The Six Billion Dollar Man

Charlotte Street Films

Regisseur Eugene Jarecki hamert ‘t er bij de start van The Six Billion Dollar Man (129 min.) nog even in: vóórdat Julian Assange een hacker, een verkrachter en een spion werd (genoemd), was hij de man die in 2010 met WikiLeaks de beruchte Collateral Murder-video publiceerde. Schokkend beeldmateriaal waarmee ondubbelzinnig werd aangetoond dat Amerikaanse militairen zich in Irak schuldig maakten aan oorlogsmisdaden.

Want daar ligt de oorsprong van al wat Assange daarna overkwam: een beschuldiging van seksueel misbruik in Zweden, een jarenlang verblijf als verstekeling op de Ecuadoriaanse ambassade te Londen en daarna nog een tragische periode van eenzame opsluiting in de Engelse gevangenis Belmarsh. Een rechtsgang – lees: martelgang – die in totaal toch al gauw veertien jaar in beslag heeft genomen.

Dat proces is natuurlijk al op diverse momenten en vanuit verschillende gezichtspunten opgetekend in gewaardeerde documentaires zoals We Steal Secrets: The Story Of WikiLeaks (2013), Ithaka: A Fight To Free Julian Assange (2021) en A Dangerous Boy (2024). Niet eerder werd dit verhaal echter zo compleet, goed gedocumenteerd en meeslepend gepresenteerd als in deze essentiële film van Eugene Jarecki.

Jarecki (The Trials Of Henry Kissinger, The House I Live In en The King) moest zijn film volgens eigen zeggen in Duitsland maken, omdat in het huidige Amerika niemand z’n vingers eraan wilde én wil branden. Niet vreemd: Julian Assange wordt, zéér overtuigend, geportretteerd als het slachtoffer van een buitengewoon geraffineerde Amerikaanse lastercampagne, die in feite neerkomt op ‘een slow-motion publieke executie’.

De documentairemaker kan daarvoor terugvallen op een ware sterrencast, met Edward Snowden, Sigurdur ‘Siggi The Hacker’ Thordarson, Naomi Klein, Yanis Varoufakis en Chelsea Manning. Zelfs Vivienne Westwood en, jawel, Pamela Anderson, die Assange opzochten tijdens zijn ballingschap, sluiten nog even aan. Alleen de man zelf ontbreekt. Hij wordt vertegenwoordigd door zijn vrouw Stella Moris en advocate Jennifer Robinson.

De onkreukbare Robinson, Assanges trouwste metgezel in een episch juridisch gevecht, fungeert tevens als verteller. Zij scheidt, vanuit het perspectief van haar cliënt, het kaf van het koren in een tragische zaak die uiteindelijk uitmondt in koehandel tussen de leiders van Ecuador en de Verenigde Staten, Moreno en Trump. Voor een slordige zes miljard dollar wordt de banneling van de hand gedaan – en in een Britse cel gesmeten.

The Six Billion Dollar Man belicht de zaak in z’n volle omvang. Rond een man die – of je nu sympathie voor hem hebt of niet; alsof dat er eigenlijk toe doet – stelselmatig kapot is gemaakt. Een kwaadaardig geval van ‘kill the messenger’, waarvan iedereen die belang hecht aan het vrije woord ernstige buikpijn zou moeten krijgen. Julian Assange bekent uiteindelijk wel schuld: ‘I plead guilty to journalism’, zegt de Man van Zes Biljoen cynisch.

Evocateur: The Morton Downie Jr. Movie

Magnolia

Hij bespuugt zijn opponenten nog nét niet, maar het scheelt weinig. Morton Downey Jr.’s ogen spuwen vuur en z’n mond spuit continu vuil. In zijn Morton Downey Jr. Show is vrijwel alles geoorloofd. En de kettingrokende talkshowhost zelf, de verpersoonlijking van de boze witte man, zweept zijn publiek, bijgenaamd ‘The Beast’, met sardonisch genoegen op. Totdat de zaak helemaal uit de hand loopt. Net als de kijkcijfers overigens.

In de boeiende documentaire Evocateur: The Morton Downie Jr. Movie (89 min.) uit 2012 reconstrueren Seth Kramer, Daniel A. Miller en Jeremy Newberger het woelige leven van deze cartoonversie van een ruziezoeker. Dat begint in 1932, als zoon van de beroemde tenor Morton Downey en de danseres Barbara Bennett. Mort junior zal z’n hele leven tevergeefs proberen om net zo beroemd te worden als zijn vader.

Hij probeert ‘t als zanger, houdt zich op in de linkse entourage van de Kennedy-familie en brengt zowaar een dichtbundel uit. Die heeft, achteraf bezien, een nogal ironische titel: Quiet Thoughts Make The Loudest Noise. Later zal hij zelf eerder een exponent worden van het tegendeel: The Loudest Noise Breaks Quiet Thoughts. Vanaf 1987 ontdekt Downey z’n stiel als het vuil gebekte middelpunt van zijn eigen ‘lynching mob’.

Na de eerste uitzending zal de screamshow, die eerst alleen wordt uitgezonden in New York, al snel het hele land veroveren. Intussen begint Downey zich in datzelfde tempo volstrekt onmogelijk te maken. Toch is er een zaadje geplant. Twee jaar nadat The Morton Downey Jr. Show in 1989 wordt gecanceld, maakt een andere talkshow zijn debuut. The Jerry Springer Show zal zich ontwikkelen tot hét podium voor platvloers Amerika.

Springer is zonder enige twijfel schatplichtig aan de publiciteitsgeile ploert uit ‘The Big Apple’, een man die zelf het voortouw neemt in het volksgericht dat er voor zijn camera wordt opgevoerd, terwijl Jerry Springer juist altijd z’n handen schoon houdt om de boel weer met een schijnheilig stichtelijk slotwoord te kunnen sussen. Morton Downey Jr. verbergt zich niet achter de meute die hij heeft opgeruid, hij gaat zelf voluit. 

Met zijn dochter Keli, enkele vaste medewerkers en bekendheden zoals oerconservatief Pat Buchanan, advocate Gloria Allred, talkshowhost Sally Jessy Raphael, comedian Chris Elliott en jurist Alan Dershowitz probeert dit postume portret vat te krijgen op Downey Jr., een man die wel een rol gespeeld móet hebben. Dat kan haast niet anders. Het is dan wel de rol van zijn leven geweest: de vleesgeworden volkswoede.

En daarmee kan Downey worden beschouwd als de verbindende schakel tussen de stijfrechtse talk radio van Rush Limbaugh en populistische tv-brulboeien zoals Bill O’Reilly, Glenn Beck en Sean Hannity. Hij vormde zo tevens een bruggenhoofd tussen pak ‘m beet Joe McCarthy en Donald Trump. Het hedendaagse Amerika is zelfs nauwelijks voor te stellen zonder volkshelden/-verlakkers zoals wijlen Morton Downey Jr. (1932-2001).

Lomax: The Songhunter

MM Filmprodukties

John en Alan Lomax hebben zo’n tienduizend veldopnames op hun naam gezet, schat Michael Taft van de Library Of Congress, terwijl hij door het gigantische archief van Amerika’s centrale bibliotheek loopt. Vader en zoon Lomax reisden in de eerste helft van de twintigste eeuw stad en land af, om in elke uithoek van de Verenigde Staten volksliedjes vast te leggen.

