Four Daughters

Cinéart

Toen president Ben Ali, na bijna 25 jaar aan de macht, in 2011 werd afgezet als leider, leek Tunesië zich te gaan ontwikkelen tot een reguliere democratie. De Arabische Lente beloofde vrede en vrijheid. Rond diezelfde tijd ging Olfa Hamrouni met haar Four Daughters (originele titel: Les Filles d’Olfa, 108 min.) weg bij haar echtgenoot die hen weinig liefde had gegeven. Die dacht ze te vinden bij Wissem, een man die tijdens de revolutie uit de gevangenis was ontsnapt. Ze was smoorverliefd. ‘Had ik hem iemand zien vermoorden’, vertelt de struise vrouw in deze inmiddels meermaals bekroonde film van Kaouter Ben Hania. ‘Dan had ik hem geholpen om het lijk te begraven.’

Terwijl de omwenteling in hun land een golf van moslimfundamentalisme veroorzaakte, zou ook Wissem Olfa en haar kinderen het geluk bepaald niet brengen. Van haar dochters Ghofrane, Rahma, Eya en Tayssir Chikhaoui zijn de eerste twee inmiddels buiten beeld. Wat er precies met hen is gebeurd, blijft lang ongewis. Hun positie wordt is deze overtuigende hybride van docu en drama waargenomen door twee actrices, die met de andere familieleden cruciale gebeurtenissen uit hun gezamenlijke verleden reconstrueren. Ook aan Olfa zelf is een actrice gekoppeld. Voor het geval dat er scènes moeten worden gespeeld die te pijnlijk of confronterend zijn. Zij fungeert meteen als spiegel voor de geharde moeder, die ook haar eigen acties onder ogen moet zien.

Olfa’s vrijgevochten oudste dochters, die zich zowaar ‘gothic’ zijn gaan kleden, worden intussen geconfronteerd met de conservatieve wind die in hun land waait: vrouwen zoals zij worden geacht om een nikab of hidjab te dragen. Het is een boodschap die Ghofrane en Rahma al snel verinnerlijken en die tot radicale ideeën, gedragingen en levenskeuzes zal leiden. En hun zussen Eya en Tayssir en moeder moeten zich daartoe verhouden. Die ontwikkeling schetst Ben Hania in Four Daughters niet lineair, maar via (groeps)interviews, gezamenlijk gespeelde scènes en (twist)gesprekken daar weer over met de actrices. Over vrouw zijn en worden – en de verwachtingen, plichten en beperkingen die daar volgens hen, de hunnen en hun wereld bij horen.

Het leven als Tunesische vrouw blijkt in deze gelaagde en schrijnende vertelling een Gordiaanse knoop die niet zomaar is te ontwarren. Elke volgende generatie staat voor min of meer dezelfde uitdaging. Olfa is in dat verband ook bang voor de toekomst, vertelt ze aan het eind van haar moedige poging om in het reine te komen met het leven dat ze heeft geleid. ‘Wat me bang maakt is dat ik alles heb herhaald wat mijn moeder ook heeft gedaan.’ Haar uitgesproken dochter Eya vult aan: ‘Ze heeft ons laten ondergaan wat ze zelf moest ondergaan. Niet omdat zij een slecht mens is, maar zo gaat nu eenmaal.’ En zo dreigt de geschiedenis zich, steeds weer, te herhalen en groeien meisjes uit tot een milde dan wel extreme variant op hun moeder.

Denzel Washington – An American Model

Arte

Wat hebben Malcolm X en Rubin ‘Hurricane’ Carter en Steve Biko met elkaar gemeen? In ons collectieve geheugen zouden de controversiële burgerrechtenleider, de onterecht veroordeelde bokser en de Zuid-Afrikaanse anti-Apartheidsstrijder wel eens één en hetzelfde gezicht kunnen hebben: dat van Denzel Washington, de Amerikaanse acteur die de zwarte iconen omturnde tot onvergetelijke filmpersonages.

In het tv-portret Denzel Washington – An American Model (52 min.) loopt Sonia Dauger, aan de hand van oude interviews en klassieke scènes uit zijn omvangrijke filmografie, netjes de carrière van de Afro-Amerikaanse filmster door. Ze belicht die vanuit een duidelijke invalshoek: zijn positie als zwarte acteur in een witte industrie. Op het eerste gezicht heeft Washington ‘t aardig voor elkaar. Hij groeit eerst uit tot een ideaal rolmodel voor de zwarte gemeenschap en kan later zelfs de oversteek maken naar witte rollen. Herstel: naar rollen waarbij huidskleur er helemaal niet toe doet en die dus voorheen standaard naar een witte acteur gingen.

Ook in zulke rollen, vertelt de Nederlandse verteller van dienst Andrew Makkinga (die wel heel veel tekst krijgt van Dauger), wordt de acteur evenwel met beperkingen geconfronteerd. Want een zwarte man die, ook al is ‘t alleen op het witte doek, een relatie krijgt met een witte vrouw? Nee, dat blijft een brug te ver. Wat in het scenario voor een speelfilm nog wordt beschreven als een liefdesrelatie, kat Denzel Washington dus hoogstpersoonlijk, puur uit voorzorg, om tot een onschuldige vriendschap. En als hij daarnaar wordt gevraagd in interviews, speelt Washington, een rasacteur tenslotte, de vermoorde onschuld.

Hij weet als geen ander hoe nauw ‘t luistert voor zwarte mannen in Amerika. Voor je ‘t weet word je alsnog aangezien voor zo’n boos, seksbelust of gevaarlijk exemplaar, waarbij iedere weldenkende witte Amerikaan uit de buurt blijft. En Washington wil, net als Sidney Poitier in 1963, nog altijd eens een Oscar voor beste hoofdrol winnen. In 2002 is ‘t dan eindelijk zover: hij krijgt een Academy Award voor zijn vertolking van een zwarte schurk, die in de film Training Day voor de zekerheid nog wel gewelddadig aan zijn einde wordt gebracht. Want anders…

Het betekent meteen de ommekeer voor de karakteracteur, die de brave rollen waarmee hij altijd werd geassocieerd regelmatig begint in te ruilen voor gelaagdere personages. Zo verdiept en verbreedt Denzel Washington zijn eigen oeuvre en kan hij meteen als bruggenhoofd fungeren naar een nieuwe generatie Afro-Amerikaanse acteurs, die hem vanzelfsprekend op handen draagt.

Stranger In My Own Skin

Federation Studios

Grofweg zijn er twee varianten: documentairemakers die afstand houden en zo het complete terrein rond hun onderwerp proberen te overzien. En filmers die er juist zo dicht mogelijk op kruipen, om ‘t als het ware van binnenuit te kunnen laten zien. Katia deVidas behoort, in elk geval bij deze documentaire, overduidelijk tot de tweede categorie. Ze kan ook niet anders: Katia is de echtgenote van hoofdpersoon Pete Doherty.

