Les Mots De La Fin

Human

In het Centre Hospitalier Régional de la Citadelle te Luik houdt dokter Damas spreekuur. Hij ontvangt geen gewone patiënten, maar mensen met een doodswens. Sinds België in 2002 euthanasie legaliseerde, kunnen zij, bij ongeneeslijk en ondraaglijk lijden, in het ziekenhuis een afspraak maken voor een levenseinde-consult.

In Les Mots De La Fin (71 min.) kijken Gaëlle Hardy en Agnès Lejeune met de camera mee bij deze indringende gesprekken. Mevrouw Hox meldt zich bijvoorbeeld. De hoogbejaarde vrouw is gediagnosticeerd met ALS en ziet dat haar mogelijkheden steeds beperkter worden. Ze wil liefst zo snel mogelijk euthanasie, betoogt ze, met haar nicht aan haar zijde. Liefst binnen enkele weken.

Een andere patiënt, mevrouw Dubois, mankeert nog weinig. Zij heeft echter gezien hoe haar echtgenoot en schoonmoeder hebben geleden. Dat wil ze zelf toch graag voorkomen. Mevrouw Bonsignore is dan weer geestelijk helemaal uitgeput, maar voor de trein springen wil ze vanwege haar zoons ook niet. Die zijn overigens nog niet op de hoogte van haar plannen.

Tijdens indringende gesprekken tasten arts en patiënt elkaar af. Is euthanasie werkelijk de beste – of in elk geval: minst slechte – oplossing? Voldoen de vragers aan alle voorwaarden? En (hoe) hebben ze hun verwanten meegenomen in deze ingrijpende keuze? Dokter Damas staat in principe welwillend tegenover hun verzoek, maar geeft wel degelijk ook de én zijn grenzen aan.

Sommige verzoeken worden ook nog belemmerd door een andere grens: die tussen België en Frankrijk, waar de wet aanmerkelijk minder ruimte biedt aan mensen voor wie het leven vooral lijden is geworden. Damas worstelt daarmee en brengt die vraag ook in bij een interdisciplinair overleg over levensbeëindiging, een ander belangrijk bestanddeel van deze gespreksfilm.

Verder bestaat de documentaire vrijwel volledig uit afzonderlijke levenseinde-consulten, zo nu en dan onderbroken door verdwaalde shots van het ziekenhuis en de omgeving, aangekleed met stemmige muziek. De daad zelf, het verrichten van euthanasie, wordt bewaard voor het slot van de film. En ook dan zijn alleen de voorbereidingen te zien en is het levenseinde zelf slechts te horen.

Les Mots De La Fin richt zich volledig op de beweegredenen van mensen met een doodswens en de gesprekken die zij daarover voeren met hun arts. Aan het eind gaat dokter Damas nog op bezoek bij de familie van een ernstig zieke jonge vrouw die hij van het leven heeft verlost. Dan laat de man die iedereen professioneel te woord heeft gestaan even zijn artsenmasker zakken.

Want euthanasie mag dan inmiddels tot het standaardrepertoire van sommige artsen behoren, deze serene film laat zien dat (hulp bij) het beëindigen van het leven – ook al is dat een kwestie van ongeneeslijk en ondraaglijk lijden geworden – nooit routine wordt – of mag worden.

Karo Wil Goed Dood

Human

‘Einddatum’ staat er in haar digitale agenda bij vrijdag 2 december 2022. Drie dagen van tevoren wil Karo nog naar een concert van de symfonische metalband Within Temptation. In de navolgende dagen is er dan gelegenheid voor familie en vrienden om afscheid van haar te nemen. En dan wil ze op een waardige wijze afscheid nemen van het leven.

Karo Wil Goed Dood (39 min.) is het relaas van een jonge, beschadigde vrouw die aan meerdere traumatische gebeurtenissen een complexe posttraumatische stressstoornis (CPTSS) heeft overgehouden en nu een euthanasieverzoek heeft ingediend. Na vijftien jaar, waarin ze naar verluidt zo’n tweehonderd hulpverleners heeft gezien, is ze uitbehandeld. Karo gaat vrijwel dagelijks gebukt onder angsten, somberte en de drang om zichzelf te pijnigen.

