Secrets Of Prince Andrew

Bitachon365 / Candle Media

Het vuurtje dat hij op televisie uit had willen trappen ontploft als een bom in zijn gezicht. Op 14 november 2019 geeft de Britse prins Andrew een rampzalig interview aan het BBC-programma Newsnight (op basis waarvan onlangs overigens de speelfilm Scoop is gemaakt). Sindsdien is zijn naam onlosmakelijk verbonden geraakt met het seksueel misbruik-schandaal rond Jeffrey Epstein en Ghislaine Maxwell, dat hem al eerder in verlegenheid had gebracht. ‘Prince & Perv’, kopte The New York Post bijvoorbeeld in 2010. ‘1st Photos: Randy Andy with NYC sex creep.’

Met Newsnight-interviewer Emily Maitlis en -producer Sam McAlister schetst regisseur Paula Wittig in Secrets Of Prince Andrew (170 min.) de totstandkoming van het spraakmakende interview. Dat mondt soms bijna uit in zelfpijperij. De twee zijn nogal verguld met zichzelf en hun rol in ‘the biggest news story in the world’ en ‘the scoop of the century’. Tegelijkertijd hebben McAlister, de vrouw die Andrew langzaam binnen hengelde voor Newsnight, en Maitlis, die als vrouwelijke interviewer helemaal op haar plek was in het gesprek met de losgeslagen prins, natuurlijk ontegenzeggelijk iets teweeg gebracht in een geruchtmakende affaire, waarbij talloze minderjarige meisjes en machtige mannen (waarbij steeds weer de namen vallen van Bill Clinton, Donald Trump én Andrew, de Hertog van York) betrokken zouden zijn geweest.

Dit tweeluik schetst tevens het leven waarvan dit schandaal het publicitaire dieptepunt is; hoe Andrew in de beeldvorming van prins op het witte paard, via onverbeterlijke rokkenjager, verwordt tot een notoire pedo. Onderweg bekent hij zo nu en dan openlijk kleur. Als een jonge corpsbal-achtige uitvoering van de Hertog van York bijvoorbeeld te gast is in het televisieprogramma van Selina Scott flirt de prins heel opzichtig met de knappe presentatrice en dwingt hij haar ook min of meer om zijn bijnaam ‘Randy Andy‘ uit te spreken. Het is een ontluisterende scène. Hier zit duidelijk een man die zijn hele leven nauwelijks is begrensd en zomaar over de grenzen van een ander heen kan gaan.

Zijn gedrag lijkt ook het gevolg van zijn positie als tweede zoon van koningin Elizabeth, die gaandeweg buiten beeld raakt als potentiële troonopvolger en daarna elke vorm van richting lijkt te ontberen. Hij heeft een relatie met de actrice/fotografe Koo Stark, trouwt met en scheidt van Sarah Ferguson en openbaart zich met de jaren steeds nadrukkelijk als een Peter Pan-achtige figuur: een jongen die maar niet volwassen wil/kan worden – en daardoor steeds vaker in botsing komt met de burgersamenleving. Deze ontwikkeling wordt aardig in de verf gezet met vrienden, historici, biografen, koningshuisdeskundigen, advocaten, slachtoffers en beroepsgetuigen, zoals ‘lady’ Victoria Hervey, die er bijna een dagtaak van hebben gemaakt om over de Epstein-zaak te verhalen.

In het laatste deel van deze gedegen terugblik op de Andrew-affaire krijgen alle betrokkenen vervolgens pijnlijke fragmenten uit het gewraakte interview te zien. Daarin openbaart zich een man, die in al z’n arrogantie en wereldvreemdheid, geen oog heeft voor wat Epstein en zijn omgeving – waaronder vermoedelijk ook hijzelf, getuige de verklaringen van Victoria Giuffre – hebben aangericht. Daardoor wordt het Newsnight-interview met Andrew inderdaad een televisiemoment om niet snel te vergeten – al ligt dat uiteindelijk toch echt meer aan het klunzige opereren van de overjarige prins Casanova dan aan het kundige BBC-team.

Cameraperson

Janus Films

Ook wanneer je als Cameraperson (102 min.) opereert als de spreekwoordelijke ‘fly on the wall’ en de werkelijkheid alleen maar lijkt te registreren, ben jij degene die bepaalt wat de wereld krijgt te zien. Als cameraman, cinematograaf of pak ‘m beet ‘director of photography’ (DOP) kies je immers de plek, het frame, de achtergrond, het perspectief en de belichting van wat de beurtelings onthullende, meedogenloze of juist verliefde camera vastlegt.

Na 25 jaar ‘schouderen’ of staan achter een statief, waarin ze werkte voor klassieke documentaires zoals Citizenfour (Laura Poitras), Fahrenheit 9/11 (Michael Moore) en This Film Is Not Yet Rated (Kirby Dick), maakt Kirsten Johnson in deze persoonlijke film uit 2016 de balans op. Het zijn de memoires van een cameravrouw die veel van de wereld heeft gezien en laten zien: Nigeria, Jemen, Darfur, Oeganda, Afghanistan, Liberia én Bosnië, waarnaar ze in deze documentaire steeds weer terugkeert. Naar een oorlog, die van geen ophouden wil weten. Johnson laat ook zien hoe ze werkt. Het zoeken naar een shot. Het scherpstellen. En de opmerkingen vanachter de lens, de gesprekjes die daar soms worden gevoerd en de aanwijzingen richting de mensen voor de camera.

Samen met filmmakers, producers, fixers en tolken bezoekt ze plekken des onheils. Het motel waar Servische soldaten zich schuldig maakten aan massaverkrachting. De pickup truck van drie witte racisten, waarachter de zwarte Amerikaan James Byrd Jr. in 1998 met een ketting werd gehangen. Wounded Knee, waar in 1890 honderden Sioux-indianen werden afgeslacht en ook navolgende generaties ‘native Americans’ gewond raakten. Het Tahrir-plein in Cairo waar de Arabische Lente werd neergeslagen. En de Rwandese Nyamata-kerk waar Hutu’s tienduizend leden van de Tutsi-stam om zeep hielpen. En natuurlijk ontbreekt ook het World Trade Center in Johnsons eigen thuisbasis New York niet, het toneel van de terroristische aanslagen van 9/11.

Kirsten Johnson zet haar camera tevens op persoonlijke subjecten: haar kleine kinderen Viva en Felix bijvoorbeeld (terwijl die de dop weer op de lens proberen te krijgen). Haar moeder Catherine Joy Johnson, enkele jaren nadat zij is gediagnosticeerd met Alzheimer. En haar vader Dick, die ze in 2020 nog zal vereeuwigen in de geweldige documentaire Dick Johnson Is Dead. Cameraperson wordt zo tegelijkertijd een intieme terugblik op een enerverend (werk)leven en een boeiende bespiegeling op beeld: wat het is, hoe het wordt verkregen en wat het te weeg kan brengen. Waarbij de camera – dat mag echter geen verrassing heten – nooit liegt.

Choir

Disney+

DYC gaat ook verder zonder jou, houdt artistiek leider Anthony White zijn jeugdige koorleden voor. Ze moeten hun plek in het Detroit Youth Choir – dat al eens floreerde in het televisieprogramma America’s Got Talent, een gebeurtenis waarover White maar niet raakt uitgepraat – natuurlijk wel verdienen. Adel verplicht. En de koorleider realiseert zich terdege, zegt hij, dat hij echt niet elk kind kan redden.

Want daarom draait het in wezen in de zesdelige docuserie Choir (268 min.) van Rudy Valdez: het verheffen van kansarme (zwarte) kinderen uit de Motor City. Zodat ze straks voldoende kennis, kwaliteit en zelfvertrouwen hebben opgebouwd om iets van hun leven te maken. En dat gaat vanzelfsprekend gepaard met veel disciplinering, peptalk en psychologie van de koude grond. Want eerst moeten ze zich volledig ondergeschikt maken aan het koor.

Zeker als de verplichte stip op de horizon is geplaatst waar dit soort series doorgaans bij zweert: een optreden in de prestigieuze Carnegie Hall in New York, in dit geval. Daarvoor moet alles wijken. Maar, waarschuwt White direct, ‘niet iedereen zal erbij zijn.’ Dat betekent audities. Want er is ruimte voor maar veertig kinderen. En DYC heeft meer dan tachtig leden, onderverdeeld in drie verschillende, op kwaliteit ingedeelde subkoren: Limelight, Centerstage en – DYC’s keurkorps – Primetime.

