Love-22-Love

Periscoop

Toen hij enkele jaren geleden aan deze zeer persoonlijke film begon, had videokunstenaar Jeroen Kooijmans lange, zware jaren achter de rug. Met Love-22-Love (84 min.) wilde hij zich weer concentreren op het licht dat al die tijd op hem was blijven schijnen: zijn geliefde Elspeth Diederix. Kooijmans besloot haar een liefdesbrief te sturen. Die is uiteindelijk heel anders uitgepakt dan ie oorspronkelijk had bedacht.

Zijn film gaat terug naar 1992 als ze allebei op de Rietveld Academie zitten. Hoewel hij zich had voorgenomen om dat nooit te laten gebeuren, begint Kooijmans een relatie met zijn medestudent. Samen zullen ze in de navolgende jaren de halve wereld zien en grote successen boeken. Hij krijgt in 1998 bijvoorbeeld de NPS Cultuur Prijs uitgereikt door Oboema, zij wint enkele jaren later met haar fotografie de prestigieuze Prix de Rome.

In zijn hoofd rommelt ’t dan al enige tijd. Dat is overigens al vanaf het begin duidelijk. Deze egodocu start met een indringende video waarin Jeroen Kooijmans zichzelf filmt als hij in 2002 is opgenomen in het ‘gekkenhuis’. Zulke selfies avant la lettre, waarin hij soms ook tegen de camera spreekt, keren steeds terug in Love-22-Love. Kooijmans laat ermee in zijn hoofd kijken en ordent het bijbehorende leven vervolgens met een persoonlijke voice-over.

Hij maakt z’n gevoelsleven tevens zichtbaar met brieven die zijn pessimistische zelf in die jaren, in het Engels, aan zijn optimistische zelf heeft geschreven. Deze dagboekteksten werken tevens als structurerend element. Als hij spreekt over ‘overthinking’, ‘losing my mind’ of ‘nothing in life makes sense’, reageert zijn alter ego bijvoorbeeld met het advies om het denken over te laten aan de denkers. Tegen zichzelf: ‘I’m actually doing really well.’ 

‘s Mans onbehagen sijpelt natuurlijk ook door in zijn videokunst en homevideo’s, het hart van deze associatieve film. Die beeldenstroom laveert voortdurend tussen artistieke uitspattingen – als jager met geweer achtervolgt hij zijn geliefde, in een Roodkapje-rood jurkje, bijvoorbeeld in het bos – en voor de camera beleefde inzinkingen. Zoals een onvergetelijke naakte dans voor het open raam, terwijl hij de schaar in zijn haren zet.

Dat werk lijkt alomtegenwoordig in zijn leven. Het zorgt voor inspiratie, levert druk op en staat soms ook al het andere in de weg – inclusief de relatie met Elspeth. ‘Ik moet stoppen met kunst’, constateert Jeroen Kooijmans onderweg, in een grillig persoonlijk relaas dat ruim dertig jaar leven samenbalt in nog geen anderhalf uur. ‘Dat is de enige oplossing.’ Een leven als echtgenoot en vader van drie dochters wacht. Maar het bloed kruipt toch…

Zou hij zijn demonen, de depressies en psychoses, misschien kunnen verfilmen? En is dat dan verstandig? Wat zou Zij ervan vinden? Moet ze er überhaupt van weten? De vragen stellen…

Draw For Change!

Clin D’oeil Fims

Zes verschillende vrouwen in zes verschillende landen. Syrië, Mexico, Rusland, India, Egypte en de Verenigde Staten. Met hun cartoons opereren zij aan de frontlinie van het vrije woord. Daar binden ze onversaagd de strijd aan met de vernietigingsdrang van Assad en Poetin, vrouwenhaat en femicide, huiselijk geweld, een religieus bewind dat geen tegenspraak duldt, de lange arm van de Moslimbroederschap en de wankelende Amerikaanse democratie (via een overigens nogal afwijkend college staatsrecht).

De cartoonisten Amany Al-Ali, Mar Maremoto, Victoria Lomasko, Rachita Taneja, Doaa el-Adl en Ann Telnaes zetten hun eigen persoonlijke veiligheid en die van hun geliefden op het spel om gebruik te kunnen maken van de vrijheid van de meningsuiting. Deze zes moedige vrouwen worden in Draw For Change! (322 min.), een zesdelige documentaireserie van de Belgische showrunners Vincent Coen en Guillaume Vandenberghe, geportretteerd door zes – ik bedoel: zeven – vrouwelijke filmmakers.

Alisar Hasan & Alaa Amer, Karen Vazquez Guadarrama, Ana Mosienko, Sama Pana, Nada Riyadh en Laura Nix tekenen de zes cartoonisten, natuurlijk ook met behulp van hun tot leven gewekte tekeningen en de reacties die deze oproepen, op in gloedvolle kleuren en schetsen tevens de grauwe wereld waarbinnen zij opereren. Vrouwen in wat ooit werd beschouwd als een mannenberoep. Feministen. Die in hun persoonlijk leven willen gaan trouwen, dealen met een dominante vader of worden lastiggevallen.

Samen agenderen zij het belang van persvrijheid, hoe die op diverse plekken in de wereld in het geding is en wat daarvan de consequenties zijn voor hen, de vrouwen die zich in het openbaar doen gelden. Die gevolgen laten zich raden: intimidatie, bedreiging (ook van hun naasten) én juridische procedures. Enkele cartoons van Rachita Taneja liggen in India bijvoorbeeld zo gevoelig dat ze een gevangenisstraf van zes maanden riskeert. Taneja’s advocaat raadt haar zelfs af om ze te laten zien in Draw For Change!.

Intussen zet deze zesdelige serie de schijnwerper op zes dappere vrouwen die blijven spreken, liefhebben, twijfelen, zwijgen, provoceren, tandenknarsen, bang zijn, grappen maken, zichzelf censureren en – ondanks alles – tekenen. In zes uiteenlopende verhalen over het belang van het vrije tekenen.

Wisdom Of Happiness

Das Kollektiv / The Searchers / vanaf donderdag 25 september in de bioscoop

Als je van iemand een wijze les verwacht over hoe te (over)leven in de hedendaagse wereld, dan is het van de Dalai Lama. ‘Hoe je innerlijke rust ontwikkelt’, omschrijft de inmiddels negentigjarige geestelijk leider van Tibet, het Aziatische land dat al ruim zestig jaar onder de knoet zit van China, die bij de start van het nogal zijige zelfportret Wisdom Of Happiness (90 min.).

Hij is er eens goed voor gaan zitten, Tenzin Gyatso, in zijn kenmerkende roodgele gewaad. Midden in beeld, recht in de camera kijkend. En dan steekt de boeddhistische leidsman van wal over zijn eigen leven, de lessen die hij daaruit heeft getrokken en de boodschap die wij, de argeloze stervelingen die nog met een blinddoek door het bestaan strompelen, op basis daarvan nodig in onze oren moeten knopen – al zou hij dit zelf natuurlijk nooit op zo’n confronterende toon aan de orde stellen.

‘Woede is destructief’, zegt hij. ‘Mededogen constructief.’ Knoop. Oren. En daarvoor is ook de volgende les onontbeerlijk: hou van jezelf. Uitroepteken. Niet op een egoïstische manier overigens, haast de geestelijk leider zich daaraan toe te voegen. Want altruïsme zorgt voor innerlijke rust. Check. En daarmee is de cirkel van dit betoog in wezen al rond, terwijl de Dalai Lama nog zeker een uur aan wijsheden heeft te delen over de aard van de moderne mens, diens wereld en de toekomst.

Excuses trouwens voor het badinerende toontje van deze bespreking. Duizend keer liever de diepe, zalvend uitgesproken levenslessen van de Dalai Lama, natuurlijk, dan de onverdraagzaamheid, hebzucht en stupiditeit die sommige andere wereldleiders prediken. Terwijl zijn land zucht onder het Chinese juk, blijft de Tibetaanse leider consequent respect voor al wat leeft, zorg voor de aarde en pure medemenselijkheid uitdragen. Kom er nog maar eens om in die vermaledijde 21e eeuw!