Toen pa John besloot om af te gaan bouwen, sloeg Alan Lomax (1915-2002) zijn vleugels uit naar het buitenland en ontwikkelde zich tot een toonaangevende folklorist en etnomusicoloog. Hij wilde de traditionele volksmuziek vastleggen, vóórdat die definitief door de gulzige massacultuur zou worden opgeslokt. Met zijn bandrecorder vereeuwigde Lomax een wereld, eigen en aards, die inmiddels zowat lijkt te zijn weggevaagd.

Als Rogier Kappers hem aan het begin van de 21e eeuw opzoekt in Florida, is Alan Lomax door een hersenbloeding niet meer in staat om hem echt te woord te staan. Met zijn kinderen, medewerkers en muzikanten zoals Pete en Peggy Seeger, Henrietta Yurchenco en Shirley Collins vangt de Nederlandse filmmaker in Lomax – The Songhunter (92 min.) niettemin het leven en werk van de gepassioneerde Texaanse collectioneur.

In een busje reist Kappers bovendien in het spoor van Alan Lomax naar landelijke gebieden in Schotland, Spanje en Italië. Hij grijpt daarbij terug op diens oorspronkelijke dagboekaantekeningen en gaat op zoek naar lokale mensen die ooit door Lomax met zijn recorder werden vastgelegd. Dit resulteert in prachtige scénes van oudere mensen die zichzelf of een dierbare voor het eerst terug horen. Alsof de geesten van een ver verleden tot hen spreken.

De Nederlandse liedjesjager heeft deze innemende roaddocu uit 2004 bovendien verrijkt met prachtig archiefmateriaal. Van illustere singer-songwriters zoals Woody Guthrie en Pete Seeger, maar vooral van gewone (werke)mensen, die hun dagelijks bestaan inkleurden, opluisterden of simpelweg draaglijk maakten met traditionele liederen: wasvrouwen, schaapsherders, spoorweglui, gevangenen, mijnwerkers en vissers.

Voor Lomax had zijn levensmissie, waaronder z’n eigen familieleven overigens flink had te lijden, een enorm maatschappelijk belang. Het ging hem, vertelt hij gepassioneerd in een archiefinterview uit de tijd dat hij zijn ideeën nog heel krachtig kon formuleren, om niets minder dan de vrijheid voor een cultuur om zich uit te kunnen drukken. Deze film van Rogier Kappers, bekroond met een Gouden Kalf, is een weldadige weerslag van die gedachte.

Horen – en zien – is geloven.

Dear Ms.: A Revolution In Print

HBO Max

Ze overwegen talloze namen voor het tijdschrift. Sojourner. Lilith. Bimbo. Bitch. Sister. De keuze valt uiteindelijk op Ms., een mix van mevrouw en juffrouw. Onder die vlag wordt het tijdschrift, dat is bedoeld als een platform voor de Amerikaanse vrouwenbeweging, in januari 1972 uitgebracht. De eerste reacties zijn direct enthousiast: Harry Reasoner, de presentator van ABC News en een zelfverklaarde ‘chauvinist pig’, geeft het blad in zijn televisiecommentaar bijvoorbeeld hooguit vijf nummers. Binnen een half jaar moet hij echter het boetekleed aantrekken en zich publiekelijk verontschuldigen.

Ms. wordt een doorslaand succes. Het vrouwentijdschrift past perfect in de tweede feministische golf en publiceert over thema’s die vrouwen raken, zoals kinderopvang, huiselijk geweld of seksuele intimidatie op het werk. Onder de kop ‘We have had abortions’ steken 53 bekende Amerikaanse vrouwen bovendien hun nek uit en maken bekend dat zij ooit een zwangerschap hebben laten afbreken. Onder hen zijn singer-songwriter Judy Collins, tennisser Billie Jean King, schrijver Susan Sontag én feministisch kopstuk Gloria Steinem, één van de initiatiefnemers van Ms. Zij riskeren zowel schade en schande als een veroordeling, want abortus is volstrekt illegaal.

Dear Ms.: A Revolution In Print (110 min.) verhaalt in drie bedrijven, geregisseerd door verschillende makers, over het baanbrekende vrouwenblad. In deel 1, A Magazine For All Women, belicht Salima Koroma de opkomst van Ms., met een vrijwel volledig wit colofon. Onder invloed van de zwarte concurrent Essence begint het tijdschrift een inclusievere koers te varen. Shirley Chisholm, de eerste zwarte en vrouwelijke presidentskandidaat, wordt de eerste zwarte vrouw op Ms.’s cover. En met eerst Alice Walker, auteur van bestseller The Color Purple, en later Michele Wallace en Marcia Ann Gillespie haalt het tijdschrift ook krachtige Afro-Amerikaanse stemmen binnen.

Alice Gu richt in A Portable Friend, het tweede deel van deze documentaire die als één geheel wordt gepresenteerd, het vizier op mannen. De spreekbuis van de ‘women’s liberation movement’ krijgt niet alleen stapels post van enthousiaste vrouwen, maar ook ontelbare boze brieven van mannen, die hun vrouw niet meer de baas kunnen, bang zijn voor welig tierende homoseksualiteit en/of een algeheel verlies aan vrijheid vrezen. Tegelijkertijd zijn er mannelijke feministen zoals de bekende acteur Alan Alda (*M*A*S*H), die zich verenigen in mannenbevrijdingsgroepen, om zich te kunnen bevrijden van ‘het stereotiepe beeld van mannelijkheid. Kritiek gegarandeerd.

In het slotdeel tenslotte, No Comment, zoomt Cecilia Aldarondo in op de soms lastige verhouding van de vrouwenbeweging tot seksualiteit en pornografie. De organisatie Women Against Pornography komt in de jaren tachtig lijnrecht tegenover de Feminist Anti-Censorship Taskforce te staan en dreigt intussen ook de zogeheten ‘moral majority’ van televisiedominee Jerry Fallwell en christelijk rechts in de kaart te spelen. De felle discussie wordt uitgevochten in Ms.-magazine en vormt tevens het sluitstuk van deze interessante, vrouw(enbeweging)vriendelijke film over het tijdschrift, dat decennia als betrouwbare barometer voor het feministische gemoed fungeert.

Oasis: Supersonic

Mint Pictures

Ze zijn weer uit de dood herrezen. Zoals dat nu eenmaal gaat met bands die ooit véél populairder waren dan de afzonderlijke leden daarna nog zijn geworden. Dan is de verleiding om dat verleden nog eens te bezoeken – en nog eens en nog eens en… – nauwelijks te weerstaan. Zeker omdat ook de portemonnee daar beslist niet leger van wordt.

En dus laat Oasis deze zomer weer ouderwets hits als Don’t Look Back In Anger, Champagne Supernova en Wonderwall herleven en bekvechten ook de gebroeders Gallagher, de Peppi en Kokki van de Britse popmuziek, weer ouderwets met elkaar. Gitarist en songschrijver Noel, het Beatlesque pophart van de groep uit Manchester, en zanger en frontman Liam, de soms onuitstaanbare blufkikker van dat gezelschap. Hoewel er onmiskenbaar ook chemie is tussen de twee broers, kunnen ze elkaar vaak nog altijd niet luchten of zien. ‘Noel heeft heel veel knopjes, zegt Christine Mary Biller van het management van de band daarover. ‘En Liam heeft heel veel vingers.’

In het typische bandjesportret Oasis: Supersonic (116 min.) uit 2016 loopt Matt Whitecross (Coldplay: A Head Full Of Dreams) de geschiedenis van de Britpopband netjes door met de bandleden en mensen uit hun directe entourage, waaronder Liam en Noels moeder Peggie, hun broer Paul en platenbaas Alan McGee. Zij geven, buiten beeld, commentaar bij de concertfragmenten, studio-opnames, interviews, tv-optredens en backstage-beelden, waarmee de stormachtige opkomst van Oasis en de beste jaren van de band, halverwege de jaren negentig, worden gereconstrueerd. Alle strapatsen van ná 1996, evenals de rivaliteit met grote concurrent Blur, blijven onbelicht.

