Flipside

Oscilloscope Laboratories

Waar gaat de film over en waar wil ie naartoe? In tijden van formats is ook bij documentaires doorgaans binnen twee minuten duidelijk wat een film wil zijn. Deze productie lijkt dan te gaan over de Amerikaanse fotograaf Herman Leonard, die halverwege de twintigste eeuw iconische zwart-wit portretten maakte van jazzgrootheden zoals Dexter Gordon, Duke Ellington, Louis Armstrong, Billie Holiday en Miles Davis. Herman heeft niet lang meer te leven, documentairemaker Chris Wilcha heeft de opdracht gekregen om hem op de valreep nog te portretteren. Een tot mislukken gedoemde opdracht, die dan ook op niets zal uitlopen.

Na enkele minuten schakelt Wilcha dus noodgedwongen door. Naar een film over… – ja, waarover eigenlijk? – de zin, het gevoel of pak ‘m beet de keerzijde van het bestaan: Flipside (96 min.). Een documentaire over de documentairemaker zelf, Chris Wilcha. Herstel over commercialmaker Chris Wilcha. En over zijn vader, de eigenaar van zijn favoriete platenzaak, diens lokale concurrent die ook Dan heet, comedyschrijver Judd Apatow, would be-schrijfster Starlee Kine, radiohost Ira Glass, popsnob Tracy Flipside, gewezen tv-held Uncle Floyd, de vermaarde showrunner David Milch en, ja, Herman Leonard. En over heel veel ongemaakte documentaires – die nu alsnog zijn afgerond.

Die film gaat daarnaast ook over respect hebben voor wie je was, tevreden zijn over wie je bent geworden en vrede hebben met waar je nog zult uitkomen. ‘Één van de vreemde inzichten van middelbare leeftijd is dat je diep van binnen weet dat twee volledig tegengestelde ideeën allebei waar zijn’, probeert Wilcha de basisgedachte van zijn persoonlijke film onder woorden te brengen, in één van de voice-overs waarmee hij richting geeft aan dit zoveelste tot mislukken gedoemde documentaireproject. ‘Dat je je echt rot kunt voelen over de dingen die je nooit hebt gedaan en ook nooit zult gaan doen. En dat je tegelijkertijd houdt van het leven dat je wél hebt geleid.’

Die realisatie heeft geresulteerd in – of is juist het resultaat van – een nauwelijks na te vertellen vertelling, die afwisselend – en soms tegelijkertijd – blij, melancholisch en tot nadenken stemt. Flipside is Amerikaans, indie, Gen Z., High Fidelity, (anti)marketing, Mr. Peanut, hotelzeepjes, midlife én David Bowie. Een film die vrijwel tot het einde toe nog alle kanten op kan, ongericht en toch helemaal raak. Net als het leven, één groot onafgewerkt project dat maar om aandacht blijft vragen.

The Story Of Looking

VPRO

A journey through our visual lives, belooft deze persoonlijke film van Mark Cousins. De Noord-Ierse filmmaker ligt in de openingsscène nog in bed en kijkt naar een oud-interview met de blinde zanger Ray Charles. Die hoeft niet zo nodig te zien, zegt hij. Cousins kan dit nauwelijks bevatten. Hij is nooit klaar met kijken. Stiekem heeft hij zelfs een foto gemaakt van zijn overleden oma in de kist. Die kon hij jarenlang bekijken op z’n oude mobiele telefoon. Totdat ook die dood was.

Nu is al dat kijken voor Cousins in een ander perspectief komen te staan. Want morgen… Enfin, dat vertelt hij later wel in The Story Of Looking (87 min.). Het was oorspronkelijk zijn plan om op te staan en daarna de rest van de dag op pad te gaan in zijn woonplaats Edinburgh, te delen wat hij ziet en te vertellen over de visuele wereld in het algemeen. En toen zag en hoorde hij Ray Charles en kwam de gedachte: wat nu als ik de hele dag in deze donkere kamer, in deze camera obscura, blijf liggen en deel wat ik me voorstel als ik mijn ogen sluit?

Zijn geestesoog produceert beelden te over: van de verschillende fasen in z’n eigen leven, uit de films waarvan hij houdt, over historische en maatschappelijke gebeurtenissen, door de kunstwerken van pak ‘m beet Vincent van Gogh, George Seurat en Frida Kahlo, van de kleuren die hij overal en nergens heeft gezien en via de reacties op Twitter, waar Cousins een oproep plaatst. Associatief doolt de beroepskijker door die wirwar van (zelf)beelden en leidt ons, argeloze kijkers, met zijn uitwaaierende voice-over langs alles wat hij ziet, zag en wil zien.

En als ‘morgen’ achter de rug is in dit toch wel behoorlijk specifieke kijkwerk en Mark Cousins in een zeer intieme scène voorzichtig de pleister van de wonde heeft getrokken, kan hij de schade opnemen – en zich vergewissen van de nieuwe wereld die zich voor zijn en onze ogen opent. Hij blijkt dan zelfs in de toekomst te kunnen kijken.

Super/Man: The Christopher Reeve Story

HBO Max

Het is een tafereel dat meer Hollywood is dan Hollywood: een jaar nadat hij bij een wedstrijd van z’n paard is gevallen, laat acteur Christopher Reeve (1952-2004) zich toejuichen tijdens de Oscar-uitreikingen van 1996. Hij heeft een dwarslaesie opgelopen, kan niet meer zelfstandig ademen en is veroordeeld tot een rolstoel. De wereld waarin hij groot is geworden als Clark Kent/Superman verwelkomt hem met een staande ovatie en betraande ogen.

De ontroerende en ook wel enigszins ongemakkelijke scène markeert de overgang van de oude naar de nieuwe Christopher Reeve. Van de acteur die furore had gemaakt als superheld en daarna al enige tijd op z’n retour leek naar de man die ruw was teruggeworpen op zichzelf, fysiek een slap aftreksel van de imposante man van staal die hij ooit was geweest, en zich toen opnieuw zou uitvinden als een held voor alle mensen met een beperking.

Noem dat gerust ook een Hollywood-verhaal, een gestroomlijnde en vast ook behoorlijk geromantiseerde versie van het leven dat de Amerikaanse acteur daadwerkelijk heeft geleid. Zo wordt het tenminste door Ian Bonhôte en Peter Ettedgui gepresenteerd in de documentaire Super/Man: The Christopher Reeve Story (104 min.), een film waarin Reeves leven en loopbaan tot aan het ongeluk en zijn opvallende remonte daarna parallel worden verteld.

Samen met zijn kinderen Matthew, Alexandra en Will, eerste vrouw Gae, vriend John Kerry, arts Steven Kirshblum en bevriende collega’s zoals Susan Sarandon, Jeff Daniels en Glenn Close bewijzen ze Super/Man twintig jaar na zijn dood alle eer. Alleen zijn beste vriend, de komiek Robin Williams, ontbreekt. Die is zelf ook alweer tien jaar dood, maar pakt desondanks een Oscar-waardige bijrol in deze verfilming van Reeves aangrijpende levensverhaal.

Door zijn ongeluk werd Christopher Reeve een betere man, echtgenoot en vader, zo is het gevoel bij de mensen uit zijn directe omgeving. Typisch Hollywood overigens – en vast ook niet onwaar, hooguit wat vet neergezet. En wat Superman – niet de vliegende adonis, maar de breekbare man in de rolstoel – op het gebied van de emancipatie van mensen met een lichamelijke beperking in gang heeft gezet, wordt anno 2024 nog altijd voortgezet door zijn nabestaanden.

Riefenstahl

Beta Cinema

Ze kan zichzelf er niet toe brengen om ‘t te zeggen. Was uw innige samenwerking met Adolf Hitler uw grootste fout? wil de interviewer, aan het begin van het postume portret Riefenstahl (115 min.), weten van de dame op leeftijd tegenover hem. Leni Riefenstahl (1902-2003) kijkt eens ongemakkelijk naar de vragensteller en doet er verder het zwijgen toe. De begenadigde cineaste zou dik een halve eeuw kritische vragen over haar werk voor de nationaalsocialisten moeten beantwoorden en legde daarbij soms een naïviteit aan de dag die totaal ongeloofwaardig was.