Xena Maria Evers documenteert in deze korte documentaire, die thematisch sterk verwant is met Jesse van Venrooij’s film ‘t Is Goed Zo (over de euthanasie van Eelco de Gooier uit 2018), wat de laatste dagen van Karo’s leven moeten worden. Haar psychiater heeft haar aanvraag goedgekeurd. Nu moet een second opinion-arts alleen nog vaststellen of de vrouw uit Beverwijk inderdaad ondraaglijk lijdt en in staat is om de keuze voor euthanasie te maken.

‘Alsof je een soort van moet solliciteren of je dood mag’, meent de 29-jarige vrouw zelf. De precieze redenen voor haar doodswens blijven onbenoemd in deze wrange film – om geen ongewenste gevolgen te triggeren – maar uit wat Karo vertelt over de dagelijkse strijd die haar leven is geworden en de doelgerichtheid waarmee ze het euthanasietraject uiterlijk onbewogen doorzet spreekt hoezeer ze verlangt naar de rust die haar alom wordt toegewenst.

In Het Echt Heb Ik Een Neus

Stephane Kaas & het competitieve mannetje / NTR

Vorm is inhoud. En dus oogt deze documentaire van Stephane Kaas, die met Rutger Lemm een Emmy Award won voor het joyeuze portret Etgar Keret – Een Waargebeurd Verhaal, over webcomics als, ja, een webcomic en is ook het verhaal opgebouwd als, juist, een webcomic. Kaas houdt sinds augustus 2019 een getekend dagboek bij en had op een gegeven moment een lumineus idee: een film over, jawel, webcomics. Die is echter gemakkelijk bedacht dan gemaakt. Zeker omdat de maker ervan permanent ‘het competitieve mannetje’ in zichzelf op afstand moet zien te houden. Die is echter ook in deze joyeuze docu gekropen, om zo nu en dan zijn ongezouten mening te geven over wat die Kaas nu weer heeft gedaan of nagelaten.

‘Als dit geen succes wordt, heb ik daarna nog wel werk?’ vraagt de hoofdpersoon/maker zich dan ook zelf nog eens hardop af, als de productie van zijn ‘internationale coproductie’ en het filmen van allerlei cartoonisten niet van een leien dakje blijkt te gaan. ‘Ik heb voor elke draaidag een slapeloze nacht, waarin ik me vooral druk maak over niet kunnen slapen.’ Angstzweet kan op zo’n moment natuurlijk niet uitblijven. ‘Gatverdamme!’ roept het mannetje dan uit, terwijl hij, demonstratief met zijn armen over elkaar, naast zijn gastheer gaat zitten. Die weet het dan echt, of op z’n minst in de comic, niet meer. ‘Had ik niet een ander beroep kunnen kiezen?’

Gaandeweg geeft Stephane Kaas in In Het Echt Heb Ik Een Neus (55 min.), een titel die verwijst naar het verschil tussen de Amerikaanse cartoonist Jackie E. Davies (@underpantsandoverbites) en de karikaturale versie die ze van zichzelf presenteert, echter steeds meer ruimte aan de zielenroerselen van zijn vakbroeders en -zusters. De Brit Alex Norris (@webcomic_name) geeft via een klodderfiguurtje, dat in drie tekeningen steeds tot dezelfde clou komt (‘oh no’), bijvoorbeeld uitdrukking aan het leven als queer. Emma Jon-Michael Frank (@jonmichaelfrank) getuigt van zijn psychische problemen en gevoel voor poëzie. En Renske de Greef (@renskedegreef) brengt de complicaties van het (aanstaande) moederschap in beeld in Mamamorfose.