Dit is dus niet de film waarin chronologisch en met een zekere distantie wordt gevolgd hoe Doherty eind jaren negentig, als één van de twee frontmannen van The Libertines, wordt binnengehaald als een nieuwe held van de Britse popmuziek, waarna hij zich al snel helemaal verliest in een destructieve drugsverslaving en uitgroeit tot de Keith Richards/Sid Vicious/Shane McGowan van zijn generatie. Dit is sowieso geen muziekdocumentaire – ook al bevat deze rauwrommelige film natuurlijk genoeg songschrijfpogingen, repetitiemomentjes en concertfragmenten van Doherty, The Libertines en zijn latere outfit Babyshambles.

Dit is een film over Peter Doherty: Stranger In My Own Skin (93 min.), een eeuwige jongen die volledig verslingerd is geraakt aan dope – of het nu heroïne, crack of meth is – en die daar nodig vanaf wil. Of, althans: die zégt dat hij daar vanaf wil. DeVidas filmt en bevraagt de Engelse zanger en gitarist gedurende tien jaar van zeer dichtbij terwijl hij, zoals Connie Palmen dit zo treffend heeft uitgedrukt, een vriendschap zonder vriend heeft. En ze geeft hem, een vurige adept van schrijvers als Fjodor Dostojevski, Oscar Wilde en James Joyce, tevens de ruimte om zijn diepste zielenroerselen of literaire uitspattingen te delen.

Zo vangt DeVidas talloze treffende brokstukken uit het leven van haar beschadigde man. Een concert in Frankrijk bijvoorbeeld, dat vanwege vertraging met de trein (!), steeds wordt uitgesteld en vervolgens wordt afgelast. Waarna Doherty alsnog optreedt in een naburige pub. Hoe haar echtgenoot voor de reünieconcerten van The Libertines in 2010, waar hij blijkbaar enorm tegenop ziet, letterlijk voor de camera een terugval heeft. En dat magische moment waarop Pete Doherty’s vader, een beroepsmilitair met wie hij een lastige relatie heeft, op het podium stapt bij zijn band Babyshambles en zijn song What A Waster woord voor woord blijkt te kunnen meezingen.

Het ontbreekt Stranger In My Own Skin alleen regelmatig aan structuur of context. DeVidas heeft er een vergaarbak van sferen en stijlen van gemaakt. Tegelijkertijd is dat waarschijnlijk ook een aardige afspiegeling van hoe haar ‘Peter’ zijn leven leidt: in een soort waas of roes, waardoor hij zo nu en dan een hoogte- of dieptepunt beleeft, plotseling crasht en zich dan weer lui in gang zet of juist voortvarend doordendert. ‘Het talent hoort bij de man en de artiest en komt niet van de drugs’, vindt Doherty zelf. ‘En dat is ook nooit gekomen van de drugs. Een deel van de lol en de uitdaging zit zelfs in het creëren óndanks de omstandigheden. Of ik nu verslaafd ben of clean, ik zal creëren.’

The Golden Boy

HBO Max

Het verhaal van Oscar De La Hoya en zijn moeder Cecilia is natuurlijk onweerstaanbaar. Nadat zij al op 38-jarige leeftijd overlijdt aan de gevolgen van borstkanker, wil de jonge Amerikaanse bokser koste wat het kost zijn belofte aan haar gestand doen. Zij heeft hem gevraagd om voor haar de gouden medaille te winnen op de Olympische Spelen van Barcelona in 1992. En Oscar is bereid om zijn leven daarvoor te geven.

Als hij inderdaad met die felbegeerde plak huiswaarts keert, krijgt De La Hoya de bijnaam The Golden Boy (156 min.) toebedeeld. Een nieuwe held met een sprankelende glimlach en een aansprekend signatuurverhaal. Daarachter houdt zich echter nog een ander verhaal schuil, vertelt de voormalige topbokser uit East Los Angeles direct bij aanvang van deze tweedelige sportdocu van Fernando Villena.

De relatie met zijn moeder blijkt ook een rauw randje te hebben. Zij roept zeker niet alleen warme gevoelens op. Bovendien is de popster onder de boksers bepaald niet de ideale schoonzoon waarvoor hij enige tijd wordt gehouden. Eerder een soort Mexicaans-Amerikaanse variant op Douwe Bob, die voor een topsporter ook wel erg vaak de bodem van een fles bereikt – en bovendien een kwaaie dronk heeft.

Ideaal documentairemateriaal, zou je zeggen. Het eerste deel van dit tweeluik richt zich echter met name op De La Hoya’s opkomst als bokser, waarbij ook zijn dramatische gevechten met de Mexicaanse regerend wereldkampioen Julio César Chavez in 1996 hun plek opeisen. Pas in deel twee ruimt Villena meer ruimte in voor de schaduwzijden van zijn protagonist, die op eerste gezicht zo’n succesvol bestaan leidt.

Als er pikante foto’s van Oscar De La Hoya’s escapades met stripper Milana Dravnel in de openbaarheid komen, raakt hij ernstig in opspraak en begint ook zijn carrière langzaam op z’n eind te lopen. Zelf kijkt de prijsvechter in deze gedegen film met weinig tevredenheid terug. Het had zoveel meer kunnen worden, constateert ie met spijt in zijn stem. Als hij nu maar gewoon alles had gegeven.

En ook de ravage die hij heeft aangericht in zijn privéleven, met allerlei veronachtzaamde vrouwen en kinderen, zit hem duidelijk dwars. ‘De gouden jongen?’ sneert Oscar De La Hoya in deze film, waarmee hij duidelijk schoon schip wil maken. ‘Dat is niet meer dan klinkklare nonsens. Daar ben ik helemaal klaar mee. Het is tijd om te leven.’ Hij specificeert: ‘Het is tijd om in de realiteit te gaan leven.’

How Do You Measure A Year?

HBO Max

Toen zijn dochter Ella twee werd, zette Jay Rosenblatt het meisje op de bank en stelde haar enkele vragen. Dat heeft hij tot haar achttiende volgehouden. Elke verjaardag, op die bank, dezelfde vragen. Wat wil je later worden?, bijvoorbeeld. Wat zijn je dromen? En nachtmerries? Wat is macht? En: wat vind je van jou en mij? Rosenblatt keek de beelden volgens eigen zeggen nooit terug.

De samenvatting ervan, How Do You Measure A Year? (28 min.) is chronologisch opgebouwd. Ella wordt ouder voor de camera. Wijzer en gecompliceerder. Getructer ook. Ongekunsteld wordt performen. Fris van de lever maakt plaats voor (zelf)reflectie. Wat zou je als …jarige willen zeggen tegen je latere zelf? begint haar vader dan te vragen. En waarom ze steeds vaker ruzie maken?