Ze hoorde volgens eigen zeggen begin 1932 voor het eerst van ‘Der Führer’, de demonische redenaar die Duitsland de Tweede Wereldoorlog en het morele niets in zou inloodsen. Letterlijk: toen hij in Berlijn sprak over ‘mijn landgenoten’ liepen de rillingen haar over het lijf. Afgaande op de foto’s uit haar nalatenschap in deze gezaghebbende documentaire van Andres Veiel moet Leni Riefenstahl toen een bekoorlijke vrouw zijn geweest. Ze viel alleen voor de verkeerde man – en zijn verderfelijke ideologie – en werd via hem een zeer effectief werktuig van de Duivel.

‘Het is vrijwel onmogelijk om te zeggen: Ich habe es nicht gewusst’, zegt ze geagiteerd in een talkshow uit 1976. ‘Want niemand gelooft je.’ Ze oogstte er zowaar ook veel lof mee. Brieven met steunbetuigingen – en van overtuigde nazi’s – bleven binnenstromen en kregen een plek in haar zorgvuldig bijgehouden persoonlijke archief, dat het fundament vormt voor deze documentaire die zowel haar filmografie doorloopt – van haar gevierde film Das Blaue Licht tot de dubieuze propagandafilms Triumph Des Willens en Olympia – als een psychologisch portret van de gewraakte vrouw wil zijn.

Daarbij komt ze vooral zelf aan het woord, via archiefbeelden van de vele interviews die ze tijdens haar lange leven heeft gegeven – en een enkele keer ook via de aanvaringen die ze tijdens of na die gesprekken met anderen had. Veiel heeft de verleiding weerstaan om daarbij allerlei deskundigen op te voeren, die een poging moeten doen om die briljante, ijdele en immorele vrouw te helpen begrijpen en in haar tijd en omgeving te plaatsen. De context en duiding zitten in het intrigerende beeldmateriaal zelf of komen van een verteller, die alle elementen uit Riefenstahls levenswandel verbindt. 

Als zij beweert dat ze niets van de vernietigingskampen wist – en sowieso niet de kans krijgt om eerlijk over die tijd te praten, omdat ze dan meteen wordt weggezet als nazi – introduceert hij b-roll beelden van de vijftig Sinti en Roma-vrouwen en kinderen uit een interneringskamp die de filmmaakster als figurant gebruikte bij opnamen in 1940 voor haar laatste nazifilm Tiefland, die pas na de oorlog werd afgerond en uitgebracht. Later stelde Leni Riefenstahl dat ze allemaal nog in leven waren. Officiële documenten vertellen een heel ander verhaal: stuk voor stuk afgevoerd naar Auschwitz.

In de kantlijn van haar beruchte werk voor het nazi-regime behandelt Veiel tevens Riefenstahls privéleven en relatie met mannen. Haar vermeende romance met Hitler, de avances van diens propagandaminister Joseph Goebbels (die haar met alle geweld, desnoods letterlijk, de zijne wilde maken, volgens Riefenstahls memoires) en haar levenslange contact met nazi-architect Albert Speer bijvoorbeeld, maar ook haar fascinatie voor zwarte mannen van de Nuba-stam in Soedan en de relatie die ze vanaf 1967 had met de veertig jaar jongere cinematograaf Horst Kettner (1942-2016).

Met al die verschillende elementen fabriceert Andres Veiel een intrigerende karakterschets van een gecompliceerde vrouw en kunstenares, die een heel leven lang niet meer los kwam van (en ook bleef teren op) haar reputatie als Hitlers sterregisseur.

De Propagandist

Docmakers

Vorig jaar sleepte Luuk Bouwman samen met collega Aliona van der Horst op het International Documentary Festival Amsterdam de prijs voor beste Nederlandse documentaire in de wacht met Gerlach, een film over ‘de laatste akkerbouwer’. Dit jaar is diezelfde IDFA-Award opnieuw voor hem, nu is alleen alle eer voor hem.

Bouwmans nieuwe film De Propagandist (111 min.) is een soort vervolg op zijn documentaire Allen Tegen Allen (2020), waarin hij de geschiedenis van het Nederlandse fascisme, en alle bijbehorende splinterpartijtjes, helemaal uitvlooit. Nu zoomt hij in op één enkele man: Jan Teunissen (1898-1975), de filmtsaar van Nederlandse nazi’s.

De historicus Rolf Schuursma sprak in 1964 en 1965 enkele malen met de geaffecteerd sprekende Teunissen. Die opnamen, in totaal ruim negen uur, vormen samen met beeldmateriaal dat de gedreven filmmaker zelf maakte het fundament onder deze documentaire. Schuursma geeft daarbij dan, soms nog altijd ontzet, weer commentaar.

In een andere wereld – en met een andere attitude – had hij, net als zijn veel bekendere Duitse vak- en partijgenoot Leni Riefenstahl, een gevierde regisseur kunnen worden. Zijn start was veelbelovend: als G.J. Teunissen maakte hij de eerste Nederlandse film met geluid en Sjabbos, een documentaire over de vooroorlogse Amsterdamse Jodenbuurt .

Toen hij zich in 1934 waagde aan de eerste grote Nederlandse speelfilm, over de nationale trots Willem van Oranje, ging ‘t echter helemaal mis. ‘Een tragische mislukking en een slecht begin van de Nederlandse film’, leest Rolf Schuursma voor uit de vernietigende kritieken in de pers. ‘Willem van Oranje opnieuw vermoord.’

Als voorzitter van de filmdienst van de NSB, het filmgilde van de Nederlandse Cultuurkamer, de Bioscoopbond en de Filmkeuring maakte Teunissen, het enige kind van een zeer gefortuneerde antiquair uit Den Haag, een comeback. Hij werd de allesbepalende factor in de Nederlandse film tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Teunissens privéadres, Lange Voorhout 62 in Den Haag, werd het centrum van de Nederlandse film in de oorlog, stelt historicus Egbert Barten. Hij doet sinds 1989 onderzoek en interviewde vaderlandse filmmakers uit die tijd, zoals Reinier Meijer, Jan Koelinga en Bob Kommer. De één sprak liever over het verleden dan de ander.

Deze historische documentaire diept de geschiedenis van de Nederlandse nazi-propagandafilm, aan de hand van de grote roerganger ervan, weer op. Het levert even vergeten als onvergetelijke verhalen op, zoals de NSB-kluchten Wat Een Tijd en de eerste Nederlandse en uitgesproken antisemitische tekenfilm Van Den Vos Reynaerde

Teunissen spreekt er twintig jaar later zonder al te veel wroeging over, in een fascinerende film over een bezoedeld verleden, dat menigeen liever onbesproken – en ongezien – laat. Dat zijn eigen vooroorlogse beelden van de Jodenbuurt werden verwerkt in de ultieme nazifilm Der Ewige Jude vindt hij ‘een onfortuinlijke kwestie’.

De Jodenvervolging vond De Propagandist ‘een zeer ongelukkige kwestie’. Nee, sjiek was dat niet, zegt hij tegen het einde van dit portret, als zijn ware aard naar voren lijkt te komen en hij zichzelf definitief de das omdoet. Aan serieuze zelfreflectie is hij blijkbaar nooit toegekomen.

Witches

MUBI

Enkele eeuwen geleden zou ze wellicht op de brandstapel zijn beland – in plaats van in een kliniek voor vrouwen die net een kind hebben gekregen.

Na de geboorte van haar zoon, nu drie jaar geleden, raakte Elizabeth Sankey verstrikt in zichzelf. Een stem in haar hoofd vertelde de Britse filmmaakster dat de wereld beter af zou zijn zonder haar. Ze wilde al snel niet meer leven en was bang dat ze haar eigen kind iets zou aandoen. Deze wirwar van inktzwarte gevoelens ging duidelijk verder dan de ‘baby blues’ waarin sommige moeders belanden. Sankey was terechtgekomen in een postpartum psychose. Binnen een maand na de geboorte moest ze worden opgenomen.

In een andere tijd en wereld, betoogt Sankey in het bekroonde video-essay Witches (90 min.), zou ze wellicht zijn beschouwd als een heks. Want zo ontdeden gemeenschappen zich soms van eigenzinnige, kritische én instabiele vrouwen. Die werden tot ‘outcast’ verklaard en uit hun natuurlijke omgeving verwijderd. Dan hoefden anderen ook niet in te gaan op wat ze zeiden of hun klachten serieus te nemen. De geschiedenis kent talloze voorbeelden van zulke ‘heksen’ die worden verstoten – of definitief uitgeschakeld.