Dat Oasis vroeger of later zal imploderen, staat vanaf het begin vast. Zoveel grootspraak, onderbroekenlol en drugsgebruik zet de interne verhoudingen nu eenmaal op scherp en eist vroeger of later zijn tol. Op dat niveau – van jongens die zich laven aan alle denkbare rock & roll-clichés – blijft de film ook wel een beetje steken. Héél veel dieper graaft Whitecross niet. Al wordt de problematische relatie van de Gallaghers met hun vader – Noel: ‘In zekere zin heeft mijn ouwe mijn talent in me geslagen – nog wel aangestipt. De charme van deze film is juist dat Noel en de vijf jaar jongere Liam, allebei dik in de veertig bij de release ervan, nog altijd ondubbelzinnig in hun eigen imago lijken te geloven.

En hun bandje, ooit het grootste van de héééle wereld, trekt bijna dertig jaar na hun glorieperiode dus nog altijd volle stadions. Oasis-fans blijken bereid om de absolute hoofdprijs te betalen voor de gewezen vaandeldragers van de Britpop.

A Deadly American Marriage

Netflix

Afhankelijk van welke lezing van de feiten prevaleert tijdens de rechtszaak is Jason Corbett een gewelddadige echtgenoot die alleen met een honkbalknuppel en baksteen was te stoppen of een onschuldige man die rücksichtslos van het leven en zijn kinderen werd beroofd door zijn tweede echtgenote en haar vader. Die feiten zijn ronduit gruwelijk. Op 2 augustus 2015 wordt de 39-jarige Ierse zakenman zo toegetakeld dat Alan Martin, een openbaar aanklager met dertig jaar ervaring, er nog van volschiet.

Wie daarvoor verantwoordelijk zijn lijdt geen twijfel: Molly Martens en haar vader, de gepensioneerde FBI agent Tom Martens. Zij houden in A Deadly American Marriage (102 min.) evenwel staande dat er sprake was van noodweer. Tegelijkertijd zijn Jasons zus Tracey en haar echtgenoot David ervan overtuigd dat zij Corbett doelbewust hebben afgeslacht, om de voogdij over diens kinderen Jack en Sarah te kunnen krijgen. En Jasons kinderen? Die dreigen een speelbal van de verschillende partijen te worden.

Het drama, dat pas onlangs definitief (?) is afgehandeld wordt in zekere zin al in november 2006 in gang gezet. Dan overlijdt Jasons eerste vrouw Mags, de biologische moeder van Jack en Sarah, plotseling na een astma-aanval. De rouwende weduwnaar uit Janesboro, in het Ierse graafschap Limerick, krijgt hulp van een Amerikaanse au pair, die niet alleen voor zijn kinderen begint te zorgen. Jason is als was in de handen van de veel jongere Molly, die hem tot een huwelijk en verhuizing naar de VS weet te verleiden.

Daar, in Meadowlands, North Carolina, zou de relatie al snel zijn verzuurd. Afhankelijk van wie er over die tijd vertelt ontwikkelde Jason Corbett een serieus woedeprobleem, dat voor zeer bedreigende situaties zorgde en blijkbaar alleen met uitzinnig geweld was te stoppen. Óf bleek zijn voormalige vrouw Molly toch een geslepen intrigante, die haar zinnen had gezet op Jasons kinderen en toen ze haar positie dreigde te verliezen haar toevlucht nam tot zéér oneigenlijke methoden. Met moord als tragisch eindstation.

Als buitenstaander word je in deze slim opgebouwde en uitgeserveerde true crime-docu van Jenny Popplewell en Jessica Burgess steeds heen en weer geslingerd tussen twee volstrekt tegengestelde versies van de werkelijkheid, waarbij één van de twee partijen de waarheid aan z’n zijde heeft en de andere er schaamteloos mee woekert. Maar welke dan: de Martensen of toch de Burgesses? En hoe slaagt de andere kant er dan in om tien jaar na dato nog altijd met een stalen gezicht keiharde leugens te verkondigen?

Die balanceeract werkt in A Deadly American Marriage wonderwel en dwingt de kijker om z’n eigen veronderstellingen en vooroordelen onder de loep te nemen – al is aan het einde ook wel duidelijk aan welke zijde de makers staan.

Stasi FC

Sky

De hegemonie van Dynamo Dresden is Erich Mielke al enige tijd een doorn in het oog. De beruchte baas van de Stasi, de alomtegenwoordige inlichtingendienst van de Duitse Democratische Republiek (DDR), loopt in december 1978 hoogstpersoonlijk de kleedkamer van de grote concurrent binnen. Hij heeft een heldere boodschap: jullie hebben met Dresden je jaren aan de top van de Oberliga nu wel gehad, het is tijd voor een andere kampioen: de Berliner Dynamo FC (BFC), een echte Stasi-club.

Erich Mielke geldt als een cruciale figuur in Oost-Duitsland (1949-1990), de communistische heilstaat die na de Tweede Wereldoorlog is ontstaan.  De ene helft van de bevolking rapporteert er als informant aan zijn almachtige veiligheidsdienst over de andere helft – en andersom. Zoals ’t een man met enorme geldingsdrang betaamt, wil Mielke die totale dominantie – net als bijvoorbeeld Silvio BerlusconiPablo Escobar en Benjamin Netanyahu – ook uitdrukken via een succesvolle voetbalclub.

In de boeiende historische documentaire Stasi FC (87 min.) ontleden Daniel GordonArne Birkenstock en Zakaria Rahmani hoe sport in de DDR zo, in de laatste fase van de Koude Oorlog, schaamteloos wordt ingezet voor politieke doeleinden en macht intussen wordt gebruikt om sportieve successen te behalen. Terwijl Dynamo Berlin de kampioenschappen aaneenrijgt in de jaren tachtig – waarbij Mielkes team de scheidsrechters, zacht gezegd, niet tegen heeft – wordt de sportieve concurrentie doelbewust verzwakt.

Exemplarisch is het tragische relaas van Gerd Weber. De middenvelder van BFC’s grote concurrent Dynamo Dresden wordt in 1981 bij een uitwedstrijd in Enschede benaderd of hij samen met twee medespelers wil overlopen naar het westen. Ze bieden hen een contract aan in West-Duitsland, bij FC Köln. De mannen die hem proberen te verleiden tot een overstap blijken in werkelijkheid Stasi-medewerkers te zijn. Weber wordt opgepakt en bestempeld tot verrader. Hij is pas 25, maar zijn voetbalcarrière zit er al op.

Andere spelers die een poging wagen om achter het IJzeren Gordijn vandaan te komen, zoals de BFS-spelers Falko Götz en Dirk Schlegel, worden tot staatsvijand verklaard en op alle mogelijke manieren in verlegenheid gebracht. Het zijn tragische verhalen die eerder al hun weg hebben gevonden naar het boek The People’s Game van de Britse historicus Alan McDougall. Hij plaatst, net als oud-Stasi medewerker Harald Wittstock, alle persoonlijke verwikkelingen nog eens in hun maatschappelijke context.

Terwijl Dynamo Berlin ondertussen met elk volgend kampioenschap meer wordt gehaat, als sportieve representant van een gevreesde politiestaat, dreigt het Oostblok zelf, de alliantie van communistische landen waarvan de DDR deel uitmaakt, ook uit elkaar te vallen. En als de Muur in 1989 daadwerkelijk valt en Oost- en West-Duitsland na verloop van tijd weer worden herenigd, dringt bij al die voetballers pas echt door hoe lang de arm van de Stasi, die staat in een staat, eigenlijk was: tot diep in de kleedkamer.