‘Why are you so obsessed with me?’ zingt de zeventienjarige Ella. ‘Boy, I wanna know.’ Ze lijkt er niets mee te bedoelen, de jonge vrouw die voor het verjaardagsritueel van haar vader opnieuw voor de camera heeft plaatsgenomen. Ella staat op het punt om het huis uit te gaan om te studeren en moet Jay, de man die steeds weer dezelfde directe vragen stelt, dan achterlaten.

Deze korte film huldigt overtuigend het ‘less is more’-principe en is op basis daarvan, enigszins overdreven, genomineerd voor een Oscar voor beste korte documentaire. Het is een klein monumentje geworden voor de tijd die nu achter hen ligt en die (blijkbaar) was doordesemd van de onvoorwaardelijke liefde die er kan zijn tussen ouder en kind.

Nicole Kidman: Eyes Wide Open

Arte

Hoeveel ze ook heeft gepresteerd in haar acteercarrière – veel! – Nicole Kidmans naam blijft voor altijd verbonden met die ene man, glamourboy Tom Cruise. Toen Hollywood’s favoriete koppel rond de eeuwwisseling uit elkaar ging, moesten de twee tijdens tv-interviews tot in detail, op het gênante af, uitleggen wat er was misgegaan. Waar Cruise moeite had om tegenover gesprekspartners zijn irritatie te verbergen (‘denk aan je manieren’, voegde hij één van hen toe), pareerde zij de inbreuk op haar privacy met een grapje. ‘Ik kan nu hoge hakken dragen’, zei ze tegen David Letterman en lachte er eens ondeugend bij. Weg ongemak en ongewenste intimiteit.

Nicole laat zich ook niet in haar kaarten kijken in Nicole Kidman: Eyes Wide Open (53 min.), een traditioneel opgezette tv-docu van Patrick Boudet. Net als haar ex Tom. Of andere mensen uit haar directe omgeving. Het portret moet ‘t doen met enkele regisseurs die met haar werkten (Gus van Sant en John Cameron Mitchell), de verplichte filmcritici en heel veel fraaie filmfragmenten. Dit persoonlijke portret blijft daardoor een beetje aan Kidmans buitenkant steken, waarbij de verteller van dienst wel naar hartenlust mag speculeren over wat er daarbinnen omgaat. Die ontwaart bijvoorbeeld een vast thema in haar filmografie: de vrouw die moet vechten om zich te bevrijden.

Het zal de Australische actrice op de titelrol brengen van kaskrakers als Dead Calm (internationale doorbraak), Days Of Thunder (ontmoeting Tom Cruise), To Die For (eerste grote Amerikaanse hoofdrol), Portrait Of A Lady (artistieke erkenning), Eyes Wide Shut (bezegeling van haar relatie met Cruise door meesterregisseur Stanley Kubrick), Moulin Rouge (haar eerste romantische rol, terwijl haar huwelijk inmiddels aan diggelen ligt) en The Hours (die felbegeerde Oscar voor beste vrouwelijke hoofdrol). Daarna volgt nog de ene na de andere gewaagde rol in auteursfilms en kwaliteitsseries: Dogville, Birth, Big Little Lies, Bombshell en Being The Ricardos.

Hoewel ze de wetten van de filmindustrie bepaald niet altijd naast zich neer heeft gelegd – als het gaat om hoe een vrouw eruit moet zien, bijvoorbeeld – heeft ze Tom dan allang achter zich gelaten. Niet eens zozeer qua succes of roem als wel qua inhoud en, vooral, als mens en als vrouw. Niemand zal haar nog, zoals in de begindagen van hun romance, verslijten voor de willekeurige ‘arm candy’ van een filmster.

Hearts And Minds

Military Report

Als er één land met zelfvertrouwen uit de Tweede Wereldoorlog is gekomen, dan moet het de Verenigde Staten zijn. Het idee van Amerika als politieagent van de wereld heeft zich dan stevig in het collectieve zelfbeeld vastgezet. Een militaire kracht ten positieve. Onoverwinnelijk. En voortgedreven door hoogdravende idealen.

Deze Oscar-winnende anti-oorlogsfilm uit 1974, waarin Amerika’s tragische exercitie in Vietnam wordt belicht, maakt voor eens en altijd korte metten met dat idee. Het superioriteitsgevoel van de VS – op een treffende manier belichaamd door fier zingende soldaten uit de musical This Is The Army, die beweren dat ze ‘dressed up for victory’ zijn en beslist ‘won’t stop winning’ – wordt door regisseur Peter Davis op alle mogelijke manieren uitgekleed. Tot er niet veel meer rest dan militair jargon als ‘kill ratio’, ‘free fire zones’ en ‘search & destroy’. Of, zoals Amerikaanse Vietnam-veteranen hun modus operandi tegenover elkaar kortweg samenvatten: ‘kill some gooks’.

Davis start bij het begin. ‘Ons idee over vooruitgang beperkt zich niet tot ons eigen land’, zegt de Amerikaanse president Harry Truman (1945-1953), met gevoel voor understatement. ‘Dat delen we met mensen in de hele wereld.’ Zijn woorden worden direct gevolgd door bombardementen en beschietingen in Vietnam. Die beelden zijn een logisch gevolg van de acties van Trumans opvolgers. Van Eisenhouwers domino-theorie, dat de hele wereld direct communistisch wordt als ze Vietnam laten vallen, via Kennedy’s eenzijdige blik op het licht aan het eind van de tunnel tot Johnsons larmoyante betoog dat ze de Hearts And Minds (112 min.) van de plaatselijke bevolking moeten winnen.

Tegenover verdedigers van die doctrine, zoals ideoloog Walt Rostow, generaal William Westmoreland en de voormalige krijgsgevangene George Coker, plaatst Davis enkele landgenoten met gewetensbezwaren, een dienstweigeraar én defensieanalist Daniel Ellsberg, die geheime documenten over de oorlog lekte, de Pentagon Papers. Ellsberg windt er geen doekjes om: ‘We willen er niet aan dat dit onze oorlog is, want dat zou inhouden dat we moeten erkennen dat de slachtoffers die aan beide zijden zijn gevallen een gevolg zijn van ons eigen beleid en dat we misschien aan de verkeerde kant vechten. Wij vechten niet alleen aan de verkeerde kant, wij zíjn de verkeerde kant.’

Voor die stelling is zonder al te veel moeite bewijs te vinden. Davis laat vaak eerst de arrogante onwetendheid van Amerikaanse beslissers zien en daarna de dood en destructie die zij aan het andere eind van de wereld zaaien. Gewone Vietnamezen tonen vervolgens wat er werkelijk in hun harten en hoofden omgaat en hoe ze kapot gaan van verdriet om wat er bij hen, in hun familie of onder hun volk is aangericht. ‘De Oriëntaal hecht nu eenmaal niet zoveel waarde aan het leven’, bestaat William Westmoreland, die vier jaar lang bevelhebber van de Amerikaanse troepen in Vietnam was, ‘t desondanks te zeggen. ‘Het leven is overvloedig en goedkoop in de Oriënt.’