Elizabeth Sankey verbindt haar eigen verhaal en dat van enkele lotgenoten met die beladen geschiedenis. Ook in beeld: met talloze fragmenten uit speelfilms, die op een virtuoze manier worden verknoopt met haar persoonlijke relaas – al is die connectie eerder associatief dan letterlijk en soms ook enigszins gekunsteld. Ze wil duidelijk iets kwijt over hoe we naar vrouwen in het algemeen kijken en hoe zij worden opgezadeld met predicaten als maagd, hoer, meisje, moeder en (goede en slechte) heks.

Sankey doet haar verhaal vanuit een klassiek decor, midden in beeld zittend en recht in de camera kijkend. Alsof ze zich rechtstreeks tot de kijker wil richten, in de overtuiging dat die nodig van de ernst van de situatie moet worden doordrongen. Én zodat zij niet kan worden weggezet als de zoveelste hysterica, die het leven nu eenmaal niet aankan. Zo’n houding is namelijk niet zonder gevaar: zelfdoding is één van de belangrijkste doodsoorzaken bij zwangere vrouwen en vrouwen die net een kind hebben gekregen.

Dave Emson, de enige man in deze indringende film, blijft daarvoor waarschuwen. Zijn vrouw Daksha worstelde al langer met haar psychische gezondheid, maar stopte met haar medicatie toen ze zwanger werd van hun dochter Freya. In stilte, bang om te worden gezien als een slechte moeder en haar kinderen kwijt te raken, worstelde Daksha met een postpartum psychose. Met dramatische gevolgen. ‘Ik kan niet toestaan’, stelt Dave, ‘dat mijn meiden, en andere moeders en baby’s, tevergeefs sterven.’

Met voorbeelden van andere moeders die uit het dal wisten te klimmen en hulp van de supportgroep Motherly Love, waarin vrouwen met elkaar praten over de schaduwkanten van het moederschap, vond Elizabeth Sankey de weg terug naar zichzelf en haar kind. De groep heeft mijn leven gered, zegt ze vanachter de camera tegen oprichtster (en ervaringsdeskundige) Milli Richards. Allebei ervoeren ze hoe heilzaam de stilte verbreken en delen – en de angst, schaamte en schuldgevoelens achterlaten – kan zijn.

Witches brengt die boodschap glashelder, en toch op een volstrekt originele en eigenzinnige manier, over het voetlicht: hoe belangrijk ’t is dat moeders in nood serieus worden genomen en professionele zorg krijgen. Ook, of juist, omdat ’t zo’n beangstigende gedachte is dat zij, de vrouwen die doorgaans de veiligste plek op aarde vormen, hun kind iets zouden kunnen aandoen.

Return Of The King: The Fall And Rise Of Elvis Presley

Netflix

Hij begint met een valse start. De ‘King of rock & roll’ oogt onzeker en nerveus en verknalt het eerste nummer. Dit optreden, de zogenaamde ’68 Comeback Special, moet de grote ommekeer in zijn carrière bewerkstelligen. Want Elvis Presley (1935-1977) is al enige tijd zichzelf niet meer. Hij heeft al vijf jaar geen serieuze hit meer gehad en bovendien in geen zeven jaar op een podium gestaan.

De documentaire Return Of The King: The Fall And Rise Of Elvis Presley (91 min.) – niet ‘the rise and fall’ dus, zoals te doen gebruiken in muziekdocu’s, waarna dan op de valreep nóg een rise volgt – reconstrueert hoe Presley in 1968 de weg terug naar zichzelf en zijn publiek vindt met een dampende concertspecial, die ruim een halve eeuw later nog altijd als een ijkpunt in de rock & roll-historie wordt beschouwd.

Deze patente film van Jason Hehir (Andre The GiantMurder In Boston en de epische Michael Jordan-serie The Last Dance) begint echter bij het begin: hoe een lefgozer uit het diepe en arme Zuiden van de Verenigde Staten zich halverwege de jaren vijftig, met veel succes, zwarte muziek toe-eigent. In al z’n oerdrift, seksuele geladenheid en monsterlijke swing. Hij wordt er één van ’s werelds allereerste tieneridolen mee.

Na enkele jaren aan de top, eenzaam maar welvoorzien, raakt Elvis langzaam maar zeker zijn mojo kwijt. Ook al blijft in eerste instantie het succes. Daar zorgt zijn manager Colonel Tom Parker, de onverbeterlijke ritselaar Dries van Kuijk uit Breda, wel voor. ‘De kolonel kun je in één zingen samenvatten’’ stelt Bruce Springsteen lachend. ‘Vorig jaar had m’n jongen een miljoen dollar aan talent. Nu heeft hij een miljoen dollar.’

Elvis’ diensttijd in Duitsland kost hem echter de kop. Als hij begin jaren zestig terugkeert naar eigen land, verwelkomt Frank Sinatra hem in een speciale tv-show. Daarmee wordt de schrik van elke Amerikaan met een dochter meteen ingekapseld. De rebel van weleer, die elk meisje weke knieën bezorgt, wordt ‘one of the guys’. En Parker regelt rollen in een stroom, steeds slechter wordende, romantische films voor hem.

‘Gênant’, zegt Priscilla Presley tegen een vriend van haar echtgenoot, Jerry Schilling, terwijl ze in deze docu samen naar een scène uit Double Trouble (1967) kijken. Achter op een pick-up truck zingt Elvis zogenaamd enthousiast Old MacDonald Had A Farm voor een inwisselbare ‘love interest’. ‘Het is een misdaad om hem dat liedje te laten zingen’, zegt Priscilla met het nodige drama. ‘Hij stond voor schut en hij wist het.’

Elvis zit als een rat in Parkers val en moet bovendien aanzien hoe Britse bands zoals The Beatles en The Stones zijn plek op de rock & roll-troon claimen. The King heeft een list nodig, maar moet daarvoor wel zijn eigen manager trotseren. Want die heeft weer een cheesy special in gedachten, bepaald geen wederopstanding van het gevaarlijke rock & roll-beest Elvis Presley dat Mick Jagger en consorten in hun kloten gaat bijten.

Hehir serveert de uiteindelijke ‘rise‘ van zijn held smakelijk uit met enkele audio-quotes van The King zelf, fraaie (backstage)beelden, enkele subtiele re-enactment-scènes, herinneringen van een aantal direct betrokkenen en smeuïge quotes van bekende fans, zoals regisseur Baz Luhrmann (van de speelfilm Elvis), Robbie Robertson (The Band), comedian/talkshowhost Conan O’Brien en Billy Corgan (Smashing Pumpkins).

In de ’68 Comeback Special toont Elvis, 33 jaar oud inmiddels, dat hij nog steeds een viriele jonge vent is – en dat hij zijn troon als koning van de rock & roll echt niet zomaar afstaat aan de nieuwste roedel jonge honden. Hij zal nochtans binnen tien jaar overlijden, als een schim van de man die talloze malen ieders hart veroverde.

Nomade In Niemandsland

Omroep Zwart

Een leven lang heeft hij gecreëerd en verzameld. Van zijn huis een zeer persoonlijk museum gemaakt. En dan, als de gebreken van de oude dag komen, moet de hele boel ontmanteld worden en hij afscheid nemen van wie ie was. Voor ‘homo universalis’ Felix de Rooy vormt een herseninfarct de aanleiding om afstand te doen van de kunstwerken en objecten in z’n huis te Amsterdam. Black Archives ontfermt zich bijvoorbeeld over zijn Negrophilia-collectie. En het Stedelijk Museum organiseert in 2023 een speciale tentoonstelling: Felix de Rooy – Apocalypse.

‘Felix is voor ons een soort van supervoorbeeld’, vertelt hoofd onderzoek Charl Landvreugd van het Stedelijk in Nomade In Niemandsland (57 min.). Als zwarte filmmaker, beeldend kunstenaar en theatermaker zette De Rooy – geboren op Curaçao en via Mexico, Suriname en New York in Nederland beland – volgens hem in de afgelopen vijftig jaar onderwerpen op de kaart waar ons land eigenlijk helemaal niet klaar voor was en die nu, gezien bijvoorbeeld de Black Lives Matter-protesten en de aandacht voor de vaderlandse slavernijgeschiedenis, actueler zijn dan ooit.