Met hun persoonlijke en openhartige werk, dat doorgaans ergens tussen zelfmedelijden en zelfspot bivakkeert, geven ze tegenwicht aan de ideaalbeelden die anderen vaak op sociale media droppen. Zelfs grote maatschappelijke thema’s kunnen daarbinnen een plek krijgen, zoals de Vlaamse cartoonist Christina de Witte (@chrostin), met tekeningen over hoe onveilig vrouwen zich soms op straat voelen, en haar Oekraïense collega Zhenya Oliinyk (@evilpinkpics), met haar impressies van de Russische inval, laten zien. Misschien spreekt de Amerikaanse Whit Taylor (@whittaylor), die haar eigen depressies en angsten belicht in haar tekeningen, wel voor hen allemaal als ze zegt dat haar webcomics ‘mijn meest authentieke manier van bestaan’ vormen. 

En dat is dan eigenlijk best een aardig inhoudelijk motto voor deze verfilmde webcomic, die Stephane Kaas uiteindelijk toch, min of meer, of puur voor de vorm, tot een goed einde heeft weten te brengen.

How To Save A Dead Friend

Periscoop

Kimi maakte de wereld draaglijk, constateert Marusya Syroechkovskaya als haar zeer persoonlijke film How To Save A Dead Friend (104 min.) bijna een half uur onderweg is. Nu had ze eindelijk haar eigen familie. Voelde ze nu werkelijk zoiets als… geluk? Ze heeft de woorden nog niet uitgesproken of haar vriend bereidt in deze enerverende coming of age-docu een shot heroïne voor. Zodat ze samen los kunnen komen van de pijn en even helemaal van de wereld zijn.

Marusya leert Kimi Morev in 2005 op zestienjarige leeftijd kennen en herkent direct een zielsverwant in de tengere jongen. Ze stammen allebei uit een gebroken gezin, worstelen met depressies en zweren bij zwaarmoedige bands als Nirvana en Joy Division. Al snel zijn de twee Russische alto’s getrouwd. Hun kat noemen ze Ian, naar Joy Division-zanger Ian Curtis, die in 1980 op 23-jarige leeftijd een einde aan zijn leven maakte. Kimi zal uiteindelijk de dertig ook niet halen.

De film start bij zijn uitvaart in 2016. Hij ging op een gegeven moment van afkickcentrum naar afkickcentrum, vertelt Syroechkovskaya in de persoonlijke voice-over waarmee ze dit document over hun gezamenlijke leven aanstuurt. Diep in zijn hart wilde hij echter helemaal niet stoppen. ‘Het waren vooral de leugens die me teleurstelden omdat die betekenden dat heroïne inmiddels belangrijker was dan ik’, constateert ze halverwege. Als de echte ellende nog moet beginnen.

Hun tragische liefde, die onvermijdelijk uitloopt op een scheiding, lijkt verbonden met de ‘Depressie Federatie’ Rusland, die steeds nationalistischer wordt en alsmaar meer op een dictatuur begint te lijken. Binnen die deprimerende omgeving zijn suïcide en overdoses aan de orde van dag bij jongeren met weinig perspectief zoals zij. In de desolate flats van de Moskouse voorstad Butovo, waar haar voormalige echtgenoot opgroeide, vindt Syroechkovskaya daarvoor een treffende metafoor.

Terwijl Marusya zo goed en zo kwaad als dat gaat haar leven weer op de rit probeert te krijgen, documenteert ze hoe Kimi zijn weg vervolgt op het pad van zelfdestructie dat uiteindelijk maar één eindpunt kent. Onderweg speelt hij volgens eigen zeggen Russische roulette, door de dosering van zijn zelfmedicatie steeds een beetje te verhogen. Zo beschadigt hij zichzelf, lichamelijk en geestelijk, totdat de weg terug, hoezeer ze elkaar ook wijsmaken van niet, eigenlijk helemaal afgesloten is.

Marusya Syroechkovskaya vangt dit in een bruisende collage van homevideo’s en gestileerde sequenties, zet met donkere rock- en synthmuziek treffende accenten en maakt van How To Save A Dead Friend zo een smartelijk eerbetoon aan dat ene verloren leven. Aan een verloren generatie ook, die de armoede, trauma’s en algehele tristesse van het moderne Rusland nooit helemaal van zich kan afschudden en er met gehavend lijf en zwartgeblakerde ziel maar iets van moet zien te maken.