Intussen blijft de Amerikaanse generaal ziende blind en horende doof voor de rol die hij en de zijnen daarin hebben gespeeld – en die glashelder is voor iedereen die dit krachtige schotschrift tegen Amerika’s brute oorlogsdrift heeft gezien.

Murder On A Sunday Morning

Prime

James, de echtgenoot van de 65-jarige Mary Ann Stephens en tevens de enige ooggetuige van het misdrijf, heeft hem hoogstpersoonlijk aangewezen: Brenton Butler is degene die hen op zondagochtend 7 mei 2000 bij het Ramada Inn-hotel in Jacksonville, Florida heeft overvallen. In de rechtszaal bevestigt Stephens nog maar eens dat het de vijftienjarige zwarte jongen was die Mary Ann heeft vermoord.

Brentons advocaat Pat McGuinness is niettemin overtuigd van de onschuld van zijn cliënt. Die is simpelweg het slachthuis van raciaal profileren. De politie heeft gewoon de eerste de beste Afro-Amerikaanse tiener van de straat geplukt en tot een bekentenis gedwongen, meent hij. Documentairemaker Jean-Xavier de Lestrade sluit aan bij het verdedigingsteam van McGuinness en zijn collega Ann Finnell voor wat een true crime-klassieker zal worden: Murder On A Sunday Morning (111 min.), in 2002 bekroond met de Oscar voor beste documentaire.

De Lestrade, die enkele jaren later nóg een genretopper zal afleveren met de docuserie The Staircase over een vrouw die thuis van de trap is gevallen/geduwd, volgt de rechtszaak tegen Brenton Butler op de voet en brengt tevens in beeld hoe zijn advocaten het proces voorbereiden en verder uitzoeken. Zij gaan er helemaal voor, ervan overtuigd dat hun cliënt onschuldig is en bovendien doelbewust gemaltraiteerd door scoringsbeluste politieagenten. Zeker de verbeten Pat McGuinness gaat er in de rechtszaal regelmatig met gestrekt been in.

‘Als een hond op je tapijt plast en je straft hem niet, dan blijft hij op je tapijt plassen’, zegt hij daarover tegen De Lestrade. ‘Als je een getuige die liegt niet tot de orde roept of vernedert, dan blijft ie dat doen.’ Zulke publieke tuchtigingen gaan de Ierse straatvechter goed af. En hij lijkt er ook lol in te hebben om rotte agenten – althans, in zijn ogen – genadeloos met hun eigen verklaringen om hun oren te slaan. Op die manier wil hij de zaak van openbaar aanklager Laura Starrett onschadelijk maken en de jury ervan overtuigen dat ‘Bren’ moet worden vrijgesproken.

De juryleden hebben uiteindelijk welgeteld 45 minuten nodig om tot een vonnis te komen in deze klassieke rechtbankdocu, die nauwgezet laat zien hoe het Amerikaanse justitiële systeem (niet) werkt en die tevens aantoont hoe belangrijk het is dat ook, of júist, verdachten die de schijn tegen hebben, al is het alleen door de bevolkingsgroep waartoe ze behoren, met kennis, passie en vernuft worden verdedigd.

Sidney

Apple TV+

Het zou de nodige jaren duren voordat acteur Sidney Poitier (1927-2022) als kind het concept ras, en de daarmee verbonden implicaties, zou begrijpen. In zijn jongste jaren, op Cat Island op de Bahama’s, was hij simpelweg nooit in aanraking gekomen met witte mensen – en de vooroordelen die zij hadden over mensen zoals hij. Eenmaal in de Verenigde Staten zou hij echter al snel leren wat het betekende om zwart te zijn.

Als Afro-Amerikaanse acteur nam hij later belangrijke barrières. Vóór hem werden zwarte acteurs vooral geacht om een grappig stereotype te spelen, vertelt hij in de ietwat brave biografie Sidney (112 min.). Zodat het veelal witte publiek eens goed kon lachen. Poitier tapte echter uit een ander vaatje: in zijn eerste belangrijke rol in No Way Out (1950) speelde hij een zwarte arts die tijdens zijn werk uiterst racistisch werd benaderd. En in de donkerste dagen van het McCarthyisme weigerde hij om een loyaliteitsverklaring te ondertekenen voor zijn rol in Blackboard Jungle (1955).

Gaandeweg groeide Sidney Poitier uit tot een icoon van de Afro-Amerikaanse cultuur. Voor The Defiant Ones (1958) kreeg hij als eerste ‘negro’ een Oscar-nominatie. Vijf jaar later volgde daadwerkelijk een Academy Award voor de hoofdrol in Lilies Of The Field. En weer vijf jaar later, in 1968, won In The Heat Of The Night, waarin hij met Rod Steiger de hoofdrol speelde, de Oscar voor beste film. Intussen onderscheidde Poitier zich, net als zijn vriend Harry Belafonte, ook binnen de Amerikaanse burgerrechtenbeweging.

Sidney Poitiers status als zwart icoon wordt misschien nog wel het beste geïllustreerd door de uitbundige gastenlijst van deze door Oprah Winfrey geproduceerde documentaire, met beeldbepalende Afro-Amerikanen als Morgan Freeman, Quincy Jones, Andrew Young, Spike Lee, Denzel Washington, Hale Berry, Louis Gossett Jr., Lenny Kravitz en Winfrey zelf (die zomaar emotioneel wordt bij de gedachte aan haar grote held). Verder draven witte collega’s als Barbra Streisand, Robert Redford en Lulu op om ‘s mans werk te duiden en schetsen Poitiers tweede echtgenote en zijn dochters de mens achter de superlatieven.

Regisseur Reginald Hudlin geeft de man zelf ruim baan om zijn leven en loopbaan via treffende anekdotes uit te serveren, stipt en passant ook de rafelrandjes van zijn bestaan aan en stut dat geheel weer met een fikse collectie filmfragmenten, smakelijke muziek en nieuwsbeelden van de grote maatschappelijke ontwikkelingen van zijn tijd. Behalve een lofzang op de man en het symbool Sidney Poitier wordt deze film zo ook een viering van de zwarte cultuur.

Love It Was Not

Piece Of Magic

Ze stráált. Een vitale jonge vrouw. Met een onweerstaanbare glimlach. Alleen haar kleding, een hoofddoek en zwart-wit gestreepte jurk, verraadt waar de foto is gemaakt. Het vernietigingskamp Auschwitz. Een Oostenrijkse SS-officier legde de lachende Helena Citron vast op de gevoelige plaat. Deze Franz Wunsch was smoorverliefd op haar.