Deze weelderige documentaire van Hester Jonkhout valt direct met de deur in huis met een danssequentie van Justin Brown, waarbij een pronte, door acteur Steven Hooi ingesproken voice-over klinkt: ‘Als erfgenaam van het koloniaal orgasme, als buitenechtelijke bastaard geschrapt uit het Europese testament ontsnap ik aan de gevangenis van genetische en historische identiteit’, stelt De Rooy daarin. ‘Gevlucht naar het mythische land van ‘la rasse mélange’, het niemandsland van het vuilnisbakkenras. Het dolende ras, geboren uit conflict en confrontatie.’

Met hulp van intimi zoals zijn zus Marguerite de Rooy, psychiater Glenn Helberg, producent Barbara Martijn, actrice Helen Kamperveen, kunstenaar Floris Guntelaar, ontwerper René Wissink, theatermaker Maarten van Hinte, cameraman Ernest Dickerson en De Rooys voormalige (film)partner Norman de Palm exploreert Jonkhout vervolgens het gehele terrein dat haar hoofdpersoon in zijn werk heeft bestreken. In de tentoonstelling Wit Over Zwart boog hij zich bijvoorbeeld al in 1989 over zwarte stereotypen in (strip)boeken, speelgoed en reclame.

Mensen zoals hij – zwart, queer en dwars – hebben nu eenmaal een breder perspectief dan vertegenwoordigers van de witte Nederlandse monocultuur en kunnen andermans eurocentrische gedachten omkeren, is de gedachte. Zo maakte De Rooy eens een schilderij van een zwarte Jezus, met een enorme erectie en een regenboog erachter. ‘Zo queer als maar zijn kan’, constateert Charl Landvreugd van het Stedelijk Museum daarover. En een treffend voorbeeld van waarom witte opiniemakers in de afgelopen halve eeuw soms een tandje bij moesten zetten om De Rooy te kunnen bijbenen.

Dit kleurrijke portret, op smaak gebracht met een smeuïge soundtrack, doet de Caribische kunstenaar, die op het Nederlands Film Festival van 2024 nog werd geëerd met het Gouden Kalf voor de Filmcultuur, meer dan recht. Als een essentiële wegbereider voor een nieuw Nederland en inclusieve kunst.

About A Hero

NOISE

Kaspar kan aan de slag. Werner Herzog heeft hoogstpersoonlijk toestemming verleend. ‘Probeer hem maar eens albino-krokodillen te voeden, om zo paleontologische kunst te maken’, geeft de Duitse meesterfilmer als tip mee aan documentairemaker Piotr Winiewicz. ‘Het gaat kunstmatige intelligentie niet lukken!’ houdt hij hem voor de zekerheid ook nog voor. ‘Veel succes!’

Het duurt in About A Hero (84 min.) vervolgens slechts luttele minuten of die uit duizenden herkenbare stem, hoogwaardig Engels met een onmiskenbaar Duits accent, begint het eerste personage in deze film aan te sturen: de gesoigneerde media-advocaat Robert J. deBrauwere – of een digitale representatie van hem. DeBrauwere heeft zojuist in z’n klinische kantoor in de één of andere wolkenkrabber voorgelezen welke juridische speelruimte Winiewicz heeft bij het maken van deze, déze dus, ‘documentaire’.

Met een voice-over start Kaspar, de AI die is getraind met Herzogs werk, een verhaal op dat is gesitueerd in het industriestadje Getunkirchenburg, waar ‘Herzog’ bij aankomst direct stuit op een ‘peculiar mixture of mistery and misery’. En dat gevoel wordt nog eens versterkt door de dood van een fabrieksarbeider genaamd Dorem Clery. Waarna een vrouw, in zwart-wit en zeer close in beeld genomen, vertelt hoe plichtsgetrouw Clery was. ‘We moeten voorzichtig zijn met de machines’, zou hij volgens haar hebben gezegd.

Werner Herzog, de echte, heeft deze hele onwerkelijke exercitie natuurlijk over zichzelf afgeroepen. ‘A computer will not make a film as good as mine in 4500 years’, liet hij in 2016 op het Sundance Film Festival optekenen. Was het in een overmoedige bui? Winiewicz heeft de uitspraak in elk geval aangegrepen om een ontregelende, bij vlagen ook grappige en uiteindelijk zeer verontrustende film te maken, waarin klassieke elementen uit pak ‘m beet thriller, sciencefiction, erotiek en horror zijn verwerkt.

Herzog is daarvoor ook een perfect uitgangspunt/doelwit. Hij was altijd al een maker die geregeld switchte tussen fictie en non-fictie, met een zeer uitgesproken eigen stijl bovendien en overduidelijk genietend van zijn eigen gebruik van symboliek en muziek. Maar is Winiewicz’s ingenieuze film ook méér dan een gigantische ‘mindfuck’, een spel met de menselijke geest waarbij Clery’s machine natuurlijk staat voor de alomtegenwoordigheid en oneindige mogelijkheden van artificial intelligence?

Jazeker. About A Hero is niet per definitie continu een fijne kijkervaring, maar stelt, ook via gastbijdragen van bijvoorbeeld komiek/schrijver Stephen Fry, kunstenares Stephanie Dinkins en schrijver Charles Mudede, existentiële vragen over mens, machine en creativiteit. Over echt en onecht. En over empathie. Kun je bijvoorbeeld meeleven met zo’n overduidelijk kunstmatig geconcipieerd verhaal en digitaal gecreëerde personages? Kun je de deepfakes überhaupt onderscheiden van de echte mensen en acteurs (*)?

Uiteindelijk zijn al die indrukken terug te brengen tot één enkele vraag: waar zit ik (in Godsnaam) naar te kijken? En dat is, natuurlijk, precies de bedoeling. Van Winiewicz, Herzog en – als gevolg daarvan ook – Kaspar.

(*) De aftiteling wordt daarmee een wezenlijk onderdeel van de film.

Music By John Williams

Disney+

Alleen al vanwege de soundtrack voor de film Jaws verdient componist John Williams een plek in Hollywoods eregalerij. Zonder hem zou Steven Spielbergs witte haai waarschijnlijk eerder lachwekkend dan doodeng zijn geworden. Williams schreef een elementair muziekstuk, waarmee een aanval van het bloeddorstige monster wordt aangekondigd. En een ongelooflijke bioscoophit was geboren. Music By John Williams (105 min.) begint dan ook met die twee uit duizenden herkenbare noten. Tada… Tadaa… En de haai is alweer onderweg, op zoek naar z’n prooi.

Williams componeerde natuurlijk de muziek voor zo’n beetje alle films van Spielberg: van Close Encounters Of The Third Kind, Indiana Jones en E.T. tot Jurassic Park, Schindler’s List en The Fabelmans. Daarnaast leverde hij ook iconische soundtracks voor Fiddler On The Roof, The Poseidon Adventure, Superman, Home Alone, JFK en Harry Potter. In totaal staan er vijf Oscars op de schouw in huize Williams. Met zijn muziek voor de Star Wars-franchise werd hij zelfs een rockster. Als hoogbejaarde dirigent trekt hij nog altijd volle zalen, waarbij tijdens The Imperial March een groot deel van z’n gehoor zelfs enthousiast meedirigeert met een heus lichtzwaard.

Dat succes heeft ook zijn keerzijde gehad, toont deze doeltreffende documentaire van Laurent Bouzereau, waarin verder nauwelijks een wanklank valt. Het duurt namelijk even voordat Williams ook serieus wordt genomen door z’n vakbroeders. Juist omdat hij zo succesvol is met filmmuziek. Want die wordt door sommige musici beschouwd als een bastaardkunstvorm. Als ‘Johnny’ wordt aangesteld als dirigent van het Boston Pops Orchestra, zorgt dit in eerste instantie dus voor spanningen. Uiteindelijk bezwijkt echter ook het sikkeneurigste orkestlid voor het muzikale vakmanschap van John Williams en wordt zijn tijd bij het orkest alsnog een succes.

Zelf vindt hij ‘t geweldig om en plein public te musiceren. ‘Voor het gewonde ego van een filmcomponist die geen publiek of applaus kent is het genieten van het magnifieke publiek in Boston.’ Dat al dan niet gewonde ego wordt in deze Hollywood-docu ook nog eens duchtig gestreeld door regisseurs (George Lucas, Chris Columbus, Ron Howard, J.J. Abrams en – natuurlijk – Steven Spielberg, die ook een dikke vinger in de pap had bij deze film) en muzikanten (violist Itzhak Perlman, saxofonist Branford Marsalis, cellist Yo-Yo Ma en violist Anne-Sofie Mutter) waarmee hij werkte. Samen dragen zij één  boodschap uit: muziek verbindt en John Williams is de ultieme verbinder.

