IVF In België

VRT

Louise Brown, het allereerste IVF-kind ter wereld, was nog geen vijf jaar oud toen in de zomer van 1983 ‘de eerste Belgische proefbuisbaby’ Ellen werd geboren bij de Katholieke Universiteit Leuven. De Belgische kerk zag deze ontwikkeling destijds met lede ogen aan.

In-vitrofertilisatie was in die jaren een kwestie van pionieren. Zowel voor de ongewenst kinderloze stellen, lesbische koppels en alleenstaande vrouwen met een kinderwens als voor de betrokken artsen en zorgverleners. In de historische documentaire IVF In België (50 min.) blikken zij terug op deze bewogen periode, waarin de vernieuwende behandeling permanent onder een vergrootglas lag.

Begin jaren negentig werd in Brussel ook de ICSI-techniek ontwikkeld, een vruchtbaarheidsbehandeling die later in de hele wereld school zou maken. Tegenwoordig vindt zo’n zeventig procent van de kunstmatige inseminaties op deze manier plaats. En de aanvankelijke toename van het aantal meerlingen daarbij werd met het zogeheten ‘Belgian Model’ ook een heel eind getackeld.

De nadruk ligt in deze tv-film op zulke grote ontwikkelingen, waarbij de gespannen relatie tussen de katholieke universiteiten en het Vaticaan steeds opnieuw aandacht vraagt. Die worden toegelicht door de betrokken artsen en wetenschappers. De verhalen van enkele wensouders – hun kinderen komen niet aan bod – dienen daarbij vooral als menselijk illustratiemateriaal bij het grotere verhaal.

Intussen schrijdt de techniek nog altijd verder en is het de vraag of de betrokken mensen en organisaties dat nog wel kunnen bijbenen, het thema van het slot van deze interessante IVF-terugblik. In 2019 heeft bijvoorbeeld een 74-jarige Indiase vrouw twee kinderen gekregen. Zij geldt als de oudste moeder ter wereld. Of dat een goede ontwikkeling is? Daarover lopen de meningen natuurlijk uiteen.

Want deze wetenschap begeeft zich nu eenmaal altijd op de grens tussen de autonomie van de patiënt en de ethiek van diens arts. Voor professor Reproductieve Geneeskunde Gianpiero Palermo is ’t in wezen simpel: zolang het geen risico inhoudt voor de patiënt of diens embryo, doet hij wat die wil. Ethiek is volgens hem iets voor oudere collega’s die wetenschappelijk niets meer bij te dragen hebben.

Niet elke arts of wetenschapper stelt ‘t zo scherp. ‘Men moet altijd open blijven voor nieuwe ideeën’, vindt klinisch bioloog André van Steirteghem, die samen met gynaecoloog Paul Devroey baanbrekend werk verrichtte. ‘Als je met iets nieuws begint, dan moet je durven grenzen te verleggen’, zegt hun collega Stephan Gordts. ‘Dat is de enige manier, denk ik, waarop de geneeskunde vooruit kan gaan.’

‘De wetenschap heeft stappen vooruit gezet en maakt iets mogelijk’, concludeert Mieke Felix, één van de gelukkige moeders, als ze terugkijkt. ‘En wij hebben daar mogen gebruik van maken. Er is ons een cadeau gegeven.’

Trailer IVF In België

Rebel Royals: An Unlikely Love Story

Netflix

Nee, hij werd niet beschouwd als koninklijk materiaal, dat kunnen we gerust stellen. Voor de Noorse prinses had werkelijk niemand ‘een zwarte, biseksuele sjamaan’ in gedachten gehad. Een man die in de toekomst – God verhoede ‘t! – wellicht zelfs koning zou kunnen worden. Zelfs Durek Verrett zelf niet. Zegt hij. Hooguit zijn aanstaande, de lieftallige prinses Märtha Louise van Noorwegen.

Nu is zij zelf ook niet het archetypische lid van een koninklijke familie, dat haar gezicht altijd in plooi houdt en netjes binnen de lijntjes kleurt. Ze ervaart haar prinsessenleven regelmatig als een keurslijf, is volgens eigen zeggen hoog sensitief en beschikt zowaar over paranormale gaven. Toen ze Sjamaan Durek voor het eerst zag, dacht ze: ik ken je al. Niet vreemd: de twee ontmoetten elkaar al tijdens een vorig leven in Egypte. ‘Het voelde alsof ik naar Harry Potter-land kwam’, constateert ze tevreden. Als Märtha Louise een prins was geweest, zou er vast iemand op samenzweerderige toon hebben gefluisterd: midlifecrisis. Ze heeft nochtans drie dochters om op te voeden. En die zijn eveneens met bijzondere gaven behept: Maud is een getalenteerde kunstenares, Leah een bekend model en influencer en Emma een uitstekende amazone.

En nu moet dat ‘marriage made in another dimension’, waarop iedereen wel wat heeft aan te merken, nog worden voltrokken. In het Noorse dorp Geiranger, de eerste plek waar de Vikingen ooit landden. Net Lord Of The Rings. Dan staat er nog maar één belangrijke vraag open: moet hij, de sjamaan van Hollywoods sterren en onversaagde Gwyneth Paltrow-fluisteraar, zijn vrouw straks in het openbaar ‘majesteit’ of ‘uwe koninklijke hoogheid’ noemen? En net als Rebel Royals: An Unlikely Love Story (101 min.), nog eens aangezet door een lichte, soms bijna ludieke Bachachtige soundtrack, wel erg gemakkelijk tussen suikerzoet,  aalglad en (onbedoeld) komisch lijkt door te glibberen, vindt documentairemaakster Rebecca Chaiklin (Tiger King) zowaar ook nog wat drama in het familieleven en de gezondheid van het onwaarschijnlijke koppel.

En dan weer door, voorwaarts mars, naar de voorbereidingen op dat Disney-huwelijk. Daarbij houden de lafhartige aanvallen van de Noorse pers op de vreemde snoeshaan, die sinds een bijna-doodervaring geesten ziet en ook nog eens met hen kan communiceren, natuurlijk onverminderd aan. Zoals ook Janteloven, de wet van Jante die in Noorwegen door Jan en alleman wordt gepredikt, met voeten wordt getreden door het koninklijk paar in spe. Doe vooral niet te gewoon, lijken Märtha en Durek tegen zichzelf te zeggen, je doet niet snel gek genoeg. Zo werkt dit 21e eeuwse sprookje toe naar een groots opgezette, overigens met privaat geld gefinancierde, droombruiloft. Waarna er natuurlijk maar één einde kan komen: en ze leefden nog….

Tussen Wal En Schip – Geruisloos Indisch

Cinema Delicatessen

‘Ach, soedah, laat maar’, zegt Louise Olmeyer-Brockholz tegen haar kleinzoon Kyron, als hij haar vertelt dat ie zich altijd een buitenstaander heeft gevoeld in het dorp waar hij opgroeide. Op de middelbare school noemden ze hem ‘De Indiaan’. Oma kent dat gevoel, dat je een vreemde bent en blijft. Indische Nederlanders hebben een uitdrukking voor zulke gelegenheden: ach ja, soedah, laat maar, zeggen ze dan. Laat ’t van je afglijden.

De reactie is exemplarisch voor hoe mensen uit Nederlands Indië, nadat de kolonie zich had losgemaakt van Nederland en verder ging als de onafhankelijke staat Indonesië, hun weg vonden aan de andere kant van de wereld. Ze pasten zich zo snel mogelijk aan, werden zo Hollands als maar kon en gingen op in de massa. En wat hen verder bezighield, verdriet deed of pijn bezorgde hielden ze binnen en verwerkten ze in stilte.

