The Mystery Of D.B. Cooper

HBO

Al 31 jaar loopt hij door de heuvels en bossen rond Seattle. Op zoek naar de parachute van D.B. Cooper. Want voormalig beroepsmilitair Jerry Thomas is ervan overtuigd dat de man zelf de val onmogelijk kan hebben overleefd. Cooper sprong op 24 november 1971 uit een Boeing 727, nadat hij die met een bom had gekaapt. De ‘skywalker’ vertrok met 200.000 dollar losgeld en werd nooit meer gezien.

Bijna een halve eeuw later is The Mystery Of D.B. Cooper (85 min.) nog altijd onopgelost. Verdachten genoeg. Volgens Jo Weber, en haar souffleur Tim Collins, heeft haar echtgenoot op zijn sterfbed bekend dat hij Dan Cooper was. National Guard-lid Ben Anjewierden is er dan weer van overtuigd dat zijn collega Richard Floyd McCoy, die vijf maanden later een ander vliegtuig kaapte, de dader moet zijn. Of was het toch Barbara Dayton, een vrouw die vroeger als man door het leven ging en haar geslachtsoperatie zou hebben bekostigd met de buit?

En zo lopen er nog veel meer Amerikanen met hun eigen D.B. Cooper-theorie rond, stuk voor stuk overtuigd van hun eigen gelijk. De Britse documentairemaker John Dower baant zich met veel bravoure en humor een weg door alle scenario’s en portretteert tegelijkertijd de bijbehorende getuigen, amateurdetectives en schrijvers. Met gedramatiseerde scènes illustreert hij bovendien hun ‘herinneringen’ en Coopers kamikazemisdrijf dat via interviews met een stewardess, copiloot en passagier van de roemruchte vlucht en een FBI-agent die de zaak onderzocht nog eens zorgvuldig wordt gereconstrueerd.

Al blijft het de vraag of het er in deze kostelijke true/fake crime docu uiteindelijk toe doet wie werkelijk de waarheid vertelt en wie er een Ape Sandwich probeert te verkopen.

Netflix is inmiddels ook in de ‘Cooper-draaikolk’ terecht gekomen met de vierdelige serie D.B. Cooper: Where Are You?!.

Lourdes

Zeker drie miljoen mensen maken jaarlijks de pelgrimstocht naar het Franse bedevaartsoord Lourdes (90 min.), meldt de begintekst van deze documentaire. Sinds 1858 zou dit hebben geresulteerd in zo’n zevenduizend onverwachte genezingen. Zeventig ervan worden officieel als wonder erkend door het Vaticaan.

In de stoet gelovigen die dagelijks voorbijtrekt aan de grot van Massabielle, waar de Heilige Maagd Maria in de negentiende eeuw zou zijn verschenen aan de veertienjarige Bernadette Soubirous, bevinden zich mensen met allerlei aspiraties en verwachtingen. In de hoop dat zij als wonder 71 de geschiedenisboeken ingaan, of anders worden geboekstaafd als herstelgeval 7001. Hun bedevaart lijkt een uiting van oprechte (wan)hoop.

Daar – op de plek waar wonderen (moeten) gebeuren, verlichting van alle kwalen kan worden verkregen of op zijn minst vergeving voor ieders zonden wordt verleend – liggen de verhalen natuurlijk voor het oprapen. Op elke straathoek is iemand met een tot de verbeelding sprekend persoonlijk relaas te vinden. Zulke Lourdes-verhalen zijn al veel vaker verteld, maar niet vaak zo sfeervol, van dichtbij en met oog voor detail en drama als in deze film.

De documentairemakers Thierry Demaizière en Alban Teurlai introduceren bijvoorbeeld een gehandicapte man die als kind uit huis ontsnapte en vervolgens werd geschept door een voertuig. Het jongetje dat met zijn vader gaat bidden voor zijn doodzieke kleine broertje. Een man in een rolstoel met de progressieve spierziekte ALS die nog altijd op herstel hoopt. Een tienermeisje dat lijdt onder online pesterijen. En de oudere mannelijke prostituee uit Parijs, die altijd nog eens misdienaar had willen zijn.

Stuk voor stuk bidden ze tot de Heilige Maagd. Deze persoonlijke gebeden, waarvan het audio zéér intiem is vastgelegd, behoren tot de meest overtuigende elementen van een stemmige film, die de massale devotie in het Franse stadje van allerlei verschillende gezichten voorziet. Demaizière en Teurlai werken uiteindelijk toe naar een bijna sacrale slotscène, waarin hun hoofdpersonages mogen baden in ijskoud water uit de heilige grot.

En dan zit de bedevaart naar Lourdes er alweer op, zo op het eerste gezicht zonder wonderbaarlijke genezingen.

President

Final Cut For real / Henrik Ibsen

Als president Robert Mugabe, die Zimbabwe bijna veertig jaar met ijzeren hand regeerde, in 2017 wordt gedwongen om af te treden, lijkt de weg vrij voor oppositieleider Morgan Tsvangirai. Een kleine vier maanden voor de verkiezingen van 2018 bezwijkt hij echter aan kanker. Zijn positie wordt ingenomen door de veertigjarige advocaat Nelson Chamisa. Hij moet het opnemen tegen vicepresident Emmerson Mnangagwa, een man die tientallen jaren Mugabe’s rechterhand was en met de hand op het hart heeft beloofd dat er eerlijke verkiezingen komen. Nu wel.

Maar of die belofte ook daadwerkelijk garandeert dat de nieuwe President (133 min.) van het Afrikaanse land op een faire manier wordt gekozen? De Deense regisseur Camilla Nielsson sluit aan bij Chamisa’s campagne en kijkt of de democratie in Zimbabwe, die ze eerder al gadesloeg in de boeiende documentaire Democrats (2014), standhoudt als de gemoederen steeds verder verhit raken. Daarbij stuit ze ook heel even op Paul Mangwana en Douglas Mwonzora, de twee juristen die in haar eerdere film namens regeringspartij ZANU-PF en oppositiepartij MDC samen een nieuwe grondwet probeerden te schrijven. Het land lijkt sindsdien niet veel te zijn opgeschoten.

Nielssons observerende documentaire is een Afrikaanse variant op klassieke campagnefilms zoals PrimaryThe War Room of Weiner. President speelt zich alleen niet af in een min of meer stabiele westerse democratie, maar in een land dat al decennia leeft onder het juk van een dictatoriale leider. Dat is voelbaar in elk shot: pogingen om de verkiezingen te manipuleren zijn veel minder subtiel en verhullen ook nauwelijks dat er zo nodig nog veel grovere middelen zullen worden ingezet om het beoogde resultaat te bereiken. De dreiging van geweld, die voortdurend boven de markt hangt, zal uiteindelijk ook daadwerkelijk uitmonden in rellen, waarbij politie en leger zich bepaald niet onbetuigd laten.