De makers van deze film, Philip Delaquis en Barbara Miller, illustreren zijn betoog met een soepel stromende collage van beelden uit ‘s mans lange leven, kernmomenten uit de moderne geschiedenis, aardbewoners die innerlijke rust zoeken (of al hebben gevonden) en idyllische beelden van het leven in al z’n verschijningsvormen. Ze hebben die ook voorzien van een meditatieve soundtrack. Zo vormt zich een verzorgde videobrief aan eenieder die het goed voor heeft met de wereld. 

Wisdom Of Happiness kan te zijner tijd bovendien dienst doen als testament van een geestelijk leider, die in zijn lange leven is uitgegroeid tot een wereldwijd symbool en in die hoedanigheid nog veel en vaak als voorbeeld zal worden aangehaald.

Toxic

Brabant+

Achteraf bezien was het volgens José van de Vliets broer Albert een veeg teken dat ze op die dag in 2012 haar vlucht miste. Want aan India had de 35-jarige Brabantse vrouw haar hart verpand. Met een eigen hulporganisatie probeerde ze leprapatiënten en minder validen te ondersteunen. Nu had José alleen helemaal geen zin om het vliegtuig in te stappen. Want hij ging ook mee, de man die haar leven al een hele tijd onmogelijk maakte en die er ook voor zou zorgen dat die vlucht naar India haar allerlaatste zou worden.

De vijfdelige docuserie Toxic (115 min.) van Nicole Theuns en Ricardo Paz Belvis is een eerbetoon aan het veel te korte leven van José van de Vliet (1976-2012), een reconstructie van hoe dat reislustige bestaan voorgoed werd ontregeld door haar relatie met de Limburgse controlfreak Remco en een overzicht van de gevolgen daarvan. Want, zoals wijlen Peter R. de Vries placht te zeggen: een moord kost meer levens. En dus bezweek José’s moeder Mien bijna onder haar gemis, verdronk haar echtgenoot zijn verdriet tot hij eraan kapot ging en moest hun zoon en José’s broer Albert, ofwel de bekende PSV-fan Appie, naar ‘agressieregulatietherapie’.

En ook haar vriendinnen Ellen en Anita zijn nog altijd lamgeslagen door wat hun maatje José op 21 maart 2012 is overkomen in de Indiase tempelstad Mahabalipuram. ‘Waarom heb je me niet in vertrouwen genomen?’ vraagt Ellen zich regelmatig af. ‘Waarom kon ik je niet helpen?’ Toch kwam dat drama aan de andere kant van de wereld, achteraf bezien, bepaald niet uit de lucht vallen. In 2010 was José al eens zonder bericht een half jaar in India gebleven, in plaats van de geplande zes weken. Later bleek dat ze in het ziekenhuis was beland, waarschijnlijk omdat ze door Remco was mishandeld. Pas naderhand vielen alle puzzelstukjes echter in elkaar.

Theuns en Paz Belvis hebben dit schrijnende familieverhaal opgeknipt in vijf hoofdstukken van ongeveer twintig minuten. Die ogen als een klassieke true crime-productie, met duistere beelden, een onheilszwangere soundtrack, de verplichte deskundigen (hoogleraar forensische psychologie Corine de Ruiter, voormalig cold case-rechercheur Leo Simaïs en forensisch patholoog Bela Kubat) én een archetypische engerd, die onherkenbaar in beeld wordt gebracht. Een man van wie het Anita al bij de eerste ontmoeting opviel hoe hij José claimde – al kan die herinnering natuurlijk ook een beetje zijn gekleurd door wat hij later heeft aangericht.

Vanaf aflevering 4 krijgt de miniserie ineens een ander karakter als de filmmakers namens de familie op onderzoek uitgaan en de hand weten te leggen op een deel van het oorspronkelijke politiedossier. ‘Sommige dingen zullen voor jou wel pittig zijn, denk ik’, waarschuwt Theuns dan José’s broer Albert, die vervolgens voor de camera wordt geconfronteerd met allerlei details van het misdrijf – niet héél subtiel – en daarna meer informatie over de dader krijgt toegespeeld. Een maand later vertrekt zij naar India om als een vrouwelijke variant op Peter R. de Vries zelf poolshoogte te gaan nemen en liefst ook Remco K. in beeld ter verantwoording te roepen.

Het wordt de tamelijk ongemakkelijke apotheose van een tragisch verhaal over een toxische relatie die op de ergst denkbare manier is geëindigd.

Spellbound

Blitz/Welch

Spellen is geen spel – en toch ook weer wel. Van de circa negen miljoen Amerikaanse kinderen die meedoen aan spellingswedstrijden, dringen er uiteindelijk maar 249 door tot The Nationals, een tweedaags, landelijk toernooi in Washington, DC. En van hen gaan er daar, voorspelt de begintekst van deze gelauwerde documentaire van Jeffrey Blitz uit 2002 met bijna S-A-R-D-O-N-I-S-C-H genoegen, 248 een spelfout maken.

Spellbound (97 min.) volgt acht van deze spellers tijdens de 72e editie van The Scripps Howard National Spelling Bee in 1999. Eerst worden zij echter geportretteerd in hun T-H-U-I-S-S-I-T-U-A-T-I-E. De deelnemers, doorgaans hooguit twaalf of dertien jaar oud, komen uit alle delen van de Verenigde Staten en zijn soms nooit eerder in de hoofdstad geweest. De winnaar krijgt, behalve natuurlijk eeuwige roem, maar liefst 10.000 dollar.

Er zitten opvallend veel kinderen van buitenlandse afkomst tussen – alsof die zich extra willen/moeten bewijzen. Zoals Angela Arenivar uit Texas, de dochter van Mexicaanse immigranten die zelf nauwelijks Engels spreken. De Indiase ouders van Neil Kadakia zijn bloedfanatiek. Zijn voorbereiding op de wedstrijd wordt gepland als een militaire operatie. Neil oefent 7000 tot 8000 woorden per dag en mediteert ook F-R-E-Q-U-E-N-T.

Het studieuze meisje Nupur Lala, eveneens met wortels in India, deed al eens eerder mee aan de spellingswedstrijd. Toen werd ze in de derde ronde uitgeschakeld. Nu zint ze op sportieve wraak. Nupur moet ’t dit jaar bijvoorbeeld opnemen tegen April DeGideo, die zeker vijf tot zes uur per dag traint om de P-R-E-S-T-I-G-I-E-U-Z-E speltitel te winnen. Aprils ouders stimuleren haar om ook eens gewoon met vriendinnen af te spreken.

Harry Altman, een hyperactief joch uit New York, speelt gitaar, doet graag een robot na en heeft een echt B-E-U-G-E-L-B-E-K-K-I-E. En als hij naar de juiste letters zoekt, wordt zijn hele lijf één groot vraagteken. De alleenstaande moeder van het Afro-Amerikaanse meisje Ashley White weet ’t intussen zeker. ‘My baby gonna win.’ De wens is ongetwijfeld de vader van de gedachte: moeder en dochter kunnen die 10.000 dollar goed gebruiken.

Precies halverwege schakelt Spellbound door naar The Grand Hyatt Hotel voor de wedstrijd. Als de spelopdracht is gegeven, volgt vaak nog de vraag naar de definitie of achtergrond van het woord. En dan staan de spel(l)ers er helemaal alleen voor. S-P-A-N-N-O-N-D-! Nerveus wachten ze na het spellen af of het belletje voor een fout antwoord klinkt. Als het klingelen uitblijft, hoeven ze de wedstrijd (nog) niet te verlaten.

Met I-N-G-E-N-I-E-U-Z-E vormgeving laat Blitz steeds zien wie van de acht hoofdpersonen nog in de race zijn voor de overwinning en hoeveel deelnemers de voorgaande ronden überhaupt hebben overleefd. Bij het laatste deel van de afvalrace, die zowaar live wordt uitgezonden door de Amerikaanse sportzender ESPN, zijn er nog vijf bekende gezichten in competitie. Zij moeten 41 concurrenten afschudden.