‘We vertegenwoordigen Michigan’, voert White de druk nog maar eens op. ‘En het Midwesten. En in feite Amerika.’ Typisch Amerikaans is in elk geval hoe bij de selectie de uitverkorenen uitbundig worden gevierd en de afvallers ’t moeten doen met een slap applaus. Want talent is al wat telt – en daarbij hoort automatisch de verplichting om daar alles uit te halen. Anthony White heeft in elk geval ‘tough love’ genoeg om iedereen de volle 110 procent te laten geven.

Valdez volgt dat proces en stelt er verder geen kritische vragen bij. Choir is ook in dat opzicht vrij, ja, Amerikaans. Dat geldt eveneens voor de geïncorporeerde portretjes van koorleden, die de verschillende geledingen van het gezelschap representeren. De zeventienjarige Azaria probeert DYC bijvoorbeeld te combineren met basketbal en krijgt van beide kanten te horen dat ze meer moet geven. Intussen heeft ze haar vader, die gedetineerd is, al zo’n vijftien jaar niet gezien.

Zulke persoonlijke achtergronden komen zeker aan de orde, maar écht invoelbaar worden ze zelden. De serie is ook erg gelikt. Choirs soundtrack vertelt kijkers bijvoorbeeld steeds heel nadrukkelijk wat ze moeten voelen. En als de koorleden, na een bezoek aan The Lion King op Broadway, ‘spontaan’ nog enkele liedjes zingen op straat, komen toevallig ook enkele castleden van de musical een kijkje nemen. Die geven hen vervolgens een peptalk voor Carnegie Hall.

Nadat de getalenteerde tieners op de valreep nog eens flink op scherp zijn gezet door hun begeleiders – met opmerkingen als ‘iemand zei dat we hier niet thuishoren’ – lijken ze helemaal klaar om te ‘shinen’ in Choirs slotaflevering en de inmiddels tot duizelingwekkende proporties opgeblazen concertzaal. Waarna alleen nog de jaarlijkse wisseling van de wacht moet plaatsvinden: de laatstejaars van het Detroit Youth Choir nemen afscheid en maken zich op voor de universiteit.

En hun plek wordt dan weer ingenomen door koorleden die, na een interne auditie natuurlijk, geschikt zijn bevonden om door te schuiven. Klaar om weer een jaar de donderspeeches van Mister White te ondergaan en de onderliggende boodschap, dat je álles moet geven om iets te bereiken, volledig te verinnerlijken – klaar ook, wie weet, voor een tweede seizoen van Choir.

Bitconned

Netflix

Zoals hij daar zit in het centrale interview van Bitconned (94 min.), oogt Raymond Trapani als een klassieke snelle jongen. De gesoigneerde Amerikaanse twintiger heeft plaatsgenomen op een grote fauteuil, die netjes uitgelijnd in een luxueus ogende kamer is geplaatst. Ray zit er duidelijk op zijn gemak. Gekleed in een casual zwarte Ralph Lauren-outfit, met modieuze witte sneakers erbij. Quiet luxury, zogezegd. En zo nu en dan neemt hij, nog altijd een meester in het verkopen van lucht, een achteloos trekje van zijn vape. Zo, brave burgermensen, ziet succes eruit.

Hoe anders zou deze aanstekelijke schelmendocu hebben aangevoeld als Ray was opgevoerd in zo’n typisch oranje gevangenispak en vanachter het glas van een spreekruimte regisseur Bryan Storkel te woord zou hebben gestaan? Nadat eerst nog even zijn handboeien waren losgemaakt, welteverstaan. Want Ray Trapani is een rascrimineel, zo geeft hijzelf meteen grif toe. ‘Het is niet makkelijk om een huis te kopen’, zegt hij bijvoorbeeld in de openingsscène, terwijl ie een nieuw maatpak krijgt aangemeten. ‘Je moet het systeem te slim af zijn. Dat is de moderne American Dream.’

Nadat hij met zijn vaste partner Sam ‘Sorbee’ Sharma een tijdje een autoverhuurbedrijf heeft gehad in Florida, besluiten de twee in 2017 in de ondoorzichtige bitcoin-wereld te stappen. Met Centra Tech willen ze een credit card uitbrengen waarmee je altijd en overal met cryptovaluta kunt betalen. Vrijwel direct stromen de investeerders toe. Want als er ergens snel geld is te verdienen… Bovendien wekken de achtergrond van de twee oprichters (Harvard) en de oudere CEO die zij hebben aangetrokken, voormalig Chase Bank- en Wells Fargo-bestuurder Michael Edwards, vertrouwen.

Storkel laat er vanaf het begin geen misverstand over bestaan: Centra is niet meer dan de toevalstreffer van twee omhoog gevallen kruimeldieven. ‘Als ik wist dat ik illegaal dertig miljoen kon verdienen, zou ik het dan doen of niet?’ reageert Ray Trapani, inmiddels allang tegen de lamp gelopen, op de vraag of hij nog eens zo’n zwendel zou opzetten. ‘Ik denk dat ik het risico zou nemen.’ Hij geniet in elk geval zichtbaar van alle aandacht. De lefgozer laat zich maar al te graag in strak pak en stropdas, met een cocktail aan het zwembad of achter het stuur van een snelle bolide filmen.

Want net als bij Centra, zonder scrupules aan de man gebracht door (dik betaalde) beroemdheden zoals bokser Floyd Mayweather en DJ Khaled, is ook in deze film het beeld, het image, wat beklijft. Zolang het maar lijkt alsof je succesvol bent, ben je ook daadwerkelijk succesvol – ook als dat succes volledig op een leugen berust. Bryan Storkel geeft zijn protagonist daarvoor alle ruimte. Hij is duidelijk niet uit op een psychologisch portret van Ray Trapani, kind van een alleenstaande moeder met drie kinderen, maar wil vooral diens hondsbrutale ‘scam’ in al z’n groteske absurditeit tonen.

En dat werkt heel aardig, ook op de lachspieren. En zoveel onbeschaamdheid heeft, ook doordat de slachtoffers ervan nauwelijks in beeld komen, op de één of andere verwrongen manier ook wel weer z’n charme. Totdat journalist Nathaniel Popper van The New York Times eens begint te graven in het bedrijfsmodel van de crypto-startup. Wordt die Centra Card werkelijk ondersteund door bedrijven als Visa, Mastercard en Bancorp? En dan dondert het hele kaartenhuis, opgebouwd in een gigantisch spiegelpaleis, in elkaar en is het ouderwets ieder voor zich en… juist. Samen voor ons eigen.

Waarbij de één in de cel belandt en de ander in een koophuis. En daarmee krijgt Bitconned op de valreep, als de balans voor de verschillende betrokkenen wordt opgemaakt, ook nog wel een lekker kartelrandje. Een moraal van het verhaal, zo je wilt. Over misdaad en lonen – alleen dan nét anders. Nu is het alleen nog wachten op het moment dat Sam ‘Sorbee’ Sharma in zijn eigen docu, liefst met een sigaar in de mond en een koffer vol contant geld binnen handbereik, zijn kant van dit ongelooflijke (en toch ook wel weer heel gemakkelijk te geloven) verhaal doet.

John Lennon: Murder Without A Trial

vanaf 6 december op Apple TV+

Een ‘journey into the mind of a killer’, belooft verteller Kiefer Sutherland bij aanvang van John Lennon: Murder Without A Trial (118 min.), een driedelige docuserie van Nick Holt over de geruchtmakende moord op de voormalige Beatle op 8 december 1980. De serie begint echter met een minutieuze reconstructie van John Lennons laatste uren en de dood die de wereld schokte, waarbij de persoonlijkheid van de verdachte, Mark David Chapman, nauwelijks aan de orde komt.