Zo toont deze indringende film van zeer dichtbij hoe geschiedenis zowel wordt gemaakt als herhaald en levert die tevens bewijsmateriaal van hoe democratische verkiezingen als dekmantel kunnen worden gebruikt om een autoritair regime te legitimeren.

Yab Yum

Wat gebeurt in Yab Yum (75 min.), blijft in Yab Yum. De meeste oud-medewerkers van het vermaarde Amsterdamse bordeel hullen zich bijvoorbeeld nog altijd in stilzwijgen over de toenmalige clientèle. Want er kwam van alles: internationale beroemdheden, Bekende Nederlanders, vermaarde zakenmensen, het halve Saoedische koningshuis én de topcriminelen over wie sindsdien boeken zijn geschreven en films gemaakt.

En daar praten de voormalige eigenaar Theo Heuft en zijn manager, barkeepers, portier en gastvrouwen liever al helemaal niet over. Want de Amsterdamse penoze begon de exclusieve gelegenheid aan de Singel op een gegeven moment als zijn eigen clubhuis te beschouwen. En daarmee was het lot van de club bezegeld. Yab Yum verwerd tot een plek waar schimmige deals werden beklonken, zwart in wit geld veranderde en vetes tot heftige confrontaties konden leiden.

In het Amsterdamse grachtenpand, waar de kogelgaten nog in het plafond zitten, leidt Anna Maria van ’t Hek haar gesprekspartners door het woelige verleden van de chique club; van de jaren van vrijheid blijheid via de doemtijd van het AIDS-virus naar de verstikkende wurggreep van de onderwereld. De filmmaakster omkleedt hun smeuïge herinneringen met een zinnenprikkelende verbeelding van Yab Yums geleidelijke aftocht naar de hel, waar boosaardige engelen voortaan de dienst zouden uitmaken.

En wat al die oud-medewerkers niet over hun lippen krijgen, wordt ingevuld door voormalig politiewoordvoerder Klaas Wilting, die namen en rugnummers geeft bij de onvermijdelijke neergang van wat eens ‘het beroemdste bordeel van de wereld’ was. Onvermijdelijk, want bordelen lijken van lieverlee altijd in verkeerde handen te belanden. Sommige sprekers in deze boeiende documentaire blijken de teloorgang nog altijd te betreuren. Als het kon, zouden ze zo weer aan de bar plaats nemen tussen de klanten die alleen al 75 gulden hadden afgetikt om binnen te mogen.

Om naar ‘boven’ te mogen met een ‘dame’ kwamen daar nog gauw enkele honderden guldens bij. Voor ‘een beetje jeuk aan je snikkel en één vingerhoedje stijfsel’, zouden de Klisjeemannetjes zeggen. Maar daarmee zou dit hoogwaardige etablissement gelijkgeschakeld worden met een ordinair bordeel en, in elk geval volgens de direct betrokkenen, danig tekort worden gedaan.

A Glitch In The Matrix

Deze film kan zomaar zijn ontsproten aan het brein van sciencefiction-schrijver Philip K. Dick, de man die ons onvergetelijke dystopische werelden voorschotelde in Blade Runner, Minority Report en Total Recall. Sterker: in zekere zin is dat ook zo. Het startpunt is in elk geval een speech die Dick voor een Frans publiek gaf in 1977. Over zijn ‘preoccupatie voor pluriforme pseudo-werelden’.

Kern van deze film is – denk ik, maar dat is niet mijn meest in het oog springende kwaliteit – de hypothese dat de werkelijkheid waarin we denken te leven in realiteit ook wel eens een groots opgezette simulatie kunnen zijn. Dat klinkt als de clou van een baanbrekende sciencefiction-klassieker van dik twintig jaar geleden. En dat klopt: deze documentaire heet niet voor niets A Glitch In The Matrix (108 min.).

De zinsbegoochelende film van Rodney Ascher refereert ook aan dat gevoel wat je als kind kunt hebben – ik tenminste wel, en mijn voorstellingsvermogen is nooit héél erg groot geweest – dat de wereld alleen bestaat als en op het moment dat jij erin participeert. Zodra je iets de rug toekeert, verdwijnt ‘t. Om pas weer tot leven te komen, als jij besluit om je toch nog een keer om te draaien.

Deze docu, die ik voor het gemak ga opzadelen met de term ‘mindfuck’ – want al te veel fantasie is mij ook nooit gegeven – is niet voor niets vormgegeven als een soort mixture van een videogame, virtual reality en het dark web, waarin originele gedachtenexercities, filosofische bespiegelingen en baldadige luchtfietserij samenkomen in een wereld die wel eens geheel verzonnen zou kunnen zijn. Of niet.

Natuurlijk is de film gelardeerd met filmscènes, animaties en games, wordt de voice-over verzorgd door een computerstem en is het geheel dichtgesmeerd met plastic synthmuziek. Alle ‘mensen’ die aan het woord komen zijn bovendien getransformeerd in geanimeerde personages die zo weggelopen zouden kunnen zijn uit/naar – daar wil ik even vanaf zijn, anders loopt mijn brein er weer op vast – een sci-fi horrorfilm van hooguit B-garnituur.

A Glitch In The Matrix heeft een paranoïde feel en werpt elementaire vragen op over realiteit, psychische gezondheid en moraliteit. Probeer ze alleen maar eens te vangen. Het kostte mij – mijn geest heeft inmiddels de draaicirkel van een aftandse tractor – net zoveel moeite als kandidaten van de Ted Show, die willekeurig uit het plafond vallende staven te pakken moesten krijgen; je hebt net zo vaak prijs als dat je lucht vangt.

En met dat gevoel moet je als eenvoudige kijker – als je het vaak doet, word je er niet per definitie ook beter in – maar zien te dealen. Een oplossing zou kunnen zijn: snel proberen te vergeten. Of: je er helemaal in verliezen, zoals veelkijkers van The Matrix en Inception gebeurt. Dan kan de realiteit alleen óók een dystopie worden. Zoals het relaas van Joshua Cooke aantoont, de naargeestige apotheose van deze ontregelende film.

Philip K. Dick had het niet beter kunnen verzinnen, zou ik zeggen – als ik om woorden verlegen zou zitten. En als hij dat ook niet gewoon heeft gedaan.

Life In A Day 2020

YouTube

324.000 video’s uit 192 landen. Allemaal gefilmd op één en dezelfde dag: 25 juli 2020. Op de kop af tien jaar en één dag na 24 juli 2010, het etmaal dat werd vereeuwigd in de eerste Life In A Day-documentaire. En nu is er dus weer zo’n momentopname: Life In A Day 2020 (86 min.), vastgelegd door talloze aardbewoners, samengesteld door filmmaker Kevin Macdonald en mede mogelijk gemaakt door zijn vermaarde collega Ridley Scott.