Music By John Williams concentreert zich vrijwel volledig op ‘s mans liefde voor muziek en werkleven. De tragiek uit zijn persoonlijk leven – zijn vrouw, actrice/zangeres Barbara Ruick, stierf op slechts 41-jarige leeftijd en liet hem met drie jonge kinderen achter – wordt binnen enkele minuten afgewerkt. Misschien ook omdat muziek écht zijn eerste liefde was – en straks ook, als dan toch ‘The End’ verschijnt, z’n allerlaatste. De appel is in dat opzicht overigens niet ver van de boom gevallen. Zijn zoons zijn eveneens ‘lost in music’: Mark speelde met Cher, Air Supply en Tina Turner en Joe is leadzanger van Toto. Alleen Jenny, het enige familielid dat in deze film optreedt, houdt ’t bij een rondje golf.

En dat lijkt ook zo’n beetje het enige wat John Williams buiten de muziek doet.

Michel En De Handen Op Zijn Huid

Stephan Vanfleteren / Max

Ze studeren sociologie, geschiedenis, social work of organisatiewetenschappen. En los van elkaar – en toch samen – zorgen ze daarnaast voor Michel, die in zijn laatste levensfase is aanbeland. Gewone studenten met een bijbaan dus, géén zorgprofessionals. En Michel is de Vlaamse acteur Michel van Dousselaere, die in 2014 werd gediagnosticeerd met een zeldzame vorm van progressieve afasie.

Over die aandoening maakte zijn geliefde Irma Wijsman in 2018, samen met Patrick Minks, al eerder een film: Michel – Acteur Verliest De Woorden. In deze persoonlijke documentaire is te zien hoe Van Dousselaere, geholpen door een souffleur, een rol speelt in de theatervoorstelling Borgen en zelfs nog een monoloog kan houden. Zolang een ander maar voor de woorden zorgt. Tegelijkertijd reconstrueert Wijsman met collega’s de carrière van de karakteracteur en laat ze de camera toe op hun meest kwetsbare momenten samen.

In Michel En De Handen Op Zijn Huid (56 min.) geeft ze ‘Does’ een soort leven na de dood. Samen met de vier studenten die hem tijdens zijn laatste jaren intensief hebben verzorgd – en tussendoor ook gewoon lol maakten met de aan hen toevertrouwde man, die ook zonder woorden kon communiceren wie hij was en wat hij waardeerde – maakt ze twee jaar na zijn overlijden een reis naar het Noord-Spanje. Op een bergtop wil zij zijn as uitstrooien. Onderweg praat het gezelschap over de periode die achter hen ligt en toont Wijsman tevens hoogtepunten uit Van Dousselaeres carrière.

Zij fungeert zelf als verteller tijdens die trip – al is er ook nog een enigszins larmoyante voice-over van ‘Michel’ zelf, geschreven door Elvis Peeters en op zalvende toon ingesproken door de Belgische acteur Dirk van Dijck. Wijsman praat tijdens de autorit, de pittige bergwandeling in Spanje en het nachtje kamperen nabij de top met de studenten over hoe ‘t is om op jonge leeftijd een zorgtaak op je te nemen. Met eigen ogen hebben zij kunnen waarnemen hoe iemand op z’n allerkwetsbaarste momenten toch z’n persoonlijkheid en menszijn behoudt.

Zo bezien is deze persoonlijke roadmovie, waarin ‘t er soms alleen wel erg dik bovenop ligt, een onverholen pleidooi voor menselijke zorg. Zorg op maat, zoals Irma Wijsman dit zelf noemt. Want die is natuurlijk goed voor de patiënt, maar zeker ook niet slecht voor de zorgverlener.

Eno

Film First / Tiger Lily

‘Honour thy error as a hidden intention’, staat er op het eerste memokaartje dat Brian Eno, na een dagje in de studio met zijn toenmalige groep Roxy Music, in 1972 voor zichzelf maakte. Als een soort geheugensteuntje, voor de mens en de kunstenaar in hem. Er zouden er nog veel volgen. ‘If it can be said, it can be said simply’ bijvoorbeeld. ‘It’s quite possible (after all).’ Of: ‘Look most closely at the most embarrassing details and amplify them.’

Samen met de beeldend kunstenaar Peter Schmidt bracht Eno (86 min.) de kaartjes, onder de noemer Oblique Strategies, ook op de markt. En hij zette ze natuurlijk zelf in, bijvoorbeeld bij de opnames voor David Bowies Berlijn-trilogie. De man zelf kan er geanimeerd over vertellen in dit ingenieuze (zelf)portret, dat voor iedereen anders is. Letterlijk: algoritmen bepalen tijdens een screening wat de dan aanwezige kijker krijgt voorgeschoteld.

Documentairemaker Gary Hustwit heeft samen met visueel kunstenaar Brendan Dawes generatieve software ontworpen, waarmee steeds nieuwe scènes, overgangen en sequenties worden gecreëerd op basis van de interviews die hij met Eno heeft gedaan en diens schier onuitputtelijke archief. Elke vertoning van de film is dus anders. Een benadering die perfect aansluit bij de denk- en handelswijze van de muzikant, kunstenaar en algehele creatieveling.

Vanuit zijn eigen werkruimte dwaalt Brian Eno in de televisieversie van deze baanbrekende film, die natuurlijk wel gewoon lineair wordt is opgebouwd, af naar alle uithoeken van zijn werk als schepper van een geheel eigen universum. Een man in zijn hol. Een ‘shed’, maar dan wel een idyllisch gelegen en goed geoutilleerde schuur. Anderen lijkt hij daar niet nodig te hebben. Zoals in deze film ook geen andere personen aan het woord komen.

In de rechttoe rechtaan variant van Hustwits film, die sowieso geen regulier, chronologisch opgebouwd carrièreoverzicht wil worden, komen in elk geval Eno’s werk als producer voor Talking Heads, John Cale en U2 aan de orde, ‘s mans zorg over klimaatverandering en zijn rol als wegbereider van de muziekstroming ‘ambient’ (door menigeen weggezet als zielloos muzikaal behang, waardoor ‘enoësk’ een weinig vleiend predicaat werd) aan de orde.

Welke vorm de algoritmen deze documentaire ook geven, Eno blijft ongetwijfeld eerst en vooral een portret van de kunstenaar en zijn visie, het privéleven van de man daarachter komt slechts zijdelings aan bod in deze intrigerende film over gevoel, concept, creativiteit en experiment.

Thelma & Louise – Born To Live

AVROTROS

In één beeld is het complete idee van de film vervat: op de achterbank van een auto die door de Verenigde Staten scheurt, een groene Ford Thunderbird cabriolet uit 1966, heeft een mannelijke scharrel plaatsgenomen, terwijl er twee vrouwen aan het stuur zitten. In het Hollywood van begin jaren negentig is dat vloeken in de kerk. De man bepaalt normaal gesproken de weg. En de vrouw zit erbij, mooi te wezen.

Juist daarom is Thelma & Louise ook zo’n bijzondere film. Een feministische roadmovie over twee krachtige vrouwen die hun eigen weg gaan in een wereld waar mannen nog altijd de lakens uitdelen. En die scharrel – gespeeld door een jeugdige Brad Pitt, die naar verluidt Grant Show, Mark Ruffalo en George Clooney heeft afgetroefd – wordt nooit meer dan een aantrekkelijk bijpersonage. Een lustobject, zelfs.

Die film is overigens gebaseerd op het scenario van een vrouwelijke schrijfster, Callie Khourie, en stelt psychologisch, lichamelijk en sociaal geweld van mannen tegenover vrouwen aan de kaak, maar hij werd wel geregisseerd door een man. Ridley Scott heeft dan als filmmaker allang zijn sporen verdiend in Hollywood, met kaskrakers zoals Alien en Blade Runner. Dit wordt echter een totaal ander avontuur.

In de interessante tv-docu Thelma & Louise – Born To Live (53 min.) onderzoeken Leni Mérat en Joséphine Petit de betekenis van Scotts baanbrekende film. Zij plaatsen die nadrukkelijk binnen de filmhistorie, waarbij de traditionele ‘male gaze’ ditmaal vervangen is door een vrouwelijke blik. Veel scènes uit Thelma & Louise lijken reacties of varianten op hoe mannen doorgaans worden geportretteerd door Hollywood.

