High School

Kanopy

Zó herkenbaar. Voor vrijwel iedereen, ook in Nederland. De lange gangen om eindeloos in te verdwalen, betweters met de gave des woords (althans, dat vinden ze zelf), de reprimandes van de conciërge of een andere ouwe ziel die het (weer) beter weet, gymles en manieren om daar onderuit te komen en dat enkele uurtje in de week, met die ene leraar of lerares die het wél begrijpt of wél weet wat er nu speelt, waarop al je vriend(inn)en, belangrijke bezigheden zoals rondhangen of keet trappen en die ene onbereikbare liefde heel even pas op de plaats maken.

In wezen is er in de dikke halve eeuw die is verstreken sinds Frederick Wiseman zijn tweede documentaire High School (74 min.), na ‘s mans schokkende debuutfilm Titicut Follies, heeft afgeleverd, relatief weinig veranderd. De gangen zijn nog steeds lang, sommige leraren oersaai en de liefde doorgaans even onbereikbaar. Hooguit was het onderwijs destijds, eind jaren zestig, nog vooral eenrichtingsverkeer, dat veelal in traditioneel klassikaal verband werd opgediend aan een vrijwel volledig wit publiek. Met tamelijk traditionele opvattingen over jongens en meisjes bovendien. Bij de typeles zit bijvoorbeeld nauwelijks een manspersoon.

Tegelijkertijd waart ook de geest van de sixties wel degelijk rond op de Northeast High School in Philadelphia. Een jeugdige lerares legt, met een elpeehoes van Simon & Garfunkel in de hand, uit wie van de twee zangers Paul Simon is en wie Art Garfunkel, waarna ze met zijn allen heel geconcentreerd naar het duo gaan luisteren. Een leraar vraagt zijn leerlingen wie van hen lid wil zijn van een gemengde club en of dat nog verandert als de helft van de leden, of meer, zwart is. En een oudere lerares leest geëmotioneerd een brief voor van een oud-leerling, een jongen zonder ouders die een thuis vond op school en inmiddels als soldaat dient in Vietnam. 

Wiseman heeft in het voorjaar van 1968 vijf weken gefilmd op de middelbare school in Pennsylvania. In zijn kenmerkende observerende stijl, in fraai zwart-wit, legt hij met dat materiaal de interne machinerie van de Amerikaanse leerfabriek vast. Zonder vaste hoofdpersonen, met scènes die de tijd krijgen. Én met betrokken/bemoeizuchtige ouders, ook toen al. ‘Het is mijn leven’, zegt een leerling, met een nogal dominante vader, tijdens een gesprek op school over haar toekomst. ‘Wat ik wil worden is belangrijker dan wat hij voor mij wil.’ Daarmee is de kous alleen niet af. Bij vertrek wil pa toch nog even kwijt dat hij zou willen dat ze ‘net zo slim als sterk’ was.

Ook dat is nog altijd zó herkenbaar: generatieconflicten waarbij ouders, leraren en kinderen stuk voor stuk het beste voor ogen hebben, maar daar totaal andere dingen onder verstaan.

High School is hier te bekijken.

Much Ado About Dying

Soilsiú Films

Terwijl de Britse filmmaker Simon Chambers voor een documentaire over het volledig vastgelopen verkeer in Delhi (werktitel: Carmageddon) is beland, begint hij dagelijks telefoontjes te krijgen vanuit Londen. Zijn 83-jarige oom David doet een dringend beroep op hem. ‘I think I may be dying.’

Zoals ‘t een ‘obstinate oude man’ betaamt wil David Newlyn Gale echter zowat alles, behalve naar een verzorgingshuis. Als Simon eenmaal in Davids onvervalste hoardershuis is aanbeland, schreeuwt die ’t zelfs uit van de pijn. Vanuit zijn bed begint de voormalige acteur, met een van pijn vertrokken gezicht en beide handen getormenteerd op het hoofd, aan een getergde monoloog. ‘Jullie zijn mannen van steen. Had ik jullie tongen en ogen maar…’

Simon legt het tafereel vast met zijn camera. Ze zijn samen bezig met een filmopname van de slotscène van Shakespeare’s King Lear, als de koning helemaal doordraait. Tijdens het filmen voor Much Ado About Dying (83 min ), dat zo’n vier jaar in beslag zal nemen, begint Simon zich steeds vaker te voelen als Lears vermaarde dwaas. ‘Wordt die niet geacht om de koning te steunen en begeleiden’, vraagt David hem ostentatief. ‘Terwijl die gekker en gekker wordt?’

Zijn oom, een bijzonder theatrale persoonlijkheid die hele gesprekken met zichzelf voert en complete performances geeft, is al jaren niet meer buiten geweest. Hij leeft op blikken soep, plast in jampotten en krijgt regelmatig kortsluiting. ‘En dan waren er nog de muizen’, vertelt Simon die de situatie en gebeurtenissen met een slimme voice-over inkadert. ‘David hoorde dat muizen niet van pepermunt houden. Daarom had hij rond alle stopcontacten tandpasta gesmeerd.’

David Newlyn Gale is er een meester in om Jan en alleman voor zijn karretje te spannen en ondertussen hun leven grondig te ontregelen. Althans, zo ervaart zijn volwassen neef dit, terwijl hij steeds verder het bestaan van dit wonderlijke familielid wordt ingezogen. Tragikomische en dramatische gebeurtenissen wisselen elkaar daarin voortdurend af. Chambers zet de tering uiteindelijk naar de nering en creëert zo een ingenieuze vertelling die net zo goed over hemzelf gaat als over die eigenzinnige oom.

Die stuurt hij vervolgens met vaste hand aan op de te verwachten en desondanks indrukwekkende climax van deze delicieuze film. Als deze King Lear, hoe gek hij soms misschien ook lijkt, weer gewoon mens onder de mensen wordt.

The Children In The Pictures

BNNVARA

Het is een gruwelijke lakmoesproef. Nadat de undercoveragenten van de taskforce Argos de online identiteit van een kindermisbruiker hebben aangenomen en zijn geïnfiltreerd in hun internationaal opererende netwerk, volgt onvermijdelijk de vraag: kun je eens wat delen? Niet reageren is geen optie. Dan worden de banden onmiddellijk doorgesneden. En dus verlagen ze zich noodgedwongen tot zo’n beetje het walgelijkste waartoe een mens in staat is en klikken vervolgens op verzenden, met een luchtig berichtje erbij: Geniet ervan.

Met zulke omstreden infiltraties proberen rechercheur Jon Rouse, het Australische hoofd van de toonaangevende taskforce, en zijn Britse collega Paul Griffiths wereldwijd netwerken op te rollen en kinderen te redden van misselijkmakend misbruik. Daarmee is de kous dan overigens nog niet af. Jaren nadat ze zijn bevrijd kunnen er nog steeds foto’s of filmpjes van hen rondgaan op het dark web. ‘De seksuele uitbuiting van die kinderen gaat door lang nadat ze gered zijn’, vertelt Warren Bulmer, een Canadees lid van de taskforce Argos. ‘En zij moeten daar hun hele leven mee omgaan.’