Dit is zo’n film die in een kluis kan worden opgeborgen, om daar te wachten op toekomstige generaties die het zich nauwelijks meer kunnen voorstellen hoe het was om te leven in 2020, het jaar dat COVID-19 de wereld in zijn greep kreeg. Want het virus steekt steeds weer de kop op in deze hartveroverende weerslag van een collectieve ervaring: mens zijn aan het begin van de 21e eeuw.

Zo laat een moeder beelden zien van hoe ze met haar zoon in de originele film uit 2010 figureerde. Ze probeert de tiener daarin uit bed te krijgen en spoort hem aan om zijn kamer op te ruimen. ‘Dat was mijn zoon tien jaar geleden’, zegt ze. Ze zet de video stil. ‘En hier is mijn zoon nu.’ De vrouw richt haar camera op een urn, midden in de woonkamer. ‘Hij is voor altijd hier, in ons huis.’ Alex is ten prooi gevallen aan het Coronavirus.

Toch is Life In A Day 2020 beslist niet alleen een COVID-document. Het gewone leven gaat immers door. De liefde bijvoorbeeld. In de hele wereld wordt gezoend, de liefde verklaard, een huwelijksaanzoek gedaan (en afgewezen), gevreeën en uit elkaar gegaan. Allemaal voor de camera. Want ook dat is 2020: alles en iedereen filmt of laat zich filmen en is zich daar ook maar al te goed bewust van.

Hoewel deze caleidoscopische docu geen echte hoofdpersonen kent en thematisch is opgebouwd – via afwisselend vrolijke, wonderschone en aangrijpende sequenties – keert een enkeling wel meerdere malen terug in de film. De gedreven treinenspotter die een challenge is aangegaan bijvoorbeeld. Het stel dat dolgraag kinderen wil. Of een Amerikaanse man die noodgedwongen vanuit zijn auto is gaan leven.

Zij worden evenwel nooit meer dan toevallige passanten, vertegenwoordigers van een mensheid die hier, ondanks alles wat er op deze hele gewone julidag misschien tegenzat, een enorme joie de vivre uitstraalt. Life In A Day 2020 werkt zo (on)bedoeld als hart onder de riem en geeft in deze onwerkelijke tijden een zeker vertrouwen voor de komende tien jaar, als ongetwijfeld Life In A Day 2030 op stapel staat.

The Dissident

Het begint bijna een trend te worden: meerdere Amerikaanse documentaires over één en hetzelfde onderwerp, die binnen een kort tijdsbestek worden uitgebracht. Na concurrerende films over Trump-fluisteraar Roy Cohn, misbruik in de Amerikaanse turnwereld en zangeres Whitney Houston zijn er nu twee ambitieuze producties over de moord op de Saoedische journalist Jamal Khashoggi: eerst Kingdom Of Silence van Rick Rowley, geproduceerd door het bedrijf van Alex Gibney. En nu The Dissident (117 min.) van Bryan Fogel, die met zijn vorige film Icarus, over het Russische dopingschandaal, een Oscar won.

Fogels voornaamste troeven zijn Jamal Khashoggi’s verloofde Hatice Cengiz en zijn jongere vriend Omar Abdulaziz Akzahrani, die samen met hem (online) de strijd aanbond met het huidige Saoedische regime. Behalve hun herinneringen aan de man en aan wat zij aan zijn zijde meemaakten hebben ze ook audio-opnamen van persoonlijke telefoongesprekken en appverkeer beschikbaar gesteld. Die geven echt inzicht in Khashoggi’s belevingswereld en hoe hij steeds nadrukkelijker de hete adem van de wraakzuchtige Saoedische kroonprins Mohammad bin Salman (MBS) in zijn nek begint te voelen.

Ook het gevecht op sociale media om de befaamde dissident monddood te maken of juist een stem te geven krijgt een prominente plek en is met animaties meeslepend verbeeld in deze sowieso bijzonder vet vormgegeven film. Deze tweede Khashoggi-docu concentreert zich daarnaast vooral op het onderzoek naar de marteling en moord, met daarin ook een prominente rol voor enkele medewerkers van het Turkse justitieapparaat. Zij hebben de gruwelijke gebeurtenissen op 2 oktober 2018 op het Saoedische consulaat in Istanboel tot in detail uitgespit.

Khashoggi’s complexe levensloop, zijn positie in de recente historie van Saoedi-Arabië en de ingewikkelde relatie van dat land met de Verenigde Staten (van president Donald Trump) worden in Kingdom Of Silence, dat de kwestie meer met een helikopterview bekijkt, echt beter uitgediept. De Jamal Khashoggi van The Dissident lijkt vooral een typische Hollywood-held: een koene ridder, zonder smetjes of krasjes, die zich met gevaar voor eigen lijf en leden verzet tegen dictatoriale tendensen in zijn geboorteland. Hoewel ook Bryan Fogel dus een knap gemaakte en enerverende documentaire over deze onverkwikkelijke kwestie heeft afgeleverd, verdient Rick Rowleys film daardoor toch de voorkeur.

Gunda

Periscoop

Gunda (93 min.) ligt uitgeteld op haar zij. Ze is net te zien door een opening van de schuur. Minutenlang gebeurt er ogenschijnlijk niets. En dan kruipt er ineens een biggetje over het moedervarken heen. Nog één. En nog één. Twaalf in getal. De zoektocht naar de tepel kan beginnen. Het gevecht om melk. En daarna het leven.

De openingsscène voor deze nieuwe film van Victor Kossakovsky zet direct de toon: dit wordt een (vrijwel) mensloze film. Aandachtig observeert de vermaarde Russische regisseur hoe de zeug Gunda op een Noorse boerderij haar kroost grootbrengt. Ze worden gezoogd, gestimuleerd en zo nodig ook gecorrigeerd. Zodat ze zich straks kunnen redden te midden van de koeien, een eenbenige kip en die kolossale trekker.

Kossakovsky vangt die ontwikkeling met intieme shots in sprekend zwartwit, waardoor de dieren echt tot leven komen en zich kunnen ontwikkelen tot volwaardige filmpersonages, waaraan met gemak allerlei menselijke gedachten en gevoelens kunnen worden toegedicht. Tegelijkertijd is Gunda een compromisloze film die dwingt om aandachtig te kijken. Bankhangers, met één hand in de zak borrelnoten en een half oog op hun mobiele telefoon, haken onherroepelijk af. En snel ook, waarschijnlijk.

Deze documentaire vraagt aandacht en ausdauer en betaalt zich alleen dan uit. In onbetaalbare scènes, om te beginnen: de kip die stuit op een hek, koeienogen met de onvermijdelijke vliegen erin of Gunda happend naar regen. En, uiteindelijk, als een buitengewoon fraai eerbetoon aan de zegeningen van moeder natuur.