Stasi FC toont zo wederom aan dat sport een perfecte arena vormt voor het vertellen van een groot maatschappelijk verhaal en de bijbehorende kleine menselijke verhalen.

Three Mothers, Two Babies And A Scandal

Firecrest Films

Het is zo’n verhaal waarvan de schandaalpers smult: het Welshe echtpaar Judith en Alan Kilshaw adopteert in 2000 – via het internet, dat dan nog in de kinderschoenen staat – in de Verenigde Staten de tweeling Belinda en Kimberly. Die blijkt alleen eerder al te zijn geadopteerd door het Amerikaanse echtpaar Richard en Vickie Allen. Als de Kilshaws bereid blijken om meer te betalen (!), zou de biologische moeder Tranda Wecker, in overleg met Tina Johnson van het bemiddelingsbureau Caring Heart, echter hebben besloten om de twee meisjes alsnog aan hen te gunnen.

In een naïeve bui heeft de volkse Judith Kilshaw, die al snel door het leven zal gaan als de meest gehate vrouw van Groot-Brittannië, zelf contact opgenomen met Briony Warden van de Britse tabloid The Sun om de succesvolle adoptie te delen. Die heeft al snel door dat ze op een spraakmakend verhaal is gestuit over Three Mothers, Two Babies And A Scandal (150 min.). Ze laat de Kilshaws helemaal leeglopen, legt contact met het nette Amerikaanse echtpaar Allen en schermt de beide stellen vervolgens af van andere media. Zodat zij de primeur heeft over de ‘net twins’, een zaak waarvan haar bronnen duidelijk de reikwijdte nog niet overzien. Binnen de kortste keren staat de kinderbescherming bij de Kilshaws aan de deur.

In de eerste aflevering van deze driedelige serie is het met name Judith die haar kant van dit smeuïge verhaal mag doen. In aflevering 2 krijgt Vickie Allen de gelegenheid om daar vanuit haar perspectief op te reageren. Hun herinneringen staan regelmatig op gespannen voet met elkaar. Het gevecht om de kinderen zal uiteindelijk publiekelijk worden uitgevochten door de twee ouderparen. Op een gegeven moment zitten ze zelfs samen te bekvechten in de talkshow van Oprah Winfrey. Dat is in niemands belang – Oprah misschien uitgezonderd – en zeker niet in dat van de twee baby’s waar ze om strijden. Uiteindelijk raken ook de Allens ernstig beschadigd.

Documentairemaakster Alice McMahon-Major besluit de miniserie tenslotte met het persoonlijke relaas van de biologische moeder Tranda. Terwijl zij de achtergronden schetst van het ter adoptie aanbieden van haar dochters, belandt de ‘babies for cash’-zaak in Groot-Brittannië voor de rechter, worden feiten en fictie van elkaar gescheiden en kan de persoonlijke, sociale en financiële schade worden opgemaakt van een zaak die helemaal uit de klauw is gelopen. Niet in het minst door sensatiebeluste journalisten en media.

Menendez Brothers: Misjudged?

HBO Max

Het is een verhaal dat tot de verbeelding blijft spreken: twee jonge rijke broers uit Beverly Hills vermoorden samen in koelen bloede hun ouders.

En dat is ook precies wat het is: een verhaal. Zeker in de nieuwe Netflix-serie van Ryan Murphy, Monsters: The Lyle And Erik Menendez Story, de opvolger van zijn bingehit Monster: The Jeffrey Dahmer Story. Maar dat geldt evenzeer voor de true crime-docu Menendez Brothers: Misjudged? (88 min.) uit 2022, nummer zoveel in een schier eindeloze stroom tv-docu’s over de beruchte broers, die niet geheel toevallig opnieuw wordt uitgebracht, met een nét iets andere titel: Menendez: Monsters Or Misjudged? Voor wie het ‘echte’ verhaal verkiest boven de ‘gespeelde’ versie.

Deze productie van true crime-crack Andrea de Brito begint in het hier en nu: bij tieners die, ruim dertig jaar na dato, moeiteloos allerlei feitjes over het schokkende misdrijf van 20 augustus 1989 kunnen oplepelen en ook overtuigd zijn van het motief van de broers Lyle en Erik om hun ouders dood te schieten: ze zouden jarenlang zijn mishandeld en misbruikt door José en Kitty. De Menendez-broers zijn namelijk al enige tijd ‘trending’ op TikTok, waar tieners zoals ook de Nederlandse Nora ervan overtuigd zijn geraakt dat hun veroordeling een justitiële dwaling moet zijn. 

Het oorspronkelijke beeld van de twee was heel anders: de rijkeluiszoontjes uit Los Angeles zouden puur uit haat en hebzucht hebben gehandeld. Dat verhaal over seksueel misbruik was slechts een smoesje. ‘The abuse excuse’, noemde topadvocaat Alan Dershowitz ‘t, niet meer dan een ‘verlaat de gevangenis zonder te betalen’-kaartje. Ze werden in de media dan ook keihard aangepakt en eindeloos geridiculiseerd, zo laat De Brito feilloos zien. ‘Ik zou ervoor betalen om ze te zien sterven’, zegt een meisje bijvoorbeeld in een talkshow. Ze oogst er zelfs applaus mee.

En toen belandden beelden van het oorspronkelijke proces tegen de broers enkele decennia na de geruchtmakende moord op het Internet en werden zo, vaak zonder de bijbehorende context, toegankelijk voor een nieuwe generatie crime-consumenten. ‘Jonge mensen die opgroeiden met een meer open en begripvolle mentaliteit waren in staat op deze zaak terug te kijken’, vertelt de Amerikaanse universitair docent Sharon Ross, die mediatrends en jeugdcultuur bestudeert. ‘Zij vroegen zich af: hebben we het verkeerd aangepakt?’ Enter de Free Menendez Movement.

Duidelijk is dat wat er tijdens die rechtszaak is gezegd nu soms totaal anders wordt beoordeeld. Voor seksueel misbruik, in het bijzonder van jongens, is veel meer begrip gekomen – en daarmee ook voor Lyle Menendez, die vanuit de gevangenis zijn kijk geeft op de actuele stand van zaken, en zijn jongere broer Erik. Van gewetenloze daders, die alles in het werk stelden om weg te komen met hun daad, is het beeld voor menigeen gekanteld naar getroebleerde jongens, die gigantisch uit de bocht zijn gevlogen – en daarvoor inmiddels wel lang genoeg hebben vastgezeten.

Menendez Brothers: Misjudged? schetst al met een afgewogen beeld van de geruchtmakende moordzaak en is daardoor meer geworden dan het hap-slik-weg verhaal dat ook van deze tragische casus valt te maken – al krijgen de TikTok-kids echt te veel ruimte en wordt het geheel ook enigszins ontsierd door een platte crime-soundtrack. Neemt niet weg dat de afhandeling van de moordzaak inderdaad serieuze vragen oproept en dat dit ‘verhaal’ nog wel eens een staartje zou kunnen krijgen.

Chimp Crazy

HBO Max

Sinds de ongekende freakshow Tiger King: Murder, Mayhem And Madness (2020) is documentairemaker Eric Goode nu niet bepaald een graag geziene gast bij het Amerikaanse smaldeel dat zich bezighoudt met de handel in exotische dieren. Om met de camera binnen te komen bij de Missouri Primate Foundation van chimpanseefokker Connie Casey, die ook jarenlang het feesten- en partijenbedrijf Chimparty runde, besluit hij zelfs zijn toevlucht te nemen tot een schaduwregisseur: voormalig circusartiest Dwayne Cunningham, die zelf ook actief is geweest in de wilde dieren-business.