Spellbound is echter meer dan een klassieke T-O-E-R-N-O-O-I-D-O-C-U. De wedstrijd is in wezen niet meer dan een arena voor kinderen van allerlei verschillende achtergronden – en niet te vergeten: hun ouders – om hun versie van de American Dream na te jagen. En dat is van alle tijden. In 2020 kwam er dan ook een vervolg op Spellbound, Spelling The Dream, die ook ingaat op waarom spellen zo populair is bij Indiase Amerikanen.

De kinderen van Spellbound zijn nu overigens allang volwassen. In 2015 keek The Smithsonian al wat er toen van de deelnemers was geworden. Op de Wikipedia-pagina van de documentaire is een actuele stand van zaken te vinden.

Vals Paradijs

Omroep Zwart

‘Dit is mijn achterkleinzoon Feroz’, vertelt een oude mannenstem in de openingsscène van Vals Paradijs (55 min.). Feroz Amirkhan is op bezoek bij een Surinaamse plantage, waar vroeger contractarbeiders werkten. Hij wordt er rondgeleid door de historicus Rajinder Bhagwanbali. ‘Dit is een voorbeeld van een isoleercel. Dan werden ze hier opgesloten. Wanneer je toch bleef gillen, dan werd er een stukje hout door je mond gezet, zodat je geen geluid kon produceren.’

Het beeld laat de jonge Hindostaanse Nederlander duidelijk niet koud: hier hebben zijn voorouders dus geleefd en geleden. Samen met zijn neef Pavan Marhe wil Feroz een vergeten stuk geschiedenis opdiepen: het verhaal van de Indiase contractarbeiders die in landen als Suriname, Trinidad en Guyana genadeloos werden afgebeuld, onderdrukt en uitgebuit op rijst- en suikerplantages. Één van hen was hun eigen overgrootvader, Fakirchand Rajvanshi.

Fakirchand werd in 1892 geboren in het dorp Meeruth in de Indiase deelstaat Uttar Pradesh. Na een ruzie met zijn vader liep hij weg van huis. Op de markt zwichtte de jongeling vervolgens voor de mooie praatjes van een ronselaar. Die beloofde hem een gouden toekomst in ‘het land van Rama’. Fakirchand trapte er met open ogen in en kwam zo, in de woorden van de historicus Rajinder Bhagwanbali, in een soort ‘substituut-slavernij’ terecht.

Op een soortgelijke manier werden er na de afschaffing van de slavernij, tussen 1873 en 1916, twee miljoen Indiërs naar allerlei koloniën gelokt. 34.000 van deze contractarbeiders belandden in Suriname, onder wie dus Fakirchand. Hij ging in 1909 aan het werk op de suikerrietplantage Slootwijk. ‘Dit was niet het paradijs dat mij was beloofd’, meldt hij droog, in een steeds terugkerende voice-over waarmee zijn levensverhaal wordt verteld.

Als Fakirchands kleindochter Sharda Marhé nu naar een bewaard gebleven foto van hem kijkt, ziet ze ‘verdriet in zijn ogen’. Hele Indiase families waren uit elkaar gerukt en zagen elkaar vaak nooit meer terug. Pas veel later konden sommige banden, ook in de familie van Pavan en Feroz, weer worden hersteld. Tijdens hun reis door Suriname, Trinidad en Guyana zoeken de twee neven familieleden op en bezoeken plantages, barakken, monumenten en suikerfabrieken.

Daar kunnen ze met eigen ogen aanschouwen hoe hun voorouders werkten en leefden. De planters waren destijds bij Indiërs uitgekomen, omdat die goedkoop waren, hard werkten en het imago hadden dat ze gehoorzaam waren. ‘Toen de omstandigheden verslechterden op de plantages waren er gewelddadige protesten en zelfs moordpartijen op suikerwerkers’, vertelt de socioloog Visnu Bisram. ‘Indiërs waren eigenlijk helemaal niet zo gehoorzaam als men dacht.’

Een eeuw later zijn er op de Blairmont-plantage in Guyana zelfs nog altijd afstammelingen van de oorspronkelijke contractarbeiders te vinden, die hun brood verdienen met het kappen van suikerriet. Het is ongelooflijk zware lichamelijke arbeid, ervaren Pavan Marhe en Feroz Amirkhan aan den lijve. Ze kunnen nauwelijks geloven dat er in de 21e eeuw nog altijd handmatig wordt gekapt. Het is werk dat je op een slavenplantage zou verwachten.

Zo brengt deze roadmovie, die onderweg wel eens wat vaart of scherpte verliest, een onderbelicht element van de koloniale geschiedenis in beeld, het zogenaamde Indentured Labor System, waarbij slavernij werd vervangen door iets dat toch wel weer verdacht veel leek op… slavernij.

Inquilab Di Kheti

IDFA

‘Als deze wetten niet worden ingetrokken, zal ik, Rakesh Tikait, een einde aan mijn leven maken’, verklaart de geëmotioneerde Indiase vakbondsleider, woordvoerder van de verzamelde sikh-boeren uit de Punjab-regio, met overslaande stem tegenover een cameraploeg. Het is 26 januari 2021, Onafhankelijkheidsdag. De Indiase premier Narendra Modi heeft net hard laten ingrijpen bij de massale boerenprotesten tegen het landbouwbeleid van zijn regering.

De schokkende uitspraak van de vakbondsman markeert het dieptepunt in de confrontatie en is door regisseur Nishtha Jain precies halverwege de documentaire Inquilab Di Kheti (Engelse titel: Farming The Revolution, 105 min.) geplaatst. Het conflict is enkele maanden eerder, in het najaar van 2020, begonnen met zeer omstreden nieuwe wetgeving van de regering om grote bedrijven toegang te geven tot landbouwgrond, ten koste van plaatselijke boeren en landarbeiders.

Daarmee heeft premier Modi een epische ‘stare down’ met de boerenvakbond in gang gezet. Al snel wordt de hoofdstad New Delhi omsingeld door enkele honderdduizenden demonstranten, die de snelweg blokkeren en met hun tractoren een gigantisch tentenkamp inrichten. Ze zijn gekomen om te blijven, totdat Modi zijn desastreuze plannen intrekt. En zijn regering probeert de boeren op z’n beurt, via regeringsgezinde media, te framen als terroristen en religieuze fanatici.

Dat boerenprotest is overigens een kleurrijke bedoening, met die enorme verzameling sikhs en hun tulbanden en hoofddoeken, vlaggen en tenten. Terwijl zij zich met elkaar verpozen, luisteren naar vurige toespraken over binnen- en buitenlandse ‘parasieten’ en worden opgezweept met protestsongs, laat Farming The Revolution ook zien hoe het gewone leven in Punjab doorgaat. Bij toerbeurt reizen plaatselijke mannen en vrouwen af naar de frontlinie om te participeren in de demonstraties. 

Nishtha Jain richt zich op het collectieve karakter van de actie en licht er enkele individuele activisten een klein beetje uit. Los van elkaar kunnen zij de loop der dingen niet beïnvloeden, zo lijkt de klassieke arbeidersboodschap, maar samen staan ze sterk. En dat gevoel houdt hen ook bij elkaar, als de weersomstandigheden beginnen op te spelen en er echt Ausdauer wordt gevraagd in deze degelijke registratie van een cruciale gebeurtenis in de recente Indiase historie.

Het zal uiteindelijk ruim een jaar duren voordat duidelijk wordt wie er voor het eerst met z’n ogen knippert: de regering Modi of toch de verzamelde boeren.

2073

Neon

2073 wordt een ongelooflijk teringjaar. Daar was 1984 nog helemaal niets bij. Of, nu ik er toch over nadenk: 1933. In 2073 (85 min.) hebben de Verenigde Staten wel iets te vieren: partijvoorzitter Trump is dan dertig jaar aan de macht. Ivanka, bedoel ik. Dat zou trouwens ook een reden kunnen zijn om – als ik deze, ahum, hybride van sciencefiction en docu mag geloven – je kop door een muur te beuken en hem daarna af te hakken.