In de schokkende documentaire The Children In The Pictures (80 min.) van Akhim Dev en Simon Nasht leggen de gedreven rechercheurs tot in detail uit hoe ze aan het begin van deze eeuw, tijdens een onderzoek genaamd Operation Achilles, infiltreren bij het netwerk ‘The Group’. Onder de schuilnaam ‘Red_Rocket’ jagen ze daar bijvoorbeeld twee jaar lang op een specifieke ‘producent’. Hij levert al jaren achter elkaar afzichtelijk beeldmateriaal van één enkel meisje, ‘Girl One’ gedubd, dat letterlijk voor de camera opgroeit. Het geweld in de filmpjes lijkt bovendien ernstig te escaleren.

Terwijl ze de identiteit weten vast te stellen van verschillende deelnemers aan het netwerk, waaronder een Nederlander met de bijnaam ‘Thunderbird’, en zo langzamerhand willen overgaan tot arrestaties, lukt het Rouse en zijn vakbroeders maar niet om de identiteit van Girl One en haar kwelgeest vast te stellen. Daardoor komen ze voor een duivels dilemma te staan: ze hebben nu de kans om een aantal notoire kindermisbruikers uit te schakelen, maar als ze dat doen raken Girl One en de man die haar misbruikt waarschijnlijk weer buiten beeld.

Van zulke keuzes liggen de gespecialiseerde rechercheurs, die dagelijks verschrikkelijke dingen (moeten) zien, nachten wakker. Behalve een afdaling in een bijzonder naargeestige schaduwwereld is deze unheimische film tevens een portret van hen, gedreven politiemensen die werkelijk door riemen en ruiten gaan voor de kinderen. Daarbij worden de omstandigheden steeds lastiger. De techniek staat, letterlijk, voor niets en faciliteert steeds grotere en geavanceerdere netwerken. Namen als The Love Zone, Child’s Play en Baby Corner laten weinig aan de verbeelding over.

En hoewel hun werk soms dweilen met de kraan vol open lijkt, sociale netwerken zoals TikTok (die kinderen stimuleren om selfies, ofwel: user generated content, te maken) alweer voor nieuwe uitdagingen zorgen en seksuele uitbuiting van kinderen sowieso het snelst groeiende zware misdrijf in de wereld is, blijven Rouse en zijn team op de één of andere manier optimistisch. ‘Zonder hoop zou ik niet naar m’n werk gaan’, zegt hij ferm, vast ook tegen zichzelf, in deze documentaire die niemand wil maar iedereen moet zien. Zolang de taskforce Argos maar één kind kan redden…

Body Parts

Frazer Bradshaw / NTR

Sinds jaar en dag vertellen films en televisie ons hoe te leven én hoe te vrijen. In het fascinerende filmessay Body Parts (86 min.), dat qua opzet en toonzetting doet denken aan The Celluloid Closet (over homoseksualiteit in film), Disclosure (over transmensen in film) en Brainwashed: Sex-Camera-Power (over de vrouw en haar lichaam als object), bekijkt Kristy Guevara-Flanagan met actrices, regisseurs, historici en een imposante hoeveelheid prikkelende film-, televisie- en seriefragmenten hoe Hollywood zich van die taak kwijt – en welke rol en positie seksscènes in het roemruchte verleden hadden.

Ooit, in de beginjaren van de filmindustrie, speelden vrouwen daarbij bijvoorbeeld wel degelijk een vooraanstaande rol. Met allerlei vrouwelijke schrijvers en bekende actrices zoals Betty DavisMae West en Greta Garbo die zowaar spannend of ondeugend mochten zijn en hun eigen seksualiteit gerust konden inzetten. Daarna kwam er, onder druk van de filmkeuring, een nieuwe preutsheid over Hollywood. Vrouwen werden vervolgens lang gereduceerd tot eendimensionale objecten: de liefde van je leven. Moeder de vrouw. Of, voor zwarte actrices, de ideale hulp in huis. Liefst mollig en met een naam als Mammi of Millie.

En toen raakte ook de filmwereld langzaam in de greep van de sixties. Seks keerde in volle glorie terug op het witte doek, vaak ontdaan van elke vorm van romantiek. Wat al die tijd gelijk bleef: mannen zetten de toon. En vrouwen hadden zich daar maar naar te schikken, vertellen bekende actrices zoals Jane Fonda (die als/in Barbarella zou uitgroeien tot een sekssymbool), Rosanna Arquette (die zich als jong meisje een topless-scène liet aanpraten door regisseur Blake Edwards) en Rose McGowan (die met beschuldigingen tegen filmproducent Harvey Weinstein mede aan de basis zou staan van de #metoo-beweging).

‘Film is altijd geweest: mannen die andere mannen laten zien wat zij zien’, zegt regisseur Joey Soloway, die de inclusieve tv-serie Transparent creëerde, over de traditionele ‘male gaze’ van Hollywood. ‘We moeten goed voor ogen houden dat de censoren witte, cisgender, heteronormatieve mannen zijn’, vult Transparents transactrice Alexandra Billings aan over LHBTI-seks in films. ‘Die zeggen: als we dan toch naakt krijgen te zien dan het liefst twee vrouwen samen, want dat is kunst. Penissen zijn pornografie en tieten kunst.’ Én, ook dat was van meet af aan duidelijk, mensen met overgewicht of een (lichamelijke) beperking hebben sowieso geen seks. Tenminste, niet op camera.

Body Parts laat ook zien hoe ’t er praktisch aan toegaat op de filmset, met Hollywood-medewerkers waarvan niet iedereen het bestaan zal kennen: ‘body doubles’ die de naaktscènes van de grote sterren doorgaans overnemen (waaronder Marli Renfro, die zegt dat zij degene is die vooral in beeld is bij de legendarische douchescène uit Hitchcocks Psycho). Of de visual effects-maker die er een dagtaak aan heeft om de moedervlekken, buikjes of sproeten van wereldberoemde ‘hunks’ en femme fatales weg te retoucheren. En dan hebben we ’t niet eens over de ‘nudity rider’, schaamhaarpruiken en ‘Bikini Day’ (ofwel: audities voor jonge actrices).

Bij een beetje bijdetijdse productie loopt sinds The Deuce, David Simons serie over de erotische industrie van New York in de jaren zeventig en tachtig, ook een sekschoreograaf en intimiteitscoördinator rond. Actrice Emily Meade, die daarin de pornoster Lori Madison vertolkte, voelde zich toentertijd niet meer gemakkelijk tijdens naaktscènes en heeft nu weer het gevoel dat ze tijdens opnames de regie heeft over haar eigen lichaam. Het is illustratief voor de ontwikkeling die Hollywood heeft doorgemaakt en – getuige deze scherpzinnige, entertainende en zo nu en dan wrange film – ook móest doormaken om aansluiting te houden met de wereld van nu.

A House Made Of Splinters

Kolya en Kristina / c: Final Cut For Real & Simon Lereng Wilmont

‘Dochter van me, waarom wil je me het graf in jagen?’ vraagt moeder als Eva haar, via de telefoon op de gang van de tijdelijke opvang, eindelijk weer eens aan de lijn heeft gekregen. ‘Ik zit hier in m’n eentje te huilen.’ Eva, een verweesd meisje van een jaar of tien dat veel te wijs is voor haar leeftijd, verblijft dan al enige tijd in A House Made Of Splinters (87 min.) te Lysytsjansk, zo’n twintig kilometer van de frontlinie in Oost-Oekraïne. Ze oogt ineens ongelooflijk eenzaam.

