee animatoren samenwerkt bij Studio Ghibli, even later. ‘Ik was namelijk bij hem toen hij het zich herinnerde. Hij stopte even, keek in de verte en zei toen: een bushalte, in de regen.’ Suzuki kan wel lachen om Miyazaki ‘s strapatsen. ‘Ik dacht: dat is uit Totoro. Hij gebruikt steeds dezelfde thema’s.’ Waarna Kaku Arakawa in de documentaire Hayao Miyazaki And The Heron (120 min.) daadwerkelijk de bewuste filmscène laat zien: feit of fictie?

Hayao Miyazaki (1941) is enige tijd geleden eigenlijk al met pensioen gegaan – al meerdere keren zelfs. Die roeping blijft alleen roepen. Beter: zeuren, smeken, eisen. Hij kan helemaal niet zonder, zou in elk geval niet weten hoe. En hij heeft een opdracht meegekregen van Ghibli’s kleurontwerper Michiyo Yasuda, die al in 2016 overleed. Op zijn werkplek hangt een briefje, ter herinnering: ‘Nog eentje van Michiyo’. Deze docu documenteert de ontstaansgeschiedenis van die productie: The Boy And The Heron. Die zal in 2023 worden beloond met een Oscar, BAFTA en Golden Globe voor beste animatiefilm.

Onderweg naar dat succes is er echter constant twijfel. ‘Ik heb mijn hersenpan te ver geopend’, zegt Miyazaki somber. ‘Ik moet ‘m sluiten, maar weet niet meer hoe. Hij zit vast. Misschien is dat een teken dat je gek wordt. Ik ga naar de rand van de waanzin. Als ik de grens niet opzoek, wordt de film niet goed.’ Ook producent Suzuki lijkt zich zorgen te maken over zijn sterregisseur –  al zou dat net zo goed bij hun vaste ritueel kunnen horen. ‘Voor het eerst in zijn leven is hij de controle kwijt’, zegt hij. ‘Als ik bij hem ben, word ik doodmoe. Hij reist tussen deze wereld en de volgende. Als je dat doet, hou je ze niet meer uit elkaar.’

Realiteit en fictie lopen in elk geval permanent door elkaar heen, ook in deze vluchtig gefilmde en zeer snel en associatief gemonteerde portret. De film springt heen en weer in de tijd, floept op en neer tussen verschillende personen, activiteiten en plekken, en hopt van Miyazaki’s dagelijks leven naar fragmenten uit zijn werk – en weer terug. Arakawa filmt de animeester nu al zo’n twintig jaar en behoort inmiddels dus tot het interieur bij Studio Ghibli. De documentairemaker/cameraman fungeert als ieders praatpaal, om zorgen te delen, openlijk te twijfelen of te roddelen over één van de anderen.

Een heel enkele keer stelt Kaku Arakawa een vraag, maar meestal zwijgt ie en luistert. ‘Niet doodgaan, oké?’, zegt Miyazaki, als ze tijdens een wandeling door de regen wéér een sterfgeval in zijn directe omgeving hebben besproken. Want de dood is een vast thema in ’s mans inmiddels vergevorderde bestaan. ‘Dat is wat er gebeurt in je nadagen’, constateert de oude meester mismoedig. Hij deelt constant zulke genadeloze oneliners uit, ook aan zichzelf. En Hayao Miyazaki And The Heron markeert inderdaad het einde van een tijdperk – en daarmee ook van een fenomeen, van een kunstenaar, van een man.

Dat zeer intieme proces wordt feilloos gedocumenteerd in deze aangrijpende documentaire, die eindigt bij de première van Miyazaki’s laatste project. Alhoewel…

Jim Henson: Idea Man

Disney+

‘Je hebt geen rijm of reden nodig voor een liedje’, playbackt de hand. Waarna die ‘tududududududuududuuu…’ nepneuriet. Vanuit een gebrandschilderd raam kijken Ernie en Bert toe hoe Jim Henson zijn hand laat zingen. Hij heeft hen zelf gecreëerd en met diezelfde hand talloze malen Ernie gespeeld. Samen met zijn maatje Frank Oz, die hier de loftrompet steekt over zijn collega. Hij nam dan Bert voor zijn rekening.