Kijk maar naar die vrouw met de Spartaanse coupe, die me echt aan Samantha Morton doet denken. Uit Minority Report, weet je wel. Ook al zo’n – ik moet even kijken hoe ik dit spel – dystopie. Zie hoe ongelukkig ze uit haar ogen kijkt. Zou ik overigens ook doen. Alles lijkt kapot, het is er pikkedonker en er is nauwelijks een ander mens te zien. Geen wereld om naar te verlangen, zou ik zo op z’n janboerenfluitjes zeggen.

Dat ‘t mis zou lopen – in 2036, bij het één of andere apocalyptische ‘event’, zo heb ik me laten vertellen – kon je zien aankomen. Positief bekeken: dan hebben we nog een jaar of twaalf om er een nog veel grotere janboel van te maken. Tell it against them, Asif. Kapadia, bedoel ik. Van Senna, Amy en Diego Maradona. Aan het eind van hun tunnel zag ie nog wel licht – ook al is dat bij alle drie inmiddels lang en breed uitgedoofd.

Duterte, Modi, Johnson en Trump zijn natuurlijk ongelooflijke klootzakken. Maar de echte linkmiegels heten Zuckerberg, Bezos en Musk. Nou vergeet ik bijna Peter Thiel. En dat is precies zijn bedoeling. Deze libertariër trekt het liefst achter de schermen aan de touwtjes. Zodat hij en die andere autistische überegoïsten al het geld en de macht krijgen – en de rest, wij dus, helemaal niets. Survival of the richest, volgens Asif.

‘Ze’ houden ons graag continu in de gaten. Zodat je geen stap verkeerd kunt zetten. En zij bepalen dus wat verkeerd is, gesnopen? En als er nog iets van levensplezier over is, knijpt artificial intelligence – tis en blijft Tegenlicht voor dummies, in een afgekeurd Philip K. Dick-verhaal – dat laatste beetje er ook nog wel uit. De aarde gaat trouwens toch naar de ratsmodee. Dus al het voorgaande doet er in wezen ook niet toe, toch?

Sorry, nou heb ik alles eigenlijk al verraden.

Meru

Music Box Films

Samen met zijn partner Elizabeth Chai Vasarhelyi heeft Jimmy Chin zowat een eigen specialisme ontwikkeld: de avonturendocu.

Het Amerikaanse duo heeft inmiddels een aantal spectaculaire titels op z’n naam staan, zoals de Oscar-winnaar Free Solo (een portret van soloklimmer Alex Honnold, die zonder zekering ijzingwekkende bergwanden beklimt), The Rescue (over de grootscheepse operatie om een Thais jeugdvoetbalteam, dat vast is komen te zitten in een ondergelopen grot, te redden) en Endurance (een expeditie naar de zuidpool, waar het legendarische scheepswrak van Ernest Shackleton sinds 1915 op de zeebodem ligt).

Het begon evenwel met klimmen. Meru (85 min.) was in 2015 de eerste grote film van het Amerikaanse echtpaar. Jimmy fungeert niet alleen als regisseur (en cameraman) voor deze documentaire, maar neemt ook één van de hoofdrollen voor zijn rekening. Samen met zijn mentor Conrad Anker en een nieuwe veelbelovende klimmer/cameraman die hij nog niet zo goed kent, Renan Ozturk, heeft Chin zich voorgenomen om ‘Shark’s Fin’, de top van de Himalaya-berg Meru in India, te bereiken.

En zoals dat gaat in dit soort klimfilms, moeten ze een aantal fikse obstakels nemen en staat het bereiken van de bergtop op voorhand bepaald niet vast. Dat is een understatement: het is tot dan nog niemand gelukt om de ‘haaienvin’ te bedwingen. Eerdere pogingen van de oude rot Anker zijn bijvoorbeeld voortijdig gestrand. De drie beginnen in 2008 niettemin monter aan hun poging. Ditmaal… En dan begint het te stormen, hebben ze te weinig voedsel en blijkt een ongeluk in een klein hoekje te zitten.

Oud-klimmer Jon Krakauer, auteur van de klimbestseller Into Thin Air (en overigens ook van de klassieker Into The Wild), plaatst de verrichtingen van de drie klimmers in hun (historische) context. Ieder van hen blijkt zijn eigen motivatie te hebben om de top te bereiken. Conrad Anker ziet zijn poging bijvoorbeeld als een eerbetoon aan zijn eigen mentor Mugs. Voordat die om het leven kwam bij een ongeluk deed hij twee vergeefse pogingen om Meru te bedwingen. Anker kan dat nu postuum rechtzetten voor hem.

Chin en Chai Vasarhelyi diepen daarnaast ook ’s mans persoonlijke geschiedenis op. Nadat zijn klimvriend Alex Lowe om het leven kwam, ontfermde Anker zich over diens vrouw en kinderen (een onderwerp waarover Lowes zoon Max in 2022 de persoonlijke film Torn maakte). Ook Renan Ozturk heeft heel wat te bewijzen op de Shark’s Fin. En Jimmy Chin probeert daar een existentiële crisis te bezweren. Gedrieën hebben ze dus zoveel te winnen dat het risico om alles te verliezen geen onoverkomelijk bezwaar vormt.

Na Meru zullen dus nog vele avonturen volgen – en films daarover.

The Choice 2024: Harris Vs. Trump

PBS

Het is inmiddels een traditie van ruim dertig jaar. Sinds 1988 zet Frontline, het journalistieke documentaireprogramma van de Amerikaanse publieke omroep PBS, elke vier jaar de twee Amerikaanse presidentskandidaten tegenover elkaar in The Choice. Van pak ‘m beet George H. Bush versus Michael Dukakis (1988) via Barack Obama versus John McCain (2008) tot – driemaal is scheepsrecht – Donald Trump versus Hillary Clinton (2016), Joe Biden (2020) en Kamala Harris (2024).

Het contrast tussen de twee opponenten in The Choice 2024: Harris Vs. Trump (114 min.) kan bijna niet groter. De Republikein Trump, kind van een keiharde New Yorkse topondernemer, dominante kracht binnen zijn eigen partij in de afgelopen tien jaar en belichaming van de boze witte man. Tegenover de Democrate Harris, dochter van een alleenstaande moeder uit India (en een Jamaicaanse vader), tot voor kort relatief onbekend bij het grote publiek en archetypische strijdbare zwarte vrouw.

De opzet van dit gedegen dubbelportret van Michael Kirk voelt direct vertrouwd. De toon is neutraal, kritisch en gezaghebbend, waarbij verteller Will Lyman en diens imposante donkerbruine mannenstem een sleutelrol spelen. Die sturen de kijker op en neer tussen de twee hoofdrolspelers, de tegenpolen ‘The Donald’ en ‘The Female Obama’, en langs de hoogte- en dieptepunten in hun levens, met een afgewogen mix van archiefmateriaal en pratende hoofden.

Behalve de ‘usual suspects’ in dit soort politieke portretten – biografen, journalisten en politieke insiders – heeft Kirk bij Donald Trump bijvoorbeeld ook diens kritische nicht Mary, topmedewerkers van de Trump-organisatie, Donalds eigen Raspoetin Roger Stone, tv-dominee Paula White en David Marcus, de neef van Trumps leermeester en consigliere Roy Cohn, voor de camera gekregen. Cohns voornaamste les (speel nóóit volgens de regels!) zou Trump stevig in z’n oren knopen.

Bij Kamala Harris schetsen vriendinnen, medestudenten en medewerkers haar opmars als openbaar aanklager, procureur-generaal van de staat Californië en senator namens de ‘sunshine state’. Daarbij diept Kirk ook ongemakkelijke verhalen (Harris’ relatie met de dertig jaar oudere mannetjesmaker Willie Brown, die zelf ook nog een tijd burgemeester van San Francisco was) en pijnlijke episoden (de massale kritiek als ze in 2004, na de moord op agent Isaac Espinoa, niet de doodstraf eist) op.