Wisconsin Death Trip

mubi.com

Is dit nu een voorbeeld van hoe ‘nieuws’, door zijn voortdurende gerichtheid op de (negatieve) afwijking van wat we met z’n allen normaal vinden, ons beeld van de wereld kan verminken? Afgaande op de berichten die Frank Cooper in de jaren 1890-1900 voor een plaatselijke krant schreef was de dood werkelijk alomtegenwoordig in Black River Falls, een stadje in het noorden van de Amerikaanse staat Wisconsin dat vooral werd bevolkt door Noorse en Duitse immigranten en dat in die tijd werd geconfronteerd met mijnsluitingen en een economische crisis. Magere Hein kwam bovendien zelden helemaal uit zichzelf. Hij werd regelmatig een handje geholpen.

In Wisconsin Death Trip (78 min.), de verfilming van Michael Lesy’s gelijknamige non-fictieboek uit 1973, daalt regisseur James Marsh aan de hand van Coopers nieuwsberichten, ingelezen door acteur Ian Holm, af in een zwart-witte horrorwereld die volledig wordt gedomineerd door malheur: ziekte (difterie), drugsgebruik, allerlei vormen van gekte (winterdepressies, liefdesverdriet en godsdienstwaanzin) en de vertaling daarvan naar tragische ongelukken, wanhoopsdaden en – niet te negeren: zo vaak – redeloos geweld. Tegen een voormalige geliefde, zichzelf of iemand die toevallig op het verkeerde moment op de verkeerde plek was.

Zo introduceert de filmmaker in deze documentaire uit 1999 bijvoorbeeld de verwarde schoollerares Mary Sweeney die overal ruiten kapot slaat, een dertienjarige Duitse jongen die samen met zijn tienjarige broertje een willekeurige man doodt en de wereldberoemde Franse operaster Pauline L’Allemand, die in de herfst van haar carrière en leven plotseling, zonder enige vooraankondiging, het geïsoleerde plaatsje in Wisconsin aandoet. Marsh illustreert al deze menselijke drama’s met authentieke foto’s van de lokale fotograaf Charles Van Schaik, stemmige klassieke muziek en naargeestige gereconstrueerde scènes zonder geluid.

Tegenover dat ‘stomme’ verleden, gerangschikt aan de hand van de vier jaargetijden, plaatst hij hedendaagse beelden van Black River Falls: ogenschijnlijk onschuldige taferelen van kinderen in Halloween-kostuum, de plaatselijke missverkiezingen of kerkdiensten, die echter steeds nadrukkelijker worden begeleid door verhalen over brandstichting, seriemoordenaars en zelfmoord. Zo klinkt de beladen geschiedenis van het kleine stadje onmiskenbaar door in het heden. Alsof alle ellende zich zomaar zou kunnen herhalen. Wisconsin Death Trip wordt daarmee niets minder dan een reis, bepaald niet ontdaan van drama en bombast, naar de donkerste spelonken van de menselijke geest. Daar waar doorgaans, dat ook, het spraakmakendste ‘nieuws’ wordt gevonden.

A House Made Of Splinters

Kolya en Kristina / c: Final Cut For Real & Simon Lereng Wilmont

‘Dochter van me, waarom wil je me het graf in jagen?’ vraagt moeder als Eva haar, via de telefoon op de gang van de tijdelijke opvang, eindelijk weer eens aan de lijn heeft gekregen. ‘Ik zit hier in m’n eentje te huilen.’ Eva, een verweesd meisje van een jaar of tien dat veel te wijs is voor haar leeftijd, verblijft dan al enige tijd in A House Made Of Splinters (87 min.) te Lysytsjansk, zo’n twintig kilometer van de frontlinie in Oost-Oekraïne. Ze oogt ineens ongelooflijk eenzaam.

Het is haar tweede periode in Het opvanghuis, waar de oorlog zoveel mogelijk buiten de deur wordt gehouden. Eva’s vader is niet meer in leven. En haar moeder is soms dagenlang verdwenen als ze de strijd met de drank weer eens heeft verloren. Zij dreigt nu ook uit de ouderlijke macht te worden gezet. En dan moet Eva naar een weeshuis. Haar begeleider Marharyta probeert op de valreep nog een familielid of pleeggezin te vinden, waar het meisje terecht kan. Misschien wil Eva’s grootmoeder de voogd van het meisje worden?