Via gesprekken met Callie Khouri, producent Mimi Polk, filmsetontwerper Anne Ahrens en de acteurs Christopher McDonald, Stephen Tobolowsky en Jason Beghe, aangevuld met archiefinterviews met Ridley Scott en de hoofdrolspeelsters Geena Davis en Susan Sarandon, krijgen Mérat en Petit zicht op het maakproces van de film en op wat die bij hen en (vrouwen) in de rest van de wereld heeft losgemaakt.

Want toen Thelma & Louise in 1991 werd uitgebracht, kreeg de film niet alleen lof. Critici zagen er ook een onvervalst staaltje ‘male bashing’ of de verheerlijking van geweld tegen mannen in. Met een hedendaagse blik bekeken dealde Callie Khouri’s geesteskind toen al met issues die in de afgelopen jaren binnen de #metoo-beweging en discussies over grensoverschrijdend gedrag aan de orde zijn gesteld. 

Tegelijkertijd is de film er dan weer niet in geslaagd om de positie van vrouwen in Hollywood significant te verbeteren. In dat opzicht is zelfs Thelma & Louise een druppel op een gloeiende plaat gebleken.

The Eyes Of Orson Welles

Dogwoof

Vanuit de 21e eeuw richt Mark Cousins zich in deze videobrief uit 2018 tot een icoon van de vorige eeuw. Beste Orson Welles, begint de Britse cinefiel aan zijn exploratie van het leven van één van de meest uitgesproken Amerikaanse kunstenaars van de afgelopen honderd jaar: acteur, regisseur, theatermaker, radiostem en metershoog personage Orson Welles (1915-1985). Cousins verbale hinkstapsprong door het leven en oeuvre van de gigant zal een kleine twee uur later eindigen met een nederig ‘dank je.’

In de tussentijd probeert hij aan de hand van een doos met schetsen, tekeningen, karikaturen, schilderijen en kerstkaarten van zijn held door The Eyes Of Orson Welles (110 min.) te kijken naar een wereld die tot de verbeelding blijft spreken. Op zoek naar ‘s mans thematiek en beeldtaal zwerft hij ook langs Welles’ films, theaterstukken en radiowerk, op zoek naar grote verhalen en kleine details. Zo komt hij verdacht dicht bij de essentie van zijn even briljante als pompeuze held, die zijn tijd vaak vooruit leek.

En Orson Welles zou Orson Welles niet zijn – of toch Mark Cousins, of diens stroman Jack Klaff? – als hij zijn adept niet rechtstreeks van repliek zou dienen. Beste Mark, begint de man zelf, een kwartier voor tijd, met die imposante stem. ‘Spreek over me zoals ik ben. Niets verzachten.’ Daarna laat hij een korte stilte vallen. ‘Dus de wereld is gewoon blijven draaien na mijn dood, wie had dat nu kunnen bedenken?’ En daarover praat Cousins, die tevens afspreekt met Welles’ dochter Beatrice, hem dan weer bij.

Over een New York zonder Twin Towers bijvoorbeeld. Of ‘mobiele’ telefoons, die niet alleen woorden maar ook beelden kunnen verzenden. Zodat je er Citizen Kane op kunt kijken, kunt luisteren naar The War Of The Worlds of kunt chatten over die geest uit lang vervlogen tijden, Orson Welles.

Greta Gerwig: Itenary Of A Rising Star

Arte

Greta Gerwig is nauwelijks veertig jaar oud als ze van Barbie (2023) de succesvolste film maakt die ooit door een vrouw is geregisseerd. In de tv-docu Greta Gerwig: Itinerary Of A Rising Star (52 min.) analyseert Pierre-Paul Puljiz hoe een meisje uit de wat duffe Californische hoofdstad Sacramento één van de belangrijkste hedendaagse filmmakers kon worden.

Puljiz kan daarvoor natuurlijk gebruik maken van talloze filmfragmenten en heeft ook jeugdbeelden van Gerwig en interviews met haar uit de talkshows van Stephen Colbert, Jimmy Fallon en James Corden tot z’n beschikking. Zelf heeft ie Gerwig niet te spreken gekregen. Hij moet ‘t doen met enkele oud-docenten, de filmcritici Richard Brody en Amy Taubin en een ogenschijnlijk tamelijk willekeurige actrice/fan, Joan Marie Flaherty. Daarnaast geeft hij z’n verteller, zoals te doen gebruikelijk in dit type celebrity-portretten, een sleutelrol.

‘Elke echte kunstenaar die de titel waard is worstelt met tegenstrijdige gevoelens, zegt die bijvoorbeeld, bij algemene beelden van New York. ‘Het verlangen om wonderen te creëren en de onzekerheid, de angst, om het niet te kunnen waarmaken. Dat is spannend maar ook angstaanjagend.’ Dit zou natuurlijk voor iedere willekeurige kunstenaar kunnen gelden. Net als bijvoorbeeld: ‘In het theater wordt op een klein podium een complete wereld gecreëerd, maar is de buitenwereld niet ook bijna een toneel?’

Hoe dan ook, Gerwig gaat in New York studeren aan Barnard College, wint al snel een prijs voor toneelschrijven en raakt bevangen door het medium film. Eerst gewoon als liefhebber. Daarna ook als actrice, in de zogenaamde mumblecore-films en producties van regisseur Noah Baumbach zoals Greenberg en Frances Ha, waaraan ze zelf bovendien druk meeschrijft. En tenslotte als regisseur van drie totaal verschillende speelfilms: het semi-autobiografische Lady Bird, het kostuumdrama Little Women én de blockbuster Barbie.

Het duurt ruim een half uur voordat dé bioscoophit van 2023 ter sprake komt. Een grote studiofilm, die tevens een artistiek succes wordt. Een feministisch pamflet, over een pop die een totaal onrealistisch vrouwbeeld representeert. Een onwaarschijnlijke hit kortom, die perfect de tijdgeest weerspiegelt. Woke, zou je kunnen zeggen. Al snel klinkt er dan ook kritiek vanuit Conservatief Amerika. Barbie zou het idee van het gezin als hoeksteen van de samenleving ondermijnen en bovendien ‘giftige vrouwelijkheid’ bevatten.

Die kritiek lijkt het imago van Greta Gerwig als beeldbepalende filmmaakster, als voorbeeld voor andere vrouwen in Hollywood, echter alleen maar te bevestigen.

Theo van Gogh, De Hunkering

Andy Gray / BNNVARA

Zou hij toch nog een grote publieksfilm hebben gemaakt? Over welke onderwerpen zou Theo zich boos maken? En welke zelfverkozen vijanden zou hij aanhoudend tot op het bot hebben beledigd?

Twintig jaar nadat Theo van Gogh (1957-2004) op klaarlichte dag met bruut geweld werd gedood op de Linnaeusstraat – door burgemeester Job Cohen destijds vervat in de onvergetelijke woorden ‘er is vandaag een Amsterdammer vermoord’ – lijkt de filmer, meesterinterviewer, columnist, provocateur, televisiemaker en onversaagde ridder voor het vrije woord nog even relevant als in de pak ‘m beet 25 jaar dat hij de goegemeente compleet voor zich innam of geestdriftig tegen zich in het harnas joeg.

Nadat Cohens zoon Jaap dit jaar al een zéér leesbare biografie uitbracht, De Bolle Gogh, is er nu een vierdelige serie van documentairemaker David de Jongh, die eerder schrijfster Renate RubinsteinFrans Bromet en zijn eigen vader, de fotograaf Eddy de Jongh, vereeuwigde in zéér kijkbare films. Theo van Gogh, De Hunkering (193 min.), gebaseerd op research van Jaap Cohen, start bij ‘s mans tragische einde op 2 november 2004 en fladdert daarna associatief door z’n veelbewogen leven.

Het verteltempo ligt enorm hoog – alsof zo Van Goghs dadendrang moet worden benaderd. De miniserie krijgt daarmee ook iets hakketakkerigs. Het ene deelonderwerp is nog niet afgewikkeld – met een springerige montage van (ingelezen) interviewfragmenten, filmscènes, columns, persoonlijke brieven, gedramatiseerde taferelen en korte quotes van een veelheid aan sprekers – of een volgend thema klopt alweer op de deur. Het verveelt geen seconde, maar of alles ook even goed binnenkomt?

