Lale Gül – Ik Leef Mijn Eigen Leven

De Haaien / BNNVARA

‘Was ‘t het waard?’, vraagt Lale Gül zich aan het eind van dit persoonlijke portret af. ‘Ik hoop dat ik dat op een dag kan zeggen.’ Sinds zij in 2021 debuteerde met de autobiografische roman Ik Ga Leven, waarin ze haar jeugd binnen een streng islamitisch gezin beschrijft, wordt de Turks-Nederlandse schrijfster zo ongeveer permanent beschimpt en bedreigt. Güls tweede boek Ik Ben Vrij (2024), over de beangstigende periode nadat ze met haar persoonlijke verhaal naar buiten was getreden, heeft dit alleen nog maar versterkt.

‘Het is een gegeven’, zegt de twintiger, tamelijk laconiek, in de documentaire Lale Gül – Ik Leef Mijn Eigen Leven (56 min). Het hoort nu bij mijn leven. Het went gewoon.’ Toch is dat niet het hele verhaal. Hoe dapper en standvastig Gül ook lijkt, de dreiging heeft natuurlijk wel degelijk vat op haar. Volgens haar psycholoog zou ze een ‘vermijdende hechtingsstijl’ hebben. Ze laat mensen niet gemakkelijk binnen in haar gevoelsleven. En een relatie aangaan is ook verdomd lastig – al is ’t alleen maar omdat er permanent beveiligers om haar heen staan. Haar kinderwens heeft ze voorlopig dus ook in de kast gezet. Die past niet in Güls huidige leven.

In deze tv-film krijgt zij alle gelegenheid om haar keuzes toe te lichten. Ze wordt daarbij aangevuld door enkele mensen uit haar directe omgeving. Verder is de schrijfster ook te zien tijdens haar theatertournee en de Zwarte Cross, bij een lotgenotenbijeenkomst en een Holland Zingt Hazes-concert, waarin zij samen met een vriendin helemaal opgaat. En daarna gaat ze met André Hazes Jr. op de foto. Gül lijkt dan even een normale twintiger. Die het leven, ondanks alles wat ze op haar pad vindt, gewoon wil omarmen – ook al moet ze daarvoor dan incognito de straat op en dient ze mentaal altijd voorbereid te zijn op mensen die haar belagen.

Het is de prijs die Lale Gül betaalt voor haar vrijheid om te kunnen schrijven wat ze wil. Sinds zij een column heeft in De Telegraaf is dat alleen maar verergerd. Op zulke momenten speelt haar ‘Middellandse Zee-temperament’ trouwens ook nog wel eens op. Zo kwam Gül enige tijd geleden zelfs in botsing met Femke Halsema, die haar op een moment van crisis nog haar mobiele nummer had gegeven en die ze midden in de nacht ook daadwerkelijk bleek te kunnen bellen. Inmiddels is de kou duidelijk weer uit de lucht tussen de twee. Gül gaat op bezoek bij de burgemeester van Amsterdam en samen bomen ze gezellig over hun haperende relatieleven.

Het is één van de aardigste scènes in een film, die verder vooral het persoonlijke levensverhaal van Lale Gül en de gevolgen van de door haar gemaakte keuzes nog eens onder de aandacht brengt. Een verhaal dat nooit went en ook niet mag wennen.

Marlou Fernanda – Waar Ga Ik Heen?

AVROTROS

In haar werk is ze op zoek naar krachtige beelden die écht raken. ‘Simplicity, maar tegelijkertijd superveel impact’, legt de Rotterdamse kunstenares Marlou Fernanda uit in het portret Marlou Fernanda – Waar Ga Ik Heen? (53 min.), in die typische mengelmoes van Nederlands en Engels.

Ze wordt voorgesteld als een ‘walking work of art’ tijdens de presentatie van de nieuwe editie van het tijdschrift Harper’s Bazaar, waar zij op de voorkant prijkt. ‘Dit geeft je een ‘snippet’ van wie ik ben’, voegt het covermodel daar vervolgens zelf nog aan toe tijdens de bijbehorende speech. ‘Ik ben een hart dat ondanks alles in mezelf blijft geloven, met een intens bevragende ‘mind’ die daar soms op achterloopt.’

Wat is mijn ‘purpose’? vraagt Fernanda zich ook regelmatig af, in deze associatieve film van Denise Janzée, die langs allerlei onderwerpen uit haar leven meandert, op een wijze die aansluit bij de manier waarop de hoofdpersoon zelf ook lijkt te denken en opereren. In haar werk als multidisciplinaire kunstenares, die zich uitdrukt in kleurrijke schilderijen, performances of videokunst, komen verschillende werelden samen.

En soms lijkt Marlou Fernanda ook een vat vol tegenstrijdigheden. Ze kroop als kind bijvoorbeeld regelmatig weg achter haar zus, maar wilde tegelijkertijd ook gezien worden. Die ‘dualiteit’ is er nog altijd. Ze wil opgemerkt worden – geliket ook – maar vraagt zich evengoed af waarom ze dat eigenlijk wil. Het is alsof ‘Nu-Nu’, haar hart, en ‘Marlou’, de bijbehorende ‘mind’, continu met elkaar vechten om voorrang.

Janzée geeft Fernanda in deze documentaire alle gelegenheid om te presenteren waar ze voor staat. Openhartig spreekt ze bijvoorbeeld over waar ze vandaan komt: uit een gebroken gezin dat, toen ze zelf nog maar vier jaar oud was, van Curaçao naar Nederland verhuisde. Haar Braziliaanse vader verdween uit beeld, maar kan zich ook zomaar, onverwacht, weer melden. En haar moeder kreeg een ernstige spierziekte.

Deze pijnlijke ervaringen zetten hun dochter al op jonge leeftijd aan tot creëren. En dat doet ze, getuige deze collageachtige film, inmiddels altijd en overal. In eigen land of – om maar een dwarsstraat te noemen – in New York. En al die ‘snippets’ van wie ze is en wat ze doet zoeken naar hun plek in Fernanda’s leven en deze grillige, met smaakvolle muziek aangeklede weerslag daarvan. Zodat alles ‘sense’ maakt.

Mama, Mag Ik Naar Huis Toe?

Filmmoment / Ethics Filmservice

‘Net of je dood gaat van binnen’, zegt Monique, als ze terugdenkt aan het moment waarop haar kind, nu alweer de nodige jaren geleden, naar een pleeggezin moest. Een ‘wiethok’ was voor hulpverleners destijds aanleiding om in te grijpen. Bij de vijf andere moeders die hun verhaal doen in de documentaire Mama, Mag Ik Naar Huis Toe? (70 min.) waren drugsgebruik, huiselijk geweld en/of geen dak boven het hoofd reden om de kinderen bij hun moeder weg te halen.

Dat betekende natuurlijk niet dat de vrouwen in kwestie – de bijbehorende papa’s ontbreken in deze film van Eline van der Kaa en Jesse van Venrooij – zich in die beslissing konden vinden en er direct mee akkoord gingen. Ze waren verbijsterd, diepbedroefd of woedend. Soms kwam ‘t op het moment zelf zelfs tot een handgemeen met de hulpverleners of de politie. En daarna kwam de realisatie: ik ben hem/haar/hen kwijt – misschien wel definitief.