Het is haar tweede periode in Het opvanghuis, waar de oorlog zoveel mogelijk buiten de deur wordt gehouden. Eva’s vader is niet meer in leven. En haar moeder is soms dagenlang verdwenen als ze de strijd met de drank weer eens heeft verloren. Zij dreigt nu ook uit de ouderlijke macht te worden gezet. En dan moet Eva naar een weeshuis. Haar begeleider Marharyta probeert op de valreep nog een familielid of pleeggezin te vinden, waar het meisje terecht kan. Misschien wil Eva’s grootmoeder de voogd van het meisje worden?

Als het ene kind vertrekt, dient zich echter al snel weer een nieuw kind aan in deze aangrijpende film van Simon Lereng Wilmont (The Distant Barking Of Dogs). Hij heeft zich gedurende langere tijd in het opvanghuis genesteld en vangt vanuit die positie, met de ogen en het hart wijd open, ontzettend intieme taferelen. Van kinderen, terzijde gestaan door enkele liefdevolle begeleiders, die het samen moeten zien te rooien: stoeiend, knuffelend, dansend, klierend, spelend en troostend. Via hen wordt tevens zichtbaar wat de werkelijke schade is van al die disfunctionele families, gesloopt door oorlog, depressies en drank, altijd weer drank.

Als Kolya’s moeder, die ruikt naar alcohol, bijvoorbeeld op bezoek komt, maant ze het stoere joch om te stoppen met huilen. Hij is immers een man. En als zodanig draagt hij ook de verantwoordelijkheid voor een jonger broertje en zusje. Kinderen zoals zij mogen maximaal negen maanden blijven in de tijdelijke opvang. Daarna moet er een definitieve oplossing komen: terug naar huis, naar een pleeggezin of toch naar het kindertehuis van Vadertje Staat. Het kan zomaar betekenen dat Kolya en zijn broertje Zhenya en zusje Kristina straks uit elkaar worden gehaald.

Intussen heeft het vertederende meisje Sasha in het opvanghuis te Lysytsjansk vriendschap gesloten met een ander meisje, Alina. Als er voor haar een pleeggezin is gevonden, staat het kind met de gewonde ogen er ineens weer helemaal alleen voor. En dan is er speciaal bezoek voor Sasha, van iemand die wordt aangekondigd als ‘tante Lena’. Ligt daar misschien haar toekomst, bij een vriendelijke mevrouw waarvan ze nauwelijks meer weet dan dat ze in de buurt woont en een schattige teckel heeft?

Simon Lereng Wilmont observeert deze kwetsbare kinderen met zeer veel compassie en gevoel voor poëzie. Hij vindt bij hen kleine momenten – een telefoon die maar niet wordt beantwoord, een magisch spel met zeepbellen of een schoolbord dat beslist wordt schoongeveegd bijvoorbeeld – die door de setting een enorme betekenis krijgen, daardoor ongenadig op het gevoel werken en van A House Made of Splinters een buitengewoon aangrijpende film maken.

Yo No Me Llamo Rubén Blades

Gema Films

‘Rubén, waarom deze documentaire? Waarom is die belangrijk voor je?’ vraagt regisseur Abner Benaim als salsaster Rubén Blades hem thuis zijn collectie strips heeft laten zien. ‘Ik zal je eerlijk zeggen: ik heb meer verleden dan toekomst’, antwoordt zijn protagonist. ‘Heb je gezien wat er is gebeurd met Prince? Hij stierf op 57-jarige leeftijd, zonder testament.’

Dat wil de begenadigde vertolker van geëngageerde Latijns-Amerikaanse muziek onder geen beding laten gebeuren. Vandaar Yo No Me Llamo Rubén Blades (Engelse titel: Rubén Blades Is Not My Name, 84 min.), een biografie uit 2018. ‘Dit hier is onderdeel van mijn nalatenschap’, stelt de zanger. ‘Ik wil de dingen zeggen die belangrijk voor me zijn. Want als ík ze nu niet zeg en uitleg wat ik bedoel, zullen andere mensen er straks hun interpretatie op loslaten.’

Tegelijkertijd wil hij zijn carrière als artiest zo langzamerhand afsluiten. Er is nog zoveel meer in het leven voor de man die ook jurist is, in talloze films speelde en ooit kandidaat was voor het presidentschap van zijn geboorteland Panama. In dit (zelf)portret loopt hij letterlijk door zijn leven, langs de plekken en mensen die hem hebben gevormd: San Felipe (de stad van zijn jeugd), New York (de plek waar hij carrière maakte) en Cambridge (waar hij studeerde aan Harvard University).

De vermaarde schrijver Gabriel García Márquez noemde Blades ooit ‘de populairste onbekende persoon’. In deze film kijkt die nu terug op een veelbewogen leven en loopbaan, samen met zijn echtgenote Luba Mason, de zoon die hij pas op latere leeftijd leerde kennen en muzikale collega’s zoals Paul Simon, Sting en Andy Montañez. ‘De carrière van een zanger eindigt nooit’, zegt die laatste, bijgenaamd The Godfather Of Salsa. ‘Totdat God Onze Vader de kaars uitblaast.’

‘Ik ben de zanger, populair overal waar ik ga, zingt Rubén Blades tenslotte zelf aan het eind van dit gedegen portret, terwijl hij een aanstekelijk ritme klapt. ‘Maar als de show voorbij is ben ik gewoon maar een mens. En leef ik mijn leven van plezier en verdriet, goede en slechte tijden.’

Tamar: De Waarheden Van Renate Rubinstein

Renate Rubinstein

Als je niet beter wist, zou je denken: dit wordt karaktermoord. De tweedelige documentaire Tamar: De Waarheden Van Renate Rubinstein (119 min.) is nauwelijks twee minuten onderweg of de hoofdpersoon is al ‘een narcistische gek’, ‘een hele nare, onaangename vrouw’ en ‘heel onhebbelijk, onfatsoenlijk’ genoemd. Waarna iemand doodleuk zegt: ‘Ik vind het jammer dat ze geen zelfmoord heeft gepleegd.’

Renate Rubinstein (1929-1990), die vanaf begin jaren zestig onder het pseudoniem ‘Tamar’ een column had in Vrij Nederland, spreekt ruim dertig jaar na haar overlijden nog altijd tot de verbeelding, zullen we maar zeggen. Hans Goedkoop werkt zelfs al sinds de eerste helft van de jaren negentig aan een biografie en heeft daarvan onlangs weer een voorproefje uitgebracht: Vaderskind – De Oorlog Van Renate Rubinstein. Hij beheert tevens haar archief en fungeert als postiljon d’amour in het portret dat David de Jongh van de schrijfster heeft gemaakt. Daarin krijgen ook de messcherpe geschriften van Rubinstein, die zijn ingesproken door actrices, vanzelfsprekend een prominente plek.