En daar, in Festus in Missouri, stuiten Goode/Cunningham op Tonia Haddix, een enthousiaste vrijwilligster van de chimpansee-opvang, met tevens een voorliefde voor blonde pruiken, botox en de zonnebank. Een ideale hoofdpersoon, kortom, voor: Chimp Crazy (224 min.), een vierdelige serie waarin ook een prachtige bijrol is weggelegd voor haar favoriete primaat Tonka, type ‘half mens, half chimp’, die er al een flinke carrière als filmacteur in Hollywood op heeft zitten. De aap kan heel lieve kusjes geven, droogt Tonia’s tranen als ze emotioneel raakt en houdt er netjes een dekentje voor als hij in haar bijzijn masturbeert.

Dat klinkt allemaal heel grappig – en dat is ‘t eerlijk gezegd ook – maar onschuldig is het privébezit van chimpansees zeker niet. Goode laat er geen misverstand over bestaan dat volwassen exemplaren nauwelijks meer zijn te hanteren en volstrekt onhandelbaar of zelfs levensgevaarlijk kunnen worden. Hij illustreert dit met enkele tragische voorbeelden, die het thuis houden van zulke mensapen voorgoed van hun onschuld ontdoen. Ook de dierenrechtenactivisten van PETA – waaronder de Schotse acteur Alan Cumming, die nog in de film Buddy speelde met Tonka – proberen de exploitatie van wilde dieren onmogelijk te maken.

Tiger King-achtig conflict verzekerd dus – al heeft Chimp Crazy nét iets minder karikaturale personages, bizarre verwikkelingen en algehele kolder dan de serie over tijgerkoning Joe Exotic. Zet dat meteen tussen aanhalingstekens: ‘minder karikaturale personages, bizarre verwikkelingen en algehele kolder’. Dat is namelijk wel heel relatief in dit verband. Vanaf het begin moet Eric Goode bovendien spitsroeden lopen. De keuze voor een rol op de achtergrond, ten faveure van een stroman, brengt hem als maker meteen in een lastig parket. En daar komen onderweg nog de nodige twijfelachtige keuzes en ethische dilemma’s bij.

Tegelijk betoont Tonia Haddix, ‘the Dolly Parton of chimps’, zich de ideale heldin voor deze even buitenissige als intrigerende miniserie: een praatgrage, exhibitionistische en lekker onbezonnen chimpanseemama die nog meer van ‘haar’ aapjes houdt dan van haar bloedeigen kind en van de ene in de andere zelf gegraven kuil valt – en haar publiek ondertussen van de ene in de andere verbazing.

The Devil On Trial

Netflix

‘Hallo’, zegt een sinistere stem. ‘Jullie gaan eraan.’

‘Wie en wat ben jij?’ antwoordt een vrouw angstig.

‘Gaat je niks aan.’

‘David?’ probeert zij nog eens.

Een onheilspellend gegrom.

‘Mama is er’, doet ze opnieuw een poging. ‘Ga maar staan. Kom, we gaan. Ga weg. Ga m’n zoon uit!’

‘Nééé!’ krijst David.

‘Ik ben je moeder.’

‘Je bent een sukkel.’

Waarna een demonisch gelach klinkt.

Als David Glatzel zelf, zijn broers Carl en Alan en hun zus Debbie en haar echtgenoot Arne ruim veertig jaar later de audio-opnamen terug horen die Davids ouders in augustus 1980 van hem hebben gemaakt, kijken ze toch even ongemakkelijk. Wat ging de elfjarige David tekeer tegen zijn moeder! Alsof hij, inderdaad, bezeten was door de Duivel. 

Ze weten allemaal hoe ’t verder ging: hun ouders schakelden het echtpaar Ed en Lorraine Warren in. Hij noemde zichzelf demonoloog, zij stond bekend als medium. En samen joegen zij op spoken en geesten. Die ze dan ook weer netjes uitdreven. Nou ja, netjes… Exorcisme is geen klus voor tere zieltjes. Een demon laat zich alleen met veel gedoe en geschreeuw verjagen.

Ed en Lorraine hadden hun zaakjes echter netjes voor elkaar. Binnen korte tijd bevrijdden ze, als zelfbenoemde ‘paranormale politie’, die arme David uit de wurggreep van de één of andere Duivel. Toen maakte de daarbij aanwezig Arne Cheyenne Johnson, Debbie’s aanstaande echtgenoot, alleen een cruciale fout: hij daagde ‘het beest’ uit.

Een jaar later zou de ‘demonische bezetenheid’ van David Glatzel, via een kleine omweg, tot een veelbesproken rechtszaak over een onfortuinlijke moord leiden: The Devil On Trial (91 min.). Waarbij Martin Minnella, de advocaat van de verdachte, z’n toevlucht nam tot een wel heel opmerkelijke verdedigingsstrategie: The devil made me do it.

Ideaal verhaal, moet regisseur Chris Holt hebben gedacht, waarbij ik voor de gereconstrueerde scènes in deze documentaire alle denkbare goedkope horroreffecten voor de dag kan halen. Voor alle filmfans die The Exorcist of The Conjuring, gebaseerd overigens op een boek van de Warrens, nog niet hebben gezien of er gewoon nooit genoeg van krijgen.

Voor alle anderen vormt al die griezelarij – of zeg maar gewoon: kletskoek – wel een serieuze barrière naar het slot van de film, waarin de gebeurtenissen in de Glatzel-familie van een andere, uiteindelijk veel aannemelijkere verklaring worden voorzien. Het kwaad is dan alleen al geschied: ook The Devil On Trial is z’n geloofwaardigheid een heel eind verloren.

Terwijl de documentaire toch ook is gesitueerd in een wereld, met name in de Verenigde Staten, waarin de Duivel daadwerkelijk een kracht is om te vrezen en te bestrijden – en om een aardige boterham mee te verdienen, dat ook. De Satanic Panic van de jaren tachtig en negentig, onlangs nog vervat in de docu Satan Wants You, is daar beslist niet los van te zien.

En daar, in de exploitatie van die redeloze angst, vanuit ideologische dan wel commerciële motieven, was voor Chris Holt meer te halen geweest dan in het uitdrijven van al dan niet ingebeelde duivels.

Elvis ’56

Media Home Entertainment

‘Terwijl hij onderweg is en in kleine clubs speelt, wil Elvis Presley niets liever dan een grote ster worden’, constateert Levon Helm, de verteller van Elvis ‘56 (58 min.). ‘Die droom lijkt volstrekt buiten zijn bereik. Op één klein detail na: de manier waarop meisjes beginnen te gillen als ze zien hoe Elvis beweegt terwijl hij zingt.’

Aan het begin van 1956 neemt de dan 21-jarige Presley, ingelijfd door de illustere manager Colonel Tom Parker (een pseudoniem van de Nederlandse ritselaar Dries van Kuijk), zijn allereerste nummer op voor het vermaarde platenlabel RCA: Heartbreak Hotel. Daarna zal het leven van de voormalige truckchauffeur uit Memphis, Tennessee, nooit meer hetzelfde zijn. 