Daar is zelfs een term voor: Indisch Zwijgen. En dat is niet voor niets de titel van de korte documentaire die Juliette Dominicus in 2022 maakte. Als lid van de derde generatie Indische Nederlanders wilde ze de stilte doorbreken. Om verbinding te leggen met die zwijgzame eerste generatie en contact te krijgen met haar eigen wortels. Tussen Wal En Schip – Geruisloos Indisch (74 min.), gemaakt met Sven Peetoom, is een logisch vervolg op die eerste film.

Dominicus en Peetoom sluiten aan bij drie jonge Indische Nederlanders en hun grootouder. Zij wagen samen een gokje met een kraslot, proberen met vertaalsoftware Indonesisch te spreken of leggen de puzzel van een boot, die verdacht veel lijkt op de boten waarmee de eerste generatie na de Tweede Wereldoorlog naar Nederland is gekomen. Van daaruit komt het gesprek over heden en verleden dan op gang.

Zijn aankomst in Rotterdam was een vrij troosteloze bedoening’, herinnert Mick Caton zich bijvoorbeeld. Hij wist van tevoren nauwelijks waar ze naartoe gingen. Caton stamt uit een welgestelde familie, die inlanders als bediende had in Indië. ‘Als de Hollanders er niet waren geweest’, zegt hij, ‘hadden ze niet zo’n goed leven gehad.’ Kleinzoon Benjamin is nochtans kritisch. En opa realiseert zich dat hij ook wel héél veel goed praat.

Jip Dresia gaat met haar oma Corrie Muller naar een Aziatische supermarkt. Ze wil Indisch leren koken en intussen alles weten over hun gezamenlijke achtergrond. Je moet de pijn van het verleden niet te veel koesteren, vindt oma. ‘Want dan kom je er zelf niet meer uit.’ Je kunt beter ‘flink’ zijn. En dat vindt haar kleindochter dan soms weer lastig. ‘Moet je altijd alleen verdrietig zijn?’ vraagt ze zich af. ‘Of kan dat ook samen?’

In een intieme setting komen twee generaties Indische Nederlanders zo nader tot elkaar. Ze duiken in het verleden – via archiefbeelden, die letterlijk worden geprojecteerd in hun huidige bestaan – en bevragen hun identiteit. Die tweegesprekjes ogen soms wat opgeprikt, maar vertellen tegelijkertijd heel wat over hoe ze in het leven staan. En dat betekent dan automatisch ook dat niet alles (voor de camera) kan worden besproken.

Wat er echt moet worden gezegd bevindt zich soms ook tussen de woorden. Door hoe de boodschap wordt verpakt, door hoe die wordt opgevangen of door hoe iets juist niet wordt uitgesproken. Relativerende woorden zijn er in dat verband van Corrie Muller die haar kleindochter Jip liefdevol voorhoudt dat je van stilte ook kunt genieten of tot rust kunt komen. Zo kan Indisch zwijgen ook zijn.

De Verkrotte Droom

IF Productions / BNNVARA

‘Als de funderingspalen slinken, hoor je bij Ymere de champagneglazen klinken’, leest Bart Stuart, een actief lid van de huurdersvereniging van de Amsterdamse Van der Pekbuurt, een oude slogan voor tegen sloopplannen van de woningcorporatie. Die komt uit de koker van zijn strijdbare collega Bert Müssig. Zij herkenden zich ruim vijftien jaar geleden al in dat ene Gallische dorpje uit de Asterix & Obelix-boeken, dat zich maar bleef verzetten tegen de Romeinen. ‘Weg uit de Van der Pek? Hallo, we zijn niet gek!’ Intussen leven ze in De Verkrotte Droom (60 min.).

De ruim 1500 huizen staan er nog steeds. Ze zijn door achterstallig onderhoud verder verloederd. De ‘woonwoede’ van de bewoners en huurdersvereniging is dus zeker niet geluwd. Volgens hen ontbreekt het aan ‘eigenaarschap’ bij Ymere en zijn ze bij de corporatie, die zich volgens hen heeft ontwikkeld van sociaal beheerder naar projectontwikkelaar, vergeten dat alles draait om de huurder. Hun slogans zijn ondertussen met de tijd meegegaan. Tijdens een actie bij Ymere’s hoofdkantoor in 2022 staat er op een spandoek te lezen: ‘Ymere Ga Isoleren’.

De sympathie van de documentairemakers Ilse en Femke van Velzen (Fighting For Silence, Weapon Of War en Prison For Profit) ligt duidelijk bij de activistische huurdersvereniging. Ze sluiten aan als die de schade komt opnemen in woningen (lekkages V scheuren V schimmel V ratten V…) en houden ook de vinger aan de pols als Ymere eindelijk werk begint te maken van de renovatie. Wanneer Ymeres directievoorzitter Erik Gerritsen zelf eens poolshoogte komt nemen in de Van der Pekbuurt, krijgt hij de wind van voren van diverse bewoners.

Via de verwikkelingen in de Amsterdamse buurt belichten de tweelingzussen Van Velzen, die in de afgelopen jaren hun werkveld lijken te hebben verlegd van Afrika naar eigen land, een ontwikkeling die al enige tijd in heel Nederland speelt: het zeer weerbarstige proces rond het vernieuwen van oude stadswijken. Om te laten zien hoezeer woonperikelen intussen ook doorwerken in andere aspecten van het gewone leven volgen ze één van de vijfduizend Van der Pek-bewoners: Angel van Duiven leeft met haar kinderen in een woning, die al jaren smeekt om groot onderhoud.

De Verkrotte Droom plaatst de huidige Van der Pek-problematiek bovendien tegenover de mooie idealen waarmee de buurt begin twintigste eeuw voor mensen met een kleine beurs is ontworpen door de architect Jan Ernst van der Pek. Zijn vrouw Louise Went manifesteerde zich destijds als woningopzichteres en wordt in deze film, via de stem van Ellen Röhrman, opgevoerd als vertelster. ‘Wat is er in hemelsnaam gebeurd met onze mooie buurt?’ vraagt Went zich af aan het begin van de film, die dat proces – en de huidige herstelpogingen – vervolgens treffend in beeld brengt.

Tijdens deze renovatie komen de huurdersvereniging en de woningcorporatie soms recht tegenover elkaar te staan. Een spandoek, dat aan een bouwhekwerk wordt opgehangen, getuigt ervan: ‘Overleeft De VdPek deze renovatie?’

Zorgen

BNNVARA

In de zorg zitten ze te springen om nieuwe medewerkers. Handen aan het bed, luisterende oren en – zo wil tenminste het cliché – billenwassers. In de zesdelige docuserie Zorgen (270 min.) volgen Veerle Neger en Tessa Louise Pope een jaar lang zeven leerlingen van de MBO-opleiding tot verpleegkundige op ROC Mondriaan in Zuid-Holland. Nederlandse jongeren die zelf nog druk bezig zijn om volwassen te worden moeten zich staande zien te houden in de thuiszorg, psychiatrie, ouderenzorg en gehandicaptenzorg.

Tussendoor krijgen ze op school allerlei theorievakken en praktische lessen. Vooral praten de leerlingen echter over het vak en hoe zij zich zelf daartoe verhouden. Want in de praktijk worden ze natuurlijk geconfronteerd met allerlei patiënten en problematieken, maar vooral met zichzelf. De zestienjarige tweedejaars Jill voelde zich bijvoorbeeld zo ongemakkelijk bij een huisbezoek dat ze er eigenlijk niet meer terug wil tijdens haar stage. Dat moet alleen wel. ‘Werken in de zorg is eigenlijk ook een beetje werken met jezelf’, houdt de begeleidster van school haar voor.