Zappa

Piece Of Magic

In het huis dat hij ooit bewoonde is in een aparte vleugel zijn complete oeuvre opgeslagen. De weerslag van bijna 53 jaar Frank Zappa. Méér dan een mensenleven eigenlijk kan bevatten. Regisseur Alex Winter kreeg voor deze definitieve biografie toegang tot het persoonlijke archief van de muzikant, provocateur en ‘experimentalist’ Zappa (129 min.), die in 1993 na een veelbewogen leven en carrière zijn laatste adem uitblies.

De dwarse Amerikaan was een genre op zich, wars van gebaande paden en de mainstream. Creatief, gedreven en bijzonder eigenzinnig. Nooit tevreden ook. De muziek die hij maakte klonk nooit zo mooi als hij hem in zijn hoofd had gehoord, volgens zijn voormalige gitarist Steve Vai. De componist Zappa leed echt onder de beperkingen – in geld, middelen of de capaciteiten van zijn muzikanten – die hem werden opgelegd. Vai kan er wel om lachen: ‘Sorry, Frank!’

In deze lijvige documentaire is het vooral Zappa zelf, die het woord voert. Hij wordt bijgevallen door echtgenote Gail, zijn vaste illustrator Bruce Bickford en leden van zijn begeleidingsband The Mothers Of Invention. Zoals het bij leven en welzijn ook meestal ging. Frank zette de toon. Een welbespraakte vrijdenker, met uitgesproken opinies, veel dadendrang en niet al te veel oog voor zijn directe omgeving. Zelfs voor zijn eigen gezin.

Treffend is in dat verband de anekdote rond de ontstaansgeschiedenis van het nummer Valley Girl. De aanleiding was een briefje dat zijn dochter Moon, om wie hij zich slechts beperkt bekommerde, onder de deur naar zijn studio doorschoof: ‘Daddy, hi! I’m 13 years old. My name is Moon. Up until now I have been trying to stay out of your way while you record. However, I have come to the conclusion that I would love to sing on your album, if you would like to put up with me.’ En zo geschiedde. Het zou Zappa’s enige hit worden.

Hij was verder niet van de aaibare muziek. Geen aaibare man ook. Een eenzaat. De vleesgeworden contramine. Met die karakteristieke snor en sik, spottende lach en altijd een sigaret in de hand. Totdat de tijd hem inhaalde, in de vorm van die K-ziekte. Deze weelderig aangeklede film, waarvoor zijn archief liefdevol is geplunderd, getuigt van ‘s mans onbedwingbare drang om te scheppen.

Downstream To Kinshasa

Andana Films

Het is een indrukwekkend gezicht. Voorop loopt een Afrikaanse priester, met een opzichtige kwast en een emmertje wijwater. Na hem volgt een hele stoet mannen en vrouwen. Een groot deel van hen loopt met krukken. Anderen maken duidelijk gebruik van een beenprothese. Ze zijn onderweg naar een massagraf, met slachtoffers van de zesdaagse oorlog in het noordoosten van Congo. Bij de stad Kisangani bonden twee buurlanden, Oeganda en Rwanda, daar in 2000 de strijd met elkaar aan. De deelnemers aan de mars overleefden de slachting, maar ze kwamen gehavend uit de strijd. Zonder een arm of een been. Of erger.

In een boot gaan ze vervolgens op weg naar de hoofdstad, Downstream To Kinshasa (89 min.). Van tevoren was er nog discussie: blijft die ene beroepsklager welkom? En is het eigenlijk wel handig als mensen met allerlei serieuze beperkingen meegaan? Douchen en poepen zijn voor mij echt een beproeving, bekent Sola, een krachtige jonge vrouw en begenadigde zangeres die beide benen mist. Ze zal de anderen uiteindelijk toch vergezellen, voor een soms barre tocht op de Congorivier. Naar een stad die helemaal niet op hun komst zit te wachten.

Die queeste om hun recht te gaan halen, de beloofde compensatie voor opgelopen schade, wordt door regisseur Dieudo Hamadi doorsneden met beelden van een pijnlijke theatervoorstelling over de oorlog en de gevolgen daarvan, waarin enkele reizigers een hoofdrol vertolken. ‘Kijk wat we zijn geworden!’ roept Président Lemalema, een krachtige man die zich staande moet zien te houden met twee krukken, vanaf het toneel. ‘Denk je dat we zo geboren zijn? Kinderen en volwassenen kijken op ons neer. We zijn waardeloos geworden.’

En nu zijn ze op zoek naar ‘bloedgeld’, smartengeld voor de ledematen die bruut werden afgehakt en het bloed van hun familieleden dat nodeloos werd vergoten. Onderweg maken ze ook een persoonlijke reis door; het permanente ervaren van waardeloosheid, dat nog eens wordt versterkt door hoe ze soms worden behandeld, maakt gaandeweg ruimte voor een gevoel van eigenwaarde. Zo wordt deze scherpe, emotionele én fraaie documentaire uiteindelijk toch een eerbetoon aan menselijke kracht.

Bulletproof

Het is belangrijk dat je ‘superior firepower’ hebt, vertelt de beveiliger van een middelbare school in Texas. ‘We hebben 40.000 dollar betaald voor 22 AR-15’s’, vertelt hij met het semiautomatische geweer in de hand. ‘We hebben negentien beveiligers. We hebben er dus drie over, voor het geval er een wapen kapot is en gerepareerd moet worden.’ De man kijkt nog eens naar het wapen en plaatst het vervolgens zorgvuldig terug in de kluis. Het is de praktische vertaling van het typisch Amerikaanse adagio ‘the only thing stopping a bad guy with a gun, is a good guy with a gun’ en het idee van de school als een potentieel slagveld.

Welkom in Amerika, het land dat ‘school shootings’ niet beantwoordt met het terugdringen van het wapenbezit, maar met nóg meer wapens en beveiliging. Want het ‘second amendment’ van de grondwet, waarin het recht op het dragen van wapens is vastgelegd, mag op geen enkele manier worden aangetast en zorgt ervoor, in theorie althans, dat elke Amerikaan toekomt aan zijn drie basisrechten: ‘life, liberty and the pursuit of happiness’. The National Rifle Association vaart er wel bij. Net als entrepeneurs vanuit allerlei verschillende hoeken, getuige de documentaire Bulletproof (85 min.).

Van de vertegenwoordigers die kogelwerende schoolborden aan de man brengen tot instructeurs die met levensechte games schiettraining geven aan leerkrachten. Van leveranciers van geavanceerde camerasystemen tot het tienermeisje dat op haar eigen kamer ‘wonder hoodies’ fabriceert, coole scherfvesten voor de leerling die het klaslokaal graag levend wil verlaten. En van trainers die workshops geven over hoe onderwijspersoneel dreigend gevaar kan traceren bij leerlingen tot de nieuwscrews die trouw uitrukken als er weer een geweersalvo klinkt in een schoolgebouw.