Deze documentaire van Alan en Susan Raymond uit 1987 richt zich volledig op het sleuteljaar 1956, waarin Elvis van een ‘rockin’ nobody’ binnen korte tijd de onbetwiste ‘king of rock & roll’ wordt, een contract voor zeven jaar bij Paramount Pictures tekent en de ongevraagde aandacht, torenhoge verwachtingen en scherpe (en bekrompen) kritiek leert kennen die gepaard gaan met plotselinge roem.

Elvis voelt die druk ook, getuige deze film die volledig bestaat uit archiefmateriaal: dampende performances en fraaie zwart-wit foto’s. Voor Hound Dog heeft hij maar liefst dertig takes nodig. Pas dan is hij tevreden. Take 28 zal uiteindelijk de hitlijsten bestormen, in datzelfde jaar nog gevolgd door klassiekers als Don’t Be Cruel en het titelnummer van zijn debuutfilm Love Me Tender.

Met vaste hand schildert Elvis ’56 een jonge, viriele artiest die de duffe jaren vijftig een schop in hun kloten geeft met muziek die hij ‘leent’ van zwarte muzikanten en zulke ‘weerzinwekkende bewegingen’ maakt tijdens optredens dat een rechter ze probeert te verbieden. Hij zal in de navolgende decennia nog véél groter worden, constateert verteller Helm, die zelf furore maakt als drummer en zanger van The Band.

Elvis Presley wordt echter nooit meer zo benaderbaar als in het jaar 1956.

The Rise Of The Murdoch Dynasty

BBC

Volgens een recent profiel van Rupert Murdoch in Vanity Fair was Murdochs zoon Lachlan ervan overtuigd dat z’n broer James verhalen over hun vader lekte naar de schrijvers van de populaire dramaserie Succession. En iemand uit de directe omgeving van James meldde dat die er dan weer vanuit ging dat Rupert en Lachlan de pers op het spoor hadden gezet van verhalen over hem.

Het zijn taferelen die de gemiddelde televisiekijker inderdaad direct associeert met de infame mediafamilie Roy uit Succession. Hoezeer de pater familias van de Murdochs ook aan ‘damage control’ probeert te doen. Bij de scheiding van zijn vierde echtgenote Jerry Hall, het voormalige fotomodel dat eerder breed in de pers uitgemeten relaties had met Bryan Ferry en Mick Jagger, liet Rupert Murdoch bijvoorbeeld expliciet vastleggen dat zij geen verhaallijnen mocht lekken naar het schrijversteam van de serie. Wie weet wat er anders via de fictieve stamvader Logan Roy nog was onthuld over de man die de pers en politiek in zijn geboorteland Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in de afgelopen halve eeuw danig naar zijn hand heeft gezet.

The Rise Of The Murdoch Dynasty (180 min.) heeft zulke omwegen niet nodig. In dit drama in drie bedrijven van regisseur Jamie Roberts (Four Hours At The Capitol/Escape From Kabul), waarin overigens geen enkel lid van de Murdoch-familie participeert, wordt het echte leven van de oerconservatieve mediamagnaat gekoppeld aan de strijd om zijn opvolging en de schandalen die door de jaren aan hem zijn blijven kleven. In deel 1 staat bijvoorbeeld zijn opmerkelijke kongsi met de Britse Labour-leider Tony Blair centraal. Het tweede deel belicht het afluisterschandaal rond Murdochs beruchte Britse tabloid News Of The World, dat zelfs leidt tot parlementaire hoorzittingen. In de slotaflevering worden ten slotte het door Rupert Murdoch bepleite Brexit en de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten, met hulp van Murdochs Fox News, behandeld.

Roberts laat daarbij prominente medestanders zoals Les Hinton (die ruim een halve eeuw voor de man werkte), Piers Morgan (voormalig editor van News Of The World), Trump-fluisteraar Steve Bannon en Brexiteer Nigel Farage aan het woord. Hij geeft echter ook spreektijd aan gezworen tegenstanders zoals acteur Hugh Grant en Formule 1-baas Max Mosley, die ernstig zijn belaagd en belasterd door Murdochs schandaalkranten, en onderzoeksjournalist Nick Davies en hoofdredacteur Alan Rushbridger van de krant The Guardian, die het hack- en afluisterschandaal rond News Of The World aan het licht brachten. Zij kenschetsen hem als een rücksichtslose ondernemer, een man die veel kan en tot nog veel meer, zo niet alles, bereid is om zijn wil op te leggen aan de wereld.

Toen deze gedegen miniserie in 2020 werd uitgebracht konden ook zij niet vermoeden dat de door Trump en Fox opgepookte volkswoede begin 2021 bijna zou leiden tot een tweede Burgeroorlog in de Verenigde Staten (die onlangs overigens ook zijn weg vond naar Succession, via de dubieuze acties van de Fox News-achtige nieuwszender van de familie Roy, ATN, bij fictieve Amerikaanse presidentsverkiezingen). Al waren er vanaf het begin wel degelijk ferme criticasters. De Britse schrijver Dennis Potter vond bijvoorbeeld al in 1994 dat Murdoch het mediaklimaat en de politiek in zijn land had vergiftigd. Vlak voor zijn dood vertelde de inmiddels ernstig zieke schrijver tijdens een interview dat hij zijn kanker daarom maar ‘Rupert’ had genoemd.

Ook Potter had toen echter niet kunnen vermoeden hoever de ‘kanker’ Rupert Murdoch en zijn dynastie zich in de navolgende dertig jaar zouden verspreiden – en dat er nog altijd geen effectieve remedie is gevonden tegen zijn gevaarlijke vermenging van activisme, entertainment en journalistiek.

Dating Death

Sky

Dat je jezelf op de gedachte betrapt: dit heb ik al eens eerder gezien. Beter bovendien. Al die pratende hoofden. Getuigen. Familieleden. Politiemannen. Openbaar aanklagers. Journalisten, natuurlijk. Mensen die van ‘hem’ bijna hun beroep hebben gemaakt. Streep ‘bijna’ gerust weg. En de slachtoffers. Willekeurige Amerikaanse vrouwen. Meisjes, beter gezegd. De slachtoffers van een, checks notes, seksueel roofdier. Seriemoordenaar, juist. De enkeling die het kan navertellen doet dat ook. Been there, denkt de geoefende true crime-kijker desondanks. Done that. Daartegen is geen gimmick bestand (zoals: ‘hij’ heeft ooit aan een bekende, lékker dubbelzinnige datingshow op de Amerikaanse televisie deelgenomen en wij hebben de beelden!).

En dat je dan pas bedenkt: this is real, mán! Niet de pennenvrucht van een verknipte geest, maar de dadendrang van een verknipte geest. Herstel: van een psychisch gestoorde man. Die best gewoon oogt – overigens ook niet súperaantrekkelijk, al wordt het verhaal daarvan natuurlijk wel een stuk smeuïger – maar het van binnen helemaal niet is. Geen larger than life-personage, maar een levensechte man. Écht echt, zeg maar. Rodney Alcala, oud-militair en fotograaf in Californië. Een man die zijn eigen macabere invulling gaf aan de vrije liefde die de tweede helft van de sixties in z’n greep kreeg. En die in de jaren zeventig onder een andere naam, John Berger, van geen ophouden wist. Zijn, jawel, ‘body count’ zou al gauw zijn opgelopen tot honderd. Of meer. Of, ja, minder. Niemand die het precies weet. Al is dat geen beletsel om er tóch over te speculeren.