Holt heeft daarbij de beschikking over een indrukwekkende collectie ooggetuigen, die vaak voor het eerst in de openbaarheid treden: een radioproducer (die Lennon op z’n sterfdag interviewde, zijn eerste vraaggesprek in vijf jaar), Lennons producer Jack Douglas (die op de dag zelf zijn allerlaatste studio-opnamen begeleidde en zich nog altijd schuldig voelt dat hij hem alleen thuis heeft afgezet en niet is meegelopen tot aan de deur) en de portier van het Dakota Building waar Lennon woonde met zijn partner Yoko Ono (die buiten een vreemde handtekeningenjager ontwaarde en aansprak).

Verder komen in de eerste aflevering ook een taxichauffeur (die Chapman naar de plaats delict vervoerde), zijn collega (die ooggetuige was van de vijf schoten die werden afgevuurd op Lennon), de conciërge van het gebouw (die de gevierde muzikant in doodsnood opving en naderhand bedekt was met zijn bloed), de eerste politieagenten ter plaatse (die de moordenaar in de boeien sloegen), de verpleegkundigen en arts van de Eerste Hulp van het Roosevelt Hospital (die Lennon probeerden te reanimeren) en de New Yorkse rechercheur (die de verdachte als eerste moest gaan ondervragen).

In deel 2 komt dan de ‘killer’ in beeld, die bij zijn aanhouding een kopie van J.D. Salingers klassieke roman The Catcher In The Rye omhoog hield. ‘Weet je wel wat je hebt aangericht’ vraagt politieagent Tony Palma hem even later. Hij kan zich de respons nog woordelijk herinneren. ‘Ja, ik heb mezelf gedood, want ik ben John Lennon.’ Palma moet zich volgens eigen zeggen bedwingen om hem niet het raam uit te gooien. Later zegt Chapman, in geluidsopnamen van zijn verhoren, dat hij na de moord in Holden Caulfield, de getormenteerde hoofdpersoon van The Catcher In The Rye, zou veranderen.

Is deze man toerekeningsvatbaar? luidt dan de vraag voor de slotaflevering. Openbaar aanklager Kim Hogrefe is overtuigd van wel. Hij weigert nog altijd om diens naam uit te spreken, overtuigd dat het Chapman om de roem te doen was. ‘s Mans verdedigingsteam houdt echter staande dat hij krankzinnig is en niet in staat om berecht te worden. En dan zet deze docuserie eindelijk helemaal in op het nader onderzoeken van wie Mark David Chapman nu eigenlijk is, bijvoorbeeld met zijn ex-vriendin Jessica Blankenship. Zij kan getuigen over ’s mans innerlijke demonen en inzinkingen.

Trefzeker en relatief sober schetst deze miniserie zo een indringend beeld van de achtergronden bij de moord op John Lennon, een wereldwijd icoon dat ten prooi valt aan de wanen van een dolende geest. Lennons wake in het New Yorkse Central Park wordt overigens bijgewoond door een man, die de commotie met bijzondere interesse heeft gevolgd. John Hinckley Jr. heeft ook een exemplaar van The Catcher In The Rye, een ongezonde liefde voor actrice Jodie Foster én snode plannen met de nieuwe Amerikaanse president, die hij enkele maanden later ook ten uitvoer zal brengen.

American Symphony

Netflix

Op de dag dat bekend wordt dat hij voor zijn album We Are maar liefst elf Grammy-nominaties in de wacht heeft gesleept, start zij met een nieuwe Chemokuur. Na tien jaar in remissie is de kanker in het voorjaar van 2022 teruggekeerd in het leven van de Amerikaanse schrijfster Suleika Jaouad, die een populaire column (Life, Interrupted) heeft in The New York Times. Haar geliefde, muzikant Jon Batiste, is intussen populairder dan ooit. Hij werkt aan zijn eigen American Symphony (103 min.), die moet worden uitgevoerd in de befaamde Carnegie Hall te New York.

Die uitvoering is ook het logische eindstation van deze intieme film van Matthew Heineman, die het publieke en privéleven van Batiste, de multi-instrumentalist die alleen uit de muzikale smeltkroes New Orleans kan komen, steeds tegenover elkaar zet. Terwijl hij ergens op een podium de sterren van de hemel speelt, zijn kunstje doet als leider van de huisband van Stephen Colberts Late Show of voorbereidingen treft voor zijn ambitieuze muziekstuk, ondergaat Suleika een beenmergtransplantatie die haar leukemie tot staan moet brengen.

Heineman, die eerder in The Boy From Medellin (2021) de Colombiaanse reggaeton-ster José Alvaro Osorio Balvin portretteerde, zit zijn hoofdpersoon zeer dicht op de huid en vangt zo de mens achter de showman én de momenten waarop die twee elkaar ontmoeten. In een geweldige scène draagt Jon Batiste tijdens een concert bijvoorbeeld eerst een nummer op aan Suleika en laat dan een lange, oorverdovende stilte vallen, alvorens met alles wat hij heeft toch op z’n piano aan te vallen. Alsof haar leven – en daarmee ook het zijne – van afhangt.

Vreugde en verdriet zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden in dit dubbelportret. Zoals ook Jon en Suleika in het echt met elkaar zijn verbonden – en zich in de echt, tijdens een delicate ceremonie, laten verbinden. Op weg naar de uitreiking van de Grammy Awards in Las Vegas belt zij nog wat advies door. ‘Blijf geconcentreerd’, zegt ze met een stralende glimlach en kaalgeschoren hoofd. ‘Mediteer, bid, focus.’ Vanuit huis ziet Suleika vervolgens hoe haar echtgenoot een ontzettend gelikte performance geeft en het Awards-spel vol verve meespeelt.

Thuis, op een sleetje in de sneeuw én in het ziekenhuis zijn ze één, in al hun twijfel, kwetsbaarheid en genegenheid. En Matthew Heineman heeft dit gloedvol vereeuwigd, verbonden met Batiste’s muzikale verrichtingen en zo een overrompelend eerbetoon gemaakt aan twee bijzondere mensen en hun liefde. ‘Je moet de wrede feiten van de realiteit onder ogen zien dat het misschien niet lukt’, zegt Batiste onderweg over zijn zelfgeschreven symfonie (maar hij zou ’t net zo goed over Suleika kunnen hebben). ‘Tegelijkertijd heb ik onwankelbaar vertrouwen.’

Alreadymade

Tomtit Film

Het begint met een urinoir. In 1917 is dat object, een pispot dus, om in te plassen, anoniem ingestuurd voor een expositie in New York. Een gebruiksvoorwerp, gepresenteerd als conceptuele kunst. Readymeade, juist. Niet geaccepteerd door ‘The Society Of Independent Artists’, overigens. Tenminste, volgens de officiële lezing. Het object zelf is verdwenen. En het verhaal eromheen niet meer te controleren. Het object dat in de openingsscène van Barbara Vissers lekker onnavolgbare documentaire Alreadymade (86 min.) wordt gepresenteerd is een replica van achttien jaar later. Het is gesigneerd door ene R. Mutt en geldt inmiddels als één van de belangrijkste kunstwerken van de twintigste eeuw.

Het kunstwerk, vereeuwigd op een foto van Alfred Stieglitz (waarvan het negatief toevallig ook is verdwenen), wordt doorgaans toegeschreven aan Marcel Duchamp, één van de vaders van het Dadaïsme. Een man die volgens sommige kenners zijn tijd ver vooruit was. Hij liet het schilderen al snel achter zich. Kunst moest volgens hem méér zijn dan een lust voor het oog. Een stimulans voor het brein. Maar was ‘Fountain’ eigenlijk wel de schepping van Duchamp? Kwam het werk niet eigenlijk uit het brein van barones Elsa von Freytag-Loringhoven, een vrouw die altijd was weggezet als excentriek en gek? En was zij dan de moeder van de moderne kunst, waarvan iedereen altijd voetstoots had aangenomen dat die was geconcipieerd door een man?

Het is een discussie waarvan diezelfde kenners, die door Visser binnen een onwezenlijke virtual reality-omgeving zijn geplaatst, maar geen genoeg krijgen. Met zichtbaar plezier baant de documentairemaker zich samen met haar editor Tim Roza intussen een weg door het doolhof dat door (één van) de betrokken kunstenaars is opgetrokken en dat zij nu als een readymeade aan een niets- (of juist alles-)vermoedend 21e eeuws publiek offreert: verdwalen of verdwalen, wat gaat het worden? Want deze joyeuze, oorspronkelijke en filosofische film, over het wezen van kunst en auteurschap, is als een kamer met drie deuren. Zodra je de juiste hebt gevonden, stap je opnieuw een kamer met drie deuren binnen.