Filmmaker Todd Chandler schetst in deze kille en afstandelijke documentaire, waarin de camera vanaf een vaste positie de bizarre werkelijkheid vastlegt, een ijzingwekkend beeld van de hele industrie die is ontstaan rond buitensporig schoolgeweld en de reactie daarop van gewone scholieren, bezorgde burgers en demonstranten. Van een zekere distantie bekeken is de conclusie eigenlijk onvermijdelijk: dit is totaal krankjorum. En in Bulletproof, juist door die afstandelijke blik, echt huiveringwekkend in beeld gebracht.

White Noise

The Atlantic

‘De alt-right heeft zojuist gewonnen!’ roept Richard Spencer enthousiast in de camera na de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten in november 2016. De mainstreammedia, ofwel ‘de lügenpresse’, heeft dat helemaal niet zien aankomen, zegt de man die de term alt-right muntte. Tijdens een speech voor zijn achterban, enkele dronken dagen na Trumps onverwachte overwinning, gaat hij lekker los. ‘Wij hebben van onze droom de realiteit gemaakt’, schreeuwt Spencer. Hij sluit af met een omstreden leus: ’Heil Trump!’ En inderdaad, een groot deel van de aanwezigen steekt zijn rechterarm ferm omhoog. Een enkeling antwoordt zelfs met ‘Sieg Heil’.

Het komt Richard Spencer ook op eigen kritiek vanuit eigen kring te staan. Later zal hij, als organisator van een helemaal uit de gelopen demonstratie in Charlottesville, nog verder onder vuur komen te liggen en gaandeweg komt hij, hoezeer hij dat zelf ook ontkent, steeds meer alleen te staan. In White Noise (94 min.) volgt regisseur Daniel Lombroso de met onmiskenbaar narcisme behepte Spencer en twee andere sleutelfiguren uit de extreemrechtse beweging tijdens de eerste ambtsperiode van Donald Trump. Hij krijgt daarbij opmerkelijk veel toegang tot mensen die door een groot deel van de samenleving worden beschouwd als racist of neonazi.

‘Fuck islam’, kalkt YouTubester Lauren Southern met lippenstift op haar eigen wangen, in een geheel eigen variant op een make-up tutorial. Ze oogt overigens in alles als een typische influencer. Alleen haar ideeën en de manier waarop ze die uitdrukt zijn nogal extreem. Waar een gemiddelde vlogger eens uitgebreid gaat shoppen, onderneemt Southern bijvoorbeeld een, overigens hopeloos naïeve, trip naar Rusland om daar Poetins inmenging in de Amerikaanse verkiezingen te ‘onderzoeken’. En wat te denken van haar kwalificatie van groepsverkrachting als inherent democratisch? ‘Het is in essentie negen stemmen tegen één over wat ze willen doen.’

Of Southerns omzwervingen door de alt-right wereld werkelijk (alleen) een uitdrukking zijn van diepgewortelde ideeën of toch ook een manier om zichzelf te manifesteren en de winkel draaiende te houden? Die vraag dringt zich tevens op bij Mike Cernovich, een mediapersoonlijkheid die zich eerst manifesteerde als expert op het gebied van male dominance (en het als een teken van kracht ziet dat hij nog altijd alimentatie ontvangt van zijn eerste vrouw). Daarna maakte hij carrière als complotdenker, nationalist en Trump-propagandist. En nu zou hij de politiek eigenlijk het liefst (een heel eind) links laten liggen, om zijn brood te gaan verdienen met de online-verkoop van ‘mindset supplements’.

Via zijn hoofdpersonen, stuk voor stuk aandachtszoekers van het zuiverste water, geeft Lombroso een fascinerende inkijk in de belevingswereld van radicaal-rechtse entrepreneurs. Tussendoor vangt hij zo nu en dan ook de twijfel en frustraties, die ze in het openbaar niet laten zien. Hun levenskeuze heeft ook iets tragisch: (jonge) mensen die hun bestaansrecht volledig ontlenen aan de handel in boosheid en eigenlijk geen andere route meer zien naar een succesvol bestaan. Als Richard Spencer bijvoorbeeld speculeert over de toekomst klinkt hij als een klein jongetje dat wil dat de hele wereld om hem draait. ‘In de etnostaat die ik nooit zal meemaken, maar mijn kleinkinderen wel, zal er een Richard Spencer-boulevard zijn.’

Martin Luther King Vs. The FBI

Zouden we eigenlijk moeten willen weten wat er op de audiotapes staat die de FBI in de jaren zestig stiekem maakte van burgerrechtenleider Martin Luther King? vraagt één van de sprekers in Martin Luther King Vs. The FBI (106 min.) zich af. Want de schadelijke ‘feiten’ die de G-men van directeur J. Edgar Hoover destijds op slinkse wijze vastlegden hadden slechts één doel: de ‘most dangerous negro in America’ zwartmaken. En het bewijsmateriaal – van Kings buitenechtelijke affaires, ‘s mans rechterhand met communistische antecedenten en zijn vermeende anti-Amerikaanse sympathieën – was bovendien op volstrekt illegale wijze verkregen.

De onlangs vrijgegeven officiële documenten over deze kwestie stellen vooral de FBI – directeur voor het leven Hoover in het bijzonder – in een kwaad daglicht. King, die in de halve eeuw na zijn gewelddadige dood in 1968 is uitgegroeid tot een held van welhaast mythische proporties, blijkt vooral een gewoon mens, met enorme gaven en enkele, ogenschijnlijk heel normale, karakterzwakten. De FBI daarentegen, die destijds nog door menigeen werd beschouwd als een organisatie met louter nobele wetshandhavers, komt daadwerkelijk naar voren als de ‘dark state’ waarover Donald Trump tegenwoordig regelmatig rept. Een in het duister opererende schaduwoverheid, die bijvoorbeeld een brief over Kings seksuele escapades liet opstellen met maar één bedoeling: de zwarte leider te bewegen om een einde aan zijn leven te maken.

Die achterbakse actie vormt één van de schrijnendste episoden uit de jarenlange pogingen van de binnenlandse veiligheidsdienst om, in Hoovers woorden, ‘the most notorious liar in the United States’ onschadelijk te maken. Die campagne wordt in deze boeiende documentaire van Sam Pollard belicht met een combinatie van oude reportages, interviews en slim uitgekozen en geplaatste fragmenten uit klassieke speelfilms. Hij roept daarmee de turbulente sixties en de bijbehorende strijd van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging op. Dat archiefmateriaal wordt, buiten beeld, ingekaderd en van context voorzien door FBI-directeur James Comey, burgerrechtenactivist Andrew Young en diverse FBI-agenten, schrijvers en historici.

