Paid In Full: The Battle For Black Music

BBC

Tekenen bij het kruisje. Daar kwam het in de afgelopen honderd jaar vaak op neer voor Amerikaanse artiesten. Pas later bleek dan wat zo’n platencontract inhield – en dat het doorgaans niet de mensen die de muziek maakten waren die er rijk van werden. Dat gold dubbel zo hard voor zwarte performers, die soms op een wel heel geniepige manier werden uitgeknepen. Hun strijd om artistieke vrijheid en financiële onafhankelijkheid duurt, getuige Paid In Full: The Battle For Black Music (180 min.), nog altijd voort.

Toonaangevende artiesten zoals Bessie SmithBillie Holiday en Nina Simone kregen in de beginjaren van de muziekbusiness vaak nog een vast bedrag per opnamedag betaald. Als daar vervolgens een hit uitrolde, werd iedereen daar rijk van – de witte mannen voorop –behalve zij. En anders was er wel een louche manager, zoals bij Louis Armstrong, die z’n cliënt op slinkse wijze helemaal leeg trok. ‘What a wonderful world’, croont de jazzgigant met een kamerbrede glimlach tijdens een optreden, als de kwestie wordt aangesneden in deze boeiende driedelige serie van Guy Evans.

Exploitatie van zwarte artiesten is van alle tijden. We zijn zo blut als maar kan, meldt de succesvolle meidengroep TLC bijvoorbeeld na de uitreiking van de Grammy Awards in 1996. De manoeuvres om geld weg te sluizen blijken eindeloos. In de jaren vijftig worden bij de composities van rock & roll-held Chuck Berry bijvoorbeeld doodleuk ook andere rechthebbenden opgevoerd, die niets te maken hebben met het ontstaan van zijn songs. Voor de man zelf blijft er nog maar een klein deel van de opbrengsten over, waarvan de gemaakte, vaak flink opgevoerde kosten dan nog worden afgetrokken.

Andere truc: maak een beschaafde witte versie van een zwarte hit, zoals Pat Boones brave versie van de Little Richard-hit Tutti Frutti, en zet die vervolgens wél goed in de markt. Dan stroomt het geld – het is in feite steeds hetzelfde liedje – weer op de juiste plek binnen. Er zijn uitzonderingen: soulzanger Sam Cooke probeert in de sixties met een eigen platenlabel financiële autonomie te verwerven. Hij krijgt navolging via de zwarte labels MotownStax en Def Jam, die echter stuk voor stuk zullen worden uitgebuit, weggeconcurreerd of overgenomen door witte mannen met diepere zakken.

Artiesten zoals Smokey RobinsonGloria GaynorNile RodgersChaka KhanIce-T en een keur aan kenners van de muziekindustrie vertellen in deze serie ‘graag’ over de misstanden waarmee ook zij zijn geconfronteerd. Paid In Full is overigens meer dan één grote klaagzang. Ook de initiatieven van eigengereide en ondernemende artiesten zoals PrinceJay-ZKendrick LamarrStormzy en Jessie Reyez, die een nieuw zelfbewustzijn hebben laten zien, komen aan de orde. Master P vat die attitude heel aardig samen. ‘Als een witte man me een miljoen dollars biedt, hoeveel zou ik dan werkelijk waard zijn?’

De meeste verhalen in deze fijne miniserie, bijeengehouden door verteller Zawe Ashton, zijn al wel eens verteld, maar hier worden ze vanuit een heldere invalshoek – wie wordt er rijk van? – verteld en in een bredere historische context geplaatst, zowel van de ontwikkeling van de muziekbusiness als de emancipatie van zwarte Amerikanen. En de vertelling is natuurlijk gelardeerd met fijne performances van baanbrekende artiesten zoals Ruth Brown, The Supremes, Sam & Dave, Public Enemy en Lil Nas X.

In de afgelopen jaren heeft zich met het streamen van muziek, laat de slotaflevering zien, overigens alweer een nieuwe manier aangediend om (zwarte) artiesten te exploiteren. Naar hoe de grote platenlabels Warner, Universal en Sony daarmee omgaan en terugkijken op het beladen verleden, blijft het overigens gissen. Want die wilden documentairemaker Evans niet te woord staan en houden ’t bij een schriftelijke verklaring.

Het Grote Offensief

September Film

Met een stoutmoedig en meedogenloos plan hoopt de Canadese bevelhebber Guy Simonds in het najaar van 1944 de patstelling in de laatste fase van de Tweede Wereldoorlog te doorbreken. Hij geeft het bevel om het Zeeuwse eiland Walcheren te laten overstromen, om zo kustbatterijen van de Duitsers uit te schakelen. Naderhand meldt de Britse pers triomfantelijk dat het eiland is gezonken en het nazi-garnizoen aldaar weggespoeld. Het blijkt een enorme misvatting. De strijd is nog lang niet gestreden en zal in de komende maanden nog flink oplaaien.

In Het Grote Offensief (98 min.) belicht het team achter de speelfilm De Slag Om De Schelde en de bekroonde dramaserie De Joodse Raad, de strijd rond de Zeeuwse eilanden. Die moet eerst in het voordeel van de geallieerde troepen worden beslist, voordat zij kunnen doorstoten naar Berlijn, om Hitlers naziregime definitief te breken. De overwinningsroes die de legertop na de doorbraak in Normandië en de bevrijding van de stad Antwerpen even in z’n greep kreeg, is dan alweer geweken. En ook de bevrijdingskoorts in het bezette Nederland heeft plaats moeten maken voor realisme.

Regisseur Victor D. Ponten verlaat zich bij het reconstrueren van deze geschiedenis op een hybride van docu en drama. Hij laat authentiek archiefmateriaal van de oorlog en fraaie visualisaties van het front, met digitale kaarten en maquettes, samenvloeien met gedramatiseerde scènes, zowel van gewone soldaten aan het front als van de militaire beslissers die op zoek zijn naar een winnende strategie. Een sleutelrol is er voor verteller Gijs Scholten van Aschat, die alle ontwikkelingen vaardig inkadert en van context voorziet en de verschillende verhaalelementen en -lagen met elkaar verbindt.

De opmars van de geallieerden wordt intussen ernstig belemmerd door onenigheid en wedijver binnen de legertop, tussen de relatief onervaren Amerikaanse opperbevelhebber Dwight Eisenhower (Michael Krass) en de eigengereide Britse veldmaarschalk Bernard Montgomery (Martijn Oversteegen). Deze strubbelingen zorgen zelfs weer voor hoop in Berlijn, waar een vertrouwd tierende Adolf Hitler (Mike Reus) het uiterste van zijn generaals en hun manschappen blijft eisen. Misschien, heel misschien, kan een in wezen al verloren oorlog toch nog in Duits voordeel worden beslist. 

Via deze historische figuren en de keuzes die zij onderweg maken concentreert Ponten zich in Het Grote Offensief zo op het macroverhaal van dit onderbelichte stuk Tweede Wereldoorlog – de weerslag daarvan op gewone Zeeuwen komt bijvoorbeeld nauwelijks aan de orde – dat is omgevormd tot een aantrekkelijk vormgegeven geschiedenisles.

The Bad Guy

Diplodokus

Wat te doen als er zich een schutter meldt in het kinderdagverblijf? Cursusleider Andrew van het Institute for Childhood Preparedness ziet grofweg drie opties: vluchten, verbergen of vechten. En dat gaan de medewerkers oefenen. Nadat het startsignaal is gegeven worden de drie scenario’s uitgespeeld, met de kinderen als levende rekwisieten. De lastigste blijft de derde V: vechten. Want welke wapens heb je eigenlijk als begeleider van een kinderdagverblijf op het moment dat er zich iemand met een machinegeweer meldt? Een plantenspuit, enkele blokken of toch een schaar? Werkelijk?

Sinds de Robb Elementary School in Uvalde op 24 mei 2022 het toneel was een ‘school shooting’, waarbij negentien kinderen en twee leraren werden vermoord, verkeert iedereen in de Texaanse gemeente zo’n beetje permanent in de hoogste staat van paraatheid. Dat geldt eigenlijk voor de gehele Verenigde Staten, waar meer dan één ‘mass shooting’, een schietpartij met minimaal vier dodelijke slachtoffers, per dag plaatsvindt. De situatie vraagt om drastische maatregelen, vinden veel Amerikanen, om de kinderen en hun begeleiders te beschermen: hyperrealistische oefeningen en trainingen, strenge veiligheidsmaatregelen én het bewapenen van schoolpersoneel.