Samen met duizend andere Joodse meisjes uit Slowakije was Helena in maart 1942 naar Auschwitz gedeporteerd. Zij waren de eerste vrouwen in het kamp. Samen met overlevenden onderzoekt Maya Sarfaty in Love It Was Not (82 min ) de onmogelijke liefde van Citron en Wunsch die daar ontstond. ‘Liebe war es nicht’, zong Helena, waarna de vonk toch oversprong. ‘Denn du hast leider doch kein Herz. Liebe war es nicht. Es war ein Scherz.’

De Joodse vrouw is, net als haar voormalige geliefde, inmiddels overleden. Via archiefinterviews komen de twee alsnog aan het woord over de relatie, waarvoor met name zij met de nek werd aangekeken door sommige andere vrouwen in Auschwitz. Ook al kon ze soms wel degelijk iets voor hen betekenen. Dat wordt eens te meer duidelijk als ook haar oudere zus Roza en haar kinderen zich in het vernietigingskamp moeten melden.

Het liefdesverhaal van de kampbewaker en de Joodse gevangene leidt de Israëlische documentairemaakster, die in 2016 al een studenten-Oscar won voor de voorstudie The Most Beautiful Woman, uiteindelijk naar Wenen. Daar moet de Oostenrijkse militair Franz Wunsch begin jaren zeventig terecht staan voor oorlogsmisdaden. De voormalige SS’er polst zijn vroegere geliefde als getuige à décharge. Ze hebben elkaar sinds de oorlog niet meer gezien.

Maya Sarfaty brengt de tragische liefdesgeschiedenis tot leven met dagboekfragmenten van Franz, briefwisselingen en een uitgekiende fotomontage – geïnspireerd door de manier waarop hij, volgens zijn dochter Dagmar, foto’s van Helena’s gezicht uitknipte en vervolgens in andere situaties plakte. Zo fabriceert de filmmaakster een boeiende en gelaagde vertelling over een liefde (?) die niet mocht zijn.

Ennio

Periscoop

Voor een man die zoveel succes heeft gehad, die tot de absolute top binnen zijn métier behoort, oogt hij opvallend nederig in Ennio (156 min.). De Italiaanse componist Ennio Morricone (1928-2020) was dan ook van eenvoudige komaf. Volgens medestudenten ging hij op het conservatorium zelfs gebukt onder een minderwaardigheidscomplex, dat hij maar moeilijk van zich kon afschudden. Nadat Morricone begin jaren zestig muziek had geschreven voor enkele westerns werd hij gevraagd door regisseur Sergio Leone. Ze bleken bij elkaar in de klas te hebben gezeten op de lagere school. Samen zouden de oude schoolmakkers filmgeschiedenis schrijven en met de zogenaamde Dollars-trilogie de spaghettiwestern uitvinden, niet in het minst door Morricone’s geweldige opera-achtige muziek.

Zijn vroegere leermeester op het conservatorium, Goffredo Petrassi, en Morricone’s traditionelere oud-studiegenoten zagen er alleen weinig in. Daar begon je toch niet aan als componist, zo’n ‘anti-artistieke’ samenwerking met een filmmaker? Voor een academisch geschoolde musicus was dat zo ongeveer vergelijkbaar met prostitutie. ‘Schuldig’, bekent de componist in kwestie. ‘In het begin voelde ik me ook schuldig, maar langzamerhand werd dat minder. Ik wilde met het schrijven wraak nemen.’ De stem en lippen van de oude meester beginnen te trillen. Zoals wel vaker tijdens het centrale interview voor deze definitieve biografie raakt hij overmand door emoties. ‘Ik wilde het overwinnen, dit schuldgevoel.’

Met de man zelf, allerlei Italiaanse componisten en musici, zijn vakbroeders John Williams en Hans Zimmer en kopstukken uit de film- en muziekwereld zoals Bernardo Bertolucci, Quincy Jones, Wong Kar-Wai, Bruce Springsteen, Clint Eastwood, Joan Baez, Barry Levinson, Pat Metheny, Oliver Stone en James Hetfield loopt Giuseppe Tornatore Morricone’s bijna 75-jarige carrière door. In die periode werkte hij met toonaangevende regisseurs zoals Terrence Malick, Brian De Palma en Quentin Tarantino. Alleen voor Stanley Kubrick moest hij passen. Die had hem gebeld voor A Clockwork Orange. Sergio Leone overtuigde zijn collega er echter van dat Ennio te druk was met zíjn film. Morricone heeft er nog altijd hartzeer van.

Intussen liet de waardering vanuit de serieuze Italiaanse musici nog altijd op zich wachten. Zij hadden volgens componist Nicola Piovani moeite om het talent van Ennio Morricone te (h)erkennen. Het duurde enkele decennia voordat ze eindelijk ‘wilden buigen voor zijn genialiteit.’ ‘s Mans laatste samenwerking met Leone, voor de klassieker Once Upon A Time In America (1984), bracht uiteindelijk de ommekeer. ‘Die muziek kan alleen maar geschreven zijn door een musicus in hart en nieren’, stelt zijn oud-studiegenoot Boris Porena in dit epische portret. Hij schreef, als een soort publieke boetedoening, zelfs een excuusbrief aan zijn vakbroeder.

En daarna resteert in Ennio, dat natuurlijk prachtige filmscènes en werkelijk majestueuze muziek bevat, alleen nog de jacht op een Oscar. Want verder heeft Morricone echt alles bereikt wat hij in zijn stoutste dromen had kunnen bedenken.

Daniel Day-Lewis: The Heir

AVROTROS

Op een dag in september 1989 verlaat Daniel Day-Lewis aan het einde van de eerste akte ineens het podium. Zoals het een echte Britse karakteracteur betaamt, heeft hij de hoofdrol in Shakespeare’s Hamlet bemachtigd. Hij treedt daarmee in de voetsporen (en stapt in de schaduw) van grote theateracteurs als Laurence Olivier, Richard Burton en Christopher Plummer. Intussen moet hij elke dag ook de confrontatie aangaan met zijn overleden vader. Daniel heeft een foto van de befaamde dichter en schrijver Cecil Day-Lewis, die film maar een inferieure kunstvorm vond, opgehangen in zijn kleedkamer.

De recensies voor Day-Lewis’ Hamlet zijn niet onverdeeld positief. Plotseling knapt er iets in hem. ‘Ik was gewoon compleet uitgeput, het kon me allemaal niks meer schelen’, vertelt de acteur een kleine twintig jaar later aan talkshowhost Charlie Rose. ‘Het was genoeg geweest, ik kon het niet meer.’ En dus lonkt het witte doek, waarmee hij in de voorgaande jaren al enigszins vertrouwd is geraakt. Ten tijde van het gesprek met Rose in 2007 is hij al een gevierd filmacteur, met diverse bioscoophits op zijn naam (The Last Of The Mohicans, The Age Of Innocence en The Boxer) en zijn eerste Oscar in de achterzak (My Left Foot).