MLK/FBI is in eerste instantie een historische reconstructie van een scharnierpunt in de recente geschiedenis van de Verenigde Staten. Tegelijkertijd heeft de film een actuele boodschap: zo lelijk wordt de wereld dus als overheidsfunctionarissen en het justitiële apparaat de vrije hand krijgen om vertolkers van een tegengeluid te betitelen als staatsgevaarlijk en het leven onmogelijk te maken. Een dergelijke waarschuwing resoneert op elke plek waar democratische waarden hoog in het vaandel staan. De illegale audiocassettes die de FBI heeft gemaakt van Martin Luther King blijven overigens zeker tot 2027 achter slot en grendel. Het is de vraag of ze dan het beeld van de legendarische burgerrechtenactivist Martin Luther King Jr., of de man daarachter, nog kunnen of mogen kantelen.

White Cube

Mokum

In zijn controversiële film Episode 3 – Enjoy Poverty uit 2008 spoorde beeldend kunstenaar Renzo Martens arme Afrikanen aan om hun persoonlijke misère te veranderen in een geslaagd verdienmodel. Dat deed de rest van de wereld – van hulporganisaties tot oorlogsfotografen – immers ook. En dus legde de Nederlander, ogenschijnlijk met sardonisch genoegen, bijvoorbeeld uit aan lokale fotografen in Congo hoe ze de ellende om hen heen zo gedetailleerd mogelijk konden vastleggen. Zodat die optimaal effect zou sorteren.

Martens’ nieuwe film White Cube (77 min.) is een logisch vervolg op die ontregelende exercitie, maar minder cynisch getoonzet. Plaats van handeling is een palmolieplantage in Congo, die al ruim een eeuw wordt gerund door de multinational Unilever. De plaatselijke medewerkers verdienen er nauwelijks een dollar per dag, terwijl het Brits-Nederlandse concern wereldwijd enorme omzetten draait. Een deel van dat geld wordt vervolgens, in goede koloniale traditie, ingezet om gerenommeerde musea in het westen te sponsoren. 

Dat kan en moet anders, constateert de steevast in smetteloos wit gestoken Martens, die daardoor oogt als een ouderwetse witte imperialist. Hij richt samen met voormalige werknemers van de plantage de Cercle d’Art des Travailleurs de Plantation Congolaise (CATPC) op, om de lokale economie een serieuze push te geven, Van rivierklei gaan zij beelden boetseren, waarvan vervolgens met 3D-technologie een chocolade replica wordt gemaakt. Wat chocola überhaupt is, moet Martens ze dan nog wel even uitleggen. Beter: hij laat het ze proeven. In een wrange scène verdeelt hij ‘de zoete verleiding’ onder de Afrikanen. Dus dit eten ze in het rijke westen?

De commerciële opzet van de hele onderneming laat onverlet dat die wel degelijk betekenisvol werk oplevert. Het beeld dat een deelneemster maakt van hoe een man in de struiken ruw een vrouw verkracht, gebaseerd op een daadwerkelijke ervaring van de maakster, is even expliciet als pijnlijk. De inspanningen van CATPC vinden ondertussen hun weg naar een New Yorks museum, waar de Afrikaanse kunstwerken met groot enthousiasme worden onthaald. Met het geld dat zo wordt verdiend, kunnen ze thuis een eigen kunstcentrum bouwen, een zogenaamde ‘white cube’, en hun land terugveroveren op de kolonisator.

Die strijd zonder wapens – of het moeten creativiteit en koopmansgeest zijn – maakt dat deze documentaire aaibaarder is dan zijn provocerende voorganger. Enigszins conventioneler ook. Tegelijkertijd stelt Renzo Martens wederom ongemakkelijke vragen, over zijn eigen werkterrein nota bene, die niet zomaar van een sluitend antwoord zijn te voorzien. Als een slager die rücksichtslos in eigen vlees durft te snijden.

Bloody Nose, Empty Pockets

‘Ik ben er trots op dat ik pas alcoholist ben geworden toen ik al een totale mislukking was’, zegt vaste klant Michael, een voormalige acteur die tegenwoordig schoonmaakt, met de nodige zelfspot tegen Marc, een beer van een vent met een lange baard die achter de bar staat in de kroeg Roaring 20s te Las Vegas. ‘Want alcoholistische mislukkelingen zijn saai. En ik heb eerst mijn leven sober naar de kloten geholpen en ben pas daarna naar jou gekomen.’

De tent gaat echter sluiten. Bloody Nose, Empty Pockets (99 min.) is de weerslag van de allerlaatste avond. De broers Bill en Turner Ross observeren de gezelligheidsdieren, misfits en drankorgels die zich dagelijks/wekelijks verzamelen in deze Amerikaanse variant op café Vergane Glorie in Nergenshuizen, waar de vaste cheesy golden oldies, discohitjes en schuifelsongs soms worden onderbroken door Marc, die op zijn akoestische gitaar een meezinger speelt.

Het is niet moeilijk om de kroeg en zijn tijgers in de armen te sluiten. Bruce, een donkere Vietnam-veteraan die zich in de steek gelaten voelt, heeft er een thuis gevonden omdat verder toch niemand zijn ‘ass’ wil. Pam, een vrouw met ‘great titties’ voor iemand van zestig, verloor haar zoon en gaat nu soms he-le-maal los. En de struise eigenaresse Shay heeft ’s avonds een dubbele taak: zowel de stamgasten als haar tienerzoon in het gareel zien te houden.

Als de nachtelijke uurtjes worden bereikt – en de drank in de man en de wijsheid in de kan raakt – gaan alle remmen los en leggen de drinkebroers en -zussen het masker af, waarmee ze overdag hun pijn en verdriet proberen te verbergen. Roaring 20’s wordt zo het toneel voor slap geouwehoer, dansjes, dronkemanspraat, ruzies en geflirt. Iedereen die wel eens nuchter is gebleven op een avond waarop anderen (veel) te diep in het glaasje keken weet wat je dan te zien krijgt.

En dan, als je op zoek naar de naam van die sympathieke oude hippie aan de bar (Lowell) eens wat gaat lezen over deze authentieke fly on the wall-film, blijkt dat Roaring 20s niet in Las Vegas is gevestigd, maar in New Orleans. En dat de mensen van vlees en bloed, van wie je een heel klein beetje ging houden – al zou je er ook niet direct naast gaan zitten aan de bar – acteurs zijn. Althans, soort van. Figuranten in een real life-variant op de klassieke tv-serie Cheers.

De gebroeders Ross hebben hun hoofdrolspelers gescout in het barcircuit van Las Vegas en vervolgens samengebracht in een café aan de andere kant van het land. Ze kenden elkaar nauwelijks, maar bouwden in de ruim 18 uur dat er werd gefilmd een band met elkaar op. Ze begonnen zich, kortweg, te gedragen zoals altijd, inclusief drankinname. En de filmende broers gooiden soms een kwartje in de jukebox of introduceerden een nieuw personage.

Dat klinkt in eerste instantie wellicht als een dubieus sociaal experiment of plat reality-programma, maar werkt eigenlijk wonderwel. Ook doordat de broers stuk voor stuk hart-op-de-tong types hebben gecast, die in het met spiegels volgehangen barretje bovendien geen ruimte krijgen om de anderen, of zichzelf, te ontwijken. Binnen een volledig geënsceneerde omgeving laten de hoofdpersonen van Bloody Nose, Empty Pockets zo toch hún waarheid zien.