Het is een fraaie scène, bijna halverwege Jim Henson: Idea Man (107 min.) gepositioneerd: een meester aan het werk, met een hand die kan spreken en nu dus lijkt te zingen. Poppenspeler, animator en filmmaker Jim Henson (1936-1990) heeft dan al talloze (experimentele) films op zijn naam staan en begin jaren zeventig voor het eerst een eclatant succes geboekt met zijn poppen voor Sesamstraat. Hij bedacht onvergetelijke creaties zoals Kermit de kikker, Pino en het Koekiemonster voor het educatieve kinderprogramma.

Misschien is de tijd nu rijp voor een plan dat hij al enige tijd tevergeefs op televisie probeert te krijgen: The Muppet Show. In het tv-programma, dat al snel ontzettend populair zal worden, keert zijn alter ego Kermit terug, maar presenteert Henson ook gedenkwaardige nieuwe helden zoals Miss Piggy, Gonzo, de Zweedse kok, Fozzie Beer en Statler & Waldorf. En daarmee kan Ron Howard, de Hollywood-regisseur die zich steeds meer is gaan toeleggen op docu’s, dan weer lekker vooruit in deze biografie van de beeldbepalende kunstenaar.

Howards documentaire richt zich vooral op Hensons professionele carrière, waarin hij steeds nieuwe uitdagingen bleef aangaan. De creatieve duizendpoot noemde ‘t zelf een ‘iedere seconde van je leven-baan’. Daarvoor zouden hij en zijn directe omgeving ook de prijs betalen, maar ‘s mans naaste medewerkers en kinderen, die vrijwel allemaal in zijn voetsporen zijn getreden, oordelen in deze liefdevolle film heel mild over hem. Henson was een man met een nooit opdrogende stroom ideeën, die wel nagejaagd móesten worden.

In de slechts 53 jaar die hem werden vergund heeft Jim Henson de wereld zo een heel klein beetje beter gemaakt. En zijn creaties, die met een hedendaagse blik bezien uitgangspunten als diversiteit en inclusie uitdragen, leven onverminderd voort. Hele generaties zijn ermee opgevoed én voeden ermee op.

Spijtmoeders

VPRO

Ze hebben geen moord op hun geweten. Of met hun vingers aan kleine kinderen gezeten. Toch is er voor de drie hoofdpersonen van deze sterke documentaire van Milou Gevers, blijkbaar, alle reden om onherkenbaar in beeld te verschijnen. Terwijl er een houten pop van hen in beeld is, gemaakt en bespeeld door Matt Jackson, vertellen de Nederlandse vrouwen Sophie, Caroline en Aisha openhartig over waar je als moeder eigenlijk niet over praat: dat je soms, best wel vaak of zelfs vrijwel altijd denkt dat je liever geen ouder was geworden.

Niet dat de drie Spijtmoeders (51 min.) niet van hun kinderen houden. Dat is ‘t niet. En met die kinderen is verder ook niets mis. De drie vrouwen zijn er alleen van overtuigd geraakt dat de moederrol hen niet past. Ze hadden eigenlijk helemaal geen kinderwens, misten dat moederinstinct of wilden juist hele andere dingen met hun leven. ‘Er is geen tijd om ik te zijn’, vertelt Aisha bijvoorbeeld. ‘Je bent altijd mama.’ Sophie, die maar geen uitdagende baan kon vinden, legt uit: ‘De twijfel, de frustratie en de pijn kunnen naast die liefde voor de kinderen bestaan.’ Zulke gevoelens mogen volgens Caroline alleen niet worden uitgesproken. ‘Ik mag mij niet zo voelen als ik me voel.’