In bijna alles lijken Donald Trump en Kamala Harris elkaars tegenpolen. Oud versus ‘jong’. Man versus vrouw. Wit versus zwart. Conservatief versus progressief. En loopje met de wet versus strikte handhaving ervan. Na The Choice 2024 lijkt de keuze helder bij de presidentsverkiezingen van dinsdag 5 november, die zomaar weer op een nek-aan-nekrace – en, in het slechtste geval en afhankelijk van de winnaar, op een burgeroorlog – kunnen uitlopen.

Call Me Dancer

Sonam Dekar / Shampaine Pictures

In India weten ze ‘t volgens Manish Chauhan zeker: in dansen zit geen toekomst. Met dat beeld is de jongeling ook opgegroeid. Dansen is een leuke hobby voor rijkelui, heeft zijn moeder Reeta hem altijd voorgehouden. Niets voor ons, gewone mensen. En zijn vader Milap, net als zíjn vader taxichauffeur in de metropool Mumbai, wil vooral dat Manish gaat studeren. Zodat hij straks niet achter dat stuur hoeft te kruipen en voor de rest van z’n leven de meter gaat lopen.

Nadat hij een Bollywood-film heeft gezien, waarvan de spelers zomaar een achterwaartse salto kunnen maken, zet hun zoon z’n zinnen alleen toch op een leven als danser. Call Me Dancer (84 min.), zegt Manish, overtuigd van zichzelf. Hij begint zijn reguliere opleiding te veronachtzamen en zet z’n studiebeurs stiekem in voor een balletopleiding bij Danceworx. En bij die plaatselijke school ontmoet hij een knorrige 75-jarige Israëlisch-Amerikaanse dansleraar.

Yehuda Maor ontwikkelt zich tot de mentor van Manish. Daarmee is diens doorbraak echter bepaald nog geen uitgemaakte zaak. Zijn leermeester heeft namelijk nóg een pupil: Amir Shah, zeker zo getalenteerd én zeven jaar jonger. Een natuurtalent. ‘Het was alsof ik de loterij had gewonnen’, kijkt Yehuda enthousiast terug. En inderdaad: Amir wordt al snel opgepikt door een prestigieuze balletschool in Londen. Tegelijk moet Manish vechten voor zijn grote droom.

Documentairemaakster Leslie Shampaine volgt de gedreven straatdanser en z’n entourage gedurende enkele jaren als hij, vanuit een achterstandspositie en zonder vangnet, zijn brood probeert te verdienen met dans. De ene uitdaging is nog niet aangegaan of de volgende teleurstelling dient zich alweer aan. Met Yehuda aan zijn zijde ziet Manish hoe de kritische grens van dertig jaar nadert: daarna komen er doorgaans weinig nieuwe klussen meer.

Samen vormen de twee in deze fijne feelgood-film, inclusief een lekker uitgelaten aftiteling, een klassiek meester-leerling koppel. Ze geven elkaar richting, krijgen daarvoor onvoorwaardelijke steun en worden samen meer dan ze los van elkaar zouden kunnen zijn. De droom van de één is dan allang ook de droom van de ander geworden. En de verwezenlijking daarvan gaat gepaard met sprankelende dans, die door Shampaine is vervat in fraaie gestileerde sequenties.

Die vormen een ferm uitroepteken achter Manish Chauhans lijfspreuk: Call Me Dancer (!)

To Kill A Tiger

Netflix

De mukhiya, het plaatselijke dorpshoofd, adviseert Ranjit om zijn dertienjarige dochter met één van de drie te laten trouwen. Dat zou de beste oplossing zijn. Dan kan die strafzaak worden geannuleerd. Het idee komt volgens hem uit de lokale gemeenschap. Ranjit en zijn vrouw Jaganti willen er echter niets van horen. Bij de bruiloft van een familielid is hun dochter ‘Kiran’ verkracht door drie mannen uit datzelfde dorp in de Indiase deelstaat Jharkhand. De verdachten zijn direct opgespoord en gearresteerd. Zij moeten dus gewoon worden vervolgd en krijgen zeker geen plek binnen Ranjits familie. Maar die stellingname kan wel eens gevolgen hebben voor hun eigen positie in het dorp.

Als Pushpa Sharma, één van de activisten van de Srijan Foundation die de familie ondersteunt, zich daar meldt om met de dorpsbewoners te praten, hullen de meesten zich in stilzwijgen. Één oudere vrouw is echter zeer uitgesproken: een huwelijk is de enige oplossing. ‘Haar huis is toch al in opspraak geraakt door die jongen, dus hoe kan met hem trouwen dan een slechte zaak zijn?’ Pushpa reageert direct: ‘Dat zou betekenen dat een jongen een leuk meisje alleen maar hoeft te verkrachten om haar te kunnen trouwen.’ De vrouw laat zich echter niet uit het veld slaan. ‘Kijk, ze kan nu toch niet meer met een andere man trouwen’, zegt ze gedecideerd. ‘Ze moet met hem trouwen.’

De straf voor de drie mannen kan volgens de dorpelingen beperkt blijven tot een lokale variant op drie dagen je telefoon inleveren en een week geen zakgeld. Zo hopen ze de boel een beetje bij elkaar te houden. Niemand is immers groter dan de gemeenschap. Die boodschap krijgen Ranjit en z’n gezin ook steeds weer te horen in de indringende documentaire To Kill A Tiger (128 min.) van Nisha Pahjua. De rijstboer met het schuldgevoel en de gepijnigde blik houdt echter voet bij stuk. Ook al krijgt zijn dochter haar onschuld en reinheid daarmee niet terug. Ook al worden ze als familie uitgekotst door hun dorpsgenoten. En ook al is er zelfs de serieuze dreiging dat hen iets wordt aangedaan.

‘Vind jij het verkeerd dat we de politie erbij hebben gehaald?’ vraagt moeder Jaganti aan Pahuja, die jarenlang aan hun zijde bivakkeert om de ontwikkelingen in de zaak vast te leggen. ‘Nee.’ De filmmaakster laat ook de (vrouwelijke) advocaat van de verdachten aan het woord en volgt een lid van de dorpsraad, die als getuige kan worden opgeroepen tijdens de rechtszaak en daar bepaald niet op zit te wachten. Want binnen de plaatselijke verhoudingen kan opkomen voor jezelf of de rechten van een slachtoffer ertoe leiden dat je uit de gemeenschap wordt verstoten. Het verhaal van Ranjit en zijn gezin is daarvan een schrijnend – en, voor westerse ogen, zelfs ronduit verbijsterend – voorbeeld.

Kalm en zorgvuldig registreert Nisha Pahuja, die zelf ook in het vizier komt van boze dorpelingen, alle verwikkelingen. Ze vangt en passant, ook met prachtige droneshots, een oogstrelende wereld waar de tijd nochtans stil lijkt te hebben gestaan en middeleeuwse waarden en normen nog altijd vanzelfsprekend lijken. Van misogynie of ‘victim blaming’ heeft sowieso nog nooit iemand gehoord. En elke poging om daar verandering in te brengen, kan zomaar afgestraft worden. Is het niet in het hier en nu, zo wordt ook Ranjit te verstaan gegeven, dan wellicht later. Als de ogen van de wereld zich allang weer op een andere misstand hebben gericht.

The Promise: Architect BV Doshi

Magnet Film

‘Architectuur is storytelling, dialoog, een reis en de ontdekking van wie je werkelijk bent’, doceert de Indiase architect Balkrishna Doshi, die begin 2023 op 95-jarige leeftijd overleed, in deze film van Jan Schmidt-Garre. Verder is het leven toch echt datgene wat je overkomt terwijl je druk bezig was met andere plannen maken. De ontmoeting met de vermaarde Franse architect Le Corbusier bijvoorbeeld. Of de samenwerking met zijn Amerikaanse collega Louis Kahn. Inmiddels wordt Doshi zelf beschouwd als één van de groten in zijn vak. In 2018 ontving hij de prestigieuze Pritzker Architecture Prize voor zijn geheel eigen combinatie van brutalisme en Indiase architectuur.