De pleegouders konden ‘t intussen moeilijk goed doen. ‘Die mensen vond ik verschrikkelijk’, vertelt Coby. En dat sprak ze ook uit. Aleksandra’s dochter Romy kwam bij twee mannen terecht. Dat kon ze moeilijk accepteren. Het plaatje klopte gewoonweg niet. Noraly en Yvonne waren vooral boos op zichzelf. Het was hen niet gelukt om een tijd clean te blijven. Net als de andere moeders die hier hun ervaringsverhaal delen, kampten ze met schaamte en schuldgevoelens.

Dapper doen ze desondanks hun verhaal, zittend in hun eigen omgeving. Diana probeert tegelijk ook de tuin op orde te brengen. Haar verhaal is extra schrijnend. Ze heeft drie meiden en drie jongens, uit drie verschillende relaties. Het merendeel is, soms erg bruusk, uit huis geplaatst. De elfjarige Renesmee woont nog wel bij haar moeder. De zorg voor het meisje begint echter zwaar te wegen voor Diana, die nu deeltijd pleegzorg overweegt voor haar kind.

Van der Kaa en Van Venrooij volgen de vrouw terwijl ze het contact met een pleegmoeder aftast. Daar kan Renesmee om de week een hele week terecht. Samen proberen de twee vrouwen het beste te maken van een ongemakkelijke situatie, waarmee Diana al veel te vaak heeft moeten dealen. Dat is duidelijk ook de boodschap die de andere moeders – en deze film als geheel – willen uitdragen: beweeg maar mee, dan doet ’t waarschijnlijk het minste pijn.

In de omgang met hulpverleners en pleegouders, vervat in enkele observerende scènes, proberen ze tegenwoordig dus gezamenlijk terrein te vinden. Bij een goede relatie tussen biologische ouders en pleegouders is uiteindelijk iedereen gebaat. Niet in het minst hun eigen kinderen, die in deze gedegen getuigenisdocu zoveel mogelijk buiten beeld worden gehouden. ‘Als je je kind wilt zien’, zegt Monique gelaten, ‘dan zul je toch mee moeten werken.’

Ik Ben Roxy

Prime Video

We willen de hype nu door ontwikkelen naar structureel succes, verkondigt vader Jan Arie, tevens de manager van Roxy Dekker, tijdens een overleg met zijn dochter en andere direct betrokkenen waarin de ambities voor 2025 worden doorgesproken. Zo hopen ze de ‘lijpe rollercoaster’, waarin de tienerster terecht is gekomen, te kunnen continueren. Op het overzicht dat op een digischerm wordt gepresenteerd staan bijvoorbeeld ‘Vrienden van Amstel Live’, ‘Noorderslag’ en ‘AFAS Live’. Één doelstelling die sindsdien is gerealiseerd ontbreekt op de lijst: een eigen docuserie.

Deze: Ik Ben Roxy (100 min.), uitgeserveerd in vier delen van nog geen half uur. YouTube-lengte. Het Nederlandse TikTok-fenomeen Roxy Dekker is met singles zoals Anne-Fleur Vakantie, Sugardaddy en Satisfyer in nog geen jaar uitgegroeid tot een popfenomeen, heeft een bekend vriendje (Koen van Heest van Bankzitters, met wie ze de hit Huisfeestje scoorde) op de kop getikt en wil nu dus de vervolgstap zetten. En dat gaat in deze vlotte, reality-achtige miniserie van Nick Hoedeman bijvoorbeeld gepaard met clipopnames, een schrijverskamp, luistersessies en de nodige stress.

Want ‘Rox’ is natuurlijk allang niet meer dat onbevangen meisje dat in haar eentje liedjes schrijft, opneemt en uitbrengt – al is het de vraag of ze dat ooit was. Dekker was ook al onderdeel van een meidengroep en is nu in elk geval het middelpunt geworden van haar eigen business, die in deze productie onder andere wordt vertegenwoordigd door platenbaas Niels Walboomers, de A&R-managers Soraib el Jelali en Lekeisha Irion, boeker Rens Peters en producer Julian Vahle (die er als ‘nepobaby’ hoogstpersoonlijk voor zorgde dat zijn moeder Linda de Mol is te zien in Roxy’s videoclip Ga Dan!).

En dat brengt z’n eigen verplichtingen met zich mee, zoals bijvoorbeeld een releaseparty voor de nieuwe editie van Linda.meiden, waarvoor ze is gevraagd als ‘guest editor’. ‘De cover is wel ok’, zegt Roxy, terwijl ze nog even haar haren doet. ‘Maar van die andere foto’s zijn er misschien drie leuk. En de rest vind ik eigenlijk allemaal…, ja, bijzonder… laat ik het zo zeggen.’ Ze heeft er zelfs niet van geslapen. ‘Dit ben ik toch gewoon niet!’ Even later speelt Dekker, professioneel als ze is, het spel tijdens het feest natuurlijk gewoon mee. ‘Fantastisch!’ Waarna met veel bombarie die cover wordt onthuld.

Van zulk klein ongemak, passend bij een jonge vrouw die nog moet wennen aan de plotselinge roem die haar ten deel valt, moet deze gelikte productie, waarmee Roxy’s populariteit op z’n minst wordt bestendigd en waarschijnlijk, geheel volgens plan, verder wordt uitgebouwd, ’t ook hebben. Verder houdt de miniserie zich vooral onledig met hoe gewoon de hoofdpersoon is (gebleven) en het uitventen van haar onstuimige succes dat volgens de glunderende profi’s van dienst ‘veel groter dan een hype’ is en nu al moet worden ingeschaald op het niveau van Doe Maar en André Hazes.

‘Er was niemand zoals Rox’, zegt Lekeisha Irion, head of Artist & Repertoire van haar platenmaatschappij Warner Chappell Benelux, zonder een spier van haar gezicht te vertrekken. ‘En er gaat ook nooit meer iemand zoals Rox zijn.’

Ik Was Een Kind

Doxy / EO

‘Wat heb ik van die man gehouden!’ constateert Anneloes van ‘t Licht aan het einde van Geertjan Lassches indringende film Ik Was Een Kind (76 min.). Het is een bijzonder wrange conclusie. Diezelfde man – haar eigen vader, inmiddels overleden – heeft haar ook gesloopt.

Als zestienjarig meisje deed Anneloes aangifte tegen hem, een bekende SGP-politicus. Vanwege seksueel misbruik. Incest. Nu, 25 jaar later, overziet ze de schade die dat heeft veroorzaakt in haar leven. De manier waarop ze na die aangifte, ook tegen haar broer, werd behandeld vond ze nog erger dan het misbruik zelf. Ze werden bovendien niet veroordeeld – ook niet in hoger beroep. Het bewijs zou onrechtmatig zijn verkregen.

Voor deze documentaire heeft Anneloes brieven rondgestuurd, in de Gereformeerde gemeenschap waarbinnen ze opgroeide. De brief aan haar moeder heeft ze persoonlijk bezorgd. Slechts een enkeling – een broer van vader, een nicht, een gezinsverzorgster – blijkt bereid om met haar in gesprek te gaan. Net als tal van hulpverleners, die ze in die heftige periode en het van tragiek doortrokken leven daarna, op haar pad vond. 

Van ‘t Licht nodigt hen uit, om de maalstroom van gebeurtenissen die haar hebben getekend door te nemen, om er samen vat op te krijgen. Lassches camera is daarbij permanent gericht op de hoofdpersoon, die centraal in beeld zit. De anderen zijn niet meer dan passanten in haar schrijnende relaas. ‘Ik moet dit doen’, houdt ze zichzelf voor in dagboekfragmenten die de ontmoetingen inkaderen. ‘Voor mezelf, voor m’n kinderen.’