Nummer twee en drie, voor There Will Be Blood en Lincoln, moet hij dan nog ontvangen, als eerste acteur in de geschiedenis die drie Academy Awards voor de beste hoofdrol krijgt. Hij zal daarnaast overigens ook nog drie keer genomineerd worden voor diezelfde Oscar, voor zijn hoofdrollen in In The Name Of The Father, Gangs Of New York en Phantom Thread. Tóch is Daniel Day-Lewis nooit een typische Hollywood-celebrity geworden. Hij mijdt het babbeldebabbelcircuit, kiest zijn rollen altijd zéér zorgvuldig en verdwijnt tussendoor soms jaren in de anonimiteit.

In de interessante tv-biografie Daniel Day-Lewis: The Heir (52 min.) betonen Jeanne Burel en Nicolas Maupied het acteerkanon op een passende manier eer. Géen collega’s of bekendheden dus, die ongegeneerd de loftrompet over hem steken – iets wat kijkers met nét iets te veel last van plaatsvervangende schaamte, net als Day-Lewis zelf waarschijnlijk, alleen zeer gegeneerd kunnen aanzien. Maar een gedegen poging om ‘s mans leven, zijn carrière en de wisselwerking daartussen te vatten. Geïllustreerd met treffende speelfilmfragmenten, oude foto’s en de spaarzame publieke optredens van de man die zich het liefst terugtrekt op het Ierse platteland.

Totdat Daniel Day-Lewis letterlijk voelt dat hij zijn zelfverkozen kluizenaarschap weer even moet verlaten voor de volgende Oscar-waardige rol…

Alleman

‘We’ waren nog met twaalf miljoen, volledig verzuild en leefden een tempootje of drie langzamer. Alleman (82 min.), Bert Haanstra’s klassieke documentaire uit 1963, laat zien wie wij ooit waren. Dit is het Nederland waarnaar sommigen onder ons zo opzichtig terugverlangen: onschuldig, kneuterig en blank (herstel: wit). Een land van pak ‘m beet de kerk, wandelclubs, schaatsen, Carnaval, haring happen, marsmuziek en koningin Juliana. En regen, ook toen al.

De documentaire werd een enorm succes. Nederland keek graag naar zichzelf, ook toen al. Hoewel Alleman inmiddels bijna zestig jaar oud is, verveelt de film geen seconde. Ook een 21e eeuwse kijker kan zich verlustigen aan hoe ongelooflijk filmisch en ritmisch de documentaire is – en hoe ongelooflijk knap dat is, gezien de destijds beschikbare apparatuur – en de effectiviteit Haanstra waarmee bijvoorbeeld beeldrijm en muziek inzet.

Magnifieke scènes te over. Nieuwe schepen die met groot geweld voor het eerst te water gaan. Het borstbeeld van Adolf Hitler (‘hij durft je niet recht in de ogen te kijken’) dat te koop wordt aangeboden op de markt. De kostelijke montage van talloze amateuruitvoeringen van één en dezelfde theaterscène. Een enerverende sportsequentie op het Louis Davids-liedje De Voetbalmatch. En – natuurlijk! – dat overvolle strand waar Nederlanders ondanks elkaar ontspannen verpozen.

Schrijver Simon Carmiggelt verzorgt het speelse commentaar bij de veelal met een verborgen camera opgenomen zwartwit-beelden van gewone Nederlanders – en het Koninklijk Huis – tijdens hun dagelijkse bezigheden. Gezamenlijk vormen zij een wereld die de meeste landgenoten inmiddels alleen van horen zeggen kennen – en die ruim een halve eeuw later van een soort update werd voorzien door John Appel met de documentaire Sprekend Nederland.

Alleman, nog altijd de beste bezochte documentaire in de Nederlandse bioscoopgeschiedenis, werd destijds beloond met een Gouden Beer op het filmfestival van Berlijn en genomineerd voor een Oscar (een prijs die Bert Haanstra enkele jaren eerder al in de wacht had gesleept met zijn korte film Glas). In 2007 werd Alleman op het IDFA bovendien gekozen tot beste Nederlandse documentaire sinds 1945. Een parel uit de vaderlandse filmgeschiedenis, kortom.

Hannibal Hopkins & Sir Anthony

Wichita Films

Bij acteurs weet je nooit of ze een rol spelen. Neem Anthony Hopkins. Had hij in 1992, toen het grote succes dan eindelijk kwam, werkelijk de gedachte ‘nu kan ik wat slechte films gaan maken’? Toch was dat volgens Hopkins het eerste wat in hem opkwam toen hij een Oscar won voor zijn rol als de seriemoordenaar Hannibal Lecter in The Silence Of The Lambs.

Zo zegt hij in Hannibal Hopkins & Sir Anthony (52 min.) bijvoorbeeld over Hollywood: ‘Juist de oppervlakkigheid staat me wel aan’. Werkelijk? Dat zou dan wel heel erg contrasteren met zijn imago als Brits karakteracteur. ‘Hoe houd je het uit?’ vroegen vroegere vrienden hem niet voor niets over de plastic stad. ‘Het is net of je op de maan woont.’ Waarop hij dan zei: ‘Ach, dat bevalt mij wel.’ 

Terwijl de filmmakers Clara en Julia Kuperberg met de nodige bokkensprongen door zijn imposante oeuvre en carrière wandelen, heeft Anthony Hopkins zo steeds een nieuwe oneliner paraat. ‘Als ik geen acteur was geworden was ik misschien geen crimineel geworden’, stelt hij bijvoorbeeld in één van de vele archiefinterviews. ‘Maar toch ook geen aardig mens.’

Of: ‘Ik heb geen analytische geest, ik ben niet heel slim of intellectueel.’ Het is de vraag of hij dat zelf gelooft. En over het vak, dat hij nu toch al ruim zeventig jaar uitoefent: ‘Ik voel me geen acteur. Wat is een acteur? Het voelt meer alsof ik bij het circus zit.’ Over zijn riddering tenslotte: ‘Mijn vrouw belde me’, vertelt hij geamuseerd. ‘Ze zegt: Je wordt geridderd. Ik zeg: waarvoor?’

Valse bescheidenheid? Zelfrelativering als schild? Of gewoon: lekkere verhalen waarmee je voor de dag kunt komen? Sir Anthony Hopkins houdt in deze tv-docu te allen tijde iets ongrijpbaars. Ook als hij vertelt over het onbegrepen jongetje dat hij ooit was, zijn immense onvrede als toneelacteur en het titanengevecht dat hij moest leveren met koning alcohol. 

Bij topacteurs weet je nu eenmaal nooit of ze een rol spelen. De rol van hun leven.

The Last Days

Netflix

Terwijl duidelijk werd dat de oorlog verloren was, gingen de Duitsers onverminderd door met het uitroeien van Joden. ‘Als ze zes maanden voor het einde van de oorlog waren gestopt en al die energie hadden gestoken in het versterken van hun eigen verdediging, hadden ze het vast langer volgehouden’, zegt Holocaust-overlever Bill Basch aan het begin van The Last Days (87 min.). ‘Maar het doden van Joden was belangrijker voor hen dan het winnen van de oorlog.’