Zo krijgt elke leerling met z’n eigen uitdagingen te maken. Als een oudere patiënte met borderline bij haar vertrek van de psychiatrische afdeling bijvoorbeeld zegt dat ze het liefst haar polsen zou doorsnijden, raakt dat een gevoelige snaar bij stagiaire Reza. Het resulteert in een zeer aangrijpende scène, waarin de vrouw zich liefdevol ontfermd over het achttienjarige meisje. ‘Sorry, kind’, zegt zij terwijl ze Reza in haar armen neemt. ‘Ach meisje, ik ga dat niet doen, hè?’ Als de leerlinge weer is bedaard, zegt de vrouw tegen haar begeleider. ‘Ik schaam me dood, weet je dat?’

Terwijl ze meekijken met hun hoofdpersonen, vangen Neger en Pope hele intieme, fraaie en pijnlijke taferelen, die delicaat zijn gefilmd en gemonteerd. Ze volgen de jongeren daarnaast in hun privéleven. Als ze stoom afblazen op hun paard, tijdens het kickboksen of op een dancefestival. Het werk moet voortdurend wedijveren met de verlokkingen van het gewone leven. En dus komen ze, zoals tieners nu eenmaal doen, regelmatig niet of te laat op school. Ze vergeten hun huiswerk, halen ongein uit en zakken voor toetsen. Totdat ze de opleiding wellicht moeten verlaten.

Want ook dat is de realiteit van een zorgopleiding: niet iedereen haalt de eindstreep of blijkt uiteindelijk geschikt voor het beroep van zorgverlener. Zorgen brengt die werkelijkheid zonder opsmuk in beeld. Geen idee of de serie ook een wervend effect heeft op jongeren die nadenken over hun toekomst, maar Neger en Pope maken het belang van goede, menswaardige zorg in elk geval glashelder en roepen ook respect op voor de (jonge) mensen die bereid zijn om daarin te gaan werken.

The Bad Guy

Diplodokus

Wat te doen als er zich een schutter meldt in het kinderdagverblijf? Cursusleider Andrew van het Institute for Childhood Preparedness ziet grofweg drie opties: vluchten, verbergen of vechten. En dat gaan de medewerkers oefenen. Nadat het startsignaal is gegeven worden de drie scenario’s uitgespeeld, met de kinderen als levende rekwisieten. De lastigste blijft de derde V: vechten. Want welke wapens heb je eigenlijk als begeleider van een kinderdagverblijf op het moment dat er zich iemand met een machinegeweer meldt? Een plantenspuit, enkele blokken of toch een schaar? Werkelijk?

Sinds de Robb Elementary School in Uvalde op 24 mei 2022 het toneel was een ‘school shooting’, waarbij negentien kinderen en twee leraren werden vermoord, verkeert iedereen in de Texaanse gemeente zo’n beetje permanent in de hoogste staat van paraatheid. Dat geldt eigenlijk voor de gehele Verenigde Staten, waar meer dan één ‘mass shooting’, een schietpartij met minimaal vier dodelijke slachtoffers, per dag plaatsvindt. De situatie vraagt om drastische maatregelen, vinden veel Amerikanen, om de kinderen en hun begeleiders te beschermen: hyperrealistische oefeningen en trainingen, strenge veiligheidsmaatregelen én het bewapenen van schoolpersoneel.

Filmmaakster Louise van Assche, die oorspronkelijk uit België komt, ziet het met lede ogen aan. Samen met haar echtgenoot Phil woont ze in Uvalde. Hun dochtertje Zaïra is pas twee maanden oud als een schutter dood en verderf zaait op de plaatselijke school. In The Bad Guy (69 min.) – een titel die ongetwijfeld verwijst naar de NRA-slogan ‘The only way stop a bad guy with a gun is with a good guy with a gun’ – onderzoekt Van Assche samen met Kwinten Gernay de even enge als absurde cultuur en industrie die is ontstaan rond schietpartijen op Amerikaanse scholen. Waarbij de remedie, zo toonde de kille documentaire Bulletproof (2020) al aan, bijna net zo erg lijkt als de kwaal – en de kwaal onlosmakelijk verbonden lijkt met de remedie.

Want al die nauwelijks van echt te onderscheiden ‘drills’ kunnen niet anders dan eng – en wellicht zelfs traumatisch – zijn voor de betrokken leerlingen en hun begeleiders. Hoe kunnen zij zich nog veilig voelen, als ze op regelmatige basis onderdeel zijn geweest van héél realistische oefeningen, waarvan pas later duidelijk werd dat ze niet echt waren? Het zorgt in deze geladen film, waarin allerlei Amerikanen aan het woord komen over hun ervaring met of voorbereiding op een ‘school shooting’, voor elementaire twijfel bij Louise van Assche: wil ze haar dochtertje werkelijk laten opgroeien in deze wereld, waar de angst maar blijft regeren?

Deep Water: The Golden Globe Race

The Weinstein Company

Aan het begin van 1968 is het nog niet meer dan een stoutmoedig plan: een zeilrace rond de hele wereld. Vanuit Zuid-Engeland via Kaap de Goede Hoop in Zuid-Afrika langs Australië en Nieuw-Zeeland, richting Kaap Hoorn te Chili en van daaruit weer, ten oosten van Zuid-Amerika, naar huis. Geen mens heeft dit al eens gedaan. Kan de boot ’t wel aan? En is een mens überhaupt in staat om zeker tien maanden helemaal alleen te zijn?

Bij echte durfals hebben zulke elementaire vragen geen enkele afschrikwekkende werking. Don Crowhurst, een 36-jarige Britse ingenieur met vier jonge kinderen, wil de uitdaging bijvoorbeeld graag aangaan. Hij weet een sponsor, de zakenman Stanley Best, te strikken en zet zijn eigen huis in als onderpand. Als hij voor de start van de Sunday Times Round The World Race alsnog afhaakt, dan is het gezin Crowhurst dus alles kwijt.

De voortekenen zijn vanaf het begin slecht: zijn boot vertoont nogal wat mankementen. De feestelijk bedoelde champagnefles om die te dopen bij de tewaterlating wil maar niet kapot. En Crowhurst is eigenlijk ook helemaal niet zo’n ervaren zeiler. Op de allerlaatste startdag, eind oktober 1968, zet hij alsnog koers richting Kaap de Goede Hoop. Daarmee kan ook de documentaire Deep Water: The Golden Globe Race (93 min.) definitief van start.

Deze film van Louise Osmond en Jerry Rothwell uit 2006 reconstrueert met Donald Crowhursts vrouw, zoon en beste vriend, concurrent Robin Knox-Johnston en enkele journalisten die destijds verslag deden hoe de race daarna verloopt. Na een typische ‘slow start’ begint Crowhursts boot recordsnelheden te ontwikkelen. Hij wordt ineens beschouwd als een potentiële winnaar van de 5000 pond die beschikbaar zijn gesteld voor de snelste boot.

In werkelijkheid ligt de situatie totaal anders. De Brit wordt aan boord vergezeld door een 16 mm-camera en taperecorder. Als die draaien speelt Don Crowhurst vol overtuiging de vaardige lange afstandszeiler. Uit zijn persoonlijke logboek, voor deze film ingelezen door de acteur Simon Russell-Beale, komt echter een heel ander beeld: van een man in nood, die geen reddingsboei meer ziet. Aan het eind wacht de dood of een totaal bankroet.

Tijdens de race haken een aantal van de negen deelnemers snel af. Uiteindelijk zijn er nog maar een handvol over voor de prijzen: de Britse zeilers Nigel Tetley en Robin Knox-Johnston, de Fransman Bernard Moitessier (die een zeildagboek bijhoudt, waaruit Osmond en Rothwell ook regelmatig putten) én Don Crowhurst. Zelf weet hij wel beter. De desperate zeiler beseft dat hij zich in te Deep Water heeft begeven. Er is geen weg meer terug.