Milou Gevers omlijst zulke persoonlijke ontboezemingen met ‘found footage’-materiaal van moeders en kinderen, een bijzondere expressieve soundtrack en de hartveroverende animaties van Anna Eijsbouts. Daarmee doet Gevers’ eerste langere documentaire, na een aantal jeugddocu’s, enigszins denken aan haar afstudeerfilm voor de Filmacademie, Waarom Bleef Je Niet Voor Mij? (2020) waarin ze met enkele kinderen sprak over de zelfdoding van één van hun ouders en waarvoor ze de verschillende fasen in hun rouwproces met animaties heeft gevisualiseerd.

Voor Spijtmoeders werd Gevers geïnspireerd door de studie Regretting Motherhood van de Israëlische socioloog Orna Donath over het verwachtingspatroon waarmee vrouwen altijd krijgen te maken – een fenomeen dat in deze film is verbeeld met een theater, waarin een publiek toekijkt hoe de drie hoofdpersonen spreken over taboes rond het moederschap. Intussen passeren ook allerlei grotere vragen de revue. Worden aan vaders bijvoorbeeld lagere eisen gesteld? Welk voorbeeld hebben de drie hoofdpersonen gehad van hun eigen moeder? En kun je als moeder, net als veel vaders, gewoon weggaan en je kinderen dan door je voormalige partner laten opvoeden?

En, natuurlijk, de uitdaging waarvoor ze in deze tot invoelen en nadenken stimulerende film alle drie zien gesteld: hoe kun je worstelen met het moederschap en je kinderen tegelijkertijd niet het gevoel geven dat ze ongewenst zijn?

Jij Ziet, Jij Ziet Wat Ik Niet Zie

NTR

‘Sodeju!’, roept Robbert Welles uit als zijn jongere broer Martijn, die op het punt staat om te gaan afstuderen als filmmaker, voorstelt om samen de wereld die ze als kind creëerden te verfilmen. ‘Natuurlijk!’ kan Robbert zijn enthousiasme nauwelijks beteugelen. ‘Natuurlijk, Martijn!’ Robbert ziet ’t al helemaal voor zich: Tales Of Neverland, met ‘Robbert Welles-Posthumus Burke’ in de rol van kapitein en Martijn als zijn beschermer, The Valor.

Enthousiast gaan ze in de korte documentaire Jij Ziet, Jij Ziet Wat Ik Niet Zie (25 min.) samen aan de slag, de aspirant-filmmaker en zijn oudere broer met een beperking. De fantasiewereld van hun jeugd komt nu daadwerkelijk tot leven. Met animaties kan Martijn die al heel aardig visualiseren (en brengt hij tevens, op creatieve wijze, hun hechte band als broers in beeld). En als ze daadwerkelijk met een cast en crew op locatie beginnen te filmen, worden de verhalen die ze al jaren voor hun gezamenlijke geestesoog zien gewoon werkelijkheid.

In zijn enthousiasme belt Robbert zelfs naar de NOS. ‘Hiermee willen we eigenlijk laten zien dat we niet alleen een goed verhaal kunnen vertellen’, zegt hij tegen de telefoniste. ‘Maar dat mensen met een beperking ook kunnen acteren.’ Robberts enthousiasme gaat soms nu eenmaal met hem aan de haal. Dan moet Martijn Welles hem even terug op aarde zetten. Robbert is bijvoorbeeld in de veronderstelling dat ze een heuse speelfilm maken, terwijl zijn jongere broer mikt op een shortfilm van 5 a 7 minuten. Tegelijkertijd wil hij hun gezamenlijke droom in ere houden.