Is het niet door de inhoud, dan wel door de vorm van deze film – al ís vorm natuurlijk inhoud, zeker bij deze film. Visser probeert haar tot de verbeelding sprekende barones, de verpersoonlijking van de veronachtzaamde rol van vrouwen binnen de kunst, met onlangs opgeduikelde bewegende beelden, audio-opnamen, een androgyne actrice en allerhande visual effects een nieuw digitaal leven te geven. De vrouw die de mens zelf (ook) als kunstwerk zag. En dan is het uiteindelijk alleen nog de vraag of Fountain haar grote feministische, anti-oorlogsstatement was? Een ‘readymade staaltje misogynie, inclusief nep-handtekening’, van Duchamp? Of toch het geesteskind van onze eigen verbeelding? Al doet het antwoord er in wezen niet toe.

Het gaat weer eens niet om de eindbestemming, maar om de reis ernaartoe.

Ongewoon Gewoon: Sheila Gogol

EO

Deze film begint met een opening zoals je die tegenwoordig wel vaker ziet in documentaires: in een minuut of twee wordt een voorschot genomen op wat het komende uur zoal heeft te bieden. Bij Ongewoon Gewoon – Sheila Gogol (45 min.) passeren in dat intro bijvoorbeeld Martin Luther King, Marilyn Monroe en de Oscar-winnende film De Aanslag de revue.

Daarmee krijg je als kijker natuurlijk ook meteen een beeld van de vrouw die door Saskia van den Heuvel zal worden geportretteerd. Maar wie Sheila Gogol (1942-2022) nu precies was? Behalve de moeder van schrijver Robert Vuijsje en de ex-echtgenote van journalist Bert Vuijsje, welteverstaan. Die vraag blijft eigenlijk de gehele film in de lucht hangen – en daarmee ook de noodzaak en urgentie van de documentaire.

Uit de herinneringen van de sprekers in deze film – familieleden, vrienden, kennissen en Joodse geestelijken – komt een vrouw naar voren die tot menig hart is doorgedrongen. Sheila werd geboren in New York, leefde enige tijd in Israël en belandde uiteindelijk in Amsterdam. Ze was atheïstisch opgevoed, deed onderweg onvervalste hippie-idealen op en bleef van daaruit onvermoeibaar de dialoog opzoeken met anderen.

Een ontwikkelde vrouw, een lieve vrouw en volgens diverse intimi ook een heel mooie vrouw. Maar Ongewoon Gewoon maakt toch niet helemaal duidelijk waarom er (nu) een film over haar moest worden gemaakt, ook doordat Saskia van den Heuvel die documentaire tamelijk associatief heeft opgebouwd en de verwikkelingen rond haar hoofdpersoon slechts beperkt inkadert of in hun context plaatst.

Van mensen die Sheila Gogol nooit hebben gekend vraagt het dus het nodige inlevingsvermogen en schakelwerk om haar, via deze tv-docu, alsnog te ontmoeten en in het hart te sluiten.

Welfare

IDFA

Je geld voor je leven. Daar komt het simpelweg op neer, aan de balie van de sociale dienst. In ruil voor een uitkering wordt je complete bestaan binnenstebuiten gekeerd. Aan de andere kant van die balie begint iemand – streng, begripvol, bureaucratisch, verveeld of, hopelijk, menselijk – je het hemd van het lijf te vragen. Alles moet op tafel: je werkeloosheid, beperking, huwelijk, verslaving en/of dakloosheid. Aan één balie, in een kantoortuin. Om je heen zitten mensen zoals jij. Minkukels, outsiders, losers… Althans, zo voelt het.

Mensen die hopen dat jij opschiet, anderen die lusteloos hun tijd uitzitten. Sommigen staan in je nek te hijgen, anderen onderbreken rustig jouw gesprek. Frederick Wiseman (Titicut Follies / High School), de grootmeester van de direct cinema, kijkt ook mee en tekent in Welfare (167 min.) uit 1975 de gesprekken op tussen medewerkers van een sociale dienst in New York en hun cliënten over Amerikaanse varianten op burgerservicenummers, echtscheidingspapieren, belastingformulieren, medische dossiers en toeslagen. Het is alsof je er, een halve eeuw later, naast staat en stiekem meekijkt en -luistert.

Dat is meteen de kracht en de zwakte van deze documentaire-klassieker. Met hedendaagse ogen bekeken, die al een overload aan d’rop & d’rover social media-filmpjes hebben aanschouwd, duren die (intake)gesprekken, werkoverleggen en terzijdes, waaronder het eindeloze gebekvecht tussen een zwarte portier en een veteraan die zich uiterst racistisch uitlaat, echt veel te lang. Er lijkt nauwelijks verschil te bestaan tussen de vertelde tijd, de totale lengte van het door Wiseman gefilmde beeldmateriaal, en de verteltijd, de lengte van de scène die hij van dat gefilmde materiaal heeft gemaakt.

Toen Frederick Wiseman Welfare maakte, was het feit dat hij het reilen en zeilen bij een uitkeringsinstantie überhaupt kon filmen waarschijnlijk al bijzonder genoeg. Een kleine vijftig jaar later wreekt het lage verteltempo zich echter een beetje. Voor 21e eeuwse kijkers worden sommige scènes, die regelmatig de tien minuten-grens doorbreken, bijna een bezoeking. Een strenge eindredacteur zou Wiseman voor dit materiaal nu hooguit anderhalf uur hebben gegeven. En dan zou de boodschap van deze observerende zwartwit-film nog heel overtuigend over het voetlicht zijn gebracht.

Want dat mensen die een uitkering willen volledig afhankelijk zijn van de goodwill van de mensen die hun aanvraag behandelen en het bureaucratische systeem waarbinnen die moeten werken is vanaf de allereerste seconde van Welfare glashelder. En dat stemt wanhopig, maakt strijdbaar of slaat juist murw. Als je je complete leven hebt overlegd en dan maar moet afwachten totdat – óf! – die check komt.

Get Gotti

Netflix

Een mediagenieke maffiabaas. Dat is weer eens wat anders dan een bruut in een trainingspak of een stokoude capo die elke vorm van publiciteit mijdt. John Gotti, een gesoigneerde kerel in een strak pak, spreekt tot de verbeelding van pers en publiek en geniet zelf duidelijk ook van de aandacht.

‘The Real Godfather’ komt pas goed in beeld als zijn voorganger als baas der bazen van de New Yorkse Gambino-familie, ‘Big Paul’ Castellano, op 16 december 1985 samen met zijn onderbaas Thomas Bilotti dood wordt aangetroffen bij een steakrestaurant in Manhattan. Koelbloedig geliquideerd, met meer kogels dan absoluut noodzakelijk waren. De opdrachtgever ligt voor de hand: diezelfde John Gotti. De twee hebben namelijk een zakelijk meningsverschil. Castellano is mordicus tegen drugshandel, zijn opvolger ziet er wel brood in. Het geschil wordt opgelost zoals ‘made men’ dat nu eenmaal doen: met enkele professionele huurmoordenaars.

Voor politie en justitie in New York is het duidelijk wat hen te doen staat: Get Gotti (151 min.). Gemakkelijk gaat dat niet. De verschillende politiediensten concurreren soms liever met elkaar dan dat ze samenwerken. En getuigen tegen zo’n prominente maffioso willen nog wel eens, op het allerlaatste moment, van mening veranderen of problemen krijgen met hun geheugen. ‘I Forgotti’ kopt een New Yorkse tabloid bijvoorbeeld als de ooggetuige van een eerdere geweldsuitbarsting van John Gotti zich ineens niets meer kan herinneren van wat hij toch een hele tijd lang zelf heeft beweerd. Iedereen weet wat er is gebeurd, maar probeer dat maar eens te bewijzen.