Met deze documentaire wil Anneloes zichzelf laten zien, ‘met alles wat er in mij zit’. Woede bijvoorbeeld. Over de ‘victim blaming’, verhalen over ‘seksueel wervend gedrag’. ‘Dat jullie ‘t in het verborgene willen houden, ergens snap ik het zelfs nog’, zegt ze boos tegen de camera. ‘Maar stóp met mij de schuld geven. Ík heb niet mezelf misbruikt.’ Ze laat een stilte vallen. ‘En ma, u weet, u wéét, dat ik de waarheid spreek. U wéét het.’

Ik Was Een Kind is echter niet zozeer een keiharde afrekening met haar familie als wel een poging om te begrijpen wat er is gebeurd, waarom haar dierbaren hebben gehandeld zoals ze deden en wat dit nu voor haar betekent. De film markeert wel het afscheid van een waardensysteem en de bijbehorende zwijgcultuur, waarvan Anneloes niet langer deel uit wil en kan maken – ook al zit dit, of ze nu wil of niet, diep in haar verankerd.

Die worsteling met het verleden, haar familie en zichzelf is pijnlijk om te zien. Een lijdensweg, een afspiegeling van de weg die ze daadwerkelijk heeft moeten afleggen, die in het hier en nu, voor de camera, nog eens wordt opgeroepen, om die dan, als ‘t enigszins kan, definitief achter zich te laten. Zodat de vrouw, die gedwongen door de omstandigheden altijd kind moest blijven, nu eindelijk in het heden kan gaan leven.

Ben Ik Een Moordenaar?

Doxy

De gebeurtenissen op 7 oktober 2023 in Israël en de navolgende respons in Gaza hebben Simonka de Jong opnieuw aangezet. Hoe kan ‘t dat mensen in staat zijn om te doden? En schuilt er ook in haar – ze kan er zich eigenlijk niets bij voorstellen – een persoon die een ander mens van het leven zou kunnen beroven? Ofwel: Ben Ik Een Moordenaar? (53 min.).

Met die vraag gaat De Jong op pad. Het is zeker in haar geval een beladen kwestie. Haar ene opa Karl zat vijf jaar in Auschwitz, terwijl bijna de hele familie van haar andere opa Loe, de bekende chroniqueur van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd vermoord in Sobibor. Ze heeft haar hele leven geprobeerd om daar zo min mogelijk aan te denken. Simonka de Jong wil, vertelt ze in één van de voice-overs waarmee ze deze persoonlijke film begeleidt, haar eigen gevoeligheid beschermen. Niet verharden.

Ben ik te zacht voor deze wereld? vraagt ze zich tegelijk af. Of ben ik gewoon naïef? Als haar zoons zich vermaken met een schietgame, kan ze ’t al bijna niet aanzien. Uiteindelijk laat De Jong zich overtuigen om ook eens achter zo’n digitale loop van een geweer te kruipen en simpelweg te schieten. In Israël spreekt ze verder met voormalig sluipschutter Nadav Weiman, inmiddels actief bij Breaking The Silence, een veteranenorganisatie die kritisch is op het Israëlische leger. Hij kent deze ervaring uit het echte leven en is ervan overtuigd dat iedereen, in de ‘juiste’ omstandigheden, in staat is om te doden.

Dat is tevens de boodschap van Alette Smeulers, hoogleraar internationale misdrijven: juist denken dat ’t jou nooit zal overkomen is gevaarlijk. En dus probeert De Jong zich over te geven aan een antiterreur-, veiligheids- en afweertraining bij het Israëlische leger, waar ze in nagebootste crisissituaties wordt gebracht en een automatisch wapen in haar handen krijgt gedrukt, met de uitdrukkelijke boodschap om er eens mee te vuren. Wat maakt dit los in haar, de Nederlandse vrouw die wars wil zijn van elke vorm van geweld?

Durft ze tijdens therapiesessies ook de woede over wat haar eigen familie tijdens de oorlog is aangedaan, voor het nageslacht vereeuwigd op het Nationaal Holocaust Namenmonument in Amsterdam, toe te laten? En hoe wapenen anderen, zoals de voormalige Israëlische schietinstructrice Becca Strober, de Palestijnse vredesactivist Issa Amro en haar eigen zoons, zich tegen de onvermijdelijke drang om wild om zich heen te slaan als ze worden bedreigd – en zo van slachtoffer dader te worden?

Ben Ik Een Moordenaar?, aangezet met geladen klassieke muziek, wordt daarmee een interessante en actuele persoonlijke zoektocht naar het geweld dat in ons allen schuilt: een afschrikwekkend beest dat recht in de ogen moet worden gekeken om het, in elk geval voorlopig, koest te kunnen houden.

De Earring & Ik

NTR

Toen gitarist George Kooymans werd gediagnosticeerd met de slopende ziekte ALS, viel plotseling het doek voor Golden Earring. Enkele jaren na dat gedwongen afscheid is er nog altijd geen definitieve documentaire over de grootste Nederlandse rockband. De Earring & Ik (55 min.) heeft die pretentie ook niet. De film van Yael Vinckx en Joris Postema beperkt zich tot het afscheidsconcert dat de fans onlangs voor de band gaven, omdat die zelf nooit een afscheidsoptreden heeft kunnen geven.

Dat idee van een fanconcert, uitgevoerd op 30 september 2024 in Rotterdam Ahoy, is natuurlijk geleend van Rockin’1000, een hartveroverend initiatief uit 2015 om met duizend muzikanten het Foo Fighters-liedje Learn To Fly uit te voeren en zo Dave Grohl en zijn band te verleiden om in de Italiaanse stad Cesena te komen optreden. Die actie vormde uiteindelijk de basis voor een nog altijd lopende concertreeks en de onweerstaanbare feel good-documentaire We Are The Thousand (2020).

Deze collageachtige docu over, voor en ook een beetje mét Golden Earring doet tevens denken aan de fanfilm Springsteen & I, waarin aanhangers van ‘The Boss’ verhalen over hun bijzondere band of ervaring met Bruce, en het ontstaan van The PoguestrA, een internationale tributeband voor de Ierse folkgroep The Pogues die in de Coronajaren via YouTube begon te musiceren. Zulke loffelijke initiatieven tonen nog maar eens, ten overvloede, de onverwoestbare verbindende kracht van muziek aan.

De Earring & Ik trekt die lijn moeiteloos door. Vader Harry en zoon Sydney gaan bijvoorbeeld samen hun liefde voor de Haagse rockband delen in Ahoy. Bassist Herbert heeft een ‘dikke connectie’ met zowel de Earring als ALS. En Noah speelt mee als eerbetoon aan zijn verongelukte vriend Haron, waarvan moeder Helma dan weer op de tribune zit. Daar neemt ook weduwnaar John plaats – tenminste, als hij niet gewoon gaat staan en in gedachten danst met z’n geliefde Judith.

Stuk voor stuk hebben ze hun eigen herinneringen aan Golden Earring. De zussen Winy en Yvonne kunnen zich bijvoorbeeld nog goed voor de geest halen hoe de band vroeger bij het café van hun ouders in Zoeterwoude repeteerde. Later verzorgde hun vader regelmatig de catering bij de groep. Toen hij na een lang ziekbed overleed, kwamen gitarist George Kooymans en bassist Rinus Gerritsen naar zijn begrafenis en lag er ook een enorm bloemstuk namens de band. ‘Dat was heel mooi en lief.’