In The Promise: Architect BV Doshi (52 min.) loopt de kwieke architect, trots en toch zonder eigendunk, zijn imposante loopbaan en belangrijkste projecten langs. Met zijn ontwerpen voor scholen, theaters, overheidsgebouwen en een groot sociale woningbouwproject – waarmee hij een zelf opgelegde belofte wilde inlossen aan landgenoten, die altijd zo arm zijn gebleven als hij werd geboren – heeft hij mede het aangezicht van zijn land bepaald. Schmidt-Garre brengt dat fraai in beeld, met lange, statige rijders van en naar, door en langs enkele van Doshi’s belangrijkste projecten, waarbij de man zelf inkijkjes geeft in zijn werkwijze en filosofie.

Onderweg ontmoet hij ook enkele mensen wiens leven hij heeft aangeraakt. In Ahmedabad spreekt hij bij de architectuuropleiding CEPT, de school die hij ooit zelf startte en waar hij ruim een halve eeuw doceerde, bijvoorbeeld twee voormalige protegés. Uit hun ogen en lach spreekt niets dan respect. En hij geeft hen ruimhartig de credits voor hoe ’t daar nu gaat. Goedkeurend beziet Doshi hoe zijn levenswerk wordt voortgezet. Óók in zijn eigen onderneming Vastu Shilpa, waar tegenwoordig zijn dochter Radhika en kleindochter Khushnu de familienaam hoog houden. Zodat hij, de eminente architect Balkrishna Doshi, ongetwijfeld met een gerust hart heeft kunnen afzwaaien.

Kumaré

Kino Lorber

Ze kunnen nooit zeggen dat hij ‘t hen niet heeft verteld. ‘Dit alles is niets meer dan een show, begrijpen jullie?’ zegt Kumaré (84 min.) tegen zijn allereerste volgelingen. ‘Dit, een kerel in een jurk. Niets dan show!’ De Indiase goeroe is in werkelijkheid Vikram Gandhi, een Indiase Amerikaan die zich zo ergert aan de New Age-beweging, waarin Oosterse wijsheden volgens hem schaamteloos worden misbruikt, dat hij een gewaagd experiment optuigt. Hij laat zijn haar en baard groeien, zoekt een spannend ogende staf uit, begint met het accent te spreken dat hij van zijn oma kent en verzint daar allerlei onzinnige rituelen omheen. Het duurt niet lang voordat hij wordt omringd door een groepje leerlingen.

Deze film uit 2011 – een soort combinatie van Borat en Die Welle, de film waarin een leraar in zijn middelbare schoolklas een pijnlijk realistische dictatuur creëert – is de weerslag van Gandhi’s gewaagde onderneming als geestelijk leider. Samen met zijn assistentes vestigt hij zich in een yogastudio te Phoenix, Arizona, en begint spirituele sessies te leiden. Zijn eerste leerlingen delen meteen hun diepste zielenroerselen met hem: Toby bijvoorbeeld, een advocate die ter dood veroordeelden bijstaat. De alleenstaande moeder Kimberly, die kampt met het lege nestsyndroom. Of Emily, een jonge vrouw die vastzit in haar huwelijk en direct met de orakelende ‘guruji’ begint te flirten.

Deze gewone Amerikanen, gefilmd op hun meest kwetsbare momenten voor wat een satire zou worden, blijken uiterst gevoelig voor de ‘Blue Light’-meditatie van hun nieuwe spirituele leider. Deze goeroe heeft louter goede bedoelingen met zijn volgelingen, aast niet op hun geld of lichaam en permitteert zich hooguit enkele gewaagde grappen. Hij doet verder aan ‘truthin’. Ik ben de grootste faker die ik ken, zegt Kumaré bijvoorbeeld. Ik fake zoveel dat ik soms vergeet wie ik ben. Of: Je hebt geen goeroe nodig om gelukkig te zijn. En als het tijd wordt voor – het blijft tenslotte een Amerikaanse film – de moraal van zijn verhaal: de goeroe die je zoekt zit in jezelf.

Voor Vikram Gandhi is Kumaré een spiegel waarin hij hen naar zichzelf laat kijken, zegt hij in de voice-over waarmee hij de film stuurt. Gaandeweg begint hij alleen zelf ook in de lessen van zijn personage te geloven en wordt het idee dat hij z’n bedrog moet onthullen steeds ongemakkelijker. De meester wijst zijn leerlingen daarom op elkaar, op hoe sterk ze samen zijn. ‘Want na morgen ben ik er niet meer.’ Intussen blijft hij het moment van De Onthulling voor zich uitschuiven. Zit er werkelijk twijfel? Of is die ook goed voor de film? Het uitstellen van de climax, die al in de openingsscène is aangekondigd, houdt de spanning er in elk geval in en is dus verduiveld effectief.

Uiteindelijk zal Gandhi hen onder ogen moeten komen. Niet meer als de alwetende goeroe, maar volledig als zichzelf: een gewone sterveling, net als zij. En een filmmaker, dat ook. Die weet wat een geslaagde vertelling nodig heeft: aansprekende personages, een spannende verhaallijn, enkele komische scènes en liefst ook een happy end. En dat laatste is bepaald niet vanzelfsprekend wanneer je mensen als een soort opperwezen, en voor een draaiende camera, in het ootje hebt genomen. Hoe ontvangen zij de boodschapper, als hij zijn haren en baard heeft gekortwiekt, dat gewaad heeft uitgedaan en zelfs zijn staf heeft weggelegd? En staan zij dan nog open voor wat hij heeft te zeggen?

De Platoschool

BNNVARA

‘De schedelinhoud van John geleek wel eener ballon toen hij leuk op de trappen wat keet stond te trappen’! leest Thecla Gijsbertsen voor uit het boekje Hoofdmeesterlijke Straflimericks. ‘Nou schrijven, John. Zonder pardon.’ Het versje roept herinneringen op aan haar jaren op De Platoschool te Amsterdam. Wanneer je als kind stout was geweest, dichtte een leerkracht enkele regels over je. Die moest je vervolgens honderd keer overschrijven.

‘Wij zouden uitgroeien tot bijzondere mensen met een hoog bewustzijnsniveau’, omschrijft Yara Hannema het idee achter de basisschool. ‘Althans, volgens het ideaal. Want na enige tijd ging er iets goed mis.’ In 1996 kwam De Platoschool (55 min.), dertien jaar eerder opgericht door leden van de School Voor Filosofie, ernstig in opspraak toen de jeugd- en zedenpolitie onderzoek ging doen naar mishandeling van leerlingen door leerkrachten. ‘Nu ik zelf moeder ben geworden wil ik weten wat er is gebeurd met de idealen van mijn jeugd’, zegt Hannema in deze boeiende persoonlijke film, waarmee ze vat hoopt te krijgen op een verleden, waarin ze zich lang niet altijd ‘het uitverkoren kind’ voelde.

Daarvoor gaat ze in gesprek met haar eigen ouders. Na een reis naar India zochten zij voor hun kinderen een school die aansloot bij hun spirituele en filosofische gedachtegoed. Op De Platoschool stonden echter ook, zonder dat zij het echt doorhadden, orde en tucht hoog in het vaandel. Kinderen moesten bovendien allerlei extra vakken doen. ‘Daar hebben jullie nooit spijt van gehad volgens mij’, zegt Paul van Oyen, oprichter van de School Voor Filosofie. De kwaliteit van onderwijs was hoog, beaamt Hannema, maar tegen welke prijs? ‘Ik heb niet de indruk dat de leerlingen van De Platoschool rondlopen als grote mislukkelingen’, kaatst Van Oyen de bal direct terug. ‘Integendeel!’

De oud-leerlingen die de filmmaakster spreekt zijn alleen aanzienlijk minder enthousiast. Sommige ervaringen op De Platoschool dragen ze tientallen jaren later nog altijd met zich mee. Ook enkele voormalige leerkrachten zijn zelfkritisch. Annie van de Belt vindt bij nader inzien dat er toch wel erg veel aandacht was voor: je moet leren luisteren. Één van haar collega’s heeft zich later zelfs opgeworpen als klokkenluider. Met al die verschillende stemmen roept Yara Hannema nu een wereld op, waarin oosterse levensfilosofie en klassieke opvoedingsideeën een ongemakkelijk verbond sloten, waarbij gewone leerlingen zoals zij, letterlijk dan wel figuurlijk, allerlei butsen en deuken opliepen.