Het hart van deze Oscar-winnende documentaire van James Moll uit 1998 wordt gevormd door de getuigenissen van vijf Hongaarse Joden. Zij overleefden alle ontberingen, maar die domineren ruim vijftig jaar later (natuurlijk) nog altijd hun leven. ‘Ik kende niemands naam’, vertelt Basch als hij met zijn zoon Martin het vernietigingskamp bezoekt waar ze letterlijk over lijken moesten stappen. ‘Ik heb nooit iemand willen leren kennen. Ik wilde het nooit weten, voor het geval iemand die persoon kende wiens schoenen ik uittrok toen hij stierf.’

De bijbehorende beelden zijn groot en afschrikwekkend. Graatmagere, naakte mannen die lijken op wezenloze zombies. Stapels verweesde schoenen of koffers. En eindeloze lijsten, waarop mensenlevens worden gereduceerd tot zielloze gegevens. Tegelijkertijd zijn er talloze delicate details: de diamanten die Irene Zisblatt bewaarde door ze in te slikken, het badpak waaraan Renée Firestone zich vastklampte als laatste tastbare herinnering aan haar vader en de zelfgemaakte menora die de Amerikaanse militair Paul Parks kreeg van een Joodse man die hij uit Dachau bevrijdde.

De herinneringen van de overlevenden worden in deze klassieke Holocaust-film vergezeld door gesprekken met een Duitse arts die in Auschwitz werkte, een lid van het zogenaamde Sonderkommando dat in een kamp lijken moest afvoeren en enkele Amerikaanse soldaten die aan het eind van de oorlog werden geconfronteerd met de (on)menselijke catastrofe van deze plekken des doods. Ergens in die onbeschrijfelijke ellende vonden al deze gewone mensen de moed en kracht om door te gaan met hun bestaan, er in de navolgende halve eeuw zelfs nog iets van te maken.

Oscar Benton – I’m Back

KRO-NCRV

Zo gaat dat. Hoe hip of cool je ook ooit was. Hoeveel kracht er ook in je stem zat. En hoe geweldig je je instrument, de bluesgitaar, ook beheerste. Ooit valt het doek. Plotsklaps of in slow-motion. Oscar Benton viel zelf. Van de trap, in 2009. Met hersenletsel tot gevolg. Sindsdien is hij simpelweg een oudere man, die is aangewezen op mantelzorg. Van voormalige leden van zijn eigen band, dat wel. En van zijn ex-vrouw Anne de Boer en goede vriendin Ria Klomp.

De jaren na dat ongeluk brengt de Nederlandse bluesheld, die in november 2020 op 71-jarige leeftijd is overleden, noodgedwongen door in verzorgingshuis Velserduin te IJmuiden. Daar zingt hij soms een schlager, maakt hier en daar een praatje en sloft rond met zijn rollator. En daar ook probeert gitarist John Rijken (artiestennaam Johnny Laporte) zijn voormalige bandleider uit te dagen om nog eenmaal samen opnames te maken.

Natuurlijk komen allerlei ouwe getrouwen daarvoor weer opdraven in Oscar Benton – I’m Back (80 min.), een aandoenlijke film van Roel en Mees van Dalen waarin Benton (echte naam: Ferdinand van Eis) en zijn entourage gedurende enkele jaren worden gevolgd. Samen willen ze een allerlaatste plaat maken, het uitroepteken achter een fijne carrière. Optreden zit er voor hun fragiele frontman immers niet meer in. En dan blijkt Oscar, die de trofeeën van zijn carrière al heeft overgedragen aan het museum RockArt in Hoek van Holland, toch nog veel meer leven in zich te hebben dan gedacht…

Want, om met De Dijk te spreken: je kunt de blues wel willen verlaten, maar de blues verlaat jou niet. Zeker de Bensonhurst Blues niet, ‘s mans grootste hit uit 1973. De Oscar Benton Blues Band wordt voor het oog van de camera gereanimeerd en maakt vervolgens een begeesterde trip nostalgia langs het bluescircuit, waar hij al een halve eeuw op handen wordt gedragen. Niet alleen in eigen land. Ook in Rusland en Roemenië staan fans nog altijd voor hem in de rij.

En met de muziek melden ook zijn oude duivels, drank en vrouwen, zich weer in Oscar Bentons leven. Tot verdriet van sommige dames die hem in de voorgaande jaren lekker hebben vertroeteld. Zo gaat dat nu eenmaal als je ooit hip en cool was. En nu weer even bent.

The Life And Trials Of Oscar Pistorius

ESPN

De Blade Runner was in werkelijkheid een Blade Gunner, schreeuwde een krantenkop. Oscar Pistorius, de paralympische atleet uit Zuid-Afrika die als eerste sporter met een functiebeperking ook aan de reguliere Olympische Spelen deelnam, had op 14 februari 2013 zijn vriendin Reeva Steenkamp neergeschoten. Hij zou haar hebben aangezien voor een indringer. Of was er toch sprake van volledig uit de hand gelopen huiselijk geweld? De politiewoordvoerder ter plaatse leek daar in elk geval op te zinspelen, waarna er direct een enorme mediastorm opstak. Barbertje moest hangen. Of juist niet.

De zaak tegen Pistorius vertoont onmiskenbare parallellen met de enorme mediahype die een kleine dertig jaar eerder ontstond rond voormalig footballheld O.J. Simpson. Hij werd beschuldigd van de moord op zijn ex-vrouw Nicole Brown en haar vriend Ron Goldman. En net als de Oscar-winnende docuserie over die geruchtmakende zaak, O.J.: Made In America, plaatst The Life And Trials Of Oscar Pistorius (358 min.) het delict overtuigend in z’n persoonlijke, historische en maatschappelijke context. Raciale spanningen in de Verenigde Staten tegenover de Zuid-Afrikaanse Apartheid, met geweld tegen vrouwen als gemene deler.

Zelfs Mark Fuhrman, de Amerikaanse detective die een kwalijke rol in de Simpson-kwestie zou hebben gespeeld, komt nog even langs. Als ervaringsdeskundige die zijn licht laat schijnen over de schietpartij in Huize Pistorius. Die zaak heeft overigens ook gewoon zijn eigen ‘dirty cop’, hoor. Hij speelt een bijrol in deze vierdelige documentaire, die een afgewogen en genuanceerd beeld schetst van het (sport)leven van en de rechtszaak tegen de gevallen volksheld. Daarbij komen zowel directe familieleden en pleitbezorgers van Oscar als criticasters en verwanten van zijn slachtoffer uitgebreid aan het woord.

