App Me Als Je Thuis Bent

KRO-NCRV / NPO Start

Hun namen zijn synoniemen geworden voor ieders nachtmerrie: Marianne Vaatstra, Anne Faber en Lisa uit Abcoude. Één enkele ontmoeting met een onbekende man werd hen fataal. In de driedelige serie App Me Als Je Thuis Bent (105 min.) van Elly de Bont vertellen enkele andere jonge vrouwen over hún ervaringen met zo’n man die de nacht van hen en andere vrouwen afpakt.

De engste versie van seksueel geweld, kortom. Niet door een familielid, niet door een (ex-)partner en niet door een bekende – de meest voorkomende vormen – maar door een volstrekt onbekende man. Een seksueel roofdier, dat vanuit het niets toeslaat en dat dan naar hun keel grijpt, dreigt met een mes en doet wat ie niet laten wil. ‘Gaat het verder zo?’ vroeg de man die Sonja in 2003, op 8 september om precies te zijn, net had verkracht. ‘Rennen, jij!’ kreeg Jolanda op haar beurt te horen van de ‘jogger’ die zich in Nijmegen aan haar vergreep, herinnert ze zich in de eerste aflevering van deze miniserie. Hij zou zeker nog tien andere slachtoffers maken.

Zij vroeg zich later af of ze zijn smerige spel niet te veel had meegespeeld. ‘Had je jezelf niet iets minder weg kunnen geven en dan alsnog kunnen overleven?’ vertelt ze in het tweede deel, dat dealt met de gevoelens die zo’n traumatische ervaring oproept en de ‘victim blaming’ die dan ook onvermijdelijk lijkt. Hadden de Leidse studenten Willemijn en Frederique bijvoorbeeld wel zo laat alleen de straat op moeten gaan? En was het wel verstandig om zoveel te drinken? Willemijn probeerde zelf nog een tijd te ontkennen wat er was gebeurd en gedroeg zich volgens eigen zeggen een beetje ‘jongensgek’. Totdat ze toch echt onder ogen moest zien wat haar was misdaan.

Het seksuele geweld tegen deze jonge vrouwen zorgde tevens voor een algeheel gevoel van onveiligheid in de steden Nijmegen en Leiden. Dat gold al helemaal voor Utrecht, waar eind jaren negentig jarenlang een serieverkrachter actief was. Één van zijn slachtoffers, de geanonimiseerde Noa, vertelt hoe ze van de politie, die zijn sporen wilde vastleggen, in eerste instantie niet mocht douchen. Thuis kon ze zich eindelijk ontdoen van hem. ‘Het is de langste en heetste douche die ik in m’n leven ooit heb gehad.’ Schoon voelde Noa zich echter niet. En dat gevoel bleef, niet in het minst omdat die kerel heel lang uit de handen van de politie wist te blijven.

Jolanda loopt nog altijd met vragen rond. De man die haar overweldigde is nooit gepakt. Zou ‘t dan toch de Utrechtse serieverkrachter zijn? vraagt ze zich af in de slotaflevering van App Me Als Je Thuis Bent, waarin de lange termijn-gevolgen van zo’n traumatische ervaring worden onderzocht. Dan komen ook twee vriendinnen van Anne Faber, die in 2017 werd vermoord door een man die destijds al onder behandeling was van een psychiatrische instelling, aan het woord. Ze zochten destijds mee naar Anne, die bijna twee weken spoorloos was. ‘Je hoopt dat ze nog ergens wordt vastgehouden.’ Meer dan haar jas zou er in eerste instantie echter niet worden gevonden.

Hun herinneringen tarten nog altijd elke verbeelding. De Bont omkleedt alle ervaringsverhalen met stemmige reconstructies en getuigenissen van enkele politiemensen en een officier van justitie, casemanager van Slachtofferhulp en cold case-rechercheur die bij de zaken betrokken waren. Samen geven zij in deze miniserie een indringend inkijkje bij hoe ’t is om de willekeurige prooi te worden en zijn (geweest) van een seksueel roofdier.

The Sessions

Lionheart Productions

Aantekeningen bij The Sessions (71 min.) van Sien Versteyhe.

Aanwezig: een jonge, geanonimiseerde Vlaamse vrouw en haar behandelaar.

Onderwerp: EMDR-therapie vanwege een traumatische ervaring.

SESSIE 1

Een beetje een ‘outsiders-perspectief’ dat ik op bed lig.

Ik maakte ‘t hem ook gewoon zo moeilijk om in mij te gaan.

Het is gewoon een heel vies gevoel.

Hij wist op het moment zelf ook wel dat het niet oké was.

Ik zal je vriend eens vertellen dat we seks hebben gehad.

Sorry….… het voelde gewoon alsof hij nog in mij zat.

Het belangrijkste is dat hij geconfronteerd wordt met heel specifieke dingen uit mijn verhoor.

– openbaar vervoer – sportschool – strand – bellen over strafdossier 

SESSIE 2

Heel moe, hoofdpijn.

Gewoon het heel oncomfortabele gevoel.

Die moet daarvoor al hebben geweten dat ik ‘t niet fijn vond.

Je weet niet wanneer hij gaat vertrekken.

Hetgene wat ik zou willen kunnen doen is gewoon voorbij wandelen.

Straal negeren.

– lopen door het donker – openbaar vervoer – studiezaal – op bed liggen

SESSIE 3

Het laat me meer verdrietig voelen.

Dat ie daar staat in mijn kot.

Mijn omgeving, mijn stekje, mijn grenzen.

Het komt hard binnen.

Dat is gewoon iemand waar ik ooit wel om gegeven heb.

– zwerm vogels – strand – schemerige stad – bellen met gerechtsgebouw 

SESSIE 4

Vorige week zondag ben ik gaan wandelen met mijn vriend.

We wilden een ijsje eten…..

En die zat daar.

Gewoon effe paniek.

– slaapkamer – winkelen – werken in restaurant – lopen door donkere stad

SESSIE 5

De eindbeslissing van de zaak is gevallen…

Tot besluit: nog enkele EMDR-sessies en afronding van de behandeling van de zaak (in totaal: ruim een half uur).

Mijn Woord Tegen Het Mijne

Maasja Ooms / Cerutti Film

Ze zitten recht voor de lens, midden in beeld, en keren hun ziel binnenstebuiten voor psychiater Dirk Corstens, die vanachter de camera luistert. Zij en de stemmen die ze horen. Ze komen allebei aan het woord in een neutraal aangeklede ruimte. Samen – of juist niet samen – laten ze zich in deze therapeutische setting bevragen door de rustig zoekende stem. Over het verhaal achter de stemmen en de identiteiten die zij representeren.

In Mijn Woord Tegen Het Mijne (113 min.) kijkt en luistert documentairemaakster Maasja Ooms (AliciaRotjochies en Jason) heel aandachtig mee naar vijf Nederlanders en de stemmen in hun hoofd. Soms is dat er maar één, soms ook een paar. En een heel enkele keer maar liefst negentien. Tijdens de gesprekken met Corstens of een collega laten zij zich, aangespoord door hun begripvolle gesprekspartner, zien en horen.