Filmmaakster Louise van Assche, die oorspronkelijk uit België komt, ziet het met lede ogen aan. Samen met haar echtgenoot Phil woont ze in Uvalde. Hun dochtertje Zaïra is pas twee maanden oud als een schutter dood en verderf zaait op de plaatselijke school. In The Bad Guy (69 min.) – een titel die ongetwijfeld verwijst naar de NRA-slogan ‘The only way stop a bad guy with a gun is with a good guy with a gun’ – onderzoekt Van Assche samen met Kwinten Gernay de even enge als absurde cultuur en industrie die is ontstaan rond schietpartijen op Amerikaanse scholen. Waarbij de remedie, zo toonde de kille documentaire Bulletproof (2020) al aan, bijna net zo erg lijkt als de kwaal – en de kwaal onlosmakelijk verbonden lijkt met de remedie.

Want al die nauwelijks van echt te onderscheiden ‘drills’ kunnen niet anders dan eng – en wellicht zelfs traumatisch – zijn voor de betrokken leerlingen en hun begeleiders. Hoe kunnen zij zich nog veilig voelen, als ze op regelmatige basis onderdeel zijn geweest van héél realistische oefeningen, waarvan pas later duidelijk werd dat ze niet echt waren? Het zorgt in deze geladen film, waarin allerlei Amerikanen aan het woord komen over hun ervaring met of voorbereiding op een ‘school shooting’, voor elementaire twijfel bij Louise van Assche: wil ze haar dochtertje werkelijk laten opgroeien in deze wereld, waar de angst maar blijft regeren?

Jim Carrey: America Unmasked

VPRO

‘Hoe werd Carrey, aan het begin van de jaren negentig nog volledig onbekend, de grappigste man ter wereld?’ vraagt de stem zich af. ‘Wie was het werkelijke doelwit van zijn lawine van karikaturen? En maskeerde zijn ongegeneerde idioterie misschien kritiek op de samenleving die hij grof en vulgair vond?’

Met die vragen zet de vertelstem, ingesproken door Lison DanielJim Carrey: America Unmasked (52 min.), een tv-portret van de befaamde Canadese komiek en acteur, in gang. ‘Een grappig gezicht met benen’ aldus diezelfde stem, ook wel voice-over genaamd. Rubber benen, welteverstaan. En ook een rubberen gezicht, trouwens.

Jim Carrey ontwikkelde zich, zo betoogt deze film van Thibaut Sève en Adrien Dénouette, tot een soort nineties-versie van Charlie Chaplin. Met zijn gekke bekken kon hij doorgaan voor een kolderieke reactie op de actiehelden van de jaren tachtig, een platvloerse parodie op de American Dream en een uitvergroting van het bijbehorende materialisme.

Hij was ‘een comedymachine die zich door niets of niemand laat stoppen’, stelt de stem nog maar eens, ten overvloede. Ga maar na: de Ace Ventura-films, Dumb & Dumber en The Mask. Terwijl hij zich puur op archiefmateriaal moet verlaten – filmfragmenten, tv-optredens en archiefinterviews – wandelt de verteller door Carreys leven en loopbaan.

Eenmaal aan het einde van de twintigste eeuw aanbeland, stijgt die nog naar grote hoogte met de televisietrilogie The Cable GuyThe Truman Show en Man On The Moon. In de volgende eeuw, zeker na 11 september 2001, wordt alles anders. De klok heeft geslagen voor cartooneske komieken zoals Eddie Murphy, Robin Williams en Jim Carrey.

In een wereld waarin sinds de komst van het internet echt iedereen beroemd kan worden, zijn eigen Truman Burbank zogezegd, is er eigenlijk vooral behoefte aan kijkers, mensen die ’t op zich af laten komen. ‘De acteur is geleidelijk van het toneel verdwenen’, constateert de stem, ‘en wordt de laatste kijker, die de gekte van de wereld aanschouwt.’

En dat geeft hem, de karikaturale buitenbeen, alle ruimte om de ontregelende boodschappen die altijd al in films zoals Ace VenturaHow The Grinch Stole Christmas en Me, Myself & Irene verstopt zaten, nu ongefilterd op de wereld los te laten. Jim Carrey is politieker dan ooit, concludeert de vertelstem, ook al legt zich hij tegenwoordig vooral toe op schilderen.

Trailer Jim Carrey: America Unmasked

Keith Richards: Under The Influence

Netflix

Hij klinkt nog altijd alsof hij flink in de olie of onwaarschijnlijk high is. En dan die lach: alsof er tegelijkertijd slijm en valse lucht uit lang vervlogen tijden mee naar buiten willen. Het is daarom wellicht verleidelijk om Rolling Stones-gitarist Keith Richards niet al te serieus te nemen. Als een oude vos die nu eenmaal zijn streken niet verleert.

Toch is ‘Keef’ allang niet meer de onbetwiste nummer één op rock & rolls te verwachten dodenlijst – al zou dat tegenwoordig, nu hij zowaar al even in de tachtig is, allang niet meer zo vreemd zijn als in pak ‘m beet de eerste vijftig jaar van zijn turbulente bestaan. Toen hij alles deed wat God verboden had. ‘Je bent pas volwassen op de dag dat ze je begraven’, zegt hij er zelf over, ook alweer tien jaar geleden overigens, in Morgan Neville’s documentaire Keith Richards: Under The Influence (82 min.) uit 2015.

Omdat The Rolling Stones weer even in de pauzestand staan, blaast hij dan met z’n vaste kompanen Waddy Wachtel (gitaar) en Steve Jordan (drummer/producer) zijn solocarrière nieuw leven in. De gitarist zingt en speelt enkele nieuwe songs, ontvangt muzikale gasten voor z’n derde album Crosseyed Heart en demonstreert en passant dat ie ook een lekker moppie piano kan spelen (iets wat hij volgens eigen zeggen leerde van Ian Stewart, de pianist die nooit echt tot The Rolling Stones mocht behoren).

Richards blikt verder terug op zijn jeugd in het Engelse Dartford, vertelt hoe de blues van Robert Johnson, Muddy Waters en Howlin’ Wolf zijn leven veranderde en zoomt dan in op de band die van daaruit ontstond – waarvan hij nu al dik zestig jaar het muzikale geweten is, terwijl Mick Jagger als blikvanger fungeert. Dit portret concentreert zich volledig op zijn onbegrensde liefde voor muziek. Seks en drugs, vaste bestanddelen van andere Stones-docu’s, geven ditmaal voorrang aan rock & roll. De muziek dus.

Achteraf bezien is ‘t een gotspe dat er een Brits bandje aan te pas moest komen om al die Amerikaanse blueshelden aan de vergetelheid te ontrukken. Het zorgde wel voor onvergetelijke momenten, die hij duidelijk koestert. En toen Richards’ relatie met Jagger, die in deze film nooit meer dan een onbeduidende figurant wordt, halverwege de jaren tachtig in de ‘Derde Wereldoorlog’ was beland, ontdekte hij via de docu Chuck Berry: Hail! Hail! Rock ‘N’ Roll (1987) dat er een muzikaal leven bestond buiten The Stones.

Want het podium en de studio beschouwt hij als zijn thuis. Verder bezoekt Keith Richards in dit sympathieke portret het Grand Ole Opry in countrymekka Nashville, zingt hij op tegen de dwarse crooner Tom Waits en speelt in Chicago, de bakermat van de elektrische blues, een partijtje biljart met Buddy Guy. Het is, kortom, de liefhebber in Keith Richards die alle aandacht krijgt in Under The Influence. De man ook, de zoon en de grootvader. Zij hebben in werkelijkheid allang de notoire veelgebruiker vervangen. 

‘Een imago dat ik niet kan afschudden’, zegt hij daarover berustend. ‘Het is geen schaduw want het is er de klok rond. Het verdwijnt niet als de zon ondergaat.’

Wise Guy: David Chase And The Sopranos

HBO Max

‘Remember when’ is the lowest form of communication, liet David Chase maffiabaas Tony Soprano ooit zeggen in The Sopranos (1999-2007). De showrunner van de serie die wordt beschouwd als het hoogtepunt van ‘the golden age of American television’, heeft zich desondanks door documentairemaker Alex Gibney laten verleiden om te reflecteren op zijn eigen meesterwerk. In een spreekkamer die verdacht veel lijkt op de werkruimte van dokter Melfi, de psychiater waar Chase’s alter ego Tony zijn hart luchtte tijdens intense therapiesessies, laat de Italiaans-Amerikaanse schrijver/regisseur zich bevragen.