Deze meermaals bekroonde documentaire, waarin de Britse actrice Tilda Swinton als verteller fungeert, maakt de tocht die hij is aangegaan, zowel fysiek als mentaal, invoelbaar. Wat begint als een onbezonnen onderneming groeit door een leugentje om bestwil uit tot een menselijk drama. Niet alleen voor de eenzame zeiler Donald Crowhurst.

Thelma & Louise – Born To Live

AVROTROS

In één beeld is het complete idee van de film vervat: op de achterbank van een auto die door de Verenigde Staten scheurt, een groene Ford Thunderbird cabriolet uit 1966, heeft een mannelijke scharrel plaatsgenomen, terwijl er twee vrouwen aan het stuur zitten. In het Hollywood van begin jaren negentig is dat vloeken in de kerk. De man bepaalt normaal gesproken de weg. En de vrouw zit erbij, mooi te wezen.

Juist daarom is Thelma & Louise ook zo’n bijzondere film. Een feministische roadmovie over twee krachtige vrouwen die hun eigen weg gaan in een wereld waar mannen nog altijd de lakens uitdelen. En die scharrel – gespeeld door een jeugdige Brad Pitt, die naar verluidt Grant Show, Mark Ruffalo en George Clooney heeft afgetroefd – wordt nooit meer dan een aantrekkelijk bijpersonage. Een lustobject, zelfs.

Die film is overigens gebaseerd op het scenario van een vrouwelijke schrijfster, Callie Khourie, en stelt psychologisch, lichamelijk en sociaal geweld van mannen tegenover vrouwen aan de kaak, maar hij werd wel geregisseerd door een man. Ridley Scott heeft dan als filmmaker allang zijn sporen verdiend in Hollywood, met kaskrakers zoals Alien en Blade Runner. Dit wordt echter een totaal ander avontuur.

In de interessante tv-docu Thelma & Louise – Born To Live (53 min.) onderzoeken Leni Mérat en Joséphine Petit de betekenis van Scotts baanbrekende film. Zij plaatsen die nadrukkelijk binnen de filmhistorie, waarbij de traditionele ‘male gaze’ ditmaal vervangen is door een vrouwelijke blik. Veel scènes uit Thelma & Louise lijken reacties of varianten op hoe mannen doorgaans worden geportretteerd door Hollywood.

Via gesprekken met Callie Khouri, producent Mimi Polk, filmsetontwerper Anne Ahrens en de acteurs Christopher McDonald, Stephen Tobolowsky en Jason Beghe, aangevuld met archiefinterviews met Ridley Scott en de hoofdrolspeelsters Geena Davis en Susan Sarandon, krijgen Mérat en Petit zicht op het maakproces van de film en op wat die bij hen en (vrouwen) in de rest van de wereld heeft losgemaakt.

Want toen Thelma & Louise in 1991 werd uitgebracht, kreeg de film niet alleen lof. Critici zagen er ook een onvervalst staaltje ‘male bashing’ of de verheerlijking van geweld tegen mannen in. Met een hedendaagse blik bekeken dealde Callie Khouri’s geesteskind toen al met issues die in de afgelopen jaren binnen de #metoo-beweging en discussies over grensoverschrijdend gedrag aan de orde zijn gesteld. 

Tegelijkertijd is de film er dan weer niet in geslaagd om de positie van vrouwen in Hollywood significant te verbeteren. In dat opzicht is zelfs Thelma & Louise een druppel op een gloeiende plaat gebleken.

Vroeg Verloren

VPRO

‘Ik vind ‘t voor haar heel erg’, zegt Liesbeth Rasker, terwijl ze volschiet bij de gedachte aan haar moeder. Die overleed ruim 25 jaar geleden, toen zij een kind van tien was. ‘Ze heeft ons in bed gestopt en geweten: ik ga vanavond d’ruit. Dat kun je je toch niet voorstellen, dat je je kind in bed legt en weet: ik ga haar nooit meer zien.’

Rasker heeft volgens eigen zeggen heel lang ‘de act van: het heeft mij niks gedaan, het heeft mij niet aangetast’ uitgevoerd. Die tijd ligt achter haar. Toen schrijfster Renate Dorrestein – de beste vriendin van haar moeder, die lang als een soort surrogaatmoeder voor Liesbeth en haar zus heeft gefungeerd – in 2018 overleed, ging haar steun en toeverlaat nóg een keer dood.

Net als haar moeder Liesbeth Hendrikse (1954-1998), die van 1989 tot 1994 de eerste hoofdredactrice was van de Nederlandse Elle, is Rasker in de journalistiek beland. Zij werkt als reisjournalist, schrijfster en podcastmaakster en gebruikt de vaardigheden die ze zo heeft verworven nu om haar moeder beter te leren kennen en haar eigen verdriet te exploreren.

Ze gaat bijvoorbeeld in gesprek met enkele lotgenoten, die eveneens op jonge leeftijd een ouder verloren, en bezoekt haar vader, zus en hun vroegere oppas. Ze kan tevens putten uit audio-opnamen van gesprekken die Renate Dorrestein met haar moeder voerde in de allerlaatste levensfase van haar leven. Liesbeth kan dus de stem horen van de vrouw naar wie ze is vernoemd.

Dorrestein maakte een boek van die gesprekken: De Stem Van Je Hart. Want dat was de grootste les van Liesbeths moeder: bij moeilijke dingen in het leven win je advies in bij de mensen om je heen en dan ga je luisteren naar wat je hart je ingeeft. ‘Ik denk dat ik die stem moet bloot leggen en ernaar gaan luisteren’, constateert haar dochter nu. ‘Vaker dan dat ik nu doe.’

De documentaire Vroeg Verloren (58 min.) van Tessa Louise Pope is de sensitieve weerslag van dat persoonlijke proces, waarin Liesbeth Rasker naar zichzelf en haar omgeving moet erkennen dat het overlijden van haar moeder toch ook haar heeft getekend. Als volwassen vrouw ziet ze dit voor het eerst onder ogen en raakt weer meer vertrouwd met haar moeder via familievideo’s.

‘Inmiddels merk ik dus door dit allemaal dat ik ‘t ook best wel erg vind voor mezelf’, bekent ze uiteindelijk tegen haar jongere zus Barbara, die vijf jaar was toen hun moeder overleed en deze kerngebeurtenis uit hun beider leven dus heel anders heeft beleefd. Samen met hun vader herontdekken ze de vrouw die zij voor hen was en de relatie die ze met haar hadden én hebben.

Dit is een intiem en tegelijk universeel proces, over gedeeld verdriet dat niet vanzelfsprekend wordt gedeeld, dat in deze film integer in beeld wordt gebracht.

Trailer Vroeg Verloren

Disco: Soundtrack Of A Revolution

PBS/BBC

ABBA, Donna Summer, Village People, The Bee Gees en John Travolta in een wit pak op de dansvloer. Zomaar wat associaties rond het fenomeen ‘disco’ bij de start van deze driedelige docuserie van Louise Lockwood en Shianne Brown. En meteen een constatering erbij: disco is terug. Van nooit weg geweest. Ook al staat volgens sommige haters nog altijd als een paal boven water: disco sucks.

Disco: Soundtrack Of A Revolution (153 min.) gaat terug naar het New York van de jaren zeventig. Na de zogenaamde Stonewall-rellen van 1969 ontstaat in de huiskamer van David Mancuso een nieuwe, inclusieve scene, waarbinnen ook gekleurde Amerikanen, feministische vrouwen en de LHBTIQ+-gemeenschap hun plek vinden. Tijdens deze feesten in ‘The Loft’ wordt de basis gelegd voor een muziekstroming die in het navolgende decennium de hele wereld zal veroveren: D.I.S.C.O.