Centraal in de vertelling staan Rubinsteins rouw om haar Joodse vader, die werd afgevoerd naar Auschwitz, en de moeizame relatie die ze had met haar moeder (waarvan de afwikkeling overigens nauwelijks wordt belicht in de film). Van daaruit ontwikkelde zij zich tot een bijzonder uitgesproken vrouw met een stormachtig relatieleven. Daarbij ruimt De Jongh vanzelfsprekend ook een belangrijke plek in voor Rubinsteins scandaleuze onthulling, in het postuum verschenen boek Mijn Beter Ik, dat ze jarenlang een geheime relatie had met haar collega-schrijver Simon Carmiggelt.

Met haar broer en zus, andere familieleden, tweede echtgenoot Jaap van Heerden, studiegenoot Hedy d’Ancona en collega-schrijvers schetst De Jongh een gelaagd portret van een vrouw die vriend en vijand voortdurend kon blijven verbazen. Dit komt erg pregnant tot uiting in de geruchtmakende kwestie Weinreb. Friedrich Weinreb zou tijdens de Tweede Wereldoorlog tientallen Joden hebben gered. Als hij later onder vuur komt te liggen vanwege mogelijk seksueel misbruik, verdedigt Renate Rubinstein hem te vuur en te zwaard. Het is alleen de vraag of ze de zaak wel goed heeft bestudeerd.

Op zulke momenten blijkt ze geen kat om zonder handschoenen aan te pakken. Het dier, dat jarenlang als vaste gast fungeerde in haar Tamar-columns, krijgt van David de Jongh een prominente plek in dit treffende portret. Hij laat regelmatig een poes door het beeld paraderen. Als tastbare herinnering aan zijn fiere hoofdpersoon, die voor veel mensen onweerstaanbaar én onmogelijk schijnt te zijn geweest. Wanneer Rubinstein in de laatste jaren van haar leven Multiple Sclerosis krijgt, zoekt ze steun bij haar neef Maurits. Hij zal haar liefdevol begeleiden naar het, tóch, door haarzelf georkestreerde einde.

Everything – The Real Thing Story

Een platform was er niet voor bands zoals zij. Groot-Brittannië kende in de jaren zeventig helemaal geen succesvolle zwarte muziekgroepen. En hoewel een voorloper van The Real Thing, genaamd The Chants, een flink duwtje in de rug had gekregen van stadgenoot The Beatles en de vocal harmony-groep zelf ook veel aandacht had getrokken tijdens tournees met de toentertijd populaire zanger en acteur David Essex, was er een wit songschrijversduo nodig om de ban te breken. Ken Gold en Michael Denne leverden You To Me Are Everything, de hitsingle die in 1976 van het kwartet uit Liverpool de eerste zwarte Britse band met een nummer 1-hit maakte.

Het zoetsappige schuifelnummer zou uitgroeien tot een evergreen op bruiloften en partijen en zorgde er meteen voor dat die vier zwarte binken een enorme schare tienerfans kregen. Witte meisjes, ook dat nog. Die het risico liepen om uitgemaakt te worden voor ‘niggerlover’. Met de bandleden, medewerkers, mensen uit hun directe omgeving en bekende fans als Kim Wilde, Gwen Dickey (Rose Royce) en Billy Ocean tekent Simon Sheridan in Everything – The Real Thing Story (94 min.) zonder fratsen de geschiedenis op van de Britse popgroep en het tijdsgewricht waarin die opkwam en ook weer afging, een periode waarin tevens punk de wereld veroverde en extreemrechtse skinheads zich deden gelden in het Verenigd Koninkrijk.

Met het album 4 From 8 en de signatuursong Children Of The Ghetto wist The Real Thing ook nog iets te vertellen over die wereld, over het leven van zwarte jongeren in Britse achterstandswijken in het bijzonder. Zo snel en onstuimig als het succes kwam ebde het getuige deze degelijke popdocu, waarin verteller Jacob Anderson chronologisch de bandgeschiedenis afwerkt, vervolgens ook weer weg. De kern van The Real Thing staat echter nog steeds op het podium, al meer dan 45 jaar. En de meisjes – van middelbare leeftijd inmiddels – zwijmelen nog altijd ongegeneerd weg bij het suikerzoete You To Me Are Everything.

The Lost Leonardo

Nog geen 1200 dollar betaalden kunstjager Alexander Parish en handelaar Robert Simon in 2005 voor het schilderij dat ze aantroffen bij een veiling in New Orleans. Zou het van een leerling van Leonardo da Vinci kunnen zijn? Of zelfs – de twee durven er nauwelijks over te speculeren – een werk van de meester zelf? Dat lijkt vrijwel onmogelijk. Er is al ruim een eeuw geen échte Leonardo meer ontdekt. Bovendien blijft de herkomst van dit werk, dat rond 1500 moet zijn gemaakt, erg onduidelijk. Waar zou de Salvator Mundi dan al die tijd zijn geweest?

Al snel ontstaat er strijd rond The Lost Leonardo (100 min.). Allereerst over de authenticiteit van het schilderij, vervolgens over de verhandeling ervan. Daarbij komen de slinks opererende Zwitserse handelaar Yves Bouvier en de Russische oligarch Dmitry Rybolovlev, die zeker vijftig miljoen te veel lijkt te betalen voor het werk, bijvoorbeeld recht tegenover elkaar te staan. En als de Rus het schilderij van Da Vinci vervolgens in 2017 aanbiedt via veilinghuis Christie’s, gepresenteerd als ‘De Mannelijke Mona Lisa’, komt er nog een veel hogere prijs op tafel: 450 miljoen dollar.

Met direct betrokkenen, kunstkenners, handelaren, verzamelaars en Dianne Modestini, de restaurateur van ‘De verlosser van de wereld’, ontleedt documentairemaker Andreas Koefoed tot in detail de gekte, het opportunisme en de hebzucht rond het herontdekte meesterwerk, dat uiteindelijk in dubieuze private handen belandt. En zelfs dan blijft de vraag opspelen of het wel een echte Da Vinci is. Kenners van het wonderkind van de Italiaanse Renaissance kunnen het daar maar niet over eens worden.

Daarmee begeeft Koefoed zich met zichtbaar plezier op hetzelfde terrein als Oeke Hoogendijk in Mijn Rembrandt. Die film komt alleen nóg dichter bij de hoofdrolspelers en het bijbehorende upperclass-milieu en beziet de verwikkelingen bovendien met veel ironie. The Lost Leonardo heeft dan weer meer een politieke dimensie. Uiteindelijk wordt de Salvator Mundi onderdeel van een internationaal spel dat de onnavolgbare kunsthandel, die hier weer genadeloos te kijk wordt gezet, zonder moeite ontstijgt. En dan is het omstreden schilderij ineens ook weer verdwenen…

The Tinder Swindler

Netflix

Hij had alleen zijn witte paard thuisgelaten. Thuis, in wat een hele collectie huizen moest zijn, beschikte hij waarschijnlijk over een hele stal. Die kon hij natuurlijk niet meenemen naar het luxueuze Londense Four Seasons Hotel. En in zijn privéjet was vanzelfsprekend ook geen ruimte. Wel voor haar, natuurlijk. De Noorse blondine die naar rechts had geswipet. Binnen enkele uren na hun eerste kop koffie vlogen ze samen naar Bulgarije. De vonken vlogen er inmiddels ook vanaf. En er was champagne en kaviaar. Na zo’n duizend Tinder-matches moest dit hem dan toch echt zijn voor Cecilie Fjellhøy: Simon Leviev, erfgenaam van een diamantimperium.