Zo ontspint zich een liefdevolle vertelling over het verwezenlijken van een gezamenlijke droom en intussen het vasthouden aan elkaar en jezelf. Waarbij die film zowel een bestendiging van hun relatie als een afscheid van hun jeugd lijkt te representeren. Want terwijl Robbert ongetwijfeld tot in de eeuwigheid Robbert Welles-Posthumus Burke wil zijn, kan Martijn niet altijd zijn ‘Valor’ blijven – al draait ook hij zijn hand niet om voor een episch zwaardvecht, desnoods in de stromende regen. In de apotheose van deze docu hernieuwen ze zo hun broederschap.

Als Ik Mijn Ogen Sluit

Tomtit Film / Mokum

Als gebeurtenissen niet zijn vervat in beelden, verdwijnen ze samen met de betrokken mensen uit het geheugen. In de Japanse vrouwenkampen zijn tussen 1942 en 1945 tienduizenden mensen omgekomen in Indonesië. Foto- en filmmateriaal is er nauwelijks bewaard gebleven van deze periode. En de vrouwen en kinderen die er hebben gezeten sterven langzaam maar zeker uit.

De moeder en oma van Pieter van Huystee zaten ook in zo’n jappenkamp. De vragen die hij nooit aan hen heeft voorgelegd, stelt de filmmaker in Als Ik Mijn Ogen Sluit (94 min.) nu aan enkele vrouwen die als kind enkele jaren hebben doorgebracht in zo’n met prikkeldraad en Kedek, matten van riet, afgezet interneringskamp. Het leven op plekken als Banjoebiroe, Tangerang en Tjideng, het kamp waar Van Huystee’s mammie en granny zaten, is tevens vervat in talloze tekeningen.

De vrouwen behoorden in het toenmalige Nederlands Indië veelal tot ‘de blanke bovenlaag’ en hadden tot aan de Tweede Wereldoorlog een bevoorrecht bestaan geleid. Met de komst van de Japanners veranderde hun complete leven, in een uithoek van de oorlog die in Nederland altijd onderbelicht is gebleven. Want op hun verhalen zat naderhand eigenlijk niemand te wachten. Ja, maar… de Duitsers, bezetting en Jodenvervolging… In Holland had menigeen genoeg aan zijn eigen verhaal.

‘Vind je dat we mammie alleen gelaten hebben met de oorlog?’, vraag Pieter van Huystee aan zijn zus Karen. ‘Ik vind dat we mammie helemaal nooit de ruimte hebben gegeven om te vertellen over die oorlog’, antwoordt zij. ‘Dat vind ik wel heel verdrietig.’ Via de herinneringen van inmiddels hoogbejaarde lotgenoten van hun moeder en oma krijgen broer en zus alsnog toegang tot dat beladen verleden en worden de pijn, het verdriet en de honger van de kampen in kaart gebracht.

Deze verhalen, opgehaald terwijl de voormalige kampbewoonsters hun ogen sluiten en de gebeurtenissen weer voor hun geestesoog laten passeren, worden geïllustreerd met een veelheid aan zwart-wit- en kleurentekeningen, bijvoorbeeld van kampoverlevende Miep Bakker, en animaties van Hanneke van der Linden. Dat ze de kampen hebben overleefd, danken de vrouwen volgens Willy Glorius Janssen aan de atoombom. Want het ‘order to kill’ lag al klaar. ‘We zouden afgevoerd worden naar Borneo’, stelt zij. ‘Dat was ons eindstation.’

Als Ik Mijn Ogen Sluit, verlevendigd met een zeer expressief geluidsdecor, brengt dit tamelijk veronachtzaamde stukje oorlog weer tot leven. Zodat het leed van deze vrouwen en kinderen nog eenmaal kan worden herbeleefd en voor eens en altijd is vereeuwigd hoe ‘t eraan toeging in de Japanse vrouwenkampen te Indonesië. Waar de Tweede Wereldoorlog net zo huishield als in het bezette Nederland.