Aflevering 1 schetst met wegbereiders, ‘early adopters’ en kenners hoe de ondergrondse danscultuur volwassen wordt. Daarbij wordt disco ook nadrukkelijk in z’n maatschappelijke context geplaatst, als onderdeel van de tweede feministische golf, Black Power en de homo-emancipatie. In het tweede deel, over de hoogtijdagen van het even geliefde als verguisde genre, komen de (sub)toppers aan het woord: Thelma Houston, George McCrae, Anita Ward en één van de discodiva’s, Candi Staton.

Bijzondere aandacht is er dan voor de New Yorkse club Studio 54, dé plek voor seks, drugs & disco. Waar zien en gezien worden het parool is. Tenminste volgens één van de oprichters van de ‘place to be’, Carmen D’Alessio. Andy Warhol zou volgens haar bijvoorbeeld nog naar de opening van envelop gaan, bang dat hij anders iets zou missen. Het succes van disco barst daarna helemaal uit z’n voegen met de film Saturday Night Fever, waarmee John Travolta en The Bee Gees wereldsterren worden.

En dan begint het genre volgens de echte trendsetters, waarop deze gedegen miniserie zich vooral concentreert, z’n ziel kwijt te raken. Illustratief is het verhaal van Village People, een groep die allerlei homostereotypen presenteert aan een groot publiek. Een paard van Troje zogezegd, maar discopuristen moeten er niks van hebben. ‘Je had baggermuziek van baggerplatenmaatschappijen die voor het snelle geld gingen’, zegt Ana Matronic van Scissor Sisters in de slotaflevering.

De markt raakt oververzadigd. Intussen bereikt de weerzin tegen disco een nieuw hoogtepunt. Op 12 juli 1979 wordt er in het sportstadion Comiskey Park, waar het plaatselijke honkbalteam The Chicago White Sox ‘t opneemt tegen The Detroit Tigers, een heuse ‘Disco Demolition’ georganiseerd door de radiodeejay Steve Dahl. Gekleed in een militair uniform brengt hij discoplaten tot ontploffing. Een ludieke actie of toch een moderne variant de boekverbrandingen? De meningen verschillen.

Het mediaspektakel luidt in elk geval het begin van het einde in voor de lijfmuziek van de Amerikaanse LHBTIQ+-gemeenschap, die in dezelfde tijd ook wordt overvallen en gestigmatiseerd door de AIDS-epidemie. En die tragische crisis vormt tevens het ‘point of no return’ van deze gesmeerd lopende productie, die zeker in het nostalgiecircuit gretig aftrek zal vonden. Want daarna neemt disco vanuit datzelfde Chicago ongenadig wraak, onder een nieuwe noemer: house.

Zonen Zonder Vaders

HazazaH

Bij bijna twintig procent van de Nederlandse kinderen is de vader niet of nauwelijks in beeld. Zeker bij jongens die opgroeien zonder rolmodel kan dit hun hele leven doorwerken. In de stemmig aangeklede interviewfilm Zonen Zonder Vaders (58 min.) geeft Tessa Louise Pope, die zelf ook grotendeels zonder vader opgroeide, drie van zulke zonen de gelegenheid om hun levensverhaal te doen.

In het leven van Alexandro, het kind van een Chileense vrouw en Arubaanse man, speelde zijn vader al van jongs af aan nauwelijks een rol. Na een traumatische ervaring groeide Alexandro zelf uit tot een onhandelbaar kind, dat thuis niet meer was te handhaven. Hij ging onmiskenbaar de verkeerde kant op, richting de drugshandel. ‘Op een gegeven moment voelde ik me net Tony Montana’, vertelt hij. ‘Ik kon m’n kleren kopen, ik kon uitgaan waar ik wilde, ik kon doen en laten wat ik wou. Totdat ik zelf begon te snuiven van mijn eigen spul. Toen was het feestje snel voorbij.’

Nabils ouders werden in Marokko aan elkaar gekoppeld door zijn grootmoeder. Pa had toen al een stevig drugsprobleem. Eenmaal in Nederland kon ‘t in dat gezin dus alleen maar misgaan. Al snel verdween vader van het toneel. Het waren de jaren na de aanslagen van 11 september 2001 en de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. Moslims lagen permanent onder het vergrootglas. Nabil voelde zich als Marokkaanse jongen ontheemd in Nederland, begon steeds meer persoonlijke problemen te ontwikkelen en zocht zijn toevlucht uiteindelijk tot de radicale islam.

Leif tenslotte groeide op in België. Zijn ouders hadden elkaar ontmoet in een café te Antwerpen, waar zij achter de bar stond en hij als zeeman regelmatig te diep in het glaasje keek. En dan was iedereen bang voor hem. Ook thuis zorgde de man voor veel consternatie. Uiteindelijk vertrok Leifs moeder met de kinderen naar Nederland. Ze hadden daar alleen geen cent te makken. De jonge Leif belandde al snel op het slechte pad en zou gaandeweg diep in de criminaliteit verzeild raken. Totdat zijn ziekelijke moeder hem om hulp vroeg en Leif voor haar begon te zorgen.

Het zijn indringende verhalen, van mannen die als jongen volledig ontworteld zijn geraakt en uiteindelijk, al dan niet met behulp van een vaderfiguur, los komen van hun verleden, zin weten te geven aan hun leven en zo de weg terug naar zichzelf vinden. Zij zijn de vader geworden – of zouden dat kunnen worden – die zij zelf als kind hebben gemist. Pope omkleedt hun ervaringsverhalen met persoonlijke foto’s en stemmige beelden die de fase in hun persoonlijke proces representeren en smeedt zo een interessante, hoewel enigszins voorspelbare vertelling over vaders en zonen.

Paul Blanca, Deze Film Redt Je Leven

Doxy

Zijn carrière begint eind jaren tachtig met een baksteen en een ingeslagen ruit. Die levert hem tijdens de krakersrellen in Amsterdam drie camera’s op. Met één exemplaar, zo wil de overlevering, betaalt Paul Blanca (1958-2021) de taxi waarmee hij zich uit de voeten maakt. Nummer twee gebruikt hij om een schuld, waarschijnlijk vanwege drugs, af te betalen. En met de derde maakt hij de foto’s die uiteindelijk hun weg zullen vinden naar een hele succesvolle tentoonstelling.

Galeriehouder Gabriel Rolt dist het verhaal in Paul Blanca, Deze Film Redt Je Leven (84 min.) smakelijk op aan kunstverzamelaar Roderic Evans-Knaup. In dit intrigerende, geheel in zwart-wit uitgevoerde portret, dat bijna uit zijn voegen barst van de smeuïge anekdotes, probeert Ramón Gieling vat te krijgen op de Nederlandse kunstenaar en zijn provocerende werk. Hij heeft daarvoor ook meerdere ontmoetingen tussen mensen uit Blanca’s tumultueuze leven gearrangeerd.

‘Het was eigenlijk een wandelende atoombom, met duizend procent talent’, concludeert de onlangs overleden fotograaf Erwin Olaf daarbij. Tatoeëerder Louise Schiffmacher snapt Blanca wel, zegt ze tegen haar man Henk. Hij werd als kind immers verlaten door zijn vader. ‘Dan begrijp ik wel dat je langzaam zin krijgt om jezelf pijn te doen.’ Choreograaf Hans van Manen verbaast zich er dan weer over hoever de fotograaf ging als hij een zelfportret maakte. ‘Hij naait zomaar zijn lippen dicht.’

En dan is er dat verhaal over die huilende vrouw. ‘Ik weet niet honderd procent zeker of het zo klopt’, begint Roderic Evans-Knaup. Nadat Blanca met haar had geslapen en drugs ging halen, wilde hij niet dat ze wegging. Daarom sloot hij haar op in de kast. Eenmaal buiten werd Blanca gearresteerd. Hij zat twee dagen in de cel. ‘Toen ie terugkwam, heeft ie haar eruit gelaten en op dat moment die foto van haar gemaakt.’ Beeldschone foto, vindt zijn gesprekspartner Rolt. ‘Maar zo’n verschrikkelijk verhaal.’