En daarmee is deze driedelige serie van regisseur Sebastian Smith en de rest van het team dat eerder de miniserie Fear City: New York Vs. The Mafia (2020) afleverde, precies waar ie wil zijn: in de al zo vaak geromantiseerde wereld van de maffia. Waar The Godfather, Goodfellas en The Sopranos elkaar virtueel ontmoeten. Volgens de sterke verhalen van deze gangsters vinden sterren zoals Andy Warhol, David Bowie en Brooke Shields ’t ook maar wat leuk om bij hen rond te hangen. Intussen stellen rechtschapen politiemensen, FBI-medewerkers en leden van de speciale Organized Crime Taskforce (OCTF) alles in het werk om ‘De Deftige Don’ achter de tralies te krijgen.

Zij observeren wat de leden van de Gambino-familie uitvreten, zetten ratten (ofwel: informanten) in en luisteren Gotti en zijn zware jongens stiekem af, waardoor die onbedoeld belastend bewijs tegen zichzelf aanleveren. Dit kat- en muisspel wordt door insiders vanuit de georganiseerde misdaad en de wetshandhavers die op hen jagen met zichtbaar plezier nog eens opgehaald. Smith laat hen aan het woord vanuit halletjes, archiefruimtes, wegrestaurants, fabriekshallen en – natuurlijk – luxe auto’s. Zolang ‘t er maar schemerig is. Het blijft tenslotte true crime.

Deze gesmeerd lopende serie is verder afgewerkt met tamelijk schreeuwerige vormgeving en een smakelijke eightiessoundtrack en werkt gestaag toe naar het moment waarop  ‘De Teflon Don’ – nee, aan bijnamen geen gebrek in deze productie, waarin het gangsterleven weer eens ouderwets wordt verheerlijkt – toch voor de bijl lijkt te gaan. En dat is best aardig kijkvoer, voor de liefhebbers van maffiafilms, waarin de ‘good guys’ heel veel moeite moeten doen om de ‘bad guys’ te laten brommen voor hun daden.

Big Fun In The Big Town

VPRO

Het is een kwaliteit: als maker weten, aanvoelen, wanneer je waar moet zijn. In de herfst van 1986 togen presentator Marcel Vanthilt, regisseur Bram van Splunteren, cameraman Deen van der Zaken en geluidstechnicus Bert van den Dungen naar New York om daar de opkomst van hiphop op te tekenen. De tv-docu Big Fun In The Big Town (40 min.) geldt inmiddels als een echte klassieker.

Nu hiphop een halve eeuw oud is en allang doorgedrongen tot de mainstream, krijgen die beginjaren alleen maar meer glans. Ook doordat de helden van toen nog zeer benaderbaar waren. Vanthilt belt bijvoorbeeld gewoon aan bij een huis in Queens. ‘Woont LL Cool J hier?’ vraagt hij aan de oudere vrouw die de deur opent. ‘Inderdaad’, antwoordt de grootmoeder van de dan achttienjarige rapper. Ze zijn van harte welkom. In de kleine woonkamer hangt een gouden plaat aan de muur.

LL blijkt gewoon een jongen die populair wil zijn bij de meisjes en daarom maar over de liefde rapt. Even daarvoor heeft een andere hiphop-grootheid, Darryl ‘DMC’ McDaniels van Run-DMC, al zijn nieuwe Cadillac laten zien en op straat gerapt over ‘My Adidas’. Zoals Grandmaster Flash, die met The Furious Five één van hiphops allereerste wereldhits (The Message) had, dan al een stoomcursus scratchen heeft gegeven en Doug E. Fresh mocht laten zien wat human beatboxen inhoudt.

Dit hiphop-document beschikt over nog meer uitgesproken troeven: platenbaas Russell Simmons van Def Jam Records, gangstarapper Schoolly D en wijlen Suliaman El Hadi, één van The Last Poets, een groep Afro-Amerikaanse dichters die vanaf eind jaren zestig politiek geladen spoken word-performances gaf en zo mede het fundament legde voor wat uiteindelijk hiphop zou worden. En op een feest is ook nog een jeugdige versie van de invloedrijke vrouwelijke rapper Roxanne Shante te ontwaren.

De hiphop van toen speelde zich vooral op straat in de grote steden af, waar groepen (zwarte) jongeren rondhingen en de drug crack zijn verwoestende entree begon te maken. Die wereld kreeg zijn weerslag in geheel eigen muziek, taal en stijl en werd treffend vereeuwigd door een groepje muziekpioniers uit Nederland en België. In eigen land zouden ze zo ook een hele generatie jongeren in aanraking brengen met hiphop. En die begonnen dan weer hun eigen stroming: nederhop.

Dear Memories: A Journey With Magnum Photographer Thomas Hoepker

AVROTROS

De man die ruim een halve eeuw iconische beelden vond in de dagelijkse realiteit – een groep jongeren bijvoorbeeld, die ontspannen zit te kletsen bij de Hudson-rivier terwijl er op de achtergrond enorme rookwolken komen uit de Twin Towers, of de legendarische bokser Muhammad Ali, zowel in zijn gloriedagen als in z’n Parkinson-jaren – begint stilaan het zicht op de wereld te verliezen. De hoogbejaarde Duitse fotograaf Thomas Hoepker, al bijna een halve eeuw woonachtig in de Verenigde Staten, is in de greep geraakt van dementie.

Samen met zijn tweede echtgenote Christine Kruchen maakt hij in Dear Memories: A Journey With Magnum Photographer Thomas Hoepker (52 min.) een trip nostalgia door zijn huidige vaderland, die wordt begeleid door foto’s, audio-interviews en geschriften van vroeger. Zo komen in deze weemoedige roadtrip van Nahuel Lopez verleden en heden samen – of botsen ze ongenadig op elkaar. Want dat Christine en Thomas dik vijftien jaar eerder in een ‘wedding chapel’ te Las Vegas zijn getrouwd, kan hij zich nu echt niet meer herinneren.

Thomas Hoepker leeft in het hier en nu. Zoals hij dat vroeger met zijn camera deed. Klik, en meteen voor de eeuwigheid vastgelegd. Hij fotografeert overigens nog steeds. Zonder bestaat hij niet. Terwijl het oudere echtpaar met hun camper vanuit hun woonplaats New York dwars door het Amerikaanse heartland, ofwel ‘Trumpland’, naar San Francisco reist en onderweg familieleden ontmoet, van een intiem concert geniet en steeds weer halt houdt voor ‘s mans onverzadigbare camera, filosofeert een vroegere versie van Hoepker over zijn vak en stiel.

‘Totale perfectie vind ik oersaai’, stelt hij bijvoorbeeld in het essay Zelfportret uit 1983. ‘Een goed verhaal vertellen of een belangrijke gedachte uitdrukken, daarom gaat het in de fotojournalistiek. En die moet dus direct en eenvoudig zijn. Dus liever niet te veel poseren.’ Deze bespiegelende film is een fraaie weerslag van diezelfde benadering: via zijn werk en ideeën blijft de mens, kunstenaar en journalist die hij ooit was bewaard, intussen toont hij de fragiele oudere man die daaruit is voortgekomen en nog altijd van het leven en zijn professie probeert te genieten.

Last Call

HBO Max

De term ‘overkill’ vat het treffend samen. De slachtoffers van de onbekende moordenaar blijken begin jaren negentig niet zomaar gedood. Ze zijn afgeslacht, in stukken gezaagd en langs de kant van de weg gedumpt. Dat kan beslist niet los gezien worden van hun seksuele geaardheid. De killer die actief is in de omgeving van New York koestert duidelijk een diepgevoelde haat tegen homoseksuelen.

Daarmee is hij in zekere zin een product van zijn tijd en omgeving. Hoewel New York in die jaren een levendige gayscene heeft, wordt homoseksualiteit in de Verenigde Staten bepaald niet overal geaccepteerd. Homofobie is er aan de orde van de dag. Mannen zoals Thomas Mulcahy en Peter Anderson blijven dus noodgedwongen hun hele leven in de kast en leven ogenschijnlijk een braaf burgermansbestaan. Totdat ze in het uitgaansleven, waarschijnlijk nét voor sluitingstijd, de verkeerde persoon tegen het lijf lopen.

Via de zoektocht naar deze seriemoordenaar belicht de vierdelige serie Last Call (215 min.) van Anthony Caronna en Howard Gertler het onverdraagzame klimaat waarbinnen de LHBTIQ+-beweging, die ook al is geconfronteerd met de AIDS-epidemie, zich eind twintigste eeuw staande moet houden en de impact van de moorden op hun dagelijks leven. Strijdbare belangengroepen zoals het New York City Anti-Violence Project eisen serieuze actie tegen het gruwelijke geweld dat in hun gemeenschap wordt aangericht.