In zekere zin wordt deze film van Yael Vinckx en Joris Postema zo wel degelijk de ultieme Golden Earring-docu. Want is, als puntje bij paaltje komt, wat muziek dóet niet veel belangrijker dan met welke single een groep doorbrak, wie wanneer en waar in en uit de band ging en – zeker – wie er welk lijntje snoof van de billen van een doorgedraaide groupie? Deze film is een eerbetoon aan de zeggingskracht van Golden Earring. En die heeft, ook na het einde van de band, nog niets aan kracht ingeboet.

God, Ik Ben Gay

KRO-NCRV

In de kerk in Bergambacht, het zwaar gelovige Zuid-Hollandse dorp waar Robbert Rodenburg opgroeide, werd er soms gebeden voor mensen die psychisch lijden, een onzichtbaar kruis met zich meedragen of worstelen met hun geaardheid. Zijn jeugdvriend Nick van Herk herinnert dat zich hij daar als kind absoluut niet bij wilde horen. Robert hoorde er wel bij. Hij was homo. En alleen Nick, die zelf ook op jongens viel, wist daarvan. Van de dominee kregen ze te horen dat mensen zoals zij nooit ‘een praktiserende relatie’ mochten aangaan. Het leidde bij Rodenburg tot ‘heel erge bewijsdrang, omdat ik toch ergens heb gevoeld dat je toch de teleurstelling bent.’

Inmiddels is de influencer, presentator en acteur, die bekendheid verwierf met de online-serie Open Kaart, Expeditie Robinson en The Passion (!), uit de kast. In God, Ik Ben Gay (51 min.) deelt Robbert Rodenburg zijn worsteling met het geloof met Linda Hakeboom. Zij doet daarbij dienst als een soort biechtmoeder, die geduldig luistert, vragen stelt en ook voorstellen doet over wat hij zou kunnen doen. Samen duiken ze in zijn getroebleerde verleden met het geloof. Rodenburg herinnert zich bijvoorbeeld hoe hij als kind al verkikkerd raakte op een judoleraar. ‘Als ik een meisje was geweest, was ik echt op hem verliefd geworden’, zou hij toen, zich van geen kwaad bewust, hebben gezegd.

Heel pijnlijk is een ontmoeting met de directeur en staffunctionaris leerlingenzorg van zijn oude middelbare school Het Driestar College. Terwijl zij hem bij binnenkomst enthousiast oude schoolfoto’s laten zien, heeft Rodenburg vooral nare herinneringen. Het derde en vierde jaar noemt hij in hun bijzijn ‘de ongelukkigste jaren van mijn leven’. In boekjes hield hij bij hoeveel dagen hij nog moest ‘doorstaan’, voordat hij weg kon. Zijn ‘homofiele gerichtheid’ was er niet geoorloofd. Daardoor voelde hij zich absoluut niet veilig op school. Het leidt tot een ongemakkelijke, maar wel respectvolle uitwisseling van standpunten, waarbij elk van de betrokkenen zich kwetsbaar durft op te stellen.

Verder spreekt Robbert Rodenburg met zijn broers en zussen, voormalige klasgenoten en een voormalige docent. Zo stevent hij af op geladen ontmoetingen met zijn eigen ouders en de dominee van de kerkgemeenschap waarbinnen hij opgroeide. Het is geen gemakkelijk proces, bekent hij met een gepijnigde blik, die wel vaker zijn gezicht bepaalt. ‘Ik heb echt een zware error. In de zin van: waarom ben ik al deze lades van teleurstelling aan het opentrekken?’ Hij vraagt zich ook af: is er een uitweg uit deze impasse? Daarvoor belandt Rodenburg in deze treffende tv-docu bij de gay-voorganger van de Oranjekerk en een theoloog, in de hoop dat hij via hen weer vrede kan sluiten met het/zijn geloof.

Nu Ben Ik 18

NTR

Als ze officieel volwassen worden, stopt de begeleiding en moeten alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) ‘t in hun eentje zien te rooien in Nederland. Toen Issa, op zestienjarige leeftijd uit Syrië gevlucht vanwege de oorlog, achttien kaarsjes uitblies op de minderjarigenopvang in Amsterdam, kreeg hij bijvoorbeeld meteen de mededeling dat hij moest verkassen.

Inmiddels loopt de hoofdpersoon van Sarah Vasens korte docu Nu Ben Ik 18 (30 min.) met zijn ziel onder z’n arm rond in een asielzoekerscentrum te Maastricht. Van daaruit belt hij regelmatig, als het Syrische internet tenminste niet uitvalt, met familie thuis. Zijn moeder is ziek. Hij hoopt haar en de rest van het gezin naar Nederland te kunnen halen. Zo’n hereniging heeft alleen nogal wat voeten in de aarde.

In Amsterdam gaat Issa regelmatig, met Vasens opmerkzame camera in z’n kielzog, op bezoek bij zijn vriend Hamidie. Die wordt binnen afzienbare tijd eveneens achttien. Ook hij verliest dan de begeleiding die hem nu als amv ten deel valt. En waar zal hij dan terecht komen? Hamidie zelf zet in op een langer verblijf in de hoofdstad, want die kent hij inmiddels op z’n duimpje. Dat zal alleen ijdele hoop blijken.

Via de twee (nét niet meer) minderjarige vluchtelingen schetst deze observerende film het niemandsland waarin nieuwkomers terechtkomen nadat ze achttien zijn geworden. Op zichzelf teruggeworpen, in wederom een vreemde wereld, dreigen ze de hoop die bezit van hen nam toen ze een plek kregen in Nederland weer kwijt te raken. Het jonge leven dat structuur en richting had, dreigt weer helemaal vast te lopen.

Jij Ziet, Jij Ziet Wat Ik Niet Zie

NTR

‘Sodeju!’, roept Robbert Welles uit als zijn jongere broer Martijn, die op het punt staat om te gaan afstuderen als filmmaker, voorstelt om samen de wereld die ze als kind creëerden te verfilmen. ‘Natuurlijk!’ kan Robbert zijn enthousiasme nauwelijks beteugelen. ‘Natuurlijk, Martijn!’ Robbert ziet ’t al helemaal voor zich: Tales Of Neverland, met ‘Robbert Welles-Posthumus Burke’ in de rol van kapitein en Martijn als zijn beschermer, The Valor.

Enthousiast gaan ze in de korte documentaire Jij Ziet, Jij Ziet Wat Ik Niet Zie (25 min.) samen aan de slag, de aspirant-filmmaker en zijn oudere broer met een beperking. De fantasiewereld van hun jeugd komt nu daadwerkelijk tot leven. Met animaties kan Martijn die al heel aardig visualiseren (en brengt hij tevens, op creatieve wijze, hun hechte band als broers in beeld). En als ze daadwerkelijk met een cast en crew op locatie beginnen te filmen, worden de verhalen die ze al jaren voor hun gezamenlijke geestesoog zien gewoon werkelijkheid.

In zijn enthousiasme belt Robbert zelfs naar de NOS. ‘Hiermee willen we eigenlijk laten zien dat we niet alleen een goed verhaal kunnen vertellen’, zegt hij tegen de telefoniste. ‘Maar dat mensen met een beperking ook kunnen acteren.’ Robberts enthousiasme gaat soms nu eenmaal met hem aan de haal. Dan moet Martijn Welles hem even terug op aarde zetten. Robbert is bijvoorbeeld in de veronderstelling dat ze een heuse speelfilm maken, terwijl zijn jongere broer mikt op een shortfilm van 5 a 7 minuten. Tegelijkertijd wil hij hun gezamenlijke droom in ere houden.