Zo ontstaat een fascinerende vertelling, die perfect past in het oeuvre van de Britse regisseur Daniel Gordon. Hij slaagt er, getuige eerdere sportdocu’s zoals 9.79The Fall en The Australian Dream, als geen ander in om via sport(ers) actuele maatschappelijke thema’s aan te snijden en daar grootse, meeslepende films van te maken. En Oscar Pistorius, die zelf niet is geïnterviewd voor dit portret, doet daarbij als (anti)held niet onder voor Gordons eerdere protagonisten Ben Johnson, Zola Budd en Adam Goodes. Een Blade Runner, natuurlijk. Een koelbloedige moordenaar of juist een enorme pechvogel. En een man die zoveel heeft te bieden en die door één enkel moment is getekend voor het leven.

In The Absence

Een kapitein verlaat als allerlaatste het zinkende schip. Dat geldt evenwel niet voor de man die de lakens uitdeelt op de Zuid-Koreaanse veerboot Sewol. Als hij op de ochtend van 16 april 2014 de boot verlaat, bevindt meer dan de helft van zijn ruim 450 passagiers zich nog gewoon aan boord. Blijf zitten waar je zit, hebben ze te horen gekregen. En die boodschap zal het leeuwendeel van hen fataal worden.

De scheepsramp wordt in de korte documentaire In The Absence (28 min.) van YI Seung-Jun gereconstrueerd met een combinatie van nieuwsbeelden, het audioverkeer van/tussen de scheepscrew, de kustwacht en het gezag aan wal, beeldmateriaal van beveiligingscamera’s en filmpjes en SMS’jes naar het thuisfront van de passagiers, waaronder een klas van ruim driehonderd studenten.

Terwijl de Sewol steeds verder overhelt naar het water – een angstaanjagend beeld – duurt het ongelofelijk lang voordat de ernst daarvan doordringt tot de plaatselijke autoriteiten, die vooral bezig lijken te zijn met hun eigen bureaucratie en beeldvorming. Zo voltrekt zich en plein publique een ramp, die nog jaren zal na-ijlen en niet zonder politieke consequenties kan blijven.

De hele tragedie van deze beklemmende film is vervat in die ene ongemakkelijke scène: van de kapitein die door reddingswerkers van het gekapseisde schip wordt geholpen en zichzelf zo in veiligheid brengt. 

Sea Of Shadows

Wie is de El Chapo van de totoaba? vraagt de Mexicaanse televisiejournalist Carlos Loret de Mora zich met gevoel voor drama af. De totoaba, een vissoort die razend populair is in China en daar helende krachten wordt toegedicht, wordt ook wel ‘de cocaïne van de zee’ genoemd en is ten prooi gevallen aan Chinese smokkelaars en Mexicaanse drugskartels.

De netten die plaatselijke vissers in de zee van Cortez droppen om totoaba te vangen hebben bovendien een treurige bijvangst: dode vaquitas. Van deze Californische bruinvissen schijnen er nog maar zo’n dertig in ’s werelds wateren te leven. In Sea Of Shadows (103 min.) volgt regisseur Richard Ladkani een boot met vrijwilligers van Sea Shepherd die netten uit de zee verwijderen en de confrontatie aangaan met hun gewapende vijand.

Tegelijkertijd spannen ze zich in om zelf vaquitas te vangen, zodat die in een beschermde omgeving kunnen voortleven. Als ze daadwerkelijk zo’n zeldzaam (ontwapenend) schepsel onderscheppen, blijkt het echter nog bepaald geen sinecure om het dier in leven te houden. Dit resulteert in één van de aangrijpendste scènes van deze activistische film, een moderne variant op de Oscar-winnende documentaire The Cove uit 2009.

Net als die film over de Japanse jacht op dolfijnen wil de spannende actiedocu Sea Of Shadows, waarvan de afkorting niet voor niets S.O.S. is, behalve entertainen ook duidelijk een boodschap kwijt: de handel in exquise vis vertoont alle tekenen van georganiseerde misdaad, met de gewelddadige Mexicaan Oscar Parra als sinistere kartelleider, en moet dus heel dringend een halt worden toegeroepen. Uitroepteken.

The Wolfpack

Daar staan ze dan. Zes jongens. Latino’s. Broers. In pak en stropdas, met een donkere zonnebril op. Ze richten hun pistolen op de camera. The Wolfpack (89 min.). Zojuist hebben ze met zichtbaar plezier enkele scènes uit de Quentin Tarantino-speelfilm Reservoir Dogs nagespeeld. Ze blijken zeer rolvast. Opererend vanuit hun eigen appartement. In een verloederd New Yorks flatgebouw in de Lower East Side.

Crystal Moselle kwam de wereldvreemde gebroeders Angulo tegen in het park toen ze net bezig waren om de buitenwereld te leren kennen. Het was alsof ze een verdwenen gewaande indianenstam uit de Amazone ontdekte, vertelde de debuterende filmmaakster toentertijd tijdens interviews. De jongens waren jarenlang nauwelijks buiten geweest. Negenmaal in één jaar, op zijn hoogst. Soms slechts eenmaal. En in één specifiek jaar helemaal niet. Vader Oscar hield ze binnen. Wilde ze beschermen tegen het gevaarlijke New York. En moeder Susanne gaf thuis les.

Via films hielden de Angulo’s – gezegend met namen als Govinda, Jagadisa en Narayana – contact met de buitenwereld. 5000 VHS-banden en dvd’s stonden er inmiddels thuis. En menige film werd tot in detail nagespeeld. The Dark Knight, Pulp Fiction en Nightmare On Elm Street. Papa Oscar, aanhanger van Hare Krishna, vond het allemaal best. Zolang zijn kinderen maar binnen bleven. Hij maakte van hen zijn eigen sekte. Een volledig naar binnen gerichte enclave, midden in één van de drukste steden van de wereld.

Samen vormden ze tevens een tikkende tijdbom, stelt zijn zoon Mukunda. Het was volgens hem een kwestie van tijd totdat de boel ontplofte. Uiteindelijk was hij het zelf, die op vijftienjarige leeftijd de stap naar die onbekende buitenwereld waagde. Met een Michael Myers-masker op. Niet veel later volgden zijn broers. De Angulo’s ontdekten dat de echte wereld zowaar behoorlijk leek op het universum dat ze al van het witte doek kenden. En dat het thuis waar ze al die jaren hadden vertoefd met verbazing werd bekeken door de rest van de wereld.

Filmmaakster Moselle heeft zich jarenlang als een soort extra huisgenoot in het bizarre huishouden verschanst en registreerde van binnenuit hoe de keuzes van de dictatoriale vader Oscar uitpakten voor zijn vrouw en kinderen. Met haar rommelige gefilmde beelden, op een collageachtige manier gecombineerd met vreemde (familie)filmpjes, ving ze het onwerkelijke verhaal van een zonderling gezin. Het resultaat is een ronduit unheimische film, die in 2015 op het Sundance Film Festival werd bekroond met de Grand Jury Prize.