De tweedelige documentaire Wise Guy: David Chase And The Sopranos (157 min.) is een traktatie voor iedereen die zich jarenlang heeft verlustigd aan de lotgevallen van de maffioso uit New Jersey, met allerlei gezworen vrienden (die zomaar uit de gratie kunnen raken), altijd wel ergens geld te verdienen en doorgaans meer dan één ‘comare’, een liefje buiten de deur, om te onderhouden. Een opvliegende man die tegelijkertijd ook een doodnormaal gezin heeft, depressies buiten de deur probeert te houden én dealt met zo’n godsonmogelijke Italiaanse moeder (gemodelleerd naar Chase’s eigen godsonmogelijke Italiaanse moeder, een levenslange bron van frustratie en inspiratie).

Behalve Chase komen in deze overdadig – met scenariocitaten, screentests, b-roll beelden, outtakes en, natuurlijk, scènes uit de serie – belegde terugblik ook vaste medewerkers aan de serie, hotshots van de betaalzender HBO en de acteurs Edie Falco (Tony’s vrouw Carmela), Steven Van Zandt (Silvio), Michael Imperioli (Christopher), Drea de Matteo (Adriana) en Lorraine Bracco (dokter Melfi) aan het woord. Zij halen herinneringen op aan de productie die zonder enige twijfel tot de hoogtepunten van hun creatieve carrière behoort. Van de gedurfde keuze om The Sopranos op te zadelen met een antiheld als hoofdpersoon en hoe die ‘likable’ moet worden gehouden tot de steeds terugkerende angst bij acteurs dat (ook) hun personage wordt gedood – en zij de serie dus moeten verlaten.

De halve Sopranos-cast blijkt te hebben ‘gelezen’ voor de rol van Tony. Steven Van Zandt lijkt ’t dan te gaan worden, maar heeft bij nader inzien toch te weinig ervaring. Als James Gandolfini, inmiddels overleden en via archiefinterviews toch aanwezig in deze docu, een screentest doet, is het pleit snel beslecht. Van Zandt krijgt de rol van Soprano’s consigliere Silvio Dante. En Gandolfini groeit als Tony Soprano uit tot één van de meest tot de verbeelding sprekende televisiepersonages aller tijden. Daarvoor moet hij wel héél diep in zichzelf reiken. Hij vindt daar bijvoorbeeld nauwelijks te beteugelen woede. Gibney illustreert dit met een onvergetelijke scène, waarin Soprano razend een koelkast te lijf gaat. In het scenario staat nochtans slechts één enkel zinnetje: Tony sluit boos de koelkast.

Intussen worstelt de even aimabele als getormenteerde Gandolfini ook gedurig met verslavingen. Daardoor laat hij nogal eens verstek gaan op draaidagen. Elke dag komt hem op een boete van 100.000 dollar te staan. Zes jaar na het einde van de serie bezwijkt de hoofdrolspeler tenslotte aan een hartaanval, waarna showrunner David Chase een hartroerende speech geeft tijdens de uitvaart, nog altijd een mokerslag. Wise Guy schuwt echter ook Chase’s donkere kant niet. Die zorgt bijvoorbeeld voor een toxische werksfeer in de ‘writers room’, waardoor weinig schrijvers van de serie ’t echt lang uithouden. Het zijn verhalen die vaak al hun weg hebben gevonden naar boeken als Difficult Men en Pandora’s Box, maar nu weldadig met beeld en geluid kunnen worden uitgeserveerd.

Zodat de kijkhonger om direct weer aan de eerste van in totaal 86 afleveringen van The Sopranos te gaan beginnen nauwelijks is te beteugelen – ook al wacht aan het einde van die enerverende, dolkomische en aangrijpende kijkervaring dan een onmogelijk open einde, waarover menigeen zeventien jaar na dato nog altijd niet is uitgespro

Hitler: A Life In Pictures

BBC / HBO Max

‘Hij is de architect van één van de grootste rampen ooit’, stelt historicus Keith Lowe bij aanvang van elke aflevering van Hitler: A Life In Pictures (176 min.). ‘De meest gefotografeerde leider van het begin van de twintigste eeuw’, vult verteller David Harewood aan. ‘Hij oefende z’n poses urenlang voor de spiegel’, beweert professor Maiken Umbach zelfs. ‘Elke foto was een optreden.’

Aan de hand van zeldzame en gedigitaliseerde beelden belicht deze vierdelige serie van Jonathan Mayo de opkomst en ondergang van Adolf Hitler, een leider die heel zorgvuldig zijn eigen imago heeft geconstrueerd en ondertussen delen van zijn ware identiteit aan het oog probeerde te onttrekken. ‘Hitler schiep een ongekend beeld van politieke roem dat daarvoor nog niet bestond’, stelt historicus Guy Walters. ‘De manipulatie van de media, de presentatie van zichzelf, is te vergelijken met wat film- en popsterren tegenwoordig doen.’

Kijkend naar de propagandafoto’s die Hitlers persoonlijke fotograaf Heinrich Hoffmann van zijn leider maakte bij de Anschluss van Oostenrijk in 1938, ziet professor Nicholas O’Shaugnessy bijvoorbeeld dat hij consequent wordt geportretteerd als ‘de Messias van een seculiere religie’. De fotograaf voedt volgens hem de Führercultus. ‘Hoffmann creëert, zoals zo vaak, een symbolisch beeld. Hitler is het stille middelpunt van een draaikolk van opperste extase, waarin het volk bevangen raakt door een soort opperste euforie.’

Hoffmann, die zich dan ook al bedient van Photoshop-trucs avant la lettre, is daarmee een cruciale figuur in de beeldvorming rond de Führer. Ook filmmaakster Leni Riefenstahl, verantwoordelijk voor de nazi-propagandafilm Triumpf des Willens, en cameraman Walter Frentz spelen een essentiële rol in de constructie van Adolf Hitlers imago als leider, volksheld en krijgsheer, stellen diverse historici, beelddeskundigen en psychologen (waarbij Mayo, via B-roll beelden, tevens de setting laat zien, waarbinnen zij zijn geïnterviewd).

Tegenover zijn publieke profiel, eerder al onderzocht in de Nederlandse serie Hitler En De Macht Van Het Beeld (2022), staat de privépersoon Adolf Hitler. Die is te zien in de homemovies van zijn vriendin Eva Braun. Zij filmde ook regelmatig bij de Berghof, Hitlers huis op de Obersalzberg in de Beierse Alpen. De beelden, waarop haar man ontspannen verpoost met nazi-kopstukken zoals Joseph Goebbels, Heinrich Himmler, Martin Bormann, Reinhard Heydrich en Albert Speer, waren lang spoorloos, maar doken uiteindelijk weer op.

Zeker zo interessant is de achterkant van het naziregime zelf, die in deze boeiende miniserie naar voren komt in opgediepte foto’s en filmpjes. Zoals een uitstapje van de SS’ers van het vernietigingskamp Auschwitz en hun echtgenoten. In de natuur bij de zogenaamde Solahütte houden zij een ontspannen wedstrijdje bosbessen eten. ‘Het is opzichtige, agressieve pret, in weerwil van alles’, stelt Maiken Umbach. ’Dit is geen onschuldig vermaak. Ze zitten letterlijk in de schaduw van de grootste genocide ooit.’

Tegenover het beeldenbombardement van de nazi’s konden hun slachtoffers slechts hun eigen menselijkheid plaatsen. De Joodse fotograaf Henryk Ross besloot bijvoorbeeld om het gewone leven in het getto van de Poolse stad Lódz vast te leggen. Behalve de verschrikkingen van de oorlog liet hij tevens een verliefd stelletje, een kinderfeestje en een moeder die haar kind kunst zien. Ook deze foto’s hebben de tand des tijds doorstaan en definiëren nu het tijdperk van Adolf Hitler, dat onuitwisbare beelden heeft nagelaten.

We Are Legion: The Story Of The Hacktivists 

Luminant Media

Als Brian Knappenbergers documentaire We Are Legion: The Story Of The Hacktivists (95 min.) in 2012 wordt uitgebracht, hangt er nog een positief sentiment rond 4chan, het online-platform waar het hackerscollectief is ontstaan. Natuurlijk, de grenzen van het betamelijke worden er continu afgetast en zo nu en dan ook flink overschreden, maar dat zijn uiteindelijk niet meer dan bijeffecten van het onwankelbare geloof in een waarlijk vrij internet. En zodra de vrijheid van meningsuiting wordt ingeperkt, vormen al die individuele hackertjes zowaar een gezichtsloos leger: Anonymous.