Zo ontspint zich een liefdevolle vertelling over het verwezenlijken van een gezamenlijke droom en intussen het vasthouden aan elkaar en jezelf. Waarbij die film zowel een bestendiging van hun relatie als een afscheid van hun jeugd lijkt te representeren. Want terwijl Robbert ongetwijfeld tot in de eeuwigheid Robbert Welles-Posthumus Burke wil zijn, kan Martijn niet altijd zijn ‘Valor’ blijven – al draait ook hij zijn hand niet om voor een episch zwaardvecht, desnoods in de stromende regen. In de apotheose van deze docu hernieuwen ze zo hun broederschap.

Als Ik Mijn Ogen Sluit

Tomtit Film / Mokum

Als gebeurtenissen niet zijn vervat in beelden, verdwijnen ze samen met de betrokken mensen uit het geheugen. In de Japanse vrouwenkampen zijn tussen 1942 en 1945 tienduizenden mensen omgekomen in Indonesië. Foto- en filmmateriaal is er nauwelijks bewaard gebleven van deze periode. En de vrouwen en kinderen die er hebben gezeten sterven langzaam maar zeker uit.

De moeder en oma van Pieter van Huystee zaten ook in zo’n jappenkamp. De vragen die hij nooit aan hen heeft voorgelegd, stelt de filmmaker in Als Ik Mijn Ogen Sluit (94 min.) nu aan enkele vrouwen die als kind enkele jaren hebben doorgebracht in zo’n met prikkeldraad en Kedek, matten van riet, afgezet interneringskamp. Het leven op plekken als Banjoebiroe, Tangerang en Tjideng, het kamp waar Van Huystee’s mammie en granny zaten, is tevens vervat in talloze tekeningen.

De vrouwen behoorden in het toenmalige Nederlands Indië veelal tot ‘de blanke bovenlaag’ en hadden tot aan de Tweede Wereldoorlog een bevoorrecht bestaan geleid. Met de komst van de Japanners veranderde hun complete leven, in een uithoek van de oorlog die in Nederland altijd onderbelicht is gebleven. Want op hun verhalen zat naderhand eigenlijk niemand te wachten. Ja, maar… de Duitsers, bezetting en Jodenvervolging… In Holland had menigeen genoeg aan zijn eigen verhaal.

‘Vind je dat we mammie alleen gelaten hebben met de oorlog?’, vraag Pieter van Huystee aan zijn zus Karen. ‘Ik vind dat we mammie helemaal nooit de ruimte hebben gegeven om te vertellen over die oorlog’, antwoordt zij. ‘Dat vind ik wel heel verdrietig.’ Via de herinneringen van inmiddels hoogbejaarde lotgenoten van hun moeder en oma krijgen broer en zus alsnog toegang tot dat beladen verleden en worden de pijn, het verdriet en de honger van de kampen in kaart gebracht.

Deze verhalen, opgehaald terwijl de voormalige kampbewoonsters hun ogen sluiten en de gebeurtenissen weer voor hun geestesoog laten passeren, worden geïllustreerd met een veelheid aan zwart-wit- en kleurentekeningen, bijvoorbeeld van kampoverlevende Miep Bakker, en animaties van Hanneke van der Linden. Dat ze de kampen hebben overleefd, danken de vrouwen volgens Willy Glorius Janssen aan de atoombom. Want het ‘order to kill’ lag al klaar. ‘We zouden afgevoerd worden naar Borneo’, stelt zij. ‘Dat was ons eindstation.’

Als Ik Mijn Ogen Sluit, verlevendigd met een zeer expressief geluidsdecor, brengt dit tamelijk veronachtzaamde stukje oorlog weer tot leven. Zodat het leed van deze vrouwen en kinderen nog eenmaal kan worden herbeleefd en voor eens en altijd is vereeuwigd hoe ‘t eraan toeging in de Japanse vrouwenkampen te Indonesië. Waar de Tweede Wereldoorlog net zo huishield als in het bezette Nederland.

Als Ik Zelf De Zon Ben

Van Osch Films / NTR

‘Do you even want me here?’ vraagt Djuwa Mroivili zich af na afloop van een performance ten overstaan van een compleet wit publiek. Als zwarte vrouw opereert de Nederlandse pianiste in een vrijwel kleurloze omgeving. Regisseur Naomi White maakt dit bij aanvang van de korte documentaire Als Ik Zelf De Zon Ben (25 min.) direct tastbaar: terwijl Mroivili speelt ziet ze vrijwel alleen witte hoofden. Het oogt intimiderend. Alsof ze haar beoordelen, misschien zelfs veroordelen, en haar in elk geval flink op de vingers kijken.

Zij wil de klassieke muziek van binnenuit veranderen – juist omdat ze er zoveel van houdt – en die ontdoen van elke vorm van institutioneel racisme. Daarvoor put Djuwa Mroivili uit historisch en artistiek onderzoek dat ze heeft gedaan in het archief van het Concertgebouw te Amsterdam. Ze stuitte daarbij op de Wereldtentoonstelling in 1883. Performers uit de Nederlandse koloniën werden toen tot haar ontsteltenis letterlijk ten toon gesteld op het Museumplein. Mroivili ziet er parallellen in met de hedendaagse klassieke muziekprogrammering.

De vraag is: wat wil en kan zij daar nu mee als zwarte musicus? Dat is een intiem proces, van een kunstenaar die haar identiteit, leven en carrière in eigen hand neemt. Smith zit de pianiste daarbij zeer dicht op de huid, heeft oog voor hoe ze dat veruiterlijkt en geeft haar intussen, via een monologue interieur, het woord om zichzelf uit te drukken. ‘Waarom zou ik zijn als een zonnebloem en draaien naar de zon’, concludeert Djuwa Mroivili uiteindelijk zelfbewust, ‘als ik zelf de zon ben?’

Dit Is Hoe Ik Het Zie

KRO-NCRV

Één blik zou genoeg moeten zijn. Tijdens de opleiding logopedie, met haar twee zussen of nu als actrice en theatermaakster. Aysegül Karaka kampt alleen met een visuele beperking. De jonge Turks-Nederlandse vrouw heeft congenitale nystagmus: aangeboren wiebel- of trilogen. Dertig jaar lang heeft ze desondanks als ziende proberen te leven. Ze voelde zich alleen consequent belemmerd in haar sociale- en professionele functioneren.

En nu is ze he-le-maal op. Aysegül start een behandeling van acht maanden bij Visio Het Loo Erf in Apeldoorn, waar ze tijdens een intensief revalidatietraject haar beperking wil leren omarmen. Marloes van der Haagen en Marjolein Eilander volgen dit proces in de effectieve tv-docu Dit Is Hoe Ik Het Zie (45 min.) en brengen ondertussen samen met Aysegül, haar moeder Rabia, zussen Güler en Figen en broers Özkam en Baki de voorgaande dertig jaar in kaart. Dat meer beperkingen met zich meebracht dan ze in eerste instantie wilde erkennen.

De confrontatie daarmee zorgt nog altijd voor flink ongemak, blijkt als Aysegül tijdens een mobiliteitstraining voor het eerst met een wandelstok op pad gaat en zo nodig ook de weg moet vragen aan omstanders. Niet alleen het gegeven dat ze nauwelijks kan zien en weet waar ze zich bevindt speelt haar parten, maar ook het feit dat dit zichtbaar is voor de buitenwereld. Zelfs – of júist – als een ander heel behulpzaam reageert. Aysegül moet ook accepteren dat dagelijkse activiteiten bij haar veel meer energie kosten en voor overprikkeling en vermoeidheid kunnen zorgen.