Als het ene kind vertrekt, dient zich echter al snel weer een nieuw kind aan in deze aangrijpende film van Simon Lereng Wilmont (The Distant Barking Of Dogs). Hij heeft zich gedurende langere tijd in het opvanghuis genesteld en vangt vanuit die positie, met de ogen en het hart wijd open, ontzettend intieme taferelen. Van kinderen, terzijde gestaan door enkele liefdevolle begeleiders, die het samen moeten zien te rooien: stoeiend, knuffelend, dansend, klierend, spelend en troostend. Via hen wordt tevens zichtbaar wat de werkelijke schade is van al die disfunctionele families, gesloopt door oorlog, depressies en drank, altijd weer drank.

Als Kolya’s moeder, die ruikt naar alcohol, bijvoorbeeld op bezoek komt, maant ze het stoere joch om te stoppen met huilen. Hij is immers een man. En als zodanig draagt hij ook de verantwoordelijkheid voor een jonger broertje en zusje. Kinderen zoals zij mogen maximaal negen maanden blijven in de tijdelijke opvang. Daarna moet er een definitieve oplossing komen: terug naar huis, naar een pleeggezin of toch naar het kindertehuis van Vadertje Staat. Het kan zomaar betekenen dat Kolya en zijn broertje Zhenya en zusje Kristina straks uit elkaar worden gehaald.

Intussen heeft het vertederende meisje Sasha in het opvanghuis te Lysytsjansk vriendschap gesloten met een ander meisje, Alina. Als er voor haar een pleeggezin is gevonden, staat het kind met de gewonde ogen er ineens weer helemaal alleen voor. En dan is er speciaal bezoek voor Sasha, van iemand die wordt aangekondigd als ‘tante Lena’. Ligt daar misschien haar toekomst, bij een vriendelijke mevrouw waarvan ze nauwelijks meer weet dan dat ze in de buurt woont en een schattige teckel heeft?

Simon Lereng Wilmont observeert deze kwetsbare kinderen met zeer veel compassie en gevoel voor poëzie. Hij vindt bij hen kleine momenten – een telefoon die maar niet wordt beantwoord, een magisch spel met zeepbellen of een schoolbord dat beslist wordt schoongeveegd bijvoorbeeld – die door de setting een enorme betekenis krijgen, daardoor ongenadig op het gevoel werken en van A House Made of Splinters een buitengewoon aangrijpende film maken.

Crumb

David Lynch presents… a Terry Zwigoff film: Crumb (116 min.). Althans, met die boodschap begint deze klassieke documentaire uit 1994. In werkelijkheid zou de gevierde filmmaker helemaal niets hebben bijgedragen. Pas toen Crumb al volledig was afgerond, reageerde Lynch op een verzoek om een financiële bijdrage te leveren. ‘s Mans reputatie kon echter uitstekend worden ingezet om de documentaire te promoten.

Deze gevierde film wordt sowieso omgeven door mythen: regisseur Terry Zwigoff zou zijn vriend en hoofdpersoon, de Amerikaanse underground cartoonist Robert Crumb (Fritz The Cat, Mr. Natural en de slogan ‘Keep On Trucking’), hebben gedreigd met zelfmoord als hij niet wilde meewerken aan de productie. Dit broodje aap-verhaal bleek later per ongeluk in omloop te zijn gebracht door de befaamde filmcriticus Roger Ebert – al klopt het wel dat Crumb eigenlijk geen zin had in deze onthullende en verontrustende docu.

Zulke verhalen sluiten naadloos aan bij de aard van de film. Achter het Harold Lloyd-achtige uiterlijk van de hoofdpersoon en zijn ontwapenende glimlach gaat een onvervalste weirdo en provocateur schuil, wiens werk regelmatig met misogynie en racisme in verband is gebracht. Terwijl de kunstcriticus Robert Hughes niets minder dan een moderne Breughel of Goya ziet in Robert Crumb, ontwaren anderen toch vooral een vies, eng mannetje, dat zich (letterlijk) verlustigt aan zijn eigen afzichtelijke creaties.