Theo van Gogh, De Hunkering wordt min of meer chronologisch verteld en begint dus bij de gelukkige jeugd waaraan hij volgens eigen zeggen leed in Wassenaar. Met een zeer uitgesproken moeder, de regelmatig met haar botsende vader en beroemde familieleden, schilder Vincent van Gogh en diens broer Theo, om tegenaan te schoppen en stiekem te bewonderen. Vrijwel alle mensen die ertoe deden in zijn hoekige bestaan zijn verder van de partij en spreken zonder meel in de mond.

Er zijn natuurlijk uitzonderingen: zijn zussen Jantine en Josien en zoon Lieuwe hebben geen zin in een interview. Ellik Bargai, de hoofdpersoon van Van Goghs film Vals Licht (1993) die er met zijn vriendin Heleen vandoor ging, laat ook verstek gaan. En vanzelfsprekend zijn ook de mikpunten van Theo’s spot, weerzin en woede, op alle mogelijke manieren en langdurig in de openbaarheid uitgevent, wel wijzer. Geen Thom Hoffman, Sonja Barend, Leon de Winter, Caroline Tensen of Monique van de Ven dus.

Behalve al Van Goghs publieke activiteiten en zijn permanente oorlog tegen hypocrisie blijft er dan nog méér dan genoeg smeuïgs over: uitbundig fabuleren, drugsgebruik, allerlei vormen van deviante seks en een al dan niet geconsumeerd Oedipus-complex bijvoorbeeld. In die wirwar van beelden en typeringen is vooral Van Goghs buitenkant te zien: die pretoogjes, sardonische grijns en dikke pens, na alwéér een duivelse provocatie. De man – of zo u wilt: het jongetje – daarachter houdt zich veelal schuil.

Dat zit ongetwijfeld ook in de aard van het medium televisie. Jaap Cohens biografie voelt minder als een rariteitenkabinet en is coherenter en genuanceerder dan deze miniserie. De Jongh kan dan weer de aanloop naar Van Goghs dood indringend in beeld brengen. Zijn bikkelhard verwoorde kritiek op de Islam mondt uit in de controversiële film Submission. Die maakt hij op initiatief van Ayaan Hirsi Ali. Het is volgens journalist Yoeri Albrecht een ‘game of chicken’. Theo wil niet voor haar onderdoen.

En daarmee komt in de zomer van 2004 een fatale dynamiek op gang rond Van Gogh, die er ten onrechte van overtuigd leek te zijn dat een ‘dorpsgek’ niet vermoord zou worden. Geen nieuwe films, fixaties of vijanden meer. Geen larger than larger than life-persoonlijkheid ook, met ongetwijfeld een verrassend klein hartje. En hoewel hij inmiddels twintig jaar dood is, heeft het enfant terrible der enfant terribles Theo van Gogh als schouwspel nog altijd nauwelijks aan kracht ingeboet.

Trailer Theo van Gogh, De Hunkering

In Vogue: The 90s

Disney+

Het duurt welgeteld twintig seconden voordat ze in de zesdelige serie In Vogue: The 90s (281 min.) het beeld instapt: Anna Wintour, de almachtige hoofdredacteur van de Amerikaanse editie van het modetijdschrift Vogue. Zoals altijd is ze uit duizenden herkenbaar: zuinig gezicht, kolossale zonnebril, strakke boblijn en een elegante outfit. Met de ene vinger aan de pols bij de ‘Zeitgeist’ en de andere in de richting van waar het, sneller dan wie dan ook in de gaten heeft, straks gaat gebeuren.

Zij wikt en beschikt over wat er toe deed, doet en gaat doen. Anna’s wil is wet, al zeker veertig jaar. Zij maakte zich bijvoorbeeld eind jaren tachtig sterk voor de nieuwe popster Madonna op de cover, maar moest dan weer niets hebben van grunge in Vogue. Zij zag even later in John Galliano een beeldbepalende ontwerper die wel een steuntje in de rug kon gebruiken, maar kon in eerste instantie Alexander McQueens bloed wel drinken nadat hij haar bij één van zijn shows buiten had laten wachten. En zij bracht hoogstpersoonlijk The Met Gala naar een hoger plan, maar had wel even tijd nodig om met haar trendy magazine de uitbundige hiphopcultuur te omarmen.

Zo wandelt deze miniserie van Jane Preston langs allerlei onderwerpen die de mode-industrie in de jaren negentig in hun greep hielden. Van het tijdperk van de supermodellen, ‘heroin chic’ en de opkomst van Stella ‘de dochter van’ McCartney tot de moord op Gianni Versace, ‘ghetto fabulous’ en Liz Hurleys weinig verhullende jurk bij de première van de film Four Weddings And A Funeral. ‘I announced that ‘the body’ was back’, stelt Wintour over dat laatste, ‘and that we were moving into a different era of fashion.’ Die deelonderwerpen zijn doorgaans elders al eens behandeld – en soms ook grondiger – maar worden hier netjes op een rijtje gezet en in een groter kader geplaatst.

Behalve Wintour zelf, leden uit haar directe entourage en ontwerpers zoals Marc Jacobs, Jean Paul Gaultier, Tommy Hilfiger, Misa Hylton en Donna Karan doen daarbij natuurlijk ook talloze topmodellen hun zegje: Claudia Schiffer, Naomi Campbell, Kate Moss, Linda Evangelista, Tyra Banks en Jenny Shimizu bijvoorbeeld. En om de sterrenparade helemaal compleet te maken hebben ook Kim Kardashian, Gwyneth Paltrow, Sarah Jessica Parker, Victoria Beckham, Claire Danes,  Missy Elliott, Baz Luhrmann, Mary J. Blige, Nicole Kidman en Hillary Clinton plaatsgenomen voor de camera om kond te doen van hun ervaringen met Vogue – en nog eens met verve hun eigen publieke zelf te spelen.

Het zegt iets over de schaal van deze documentaireproductie – waarbij Wintour zelf natuurlijk een flinke vinger in de pap heeft gehad – en de bedoeling ervan: het vieren van American Vogue’s rol en positie in de hedendaagse modewereld. Want wat er ook gebeurt op de cover, catwalk of fotoset, het vindt altijd zijn weg naar het grote publiek via die dekselse Anna Wintour en haar tijdschrift. Als zij in beeld komt – en dat weet ze zelf maar al te goed – gebeurt er iets – en, denkt een buitenstaander er wellicht bij, buigt de rest ook wel erg deemoedig het hoofd en luistert. Waarbij niemand meer lijkt/durft te kijken naar de kleren van de Keizerin.

Zoals ook The Devil Wears Prada – het boek dat Wintours voormalige assistente Lauren Weisberger in 2003, drie jaar te laat dus voor deze serie, uitbracht en dat werd verfilmd met Meryl Streep als de ijzige hoofdredactrice van een modetijdschrift – natuurlijk geheel onvermeld blijft.

Fouad Elkoury Par Fouad

Fouad Elkoury

Als oudere man heeft hij zich tegenwoordig verschanst in de bergen van Libanon. Fouad Elkoury, in de zeventig inmiddels, fotografeert volgens eigen zeggen helemaal geen mensen meer. Hij oogt ook enigszins moegestreden, beroofd van z’n idealen. Elkoury wordt beschouwd als een toonaangevende Arabische fotograaf. In zijn werk zit zogezegd een ‘diepe wanhoop over het Midden-Oosten’ verscholen.

Fouad Elkoury legde de burgeroorlog in Libanon van begin jaren tachtig vast, deed dienst als chroniqueur van het Palestijnse lijden in de bezette gebieden en trad samen met zijn toenmalige geliefde Nada in de voetsporen van Gustave Flaubert en vereeuwigde het dagelijks leven in Egypte. ‘Ik ben geen oorlogsfotograaf’, zegt hij dan ook stellig, ‘maar probeer emoties te vangen.’

In zekere zin is zijn werk mislukt, constateert de Libanese fotograaf mismoedig als hij bij een overzichtstentoonstelling nog eens naar zijn belangrijkste foto’s kijkt. Die hebben uiteindelijk toch niet de overtuigingskracht gehad die hij er ooit in dacht te vinden. Je kunt er de wereld niet mee veranderen, realiseert Fouad Elkoury zich tegenwoordig. Hoe hard je ‘t ook probeert…

In Parijs, de stad waar hij in 1952 werd geboren, ontmoet hij voor het (zelf)portret Fouad Elkoury Par Fouad (55 min.) verder documentairemaker Kamy Pakdel en oude vrienden zoals filmproducer Emmanuel Barrault, journalist Pierre Haski en Francine Deroudille, de dochter van de befaamde Franse straatfotograaf Francois Doisneau – aan wie hij ooit de film Lettres À Francine richtte.