Zulke anekdotes worden in deze film vergezeld door Blanca’s Spartaanse zwart-wit beelden. Die leggen regelmatig een zieke performance bloot of verraden doelgericht geweld. Van een man, die is gevormd in een grimmige tijd en flirt met gevaar. De foto van een hand die een revolver richt op een vagina bijvoorbeeld. Een zelfportret met een levende rat in de mond. En ‘s mans rug, waarin met een scheermes Mickey Mouse is gekerfd. Het zijn onrustbarende beelden die zich in de ziel klieven.

Ramón Gieling geeft ze kleur met fraaie, onheilszwangere muziek en heeft daarnaast allerlei mensen bij zijn hoofdpersoon langs gestuurd. Meestal is de man niet thuis, een enkele keer wel. En op één van die momenten slaat de filmmaker zelf toe. Of hij heeft gekoketteerd met de ondergang? vraagt Gieling hem. Is hij beïnvloed door zijn befaamde collega Robert Mapplethorpe? Zijn z’n zelfportretten reflecties van zijn mentale conditie? En, de vraag der vragen: moet een kunstenaar lijden?

Tot slot is er dan nog het verhaal waardoor Paul Blanca persona non grata in zijn eigen wereld is geworden: de bomaanslag waarbij collega-kunstenaar Rob Scholte in 1994 z’n benen kwijtraakt. Die wijst hem naderhand aan als dader. ‘It all matched up’, meent Scholte. ‘And I cannot get this story out of my head.’ Paul Blanca, na jaren aan de zelfkant inmiddels in broze gezondheid, vindt die beschuldiging verschrikkelijk. ‘Het leek wel of míjn benen eraf waren’, zegt hij provocerend.

Het is de treffende slotsom van een onontkoombare film over een man die volgens collega-fotograaf Milan Gies een eenheid vormde met zijn eigen kunst. ‘Hij is wat hij altijd gemaakt heeft en dat is ook waarom hij zo goed is.’

Ouwehoeren

VPRO

‘Zit er wel zaad in die ballen, of niet?’ vraagt Martine aan haar klant. ‘Jawel’, antwoordt die geruststellend. ‘Oeps, wacht even’, constateert de ervaren Amsterdamse prostituee daarna, met een massagestaaf in haar handen. ‘De batterij is op.’ Als dat probleem even later is verholpen, kan ze eindelijk aan de slag. ‘Hup Marjanneke, stroop in het kanneke’, zingt ze. ‘Laat de poppetjes dansen… voor meneer Jansen.’

Even daarvoor heeft Martine, die de 65 al even is gepasseerd, nog tevergeefs op haar raam staan kloppen. Het leverde haar vooral hoongelach op van passanten. ‘Wat een lol!’ reageert ze geïrriteerd. ‘Tegenwoordig hebben ze allemaal commentaar. Kijk ze lachen. Het zijn zelf allemaal oliebollen en ze hebben op jou commentaar.’ Martine moppert verder, met onmiskenbaar Amsterdamse tongval. ‘Want je mag niet meer oud zijn tegenwoordig. Vroeger zaten hier allemaal oudere vrouwen. Heel gewoon. Die moesten toch ook leven? Die hadden geen sociale voorzieningen, hoor. Helemaal niks.’

Terwijl Martine, ook gedwongen door de omstandigheden, blijft pezen op de Wallen, is haar tweelingzus Louise inmiddels met pensioen. Reuma. In haar flatje in IJmuiden wacht ze haar zus en hartsvriendin op, om samen wat te schilderen en lekker te ouwehoeren over het vak, waarin ze ooit min of meer tegelijkertijd, zo’n halve eeuw geleden, verzeild zijn geraakt. Dat was niet eens zozeer een keuze. Gewoon een kwestie van een foute kerel en meer kinderen dan geld. En binnen de kortste keren kent de hele omgeving je dan als hoer en is er eigenlijk geen weg meer terug.

Als de eeneiige tweeling over dat verleden spreekt, verhalen die worden geïllustreerd met talloze foto’s en filmpjes, dan sluipt er zowaar soms wat echt ongemak in deze veelal licht getoonzette film van Rob Schröder en Gabrielle Provaas. Want dit dubbelportret uit 2011 wil nadrukkelijk geen klaagzang worden. Ouwehoeren (Engelse titel: Meet The Fokkens, 80 min.) concentreert zich liever op de verbazing, charme en gulle lach die ook horen bij de rosse buurt – al kunnen de nadelen van achter het raam zitten en de vooroordelen daarover natuurlijk niet geheel onbesproken blijven.

Die luchtige insteek is zeker tegen de film in te brengen, maar tegelijkertijd waarschijnlijk ook een verklaring voor het succes ervan. De zussen Fokkens, die vaak nog altijd dezelfde kleding dragen, krijgen de kans om zich in Neerlands hart te nestelen als representanten van het geromantiseerde Mokum dat ook in docu’s, getuige bijvoorbeeld Foute Vrienden en de Hazes-film, geliefd blijkt. Via expliciete en toch bijna aandoenlijke seksscènes met geanonimiseerde mannen, grappige anekdotes en nostalgische (accordeon- en draaiorgel)muziek wordt dat nog maar eens benadrukt.

Ouwehoeren wordt zo een ongegeneerde ode aan het oudste beroep van de wereld en de traditionele ambachtslieden daarvan, die ’t niet van zijn diepgang moet hebben, maar schaamteloos appelleert aan het grote publiek.

MH370: The Plane That Disappeared

Netflix

Aan theorieën bepaald geen gebrek in deze bijdetijdse detective over wat er toch is gebeurd met vlucht MH370: gezagvoerder Zaharie heeft het gedaan. Het vliegtuig is doelbewust neergehaald. Datzelfde toestel werd gekaapt en naar een onbekende locatie afgevoerd. Er was brand aan boord, waarna het vliegtuig is ontploft. Het bleek toch een bizarre verzekeringsfraude. En ga zo maar door: een meteoriet, gestolen door Noord-Korea, buitenaardse wezens…

Als op 8 maart 2014 een Boeing 777 van Malaysian Airlines op weg naar Beijing ongeveer veertig minuten na vertrek uit Kuala Lumpur van de radar verdwijnt, om volledig in lucht op te gaan, zorgt dit onvermijdelijk voor speculatie. ‘Vliegtuigen gaan de lucht in en komen weer naar beneden’, zegt luchtvaartjournalist Jeff Wise, het centrale personage van MH370: The Plane That Disappeared (158 min.) dat zijn bevindingen met, een voor dit soort producties verplicht, gevoel voor suspense uitserveert. ‘Het enige wat ze niet doen is zomaar in het luchtledige verdwijnen.’

Met het toestel zijn naar alle waarschijnlijkheid 239 mensen omgekomen, de 227 passagiers en de voltallige crew. Ze hebben een verbijsterde achterban achtergelaten, die compleet in het duister tast over wat er is gebeurd met hun geliefden. Al snel hebben de meesten van hen geen enkel vertrouwen meer in de informatie die ze, zeer mondjesmaat, krijgen van de verantwoordelijke vliegmaatschappij. En daarmee ontstaat een voedingsbodem voor serieus onderzoek door externe experts, het betere natte vinger-werk en volstrekt onverantwoorde complottheorieën.

Met enkele familieleden, deskundigen, journalisten en een vertegenwoordiging van Malaysian Airlines probeert regisseur Louise Malkinson het kaf van het koren te scheiden in een driedelige serie die is opgebouwd als een spannende zoektocht naar antwoord op de wat, wie en waarom-vragen. Aan de hand van mogelijke scenario’s (is er bijvoorbeeld een verband met dat andere Maleise toestel, MH17, dat ruim vier maanden later uit de lucht wordt geschoten boven Oekraïne?) probeert Jeff Wise, die zelf ook bepaald niet vies is van een gewaagde hypothese, klaarheid te krijgen.