‘Anonymous invites you to join us in an act of solidarity’, roept een video in 2008 bijvoorbeeld op tot actie tegen de omstreden sekte Scientology. ‘Anonymous invites you to take up the banner of free speech, of human rights, of family and freedom. Join us in protests outside of Scientology centers worldwide.’ Zo wordt in 2008 Project Chanology opgestart. En inderdaad, niet veel later ontstaan overal in de wereld protesten bij Scientology-kantoren. Demonstranten met een Guy Fawkes-masker op, gepopulariseerd door de film V For Vendetta en overgenomen door Anonymous, zetten de toon.

Ook de acties van ‘Anons’ tegen de extreemrechtse talkradiohost Hal Turner, hun steun aan WikiLeaks, Operation Payback (vóór internetpiraterij) en hun bijdrage aan de Arabische Lente, die alle ruimte krijgen in Knappenbergers optimistische film, kunnen waarschijnlijk nog altijd menigeens goedkeuring wegdragen. Anonymous, met al z’n botsende ideeën, onorthodoxe methoden en algehele anarchie, wordt anno 2012 over het algemeen gezien als een kracht voor het goede, als een geheel bijdetijdse uitvoering van het Power To The People-principe.

De sleutelfiguren uit de turbulente Anonymous-historie klinken in deze film dan ook trots op hun bijdrage. Ze beschouwen zichzelf duidelijk als moderne uitvoeringen van Robin Hood, als activisten die ten faveure van het volk opstaan tegen de macht. ‘Ik heb op de bergtop genaamd Anonymous gestaan en zag onder me een wereld die in de ban is geraakt van revolutie’, zegt een hacktivist, die zichzelf Commander X noemt, zelfs trots bij beelden van de dan opkomende Occupy Wall Street-beweging. ‘Je voelt een siddering door je lijf als je zo meesurft op de golven van de geschiedenis.’

Twaalf jaar later ziet die wereld, vastgelegd in de recente documentaire The Antisocial Network: Memes To Mayhem, er compleet anders uit. Uit de rijen van de Anons is QAnon opgestaan. En 4chan, en afsplitsingen daarvan zoals 8chan, heeft zich ontwikkeld tot een soort openbaar riool, waarin iedereen anoniem zijn eigen vuil mag spuiten. Complottheorieën en extreemrechts hebben er vrij spel. Daar, in wat ooit de vrijplaats van het internet was, is ook de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021 aangejaagd, een serieuze poging om de Amerikaanse democratie de nek om te draaien.

Met de wijsheid van nu zijn de aanzetten daartoe hier en daar al te ontdekken in We Are Legion, bijvoorbeeld via de onbesuisde acties van de hackgroep LulzSec en het hacken, blocken en doxen van ogenschijnlijk tamelijk willekeurige organisaties. De anonimiteit van het internet biedt uiteindelijk meer vrijheid dan de mens blijkbaar aankan – al overheerst in deze zeer vermakelijke film toch nog echt het kwajongensgevoel van de allereerste generatie hackers. Die zocht eerst alle hoeken en gaten van die vrijheid op en begon daarna ongenadig de gevestigde orde tegen de haren in te strijken.

The Antisocial Network: Memes To Mayhem

Netflix

Met de wijsheid van nu was het een teken aan de wand: tijdens de animeconventie Otakon in Baltimore, nu zo’n vijftien jaar geleden, brengt een aantal bezoekers, als een zieke grap, de Hitlergroet. ‘De eerste dag schiep moot 4chan en zei: dit is 4chan, brenger van pijn’, declameert een spreker even later. ‘En op dag twee schiep moot Anonymous.’ Waarna iemand uit het publiek ‘Hallelujah’ roept en een man op de grond stuiptrekkende bewegingen begint te maken, alsof hij in de ban is geraakt van een hogere macht.

Het blijkt een keerpunt in de ontwikkeling van het online-platform 4chan, het geesteskind van de Amerikaanse tiener Christopher ‘moot’ Poole waarop gebruikers anoniem met elkaar kunnen communiceren. Dit is een soort vervolg op het Japanse bulletin board system 2channel, dat aan het begin van de 21e eeuw ook al leidde tot extreem gedrag. Opgejut door andere bezoekers van 2chan kaapte een jongen bijvoorbeeld in 2000 een bus bij Neomugicha en doodde één van de passagiers. Later ontwikkelde het textboard zich tot een platform voor extreemrechts in Japan.

In de Verenigde Staten zou 4chan – en de afgeleide daarvan, 8chan – zich sterk maken voor de verkiezing van Donald Trump tot president, QAnon-complotten en de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021. En het begon nog zo ‘onschuldig’, herinneren 4channers van het eerste uur, met namen als Fuxnet, Kirtaner en W.T. Snacks, zich in The Antisocial Network: Memes To Mayhem (85 min.). Met emoji’s, edgy humor, eindeloze scrolls, hacks en zoiets als een rickroll: anderen verleiden om op een suggestieve link te clicken, die dan Rick Astleys corny hit Never Gonna Give You Up oplevert.

Gaandeweg krijgt het anarchistische platform een activistischere vleugel. Daar ook ontstaat de hackgroep Anonymous. De leden dragen, geïnspireerd door de speelfilm V For Vendetta, een Guy Fawkes-masker en doen zich flink gelden. Ze engageren zich met de Occupy Wall Street-beweging, maken de extreemrechtse radiohost Hal Turner het leven onmogelijk en binden via Project Chanology de strijd aan met de Scientology-sekte. Als de hacktivisten ook de Amerikaanse overheid beginnen te belagen, slaat de FBI echter keihard terug en verdwijnen zij en de eerste generatie 4channers van het platform.

Wat daar achterblijft – losers zoals hij, stelt 8chan-oprichter Fredrick Brennan – verruilt subversieve humor al snel voor haat naar alles en iedereen, laten Arthur Jones en Giorgio Angelini (die tevens betrokken was bij het aanverwante Feels Good Man) in deze intrigerende film zien. Tijdens Gamergate komt bijvoorbeeld een ongekende misogynie los. Dit blijkt het startschot voor een bak ellende die over de wereld wordt uitgekieperd en die steeds weer wordt opgepikt op andere sociale media en door reguliere nieuwsmedia. 4chan is een complotland geworden, waarin niemand veilig is.

The Antisocial Network – de titel verwijst natuurlijk naar de speelfilm The Social Network over Facebook en is een soort vervolg op We Are Legion – brengt die desolate wereld op een geheel bijdetijdse manier, met veel gebruik van memes, animaties en screengrabs, over het voetlicht en vormt daarmee een soort tweeluik met The Truth Vs. Alex Jones, een ontluisterende recente film over de gewetenloze complotdenker. Samen tonen deze documentaires de verwoestende werking van enerzijds woede en angst als basis voor een geslaagd verdienmodel en anderzijds anonimiteit als voorwaarde om die ongelimiteerd en straffeloos te kunnen delen.

Het is een deprimerende ontwikkeling die inmiddels op de hele wereld voor plotseling oplaaiende veenbranden zorgt en die ook niet meer zomaar is terug te draaien.

The Waste Land

Bantam Film

Ruim honderd jaar geleden schreef T.S. Eliot een gedicht dat wordt beschouwd als één van de belangrijkste literaire werken van de twintigste eeuw. In ruim vierhonderd verzen probeert de Amerikaans-Britse schrijver en filosoof – in de woorden van een leek, die bij voorbaat al tekortschieten – de uitzichtloosheid van het bestaan, de dood van een wereldbeeld en zijn eigen verwarring en wanhoop daarover uit te drukken. Met de verfilming van The Waste Land (105 min.) onderzoekt Chris Teerink welke betekenis het ondoorgrondelijke werk van Thomas Stearns Eliot (1888-1965) nog heeft in de 21e eeuw.

Terwijl hij schrijvers, sociologen, activisten, economen en filosofen, waaronder Qiu Xiaolong, Vandana Shiva en Ilja Leonard Pfeiffer, confronteert met het epische gedicht, dat even vaak houvast biedt als opperste verwarring schept, toont Teerink alle uithoeken van de wereld. Van typische grote stadstaferelen tot uitgestrekte woestijnvlaktes en zo’n beetje alle aardse verschijningsvormen daartussen. Hij maakt daarbij nauwelijks gebruik van bewegend beeld, maar verlaat zich op foto’s en stills. Die worden gestut met een weelderig geluidsdecor en zijn door Blaudzun van muziek voorzien. 