‘Ik ben echt trots op haar dat zij dit heeft aan durven gaan met zichzelf’, concludeert trajectbegeleider Esther Jager-Broekman bij het emotionele afscheid. ‘En dat ze ook het leven weer tegemoet gaat.’ Dit degelijke portret, dat met tamelijk dikke muziek soms alleen wel erg nadrukkelijk naar grote emoties hengelt, heeft de ontwikkeling die haar cliënt heeft doorgemaakt treffend in beeld gebracht en laten zien hoe een visuele beperking niet alleen beïnvloedt hoe jij naar de wereld kijkt – en die naar jou – maar ook hoe je jezelf ziet.

Normaal – Ik Kom Altied Weer Terug – Ja Dat Was… Høken! 40 Jaar Normaal

VPRO

Mensen zoals hij – of beter: de mensen die hij tot zijn natuurlijke achterban mag rekenen – doen de laatste tijd duchtig van zich spreken. Bennie Jolink, voorman van de Nederlandse rockgroep Normaal, was echter nooit een reguliere boer. En dus zat dat ene zinnetje in de single De Boer Is Troef (‘De EEG trapt ons weer terug’) uit 1983 hem altijd dwars. ‘Hoe krijg je het uit je pen?’ toonde de Achterhoeker zich deze week, veertig jaar later, zelfkritisch tijdens een interview met het Algemeen Dagblad. ‘Al die mensen die tegenwoordig Europa afwijzen – de boeren van Farmers Defence Force, Wilders en die idioot van Baudet voorop – zouden de globe er eens bij moeten pakken. Denk je nou dat het kleine Nederland het alleen redt in deze wereld?’

Iedereen die zijn ongegeneerde lofzang op de boer aanhoort bij de start van Normaal – Ik Kom Altied Weer Terug (80 min.), de documentaire die Frank van den Engel in 2001 maakte over de helden van het platteland, wordt alleen toch even op het verkeerde been gezet. Bennie Jolink oogt dan als een aan rock & roll verslingerd bastaardkind van Boer Koekoek en Caroline van der Plas. Even later in deze wat onevenwichtige, afwisselend uitzinnig rockende en melancholieke film – uitgebracht in de slipstream van Zij Gelooft In Mij, John Appels baanbrekende portret van André Hazes uit 1999 – werkt de rouwdouwer in alle rust aan een portretschilderij. Want ook dat is Jolink, een in Amsterdam opgeleide beeldend kunstenaar, een onverbeterlijke hardkop, een overtuigde eenzaat en een vermakelijke brompot. Een man van middelbare leeftijd bovendien die het optreden met zijn band fysiek nauwelijks meer trekt. Na de met bier, zweet en boer’nrock doordrenkte Normaal-shows is hij volledig buiten adem en moet hij echt weer opgelapt worden.

Ja Dat Was… Høken! 40 Jaar Normaal (85 min.), constateert Jolink in 2015, als de groep z’n afscheid aankondigt. De film van Frank Wiering begint met een uitvoering van de Normaal-klassieker Vrouw Haverkamp, opgebouwd rond enkele tekstregels die tegenwoordig vast niet meer door de beugel zouden kunnen: ‘Vrouw Haverkamp / Wa he-j toch grote tieten / Hoe we’die da? / Ik heb ze zelf in d’handen gehad’. In deze deurdonderdocu passeert nog wel meer de revue wat met de ogen van nu tamelijk lomp en macho overkomt. Met zichtbaar plezier verhaalt Bennie Jolink bijvoorbeeld over een bezoek aan het televisieprogramma Toppop, dat voor heel wat ophef en schade zorgt en ‘de kannibalen uit de Achterhoek’ definitief bombardeert tot superboeren. In die hoedanigheid zullen ze vier roerige decennia volmaken, die volledig in het teken staan van dat ondefinieerbare en toch uit duizenden herkenbare begrip ‘høken’. ‘Alles wat woest, onbenullig en lekker is’, aldus Jolink zelf. ‘Zolang het maar niks met seks of geweld te maken heeft.’

Als geen ander heeft hij, laat ook deze lekkere bandjesdocu weer zien, in de voorbije halve eeuw de ziel van het Nederlandse platteland weten te vertolken en raken. Ofwel, in vakjargon: ‘Wat de lul is voor de hoeren, is Normaal voor de boeren.’ Als één man dus het verschil tussen platteland en stad kan duiden, dan is hij het. Dat zit hem volgens Bennie Jolink in één enkel woord: assertiviteit. ‘De randstedeling, zeg ik altijd, adoreert assertief gedrag’, doceert hij in Ja Dat Was… Høken!. ‘Een normaal mens, een plattelander, vindt assertiviteit onbeschoft, egoïstisch, brutaal en opschepperig.’ En die heeft afgelopen week, na de enorme verkiezingsoverwinning van de BoerBurgerBeweging, nu eens onbekommerd zijn eigen feestje mogen vieren. Daarbij klonk, en dat zal geen verbazing wekken, ook Normaals allergrootste hit: Oerend Hard.

Mijn Vader, Nour En Ik

Witfilm / Een Van De Jongens

‘Wat wil jij allemaal weten over vroeger? Over hoe papa is opgegroeid en hoe Dudu is opgegroeid?’ vraagt Wiam Al-Zabari, halverwege zijn film over hun familiegeschiedenis, aan z’n negenjarige zoontje. Nour denkt diep na. ‘Wie vond jij heel goed in voetballen?’ Wiam zucht eens diep. ‘Mijn beste vriend, Anmar, die kon wel heel goed voetballen.’ Dan ziet hij dat het jongetje moet huilen. Terwijl hij zijn zoon liefdevol knuffelt, vertelt hij Nour, in de aan hem gerichte voice-over waarmee hij de hele documentaire aanstuurt en er soms ook lucht inblaast, over het gevoel dat hij zelf maar al te graag wil kwijtspelen. ‘Ááh, habibi, dit is hem, hè? Dit is diezelfde zwaarte die ik bij mijn vader voelde. Die voel jij nu bij mij.’

Al-Zabari probeert de toon luchtig te houden in Mijn Vader, Nour En Ik (56 min.). Dat lukt alleen niet helemaal. Want zijn jeugd in en vlucht uit Irak zijn nu eenmaal beladen. Samen met zijn moeder Bibi, broer Ammu en zus Besma vertrok hij in 1994 naar Nederland, een land dat hij alleen kende van de voetballers Gullit, Koeman en Van Basten en waar zijn vader, Dudu, al eerder was beland. Naar een stad die bovendien op geen enkele kaart stond: Oetrecht. Als Wiam zijn zoontje vertelt dat hij bij vertrek al z’n detectiveboekjes moest achtergelaten, vindt Nour dat best jammer. ‘Maar je kan toch vragen als Dudu een keer weer naar Arik gaat, naar het land waar jij geboren was, of hij een paar spulletjes meeneemt?’

In gesprek met z’n kind en de rest van het gezin – waaronder ook zijn vader, een diplomaat die uit de gratie raakte bij de Iraakse leider Saddam Hoessein – herontdekt de filmmaker zijn eigen verleden, zodat hij het onschadelijk kan maken. Voor zichzelf en zijn zoon, een vertegenwoordiger van de volgende generatie Al-Zabari-mannen die ‘een geschiedenis van heel lang heel moeilijk kijken’ hebben. Die gesprekken worden gevoerd in het Nederlands. Tenminste, totdat hij de confrontatie aangaat met Dudu. Dan verliest de film even al z’n onschuld en verwordt tot een pijnlijke exercitie tussen ouder en kind, uitgevoerd voor een draaiende camera. Aan het eind geeft Dudu Wiam een welgemeende tip: draag niet je vaders djellaba.