Met hen bespreekt hij het leven en werk waarover hij zich zelf zeker niet in juichtermen uitlaat. Deze stemmige film weerspiegelt de ‘tone of voice’ van de man zelf, die bedachtzaam de ruim zeventig jaar die nu achter hem liggen beschouwt. Aan de hand van de beelden die hij daarvan heeft gemaakt en de herinneringen die deze onvermijdelijk oproepen.

Life Itself

Magnolia Pictures

Hij is een soort merknaam geworden. Voor al uw filmbesprekingen. Ruim tien jaar na zijn dood verschijnen er nog gewoon nieuwe recensies op de website rogerebert.com. Alsof de man zelf, geliefd en gevreesd, nog steeds zijn duim omhoog of omlaag steekt bij elke nieuwe release.

Als de gerenommeerde documentairemaker Steve James in december 2012 begint te filmen voor Life Itself (120 min.), heeft Roger Ebert (1942-2013) nog vijf maanden te leven. Hij ligt met schildklierkanker in het ziekenhuis, krijgt eten toegediend via een infuus en kan alleen nog via een ‘voice synthesizer’ spreken. Zijn gevoel voor humor heeft er niet onder geleden. ‘Ik heb geen angst voor de dood’, zegt hij jolig tegen James. ‘Dood gaan we allemaal. Ik beschouw de dagen die me nog resten als geld op de bank. Als alles op is, word ik ingevorderd.’

Terwijl zijn protagonist onherroepelijk afstevent op het einde van zijn leven, neemt James dat leven, met behulp van ingesproken fragmenten uit Eberts autobiografie, onder de loep. Als jongeling belandt die bij The Chicago Sun-Times, waarvoor hij zijn hele leven zal blijven schrijven, met name als filmjournalist. Ebert ontwikkelt zich tot een autoriteit, een man die een groot publiek bereikt en toch diepte en inhoud heeft. In dit portret wordt dit geïllustreerd met enkele fraaie combinaties van fragmenten uit zijn recensies, versneden met sleutelscènes uit de desbetreffende films.

Roger Ebert breekt echter pas door bij het grote publiek aan de zijde van Gene Siskel, zijn concullega van The Chicago Tribune. Samen introduceren ze een nieuwe vorm van filmkritiek, die daarna wereldwijd school zal maken: twee kenners gaan op de buis het gesprek aan over nieuwe bioscoopfilms en bestrijden elkaar daarbij regelmatig te vuur en te zwaard. In enkele fijne scènes laat deze documentaire uit 2014 tevens zien hoe het er achter de schermen aan toegaat, waarbij de twee tegenpolen tussen de opnames door eindeloos dollen, kibbelen en ruziën met elkaar.

Van rivalen worden ze gaandeweg, zonder dat ze dit nadrukkelijk naar elkaar uitspreken, toch zoiets als vrienden. Samen groeien ze bovendien uit tot een machtsfactor van betekenis in de Amerikaanse filmindustrie. ‘Two thumps up!’ van Siskel en Ebert begint te gelden als de ultieme aanprijzing, die vervolgens een prominente plek op filmposters krijgt. Uiteenlopende cineasten zoals Martin Scorsese, Errol Morris, Ramin Bahrani, Ava DuVernay en Werner Herzog plukken daar de vruchten van en steken in deze film dus de loftrompet over het toonaangevende tweetal.

De nurkse, uitgesproken en grappige Ebert heeft de kijker dan allang voor zich ingenomen. Hij heeft zich laten kennen als een klassiek vat vol tegenstrijdigheden. Een geboren dagbladjournalist, met het spreekwoordelijk radiohoofd, die desondanks een televisiester wordt, de eeuwige vrijgezel die op z’n vijftigste alsnog vol overtuiging in het huwelijksbootje stapt en een absolute eigenheimer die tegen wil en dank beroemd wordt als onderdeel van een duo. En, niet in het minst, als een man die zich durft te laten zien zoals hij is, ook als dat oud, ziek en breekbaar is.

Zonder schaamte toont hij dus ook zijn door operaties en infecties geschonden aangezicht. Tegelijkertijd blijft Roger Ebert – als hij schrijft voor zijn eigen website, waarmee hij z’n tijd eigenlijk best vooruit was – gewoon zijn oude vertrouwde zelf.

Like Tears In Rain

NTR

‘Oh-oh’, zegt Paul Verhoeven in de openingsscène van Like Tears In Rain (78 min.) als Sanna Fabery de Jonge hem vraagt naar zijn eerste ontmoeting met Rutger Hauer (1944-2019). ‘Ik krijg kippenvel als ik eraan denk’, vult zijn collega-regisseur Robert Rodriguez (Sin City) aan. ‘O, mijn hemel’, lacht Jason Eisener, die Hobo With A Shotgun maakte met de Nederlandse acteur. Waarna Mickey Rourke spontaan ontroerd raakt als hij aan Hauer denkt, zijn voormalige tegenspeelster Miranda Richardson een aardige anekdote over hem opdist en de Nederlandse fotograaf en filmmaker Anton Corbijn constateert dat Rutger ‘iemand was die we allemaal willen zijn.’

Terwijl Rutger Hauer op archiefbeelden uit 1988 vervolgens een Golden Globe in ontvangst neemt voor zijn rol in de film Escape From Sobibor, krijgt zijn goede vriendin Whoopi Goldberg nog even de gelegenheid om te vertellen dat ze alles bij hem kwijt kon en steekt Vincent D’Onofrio de loftrompet over ‘s mans vakmanschap. En daarna is het weer aan Paul Verhoeven om het intro van dit persoonlijke portret af te sluiten. Hauer was niets minder dan ‘de belangrijkste acteur die we ooit in Nederland hebben gehad’, aldus de belangrijkste filmregisseur die we ooit in Nederland hebben gehad. Hij kon zichzelf verwerkelijken via Hauer en werkte in totaal vijf keer met hem samen.

En dan kan die documentaire daadwerkelijk beginnen. Waarin Rutger Hauers leven en carrière worden doorgenomen, geïllustreerd met filmfragmenten en aangezet met herinneringen en superlatieven van vrienden en collega’s. Routinewerk, zo lijkt ‘t. Een clichématige Hollywood-docu. Fabery de Jonge heeft alleen iets anders voor ogen. Natuurlijk, deze film over de Nederlandse acteur bevat alle eerdergenoemde elementen, maar vertrekt vanuit een veel persoonlijkere insteek. Rutger Hauer en diens vrouw Ineke ‘Sien’ Hauer – ten Cate, die ook een prominente rol krijgt in dit portret, waren dierbare vrienden van haar ouders en fungeerden als peetouders voor de kleine Sanna.

En dus introduceert Fabery de Jonge haar eigen familie en poogt ze met hen en Ineke – en fraaie privébeelden, veelal van de veelfilmer Hauer zelf – de man achter het imago van ‘de blonde God’ vandaan te halen. Een vrije man. Een avontuurlijke man. Een man ook die zonder angst probeerde te leven. Gehaast, omdat het leven altijd te kort is. Zoals hij van dichtbij ervoer toen zijn boezemvriend Marius, tevens de broer van zijn echtgenote, op 29-jarige leeftijd overleed. Hauer stond zelf net op een keerpunt in zijn carrière en besloot het Nederland van Turks Fruit, Keetje Tippel en Soldaat van Oranje de rug toe te keren en te verkassen naar de VS voor Blade Runner, Ladyhawke en The Hitcher.

Tijdens zijn allereerste dag op een filmset, voor Paul Verhoevens serie Floris (1969), had Hauer zich volgens eigen zeggen al gerealiseerd dat de camera zijn vriend was. ‘En ik besloot dat dit een dans was met het publiek, bijna een tapdans van angst’, vertelt hij daarover. ‘En in veel opzichten een spel. Een denkspel.’ En dat heeft hij tot het einde van zijn leven, dat zich afspeelde tussen Friesland en Hollywood, kunnen spelen. Als de aftiteling van dit ge(s)laagde portret loopt, realiseert menigeen zich ongetwijfeld dat ie (weer) een heel klein beetje van Rutger Hauer is gaan houden, zowel van de begenadigde acteur als van de mens van vlees en bloed daarachter.