Want erg veel prioriteit lijkt de NYPD in eerste instantie niet te geven aan de ‘pick up crimes’ van de zogenaamde Last Call Killer. Het gaat tenslotte om homoseksuele mannen die zich willens en wetens, op zoek naar seks en vertier, in het gaycircuit hebben begeven. Die houding doet denken aan de attitude van de Rotterdamse politie als er begin jaren negentig enkele homoseksuele mannen worden vermoord in het Kralingse Bos (waarover onlangs ook de thematisch verwante serie De Regenboogmoorden is uitgebracht).

Last Call legt de nadruk op de slachtoffers, hun nabestaanden en de angst binnen de queer-gemeenschap en vermijdt al te nadrukkelijke ‘seriemoordenaarsporno’. Pas in de slotaflevering van deze indringende serie, die getuige recente geweldsincidenten tegen homo’s en transmensen nog altijd actueel is, komt er een verdachte in beeld. Naar zijn motief blijft het gissen. Zou het een vorm van ‘gay panic’, de blinde razernij die bepaalde mannen overvalt als een andere man avances maakt, kunnen zijn? Of toch zoiets elementairs als zelfhaat?

The Stroll

HBO

Ze waren simpelweg veroordeeld tot sekswerk. Andere arbeid was aan het eind van de twintigste eeuw niet toegankelijk voor (zwarte) Amerikaanse transvrouwen. En toch bleek het leven op 14th Street in het New Yorkse Meatpacking District zeker niet alléén ellendig, stelt Kristen Lovell, die zelf destijds ook actief was in de tippelzone. Samen met co-regisseur Zackary Drucker probeert ze nu het leven op The Stroll (82 min.), die allang helemaal is schoongeveegd, opnieuw op te roepen.

Lovell gaat in gesprek met oud-collega’s, die soms wel 25 jaar deel uitmaakten van ‘de vleesmarkt’ in die verre uithoek van het toenmalige Amerika. Transvrouwen met illustere namen als Egyptt, Izzy “Cashmere” en Lady P. Ze vertellen openhartig en zonder schaamte over het ontdekken van hun eigen identiteit, de eerste keer als sekswerker, klanten, (seksueel) geweld en zelfverdediging, dakloosheid, drugsgebruik en -handel, intimidatie door de New Yorkse politie, arrestaties, (zelf)acceptatie en ouder worden (al heeft het leeuwendeel van de toenmalige ‘workin’ ladies’, stellen de overlevers, de veertig nooit gehaald).

Via deze kleurrijke personages vertellen Lovell en Drucker de tragische historie van een gemeenschap die in de afgelopen jaren weliswaar nadrukkelijk in de openbaarheid is getreden, maar die tot voor kort veroordeeld was tot de absolute rafelranden van de samenleving en zich zelfs in de LHBTIQ+-gemeenschap nauwelijks gezien of gehoord voelde. Die emancipatiestrijd, geïllustreerd met fraai archiefmateriaal en enkele animatiesequenties, mag vooral op het conto van onvermoeibare activisten zoals Sylvia Rivera en Marsha P. Johnson, die de belangenvereniging Street Transvestites Action Revolutionaries (STAR) oprichtten.

Zij verzetten zich bijvoorbeeld met hand en tand tegen de omstreden Walking While Trans-wet, waardoor met name transvrouwen van kleur wel héél gemakkelijk gearresteerd konden worden. Binnen de gemeenschap ontstond zo een zusterschap, die het mogelijk maakte om zelfs in de meest barre omstandigheden te overleven. Met de komst van het internet dienden zich bovendien andere mogelijkheden aan om een boterham te verdienen. Inmiddels hadden de New Yorkse autoriteiten ook hun zinnen gezet op het Meatpacking District. Daarvan kon – zonder die ‘travestiehoeren’ – wel eens een heel aantrekkelijke wijk gemaakt worden.

Met hun vertrek van 14th Street begon ook, vermoedelijk, het romantiseren van die verdorven plek en tijd. Tegenwoordig schamen transvrouwen zoals Kristen Lovell, die met deze film een elementair stuk Amerikaanse LHBTIQ+-geschiedenis heeft vereeuwigd, zich helemaal niet (meer) voor hun tippeljaren. Zoals ze het zelf zeggen: je kunt een meid van The Stroll halen, maar je kunt The Stroll niet uit een meid halen.

Loudmouth

Greenwich Entertainment

Is hij een burgerrechtenleider in de traditie van Marcus Garvey, Martin Luther King en zijn grote voorbeeld Adam Clayton Powell? Of zo’n typische mediageile representant van de ‘burgerrechtenbusiness’, die steeds weer de publiciteit zoekt met zwarte onvrede en protest? Reverend Al Sharpton uit Brooklyn, New York, is in elk geval een Loudmouth (123 min.) en zorgt overal waar hij komt voor controverse. Voor de goede zaak, zal hij zelf zeggen. Om het dominante narratief bij te sturen en aandacht te vragen – nee: te eisen! – voor de Afro-Amerikaanse zaak.

Dat komt de begaafde spreker, behept met de dramatiek van een zwarte prediker, vanaf zijn opkomst in de jaren tachtig op fikse tegenwind te staan. Een treffend voorbeeld is de grap waarmee hij in een tv-programma wordt geïntroduceerd: wat doe je als Saddam Hoessein, Muammar Gaddafi en Al Sharpton voor je staan en er maar twee kogels in je wapen zitten? Dan jaag je Al twee kogels in zijn lijf. Zelf ziet hij er een logische reactie van een onderdrukkend systeem in: probeerden ze van Martin Luther King ook niet een goedkope oplichter of tweederangs crimineel te maken?

‘Randall, ik heb een microfoon op voor een documentaire’, vertrouwt hij in deze documentaire van Josh Alexander een vriend toe op zijn groots opgezette verjaardagsfeest. ‘Dus zeg niks stoms.’ Het is Sharpton ten voeten uit: kien, direct en zich altijd bewust van de indruk die hij maakt. Alexander volgt hem vanaf half 2019, als het land zich langzamerhand begint op te maken voor de presidentsverkiezingen van een jaar later en er nog geen idee van heeft dat het Coronavirus in aantocht is en de dood van George Floyd voor massale Black Lives Matter-protesten gaat zorgen.

Al Sharpton, tegenwoordig een slordige negentig kilo lichter dan in zijn onstuimige beginjaren, vertelt intussen zijn eigen verhaal. Er komen geen andere sprekers aan het woord in deze film. Die zijn ook niet nodig. Via archieffragmenten uit talkshows, nieuwsreportages en interviews krijgt hij meer dan genoeg kritiek en weerwoord. Zo ontstaat een pregnant beeld van een onvermoeibare zwarte activist. Altijd in de frontlinie. ‘No justitie, no peace’ scanderend bij geruchtmakende zaken, zoals de lynchpartij in Howard Beach en de omstreden ontvoering en verkrachting van Tawana Brawley.

Loudmouth richt zich vrijwel volledig op ’s mans politieke activisme, waarvan met geladen muziek de urgentie wordt benadrukt. Over zijn persoonlijk leven laat de onversaagde strijder nauwelijks iets los. Het is waarschijnlijk zoals hij zijn leven ziet: als een willekeurig breekijzer om Amerika’s verhaal open te wrikken, zodat de zwarte gemeenschap er zijn eigen hoofdstukken aan kan toevoegen.

Against All Odds: The Daily Paper Story

Prime Video

Elk merk moet een verhaal hebben. Dit is het verhaal van Daily Paper. Het verhaal van drie Nederlandse vrienden, die hun wortels elders op aarde hebben: Marokko (design director Abderrahmane Trabsini), Ghana (culture director Jefferson Osei) en Somalië (creative director Hussein Suleiman). Precies dat is ook de kern van hun verhaal: deze ‘broeders’ vertegenwoordigen de nieuwe Nederlanders – nee: nieuwe wereldburgers – die leven tussen twee culturen. Vandaar de slogan: from Osdorp to the world. Die ze natuurlijk maar al te graag willen veroveren. En daarbij weten ze ‘celebs’ als Michelle Obama, Jay-Z en Erykah Badu al aan hun zijde.