Broertje Is Verdwaald

Max

‘Ik wil niet dat de mensen met een goed gevoel uit de bioscoop of uit de klas lopen’, zegt Leni Wesly, een inmiddels in Israël wonende Nederlandse vrouw, in de openingsscène tegen Bart Hölscher, de regisseur van Broertje Is Verdwaald (66 min.). Dit is het tragische verhaal van haar familie, een Joods gezin uit Maastricht. In het bijzonder van ‘Broertje’, ofwel Léon Wesly (6 april 1939 – 11 februari 1944). Hij werd, net als een belangrijk deel van die familie, vermoord in Auschwitz.

‘Ik denk nog steeds dat ie terugkomt’, vertelt zijn jongere broer Benoît, die een jaar na Léons overlijden werd geboren. ‘Tegen beter weten in. Maar laat mij met die illusie leven. Bring. Him. Home. Hier.’ Zijn oudere broer is voor de overlevenden altijd Broertje gebleven. Voor altijd een kind van nog geen vijf. Dat is en blijft een indringend, nog altijd nauwelijks te bevatten verhaal, dat al wel véél vaker is verteld. Op een soortgelijke manier bovendien (met overlevenden die belangwekkende plekken bezoeken, zoals in dit geval de synagoge, het ouderlijk huis en de Joodse begraafplaats in Maastricht, een onderduikadres in Voerendaal en Kamp Westerbork). En ook wel eens puntiger.

Het zijn de details die ’t dan moeten doen: de gele Jodensterren in de ondersteunende, verder (vrijwel) volledig zwart-witte animaties van Mandy Geuskens waarmee de herinneringen van de Wesly’s worden ondersteund bijvoorbeeld. Of het idee dat Broertje op weg was naar een kindervoorstelling, De Gelaarsde Kat, toen hij werd opgepakt. En de herinnering aan hoe zijn ouders, die hem toen al een hele tijd niet hadden gezien, enkele dagen na de bevrijding een plaatselijke kapelaan troffen die het niet over zijn hart kon verkrijgen om hen de waarheid te vertellen. Hij nam zijn toevlucht tot de titel van deze documentaire: Broertje is verdwaald. ‘En Leni wacht op u.’

En die film eindigt, geheel naar Leni’s wens, inderdaad niet fijn, maar komt tot een climax met plotseling opkomende woede. Als ze de plek bezoeken waar hun ouders Broertje en haar, zonder dat ze het wisten of aan hun kinderen probeerden uit te leggen, overdroegen aan hun onderduikouders. Ze zouden de kleine Léon nooit meer zien. ‘Hoe kunnen ze dit mensen aandoen?’ vraagt Leni zich daar vertwijfeld af. ‘Hoe is ’t mogelijk?’ Waarna deze typische WOII-docu afstevent op een herdenkingsbijeenkomst op Westerbork en een stemmig slotlied.

Simpele Dromen

Human

Terwijl hij haar zijn levensverhaal vertelt, zet zij al haar vaardigheden in om hem te helpen. Dat is de deal. Zij is Pitou Schütz, een Nederlandse maker van special effects voor films en maker van deze korte documentaire. En hij is Jamal, een man die is gevlucht uit Soedan en het onderste deel van zijn rechterbeen mist.

Jamal is afgekomen op een oproep die Pitou deed voor wat uiteindelijk Simpele Dromen (33 min.) is geworden. Zij gaat nu een nieuwe prothese voor hem maken. De oude, die in 2005 in een ziekenhuis te Khartoum is vervaardigd, blijkt volledig versleten. Scènes waarin zij werkt aan het nieuwe onderbeen, soms ook met behulp van Jamal zelf, worden afgewisseld met het verhaal dat hij haar vertelt over zijn verleden.

Als kind werd Jamal uit zijn geliefde dorp ontvoerd, waarna hij jarenlang in een bloedige burgeroorlog is ingezet. In Darfur raakte hij in het heetst van de strijd een stuk been kwijt. Jamal zou later ook nog uit de gratie raken bij de Soedanese machthebbers en maandenlang worden gemarteld in een gevangenis. Hij zag zich uiteindelijk genoodzaakt om te vluchten en de helletocht naar Europa te maken. 