While We Watched

TIFF

‘Namaskar! Mijn naam is Ravish Kumar’, start de bekende presentator van NDTV India steevast zijn televisieprogramma Prime Time. Kumar is een autoriteit in zijn land, een journalist die het controleren van de macht tot zijn voornaamste taken rekent. Sinds de hindoe-nationalistische Bharatiya Janata-partij van premier Narendra Modi aan het roer is gekomen in India, laat de macht dat echter niet meer zomaar over z’n kant gaan. Onafhankelijke stemmen zoals Ravish Kumar worden consequent gebrandmerkt als ‘onvaderlandslievend’. Dat voortdurende gehamer op trouw aan de natie is in zijn ogen overigens niet meer dan een dekmantel voor ongebreideld religieus fanatisme.

De gevolgen laten zich echter raden in While We Watched (95 min.). Kumar wordt niet (alleen) bedreigd door anonieme toetsenbordridders, maar ook openlijk: door lieden die trots aankondigen dat ze hem met blote handen gaan doden – of anders aan zijn haren naar buurland en aartsvijand Pakistan zullen slepen. Vanuit een ander gezichtspunt belicht deze grimmige film van Vinay Shukla zo een thema dat ook al aan de orde is gesteld in Writing With Fire, een portret van enkele Indiase vrouwen uit de laagste kaste die een eigen krant runnen, en dat als decor fungeert voor de prijswinnende docu All That Breathes, een film over twee broers met een eigen roofvogelopvang in New Delhi.

While We Watched is bovendien thematisch sterk verwant met recente films als A Thousand Cuts, over de pogingen van Nobelprijs voor de Vrede-winnaar Maria Ressa en haar nieuwsorganisatie Rappler om in de Filipijnen een onafhankelijke stem te laten horen, en F@ck This Job, over de strijd van de Russische televisiezender Dozhd om uit handen van het regime van Vladimir Poetin te blijven. Dat de pers in de afgelopen jaren door allerlei regimes – van Brazilië en Mexico tot de Verenigde Staten – is geframed als vijand van het gewone volk wordt ook zichtbaar gemaakt in Endangered, een urgente film over de journalistiek als beroepsgroep in de verdrukking.

Terwijl de Indiase autoriteiten NDTV het leven steeds vaker zuur of ronduit onmogelijk maken, zien ‘nationalistische’ media ‘t als hun taak om olie op het vuur te gooien. Ook Ravish Kumar wordt daarbij bruusk weggezet als een verachtelijk lid van de ‘mainstream media’, een term die ook in Nederland in zwang is geraakt om de pers te delegitimeren. Intussen krijgt de presentator bij zijn werkgever regelmatig taart geserveerd, als wéér een collega, gedwongen door de omstandigheden, zijn heil elders zoekt. Het is een triest beeld: met elk stuk dat er uit de taart wordt gesneden, verdeeld en weggekauwd, raakt de Indiase democratie verder verzwakt.

Deze krachtige film schetst zo een grimmig beeld van wat ook zomaar, wanneer we ons maatschappelijke debat en de rol van onafhankelijke journalistiek daarbinnen veronachtzamen, ons voorland zou kunnen zijn. Als de waakhond van de democratie met brute kracht wordt gedwongen om zich als een kwispelend schoothondje te gedragen – of juist wordt (op)gefokt tot de pitbull van een autoritair regime, die van leer trekt tegen al wat een ander, of gewoon onafhankelijk, geluid laat horen.

Nothing Lasts Forever

Showtime

Synthetische diamanten zien er volgens Dusan Simic beter uit en zijn nog goedkoper ook. Waarom zouden we dan nog echte diamanten zoeken? wil filmmaker Jason Kohn weten. ‘Dat is een goede vraag’, antwoordt de edelsteendeskundige met een schalkse blik. ‘Sommige mensen willen nu eenmaal iets wat echt bij de aarde hoort. Iets wat is gemaakt door God, niet in één of ander laboratorium. Wat vind je van dat antwoord?’

Even later introduceert Kohn precies zo’n figuur in zijn tragikomische exploratie van de wereld achter (synthetische) diamanten: Martin Rapaport. Daarbij moet meteen wel gezegd worden dat Rapaport een zeker belang heeft bij een duidelijk onderscheid tussen die nepdiamanten van menselijke makelij en de diamanten die écht voor altijd zijn  Als voorzitter van de zogenaamde Rapaport Group stelt hij, vanuit een kantoor aan de Diamond Jewelry Way, immers de prijzen van diamanten vast. Een synthetische diamant verkopen als verlovingsring is volgens hem een ernstige inbreuk op de ethische code van de diamantindustrie. ‘Je schopt mensen in hun emotionele ik-hou-van-jou plek’, zegt de sleutelfiguur binnen het diamantkartel gedecideerd, alsof hij ‘t zelf gelooft. ‘Wat is mijn huwelijk waard, wat is mijn relatie waard?’

Op die vraagstelling valt natuurlijk wel wat af te dingen. En dat gebeurt dus ook in Nothing Lasts Forever (83 min.). ‘De diamant was ook nooit echt’, stelt de messcherpe juwelenontwerpster Aja Raden bijvoorbeeld, niet zonder ‘Schadenfreude’. ‘Dat was ook altijd al een leugen. Een synthetische diamant is dus niet meer dan een leugen over een leugen. Ik vind dat hilarisch en verrukkelijk.’ Stephen Lussier, een gesoigneerde topman van het toonaangevende diamantbedrijf De Beers in Botswana, maakt zich desondanks niet druk om ‘vervalsingen’. Hij weet immers, zegt hij met een triomfantelijk bedoelde glimlach, ‘waartoe De Beers in staat is’. Maar of ‘parasieten’ zoals John Janik van Xtropy Lab-Grown Diamonds, die de ‘diamantdroom’ proberen te stelen, zich daardoor werkelijk laten afschrikken?

En laten we eerlijk zijn: in China staan ze ongetwijfeld al te popelen om een diamant-lopende band te laten draaien, terwijl in India nu al druk wordt gehandeld in diamanten met een dubieuze herkomst. ‘Want je bent pas een dief als je gepakt wordt’, stelt Tehmasp Printer van het International Gemological Institute. ‘Tot dat moment ben je een eerlijk mens.’ Met zichtbaar plezier prikt Kohn in deze kostelijke film, geïllustreerd met fraaie beelden van diamantproductie en -controle en verluchtigd door een afwisselend enerverende en joyeuze soundtrack, de ene na de andere mythe van de diamantwereld door. Totdat alles een illusie lijkt – of superieure marketing. Gaandeweg zou een buitenstaander wel eens het idee kunnen krijgen dat diamanten in werkelijkheid vooral van lucht worden gebakken.

McCurry: The Pursuit Of Colour

Afghan Girl / Steamroller Media

In India kreeg de wereld kleur. Na enkele jaren buffelen voor een kleine krant in Philadelphia vond fotograaf Steve McCurry er in 1978 zijn stem. Hij ging voor het eerst met kleurfilm werken en ontdekte de bloemrijkste taferelen. Via buurland Pakistan belandde de Amerikaanse fotograaf vervolgens in Afghanistan, waar toen een bloedige oorlog met de Sovjet-Unie woedde. McCurry was er gek genoeg helemaal op zijn plek. ‘Hij koos de oorlog niet’, zegt Anthony Bannon, oud directeur van het George Eastman Museum of Photography, daarover. ‘Die koos hem.’