In Against All Odds: The Daily Paper Story (160 min.) vertellen ze dat verhaal. Beter: hun story. Van hun eigen modemerk. Nee: hun bránd. Dit mag je dus ook gerust een branddocu noemen. Waarin dat ‘fashion brand’ en het daarbij behorende verhaal, dat draait rond authenticiteit en diversiteit, eens goed in de markt worden gezet. In vier delen: opstarten, doorgroeien, groeistuipen en weer doorstarten. Want met succes komt ook verwachting. En de behoefte aan een strategie. Om daadwerkelijk door te groeien naar de Champions League. Dat is in elk geval de ambitie van de later aangetrokken CEO & co-owner Rodney Lam. Hoe kunnen we optimaal groeien, vraagt hij zich hardop af, terwijl we wel onze cultuur vasthouden?

Die spanning zit inderdaad in het bedrijf. Want hoewel ze het niet per definitie altijd met elkaar eens zijn, zijn de drie oprichters ‘heel equal’. Abderrahmane: ‘Er is geen Beyoncé in Destiny’s Child. Wij zijn alle drie Beyoncés.’ En dan is er dus nog Rodney, een man die ook geld wil maken met Daily Paper. Dat zorgt onvermijdelijk voor reuring: succesjes (een eigen wedstrijdtenue voor Ajax bijvoorbeeld), tegenvallers (een winkel in New York die maar niet op gang komt) én meningsverschillen. Die horen nu eenmaal bij een bedrijf dat de wereld wil weerspiegelen en veroveren, maar ook gewoon de rekeningen moet betalen. Deze vlotte miniserie vangt dat proces heel aardig – al ligt de boodschap die het brand zelf wil uitdragen er soms wel erg dik bovenop.

Zeker als er aan het eind van aflevering 4 wordt toegewerkt naar het tienjarige jubileum, waarvoor allerlei bekendheden, influencers en de internationale pers naar Nederland overkomen om het samen met hen te vieren, krijgt het verkooppraatje van Daily Paper de overhand in Against All Odds.

Patti Smith: Electric Poet

Arte

Na een concert met Bruce Springsteen & The E Street Band voelde gitarist Steven van Zandt onlangs de behoefte om met een tweet een recensent te corrigeren: nee, Bruce speelde geen cover van Patti Smith, het was zijn eigen compositie!

Vreemd is het overigens niet dat Because The Night door menigeen vooral wordt geassocieerd met de zangeres, dichter en kunstenares uit New York. Zij eigende zich het prijsnummer volledig toe en maakte er een absolute wereldhit van, haar enige overigens. Smith zelf werd intussen in het collectieve geheugen opgeslagen als een performer die floreerde op het braakliggende terrein tussen poëzie en rock & roll. Ze stond daarbij op de schouders van giganten als Arthur Rimbaud, Brian Jones, James Dean, Albert Camus en Bob Dylan en werd volgens eigen zeggen regelmatig verrast door de kracht van haar eigen verbeelding.

Als outsider had ze haar plek gevonden in het illustere Chelsea Hotel, een bastion van de tegencultuur waar je in de lobby zomaar bohémiens als Janis Joplin, William Burroughs of Allen Ginsberg tegen het lijf kon lopen. En even verderop huisde Andy Warhol’s The Factory, waar The Velvet Underground kind aan huis was. Gedragen door de eerste punkgolf van halverwege de jaren zeventig, waarbinnen ze helemaal op haar plek was, werd Smith zelf ook een icoon van die scene: oorspronkelijk, eigenzinnig en androgyn. Gaat het te ver om haar ‘non-binair avant la lettre’ te dubben? Feit is dat ze speelde met de traditionele man- en vrouwrollen.

Het gedegen portret Patti Smith: Electric Poet (53 min.) van Anne Cutaia en Sophie Peyrard richt zich vooral op het decennium waarin de geboren performer zich openbaarde aan de wereld. Zoals wel vaker wordt de periode daarna, waarin ze ook nog eens bijna tien jaar uit het publieke leven verdween om zich samen met haar echtgenoot Fred ‘Sonic’ Smith (oud-gitarist van The MC5) te wijden aan haar gezinsleven, bijna behandeld als een soort epiloog. Alsof dat latere leven simpelweg kan worden gereduceerd tot de comeback, na Freds vroegtijdige overlijden in 1994, en de blijvende artistieke waardering die haar sindsdien, ook als fotograaf, ten deel is gevallen.

‘Ik ben nooit normaal geweest’, stelt ze zelf, na een leven lang liefdevol laveren tussen punk en poëzie. ‘Maar ik ben een normale excentriekeling.’

Giuliani: What Happened To America’s Mayor?

CNN

Na de aanslagen van 11 september 2001, hét dieptepunt van de recente Amerikaanse geschiedenis, groeide hij als burgemeester van het getroffen New York uit tot de meest bewonderde bestuurder van de Verenigde Staten, liefkozend ‘America’s Mayor’ genoemd. Een kleine twintig jaar later wordt Rudy Giuliani op zijn best beschouwd als een schertsfiguur, de man die de rottigste klusjes opknapte voor president Donald Trump en bereid was om zichzelf daarbij volslagen belachelijk te maken.

Zoals hij daar bijvoorbeeld staat, orerend over verkiezingsfraude op de parkeerplaats van het hoveniersbedrijf Four Seasons Total Landscaping. Het is een nauwelijks meer te persifleren tafereel. Net zo tragisch is zijn bijdrage aan 6 januari 2021, waarbij hij in de aanloop naar de bestorming van het Capitool oproept tot ‘trial by combat’. Is deze even richtingloze als rücksichtslose volksmenner al te herkennen in de jonge Rudy Giuliani, die in een parallel gemonteerde politiedemonstratie uit vroeger tijden is te zien? Het antwoord luidt onmiskenbaar ja.

Giuliani: What Happened To America’s Mayor? (168 min.), een vierdelige serie van showrunner John Marks, duikt met medewerkers, politieke insiders en opiniemakers in ’s mans verleden. Eerst als openbaar aanklager die, bepaald niet zonder succes, zijn tanden zet in de beruchte georganiseerde misdaad van New York. Niet veel later als kandidaat voor het burgemeesterschap, voor wie vrijwel alles geoorloofd lijkt om te winnen – óók, alweer een parallel, het betwisten van de verkiezingsoverwinning van zijn opponent.

En als hij, de crimefighter, dan daadwerkelijk wordt gekozen tot burgervader, maakt hij direct duidelijk dat er ‘a new sheriff in town’ is. Die gaat door riemen en ruiten om de torenhoge criminaliteitscijfers van New York omlaag te brengen. Dan is hij volgens anderen ook op zijn best: als een generaal in oorlogstijd, die bovenaan de pikorde staat en permanent orders geeft. Hij oogst er alom lof mee. Naar eigen smaak overigens nooit genoeg, volgens mensen die met hem hebben gewerkt. Alles moet en zal altijd om Rudy Giuliani draaien.

Terwijl de criminaliteit afneemt door Giuliani’s zero tolerance-beleid, is er ook kritiek vanuit met name de zwarte gemeenschap, die tijdens zijn burgemeesterschap vaak te leiden heeft onder politiegeweld. Treffend is het incident rond Amadou Diallo, van wie hier zijn moeder Kadiatou aan het woord komt. De ongewapende student uit Guinea wordt in 1999 met maar liefst 41 Shots gedood door politieagenten, simpelweg omdat hij als jonge zwarte man lijkt op de verdachte die zij zoeken. Het zorgt voor Black Lives Matters-achtige protesten.

Giuliani komt ook regelmatig keihard in aanvaring met de plaatselijke pers, die hem soms het vuur aan de schenen legt. ‘In veel opzichten was Rudy Donald Trump voordat Donald Trump zelf Donald Trump werd’, zegt de journaliste Tish Durkin daarover. ‘Hij ontdekte en perfectioneerde de politieke kunst van het onderhouden van een vijandige relatie met de pers en genoot daarvan.’ Net als de man die hij later als een soort consigliere zal gaan dienen wordt Giuliani de verpersoonlijking van het adagio dat zoiets als slechte publiciteit helemaal niet bestaat.