De ‘prins’ was alleen – u vermoedde het vast al – geen man om op één (wit) paard te wedden. Geen handvol prinsesjes zogezegd, maar een landvol. Sterker: een hele wereld. Stuk voor stuk slechts een privévlucht weg. En het was ook wel handig als die meiskes – in The Tinder Swindler (114 min.) leren we tevens Pernilla Sjöholm en de Nederlandse Ayleen Charlotte kennen – enig eigen vermogen hebben. Of bereid zijn om wat cash te lenen. En om dat hoogstpersoonlijk te komen afleveren, in Amsterdam bijvoorbeeld. Waar hij, het prinsje, natuurlijk thuis was. Net als in de rest van de wereld. Want die is van mensen zoals hij. Of gewoon van hem. Al zit hij nu dus even krap bij kas.

U denkt op dit moment vast: wat bezielt deze dames van het goede leven? Zien ze nu echt niet dat hij hen, prinsheerlijk natuurlijk, een loer aan het draaien is? Of bevinden ze zich in gedachten werkelijk in de Hollywood-romance die regisseur Felicity Morris met speelfilmfragmenten en zoete muziek rondom hen heeft opgetrokken? Een idylle die allang bezig is om een nachtmerrie te worden, zoals dat gaat in thrillers uit Tinseltown, zelfs als ze zich in ‘real life’ afspelen. Met een casanova die een doortrapte schurk blijkt. Een Love Fraud, juist. Of de Tinder-evenknie van The Puppet Master. Zo’n man waar je bijna een hele film lang achteraan kunt zitten. Tevergeefs. In elk geval tot de ontknoping.

Bent u nog wel bij de les, beste kijker/lezer? De jacht op de prins – of darkness, zou iemand met minder smaak nu gegrapt hebben – wordt dus onvervaard ingezet. Met de camera erbij. Lekker kijkvoer, hoor. Als je houdt van fastfood-docu’s. Hap-slik-weg! Voor wie na twee uur nog niet genoeg heeft is er zelfs een podcast. Over – dat moge duidelijk zijn – een héél fout ventje. Waar je intussen alles van weet en nog steeds weinig van begrijpt. Daarin lijkt ook niemand écht geïnteresseerd. Zelfs de filmmaakster niet. Hij mag van haar een ééndimensionale oplichter blijven. Net als z’n slachtoffers. Morris wil vooral een spannend verhaal vertellen. En dat is nog best goed gelukt ook.

Met dank aan ‘de vrouw(en) van zijn dromen’, Cecilie, Pernilla en Ayleen. Die met de gebakken peren zijn blijven zitten en er, hand op hart, nóóit meer intrappen.

Penguin Town

Netflix

De parkeerplaatsbende houdt hen in de gaten.

Die weten dat papa is gaan vissen.

Ze kunnen zich nergens verstoppen.

Ze zijn omsingeld.

Het is een val.

Rennennnn!

Documentaires over dieren zeggen doorgaans vooral ook veel over de mens: ze hebben er namelijk een handje van om de lotgevallen van willekeurige zoogdieren, vogels of vissen te vertalen naar nét iets te gelikte verhalen met een kop en staart. Zodat wij, mensen, ons er toch vooral maar in kunnen verplaatsen. Voorbeelden te over. My Octopus Teacher bijvoorbeeld, de documentaire over de relatie tussen een duiker en een inktvis die onlangs met een Oscar werd beloond. Of het activistische The Walrus And The Whistle Blower. En, natuurlijk, de publieksfilms March Of The Penguins.

Pinguïns zijn sowieso perfect werkmateriaal voor natuurfilmers. Want die hebben zo’n lekker hoge aaibaarheidsfactor, een bijzonder prettige bijkomstigheid als kijkers zich met de protagonisten moeten kunnen identificeren. De achtdelige (!) serie Penguin Town (218 min.) gooit op dat gebied echt alle remmen los: de ‘hoofdpersonen’ krijgen alle mogelijke menselijke eigenschappen toegedicht, terwijl de mensen zelf niet meer dan gezichtsloze bijfiguren blijven, waarvan vooral voeten en benen zijn te zien. De pinguïns lijken bovendien doelbewust te zijn gecast en hebben op basis daarvan een heel duidelijke functie in de vertelling toebedeeld gekregen.

De Amerikaanse comedian Patton Oswalt speelt daarbij een sleutelrol. Hij fungeert als alwetende en alomtegenwoordige verteller, die er permanent bovenop zit. Van de gebeurtenissen in de Zuid-Afrikaanse kustplaats Simon’s Town, waar Afrikaanse pinguïns tijdens de zes maanden van het broedseizoen voor nageslacht proberen te zorgen, boetseert hij zo met veel schwung, humor en drama afgeronde Hollywood-verhaaltjes rond helden als het echtpaar Bougainvillea, buitenbeentje Junior en de pasgetrouwde Culverts. Pinguïns, welteverstaan.

Die worden geserveerd in de vorm van acht panklare, vermakelijke en prachtig verfilmde episodes, compleet met cliffhangers, gelikte muziekjes en onbetwiste slechteriken, zoals een hongerige kat of grijpgrage Kaapse pelsrob. Een knap staaltje storytelling, zonder meer. En: erg glad en voorspelbaar. Geen oprechte poging om het echte leven – ook al is het dat van een dier, dat nota bene met uitsterven wordt bedreigd – in al zijn grilligheid te pakken te krijgen, maar een docusoapvariant daarop die, met het oog op de bankhanger thuis die languit vermaakt wil worden, heel lekker wegkijkt.

Het Leven Gaat Niet Altijd Over Tulpen

EO

Klaas Schouten, een noeste werker van tegen de zestig, heeft het mooi voor elkaar: hij is gelukkig getrouwd met Jolanda, hun tulpenkwekerij in het West-Friese Andijk floreert en zoon Simon en dochter Irene schaatsen nationaal en internationaal voor de medailles. En dan krijgt zijn echtgenote een hersenbloeding en staat zij, en daarmee ook haar directe familie, voor een lange en moeizame herstelperiode.

Regisseur Barbara Makkinga dringt in Het Leven Gaat Niet Altijd Over Tulpen (84 min.) diep door in het leven van het echtpaar Schouten en hun vier volwassen kinderen. Dat speelt zich af tegen een werkelijk prachtig decor. In de openingsscène poseert het gezin bijvoorbeeld te midden van een zee van gele tulpen voor een familiefoto. Waarna er hele fijne (drone)shots zijn te zien van de verwerking van bloemen op het uitgestrekte veld.

Het camerawerk, met veel oog voor symmetrie en detail, is één van de zegeningen van deze film, die daardoor groots aanvoelt en soms toch heel intiem wordt, bijvoorbeeld als de kinderen de dagelijkse zorg voor moeder voor hun rekening nemen of als vader Klaas van dichtbij wordt gevolgd tijdens een wedstrijd van één van zijn kinderen. Ook opvallend: de expressieve soundtrack van Vincent van Warmerdam, die wel erg de aandacht naar zich toetrekt.