Ongeveer tien procent van de mensen, stelt de psychiater, hoort volgens onderzoek wel eens een stem in z’n hoofd. Door die aan het woord te laten, zo is zijn veronderstelling als behandelaar, kunnen deze ‘stemmenhoorders’ ontdekken waarom zij in hun leven zijn gekomen en welke functie ze daarin nu vervullen. De stemmen bestoken hen met kritiek, bieden juist bescherming of proberen hen, dat ook, stelselmatig kapot te maken.

Ooms geeft deze gesprekken alle ruimte en maakt de kijker zo deelgenoot van zeer persoonlijke en intieme sessies, waarin de hoofdpersonen via of ondanks hun alter ego’s de confrontatie aangaan met zichzelf en de trauma’s die hen hebben gemaakt tot wie ze nu zijn. Die stemmen zijn er – tegen wil en dank, uit puur lijfsbehoud ook – en proberen hen iets te vertellen. Al is dat misschien niet altijd letterlijk wat ze zeggen.

Deze therapiesessies, waarbij een enkele oogopslag of de manier waarop iemand zit (of gaat verzitten) alles vertelt over wie er aan het woord is en hoe die zich voelt, zijn in deze gespreksfilm omlijst met enkele gestileerde en geladen scènes, begeleid door serene muziek. Die vertegenwoordigen diep gevoelde, veelal onverwerkte en doorgaans ook verzwegen ervaringen of weerspiegelen juist hun huidige gemoedstoestand.

Stapsgewijs vormt zich zo een beeld van de mens achter de stemmen en hoe die hen een plek kan geven, eens goed luistert naar wat ze te zeggen hebben of hun boodschap naast zich neer durft te leggen – en zo weer/een beetje/meer vrede kan sluiten met een deel van zichzelf. 

Devi

First Hand Films

Om hem te raken, vergrepen ze zich aan haar. Als zus van een lokale rebellenleider werd Devi Khadka op zeventienjarige leeftijd tijdens de Nepalese Burgeroorlog (1996-2006), waarbij maoïstische strijders tegenover het leger van de koning stonden, bruut gemarteld en verkracht. Inmiddels geldt zij in Nepal als een beeldbepalende vrouw. Ze maakte naam als vrouwelijke legercommandant en parlementslid.

In stilte maakt Devi (81 min.) zich er alleen al een tijd kwaad over dat de Waarheids- en Verzoeningscommissie, die na de oorlog door haar eigen partij is ingesteld, in de afgelopen veertien jaar nog geen enkele oorlogsmisdaad tegen vrouwen heeft behandeld. Verkrachting wordt daarmee gelegitimeerd. Terwijl de slachtoffers ervan met de nek worden aangekeken, hebben de daders gewoon carrière kunnen maken.

Devi Khadka besluit de handschoen op te pakken. Ze heeft ook geen keus, vertelt ze in deze geladen film van Subina Shresta. ‘Ik ben tot één conclusie gekomen: als ik me niet uitspreek, zal niemand dat doen.’ Vanzelf gaat dit niet. Khadka probeert tijdens therapie grip te krijgen op haar eigen trauma en moet daarnaast andere oorlogsslachtoffers ervan overtuigen dat ook zij met hun bijzonder pijnlijke verhaal naar buiten treden.

In een mannenmaatschappij zoals Nepal, waar veel vrouwen hun verhaal niet durven te doen en nog meer mannen dat ook helemaal niet willen horen, is dit bepaald geen sinecure. ‘Op het moment lijkt ‘t alsof wij de misdadigers zijn’, houdt ze andere vrouwen, die hun gezicht afschermen voor de camera, voor tijdens een bijeenkomst om ervaringen uit te wisselen. ‘Waarom zouden we onze gezichten anders verbergen?’

Bij de Waarheids- en Verzoeningscommissie zijn slechts 314 zaken van seksueel geweld geregistreerd – waarmee tot dusver dus niets is gedaan. In werkelijkheid moeten er zeker vijf keer zoveel slachtoffers van oorlogsverkrachting zijn. En beide partijen hebben zich tijdens de burgeroorlog schuldig gemaakt aan zulke wandaden. Dat is ook voor Khadka een bittere pil om te slikken: haar partij streed toch voor gelijkheid voor iedereen?

Moedig gaat ze, vergezeld door Shresta’s sensitieve camera, desondanks verder met het bespreekbaar maken van juist datgene waarover eigenlijk niet gesproken wordt. Bij andere vrouwen krijgt ze uiteindelijk enkele huiveringwekkende slachtofferverklaringen los. En bij de mannen aan de macht volgen dan toch de toezeggingen om nu eindelijk eens werk te maken van het seksuele geweld tijdens de Nepalese burgeroorlog.

Tegelijk weet Devi Khadka als geen ander: woorden worden in haar land niet altijd vanzelfsprekend ook gevolgd door daden.

De Bus Naar Mostar

BNNVARA / De Haaien

Er was in feite geen weg terug meer. De 26 meisjes van een Joegoslavisch handbalteam, in leeftijd uiteenlopend van dertien tot en met achttien jaar, waren in 1992 naar het Noord-Hollandse dorp Oosterblokker gekomen voor een pinkstertoernooi. Ze zouden een dag of tien blijven. Daarop hadden ook hun gastouders zich ingesteld. En toen bracht Joško Stanic, de voorzitter van de handbalclub van Mostar en initiatiefnemer van hun trip naar Nederland, een videoband mee uit hun geboorteland. De tieners konden daarop met eigen ogen zien dat hun stad inmiddels helemaal kapot geschoten was.

Achteraf bezien was het een omslagpunt, concluderen enkele speelsters ruim dertig jaar later in de driedelige docuserie De Bus Naar Mostar (128 min.). Het tafereel is destijds ook vastgelegd: een groep meisjes in een willekeurige Nederlandse woonkamer kijkt ontzet naar de ravage die er op hun geboortegrond is aangericht. Ze hebben geen keuze: alles beter dan daar. Een half leven verder woont de helft van de handbalsters nog altijd hier. Ze hebben in Nederland een bestaan opgebouwd. Als, ja, vluchteling. En in de wetenschap dat hun families en vrienden in barre omstandigheden moesten zien te overleven.

Onder begeleiding van psycholoog Iva Bicanic maken vier van deze vrouwen nu een symbolische reis, met de bus terug naar waar ze ooit, 33 jaar geleden, zijn vertrokken. ‘Het is maar voor een paar dagen’, grapt één van hen naar de Hollandse vrienden die zijn gekomen om hen uit te zwaaien. ‘Daar gaan die buitenlanders uit Blokker’, vult een ander geëmotioneerd aan. Onderweg komen er in deze miniserie van Yvette Nieuwstad, die voortborduurt op het boek De Bus Uit Mostar van GerBen van ’t Hek en Rens Lieman, natuurlijk allerlei herinneringen boven aan de heenreis die al snel meer dan zomaar een pleziertripje werd.

Tegelijk blijkt het geheugen ook trucs met Tea, Lidija, Mirela en Lemja uit te hebben uitgehaald. Niet alles wat ze nu tegenkomen strookt met hun herinneringen. Om voor eens en altijd duidelijkheid te krijgen, leggen ze in de bus alle brieven en dagboeken naast elkaar en maken een sluitende tijdlijn. En eenmaal op de plaats van bestemming, het Mostar van hun jeugd, gaan ze in gesprek met de achterblijvers – al gaat dat niet bij iedereen van harte. Want de oorlog blijkt ook ruim dertig jaar na dato nog altijd lastig terrein. En die heeft tevens de 26 tienermeisjes, die naar de andere kant van Europa werden gestuurd, ernstig beschadigd.