Intussen is iedereen in deze zoekende film op zichzelf aangewezen. ‘Zelfs het bestaan van The Waste Land als gedicht is voor mij al een uitgang uit de gevangenis van het dagelijks bestaan’, zegt de één met gevoel voor drama. ‘Je zit in een film’, stelt een ander, niet zonder humor, ‘vergeleken waarmee David Lynch maar een amateur lijkt.’ Waarop weer een andere spreker toegeeft dat hij zich er bijna voor geneert dat The Waste Land hem eigenlijk helemaal niet aanspreekt. Het geniale van T.S. Eliots gedicht, meent schrijver Carolyn Steel echter, is ‘dat het je iets zegt, zelfs als je het niet snapt.’

Dat lijkt meteen een passend uitgangspunt voor deze associatieve fotodocu, die Eliots poëzie verbindt met uiteenlopende actuele onderwerpen in ‘het barre land’, zoals pak ‘m beet de klimaatproblematiek, het basisinkomen (‘de politiek van het paradijs’, aldus econoom Guy Standing) en de oorlog in Oekraïne. The Waste Land is dus geen poging om Eliots pièce de résistance te doorgronden of verklaren, maar een serieuze krachtsinspanning om het werk in al zijn complexiteit in de hedendaagse wereld te plaatsen en te verrijken. Waarmee Eliots woordenvloed dan z’n eigen dynamiek aangaat.

Robbie Williams

Netflix

Er ging in 1997 een memo rond bij zijn platenmaatschappij, stelt Robbie Williams (149 min.). Het was slechts een kwestie van tijd voordat ze hem zouden dumpen. Een ‘hasbeen’ van net 23. Nadat Williams Take That had verlaten, de populaire boyband waarin hij als zestienjarige terecht was gekomen, ging het steeds slechter met de Britse zanger. Eerst was Robbie ernstig verslaafd geraakt aan drank en coke. En toen hij daar eindelijk vanaf was, sloeg zijn solodebuut volkomen dood.

Op zulke momenten is de muziekbusiness bikkelhard: als de investeringen niet snel terug worden verdiend, volgt een gedwongen exit. Williams had echter nog een troef achter de hand: Angels, zijn allereerste wereldhit als soloartiest. En vanaf dat moment gold hij als een onomstreden popster – al zorgde ook dat niet voor het zelfvertrouwen, de stabiliteit en het levensgeluk waarnaar hij hunkerde. ‘Er zit een gebroken tiener in mij die in de toekomst de puinhopen van het verleden zal moeten opruimen’, zegt de publiekslieveling als hij voor deze vierdelige docuserie een selectie uit de duizenden uren beeldmateriaal terugkijkt, die in de afgelopen dertig jaar van hem zijn gemaakt.

Hij doet dat in deze productie van Joe Pearlman (Bros: After The Screaming Stops / Lewis Capaldi: How I’m Feeling Now) liggend in zijn eigen bed, zo nu en dan vergezeld door één van zijn vier kinderen. Williams is open over zijn antipathie en rancune richting Gary Barlow (de spil van Take That), zijn veelbesproken relaties met Nicole Appleton en Gerri Halliwell en de breuk met zijn vaste songschrijfpartner Guy Chambers. Aan het begin van de derde aflevering van deze vermakelijke autobiografie heeft de hoofdpersoon – die zeer openhartig lijkt, maar natuurlijk wel alle teugels in handen houdt – er alleen even geen zin meer in. ‘Ik ga iemand zien die een zenuwinzinking heeft.’

Pearlman werkt geduldig naar dat moment toe, als zijn protagonist in 2006 tijdens een concert in Leeds, voor het oog van 90.000 fans, een paniekaanval krijgt, die van geen wijken wil weten en resulteert in donkere episodes die hem waarschijnlijk regelmatig aan datzelfde bed hebben gekluisterd. Daarmee is het verhaal van deze miniserie een heel eind verteld – ook al heeft Robbie Williams dan nog dik vijftien jaar, inclusief de verplichte Take That-reünie, te overbruggen naar het hier en nu, als hij, een brave huisvader van bijna vijftig die zijn zegeningen telt, afstevent op wat hij zelf een ‘happy end’ noemt. En daarbij lijkt zowaar niet eens een nieuwe plaat of tournee te horen.

The Enfield Poltergeist

Apple TV+

Het is duidelijk wie de hoofdrolspelers zijn, in dat behekste huis in de Londense deelgemeente Enfield: Janet Hodgson, een meisje van elf met heel veel verbeeldingskracht. En haar moeder Margaret ‘Peggy’ Hodgson, een gescheiden Britse vrouw van 47 met vier kinderen. Omdat een klopgeest regelmatig hun huis bezoekt, worden zij vanaf 1977 twee jaar lang intensief geobserveerd door zakenman en uitvinder Maurice Grosse, die paranormale zaken ‘op een wetenschappelijke manier’ wil onderzoeken, en zijn assistent, geestenexpert Guy Playfair. De twee maken uiteindelijk meer dan tweehonderd uur audio-opnamen in ‘the haunted house’ aan 284 Green Street.

En die vormen nu het fundament onder The Enfield Poltergeist (234 Min.). Want op basis van die tapes heeft regisseur Jerry Rothwell, die enkele jaren geleden de immersieve autismefilm The Reason I Jump maakte, belangrijke gebeurtenissen gereconstrueerd. Acteurs spelen in een ingenieus decor lip sync mee met het oorspronkelijke geluid. Deze vierdelige serie bestaat dus voor een belangrijk deel uit gedramatiseerde scènes, het audio daarbij is echter authentiek en rechtstreeks afkomstig van de geluidsbanden van Grosse en Playfair. Dat is even wennen – in de Nederlandse documentaire Moeders deed Nirit Peled ’t overigens ook al – maar werkt wonderwel.

Rothwell spreekt daarnaast met (directe familie van) de Hodgsons, de woordvoerder van de zogenaamde Society For Psychical Research, medewerkers van The Daily Mirror, de BBC-verslaggever die er destijds op af werd gestuurd en diverse psychologen en (neuro)wetenschappers, die een kijkje gingen nemen bij de Hodgsons of met de wijsheid van nu naar de bizarre gebeurtenissen aldaar kijken. Ook Maurice Grosse’s aanvankelijk erg sceptische zoon Richard komt uitgebreid aan het woord. Hij liet zich gaandeweg verleiden om toch een bezoek te brengen aan het huis. Richard sprak daar toen – hij kan zich er nog altijd nauwelijks toe zetten om het te zeggen – met een geest.

Dat is maar één van de vele vreemde zaken in Enfield: er klinken allerlei sinistere geluiden, objecten vallen om of belandden op een andere plek en er wordt, natuurlijk, volop geklopt. En alles speelt zich af in, om of door de tiener Janet, die als medium lijkt te fungeren voor iets wat zich tussen hemel en aarde beweegt, een overledene wellicht die verleden heeft in dat vervloekte huis. Vanzelfsprekend ontmoet Maurice Grosse ook scepsis als hij verhaalt over zijn bevindingen. De psychologe Anita Gregory komt bijvoorbeeld eens kijken in Enfield en zet daarna in het rapport Problems In Investigating Psychokinesis grote vraagtekens bij de authenticiteit van wat zich daar afspeelt.

En die Enfield Poltergeist is, vanaf enige afstand bekeken, natuurlijk ook ‘too bad to be true’. Soms lijkt ie te citeren uit The Exorcist, een horrorfilm die halverwege de jaren zeventig immens populair is. Op andere momenten is het dan weer alsof de dan wereldberoemde ‘lepeltjesbuiger’ Uri Geller als z’n inspiratiebron heeft gefungeerd. De gebeurtenissen in de Londense deelgemeente trekken in elk geval zoveel aandacht dat zelfs de beruchte Amerikaanse spokenjagers Ed en Lorraine Warren, onlangs nog te zien in de documentaire The Devil on Trial, even poolshoogte komen nemen. En er is ook een Nederlandse connectie: het medium Dono Gmelig-Meyling meldt zich. 