‘Zoals bij alles in deze zaak’ stelt Wise, ‘kun je erin zien wat je wilt zien.’ Voormalig MH370-onderzoeker Peter Foley van het Australian Transport Safety Bureau verwoordt het nog een stuk plastischer. ‘Een mening is net een kontgat. Iedereen heeft er één.’ En zolang een definitief antwoord uitblijft over wat er nu precies gebeurd is met Vlucht MH370, kan (en zal) er altijd iemand opstaan die ‘toch alleen maar vragen stelt’ en intussen zijn eigen lezing van de feiten pusht. Deze miniserie doet in wezen hetzelfde: elke theorie, of ie nu ontmanteld wordt of niet, krijgt toch weer lucht.

Dat levert overigens wel enerverend kijkvoer op.

One Day Since Yesterday – Peter Bogdanovich And The Lost American Film

Je hebt geen idee wie je bent, zei Orson Welles in de jaren zeventig tegen hem. En inderdaad, bevestigt filmregisseur Peter Bogdanovich in de documentaire One Day Since Yesterday – Peter Bogdanovich And The Lost American Film (59 min.) van Bill Teck uit 2014, in zijn gouden jaren voelde hij zich nooit op z’n plek. ‘Het was alsof iedereen me haatte of op een vreemde manier aankeek. Ik voelde me altijd ongemakkelijk. Behalve als ik alleen was met Cybill.’

De jonge, behoorlijk zelfvoldane Bogdanovich had werkelijk alles: succes, aandacht én Cybill Shepherd, de glamoureuze actrice die een groot deel van de seventies zijn muze en geliefde zou zijn. Bioscoopsuccessen stapelden zich intussen op: van Paper Moon en The Last Picture Show tot What’s Up, Doc?. En toen begon hij aan They All Laughed (1981), een film die door menigeen wordt beschouwd als de laatste film van de jaren zeventig, het decennium waarin eigenzinnige regisseurs de macht grepen in Hollywood en de ene na de andere messcherpe klassieker afleverden.

Tijdens de filmopnames werd Peter Bogdanovich (1939-2022) smoorverliefd op Dorothy Stratten, een beeldschone blondine die al Playboy’s Playmate Of The Year was geweest en nu een filmcarrière ambieerde. Nog vóór hun gezamenlijke project kon worden afgerond werd zij echter vermoord door haar voormalige echtgenoot Paul Snider. Daarna braken er inktzwarte jaren aan voor Bogdanovich, een periode waarin hij zichzelf en zijn carrière even helemaal kwijtraakte. Hij schreef wel een boek over zijn tragische liefde: The Killing Of The Unicorn.

Dit verhaal – van een leven en loopbaan die door een persoonlijk drama helemaal ontsporen – wordt geïllustreerd met veel speelfilmfragmenten en setfoto’s en vervolgens ingekaderd door de man zelf, zijn zus en z’n dochters, waarbij ook persoonlijke medewerkers, collega’s als Quentin Tarantino, Wes Anderson en Noah Baumbach en acteurs waarmee de filmmaker meermaals werkte, zoals Jeff Bridges, Ben Gazzara en Cybill Shepherd, hand- en spandiensten verrichten. Peter Bogdanovich wordt zo de held die zich niet klein laat krijgen. Net als in de film.

En dan blijkt Dorothy Stratten een jongere zus te hebben: Louise.

Housewitz

Mokum

‘Van reizen heb ik nooit gehouden’, zegt de moeder van Oeke Hoogendijk, terwijl ze eindeloos zit te turen naar beelden uit het tv-programma Die Schönsten Bahnstrecken, van een trein die zich gestaag door een typisch Zwitsers landschap beweegt. Daar zou ze nog wel eens naartoe willen. Ooit. ‘En dan vroegen ze wel eens: heb je zin om te kamperen? Dan zeg ik altijd: ik heb al drie jaar gekampeerd, in de oorlog en de kampen. Dus daar heb ik echt geen behoefte aan.’ Intussen dendert de trein op het scherm voort en voort…

Die treinen fungeren in Housewitz (67 min.) natuurlijk als metafoor voor plekken die ze had kunnen ontdekken, voor levens die ze had kunnen leven. En als metafoor ook, vanzelfsprekend, voor die verdoemde oorlog, voor geliefden die nooit terugkeerden. Ruim vijftien jaar is Oeke Hoogendijk (Het Nieuwe Rijksmuseum, Mijn Rembrandt en De Schatten Van De Krim) bezig geweest met deze persoonlijke film over haar moeder Lous, die zich al dertig jaar in haar eigen burcht heeft verschanst. Ze lijdt aan agorafobie, pleinvrees, en komt de deur niet meer uit. De ongenadige rotzooi in haar woning lijkt een veruiterlijking van de ravage in haar hoofd, die ze samen met haar dochter, ook via de telefoon, binnen de perken probeert te houden. Intussen staat de televisie – herstel: staan de televisies – permanent aan.

Als fervent kijker had ze het portret dat haar dochter nu van haar heeft gemaakt overigens ook best zelf kunnen regisseren. ‘Ik zou deze film zo kunnen maken’, zegt ze, te midden van allerlei regie-aanwijzingen aan Oeke. ‘Ik zou daar echt geschikt voor zijn.’ Het moet voor Hoogendijk niet gemakkelijk zijn om met haar om te gaan, als moeder, als ‘medemaker’ en als (tot de verbeelding sprekend) personage. Soms stemt die hoofdpersoon slechts mokkend in met de plannen van haar dochter. ‘Jesus Christ Superstar, ik wou dat ik dood neerviel!’ moppert Lous bijvoorbeeld, vastgelegd met de webcams die Oeke, op haar eigen verzoek, in de woning heeft geïnstalleerd. ‘Andere mensen hebben een prettige zaterdagavond. En ik moet godverdomme het kamp weer in!’

Moeder straalt het misschien niet altijd uit – en herkent het ook vast niet in zichzelf – maar iets in haar wil dat verleden oprakelen. En iets in haar wil zichzelf ook delen. Hoe ze zomaar uit het niets een schrijver kan citeren, geraakt kan worden door de technomuziek van DJ Tiësto of niets moet hebben van gezamenlijk herdenken (‘Dat kan ik niet: het is mijn oorlog, niet die van jullie’). Zij doet dat alleen. In die geheel eigen wereld waarvan ze haar kinderen permanent deelgenoot maakt. Met Housewitz schetst Oeke van binnenuit een sensitief, knarsend en soms ook grappig portret van deze vrouw die, ondanks al haar tics en trucs, honger blijft houden naar de wereld.

Intussen dendert de trein op het scherm voort en voort…

Jimmy Is Punk – The Story Of Panic

Veroorzaken zij nu die kolkende massa in de zaal? Of was deze energie er allang en mogen zij ermee vandoor gaan? Feit is dat alle remmen losgaan op die derde mei van 1978 in zaal Kunstmin te Gouda. Springen, beuken, dansen is het parool van de uitzinnige meute. Vuist in de lucht, spuiten met bier en alles wat je in je handen krijgt linea recta naar het podium smijten.

Waar de Amsterdamse punkband Panic, die over niet al te lange tijd de pijp aan Maarten zal geven, het beest berijdt alsof het nu al de allerlaatste keer is. Een professionele cameraploeg is ingehuurd om dat voor het nageslacht – jongelui die die hele punkbeweging niet hebben meegekregen of ouwelui die het sowieso nooit zullen begrijpen – te vereeuwigen.