Terwijl de beide zonen Simon en Klaas junior plannen maken om het bedrijf over te nemen, is het met name dochter Catherine die mantelzorger is voor hun moeder. In hoeverre vervult zij daarmee een wezenlijke taak binnen het familiebedrijf en vertegenwoordigt dit ook waarde? Het herstel van Jolanda, die is aangewezen op een rolstoel en ook geregeld in een verpleeghuis verblijft, verloopt intussen tergend langzaam. Ze is ook regelmatig somber of nukkig.

Met fragmenten uit familievideo’s toont Makkinga de vrouw die ze ooit was en de moeder die haar kinderen nog altijd in haar zien. Zo maakt ze inzichtelijk wat de familie is kwijtgeraakt. Dit drama treden ze overigens doorgaans met Hollandse nuchterheid tegemoet. Dat verdriet blijft veelal onderhuids. Het contrast is groot met hoe Klaas bijvoorbeeld reageert als hij meent dat één van zijn kinderen onrecht is aangedaan tijdens het schaatsen. Dan bliksemt het in zijn ogen.

Het Leven Gaat Niet Altijd Over Tulpen weet in, om en ver van huis de interne machinerie van de Schoutens uitstekend te vangen, al worden niet alle verschillende verhaallijntjes even zorgvuldig uitgewerkt en had enige duiding soms ook niet misstaan. De film is eerst en vooral een fraaie sfeerimpressie van een hecht gezin dat er in moeilijke tijden, zoals het nu eenmaal gewend is, gezamenlijk de schouders onder zet.

They Call Me Dr. Miami

Met vermeldingen in songs als I Don’t Care, Cuddle My Wrist en 4 AM droegen de rappers Snoop Dogg, Future en 2 Chains eraan bij Dr. Miami een begrip werd in de Amerikaanse plastische chirurgie. Dé man om een snelle ‘boob job’, ‘tummy tuck’ of ‘butt lift’ te krijgen. Op social media laat deze karikaturale variant op onze eigen Robert Schumacher zich ook zelf niet onbetuigd. Via popi filmpjes op Instagram en Snapchat geeft hij potentiële klanten alvast een kijkje in zijn catalogus, operatiekamer of slechte gevoel voor humor.

Achter het personage van de supersnelle dokter, die je voor een paar duizend dollar van een ‘perfect’ en volstrekt inwisselbaar uiterlijk kan voorzien, blijkt in deze documentaire van Jean-Simon Chartier de gladjanus Michael Salzhauer schuil te gaan. Deze Joodse businessman hoopt dat hij nog maar een dikke tien jaar hoeft te werken en daarna lekker kan gaan rentenieren. Tot die tijd gaat hij z’n product ongegeneerd aan de man/vrouw brengen – en die op de loer liggende burn-out op afstand proberen te houden.

Die geldingsdrang moet zijn onzekerheid compenseren, stelt echtgenote Eva in het tamelijk treurige portret They Call Me Dr. Miami (78 min.). Ze lijkt zich soms behoorlijk te generen voor de publieke escapades van haar man, die zich voor wat extra aandacht nergens voor lijkt te schamen en die thuis bovendien de gelovige familieman uithangt. Salzhauers dochter heeft zich zelfs afgewend van de sociale media. Dat lijkt bepaald geen onnatuurlijke reactie voor een kind dat zich moet zien te verhouden tot een vader, die zo’n beetje alles representeert wat de influencer-cultuur zo intens leeg kan maken.

Al te veel om het lijf heeft deze film, die met de Franse slag ook nog wat ethische kwesties rond cosmetische chirurgie aan de orde stelt, uiteindelijk niet. Het is vooral een ontluisterend portret van een man die zich, ondanks zijn innig beleefde relatie met het Joodse geloof, met recht een plastic arts mag noemen.

De Jongens Van De Broederweg

EO

Er wordt luidkeels gezongen. En gedronken natuurlijk. ‘t Is en blijft tenslotte een studentenvereniging. Gewoon nette jongens en meisjes die nog even de bloemetjes buiten zetten, zou je denken. Totdat de plicht roept en het volwassen bestaan een aanvang neemt. Als buitenstaander zie je er in elk geval niet aan af dat een belangrijk deel van de aanwezigen zich geroepen voelt tot God. Ze studeren theologie en zijn voorbestemd om predikant te worden.

In de verzorgde korte documentaire De Jongens Van De Broederweg (30 min.) worden drie jongens geportretteerd, die samen in een studentenhuis te Kampen wonen en zich voorbereiden op een leven als dominee. Natuurlijk kampen ze soms met twijfels over hun lotsbestemming. ‘Soms heb je wel zoiets van: ja, het had me ook wel leuk geleken om wat anders te doen’, zegt Ben van Steenis, die op een stoel naast een kratje Jupiler-bier zit. In de weekends thuis in Bleskensgraaf werkt hij gewoon bij een tanktransportbedrijf en hangt hij rond met zijn oude vrienden. Toch blijft het geloof roepen. ‘Gewoon voor God leven. En als ik daarmee bezig kan zijn, vind ik dat gewoon mooi.’

Via de drie dominees in spe brengt filmmaker Michiel van de Kamp de toekomst van gelovig Nederland in beeld. Tweedejaars student Simon Haverkamp loopt bijvoorbeeld stage en mag zijn eerste preek verzorgen in de voor hem onbekende gemeente Steenwijk. Onderweg naar dat grote moment raakt hij alleen verdwaald. ‘Ik heb ’t er wel voor over’, constateert hij over zijn roeping. ‘Maar ik weet niet of ik het aankan.’ Martin Kamp is intussen bijna afgestudeerd. Hij gaat een beetje gebukt onder de verwachtingen die het ambt oproept. Een predikant moet in zijn ogen zonder zonden zijn. ‘Ik voel me daar toch een beetje los van staan.’ Misschien is jeugdwerk toch meer iets voor hem?

Zo zijn de twintigers, net als hun leeftijdsgenoten, op zoek naar hoe ze hun volwassen leven willen invullen. Welke rol zal God daarin spelen? En kunnen ze de eenzaamheid van het predikantschap wel aan? Van de Kamp maakt een sfeervolle momentopname, met drie jonge mensen die aan de vooravond staan van wat een betekenisvol leven moet worden. Hij gaat daarbij de plekken waar het schuurt, knarst of wringt niet uit de weg, maar zoekt die ook niet doelbewust op. Dat resulteert in een empathisch portret van een nieuwe kerkgeneratie.

Opa Blitz En De Zilveren Theelepeltjes

EO

‘Opa is tijdens de Tweede Wereldoorlog opgepakt met Oranje-propaganda. Samen met een compagnon. En die compagnon, die was de volgende dag weer thuis, maar opa is nooit meer teruggekomen.’ Veel meer had sportpsycholoog/auteur Peter Blitz, die in 2015 overleed, niet over zijn vader Simon te vertellen. Peters zoon David wil echter véél meer weten over de grootvader die hij nooit heeft gekend en gaat op zoek naar het verhaal achter Opa Blitz En De Zilveren Theelepeltjes (52 min.).

‘Het begint me duidelijk te worden dat er een vuil spelletje met je is gespeeld’, constateert David halverwege zijn reis door het verleden, waarvoor hij in een blitze auto langs de plekken rijdt die zijn grootvader op weg naar zijn dramatische einde heeft aangedaan. ‘Dat kan haast niet anders. Ik hoor allerlei verschillende toonaarden van hetzelfde liedje, dat eigenlijk niet verteld had mogen worden. Er is verraad in het spel, dat op de één of andere manier binnen de kringen van de familie een eigen leven is gaan leiden.’