Rothwell neemt dit spraakmakende verhaal krachtig bij de hand en blijft zoveel mogelijk uit de buurt van effectbejag, maar speelt alle ontwikkelingen wel bijzonder slim uit, waarbij hij bijvoorbeeld zeer gedoseerd informatie deelt. Zo valt zijn publiek eerst van de ene verrassing in de andere en wordt daarna ook nog geraakt door personages zoals Janet, Margaret en Maurice, die elk hun eigen issues meebrengen naar dat veelbesproken huis in Enfield. Het resultaat is een absolute tour de force, een bijzonder inventieve, enerverende en toch ook heel menselijke serie die het midden houdt tussen een documentaire- en een ‘based on a true story’-productie en die na bijna vier uur speeltijd nog een flinke tijd nazindert.

The Quiet One

Gizmo Films

Mandy Smith maakt duidelijk wat elke lezer van Bill Wymans autobiografie Stone Alone (1990) allang weet: de (voormalige) bassist van The Rolling Stones houdt er jarenlang een tamelijk ongezonde voorliefde voor vrouwen/meisjes op na. In een dagboek legt hij nauwkeurig al zijn veroveringen vast en die komen vervolgens allemaal, als tastbaar bewijs van zijn mannelijkheid, in dat boek terecht. Totdat Wyman meer dan duizend kerven in zijn kolf heeft staan: groupies die achter het net vissen bij Mick, Keith of Brian of die de voorkeur geven aan The Quiet One (98 min.).

‘Eerlijk gezegd werd het een gewoonte door eenzaamheid en de behoefte aan affectie’, vertelt Wyman, die verder niet dronk en ook geen drugs gebruikte, in deze documentaire van Oliver Murray uit 2019. ‘Het is waarschijnlijk te vergelijken met een seksverslaving.’ Die ontwikkelde hij in de swingin’ sixties, de tijd dat een Britse krant kopte met de vraag ‘Would you let your daughter marry a Rolling Stone?’. Mick, Keith, Brian en die ondoorgrondelijke bassist, tevens bijgenaamd Stone Face, werden toentertijd beschouwd als een gevaar voor de jeugd, meisjes in het bijzonder.

Vanuit zijn eigen heiligdom, een enorm privé-archief waaruit deze film rijkelijk kan putten, blikt Bill Wyman terug op die turbulente jaren, de werkemansjeugd in Zuid-Londen die daaraan voorafging (toen hij nog gewoon William George Perks heette) en de decennialange muzikale carrière die nog zou volgen, binnen én buiten The Stones. Bezien door de ogen van een observator, verzamelaar en documentalist in hart en nieren krijgt de wereld van ‘the greatest rock & roll band in the world’, waarover al in alle toonaarden is bericht, toch weer nieuwe kanten en dimensies. 

De man die door collega’s wordt geroemd als een meesterbassist – al vindt hij zichzelf niet goed genoeg voor zijn grote held Ray Charles, zoals blijkt uit een zwaar ontwapenende scène – wordt bovendien, buiten beeld, terzijde gestaan door enkele zorgvuldig gekozen bronnen, waaronder Stones-drummer Charlie Watts, oud-bandmanager Andrew Loog Oldham en de stergitaristen Eric Clapton en Buddy Guy. Tezamen kleuren zij de geschiedenis in die Murray met Wymans foto’s, filmopnames en memorabilia en tamelijk overbodige animatiescènes tot leven wekt.

En dan, halverwege de jaren tachtig, komt Mandy Smith in Bill Wymans leven. Een prachtige blondine. Van dertien, dat wel. Terwijl Bill toch echt op het punt staat om de vijftig aan te tikken. ‘Het kwam vanuit mijn hart’, zegt hij tamelijk gratuit, als de documentaire bijna tachtig minuten onderweg is. ‘Het was geen lust.’ En Murray vraagt niet kritisch door. Het huwelijk wordt geen succes. Zoals ook de relatie tussen zíjn zoon Stephen en háár moeder Patsy (!), die verder helemaal niet wordt benoemd in deze autobiografie, gedoemd blijkt om te mislukken.

Pas als hij The Rolling Stones in 1993 na 31 jaar achter zich heeft gelaten, zijn het normale leven waarnaar hij blijkbaar al een hele tijd heeft verlangd en zoiets burgerlijks als echtelijk geluk daadwerkelijk weggelegd voor Bill Wyman, de stille Stone die inmiddels best wat heeft te vertellen.

Buddy Guy: The Blues Chase The Blues Away

PBS

‘Je speelt ‘m omdat je hem hebt’, doceert Buddy Guy over de blues. ‘Maar door ‘m te spelen raak je hem ook weer kwijt.’ Dat is meteen het motto van Buddy Guy: The Blues Chase The Blues Away (86 min.), een documentaire van Devin Chanda, Charles Todd en Matt Mitchener waarin het levensverhaal van de Amerikaanse zanger en bluesgitarist wordt gekoppeld aan de muziek, het levensgevoel, waaraan hij nu al een leven lang zijn hart heeft verpand.

George ‘Buddy’ Guy kan aanstekelijk vertellen over hoe hij in armoede opgroeide en katoen moest plukken in Lettsworth, Louisiana, en vervolgens in 1957 naar de bluesstad Chicago verkaste, om daar het vak te leren van cracks als Howlin’ Wolf en Muddy Waters. Pas toen hun muziek de oversteek maakte naar Europa en door Britse bands zoals The Rolling Stones, Cream en Led Zeppelin werd omarmd, kregen de Afro-Amerikaanse wegbereiders eindelijk de waardering die hen al zo lang toekwam. In hun midden en gepromoot door witte rockhelden ontwikkelde de volhouder zijn eigen uitzinnige gitaarstijl. ‘Hij zette de turbo van de blues aan’, stelt collega Carlos Santana daarover.

Deze stevig doortimmerde film – opgeluisterd met sfeervolle soloperformances, concertbeelden en fraaie schilderijen die het Afro-Amerikaanse bestaan in de (zuidelijke) Verenigde Staten verbeelden – pakt het bluesgevoel stevig bij z’n lurven. In intermezzo’s genaamd The Blues According To… krijgen (via archiefmateriaal) de pioniers Lightnin’ Hopkins, Muddy Waters en Willie Dixon en (in levende lijve) hun navolgers Eric Clapton, Carlos Santana, John Mayer, Kingfish en Gary Clark Jr. de gelegenheid om uit te drukken wat zij verstaan onder die vermaledijde blues – en hoe hun Buddy Guy die nu al een slordige zeventig jaar springlevend houdt. Als hij ooit sterft, blijft zijn gitaar huilen.

Om de man zelf, die al eens mocht optreden in het Witte Huis en toen de eerste zwarte president Barack Obama verleidde om een stukje te zingen van de evergreen Sweet Home Chicago, te parafraseren over de blues: je krijgt ‘m als Buddy speelt. Ook al heb je hem niet hebt of nooit eerder gehad. En je wilt ‘m daarna niet meer kwijt.

Un Président, l’Europe Et La Guerre

VPRO

36 Dagen zijn er nog te gaan op vrijdag 19 januari 2022 voordat Rusland Oekraïne binnenvalt. De Franse president Emmanuel Macron wordt namens zijn land voorzitter van de Europese Unie. Als documentairemaker Guy Lagache bij hem aansluit voor Un Président, l’Europe Et La Guerre (114 min.), een vlieg op de muur-film waarmee de achterkant van die oorlog in beeld wordt gebracht, is duidelijk dat Macron de situatie direct als bijzonder ernstig inschat. Tijdens een persoonlijk onderhoud met de Russische leider Vladimir Poetin in Moskou, zeventien dagen voor D-Day, probeert hij het tij te keren.

Tevergeefs, zoals we nog altijd dagelijks kunnen waarnemen. Tijdens een gesprek van ruim vijf uur, tegenover elkaar gezeten aan een wel heel lange tafel, bereiken de twee wereldleiders helemaal niets. Ook een navolgend telefoongesprek levert onder de streep weinig op. Het is desondanks fascinerend om via medewerkers van Macron mee te luisteren naar de pas de deux tussen de ogenschijnlijk amicale ‘Emmanuel’ en ‘Vladimir’. Ze lijken zelfs een principeakkoord te bereiken over een topontmoeting met de Amerikaanse president Biden. Die zal er alleen nooit komen.

Lagache mag tevens aanhaken bij bilateraaltjes van Macron met zijn ambtgenoten Olaf Scholz (Duitsland), Mario Draghi (Italië) en Boris Johnson (Groot-Brittannië) en tijdens persoonlijk contact met de Oekraïense president Volodymyr Zelensky. ‘Ben je zelf veilig?’ wil de Franse president weten van zijn collega die zomaar een oorlog in is gesleurd. ‘Niemand in Kiev is op dit moment helemaal veilig’, antwoordt die uiteindelijk. In de stad kunnen zich zomaar vijandige krachten bevinden, waaronder handlangers van de Russen die het op hem persoonlijk hebben gemunt.