The Mole Agent

‘Gezocht: oudere man’, luidt de kop van de krantenadvertentie. ‘Gepensioneerd, tussen de tachtig en negentig jaar. Onafhankelijk, discreet en technisch onderlegd.’ Diverse oudere heren hebben zich laten verleiden door de vacature en wachten nu tot ze op gesprek mogen voor deze bijzondere klus. Ze kunnen het bijna niet geloven. ‘Als ik normaal bij een sollicitatiegesprek zeg hoe oud ik ben, is het meestal meteen afgelopen’, zegt één van de hoogbejaarde kandidaten.

Het gaat echter om een heel bijzondere opdracht. De privédetective Rómulo Aitken zoekt een man die drie maanden undercover wil gaan in een Chileens verpleeghuis, waar voornamelijk vrouwen wonen. The Mole Agent (90 min.) moet daar onderzoeken of de moeder van Aitkens cliënt wordt gemaltraiteerd, bestolen en geslagen. ‘Jij wordt mijn ogen en oren’, zegt de strenge detective tegen de man die uiteindelijk wordt geselecteerd voor de job: de 83-jarige weduwnaar Sergio Chamy.

Chamy moet zich alleen de bijbehorende techniek, een bril met verborgen camera bijvoorbeeld of gewoon een smartphone, nog eigen zien te maken. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Zodra de gedistingeerde heer helemaal is bijgespijkerd, kan hij echter zijn intrek nemen in het verpleeghuis, het startpunt voor deze kostelijke film van Maite Alberdi. Het onderzoek van de ‘spion’ lijkt daarbij vooral een voorwendsel te zijn om in te zoomen op het leven in het tehuis.

Dat wordt bevolkt door allerlei kleurrijke personages. Zo is er de licht paniekerige Marta, een vrouw die zich steeds hardop afvraagt waarom ze haar moeder zo weinig ziet. Zo nu en dan krijgt ze telefoon van een begeleidster die doet alsof ze haar moeder is. ‘Mama, ik heb je zo gemist’, zegt Marta dan. ‘Je komt nooit bij me op bezoek. Maar ik ben hier. Je moet me komen ophalen.’ Bij Sergio Chamy lijkt ze zowaar soms tot rust te komen.

De mannelijke nieuwkomer maakt sowieso indruk. De bevallige Berta is bijvoorbeeld direct verkikkerd op hem geraakt. Ze begint zelfs al over een huwelijk te praten. Ook de gesprekken van de charmeur met Rubiro, hoewel anders van toon, hebben een onmiskenbaar intiem karakter. Zij is zich er intussen maar al te zeer van bewust dat haar geheugen nogal eens hapert. Sergio blijft echter geduldig als hij haar moet uitleggen hoe hun vorige ontmoeting ook alweer is verlopen.

De intieme en respectvolle contacten tussen mensen die hun levenseinde zien naderen kenmerken deze hartverwarmende film, die qua toon en setting doet denken aan The Grown-Ups, de docu die Alberdi maakte in een activiteitencentrum voor mensen met een verstandelijke beperking. Met liefdevolle blik observeert ze de interacties tussen de verschillende bewoners en dringt zo op onnadrukkelijke wijze door tot hun belevingswereld. Sergio’s detectivewerk begint ondertussen, hoe vermakelijk ook, een beetje te voelen als een kunstgreep.

The Mole Agent heeft ook weinig tierelantijnen nodig om stiekem het hart te veroveren. Van de San Francisco-dames, die tijdens het jubileumfeest een dansje met hem wagen. Én van de aandachtige kijker, die uiteindelijk geen detectiveverhaaltje nodig heeft om geïntrigeerd, verrukt en ontroerd te raken van deze open blik in de wereld van mensen die inmiddels beduidend meer verleden dan toekomst hebben en er in het heden toch wat van willen/moeten maken.

Notturno

Cinéart

Hun levens zijn doordesemd met oorlog. Een oneindige strijd, die hen soms tijdelijk in slaap sust en die dan toch weer plotseling kan oplaaien. Al ruim een eeuw. Sinds de val van het Ottomaanse rijk, aan het einde van de Eerste Wereldoorlog.

In het grensgebied tussen Irak, Koerdistan, Syrië en Libanon heeft de bevolking (moeten) leren leven met voortdurend gevaar. Terwijl een eendenjager in het holst van de nacht met zijn kano het water opgaat, klinkt er tussen het rustgevende getsjirp van de krekels bijvoorbeeld regelmatig ratelend geschut. De man kijkt er niet van op.

Intussen zijn er overal militairen die de wacht houden, klaar om in te grijpen als de situatie daar om vraagt. Want Islamitische Staat, dat ongenadig huishield in de regio, is nog altijd niet definitief verslagen. De herinneringen aan het horrorbewind van de terreurbeweging houdt menigeen nog altijd in zijn greep. Niet alleen in de nachtelijke uren.

Gianfranco Rosi vangt die dagelijkse realiteit in Notturno (100 min.) met lange, zorgvuldig gekadreerde en prachtige uitgelichte (nacht)shots, die het oog van een meester verraden. Hij schildert met luchten: van bloedstollend mooi tot ronduit onheilspellend. De camera verroert zich intussen niet en sublimeert de grauwe werkelijkheid van het leven.

Rosi’s aanpak is verder uitgesproken sober. Geen interviews. Geen muziek. En geen duidelijke protagonisten. Gesproken wordt er ook nauwelijks. Of het moet dat gekerm op de psychiatrische afdeling zijn. De repetities voor een geladen toneelvoorstelling. Of het gejammer van een Koerdische moeder die in een verlaten gevangenis haar gestorven zoon betreurt.

In de meest indrukwekkende scène vertellen kinderen aan de hand van zelfgemaakte tekeningen over hun ervaringen met Islamitische Staat. ‘Als de kinderen huilden, werden ze door IS-mannen met een stok geslagen’, zegt een jongetje over zijn tijd in een gevangenenkamp. Hij wijst naar zijn tekening. ‘Dit is hun bloed.’

Kalm observeert Rosi gewone mensen die ‘gewoon’ hun leven leiden. Hele gezinnen op één kamer, soldaten op patrouille en vluchtelingen in een modderig kamp. Nietige wezens, overlevend in het perpetuum mobile van geweld waarin ze ooit terecht zijn gekomen. Het komt allemaal samen in de blik van die ene, in zijn eigen capuchon verscholen tienerjongen, die gepijnigd voor zich uitstaart.

The Painter And The Thief

Het is een onvergetelijke scène: Karl-Bertil Nordland ziet voor het eerst een schilderij van zichzelf en barst in tranen uit. Hij, de outcast, heeft nooit iets moois in zichzelf kunnen ontdekken. En nu krijgt hij te zien hoe schilderes Barbora Kysilkova hem, met zijn troebele blik en opzichtige tatoeages, blijkbaar ziet: als een intrigerend mens, de perfecte muze voor haar, de gedreven kunstenaar.