Via archiefbeelden van hoe ’t de handbalsters en hun gastgezinnen destijds verging in het verre Nederland brengt Yvette Nieuwstad ook dat beladen verleden in beeld. Daarnaast kijkt ze in het hier en nu mee bij de activiteiten, ontmoetingen en gesprekken van haar hoofdpersonen en begeleidt die met een toepasselijke Balkan-soundtrack. Iva Bicanic verbindt de verschillende elementen intussen met een bespiegelende voice-over. Samen fabriceren ze zo een solide verslag van een bewogen trip. Waarbij alle betrokkenen, zoals ‘t hoort bij een roadmovie, ook een innerlijke reis maken en daar gelouterd uitkomen.

Het verleden mag dan niet definitief afgesloten zijn, het heeft wel meer z’n plek gevonden.

Critical: Between Life And Death

Netflix

Elke patiënt gaat naderhand mee naar huis, stelt orthopedisch chirurg Ibraheim. Ze worden stuk voor stuk doodsbang binnengebracht bij het Londense ziekenhuis King’s College, lijdend aan helse pijnen en volledig overgeleverd aan hen, de zeer professioneel opererende verleners van traumazorg. En die nemen hen na gedane arbeid in gedachten mee naar hun eigen leven, waarbij vaak dan pas tot hen doordringt wie ze voor hun ogen, op hun monitor of onder hun mes hebben gekregen en wat het letsel dat zij hebben opgelopen zou kunnen betekenen voor hun verdere levens.

Aan de hand van enkele concrete casussen brengt Critical: Between Life And Death (278 min.) het werk in beeld van meldkamermedewerkers, traumahelikopterartsen, ambulanceverpleegkundigen, eerste hulp-doktoren, traumaspecialisten en chirurgen van verschillende Londense ziekenhuizen. De eerste aflevering van deze zesdelige docuserie van Jermaine Blake, Matt Haan en Toby Paton zet de kijker enigszins op het verkeerde been met de nasleep van een ernstig ongeluk met een kermisattractie, verteld door familieleden en hulpverleners, waarbij het tot het einde ongewis blijft wie er hoe overleeft. Een gedegen real life-thriller, die niettemin redelijk inwisselbaar blijft

In de volgende afleveringen graaft Critical, dat doet denken aan de Amerikaanse ziekenhuisseries Lenox Hill en Emergency NYC, aanmerkelijk dieper. Via enkele gewone Londenaren die ingrijpend letsel hebben opgelopen als gevolg van een ongeluk of aanval wordt, doorgaans verspreid over meerdere afleveringen, het systeem in beeld gebracht waarin zij dan terechtkomen. Multidisciplinaire teams proberen de opgelopen schade – gevisualiseerd met verhelderende animaties – zoveel mogelijk te beperken en komen uiteindelijk soms voor de ultieme keuze te staan: leven of ledemaat. Die vraag kan natuurlijk maar op één manier worden beantwoord. Het is wel de vraag wat dit dan voor het leven van de desbetreffende patiënt betekent. Hoe moet die verder zonder hand of been?

Blake, Haan en Paton richten hun camera tevens op het precisiewerk in de operatiekamer  – als het bordje ‘theatre in use’ oplicht – dat zéér expliciet In beeld wordt gebracht. De bloederige close-ups van chirurgische ingrepen zijn vast niet aan iedereen besteed en voelen soms wat overdadig. Tegelijkertijd is er ook aandacht voor de mentale impact van het lichamelijke trauma. De 23-jarige jongeling Isaac is bijvoorbeeld bruut mishandeld. Wat hebben de schoppen tegen zijn hoofd te weeg gebracht in zijn brein? Zal dit ooit weer normaal functioneren? En hoe is ’t überhaupt om verder te gaan na zo’n traumatische ervaring, of ’t nu gaat om een ingrijpend ongeval of een laffe aanval?

Verder zoomt Critical in op de persoonlijke verhalen van zowel enkele patiënten en hun families als de individuele leden van het traumateam, die in hun eigen levens soms ook met fysiek letsel te maken hebben gekregen en zich daarom terdege realiseren wat de impact van hun job kan zijn. Deze miniserie zet hun essentiële werk vol in de schijnwerpers en maakt zo de gevolgen van trauma bij gewone burgers en de permanente balanceeract van het zorgsysteem om de schade weer zoveel mogelijk te herstellen zichtbaar en voelbaar.

Ik Was Een Kind

Doxy / EO

‘Wat heb ik van die man gehouden!’ constateert Anneloes van ‘t Licht aan het einde van Geertjan Lassches indringende film Ik Was Een Kind (76 min.). Het is een bijzonder wrange conclusie. Diezelfde man – haar eigen vader, inmiddels overleden – heeft haar ook gesloopt.

Als zestienjarig meisje deed Anneloes aangifte tegen hem, een bekende SGP-politicus. Vanwege seksueel misbruik. Incest. Nu, 25 jaar later, overziet ze de schade die dat heeft veroorzaakt in haar leven. De manier waarop ze na die aangifte, ook tegen haar broer, werd behandeld vond ze nog erger dan het misbruik zelf. Ze werden bovendien niet veroordeeld – ook niet in hoger beroep. Het bewijs zou onrechtmatig zijn verkregen.

Voor deze documentaire heeft Anneloes brieven rondgestuurd, in de Gereformeerde gemeenschap waarbinnen ze opgroeide. De brief aan haar moeder heeft ze persoonlijk bezorgd. Slechts een enkeling – een broer van vader, een nicht, een gezinsverzorgster – blijkt bereid om met haar in gesprek te gaan. Net als tal van hulpverleners, die ze in die heftige periode en het van tragiek doortrokken leven daarna, op haar pad vond. 

Van ‘t Licht nodigt hen uit, om de maalstroom van gebeurtenissen die haar hebben getekend door te nemen, om er samen vat op te krijgen. Lassches camera is daarbij permanent gericht op de hoofdpersoon, die centraal in beeld zit. De anderen zijn niet meer dan passanten in haar schrijnende relaas. ‘Ik moet dit doen’, houdt ze zichzelf voor in dagboekfragmenten die de ontmoetingen inkaderen. ‘Voor mezelf, voor m’n kinderen.’

Met deze documentaire wil Anneloes zichzelf laten zien, ‘met alles wat er in mij zit’. Woede bijvoorbeeld. Over de ‘victim blaming’, verhalen over ‘seksueel wervend gedrag’. ‘Dat jullie ‘t in het verborgene willen houden, ergens snap ik het zelfs nog’, zegt ze boos tegen de camera. ‘Maar stóp met mij de schuld geven. Ík heb niet mezelf misbruikt.’ Ze laat een stilte vallen. ‘En ma, u weet, u wéét, dat ik de waarheid spreek. U wéét het.’

Ik Was Een Kind is echter niet zozeer een keiharde afrekening met haar familie als wel een poging om te begrijpen wat er is gebeurd, waarom haar dierbaren hebben gehandeld zoals ze deden en wat dit nu voor haar betekent. De film markeert wel het afscheid van een waardensysteem en de bijbehorende zwijgcultuur, waarvan Anneloes niet langer deel uit wil en kan maken – ook al zit dit, of ze nu wil of niet, diep in haar verankerd.