Natuurlijk wordt er na een stief half uur, als de groep met Requiem For Martin Heidegger zijn grootste ‘hit’ heeft afgeleverd, ‘we want more’ geschreeuwd. Panics boomlange zanger Peter Penthouse heeft bovendien een brandblusser gevonden om de feestvreugde te vergroten. Waarna ’t echt een puinzooi wordt. De tent wordt, bijna letterlijk, afgebroken.

Een medewerkster van de zaal wil daarover wel eens een hartig woordje wisselen met de bandleden. Na een stevige woordenwisseling neemt zanger Peter, die inmiddels normale kleding heeft aangetrokken over zijn speedo, met haar de schade op. Het gaat naar verluidt om zo’n drieduizend gulden, die door de verzekering (!) van de band zal worden opgehoest.

Die ene avond in een Zuid-Hollands jeugdhonk, waar zo nu en dan slim het geluid van Panic-platen onder is gemixt, vormt het hart van Jimmy Is Punk – The Story Of Panic (51 min.). Dat verhaal heeft verder niet al te veel om het lijf. Regisseur Duco Donk geeft het concert, met een punky voice-over van Louise Dunne, nog een mythische proloog en epiloog. Dat is het wel zo’n beetje.

Volgens de humorvolle aftiteling zou één van de figuranten in de film overigens als IKON-journalist worden vermoord in El Salvador, ging een ander gitaar spelen in Doe Maar en zou een derde als blowende dichter in zijn eigen rook op gaan. Waarvan akte.

Jungle

IDFA

‘Tell me I’ll never have to be ‘out there’ again’ zegt een vrouw in de klassieke romcom When Harry Met Sally met gevoel voor drama tegen de man die haar heeft gered van het vrijgezellenbestaan. Ze wil nooit meer, echt nooit meer, naar de Jungle (52 min.) waarin de hoofdpersonen van deze dampende Franse documentaire nog altijd van de ene naar de andere liaan zwieren.

In nachtelijk Parijs, stad van de liefde. En van seks. Aantrekken en afstoten. En ruzie. Regisseur Louise Mootz, zelf begin twintig, volgt drie jaar lang vijf generatiegenoten in liefde en leven. Jonge multiculturele vrouwen die aan alles snuffelen wat ook maar een beetje ruikt. Solveig vertelt bijvoorbeeld levendig over hoe ze haar vinger in de anus van een sexbuddy moest steken, Héloïse vindt het zielig voor haar vriendje dat hij zich moest behelpen met een veel te klein condoom (voor ‘whiteys’) en Bonnie duikt met een blauwe pruik op in de cabine van een metrobestuurder. Na afloop: ‘Ik zou wel eens een kwartiertje alleen willen zijn met hem.’

Deze dampende film, op het Zwitserse documentairefestival Visions du Réel uitgeroepen tot beste middellange documentaire, is een schaamteloze aaneenschakeling van roddel, stoerdoenerij, gefilosofeer, flirten en ruzie. Druistig, dramatisch en hitsig. Mootz geeft nauwelijks context en lijkt, aangejaagd door de dampende soundtrack, simpelweg de actie te volgen. Gaandeweg schroeft ze het tempo wat terug en worden de grotere issues van de meiden helder. Studeren of zingen? Thuis wonen of op jezelf? Jongens of toch meiden?

Niet dat dit tot weloverwogen keuzes of beslissingen leidt. Jungle is en blijft een vurige snapshot van het leven in de jungle van de onstuimige jeugd. Out there.

Famke Next

Videoland

Met haar desastreuze optreden bij de talkshow Jinek, waarin ze onbeholpen de anti-Corona actie #ikdoenietmeermee probeerde te verdedigen, gaf de Nederlandse zangeres en YouTube-ster Famke Louise half Nederland, waaronder haar vaste haters, de kans om ongegeneerd de strontkar over haar uit te rijden. Kort daarna volgde een openbare boetedoening. Een maand later is er alweer de driedelige docuserie Famke Next (95 min.), het vervolg op Famke Louise, De Documentaire uit 2018. Het is de vraag of die gunstig uitpakt voor ‘the babe you love to hate’ – hoewel ze oprecht haar best doet om zich daarin te presenteren als een heel gewoon meisje van begin twintig: Famke Meijer.

Een meisje met allerlei problemen, dat wel: met haar moeder Marja, met haar nicht/huisgenoot Yvonne en met zo ongeveer haar complete professionele entourage, waaronder de rappers Bizzey en Ali B. Documentairemaakster June te Spenke stond er in het afgelopen jaar bovenop en legde alle twijfels, frustraties en ruzies van akelig dichtbij vast met haar camera. ‘Soms voel ik mezelf niet mezelf’, verzucht Famke op een gegeven moment. Of: ‘Zelfs mijn eigen moeder onderschat mij.’ En, tijdens een ruzie met diezelfde ouder: ‘Ik heb hier ook gewoon geen zin in, als-je-blieft, en ik wil ook niet dat dit in de docu komt.’

Het fragment zit natuurlijk wél in Famke Next, een even exhibitionistische als onevenwichtige miniserie. Want niets lijkt daarvoor te privé of ongemakkelijk. De geregistreerde gebeurtenissen roepen regelmatig de vraag op of er nu echt niemand in Famkes directe omgeving is die zegt: zet dat ding eens uit. Of beter: leg hem gewoon weg. Als ze op bezoek gaat bij de oud-buurman van haar vader, acteur Hugo Metsers, om meer zicht te krijgen op de ware toedracht van diens (zelfverkozen?) dood, wordt bijvoorbeeld ook dat heel kwetsbare moment rücksichtslos opgetekend. Inclusief het verdriet en de verwarring naderhand.

Uiteindelijk lijkt alles, ook voor de hoofdpersoon zelf, gewoon materiaal. Of het nu ruw, intiem of pijnlijk is. Het echte leven zogezegd, of op zijn minst de (social) media-versie daarvan. Een ontzettend schrijnende selfie. Associatief gemonteerd en verbonden met gestileerde sequenties van het ongenaakbare jeugdidool Famke Louise. En daarachter schuilt dus een gewoon – en gewond – meisje dat wil communiceren wat haar echt, écht, beweegt. Waarbij zo langzamerhand toch ook de vraag op tafel komt of ze, om Britney Spears-achtige taferelen te voorkomen, in bescherming moet worden genomen tegen zichzelf.

Maar wie heeft daar belang bij in tijden van Corona, als de entertainmentsector alle zeilen bij moet zetten om te overleven? Zou Famkes debuutalbum Next, een jaar geleden al aangekondigd, nu misschien dan toch echt in aantocht zijn? Jawel hoor. Het lijken perverse prikkels voor nóg meer openbaar uitgevent drama – en, wie weet, serieuze brokken.

Overtijd

VPRO

Drie jonge vrouwen, driemaal dezelfde ervaring: onverwacht zwanger. En nu? In zeer persoonlijke gesprekken tekent Tessa Louise Pope hun ervaringen op. Van die eerste onbestemde lichamelijke signalen tot de test die duidelijkheid moet brengen. En dan verder. Hoe dan? Nee, terug: móet dit verder?

Pope zet het lastige proces dat Eva, Kiki en Chrisey ieder voor zich moeten doormaken en dat kan leiden tot het beëindigen van hun zwangerschap centraal in de intieme interviewfilm Overtijd (25 min.). Ze omlijst dit met abstracte beelden en stemmige muziek, die volledig in dienst staan van hun ontboezemingen over het jonge leven dat ze hadden kunnen voortbrengen.

‘Ik denk dat ik dat kapje al ophad’, herinnert één van de geïnterviewden zich bijvoorbeeld geëmotioneerd. ‘Maar dat ik nog wel ergens een soort van dacht: ik zou nu nog kunnen stoppen. Ik zou nu nog nee kunnen zeggen.’ Het maakt helder hoe ingrijpend de keuze voor een abortus is, ook al ben je later nog altijd overtuigd van de juistheid daarvan.