Dating Death (123 min.) dus. Een driedelige docuserie van David Harvey. Tamelijk routineus gemaakt: veel sprekers, aangekleed met een hele smak archiefbeelden en dichtgesmeerd met tamelijk platte muziek. Weerzinwekkende misdaden van een psychopaat, tot in detail doorgelicht. De plaatsen delict. Het politieonderzoek. De rechtszaak. Een hervertelling van een, nou ja, smakelijk verhaal. Geen nieuwe inzichten verder. Gewoon één van de vele seriemoordenaars – te situeren tussen pak ‘m beet Ted Bundy en Richard Ramirez – die tussen de jaren zestig en tachtig nu eenmaal actief waren in Amerika. Alan R. Warren, auteur van het boek The Killing Game over Alcala, heeft daarvoor wel een verklaring: ‘Een groot deel van die generatie is opgevoed door ouders, vaders in het bijzonder, die terugkwamen van de oorlog. Zij waren doorgaans niet affectief naar hun kinderen.’

En zulke liefdeloos aan de wereld toevertrouwde jongeren werden dus, denkt de doorgewinterde true crimer even welwillend mee, losgelaten in een tijd waarin alles mocht en kon. Dat móest wel tot een hele generatie lustmoordenaars leiden. Het is, in een wereld waarin wij ons verlustigen aan misdaad, al even onvermijdelijk dat daarover een eindeloze stroom boeken, films, podcasts en documentaires op gang is komen. Die we gewoon kunnen gaan uitzitten – of links laten liggen. Omdat de ene n(auwelijks )iets toevoegt aan de andere. Behalve de kick van het griezelen. The horror, the horror! Zoiets. Zonder dat we, écht, iets wijzer worden. En dan gewoon nóg een rondje. In de afzichtelijke achtbaan van de dood. Waar ditmaal Rodney Acala, of het monster dat we van hem hebben gemaakt, aan de knoppen zit.

Zulke gedachten dus…

Trailer Dating Death

Depeche Mode: 101

Sire Records

Ruim dertig jaar zijn er verstreken sinds de documentaire Depeche Mode: 101 (120 min.) werd uitgebracht in 1989. Zanger Dave Gahan worstelde in die periode opzichtig met een drugsverslaving, songschrijver Martin Gore leek de band daardoor meermaals op te moeten doeken, toetsenist Alan Wilder verliet halverwege de jaren negentig gefrustreerd de groep en keyboardspeler Andrew Fletcher overleed plotseling in 2022. Tegenwoordig bestaat de Britse synthpopband nog slechts uit twee leden, Gahan en Gore, maar is er desondanks opnieuw een wereldtournee aangekondigd.

Deze tourdocu van David DawkinsChris Hegedus en direct cinema-pionier D.A. Pennebaker (die klassieke muziekfilms maakte zoals Dont Look BackMonterey Pop & Ziggy Stardust And The Spiders From Mars), geremasterd in 2021, toont het oorspronkelijke viertal, zoals dat in de jaren tachtig furore begon te maken, en route in de Verenigde Staten. Soms treffen ze daar een uitverkocht huis aan, op een andere plek moeten ze ter plaatse nog allerlei promotionele activiteiten ondernemen om de zaal enigszins vol te krijgen. Intussen is er het leven tussen de concerten door: interviews, cassettebandjes van Roy Orbison en Johnny Cash scoren in Nashville, de stapels geld tellen van verkochte merchandise, spontane jamsessies en zanger Dave Gahan die backstage een baby de fles geeft.

Het meest opmerkelijke aan deze film is echter de aanwezigheid van een groepje kleurrijke Depeche Mode-fans, dat met hun favoriete band meereist naar Pasadena voor het 101ste en laatste concert van de Music For The Masses World Tour in de Rose Bowl, op 18 juni 1988. De acht jongelingen zijn via een danswedstrijd in Club Malibu geselecteerd voor deze trip langs de vermaarde Route 66, van New York naar Californië, en hebben daarmee automatisch ook een prominente plek in de film veroverd. Zij genieten overduidelijk van hun ‘fifteen minutes of fame’ en zullen de geschiedenisboeken ingaan als de allereerste realitysterren, een fenomeen dat in de navolgende jaren door televisieprogramma’s zoals MTV’s The Real World immens populair zal worden.

101 is verder doorsneden met songs, hits om precies te zijn, van het groots opgezette concert in de Rose Bowl, waar Depeche Mode, in voortdurende wisselwerking met diezelfde fans, zich manifesteert als een band die het gevoel van de jaren tachtig in de vingers heeft en moeiteloos het hart van een nieuwe generatie popfans, inmiddels overigens stuk voor stuk dik in de vijftig, weet te winnen.

My Old School

Dogwoof

Zijn klasgenoten kunnen het zich een kleine dertig jaar later nog goed herinneren. In 1993 kwam er een nieuwe jongen in hun klas op de Bearsden Academy, gelegen in één van de betere wijken van Glasgow. Het was een bijzondere, vroegwijze figuur, opgegroeid in Canada als zoon van een operazangeres. Toen zijn moeder overleed bij een auto-ongeluk, ging hij als zestienjarige bij zijn grootmoeder in Schotland wonen.

En nu zat Brandon Lee dus naast hen in de schoolbanken. Ze vonden dat overigens wel een opvallende naam. De zoon van karatelegende Bruce Lee heette toch ook Brandon? En was die niet net om het leven gekomen bij een schietongeluk tijdens de opnames van de film The Crow? Pas later begonnen ze er echt over na te denken: Brandons personage in The Crow stond op uit de dood. Zou hij nu aan een tweede leven zijn begonnen op – of all places – Bearsden Academy?

Brandon wil tegenwoordig best terugblikken op zijn tijd op My Old School (109 min.). Hij wil alleen niet in beeld. Daarom verschijnt acteur Alan Cumming, die ooit in de running was om de rol van Lee op zich te nemen in een uiteindelijk nooit gemaakte speelfilm, nu voor de camera om te lip syncen bij het audio-interview met de voormalige scholier. Die had van klasgenoten destijds al snel de bijnaam ‘Thirty-Something’ gekregen. Want in zekere zin leek hij veel ouder – en wijzer – dan zij.

Met zichtbaar plezier kijken ze, gezeten in een schoolbank, terug op de mysterieuze figuur die hun formatieve jaren op de middelbare school inkleurde, een periode die door regisseur Jono McLeod met cartoonachtige animaties is verbeeld. McLeod, die zelf ook op Bearsden in de klas zat bij Brandon, neemt erg veel tijd om dat ‘stranger than fiction’-verhaal op te zetten, maar knoopt in de tweede helft van de film alle losse eindjes aan elkaar en lost ook de eerder afgegeven clous netjes in.

My Own School komt dan zowel mooi rond als achter de façade van Brandon Lee, een jongen met een onverwoestbare droom: dokter worden. Een man ook met een dubbelleven dat hem uiteindelijk, voor het oog van de natie, flink zal opbreken. Dat schandaal wordt hier nog eens met verve, van binnenuit en met bijpassend beeldmateriaal, tot in detail uit de doeken gedaan. Want deze schooltijd vergeet niemand meer.

Who Killed The KLF?

Fulwell73

‘Ladies and gentlemen, The KLF have now left the music business’, kondigt een omroeper aan, na het bizarre optreden van de Britse acidhousegroep met de metalband Extreme Noise Terror op de Brit Awards. Samen met z’n absolute tegenpool, de aalgladde soulband Simply Red, is The KLF daar uitgeroepen tot beste act van 1991. Hoog tijd om er de brui aan te geven, besluiten de grote roergangers van de groep, Bill Drummond en Jimmy Cauty, die wereldwijde hits had met stampers als 3AM Eternal, What Time Is Love? en Last Train To Trancentral. ‘In de nabije toekomst komen er geen nieuwe platen van The KLF of één van de andere namen die in het verleden, het heden of de toekomst aan onze activiteiten zijn of worden verbonden’, meldt een officiële persverklaring. Daaraan is nog een saillante zin toegevoegd: ‘Per direct worden al onze releases gewist.’