Het is een aansporing om het verleden in Arik los te laten en een nieuw verhaal te schrijven. Als vader van een kind, opgegroeid in het land van Van Basten, dat z’n eigen djellaba moet dragen. Daarmee krijgt deze slim opgebouwde en ontwapenende persoonlijke queeste, die twintig jaar na de Amerikaanse inval in zijn geboorteland wordt uitgebracht, het hoopvolle einde dat Wiam Al-Zabari nodig heeft. Al is het alleen voor Nour.

Tamar: De Waarheden Van Renate Rubinstein

Renate Rubinstein

Als je niet beter wist, zou je denken: dit wordt karaktermoord. De tweedelige documentaire Tamar: De Waarheden Van Renate Rubinstein (119 min.) is nauwelijks twee minuten onderweg of de hoofdpersoon is al ‘een narcistische gek’, ‘een hele nare, onaangename vrouw’ en ‘heel onhebbelijk, onfatsoenlijk’ genoemd. Waarna iemand doodleuk zegt: ‘Ik vind het jammer dat ze geen zelfmoord heeft gepleegd.’

Renate Rubinstein (1929-1990), die vanaf begin jaren zestig onder het pseudoniem ‘Tamar’ een column had in Vrij Nederland, spreekt ruim dertig jaar na haar overlijden nog altijd tot de verbeelding, zullen we maar zeggen. Hans Goedkoop werkt zelfs al sinds de eerste helft van de jaren negentig aan een biografie en heeft daarvan onlangs weer een voorproefje uitgebracht: Vaderskind – De Oorlog Van Renate Rubinstein. Hij beheert tevens haar archief en fungeert als postiljon d’amour in het portret dat David de Jongh van de schrijfster heeft gemaakt. Daarin krijgen ook de messcherpe geschriften van Rubinstein, die zijn ingesproken door actrices, vanzelfsprekend een prominente plek.

Centraal in de vertelling staan Rubinsteins rouw om haar Joodse vader, die werd afgevoerd naar Auschwitz, en de moeizame relatie die ze had met haar moeder (waarvan de afwikkeling overigens nauwelijks wordt belicht in de film). Van daaruit ontwikkelde zij zich tot een bijzonder uitgesproken vrouw met een stormachtig relatieleven. Daarbij ruimt De Jongh vanzelfsprekend ook een belangrijke plek in voor Rubinsteins scandaleuze onthulling, in het postuum verschenen boek Mijn Beter Ik, dat ze jarenlang een geheime relatie had met haar collega-schrijver Simon Carmiggelt.

Met haar broer en zus, andere familieleden, tweede echtgenoot Jaap van Heerden, studiegenoot Hedy d’Ancona en collega-schrijvers schetst De Jongh een gelaagd portret van een vrouw die vriend en vijand voortdurend kon blijven verbazen. Dit komt erg pregnant tot uiting in de geruchtmakende kwestie Weinreb. Friedrich Weinreb zou tijdens de Tweede Wereldoorlog tientallen Joden hebben gered. Als hij later onder vuur komt te liggen vanwege mogelijk seksueel misbruik, verdedigt Renate Rubinstein hem te vuur en te zwaard. Het is alleen de vraag of ze de zaak wel goed heeft bestudeerd.

Op zulke momenten blijkt ze geen kat om zonder handschoenen aan te pakken. Het dier, dat jarenlang als vaste gast fungeerde in haar Tamar-columns, krijgt van David de Jongh een prominente plek in dit treffende portret. Hij laat regelmatig een poes door het beeld paraderen. Als tastbare herinnering aan zijn fiere hoofdpersoon, die voor veel mensen onweerstaanbaar én onmogelijk schijnt te zijn geweest. Wanneer Rubinstein in de laatste jaren van haar leven Multiple Sclerosis krijgt, zoekt ze steun bij haar neef Maurits. Hij zal haar liefdevol begeleiden naar het, tóch, door haarzelf georkestreerde einde.

Ik Ben Een Bastaard

Movies That Matter

‘In twee generaties van ongeletterd naar ik die alleen maar in woorden leef.’ Rashif El Kaoui kan het nauwelijks bevatten. Terwijl hij door Marokko reist, het land waar zijn analfabetische grootvader zijn hele leven leefde en zijn naar België vertrokken vader ooit werd geboren, vindt de Belgisch-Marokkaanse acteur, rapper en schrijver inderdaad voortdurend woorden om zijn gemoedstoestand te beschrijven. Het is zijn vak, waarin hij een uitblinker is geworden.

Hij, kind van een Vlaamse moeder, moet in België nochtans regelmatig duidelijk maken dat hij de taal en cultuur wel degelijk machtig is. En als zoon van een uitgezworven Marokkaanse immigrant wordt hij hier, in zijn vaderland, regelmatig geconfronteerd met de kloof die er tussen hem en het Noord-Afrikaanse land is ontstaan. In Ik Ben Een Bastaard (57 min.) probeert hij, net als in het dagelijks leven, een gulden middenweg te vinden.

Hij is geboren in de tussenruimte, vertelt hij in de debuutfilm van de Nederlands-Turkse fotograaf Ahmet Polat. ‘Mijn X-chromosoom komt uit de Vlaamse Kempenklei, mijn Y-chromosoom komt uit het mulle Atlaszand.’ Tijdens zijn jeugd in België betekende dit kortweg: aanpassen of opkrassen. ‘Ik pas mij aan’, zegt Rashif deemoedig in één van de teksten waarmee hij deze persoonlijke roadmovie over biculturaliteit stuurt en structureert.

Die teksten stammen uit de theatervoorstelling De Bastaard, die hij eerder met Polat en drummer Michelle Samba opvoerde, een vertelling over kinderen met ‘dubbel bloed’. Terwijl hij zoekt naar zichzelf, ergens tussen die twee culturen, komt Rashif El Kaoui onvermijdelijk ook terecht bij de vader, die hij al jong uit het oog verloor. De man die er volgens zijn Belgische grootouders als een ‘straatloper’ uitzag. Een man ook, die de drank niet kon weerstaan.

Zijn persoonlijke queeste brengt hem in deze typische ‘op zoek naar je roots’-film, behalve bij familieleden in België en Marokko, ook bij het graf van zijn vader, die letterlijk tussen de twee werelden van zijn zoon het leven liet.

Alsof Ík Palestina Heb Gestolen

Laat Frans ter plekke maar schuiven. Zolang wij als nijvere redactie urgente onderwerpen bedenken en daarbij de juiste mensen binnen harken, haalt hij op locatie, ergens in Nederland, het verhaal wel boven. En van het materiaal waarmee hij vervolgens thuiskomt, boetseren wij dan weer een lopende vertelling.

Zo ongeveer stel ik me voor dat er wordt gewerkt bij &Bromet, het bedrijf waarmee Frans Bromet, dik in de zeventig inmiddels, al jaren de ene na de andere tv docu de wereld instuurt. Geen onderwerp of taboe blijft daarbij onbesproken; van de Amsterdamse taxioorlog tot oorlogstrauma’s, van dementie tot Rechts Nederland en van orgaandonatie tot mannen in de knoop. Frans is bereid om met alles en iedereen in gesprek te gaan.