De levensgeschiedenis van de Soedanese man, die hij eerder tegen de camera dan tegen de prothesemaakster vertelt, is uitbundig geanimeerd. Zo worden zijn traumatische ervaringen van kleur, diepte en een zekere poëzie voorzien. De drie centrale elementen van deze film – ervaringsverhaal, animatie en het maken van de beenprothese – vormen stilistisch alleen niet altijd een logische eenheid.

Simpele Dromen oogt daardoor wat fragmentarisch – al blijft het proces van het weer heel (proberen te) maken van een beschadigd mens altijd tot de verbeelding spreken.

Zo Dood Als Een Pier

Human

Over honderd jaar zijn jullie allemaal dood. En ik ook. Dat besef, van de onvermijdelijke eindigheid van het leven, is voor kinderen, zo mogelijk, nog moeilijker te bevatten, dan voor ons, door de wol geverfde volwassenen.

Sara Kolster verloor als kind haar driejarige zusje Anna en werd zo al jong met de neus op de feiten gedrukt: ooit zijn we allemaal, juist, Zo Dood Als Een Pier (60 min.). Dit thema heeft ze eerder al eens aangeraakt in de bekroonde radiodocumentaire Toen Ik 5 Was (2017) en de prachtige jeugddocu Wolkenzusje (2020), over het Limburgse meisje Kess dat zich afvraagt of en hoe ze haar overleden zusje Bo moet meenemen naar de middelbare school.

Nu volgt een vierdelige serie waarin kinderen van de 7e Montessori-school in Amsterdam vertellen over van wie ze zoal afscheid hebben moeten nemen. Van de juffen Tineke en Pleun om te beginnen – en nu is er ook nog een andere juf ongeneeslijk ziek. Van oma ook. En van enkele huisdieren. En net als in Wolkenzusje vloeien fly on the wall-documentairescènes en zwierige animaties, die de belevingswereld van de schoolkinderen verbeelden, daarbij op een wonderschone manier samen.

De kinderen krijgen hun eigen plek in de schooltuin toegewezen en worden gevolgd tijdens één complete cyclus, van het zaaien tot het oogsten. Van leven naar dood naar weer leven. ‘Je wordt geboren uit niks en je gaat weer terug naar de aarde uiteindelijk’, legt hun vlotte meester Thijs uit. ‘En dan eten beestjes en plantjes je op en je komt terug in de aarde en wordt weer deel van de natuur.’ En daar wordt ieder van ons, stelt hij samen met zijn gehoor vast, ‘wormenpoep’.

Want, nee, in het leven kun je niet, zoals in een willekeurige game, weer ‘rejoinen’ als je dood bent geweest, constateren de vriendjes Mo en Anthony. Kolster vangt zulke terloopse gesprekjes tussen de kinderen terwijl ze druk bezig zijn met, lekker vlot gemonteerde, andere dingen. Ze laat hen daarnaast ook nadenken over de dood: wat dat eigenlijk is, hoe je dood kunt gaan en wat er daarna met je gebeurt. Hoe ziet de hemel er bijvoorbeeld uit en kun je die hier, gewoon op aarde, alvast maken?

Sara Kolster vervat al die bespiegelingen in ronduit joyeuze beeldtaal. Haar aanpak kenmerkt zich sowieso door lichtvoetigheid. Met humor en, jawel, levenslust gaat ze samen met de kinderen de dood te lijf. Want het leven mag dan niet kunnen bestaan zonder de dood, zonder Moeder Natuur heeft die dekselse Magere Hein ook geen emplooi. Zo legt Zo Dood Als Een Pier voor jong en oud zowel de onverbiddelijkheid van de natuur als het troostrijke karakter ervan bloot.

Want over honderd jaar… juist. Ja, jij ook.