Ze hebben elkaar op een héél bijzondere plek en manier ontmoet, de twee hoofdpersonen van The Painter And The Thief (102 min.). In de rechtbank, waar hij terechtstond voor de diefstal van haar schilderijen. Samen met een kornuit ontvreemdde Bertil uit een Noorse galerie twee werken, die sindsdien spoorloos zijn. Ook voor hemzelf. Hij weet, werkelijk waar, niet meer waar hij ze met z’n stonede kop heeft gelaten.

Barbora herkent Bertil van de bewakingscamerabeelden en besluit hem aan te spreken. Als tegenprestatie wil ze dat hij poseert voor een portret. Het is de start van een hartveroverende vriendschap, tussen twee jonge mensen die regelmatig in de hoek hebben gezeten waar de klappen vallen. Letterlijk. Hij is uiteindelijk gevlucht in dope en misdaad, zij in obsessief schilderen.

Regisseur Benjamin Ree observeert de toenadering tussen de twee dolende zielen en spreekt hen tevens los van elkaar, over zichzelf én die ander. Die wisseling van perspectieven en een bijzonder effectieve flashback-structuur zorgen ervoor dat het relaas van The Painter en The Thief, en de beschadigde mensen die achter deze twee personages schuilgaan, echt onder de huid kruipt en daar voorlopig ook van geen wijken wil weten.

En als Bertil dan ook nog eens ongenadig uit de bocht vliegt, krijgt deze intrigerende film over lotsverbondenheid en zielsverwantschap helemaal een dramatische lading…

Spaceship Earth

Het is een ongelooflijk spektakel, dat rechtstreeks afkomstig lijkt uit Star Trek en tevens herinneringen oproept aan hoe de eerste lichting bewoners het Big Brother-huis inging: acht speciaal geselecteerde mannen en vrouwen in hetzelfde uniform maken zich op voor hun intrede in een gigantisch terrarium van glas en staal, waar ze de komende twee jaar zullen verblijven.

Een mensenmenigte kijkt in 1991 ademloos toe als ze via een soort loper daadwerkelijk Biosphere 2 betreden, de door gewone stervelingen samengestelde Hof van Eden met een afgewogen mixture van flora en fauna. ‘The future is here’, declameren de ‘bionauts’ na binnenkomst tegen de camera. Dit kon wel eens de opvolger worden van ‘Biosphere 1’, ofwel moeder aarde.

Het project is een geesteskind van het Amerikaanse ‘genie’ John Allen en zijn discipelen. Een groep wetenschappers, entrepreneurs en theatermakers – een commune of sekte, zeggen critici – die zich zorgen maakt over de toekomst van de aarde en daarom een geheel eigen ecosysteem heeft opgezet, dat straks ook op de maan of mars moet kunnen functioneren.

Op die volledig afgezonderde plek – zichtbaar voor publiek, dat wel – voeren de bionauts tests uit: kun je een boerderij runnen die niet schadelijk is voor het milieu of zoiets als een eigen koraalrif onderhouden? Is dat nu grensverleggende wetenschap? Of toch ‘trendy ecologisch entertainment’? Daarover lopen de meningen uiteen in de documentaire Spaceship Earth (114 min.).

In deze fascinerende film van Matt Wolf, thematisch verwant aan The Raft (over een menselijk experiment uit de jaren zeventig, op een soort Big Brother-boot), blikken enkele voormalige participanten en medewerkers van hun regieruimte, Biosphere 2’s ‘mission control room’, terug op de ambitieuze onderneming, die onder een levensgroot vergrootglas moest worden uitgevoerd.

Met een krachtige montage en dwingende klassieke muziek wekt Wolf het nét iets te mediagenieke project overtuigend tot leven. Hij schetst tevens het veredelde hippiegedachtegoed dat daarachter schuilgaat. En de onvermijdelijke kritiek. Waarbij elk foutje wordt uitvergroot en elk conflict breed uitgemeten. Totdat er weinig meer over lijkt van de grootse idealen waarmee het ooit begon.

Als het team in de identieke uniformen na afloop, opgewacht door opnieuw een enorme mensenmassa, Biosphere 2 weer verlaat, rest de vraag of de proef ook bruikbare kennis heeft opgeleverd. Het project drukte in elk geval een diep doorvoelde zorg over klimaatverandering uit. En een oprecht verlangen naar die betere wereld, waar we nu nog altijd op zitten te wachten.

This Is Not A Movie

VPRO

Dit is geen speelfilm.

‘Je kunt een Hollywood-crew hiernaartoe brengen en een film maken’, zegt de Britse oorlogsjournalist Robert Fisk terwijl hij in 2018 door de volledig verwoeste Syrische stad Homs loopt. ‘Alleen kunnen de doden niet praten en zijn de levenden allemaal weg.’ Op deze plek, zo realiseerde hij zich enkele jaren geleden, begint het verhaal van de mensen die uiteindelijk als vluchteling in Griekenland, Hongarije en Duitsland zijn beland. ‘Hier is de lont naar het kruitvat aangestoken.’

Nogmaals: This Is Not A Movie (108 min.).

Regisseur Yung Chang volgt de vermaarde Midden-Oosten correspondent naar conflictgebieden als Syrië, Libanon en Bosnië en laat Fisk aan het woord over de ervaringen die hem nog altijd achtervolgen. Zoals de slachting onder Palestijnse burgers bij Sabra & Shatila, volgens Fisk het hedendaagse equivalent van nazi-oorlogsmisdaden. Die traumatische gebeurtenis in 1982, onder het oog van Israëlische militairen, bevrijdde hem van elke vorm van schroom om te berichten over de werkelijkheid zoals hij die zag. Gewoon de ongemakkelijke feiten. Zonder de behoefte om daarbij beide partijen aan het woord te laten en een soort (vals) evenwicht te creëren.

Dit is immers geen speelfilm.

Fisks parool is en blijft: challenge authority. Teneinde, ergens, de waarheid te vinden. Dit gedegen portret van de strijdbare correspondent, die zich al een halve eeuw in ‘s werelds voornaamste brandhaard bevindt en liefst zelf ter plekke, met pen en papier in de hand, poolshoogte gaat nemen als er iets gebeurt, werkt tevens als een aanklacht tegen oorlog in het algemeen en het allereerste slachtoffer daarbij: diezelfde waarheid. En die zal de inmiddels 73-jarige Robert Fisk, met alles wat hij in zich heeft, tot zijn allerlaatste ademtocht blijven zoeken. Wat anderen – of het nu gaat om de autoriteiten of zijn eigen eindredacteuren – daar ook van vinden…

Dit. Is. Echt.

This Is Not A Movie is hier te bekijken.