Guy Lagache blijft in de navolgende maanden Europa’s pogingen documenteren om Poetin, bijvoorbeeld met economische sancties, verder onder de druk te zetten en de crisis te bezweren. Deze geopolitieke powerplay met een onberekenbare opponent, en de achterliggende diplomatie en onderhandelingen, wordt van context voorzien door de Franse topdiplomaat Emmanuel Bonne. Naarmate de film vordert krijgt hij steeds nadrukkelijker de rol van getuige-deskundige bij de humanitaire en politieke ramp die zich tijdens Frankrijks voorzitterschap ontwikkelt.

Op Dag 113 van de oorlog, woensdag 16 juni, brengen Macron en enkele andere regeringsleiders een bliksembezoek aan Kiev om Oekraïne een hart onder de riem te steken. Daar eindigt deze sobere maar doeltreffende film, waarin geregistreerde scènes bijeen worden gehouden met verbindende teksten, een subtiele soundtrack en korte interviewtjes ter plaatse. De filmmaker bevraagt zijn hoofdpersoon dan nog eens indringend over hoe hij Vladimir Poetin (tevergeefs) heeft proberen in te dammen. Waarom blijft Macron praten met iemand die duidelijk niet voor rede vatbaar is of wil zijn?

Innocence

Autlook

Het pad naar volwassenheid loopt in Israël via het leger. Iedere achttienjarige wordt geacht om zijn dienstplicht te vervullen. Jongens drie jaar, meisjes twee. De voorbereiding begint echter al veel eerder, toont de Israëlische regisseur Guy Davidi, die zijn eigen diensttijd als traumatisch heeft ervaren, in Innocence (101 min.). Jonge kinderen leren op school bijvoorbeeld al dat groen de kleur van het leger is, worden aangemoedigd om tekeningen van soldaten of tanks te maken en krijgen voortdurend te maken met het gevaar dat hun volk bedreigt of heeft bedreigd.

Toch worstelen sommige Israëlische jongeren met de verplichting om militair te worden. Met homevideo’s en persoonlijke brieven, ingesproken door stemacteurs, introduceert Davidi enkele van deze soldaten tegen wil en dank. Zij twijfelen openlijk over hun dienstplicht – of kunnen hun weerzin daartegen nauwelijks onderdrukken. Het zal niet goed met hen aflopen, vertelt de filmmaker, die eerder als coregisseur betrokken was bij een verpletterende aanklacht tegen Israëls nederzettingenbeleid op de Westelijke Jordaanoever (Five Broken Camera’s), er meteen bij.

‘Hier, in het leger, realiseer je je dat je twee opties hebt’, schrijft Ron Adler tijdens de vervulling van z’n dienstplicht bijvoorbeeld aan zijn ouders. ‘Een goede frontsoldaat zijn. Of een goed mens.’ Hij krijgt volgens eigen zeggen het zogenaamde ‘brothers in arms’-gevoel, dat schijnt te horen bij het leger, maar niet te pakken en schaamt zich intussen kapot wanneer collega’s dingen zeggen als: de enige goede Arabier is een dode Arabier. Dáár, tijdens het bereiken van de jaren des onderscheids, wil Adler maar zeggen, verliest Israëls jeugd collectief zijn onschuld.

Guy Davidi verbindt de zielenroerselen van zulke bezwaarde brievenschrijvers, en privéfilmpjes waarin zij ondertussen uitgroeien tot jongvolwassenen, met scènes van kinderen en tieners die worden klaargestoomd voor hun periode bij de krijgsmacht, trainingen van nieuwe rekruten en het uiteindelijke resultaat van dat vormingswerk: Israëls leger in actie. In deze wereld, met z’n druk om je ondergeschikt te maken aan het grotere ideaal of gemeenschappelijke belang, lijkt geen ruimte voor het vormen van een eigenstandig oordeel of ethische bezwaren. Iedereen loopt in de pas.

Het is een constructie die tot reflectie noopt: is een volk dat collectief onder de wapenen moet niet automatisch geneigd om bij conflicten ook zijn toevlucht tot die wapens te nemen? En hoe kan zo de vicieuze cirkel van geweld, waarin het land al sinds jaar en dag is verwikkeld, worden doorbroken?

Eat The Rich: The GameStop Saga

Netflix

Hedgefondsen als Citadel, Point72 en Melvin Capital weten het zeker: GameStop gaat kapot. En dat is, tenminste in de wereld van het aasgierkapitalisme, een geweldige kans om eens goed binnen te lopen. De fondsen besluiten om aandelen van de Amerikaanse videogameketen te ‘short sellen’. Met andere woorden: aandelen van hun klanten te verkopen, zodat ze die straks goedkoper kunnen terugkopen voor hen. En het verschil, dat al snel ettelijke miljoenen kan belopen, is dan voor henzelf.

Dat er intussen wellicht een bedrijf onderuit gaat, medewerkers op straat komen te staan en hele gezinnen hun huis kwijtraken, soit. Dat is nu eenmaal the (p)art of the deal. Daarmee hebben deze nietsontziende roofdieren echter buiten Robinhood (!) gerekend, een app waarmee kleine beleggers in aandelen kunnen handelen. In hun eigen Reddit-groep WallStreetBets besluiten ze, aangevuurd door hun eigen deskundige ‘Roaring Kitty’, om tegen de markt in te gaan beleggen. Zij beginnen en masse GameStop-aandelen te kopen. En daarmee worden de rollen ineens omgedraaid.

De driedelige docuserie Eat The Rich: The GameStop Saga (109 min.) reconstrueert hoe de kleine investeerders zo in 2020, in het hart van de COVID-19 pandemie, ineens al die dik/duurbetaalde hedgefondsmanagers schaakmat zetten – en daarmee het complete systeem onderuit dreigen te halen. Want zij moeten de verkochte aandelen nu ineens tegen een veel hogere prijs terugkopen. ‘Dit is de gameficatie van de markt’, zegt hun aartsvijand Andrew Left van Citron Research (in WallStreetBet-taal: Shitron Research). Of zoals Washington Post-journalist Taylor Lorenz het dramatisch formuleert: ‘Laten we de economie vernietigen.’

Regisseur Theo Love roept voor deze miniserie de hulp in van allerlei beursdeskundigen, probeert ingewikkelde financiële materie met hen in Jip & Janneke-taal te vatten en laat verteller Guy Raz alle elementen vervolgens met ontzettend veel humor en allerlei beeldgrapjes bij elkaar brengen. Zo creëert Love (die eerder een soortgelijke ‘tone of voice’ aansloeg in McMillions en The Legend Of Cocaine Island) een onweerstaanbaar Davids tegen Goliath-verhaal, waarin al die kleine luyden – een doodgewoon gezinnetje, dolkomisch rapgroepje of karikaturale would be-influencer bijvoorbeeld – de show stelen.

En dan, als donderslag bij heldere hemel, blijkt het ineens niet meer mogelijk te zijn om GameStop-aandelen te kopen, waardoor al die kleine beleggers alsnog het onderspit dreigen te delven. Paniek om niks of toch grove marktmanipulatie? En zo ja, door wie- dan? Dat zijn de vragen waarmee deze bijzonder vermakelijke en toch wel degelijk serieus te nemen serie, over een volstrekt amorele wereld die meer dan eens de geur van gebakken lucht afgeeft, op zijn ontluisterende einde afstevent.

JFK: Destiny Betrayed

Hij heeft de schijn enigszins tegen. In de speelfilm JFK uit 1991 tuigde Oliver Stone met veel bravoure een enorm complot op rond de moord op de Amerikaanse president John F. Kennedy op 22 november 1963. Lee Harvey Oswald, die in het officiële onderzoek van The Warren Commission werd aangemerkt als de ‘lone gunman’, zou in werkelijkheid slechts een zondebok zijn geweest. JFK was in Stone’s vertelling uit de weg geruimd door een samenzwering van de CIA, maffia en anti-Castro activisten.