My Old School

Dogwoof

Zijn klasgenoten kunnen het zich een kleine dertig jaar later nog goed herinneren. In 1993 kwam er een nieuwe jongen in hun klas op de Bearsden Academy, gelegen in één van de betere wijken van Glasgow. Het was een bijzondere, vroegwijze figuur, opgegroeid in Canada als zoon van een operazangeres. Toen zijn moeder overleed bij een auto-ongeluk, ging hij als zestienjarige bij zijn grootmoeder in Schotland wonen.

En nu zat Brandon Lee dus naast hen in de schoolbanken. Ze vonden dat overigens wel een opvallende naam. De zoon van karatelegende Bruce Lee heette toch ook Brandon? En was die niet net om het leven gekomen bij een schietongeluk tijdens de opnames van de film The Crow? Pas later begonnen ze er echt over na te denken: Brandons personage in The Crow stond op uit de dood. Zou hij nu aan een tweede leven zijn begonnen op – of all places – Bearsden Academy?

Brandon wil tegenwoordig best terugblikken op zijn tijd op My Old School (109 min.). Hij wil alleen niet in beeld. Daarom verschijnt acteur Alan Cumming, die ooit in de running was om de rol van Lee op zich te nemen in een uiteindelijk nooit gemaakte speelfilm, nu voor de camera om te lip syncen bij het audio-interview met de voormalige scholier. Die had van klasgenoten destijds al snel de bijnaam ‘Thirty-Something’ gekregen. Want in zekere zin leek hij veel ouder – en wijzer – dan zij.

Met zichtbaar plezier kijken ze, gezeten in een schoolbank, terug op de mysterieuze figuur die hun formatieve jaren op de middelbare school inkleurde, een periode die door regisseur Jono McLeod met cartoonachtige animaties is verbeeld. McLeod, die zelf ook op Bearsden in de klas zat bij Brandon, neemt erg veel tijd om dat ‘stranger than fiction’-verhaal op te zetten, maar knoopt in de tweede helft van de film alle losse eindjes aan elkaar en lost ook de eerder afgegeven clous netjes in.

My Own School komt dan zowel mooi rond als achter de façade van Brandon Lee, een jongen met een onverwoestbare droom: dokter worden. Een man ook met een dubbelleven dat hem uiteindelijk, voor het oog van de natie, flink zal opbreken. Dat schandaal wordt hier nog eens met verve, van binnenuit en met bijpassend beeldmateriaal, tot in detail uit de doeken gedaan. Want deze schooltijd vergeet niemand meer.

Ningdu

Periscoop Film

In The Missing Picture (2013) brengt de Cambodjaanse filmmaker Rithy Panh een historisch verhaal waarvan nauwelijks beelden bestaan opnieuw tot leven. Aan de hand van zijn eigen familiegeschiedenis reconstrueert hij met kleipoppetjes het gruwelregime van De Rode Khmer, dat in de tweede helft van de jaren zeventig twee miljoen mensen van huis en haard verdreef en uitgestrekte ‘killing fields’ achterliet.

Ningdu (104 min.), de debuutfilm van de Chinese animator Lei Lei, is een soortgelijke tour de force, waarin met behulp van kleurrijke stop-motion, popart en animatie, gecombineerd met zwart-wit foto’s en archiefbeelden, een persoonlijke geschiedenis over het voetlicht wordt gebracht en zo het grotere verhaal wordt verteld van een vernietigend maatschappijmodel, dat eveneens onnoemelijk veel mensen het leven onmogelijk heeft gemaakt – of heeft gekost. Plaats van handeling is China in de jaren vijftig en zestig. Gevangen tussen De Grote Sprong Voorwaarts, die van het agrarische land een moderne industriële natie moet maken, en de navolgende Culturele Revolutie, die ‘communistische puurheid’ als uitgangspunt heeft.