Die worsteling met het verleden, haar familie en zichzelf is pijnlijk om te zien. Een lijdensweg, een afspiegeling van de weg die ze daadwerkelijk heeft moeten afleggen, die in het hier en nu, voor de camera, nog eens wordt opgeroepen, om die dan, als ‘t enigszins kan, definitief achter zich te laten. Zodat de vrouw, die gedwongen door de omstandigheden altijd kind moest blijven, nu eindelijk in het heden kan gaan leven.

Marwencol

marwencol.com

In een zelfverzonnen Belgisch dorpje heeft Mark Hogancamp zichzelf teruggevonden. Tijdens een dronken avond op 8 april 2000 werd de 38-jarige Amerikaan door vijf mannen in elkaar geslagen. Hij lag daarna negen dagen in coma en veertig dagen in het ziekenhuis. Zijn zorgverzekeraar was vervolgens niet langer bereid om zijn behandeling te betalen. Hogancamp, die een fikse hersenbeschadiging had opgelopen en bovendien zijn geheugen was kwijtgeraakt, moest z’n eigen boontjes maar gaan doppen.

Met behulp van zijn eigen verbeeldingskracht is de voormalige zuipschuit, die tegenwoordig geen druppel meer drinkt, beland in Marwencol (82 min.), een dorp dat hij in zijn eigen achtertuin heeft gebouwd en laat bewonen door poppen. Hun leven speelt zich af ten tijde van de Tweede Wereldoorlog: stoere G.I. Joe’s, met een verleidelijke Barbie aan hun arm, krijgen ‘t daar geregeld aan de stok met snode SS’ers. In deze zelf gecreëerde wereld kan Mark Hogancamp de liefde beleven of zijn trauma’s verwerken.

Mensen uit zijn directe omgeving in Kingston, New York, kijken er niet meer vreemd van op als ze zichzelf herkennen in een personage, vertellen ze in dit talloze malen bekroonde debuut van documentairemaker Jeff Malmberg (Shangri-La & The Saint Of Second Chances) uit 2010. Hogancamp geeft hen stuk voor stuk een alter ego, zodat hij in dat fictieve dorp in elk geval wordt omringd door vrienden en bekenden. Dan kan hij in het reine komen met zijn verleden en de traumatische avond die hem blijft achtervolgen.

In Marwencol zet de voormalige drinkebroer de werkelijkheid heel nauwgezet naar zijn hand. En met de foto’s die hij van deze geënsceneerde situaties en gebeurtenissen maakt, bouwt Mark Hogancamp zelfs zijn eigen publiek op. In dit delicate portret, rudimentair gefilmd en gemonteerd en met nostalgische muziek aangekleed, registreert Malmberg hoe er zelfs een expositie wordt opgezet. Dit blijkt geen onverdeeld genoegen voor de getroebleerde man, met een verleden dat hij zelf eigenlijk ook liever vergeet.

Deze documentaire toont intussen de kracht van verbeelding. In zijn fantasie kan Hogancamp zijn angsten en frustraties uitleven, dealen met zijn eigen misstappen en zich heel even, in een wereld waarvan hij onmiskenbaar de schepper is, veilig voelen. Dat is een zeer aansprekend idee gebleken. In 2018 heeft regisseur Robert Zemeckis (Back To The Future, Forrest Gump en Who Framed Roger Rabbit?) Marwencol nog gebruikt als uitgangspunt voor een speelfilm met Steve Carrell: Welcome To Marwen.

En Mark Hogancamp heeft er Mark Hogancamp ontdekt: in die dronkenlap – met saillante heimelijke voorkeuren, waarmee hij zijn aanvallers in de kroeg tegen zich in het harnas joeg – bleek zowaar een kunstenaar verborgen te zitten.

The Flats

Films de Force Majeure

Die pleister over zijn neus, om de plek te camoufleren waar de kogel weer naar buiten was gekomen. Dat beeld is hij nooit kwijtgeraakt. Joe McNally was negen jaar oud toen zijn zeventienjarige oom Cocke, de jongste broer van zijn moeder, werd vermoord door The Shankill Butchers, een groep beroepsmoordenaars van The Ulster Volunteer Force. Die dag, 2 oktober 1975, zette Joe’s eigen betrokkenheid bij ‘The Troubles’ in Noord-Ierland in gang, vertelt hij aan zijn therapeute Rita Overend. Binnen een half jaar gooide hij, nog geen tien, z’n eerste benzinebom namens het beruchte Irish Republican Army.

Samen met buurtgenoten uit The Flats (15 min.), gesitueerd in de katholieke volkswijk New Lodge in Belfast, speelt McNally zulke formatieve ervaringen na. Deze re-enactments, gecombineerd met archiefbeelden van de traumatische periode die de getormenteerde Joe op zijn televisietoestel terugkijkt, illustreren hoe iedereen z’n eigen butsen en schrammen heeft opgelopen. Hun leefomgeving, bijgenaamd ‘murder mile’, wordt tegenwoordig geteisterd door drank- en drugsverslaving en zelfdodingen. Want praten, daar doen ze meestal niet aan. Opkroppen, wegdrukken, kapotgaan.

De Italiaanse regisseur Alessandra Celesia schakelt intussen voortdurend tussen heden en verleden, fictie en non-fictie, therapie en het echte leven en Joe en z’n buurtgenoten. Dat maakt haar film niet altijd even gemakkelijk te verhapstukken, maar draagt uiteindelijk wel bij aan het gevoel dat de desolate staat van New Lodge, waar McNally zich zo’n beetje dagelijks woest maakt over de handel in crack en cocaïne, niet los is te zien van die gewelddadige geschiedenis van de wijk – ook al behoren die Troubles dan officieel al zeker 25 jaar, sinds het Goedevrijdagakkoord van 1998, tot het verleden.

Jolene Burns, een jonge vrouw die al de nodige klappen heeft gekregen in het leven en in zingen een heerlijke uitlaatklep heeft gevonden, wil bijvoorbeeld zo graag dat licht aan het einde van de tunnel zien, maar ze gelooft er niet meer in. Elke dag ziet ze hoe haar zus lijdt. Sinds een overdosis, nu drie jaar geleden, ligt ze alleen nog maar in bed, als een hulpeloze volwassen baby, wachtend op genade. Die kan ook Jolene haar niet geven. Ze heeft alleen een lied, over toen ze als meisje een slipje van haar leende. Ze zingt ‘t vol overgave, in een heel pijnlijke scène, en vervolgt het nummer dan in de plaatselijke pub.

Zo bevatten The Flats tal van wrange verhalen. Over pijn, trauma en verlies – en het zoeken naar een heel klein beetje troost.

Six Schizophrenic Brothers

Firecracker

In de eerste vijftien jaar na de Tweede Wereldoorlog kregen Don en Mimi Galvin maar liefst tien zoons. Begin jaren zestig werd het Amerikaanse gezin op de valreep ook nog verrijkt met twee meisjes: Margaret en Mary. En die laatste, de jongste dus van in totaal twaalf kinderen, fungeert nu als verteller voor het tragische verhaal van haar familie. Mary Galvin wordt daarbij in de rug gesteund door enkele broers: nummer drie (John), zes (Richard) en acht (Mark). Samen verhalen ze over hun Six Schizophrenic Brothers (168 min.).