Zo verdwijnt plots een groep van de aardbodem, die consequent chaos en verwarring heeft gezaaid. Dat begint al met een voorloper van The KLF, Justified Ancients Of Mu Mu. Hebben ze daarmee werkelijk geprobeerd om de leer van het discordianisme, een religie die is geënt op chaos en waarvan nooit helemaal duidelijk is geworden of het een parodie is of niet, in de praktijk te brengen? En wat te denken van een andere Drummond & Cauty-outfit, The Timelords? Nadat dit stelletje ongeregeld een enorme hit heeft gescoord met Doctorin’ The Tardis volgt een zelfhulpboekje, met de titel The Manual (How To Have A Number 1 The Easy Way). Niet veel later scoort de Oostenrijkse gelegenheidsgroep Edelweiss op basis van de daarin gebezigde principes daadwerkelijk een wereldhit met het oliedomme Bring Me Edelweiss.

Who Killed The KLF? (88 min.) probeert vat te krijgen op het enigmatische tweetal achter The KLF en allerlei andere ontregelende projecten. Bill Drummond en Jimmy Cauty willen er zelf alleen niets over zeggen. De missie lijkt dus gedoemd om te mislukken, al is dat natuurlijk geen reden om het niet te proberen. Regisseur Chris Atkins weet de hand te leggen op nog niet eerder gepubliceerde audio-interviews met het tweetal, spreekt met mensen die ooit in hun directe omgeving verkeerden of door hen geïnspireerd raakten en reconstrueert gebeurtenissen die nog altijd te gek voor woorden zijn. Zo ontstaat een joyeuze vertelling over twee provocateurs die de muziekbusiness doelbewust tarten door alle ongeschreven regels te breken en daarmee immens succesvol worden. Totdat ze in het hol van de leeuw, bij de Brit Awards, de knuppel voor de allerlaatste keer in het hoenderhok gooien.

Deze documentaire heeft dan nog zeker een half uur te gaan, waarin de tegendraadse acties van Drummond en Cauty met het kunstproject K Foundation, die een logisch vervolg lijken op de bizarre strapatsen en kiene publiciteitsstunts van The KLF, worden uitgelicht. Ze beginnen met het verbranden van een miljoen pond, een groot deel van het geld dat ze met hun hitgroep hebben verdiend. Het is een actie die zowel ongeloof als wrevel losmaakt. Hadden ze dat geld niet gewoon aan een goed doel kunnen geven? Volgens striptekenaar Alan Moore ondermijnt die actie echter heel effectief het hele concept van geld. ‘Dan maakt het niet uit of mensen erover hebben nagedacht of het konden begrijpen’, zegt hij. ‘Die gebeurtenis heeft plaatsgevonden en verandert alles wat daarna komt.’

En dat zou wel eens de onderliggende filosofie kunnen zijn van Bill Drummond en Jimmy Cauty: de (muziek)wereld zo ongenadig ontregelen dat die weer een beetje bij zinnen komt – of anders helemaal doordraait.

The People Vs. Agent Orange

IDFA

‘Als je denkt dat je te klein bent om het verschil te maken, heb je nog nooit met een mug van doen gehad.’

Terwijl Agent Orange vanaf 1971 niet meer gebruikt mocht worden bij de oorlog in Vietnam, bleven ze het ontbladeringsmiddel gewoon gebruiken in Amerikaanse natuurgebieden. In Oregon zag Carol Van Strum wat de gevolgen daarvan bij haar thuis waren: haar kinderen werden ziek, hun tuin veranderde in een woestenij en de hond ging dood. Ze kon niet meer lijdzaam toekijken. Met de actiegroep Citizens Against Toxic Sprays (CATS) begon Carol informatie te verzamelen over de ontbladering van haar leefomgeving. Die strijd duurt tot op dag van vandaag en heeft haar echt ongelooflijk veel gekost – méér dan wat een mens eigenlijk kan dragen.

In Vietnam is Tran To Nga, die een kind verloor als gevolg van het gebruik van Agent Orange, ondertussen ook in het geweer gekomen. Ze heeft de producenten aangeklaagd. Hun herbicide werd ingezet als chemisch wapen, om delen van haar land te ontdoen van begroeiing die de communistische vijand kon beschermen. Agent Orange heeft in Trans land uiteindelijk gewerkt als een massavernietigingswapen, waarvan de schade ruim een halve eeuw later nog altijd zichtbaar is. Dat wordt in The People Vs. Agent Orange (87 min.) treffend geïllustreerd met een schokkende scène in een Vietnamees kinderziekenhuis. 

Gaandeweg onthullen de filmmakers Kate Taverna en Alan Adelson hoe diep de beerput eigenlijk is, zowel in Vietnam als in de Verenigde Staten zelf, en hoezeer de dreggers daarvan, weggezet als notoire complotdenkers, zijn tegengewerkt. Door de Amerikaanse overheid en de betrokken multinationals: verdwenen bewijsmateriaal, intimidatie en – naar het zich laat aanzien – bruut geweld. Zulk onrecht kan eigenlijk geen mens onberoerd laten. De volksgezondheid – niet alleen van voormalige vijanden, maar ook van gewone Amerikaanse burgers – is rücksichtslos opgeofferd voor bedrijfs- of regeringsbelangen.

Voor Carol en Tran wordt de strijd intussen een race tegen de klok: leven ze lang genoeg om hun recht te halen of hebben hun tegenstrevers uiteindelijk toch een langere adem? Dat is om woest van te worden.

Confessions To dEUS

Fleur Boonman

Over bands en hun betekenis…

De helende waarde van muziek, belicht via een langspeler die inmiddels de twintig jaar aantikt: The Ideal Crash. Het signatuuralbum van dEUS uit 1999, leeft nog altijd voort. De Belgische groep rond zanger en frontman Tom Barman wijdde er onlangs een serie optredens aan in heel Europa. Die vormen weer de basis voor deze documentaire van Fleur Boonman.

Confessions To dEUS (84 min.) is evenwel geen typisch bandverhaal, geen making of-exercitie en ook geen regulier tourverslag. En in zekere zin ook weer wel. Maar dan vanuit het perspectief van de fans. De dEUS-aanbidders namen na afloop van die concerten plaats in een soort biechtstoel en vertelden aan Boonman wat de muziek van de Belgische band voor hen betekent. En vooral wat die in hen losmaakt. Verhalen over de valkuilen van de liefde en het bestaan, tevens de thematiek van de plaat die hun favoriete album werd.

En dat verleidt de individuele bandleden van dEUS weer tot persoonlijke ontboezemingen over hun zielen- en relatieleven. Bassist Alan Gevaert vertelt bijvoorbeeld aangrijpend over een diepe depressie die hij doormaakte, over hoe hij zich toen ‘een levende dode’ voelde. Was dat nu een ideal crash? Het voelde vooral alsof er geen einde aan kwam. De vraag was of er überhaupt nog een einde was.

Door die persoonlijke insteek wordt deze boeiende film méér dan de zoveelste nostalgische popdocu, waarin met alle egards een klassiek album wordt afgestoft. Hoewel Boonman natuurlijk niet de verleiding kan weerstaan om te eindigen met het absolute prijsnummer Instant Street, dat ook twintig jaar na dato, met behulp van de choreografie en dansers die destijds glorieerden in de uitzinnige videoclip, gewoon voor een zinderende apotheose zorgt.

Over bands en hun blijvende betekenis…