Lei Lei spreekt in deze collageachtige film met zijn vader Lei Jiaqi. Ook diens vader Lei Ting, de opa van de filmmaker, komt aan het woord. Hun herinneringen worden door hem als nakomeling, bijzonder inventief en gebruikmakend van surrealistische taferelen, aangekleed en op smaak en tempo gebracht met een experimentele jazzsoundtrack. De vertellers zelf blijven buiten beeld en schetsen vanuit die positie de achterkant van de grote geschiedenis. Levendig verhalen ze bijvoorbeeld over hoe Lei Ting in de jaren vijftig van huis wordt gestuurd om een radertje te worden in China’s massaproductiemachine. Als thuis zijn vrouw overlijdt, worden zijn kinderen naar een weeshuis gestuurd.

Wanneer de man enige tijd later hertrouwt en het gezin dus kan worden herenigd, verkondigt de Chinese leider Mao in 1966 zijn Culturele Revolutie en wordt Lei Ting publiekelijk te kijk gezet als een lid van de bourgeoisie – compleet met pak, stropdas en dikke sigaar – en vervolgens als klassenvijand naar een heropvoedingskamp gestuurd. Het is een tragische geschiedenis die nog altijd doorweegt in het heden, maar desondanks met een zekere nuchterheid uit de doeken wordt gedaan. De betrokken familieleden weten simpelweg niet beter en zijn elkaar, ondanks alle ontberingen, altijd vast blijven houden. Deze film is hun getuigenis, in beelden vervat door de getalenteerde kleinzoon.

Nikki

Videoland

Het lijkt soms een klein wonder als het wél goed gaat met Nikki (112 min.). In de jaren dat documentairemaker Monique Nolte (Het Beste Voor Kees) de tiener volgt zit ze namelijk voortdurend tussen twee vuren. Tussen vader Fred, die grote delen van haar leven buiten beeld is en meteen stress veroorzaakt als hij wel even, letterlijk, ‘in the picture’ verschijnt. En moeder Karin, die beslist het beste voorheeft met Nikki, maar ook kampt met borderline.

Op de basisschool gaat het desondanks best goed met het meisje. Ze krijgt een HAVO-advies en meldt zich vol goede moed op het Christelijk Lyceum Zandvliet in Den Haag. Daar blijven haar resultaten, mede door opvallend hoog verzuim, echter toch achter en begint al het tumult in haar jonge bestaan als KOPP-kind, een kind van ouders met psychische problemen, zich te wreken. Hoezeer Karin haar daartegen ook probeert te beschermen.

Monique Nolte nestelt zich met haar camera jarenlang in de omgeving van moeder en dochter en sluit ook aan bij sleutelmomenten op school of met hulpverleners. Zo vangt ze van zeer nabij de ontwikkelingen in het leven van de opgroeiende tiener. In dat opzicht doet Nikki enigszins denken aan Alicia (2017), de verpletterende film van Maasja Ooms over een meisje dat helemaal verdwaald raakt in de Nederlandse jeugdzorg, met buitengewoon tragische gevolgen.

Zo schrijnend is deze observerende documentaire niet – al komt ie soms gevaarlijk dichtbij. Nolte maakt ook uitgesproken artistieke keuzes: ze kiest bijvoorbeeld voor het incorporeren van geanimeerde sequenties, die droom- en angstbeelden van haar hoofdpersoon tastbaar maken. Het is de vraag of de film die nodig heeft. Bij sommige aangrijpende scènes kan de kijker zelf ook wel bedenken wat er in het hoofd van de puber omgaat.

Dit laat onverlet dat ook deze film regelmatig aanvoelt als een stomp in de maagstreek. Nikki moet zich door het ene na het andere loyaliteitsconflict banen en ervoor zorgen dat ze onderweg zichzelf niet kwijtraakt. Het is de tragiek van een jong meisje met een moeder die volgens eigen zeggen een gat van binnen heeft dat door anderen moet worden gevuld en een papa die niet weet hoe hij vader moet zijn. Hoe kan een kind in zo’n omgeving opgroeien tot een (psychisch) gezonde volwassene?