Aflevering 3 van deze boeiende miniserie, die bestaat uit een krasse combinatie van archiefmateriaal en een ontzaglijke hoeveelheid pratende hoofden (waarbij alleen die van Rudy zelf en Donald ontbreken), is grotendeels gewijd aan het trauma 911, als Giuliani boven zichzelf uitstijgt, steeds de juiste toon vindt en zo de burgemeester van een land in nood wordt. De bewondering die hem ten deel valt stijgt hem echter ook naar het hoofd en zal de man, bij zijn totaal mislukte presidentscampagne van 2008, ook de kop kosten.

En dan zit zijn politieke carrière er in wezen op. Rudy Giuliani is volstrekt irrelevant geworden. Totdat Donald Trump zich meldt als Republikeinse kandidaat voor de verkiezingen van 2016 en Giuliani in zijn mede-New Yorker een kans ziet om zichzelf te rehabiliteren als diens bloedhond, het uitgangspunt voor de ontluisterende slotaflevering van deze miniserie, waarin de hoofdpersoon in zijn eigen mes, een onbeheersbare behoefte aan status en aandacht, loopt en elke vorm van geloofwaardigheid verliest.

Dat gevaar was er altijd al, stellen mensen uit zijn directe omgeving, maar nooit eerder werden de donkere krachten in deze eerzuchtige man zo weinig begrensd. Het is een wat onbevredigende slotsom. Is er werkelijk niets meer in het spel? Drank? Ouderdom? Psychische problemen misschien? Hoe kan America’s Mayor anders de risee van de Amerikaanse democratie zijn geworden? Of zat die gekte en roekeloosheid altijd al in Rudy Giuliani en heeft hij simpelweg zijn façade van respectabiliteit afgelegd?

Money Shot: The Pornhub Story

Netflix

Serena Fleites was veertien toen ze verliefd werd op een oudere jongen. Hij vroeg haar om een naaktvideo op te sturen. En nog één. Nog één. Toen begonnen ze haar op school vreemd aan te kijken, vertelde ze aan Nicholas Kristof, columnist van The New York Times. Iemand bleek de filmpjes op Pornhub te hebben gezet. Eentje was al 400.000 keer bekeken. Het tienermeisje vroeg de grootste pornosite van de wereld daarna om de video’s te verwijderen. En als dat na veel gedoe eindelijk leek te zijn gelukt, werd dat filmpje meteen weer door iemand anders geüpload. 

Kristof schreef er eind 2020 een opiniestuk over, dat insloeg als een bom: The Children of Pornhub. Met als ondertitel: why does Canada allow this company to profit off videos of exploitation and assault? Daarmee bracht hij het verdienmodel van één van de meest bezochte websites van de wereld, met 3,5 miljard bezoekers per maand, acuut in gevaar. Niet alleen van Pornhub zelf overigens, maar ook van de individuele sekswerkers die een eigen zaak runden via het platform – en daardoor eindelijk niet meer afhankelijk waren van de officiële adult entertainmentindustrie.

Daarmee ligt het centrale dilemma van Money Shot: The Pornhub Story (94 min.) op tafel. Is MindGeek, het Canadese moederbedrijf van Pornhub, een afpersingsoperatie die ook van The Sopranos afkomstig had kunnen zijn en dus keihard moet worden aangepakt? Of is de website, die zichzelf afficheert met de slogan ‘All you need is hand’, een voorbeeld van hoe pornografie technologische vooruitgang aandrijft en de autonomie van sekswerkers faciliteert? Een onderneming die nu dan met een ouderwetse ‘War On Porn’ vanuit conservatief-christelijke hoek wordt geconfronteerd.

Documentairemaker Suzanne Hillinger laat de verschillende partijen aan het woord: sekswerkers, pleitbezorgers van de pornobusiness, ex-medewerkers van Pornhub (waaronder een geanonimiseerde moderator die tot wel duizend video’s per dag moest beoordelen), een woordvoerster van The National Center For Missing & Exploited Children en vertegenwoordigers van een christelijke belangengroep, met een slim gekozen naam (National Center On Sexual Exploitation) die waarschijnlijk moet verhullen dat ze liefst de complete seksindustrie op de korrel zouden nemen.

Dat resulteert in een aardig overzicht van de maatschappelijke discussie rond anonimiteit op het internet en hoe die laakbaar gedrag faciliteert, zeker op platforms waar niet-geverifieerde gebruikers seksuele content kunnen plaatsen. Intussen dreigen zelfstandig opererende sekswerkers te worden gemangeld tussen Big Porn, dat gewoon zoveel mogelijk omzet wil draaien en vooral niet al te veel energie wil steken in de strijd tegen schadelijke en illegale content, en moraalridders die dat dan weer aangrijpen om het epische gevecht tegen pornografie in hun voordeel te beslissen. 

‘Porno is de kanarie in de kolenmijn van de vrijheid van meningsuiting’, waarschuwt Mike Stabile, vertegenwoordiger van de seksindustrie, aan het eind van deze degelijke docu, die minder enerverend wordt dan menigeen op voorhand misschien had verwacht. Met het verbieden van pornografie, stelt hij, vast ook namens Money Shots maker Suzanne Hillinger, wordt automatisch de vrijheid van meningsuiting ingeperkt.

We Were Once Kids

Resolution Media

Opeens hangt er een poster in Washington Square Park: ‘Open casting call.’ Gezocht: echte New Yorkse jongeren, van allerlei verschillende achtergronden en kleuren. Jongens en meisjes, tussen de dertien en negentien. Voor de opnames van een film genaamd “Kids”, geregisseerd door Larry Clark en geschreven door een negentienjarige jongen die al een tijdje in de buurt rondhangt, Harmony Korine.

Niet veel later valt het kwartje bij het groepje straatjongeren, dat begin jaren negentig een soort skategroep heeft gevormd. Clark, dat is de oudere jongere, een fotograaf naar verluidt, die de afgelopen tijd nogal eens een jointje met hen is komen roken. Als één van hen, Hamilton Harris, daadwerkelijk naar de casting gaat, blijkt hij auditie te moeten doen voor een personage dat ‘toevallig’ zijn eigen naam draagt.

Tijdens de opnames voor de speelfilm zullen de grenzen tussen fictie en realiteit nog verder vervagen. En als Kids in 1995 wordt uitgebracht, kan ook de buitenwereld nauwelijks onderscheid maken tussen de tieners en hun personages. Ze zijn de verpersoonlijking geworden van ‘de jeugd van tegenwoordig’: volledig oversekst, bijzonder gewelddadig en voortdurend experimenterend met drank en drugs.

In de degelijke documentaire We Were Once Kids (86 min.) van Eddie Martin blikken enkele van die voormalige jongeren terug op hoe hun persoonlijke grenzen flink werden opgerekt tijdens de opnames, de film bij release een fikse controverse veroorzaakte en vervolgens een enorm kassucces werd en de acteercarrière van met name Rosario Dawson en Chloë Sevigny daardoor een pikstart maakte.

Deze hoofdrolspelers, welbekende Hollywood-namen inmiddels, komen overigens niet aan het woord. Net als Larry Clark en Harmony Korine, die allebei voor de eer bedankten. De nadruk komt daardoor automatisch te liggen op wat de film Kids de andere skatejongeren heeft gebracht en gekost. En dan blijkt, enigszins voorspelbaar, dat niet alle betrokkenen het plotselinge succes even goed hebben verwerkt. 

Met enkele ‘acteurs’ is het niet goed afgelopen – waarbij het natuurlijk de vraag blijft of dat rechtstreeks met de film is te verbinden. Dit drama wordt in deze docu in elk geval met dikke muziek aangezet. Daarbij is het ook jammer dat Clark de mogelijkheid om kritiek van zijn voormalige cast te weerleggen – over zijn manipulatieve gedrag op de filmset en uitbuiting van zijn hoofdrolspelers – onbenut laat. 

Daardoor blijft We Were Once Kids een weliswaar interessante, maar ook enigszins gemankeerde terugblik op het maakproces van een omstreden hitfilm.

Een trailer van We Were Once Kids (ook wel bekend als The Kids) is hier te bekijken.