Oliver Stone’s paranoïde real life-thriller, waarin fictie en non-fictie virtuoos werden vervlochten, veroorzaakte heel wat commotie en dwong de Amerikaanse overheid in de navolgende jaren om allerlei officiële documenten rond de moord vrij te geven. Voor Stone is dat aanleiding om de zaak opnieuw onder de loep te nemen in de vierdelige docuserie JFK: Destiny Betrayed (236 min.). Bewandelt hij daarin het welbekende pad? Geeft hij ongelimiteerd een podium aan gestaalde complotdenkers? Of durft de befaamde regisseur ook zijn oorspronkelijke aannames kritisch te bevragen (en is hij zelfs bereid om zo nodig op zijn schreden terug te keren?)

De gebeurtenissen voor en na de moord op Kennedy, waarbij de actrice Whoopi Goldberg als verteller fungeert, roepen nog altijd veel vragen op. En die worden ook allemaal weer gesteld: over Oswalds vermeende wapen, zijn alibi, ’s mans avonturen in de Sovjet-Unie, de zogenaamde Zapruder-film van de moord, Kennedy’s autopsie, de liquidatie van Oswald zelf, diens connectie met extreemrechtse figuren en de zeer omstreden ‘magic bullet theory’ (de basis voor de officiële conclusie dat de president door één enkele schutter zou zijn gedood). Ondanks wat nieuw bewijsmateriaal verkoopt Stone hier toch vooral oude wijn in nieuwe zakken, verteld bovendien door usual suspects en een nieuwkomer zoals de zoon van John Kennedy’s eveneens vermoorde broer en minister van justitie Bobby Kennedy. Deze Robert Kennedy Jr. heeft in de afgelopen jaren overigens een geduchte reputatie als complotdenker opgebouwd.

Een update van Stone’s eigen speelfilm dus, waarvan hij soms ook gewoon een ronkende scene gebruikt. Definitieve antwoorden blijven uit. Natuurlijk. In de Kennedy-moordzaak, de moeder aller complottheorieën, is er inmiddels zóveel rook dat het vrijwel onmogelijk is om vast te stellen waar het vuur is – áls er al ooit vuur is geweest (behalve een schokkende politieke aanslag). Het interessantst wordt deze miniserie als Oliver Stone zich richt op Kennedy’s buitenlandbeleid, waarbij Donald Sutherland (Mr. X uit JFK) de voice-over verzorgt. De jonge politicus kwam al vóór zijn presidentschap in botsing met hardliners binnen de Amerikaanse overheid, die een veel agressievere politiek voorstonden. En de CIA, de buitenlandse inlichtingendienst, speelde daarin weer een sleutelrol.

Daar vindt Stone, die Kennedy overigens wel erg veel idealisme toedicht, ook nog altijd het motief voor de moord. Dat klinkt ronduit grotesk: een overheidsdienst die zijn eigen ‘commander in chief’ uit de weg ruimt. Tegelijkertijd hield de CIA zich in diezelfde periode zonder twijfel bezig met vuile zaakjes. De pogingen om Fidel Castro, de communistische leider van Cuba, koud te maken zijn inmiddels uitgebreid gedocumenteerd. En de buitenlandse veiligheidsdienst zou ook betrokken (kunnen) zijn geweest bij de moord op de Congolese president Patrice Lumumba, het fatale vliegtuigongeluk van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties Dag Hammarskjöld en – later – het afzetten van de Chileense president Salvador Allende. De CIA was zeker – daarover kan geen misverstand bestaan – in staat om tegenstanders uit de weg te ruimen.

Of de moord op John F. Kennedy een ingenieus complot was of toch het werk van een doorgedraaide eenling? Voor een buitenstaander is dat nauwelijks vast te stellen. Duidelijk is dat Oliver Stone nog altijd op hetzelfde spoor zit als ruim twintig jaar geleden, vooral nieuw bewijs heeft gezocht voor zijn eigen theorieën (bijvoorbeeld een schaduwkiller, Thomas Arthur Vallee, met min of meer hetzelfde profiel als Oswald) en geen serieuze poging heeft gedaan om de kritiek daarop ook te incorporeren.

Phat Tuesdays: The Era Of Hip Hop Comedy

Prime Video

In de nasleep van de Rodney King-rellen in Los Angeles startte Guy Torry begin jaren negentig een speciale avond met louter zwarte comedians in The Comedy Story. Dat podium zou een springplank worden voor een nieuwe generatie Afro Amerikaanse stemmen, zoals Martin Lawrence, Chris Tucker en Kevin Hart.

In de driedelige serie Phat Tuesdays: The Era Of Hip Hop Comedy (158 min.) kijkt Reginald Hudlin met de fine fleur van de Amerikaanse stand-upcomedy terug op die glorieperiode. ‘Guy stuurde een groep jonge, zwarte professionals aan’, vertelt comedian Dave Chappelle bijvoorbeeld. ‘Er zaten wat gangsterrappers bij, maar het was een eclectisch gezelschap. Zoals het leven van zwarte Amerikanen ook divers is. Het was geen eenheidsworst. De één was naar Harvard geweest, een ander naar de gevangenis.’

Phat Tuesday was voor hen een vuurdoop, vertellen entertainers als Steve Harvey, Tiffany Haddish, Cedric The Entertainer, Snoop Dogg en Regina King. Want Will Smith, Magic Johnson of Prince konden zomaar in de zaal zitten. En een zwart publiek is sowieso geen gedwee publiek. Een beleefd applaus hoef je als halfbakken grappenmaker niet te verwachten. Als het hen niet bevalt, laten ze dit op niet mis te verstane wijze merken. Ze beginnen misprijzend te kijken, draaien zich demonstratief van je af of roepen iets in de trant van: ‘Heb je ook nog wat leuks, gast?’

In de kantlijn worden er af en toe ook min of meer serieuze thema’s behandeld – seksisme, transcomedians en ‘bomben’, de plank helemaal misslaan, bijvoorbeeld – maar deze miniserie is eerst en vooral een ongegeneerde viering van de zwarte humor. Met veel sterke verhalen, popi jopi-gedrag en snelle grappen.

A Genuine Forger

Guy Ribes maakte geen kopieën van Picasso, Chagall of Modigliani. Hij kopieerde gewoon hun werkwijze en gaf er vervolgens een eigen draai aan. Zo ontstonden in ruim dertig jaar duizenden pastiches – niemand weet precies hoeveel – eigen kunstwerken die perfect in het oeuvre van wereldberoemde kunstenaars pasten. Verduiveld knap. En volstrekt illegaal, dat ook. Want ze werden natuurlijk verhandeld als echte Picasso’s, Chagalls of Modigliani’s.

In de documentaire A Genuine Forger (88 min.) van Jean-Luc Leon uit 2016 vertelt Ribes zijn complete levensverhaal en demonstreert hij tevens hoe hij te werk gaat, als een echte ambachtsman. Hij laat het effe zien. Zo maak je een vroege Picasso. Fernand Léger is met een beetje goede wil ook best te doen. En bij Matisse moet je hierop letten. Zoals Ribes het uitlegt, lijkt het heel gemakkelijk. Goud geld verdienen, met enkele uurtjes werk. En dat de schilderijen niet ‘echt’ zijn doet in wezen niets af aan de kwaliteit of schoonheid ervan.

Waar zijn werk uiteindelijk is beland? De rechtbank van Créteil staat er in elk geval mee vol. Alles moet worden vernietigd. Tegelijk zijn Ribes schilderijen ook doorgedrongen tot privécollecties, veilinghuizen en musea. Dat ligt echt heel gevoelig. Sommige werken die hij zich nu toe-eigent mogen dan ook niet worden getoond in deze film. Anders sneuvelen er reputaties van connaisseurs, krijgen Ribes’ handlangers met justitie te maken en gaan de bezitters ervan gigantisch de boot in – of beter: wordt publiekelijk bekend dat ze erin zijn gestonken.

De schimmige wereld van kunstvervalsingen is al vaker en ook met meer bravoure binnenstebuiten gekeerd dan in deze wat stroperige film. Guy Ribes is een interessant personage, maar hij krijgt wel erg veel ruimte om zijn relaas te doen. Waarbij het punt dat de Fransman maakt steeds min of meer hetzelfde is: hij was onderdeel van een systeem, dat nog veel meer fake-schilderijen heeft afgeleverd. Een deel ervan houdt zich verborgen in ‘s werelds kunstcollecties.

Een scherpere selectie zou deze film, waarin ook kunstkenners, handelaren en medewerkers van justitie aan het woord komen, een stuk puntiger hebben gemaakt. Zodat Ribes’ wonderlijke ambacht krachtiger over het voetlicht komt.