Niemand wil eigenlijk weten wat er precies gebeurd is, concludeert David Blitz. Niemand, behalve hij. En dus gaat de filmmaker in deze traditionele egodocu het gesprek aan met z’n eigen broer, zijn neven en nichten en de tweede vrouw van zijn vader. Hij wil weten wat zij van dat familieverleden hebben meegekregen en confronteert hen met wat hij in de archieven heeft ontdekt over de lepeltjes van zijn opa, gemaakt van zilveren muntjes met een afbeelding van koningin Wilhelmina erop, en hoe die Simon Blitz uiteindelijk op 37-jarige leeftijd in Auschwitz fataal zijn geworden.

Dat klinkt als een redelijk stereotype oorlogsverhaal, waarin de protagonist het verleden van een familielid uitpluist en dan tot schokkende ontdekkingen komt. Zoals er elk jaar rond Bevrijdingsdag wel een paar van zulke verhalen (opnieuw) worden verteld. Toch is de toonzetting ditmaal anders: Davids centrale voice-over, met Amsterdamse tongval, is lekker los en bevat veel humor. Hij ondersteunt zijn relaas bovendien met bezigheden in het hier en nu, zoals mediteren en wielrennen. En het geheel wordt lekker tegendraads aangekleed met edgy songs van Massive Attack, Stiff Little Fingers, Herman Brood, Nina Hagen en Iggy & The Stooges, die Blitz’s verleden in allerlei (punk)bandjes verraden.

Een frisse interpretatie van een inmiddels vertrouwd thema, kortom, die actueel aanvoelt, geen moment topzwaar wordt en – als het tragische levensverhaal van Simon Blitz naar z’n onvermijdelijke climax gaat en zijn kleinzoon even alle reserve laat varen – toch verduiveld hard binnenkomt. En dan is er nog dat ene theelepeltje…

Kill Chain: The Cyber War On America’s Elections

HBO

Kunnen de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2020 worden gehackt? De Finse cybersecurity-expert Harri Hursti meent van wel. De man heeft recht van spreken. In 2005 hackte hij hoogstpersoonlijk een stemmachine en beïnvloedde zo de uitslag die daar uitrolde. Diezelfde machine wordt op diverse plekken nog steeds ingezet. De vraag ligt dan voor de hand: zijn de verkiezingen van 2016, waarbij Donald Trump werd gekozen tot president, wel reglementair verlopen? (Hoe) heeft Poetins Rusland het verloop beïnvloed en de uitslag gestuurd?

In Kill Chain: The Cyber War On America’s Elections (91 min.) demonstreert Hursti op diverse manieren en plekken hoe kwetsbaar de hedendaagse (Amerikaanse) democratie is. Via Ebay weet hij bijvoorbeeld gewoon een stemmachine, die eigenlijk op een beveiligde locatie moet zijn opgeslagen, op de kop te tikken. Slechts 75 dollar. Het apparaat dat niet te hacken zou zijn wordt vervolgens binnen de kortste keren gekraakt tijdens de hackathon Def Con. Het is heel eenvoudig om software voor deze machine te schrijven, die stilletjes stemmen verandert en geen bewijs daarvan achterlaat, stelt Hursti.

De filmmakers Simon Ardizzone, Russell Michaels en Sarah Teale leveren daarbij een interessante casus in Georgia, waarbij één van de twee kandidaten voor het gouverneurschap in 2018 zelf de kiesmachines in beheer had. Drie keer raden wie de bijzonder spannende tweestrijd op het nippertje heeft gewonnen… Hursti en zijn team maken aannemelijk dat die verkiezingen wel eens niet geheel reglementair kunnen zijn verlopen – en dat de uitslagen van verkiezingen, waarbij geen papieren registratie van de stemmen wordt aangelegd, sowieso niet mogen worden vertrouwd.

Daarmee stelt deze interessante en tot nadenken stemmende film hele praktische, en daarmee ook filosofische, vragen over de houdbaarheid van ons politieke systeem en hoe dat beter zou moeten worden beschermd.

Touching The Void

Samen gaan ze de berg op. De Siula Grande in Peru, een ongenaakbare top in het Cordillera Huayhuash-gebergte. Dat vergt blind vertrouwen. In jezelf. Én die ander. Simon Yates en Joe Simpson zijn gezworen vrienden als ze in 1985 de Andes-top besluiten te beklimmen.

Samen vertellen ze ook het verhaal van hun tocht naar de top. In Touching The Void (106 min.), een bloedstollende klimfilm van Kevin Macdonald uit 2003, vullen ze elkaar netjes aan. Tótdat hun wegen zich noodgedwongen scheiden, ze voor een onmogelijk dilemma worden gesteld en het écht ieder voor zich wordt.

Macdonald heeft de herinneringen van Yates en Simpson overtuigend verfilmd met acteurs. Zo ontstaat een spannend docudrama, waarin zitinterviews met de hoofdrolspelers, die recht in de camera hun verhaal doen, naadloos samenvloeien met beelden van de nagespeelde beklimming en afdaling en de daarbij gecomponeerde soundtrack.

Touching The Void is zowel een eerbetoon aan menselijke veerkracht en overlevingsdrang als een exposé van onze werkelijke, dierlijke, aard. Zware tijden maken nu eenmaal geen ander mens van je, ze halen je werkelijke zelf naar boven. Én, dat ook, de aalgladde muziek van Boney M. En daarmee wil natuurlijk geen mens sterven…

In de korte nabrander Touching The Void What Happened Next is te zien wat er direct na de dramatische ontknoping van de documentaire gebeurde met de twee klimmers en hun entourage.

The Show Must Go On: The Queen + Adam Lambert Story

Queen Productions LTD / NTR

Hoe kun je als wereldberoemde band verder zonder je zanger, frontman en blikvanger? Kan dat überhaupt? En: mág het eigenlijk wel?

Na het overlijden van Freddie Mercury in 1991 beet menige topvocalist zich stuk op Queens breed uitwaaierende repertoire en het imposante stembereik van die geboren frontman. Zijn band leek dood en begraven. Of veroordeeld tot een stille dood in het golden oldies-circuit. Deze zanger, voor wie elk superlatief (blijkbaar) tekort schiet, was écht niet te vervangen.

‘Er zijn veel Freddie-na-apers, met een plaksnor en geel jackje aan’, zegt drummer Roger Taylor in deze gelikte tv-docu van Christopher Bird en Simon Lupton. ‘Nou, veel succes ermee. Op het cruiseschip.’ Het bleef echter kriebelen bij de overgebleven Queen-leden. Zou er dan tóch een opvolger zijn, iemand die Freddies vocale spierballenvertoon kon interpreteren in plaats van kopiëren? Het antwoord laat zich raden: jawel, American Idol-runner up Adam Lambert.

The Show Must Go On: The Queen + Adam Lambert Story (86 min.) toont de lange weg die gitarist Brian May en drummer Roger Taylor moesten afleggen om, na de nodige bokkensprongen en zijstappen, met Lambert een volwaardige nieuwe incarnatie van hun band uit de grond te stampen. Queen 8.0, of zoiets. Die ontwikkeling wordt van commentaar voorzien door bekendheden als het wereldberoemde jurylid Simon Cowell, Foo Fighters-drummer Taylor Hawkins en Rami Malek, de acteur die Freddie Mercury speelde in de gelijknamige biopic uit 2018.