Daar, in dat jarenlange conflict, zou Steve McCurry in 1984 ook zijn beroemdste foto schieten: Afghan Girl, een portret van het twaalfjarige meisje Sharbat Gula dat in een Pakistaans vluchtelingenkamp was beland. Vanaf de cover van het tijdschrift National Geographic leek ze, met haar felgroene ogen, de wereld met een mengeling van wanhoop en verwijten aan te kijken. Pas toen hij enkele maanden later thuis zijn materiaal ging bekijken, ontdekte McCurry wat hij had gemaakt: een soort moderne Mona Lisa, een symbool voor alle slachtoffers van de oorlog.

‘Ik heb mijn leven gewijd aan het najagen van kleur’, zegt hij zelf in McCurry: The Pursuit Of Colour (53 min.). ‘Om de schoonheid van diversiteit uit te drukken.’ Samen met mensen uit zijn directe omgeving, zoals z’n zus Bonnie en vriend/schrijver Paul Theroux, loopt de fotograaf zijn loopbaan door en probeert intussen z’n filosofie onder woorden te brengen. Tegelijkertijd toont regisseur Denis Delestrac hoe de kwieke zeventiger nog altijd als een fotograferende nomade naar alle uithoeken van de wereld afreist, om te laten zien hoe kostbaar het leven is.

Aan het eind van de film komt ook de controverse aan de orde die ooit rond McCurry is ontstaan: in de nabewerking van zijn foto’s zou hij de waarheid nét iets te veel naar zijn hand hebben gezet. ‘Ik ben zeer dankbaar dat iemand dat heeft ontdekt en onder de aandacht heeft gebracht van mij en de wereld’, zegt hij onderkoeld tegen Delestrac. ‘Ik wil ze daar oprecht voor bedanken.’ Die kan zijn oren niet geloven. ‘Dat meen je niet, toch?’ Zijn gesprekspartner begint te lachen. ‘Nee, dat is bullshit.’

Steve McCurry is van mening dat hij als ‘visuele verhalenverteller’ meer artistieke vrijheid heeft dan een willekeurige fotojournalist. ‘Ik fotografeer niet voor jou’, zegt hij ferm. ‘Ik fotografeer ook niet voor iemand anders. Ik fotografeer voor mijn eigen plezier en hoop dat mijn foto’s communiceren. Punt.’ Wie niet beter weet – of gewoon heeft gezien: in de talloze foto’s waarmee dit verzorgde portret is aangekleed – zou bijna gaan denken dat die hele wereld hem gestolen kan worden.

Much Ado About Dying

Soilsiú Films

Terwijl de Britse filmmaker Simon Chambers voor een documentaire over het volledig vastgelopen verkeer in Delhi (werktitel: Carmageddon) is beland, begint hij dagelijks telefoontjes te krijgen vanuit Londen. Zijn 83-jarige oom David doet een dringend beroep op hem. ‘I think I may be dying.’

Zoals ‘t een ‘obstinate oude man’ betaamt wil David Newlyn Gale echter zowat alles, behalve naar een verzorgingshuis. Als Simon eenmaal in Davids onvervalste hoardershuis is aanbeland, schreeuwt die ’t zelfs uit van de pijn. Vanuit zijn bed begint de voormalige acteur, met een van pijn vertrokken gezicht en beide handen getormenteerd op het hoofd, aan een getergde monoloog. ‘Jullie zijn mannen van steen. Had ik jullie tongen en ogen maar…’

Simon legt het tafereel vast met zijn camera. Ze zijn samen bezig met een filmopname van de slotscène van Shakespeare’s King Lear, als de koning helemaal doordraait. Tijdens het filmen voor Much Ado About Dying (83 min ), dat zo’n vier jaar in beslag zal nemen, begint Simon zich steeds vaker te voelen als Lears vermaarde dwaas. ‘Wordt die niet geacht om de koning te steunen en begeleiden’, vraagt David hem ostentatief. ‘Terwijl die gekker en gekker wordt?’

Zijn oom, een bijzonder theatrale persoonlijkheid die hele gesprekken met zichzelf voert en complete performances geeft, is al jaren niet meer buiten geweest. Hij leeft op blikken soep, plast in jampotten en krijgt regelmatig kortsluiting. ‘En dan waren er nog de muizen’, vertelt Simon die de situatie en gebeurtenissen met een slimme voice-over inkadert. ‘David hoorde dat muizen niet van pepermunt houden. Daarom had hij rond alle stopcontacten tandpasta gesmeerd.’

David Newlyn Gale is er een meester in om Jan en alleman voor zijn karretje te spannen en ondertussen hun leven grondig te ontregelen. Althans, zo ervaart zijn volwassen neef dit, terwijl hij steeds verder het bestaan van dit wonderlijke familielid wordt ingezogen. Tragikomische en dramatische gebeurtenissen wisselen elkaar daarin voortdurend af. Chambers zet de tering uiteindelijk naar de nering en creëert zo een ingenieuze vertelling die net zo goed over hemzelf gaat als over die eigenzinnige oom.

Die stuurt hij vervolgens met vaste hand aan op de te verwachten en desondanks indrukwekkende climax van deze delicieuze film. Als deze King Lear, hoe gek hij soms misschien ook lijkt, weer gewoon mens onder de mensen wordt.

All That Breathes

Dogwoof

Vanaf het adembenemende openingsshot – van een stad bij nacht waar allerlei verschillende dieren hun kans schoon zien en op zoek gaan naar voedsel – is glashelder dat de Indiase filmmaker Shaunak Sen in All That Breathes (94 min.), winnaar van de World Cinema Grand Jury Prize op het Sundance Festival en de L’Oeil d’Or op het Film Festival van Cannes, een wonderbaarlijke wereld gaat openen. Een wereld die steeds nieuwe geheimen prijsgeeft.

In de Indiase metropool New Delhi, overbevolkt en vervuild, vangen de broers Mohammad Saud en Nadeem Shehzad in hun eigen Wildlife Rescue gewonde roofvogels op, met name zwarte wouwen. Die kunnen door het drukkende weer zomaar uit de lucht vallen en moeten dan weer opgelapt worden. ‘Als andere vogels in de lucht vliegen, zie je dat ze daarvoor moeite moeten doen’, verklaren de broers, in één van de filosofische voice-overs die als anker voor de film fungeren, hun liefde voor de zwarte wouw. ‘Maar de wouw zwemt, zagen we vroeger als we door een gat in het tentdoek keken. Een luie stip op de horizon.’

De zwarte wouwen hebben zich echter wel degelijk aangepast aan hun urbane omgeving. Ze gebruiken bijvoorbeeld sigarettenpeuken om zich te beschermen tegen parasieten. Andere vogels slaan dan weer een hogere toon aan om boven het verkeerslawaai uit te komen. Shanauk Sens cameramannen Ben Bernhard en Riju Das excelleren in het vereeuwigen van al die verschillende levende wezens in een door de mens gecreëerde omgeving. Hun camerawerk – met zinsbegoochelende scherpteverleggingen, spiegelingen in het water en kalme bewegingen naar een parallelle gebeurtenis – maakt van deze film een weldadige kijkervaring.

Terwijl de twee broers en hun vaste vrijwilliger Salik Rehman, die in een prachtige observerende scène ineens zijn bril verliest aan een vrijpostige wouw, zich in hun werkplaats ontfermen over gehavende dieren en proberen externe financiering voor hun activiteiten te vinden, spelen op de achtergrond spanningen tussen verschillende facties en religies. Als praktiserende moslims proberen Saud en Nadeem daar zoveel mogelijk buiten te blijven, zeker als het geweld even verderop in de stad flink oplaait. Hun werk met de roofvogels, waarvan de situatie eveneens steeds nijpender lijkt te worden, verschaft hen daarvoor een alibi.

All That Breathes wordt zo een levendig portret van de twee broers, maar schildert met onvergetelijke beelden – een verzameling zwarte wouwen die lijkt te poseren als een soort koninklijke familie, bijvoorbeeld, of een jong uiltje dat lekker in een teiltje wordt gebadderd – tevens hun intrigerende biotoop. Zo wordt inzichtelijk gemaakt hoe veelzijdig, gecompliceerd en oogverblindend het bestaan in een metropool kan zijn en hoe al die levens, van mens en dier, daar met elkaar verknoopt zijn geraakt.