En nu komt antisemitisme aan de beurt in de degelijke interviewfilm Alsof Ík Palestina Heb Gestolen (57 min.). Of: kritiek op de staat Israël. Ik bedoel: opkomen voor de rechten van Palestijnen. Die dingen mag je niet door elkaar halen of verbinden – al gebeurt dat natuurlijk wel vaak. En het blijkt, steeds weer, verdomd lastig om het één van het ander te onderscheiden – en onderweg niet te worden uitgemaakt voor Israël-propagandist of antisemiet.

De kwestie Palestina-Israël is sinds jaar en dag een gigantisch mijnenveld, waar vrijwel niemand ongeschonden uit tevoorschijn komt. Frans Bromet stapt er nochtans dapper in. Eerst gaat hij op bezoek bij Joodse Nederlanders die te maken hebben gekregen met intimidatie en geweld. Daarna begeeft hij zich op de Amsterdamse Dam tussen demonstranten voor een vrij Palestina en de zelfverklaarde Vrienden van Israël. Beide partijen krijgen een podium.

Hij gaat verder in gesprek met de directeur van het CIDI en laat ook criticasters daarvan, van de organisaties Een Ander Joods Geluid en The Rights Forum, aan het woord. Waarna influencer Youness Ouaali, die ooit de woede van Joods Nederland over zich afriep met een anti-Israël statement, zijn beklag mag doen over hoe elke discussie wordt gekaapt door antisemitisme-roepers en oud-premier Dries van Agt geëmotioneerd tegen het beleid van de staat Israël pleit.

In deze serieuze, soms wat lang uitgevallen gesprekken – waarbij er (natuurlijk) ook verschil van mening is of Jodenhaat in Nederland nu toeneemt of niet en wie dat dan kan/mag bepalen – gaat Bromet op zoek naar de scheidslijn tussen kritiek op Israël en antisemitisme. Waarbij het de vraag blijft of die echt is te trekken. De vraag stellen lijkt ook in dit geval hem… juist.

En daarna, als alles is benoemd en de kwestie toch nog lang niet is uitgepraat, staat vast alweer volgende draaiklus in de agenda van Frans…

Maarten van Roozendaal – Ik Ben De Man Die Naast Mij Staat

c: Eric Steensma / NTR

De kopstukken van kleinkunstminnend Nederland hadden in dit postume portret ongetwijfeld graag hun zorgvuldig gekozen superlatieven willen debiteren over Maarten van Roozendaal (1962-2013). Ze krijgen alleen het woord niet. Dat is aan de veel te jong overleden zanger, liedschrijver en theatermaker zelf – ook al behoort hij al acht jaar niet meer tot de levenden. Met zijn welbekende bravoure leidt Van Roozendaal ons door zijn eigen leven, op weg naar een volgens eigen zeggen heel spectaculaire sterfscène. ‘Ik ben als de dood en ik ren ernaartoe.’

Al die anderen zijn overigens al aan het woord gekomen in de biografie Het Leven Heeft Geen Zin, Maar Ik Wel van Patrick van den Hanenberg en de hommage Op Maarten, met bijdragen van Marcel de Groot, Paul de Munnik en Hans Sibbel. Documentairemaker Josefien Hendriks reserveert Maarten van Roozendaal – Ik Ben De Man Die Naast Mij Staat (45 min.) dus volledig voor de kleinkunstenaar zelf, die nu eenmaal de gave van het woord had. Hij kon recht praten wat krom was. En wat recht was weer hartstikke krom.

Die opzet houdt automatisch in dat deze (auto)biografie geen nieuwe details of onthullingen bevat over dit volwassen kind van de defaitistische jaren tachtig. De film bestaat immers volledig uit bestaand materiaal: liederen, interviews en geschriften. Met een delicieuze selectie daaruit, gemonteerd met een fraaie collectie associatieve beelden, dringt Hendriks overigens wel degelijk door tot het wezen van de persoon, kleinkunstenaar en kettingroker Maarten van Roozendaal.

Daarin gaat hij zijn wankele geestesgesteldheid en overmatige drankgebruik niet uit de weg. ‘Ik ben natuurlijk vreselijk bang om dood te gaan’ zegt Van Roozendaal bijvoorbeeld tijdens een televisie-interview. ‘En dat zie je wel meer bij mensen die daar zo bang voor zijn, dat ze juist dat lot gaan tarten. Van: mij krijg je niet.’ Zover zou het natuurlijk tóch komen. Of zijn sterfscène, zoals beloofd, spectaculair was? Dat is zo’n beetje het enige waarover de hoofdpersoon zelf niet wil (of kan) getuigen.

De dikke halve eeuw daarvóór biedt echter meer dan genoeg stof voor een bruisende film.

Hoe Overleef Ik – Francine Oomen Doorbreekt Het Zwijgen

Francine Oomen / c: Pascalle Bonnier

Als tiener had ze haar eigen Hoe Overleef Ik-boeken wel kunnen gebruiken, bekent gevierd schrijver Francine Oomen aan het begin van deze persoonlijke film. Hoe overleef ik de uitdagingen en gevaren van mijn puberteit? Haar voornaamste houvast tijdens die lastige jaren was de drie-eenheid lezen, tekenen en schrijven. Intussen was er dat ene trauma, dat al in de openingsscène van Hoe Overleef Ik – Francine Oomen Doorbreekt Het Zwijgen (55 min.) aan de orde komt en dat toch pas tegen het eind van de documentaire (vrijwel) volledig wordt ingelost.

‘Wat is er gebeurd, hoe herhalen de dingen zich en hoe kun je ervoor zorgen dat die herhaling, dat intergenerationele trauma, stopt?’ vat ze het nog een keer samen voor haar uitgever Elik Lettinga. ‘Want dat is wat ik uiteindelijk wil onderzoeken.’ Oomen is tenslotte niet voor niets schrijver geworden. Een boek moet de afronding worden van een zeer persoonlijk proces dat nu al enkele jaren in beslag neemt. Dit heeft haar heel wat kruim gekost en lijkt vooralsnog weinig echte verlichting op te leveren.

Pascalle Bonnier volgt haar op die intieme reis: door het verleden (naar de echtscheiding van haar ouders bijvoorbeeld, die daarna allebei zouden trouwen met de buurman/vrouw) en naar een toekomst waarin ze haar eigen rol als partner en ouder een nieuwe invulling kan geven. Want intimiteit en verbinding blijven heel moeilijk voor Oomen. ‘Ik ben mijn hele leven bezig met me te herinneren wat liefde nu echt is’, zegt ze bijvoorbeeld gefrustreerd als haar relatie is gestrand. ‘Niet die shit die m’n ouders me voorgedaan hebben.’

Bonnier waakt er intussen voor dat de film geen al te tobberig karakter krijgt. Ze verluchtigt Oomens confrontatie met de demonen uit haar jeugd bijvoorbeeld met enkele komische scènes waarin zij een paar schapen aankoopt voor bij haar nieuwe woning. Terwijl de schrijfster nog druk aan het ‘socialiseren’ is met haar nieuwe huisgenoten, zetten die het op een lopen. Eenmaal thuis laat ook ex-echtgenoot Erik, met wie ze nog altijd een goed contact onderhoudt, zich wéér in de luren leggen door de schichtige beesten. Een nieuw begin, zo gemakkelijk is dat nog niet.

Met vallen en opstaan probeert Francine Oomen zo in dit persoonlijke portret tegelijkertijd in het reine te komen met haar verleden en een vruchtbare basis te leggen voor een leven met haar dierbaren.