Deze vierdelige serie van Lee Phillips is gebaseerd op het indringende boek Hidden Valley Road: Inside The Mind Of An American Family (2020) van Robert Kolker. Over een gezin met een onmogelijk kruis om te dragen. Als na oudste zoon Donald ook nummer twee (Jim) en vier (Brian) als jongvolwassene ernstig gestoord gedrag beginnen te vertonen, wordt duidelijk dat er een genetische kwetsbaarheid zit in de familie Galvin. Uiteindelijk zullen zes zoons ten prooi vallen aan schizofrenie. Ze krijgen last van hallucinaties, horen stemmen en verliezen zich in onwerkelijke angsten.

In de jaren zeventig escaleert de situatie volledig bij het gezin dat z’n intrek heeft genomen in een huis aan Hidden Valley Road in Colorado Springs. De ene na de andere zoon ontspoort, soms onder invloed van het gebruik van softdrugs. Don, docent op de luchtmachtacademie, en zijn zorgzame vrouw Mimi kunnen hun zoons al snel niet meer de baas. Ze worden steeds gewelddadiger, een gevaar voor zichzelf en hun directe omgeving. Totdat het komt tot enkele huiveringwekkende incidenten, die een spoor van verwarring, pijn en verdriet door de Galvin-familie trekken.

Er valt best het nodige aan te merken op Six Schizophrenic Brothers. De miniserie wordt bijvoorbeeld enigszins ontsierd door opzichtige true crime-clichés (cliffhangers, duistere reconstructiebeelden en een onheilspellende soundtrack) en platte horror-esthetiek (gebroken spiegels en brandende foto’s bijvoorbeeld). Ook het idee om de zieke broers Don (één), Matthew (negen) en Peter (tien) te interviewen in een soort duistere parkeergarage, waarmee ze in wezen worden gelijkgeschakeld aan de eerste de beste creep uit een trashy crimedocu, getuigt bepaald niet van goede smaak.

Phillips kijkt in eerste instantie ook nauwelijks over de persoonlijke verhalen van de broers heen. Geen aandacht dus voor de mogelijke (erfelijke) oorzaak van de Galvin-problematiek.  De filmmaker concentreert zich liever op de drama’s en excessen; van mishandeling en seksueel misbruik tot zelfdoding en moord. Methodisch werkt hij die individuele verhalen vervolgens uit tot een familieportret, dat zo schrijnend is dat het toch niemand koud zal laten. En uiteindelijk plaatst hij alle gebeurtenissen weer in hun context, waarbij tevens het grotere verhaal, schizofrenie, in beeld komt.

Hoe tragisch ook, de familie Galvin is een zeer geschikt onderzoeksobject om de wetenschappelijke kennis over deze verpletterende aandoening verder uit te diepen. En dat houdt natuurlijk ook niet op bij de kinderen die Don en Mimi tussen 1945 en 1965 op de wereld hebben gezet. Hoe vergaat ’t bijvoorbeeld hun nageslacht? Deze serie, die ondanks al z’n gebreken tóch een indringende kijkervaring wordt, eindigt dan ook bij Mary Galvins kinderen: wat betekent ‘t voor hen, en hun geestesgesteldheid, om Zes Schizofrene Ooms te hebben?

Mary Galvin was bij nader inzien, getuige dit interview, toch niet zo tevreden over de insteek, toon en de vormgeving van de serie.

Quad Gods

HBO Max

Als de kolossale krachtpatser Titus O’Neil staat hij beslist zijn mannetje in de worstelring. In werkelijkheid zit de Afro-Amerikaanse dertiger Richard Jacobs in een rolstoel. Een kleine tien jaar geleden heeft zijn leven een dramatische wending gekregen en liep hij een dwarslaesie op. ‘Niet zo’, dacht hij nog, toen het noodlot zich aandiende, in de vorm van twee mannen met een wapen. En, denkend aan zijn vrouw en kinderen: ‘God, niet nu!’

Met teamgenoten zoals Repnproof, Mongo Slade en Whiplash247 behoort Richard, onder de noemer Breadwinner1007, tegenwoordig tot de Quad Gods (83 min.), een e-sportsteam dat volledig uit Amerikanen in een rolstoel bestaat. In videogames proberen ze hun tegenstanders te verslaan en zichzelf te overwinnen. Want videogamen kan heilzaam zijn. Dat is tenminste de stellige overtuiging van Quad Father, ofwel dokter en neurowetenschapper David Putrino.

De arts van het Abilities Research Center van het New Yorkse Mount Sinai Hospital wil het idee onderuit halen ‘dat biologie je lot bepaalt’. Concreet: dat iemand die ruggengraatletsel heeft opgelopen, de gevolgen ondervindt van een hersentrauma of een beroerte heeft gehad zich maar moet schikken in z’n lot. Putrino is ervan overtuigd dat ook mensen zoals zij zich kunnen blijven ontwikkelen en dat gamen daarin een essentiële rol kan spelen.

Deze straffe film van Jess Jacklin volgt hoe enkele Quad Gods zich staande proberen te houden in zowel de echte als de virtuele wereld. Het zijn mannen, door het lot met elkaar verbonden, die weten hoe ’t is om gevangen te zitten in je eigen lichaam en die tegelijkertijd het leven ten volle willen aangaan. Kun je bijvoorbeeld autorijden als je verlamd bent? Een baan als etensbezorger voor Über aanhouden? Lekker daten? Of toch weer ‘gewoon’ lopen?

Bij elkaar vinden ze steun, kameraadschap en humor. En deze documentaire, waarin Jacklin met animaties hun vorige levens en de games verbeeldt, toont hen zoals ze nu zijn: mensen van vlees en bloed die nog altijd balen als ze verliezen, kunnen ruziën over het ontbreken van winnaarsmentaliteit bij de ander of een blowtje roken, omdat daarmee zenuwpijn op de lange termijn misschien wel beter is te bedwingen dan met reguliere, doorgaans zeer verslavende pijnstillers.

De Quad Gods werken in dit groepsportret toe naar een all-adaptive esportstoernooi, waar maar liefst 50.000 dollar aan prijzengeld is te verdelen, maar zijn uiteindelijk vooral onderweg naar zelfacceptatie. ‘Ik ben trots op mezelf’, stelt Blake Hunt, aka Repnproof, bijvoorbeeld aan het einde. ‘Ik ben trots op m’n rolstoel. Ik hoef niet te lopen. Dat betekent niets meer voor me. Ik heb één identiteit verloren en mijn echte ik gevonden. Het was een hergeboorte. Ik ben wie ik moest zijn.’

Stemmen Van Naoorlogse Generaties 

Documentary Collective / Mokum

Driekwart eeuw nadat Indonesië onafhankelijk werd, is er in diverse Nederlandse documentaires volop aandacht voor Nederlands Indië. Indië Verloren… belicht bijvoorbeeld de (geo)politieke machinaties rond de vrijmaking van de voormalige kolonie, Als Ik Mijn Ogen Sluit vertelt de verhalen van de vrouwen en kinderen in de Jappenkampen en Kleinkinderen Van De Oost laat het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger herleven.