Vanzelfsprekend valt er geen onvertogen woord in deze lofzang op alles wat met Queen te maken heeft – niemand wil zich tenslotte bezondigen aan heiligschennis – die helemaal is dicht gesmeerd met uitbundige live-versies van de hits van de superband. En van bovenaf zag Freddie – dat is tenminste de stellige overtuiging van zijn oude bandmakkers – dat het goed was…

Sunderland ‘Til I Die

Netflix

Sunderland zit in de hoek waar de klappen vallen. De trots van de arbeidersstad in het Noordoosten van Engeland, die eerder al de scheepswerven en mijnen zag sluiten, is in de zomer van 2017 gedegradeerd uit de Premier League en moet zo snel mogelijk terug naar het hoogste niveau. ‘Laten we bidden voor Sunderland Football Club en onze stad’, gaat pater Marc Lyden-Smith van de St. Mary’s Church zijn in het rood-wit gestoken kerkgangers voor. ‘Heer, onze God, help ons te begrijpen wat voetbal voor onze gemeenschap betekent.’

De achtdelige serie Sunderland ‘Til I Die (314 min.) van Leo Pearlman en Ben Turner, die eerder betrokken waren bij de Manchester United-documentaire The Class Of ‘92, volgt de club in zijn eerste seizoen in de Britse variant op de Keukenkampioen Divisie, The Championship. Na tien jaar op het allerhoogste niveau. Geld is er bij aanvang van het ‘do or die’-jaar 2017-2018 nauwelijks. De club heeft Jordan Pickford, inmiddels doelman van de Engelse nationale ploeg, bijvoorbeeld moeten verkopen. Zijn plek onder de lat wordt ingenomen door twee nobody’s, waaronder voormalig FC Utrecht-keeper Robbin Ruiter.

De nieuwe manager Simon Grayson zal ook een beroep moeten doen op de eigen jeugd. De eerste resultaten vallen echter tegen. Sunderland heeft ‘the numbers’ niet, constateren kenners halverwege de transferperiode. Nieuwe ‘bodies’ zijn nodig. ‘Waarom staat Ibrahimovic onderaan die lijst’, vraagt algemeen directeur Martin Bain aan zijn scoutingteam. ‘Hebben jullie ergens geld gevonden?’ Assistent-manager Glynn Snodin gaat op een druilerige dinsdagavond dus maar kijken bij de wedstrijd Scunthorpe United tegen Fleetwood. Over de gescoute speler is hij echter niet te spreken. ‘Hij heeft handschoenen aan, het is niet eens koud.’

De aankopen die Sunderland uiteindelijk wél doet bieden ook geen soelaas. Langzaam maar zeker zakken The Black Cats zelfs op het tweede niveau af naar de degradatiezone. Voor de fans, die steeds nadrukkelijk de confrontatie zoeken met de leiding, is dat misschien een drama, voor deze serie is het zonder enige twijfel een zegen. Anders was Sunderland ‘Til I Die, waarvoor de makers toegang hebben gekregen tot het hart van de club en tevens een aantal seizoenkaarthouders volgen, ongetwijfeld een heel gelikte bedoening geworden. Zoals de documentaireserie die Netflix eerder dit jaar uitbracht over de Italiaanse topclub Juventus.

Bij Sunderland worden er geen bekers opgepoetst en de tegenslag kan ook niet zomaar worden weggepoetst. Het water staat de club echt aan de lippen. Om de financiële problemen het hoofd te bieden, wordt bijvoorbeeld alles in het werk gesteld om een peperdure speler uit betere tijden, die tegenwoordig als een Britse variant op Winston Bogarde alleen nog maar op de bank zit, definitief te lozen. Een andere speler kan vanwege een slepende blessure niet brengen waarvoor hij is gehaald en begint zo aan zichzelf te twijfelen dat er een mental coach aan te pas moet komen. Ook sportief is de club bezig aan een treurmars, waarvan het einde nog lang niet in zicht is. Hoeveel zit er nog in die gifbeker?

Alle ingrediënten zijn kortom aanwezig voor een boeiend sportfeuilleton, met dramatische slow-motion beelden, bombastische muziek en alle denkbare voetbalclichés. Van het verplichte enthousiasme over alweer een nieuwe trainer tot de klaagzang van de vaste schare supporters, die tegen beter weten in blijft lijden aan ‘fever pitch’. Wat er op het spel staat is van meet af aan duidelijk: tezamen stijgen ze boven zichzelf uit of gaan ze, strijdend natuurlijk, ten onder. ‘We are Sunderland’, scanderend. ‘We are Sunderland.’ Op weg naar een emotionele apotheose…

Inmiddels is er een tweede seizoen van Sunderland ‘Til I Die.

The Distant Barking Of Dogs

IDFA

Samen met zijn oma loopt de tienjarige Oleg Afanasyev aan het begin van The Distant Barking Of Dogs (56 min.) door de sneeuw in Hnutove, een dorpje in de Donetsk-regio van Oost-Oekraïne. Sinds 2014 wordt er in deze omgeving gevochten tussen regeringstroepen en pro-Russische separatisten. Op de achtergrond klinken vrijwel permanent explosies en geweervuur. De kleine Oleg kijkt er niet meer van op.

‘Het lijkt alsof onze levens bevroren zijn’, zegt zijn oma in één van de regelmatig terugkerende bespiegelende voice-overs, die als structurerend element fungeren voor deze observerende film. ‘We schuilen als dieren voor de winter en wachten tot de kou voorbij is.’ Het tweetal arriveert bij het kleine kerkhofje, waar Olegs moeder Natasja begraven ligt. Oma huilt, Oleg niet. Het jongetje was zo klein toen ze stierf dat hij er volgens zijn grootmoeder nooit om heeft gehuild.

Regisseur Simon Lereng Wilmont volgt Oleg gedurende een jaar, een periode waarin hij uitleg krijgt over de verschillende soorten mijnen, meedoet aan een oefening in een schuilkelder en een kikker leert doodschieten met een pistool. Surrealistische scènes voor iedereen die niet in oorlogsgebied opgroeit. Zoals ook de gespreksstof van de kinderen soms vreemd aandoet. ’Weet je nog dat ze gisteren schoten?’, vraagt Oleg bijvoorbeeld aan zijn jongere neefje Yarik als ze samen het veld intrekken ‘Hier is die bom gevallen.’ Yarik antwoordt direct: ‘En die heeft mensen gedood.’ Nee, meent Oleg. ‘Geen mensen. Soldaten.’

Zou Olegs vader ook zijn omgekomen in de oorlog? Of is hij allang niet meer in beeld of nooit in beeld geweest? Daarop geeft deze asgrauwe film, die op het IDFA 2017 werd beloond met de Award voor Best First Appearance, geen antwoord. Ook zijn opa is in geen velden of wegen te bekennen. Het is oma die de jonge Oleg in haar eentje probeert te behoeden voor de valkuilen van de oorlog en ondertussen iets van zijn kindzijn moet zien te bewaren.