Van dat niveau is deze film zeker niet. In Stemmen Van Naoorlogse Generaties (81 min.) richten schrijfster Simone Berger en fotograaf/filmmaker Armando Ello zich op de psychische en emotionele wonden die de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog heeft geslagen. Angst en stress zijn, veelal onbewust, doorgegeven aan volgende generaties, die getekend worden door een koloniaal verleden en een oorlog waarvan ze zelf nooit deel hebben uitgemaakt.

Kampbewakers maakten het leven van de vader van schrijfster Dido Michielsen bijvoorbeeld onmogelijk met het dagelijkse dreigement dat zij zijn rechterhand zouden afhakken. Volgens haar at hij daardoor zijn hele leven alsof de Duivel hem op z’n hielen zat. Het maakte hem ook ‘een beetje sadistisch’. Als de kleine Dido naar zijn smaak te langzaam at, deed vader alsof hij de politie belde. Zodat zij in de veronderstelling was dat ze elk ogenblik kon worden opgehaald.

Berger en Ello geven verder de auteurs Adriaan van Dis, Marion Bloem, Reggie Baay en Sylvia Pessireron, die stuk voor stuk over hun Indische verleden publiceerden, ruimte voor hun persoonlijke verhaal. Ze laten performances van dichter/muzikant Robin Block, zangeres Esmay Usmany en danseres Cheroney Pelupessy zien. En ze spreken met therapeuten van de Trauma Company en laten een soort explainers over ‘de invloed van angst en stress op lichaam en brein’ zien.

Stuk voor stuk interessante elementen, die echter maar moeilijk een eenheid vormen. En daarbinnen moet dan ook nog ruimte worden gevonden voor het familieverhaal van de makers zelf en een interview met de Arnhemse burgemeester Ahmed Marcouch over het belang van herdenken. Het resultaat is een onevenwichtige film, waarin alle aspecten van dat beladen verleden naar hun plek zoeken.

Valkenburg In De Geul

NTR

Een half jaar na de grote overstromingen in Limburg, op 14 juli 2021, gaat documentairemaker Hans Heijnen voor het eerst met de camera op pad naar zijn geboortegrond, naar wat in die fatale zomer bijna Valkenburg In De Geul (138 min.) leek. In de navolgende jaren legt hij vast hoe de bewoners van het Geuldal hun psychische, lichamelijke én financiële wonden likken na het verwoestende water.

In de eerste aflevering van de driedelige serie steekt Heijnen bijvoorbeeld z’n licht op bij Hotel Walram, dat weer wordt geopend als de materiële schade van de watersnoodramp min of meer is gerepareerd. De mentale schade is intussen nog duidelijk aanwezig bij eigenaar Georges Laheij, die zijn levenswerk bedreigd zag en zich nu genoodzaakt ziet om een stapje terug te zetten. Intussen beijvert zijn vrouw Claudia Volders zich voor een monument en legt ze contact met Groningse aardbevingsslachtoffers en kampt hun studerende zoon Da-Yves met sombere gedachten.

Heijnen legt zijn oor te luister bij diverse bewoners die een kras op hun ziel hebben opgelopen door het wassende water. De één is getraumatiseerd door de watersnoodramp zelf, een ander is uiteindelijk meer getroffen door de ramp na de ramp, het bureaucratische gevecht met allerlei (uitkerende) instanties. Heijnen bevraagt hen in hun gezamenlijke taal, het Limburgs, en appelleert ook nadrukkelijk aan hun trots op de wereld, waarvan ook hijzelf een kind is. Deze miniserie wordt daarmee tevens een soort ode aan het Limburg van zijn jeugd, compleet met tamelijk dikke muziek.

Hans Heijnen sluit daarnaast aan bij Valkenburgs burgemeester Daan Prevoo. Die spreekt bij een stille tocht over het belang van saamhorigheid, naastenliefde en solidariteit en heeft ‘t dan ook over het voorbereiden op een nieuwe toekomst. ‘Want ja, het kan weer gebeuren!’ Hij is de eerste en enige die in deze serie het woord ‘klimaatverandering’ in de mond neemt. Misschien hadden er dodelijke slachtoffers moeten vallen, denkt de burgervader soms. Dan werd de noodzaak om er écht iets aan te doen, zowel in Den Haag als in de lokale gemeenschap, misschien wat meer gevoeld.

Gaandeweg drijft Valkenburg In De Geul zo nu en dan een beetje weg van de overstroming in juli 2021 en komen er enkele typische Heijnen-types boven – die eerder zijn ‘Limburgse’ films Bokken En GeitenBewakers Van Bemelen en Het Kruis Van Tegelen bevolkten. Helmuth Schetters bijvoorbeeld, een verstokte vrijgezel met bindingsangst. Of zijn vader, de voormalige smid Jan. Die heeft in het geheim een oventje gemaakt, zodat hij straks in zijn eigen tuin kan worden gecremeerd. Schetters heeft alleen nog een vergunning nodig om de as daarna weg te laten wegstromen in de Geul.

Het is een typerende scène voor deze serie en Heijnens complete oeuvre. Als filmmaker schurkt hij dicht tegen zijn personages aan – veelal gewone Limburgers met een uitgesproken mening of aandoenlijk weerhaakje. Hij geeft hen vervolgens de gelegenheid om hun, doorgaans tamelijk traditionele, kijk op het leven te delen. In dialect. Met veel gemeenschapszin. En niet zonder chauvinisme. Enkele gesprekspartners verontschuldigen zich er zelfs voor dat ze hem niet in de plaatselijke taal te woord kunnen staan. Omdat ze nu eenmaal met Nederlands zijn opgevoed.

Ook zij kunnen echter getuigen van het trauma dat 14 juli 2021 heeft veroorzaakt in de gemeenschap van Valkenburg. De directe nood daarvan krijgt, naarmate dit groepsportret vordert, langzaam een plek in het collectieve geheugen, zodat er weer ruimte komt voor de toekomst. Met hoogwater, zo realiseert menigeen zich en blijkt in 2023 nog eens ten overvloede, dat wel.

Trailer Valkenburg In De Geul

You Were My First Boyfriend

HBO Max

‘Is dit een eerbetoon of een traumaoefening?’ vraagt de Amerikaanse veertiger Cecilia Aldarondo aan haar zus Laura, terwijl ze samen de videoclip Crucify van Tori Amos, een toonaangevende artiest uit hun tienerjaren, proberen na te spelen. ‘Maar jij bent prachtig’, reageert Laura. Cecilia is niet overtuigd: ‘Ik ben het verkeerde soort mooi.’ Ze probeert haar tranen weg te poetsen. ‘Wat maakt het uit dat je een andere maat hebt?’ probeert haar zus. Cecilia laat zich echter niet van de wijs brengen. ‘Ze noemden me niet voor niets dik.’ Even later liggen de twee alweer in een deuk om al die ‘dunne, saaie mensen’. Cecilia: ‘Als je zo dun bent, waar blijft je ziel dan?’

Eenmaal uitgelachen beginnen de zussen alsnog aan een minutieuze reconstructie van de clip van Tori Amos, die voor hen destijds gold als de belichaming van krachtige vrouwelijkheid. In de egodocu You Were My First Boyfriend (93 min.) roept Cecilia Aldarondo nog meer onuitwisbare herinneringen aan haar tijd als onhandige puber in Winter Park, Florida op. Ze ontmoet bijvoorbeeld de jongen, een kalende man inmiddels, op wie ze jarenlang heimelijk verliefd was, bezoekt een schoolreünie en reconstrueert, terwijl de persoon in kwestie meekijkt, een scène waarin de populaire meisjes van haar school een gezet klasgenootje pesten en zij zelf niet ingrijpt.

Met acteurs en mensen uit haar directe omgeving reconstrueert ze enkele ijkpunten van haar jeugd. De ene keer proest Cecilia ’t dan uit van het lachen, een andere keer is ze tot tranen toe geroerd. Want die tienerjaren waren voor haar, een onzekere puber met wortels in Puerto Rico, bepaald geen onverdeeld genoegen. Ze wilde populair zijn, maar dat lukte maar niet. En van de vriendin die ze wél had – de nerdy Caroline, die nog een sleutelrol zal spelen in deze film – nam ze uiteindelijk afstand. Van het kijken naar Monty Python, praten in filmquotes en naspelen van scènes uit Wayne’s World word je immers ook niet per se een High Class-type.

‘Waarom bewaar ik de dingen die me pijn doen?’ vraagt Cecilia zich nu af. Waarom koester ik niet gewoon de dingen waarop ik trots ben of die me blij maken? Deze particuliere film, die toch ook wel weer herkenbaar is voor iedereen die een onzekere tiener is geweest (en wie was dat niet?), is haar poging om in het reine te komen met de trauma’s van haar jeugdjaren en die een nieuwe plek te geven in het leven dat ze nu leidt als volwassen vrouw. De vorm die ze daarvoor kiest is best origineel, maar wat die nu precies oplevert? Kun je bijvoorbeeld werkelijk een vriendschap leren begrijpen door samen met een actrice enkele herinneringen na te spelen?

In deze verlate teencomedy, aangekleed met signatuursongs van Pearl Jam en Buffalo Tom, natuurlijk wel. Aan het eind van de zoektocht ligt, zoals het hoort bij een Amerikaanse film, een wijze levensles te wachten. En Cecilia Aldarondo neemt die natuurlijk gretig in ontvangst. Waarna ze in de slotscène nog een hommage brengt aan twee van haar favoriete films, Big en Postcards From The Edge.

Clean

Periscoop Film

Zonder haar stonden familie, vrienden en buren in Melbourne er waarschijnlijk nog steeds alleen voor, betoogt Sandra Pankhurst. Met enorme overlast en mogelijk zelfs allerlei trauma’s tot gevolg. Nu wordt bij een onverwacht overlijden, een onverbeterlijke hoarder of een bloedige (zelf)moord de hulp ingeroepen van Specialized Trauma Cleaning (STC). Pankhursts bedrijf maakt de boel weer Clean (92 min.). Grondig en professioneel, maar ook altijd met oog voor de mens.

Want dat is de filosofie van STC’s oprichtster, die sinds het verschijnen van haar autobiografie The Trauma Cleaner in 2017 is uitgegroeid tot een bekende persoonlijkheid en veelgevraagde spreker in Australië. Uit eigen ervaring weet zij hoe het is om in de hoek te zitten waar, letterlijk, de klappen vallen. Als geadopteerd meisje bleek zij in haar nieuwe gezin uiteindelijk toch niet gewenst. Toen er onverwacht nog een nieuw ‘eigen’ kind kwam was de kleine, sowieso al ontwortelde Sandra zelfs helemaal niet meer welkom in huis.

Na die ontluisterende ervaring volgde een turbulent leven, dat pas tot bedaren kwam toen ze begin jaren negentig haar lotsbestemming vond in een eigen traumareiningsbedrijf. Dat wordt tegenwoordig niet alleen bij calamiteiten ingeschakeld, maar assisteert ook mensen die vanwege een verslaving, psychische problemen of een beperking niet voor zichzelf kunnen zorgen. Filmmaker Lachlan McLeod sluit voor deze docu bij enkele medewerkers aan en legt via hen het achterstallig onderhoud vast dat een mensenleven soms oplevert of de totale ravage waarin dit ook kan uitmonden.

‘Volgens mij zijn we allemaal één of twee slechte beslissingen verwijderd van deze manier van leven’, zegt STC-medewerker Rod Wyatt, terwijl hij samen met enkele collega’s een ongelooflijk hoardershuis uitruimt. ‘Of je nu aan de rand van de financiële afgrond staat, psychische problemen hebt of kampt met een trauma.’ Ergens in de gigantische rommel hopen de puinruimers ondertussen nog een verlovingsring aan te treffen. Ze doen hun werk met compassie, stelt Wyatt. Want uit eigen ervaring weten ze maar al te goed hoe gemakkelijk het leven uit de bocht kan vliegen.

Clean houdt intussen, netjes natuurlijk, het midden tussen een innemend portret van een bijzonder kleurrijke persoonlijkheid, die vanwege de longaandoening COPD inmiddels meer verleden dan toekomst heeft, en een observerende film over de activiteiten van haar medewerkers, die letterlijk met de keerzijden van het menselijk bestaan worden geconfronteerd. Te midden van alle malheur en rotzooi is een levensles te vinden over menselijkheid en vooral niet te snel oordelen. Een hartveroverende ode ook aan in alle opzichten veeleisend werk: schoonmaken met mededogen.

Emergency NYC

Netflix

Met Emergency NYC borduren de makers van de bijzonder indringende ziekenhuisserie Lenox Hill (2020) verder op hetzelfde concept. En dan komt dus ook de oorspronkelijke bespreking goed van pas. Met enkele kleine aanpassingen (vetgedrukt) is die zomaar geschikt te maken voor deze vervolgserie:

’Joe is veertig, heeft twee kinderen, een vrouw en een grote familie’, stelt neurochirurg David Langer de patiënt voor aan zijn collega’s. De man heeft bij een ongeluk een kogel in zijn rug gekregen. ‘Hij komt oorspronkelijk uit Oekraïne. Zijn hele familie is Oekraïens. Het is best een trieste situatie, maar we gaan doen wat we kunnen.’ Na tien seconden stilte gaat het team aan de slag.

Weinig omgevingen vormen een vruchtbaarder decor voor documentaires dan een ziekenhuis – of een traumahelikopter of ambulance. In elke kamer liggen de verhalen voor het oprapen. Van mensen die ziek, gewond of zwanger zijn en nodig geholpen moeten worden. Door artsen en verpleegkundigen die onder voortdurende hoogspanning werk van levensbelang doen. Waarbij de ‘uitslag’ op voorhand vaak nauwelijks is te voorspellen. Intussen moeten ze bovendien oog zien te houden voor de mens: de patiënt, hun collega’s én zichzelf. In zulke hachelijke omstandigheden laten mensen zien, of ze dat nu willen of niet, uit welk hout ze zijn gesneden.

Enter Emergency NYC (355 min.), een achtdelige serie waarin de filmmakers Ruthie Shatz en Adi Barash enkele New Yorkse artsen en verpleegkundigen volgen, ook in hun privéleven. Dat levert indringende verhalen op, zoals het tragische relaas van de zeventienjarige Josh die bij een schietpartij op een feestje meerder schotwonden oploopt. Terwijl hij vecht voor zijn leven, staat zijn moeder Leslie aan z’n bed. Traumachirurg Jose Prince en zijn collega’s gaan toch proberen om het probleem te verhelpen. Het wordt een aangrijpende tocht langs hoop en wanhoop, waarvan de eindbestemming bepaald niet vaststaat.

Te midden van de vaak dramatische ontwikkelingen rond hun patiënten krijgen de artsen en zorgverleners zelf ook het nodige te verstouwen. Zo treden er bij de vrijwel voltooide zwangerschap van verpleegster MacKenzie Labonte complicaties op en is het nog maar de vraag of Mirtha Macri, een arts van Spoedeisende Hulp die in Lenox Hill nog hoogzwanger was, het leven van enkele kwetsbare patiënten kan bijsturenDavid Langer zelf krijgt een ski-ongeluk en wordt gediagnosticeerd met een mogelijke dwarslaesie. Kunnen zijn collega John Boockvar en de andere gedreven neurochirurgen hem helpen of zelfs redden? En hoe is ‘t voor het ‘cocky’ hoofd van de afdeling om zijn lot nu in handen van anderen te leggen?

Shatz en Barash exploreren de persoonlijke drijfveren van de artsen en verpleegkundigen, zitten hen voortdurend dicht op de huid en dringen zo diep door in de parallelle wereld van het zorgsysteem, waar een medewerker die zich niet wil laten vaccineren bijvoorbeeld moet vertrekken, alle dagelijkse beslommeringen wegvallen en het echt op leven en dood aankomt. Ze laten daarbij alles zien, waarbij ook de operatiekamer niet wordt geschuwd. Dit resulteert in zéér expliciete, bloedige en persoonlijke scènes – op het ongemakkelijke af. Hoewel sommige passages daardoor het best met afgewend gezicht kunnen worden bekeken, laat deze serie vooral zien hoe de artsen en verpleegkundigen werkelijk alles in het werk stellen om hun patiënten optimaal bij te staan.

Ook Emergency NYC ontwikkelt zich zo tot een bijzonder indringend pleidooi voor menselijke gezondheidszorg, dat wederom diepe sporen achterlaat bij de kijker.

Alleen Thuis Met Een Dienstwapen

Tangerine Tree

Hij groeide op in een echt politienest. Vader was agent, zus Frederike werd het ook. Als kind moest Peter Paul Schaeffer volgens zijn moeder Annemarie in eerste instantie weinig hebben van dat uniform, maar uiteindelijk belandde hij toch in het blauw. En Peter Paul droomde al snel van meer: een plek bij een speciale eenheid. Hij zou uiteindelijk terechtkomen bij de Dienst Specialistische Recherche Toepassingen (DSRT), waar hij peilbakens en afluisterapparatuur installeerde en regelmatig undercover moest opereren. ‘Hoe groter de uitdaging, hoe mooier ik het vond.’

Inmiddels oogt de voormalige politieman als een gebroken mens. Hij is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Van de jongen die volgens zijn jeugdvriend Michiel altijd meer durfde dan de rest is weinig over. Op een gegeven moment zag hij zichzelf zitten: Alleen Thuis Met Een Dienstwapen (74 min.). In deze grijsgrauwe documentaire van Hester Overmars doet Peter Paul zijn persoonlijke relaas, terzijde gestaan door zijn moeder en zus, ex-partner Heike, dochter Nienke, vriend Jochem en de casemanager PTSS van de politie, Marc Zaalberg.

De geïnterviewden zijn ongemakkelijk geframed: kwetsbaar, met hun rug tegen de muur of juist een bedreigende buitenwereld achter zich. Zoals ze zich in werkelijkheid regelmatig moeten hebben gevoeld. Overmars doorsnijdt hun bespiegelingen met scènes uit Peter Pauls dagelijks leven, familievideo’s en beelden van zijn werk. Zo ontstaat een unheimische impressie van ’s mans eenzame strijd. Hij had ooit een ‘droombaan’ en was thuis binnen het politiekorps, maar liep gaandeweg steeds meer butsen en deuken op en begon zich een vreemdeling te voelen binnen De Blauwe Familie.

Dat is zowel een heel persoonlijk als een universeel verhaal. De meeste politiemensen maken een hele reeks van heftige situaties mee, volgens Marc Zaalberg. Die kunnen ze een plek geven zolang er steun is vanuit de organisatie. Als die ontbreekt of wegvalt kunnen deze traumatische ervaringen alsnog gaan opspelen. Deze documentaire maakt invoelbaar hoezeer een stressstoornis iemands leven kan ontregelen. Totdat die volledig onthecht is geraakt en nauwelijks meer lijkt op wie ie ooit moet zijn geweest.

Pink: All I Know So Far

Amazon Prime

Over twintig dagen staat ‘Wembley’ op het programma. Tot die tijd wil Pink nog de nodige puntjes op de i zetten bij haar extravagante Beautiful Trauma-show. Op een enorm podium en in de rug gedekt door een veelkleurige begeleidingsgroep moet zij de onbetwiste ster van haar eigen circus worden. Ze zingt, danst en bedrijft acrobatiek. Entertainment op hoog niveau. Soms letterlijk. Tussen de bedrijven door probeert Alecia Beth Moore – onderweg, in hotelkamers en tijdens familie-uitstapjes – een normaal gezinsleven te leiden met haar echtgenoot, voormalig motorcrosser Carey Hart, en hun twee kinderen, Willow en Jameson.

Regisseur Michael Gracey buit dit contrast ten volle uit in Pink: All I Know So Far (99 min.), waarbij het privéleven van de Amerikaanse zangeres voortdurend wordt afgewisseld met fragmenten van haar groots opgezette concerten uit 2019. Het één gaat soms natuurlijk ten koste van het ander. ‘Je moeder is een performer die alle zuurstof in een ruimte opzuigt’, heeft ze bijvoorbeeld moeten uitleggen aan haar dochter Willow, die zich soms niet gezien voelt. ‘En dan is er nog je broertje, die een soort miniversie van mij is.’ Terwijl zij zich oprecht zoveel mogelijk probeert weg te cijferen voor haar kinderen, hebben die intussen een verplichte bijrol gekregen in deze lofzang op hun moeder.

Pink is en blijft zelf te allen tijde het middelpunt van elke afzonderlijke scène in deze door haarzelf geproduceerde film. Via interviews en voice-overs zet ze de vertelling volledig naar haar hand. Ondanks de toegang die hij heeft gekregen tot zijn protagonist en haar directe entourage lijkt Gracey nooit voorbij de performer Pink te komen. Als ze backstage tweets van haar fans (voor)leest, wordt dit bijvoorbeeld geregistreerd door twee camera’s. Het is duidelijk: dit is een Pink die Pink graag laat zien. Een krachtige vrouw die oprecht betrokken is bij haar achterban en als geen ander weet hoe het is om een misfit te zijn.

En daar doet ze het dus allemaal voor volgens deze gladgestreken film, die netjes op de twee groots opgezette Wembley-concerten afkoerst. Nadat ze daar een topprestatie heeft afgeleverd zit haar werkdag er echter nog lang niet op. De tweejarige Jameson heeft bijvoorbeeld bedacht dat zijn moeder nog een spelletje moet doen op een turnmat. ‘Heb je het wel door?’ reageert ze met een zekere zelfspot. ‘Ik heb vanavond een hele show gedaan.’ Hij houdt echter aan: ‘Mama, doe dit.’ En dus hijst Pink zich nog eenmaal overeind en achtervolgt de druistige peuter, voor de draaiende camera, over de matten die in de zoveelste hotelkamer zijn uitgestald….