Crumb wordt echt ongemakkelijk – en ontroerend en, op een vreemde manier, ook grappig – als de kunstenaar zijn familie opzoekt in Philadelphia. Daar woont zijn oudere broer en grote inspiratiebron Charles, zelf een getalenteerd tekenaar, in bij hun moeder Beatrice. Beiden kampen met ernstige psychische problemen, die luchtig worden besproken en consequent weggelachen. In een luizige hotelkamer in San Francisco treft Robert tevens zijn jongere broer Maxon die al even expliciete kunst maakt – en, dat ook, meermaals vrouwen heeft aangerand.

Of deze unheimische film ook een verklaring geeft voor al die zieke geesten in de Crumb-familie? Een begin ervan, misschien. Hun vader Charles, een marinier die ooit actief was als oorlogstekenaar, zou volgens zijn oudste zoon en naamgenoot ‘een sadistische bullebak’ zijn geweest. Maar of dat werkelijk een afdoende antwoord is? De slotsom is in elk geval helder: dit gezin is verworden tot een menselijk rariteitenkabinet (waarbij overigens moet worden aangetekend dat Roberts zussen Sandra en Carol niet aan het woord komen).

Uiterst accuraat schetst Crumb zo de context bij het oeuvre van een toonaangevende Amerikaanse kunstenaar, waarbij een sterke maag soms echt gewenst is en ’s mans werk hem, en ons, tevens lijkt te beschermen tegen grotere ellende.

Not Carol

AVROTROS

Nee, niet Carol! Alle direct betrokkenen – Carol Coronado’s echtgenoot Rudy, moeder Julie, zus Robyn, schoonzus Sandra en vrienden uit de buurt – benadrukken het nog maar eens: ze was zo’n getalenteerde vrouw, zo’n fijne vriendin en zo’n lieve moeder. Toch sloegen op 20 mei 2014 de stoppen door bij Carol: in een vlaag van verstandsverbijstering doodde ze haar drie dochtertjes Sophia, Yazmine  en Xenia.

In de Twin Towers-gevangenis te Los Angeles wacht Carol haar berechting af. Ze weet manlief Rudy daarbij nog altijd aan haar zijde. Hij blijft ervan overtuigd dat zij eigenlijk ‘een veel beter mens’ is dan hij. Toch kunnen de dramatische gebeurtenissen in Not Carol (73 min.) eigenlijk niet als een verrassing zijn gekomen voor Carols directe omgeving. Na de geboorte van haar derde kind in slechts drie jaar tijd begon ze steeds opzichtiger te ontsporen.

Terwijl de zaak tegen Carol Coronado voor het gerecht wordt gebracht, zoomt deze documentaire van Eamonn Harrington en John Watkin uit naar het grotere thema: postpartum psychose. Een thema waarvoor doorgaans, ook door schaamte, weinig aandacht is. Enkele lotgenoten van Carol, en hun verwanten/nabestaanden, vertellen hoe de ‘babyblues’ die na de geboorte van een kind kan volgen ook bij hen steeds naargeestigere vormen begon aan te nemen.

Carols casus wordt zo in een breder perspectief geplaatst. Tegelijkertijd is duidelijk dat er in haar geval ook sprake was van erfelijke aanleg en een keten van traumatische ervaringen. De vrouw die in opdracht van de stemmen in haar hoofd de tweejarige peuter Sophia, haar eenjarige zusje Yazmine en de drie maanden oude baby Xenia van het leven beroofde en daarna de hand aan zichzelf probeerde te slaan was een ander. Niet Carol.

De Gouden Lichting

VPRO

Is op weg naar de top alles geoorloofd? En kan een medaille of prijs met terugwerkende kracht jaren van ontberingen goedmaken of zelfs rechtvaardigen? Coaches zoals Frank Louter en Gerrit Beltman zullen beide vragen ongetwijfeld met ‘ja’ beantwoorden. Zij komen alleen niet aan het woord in De Gouden Lichting (150 min.).

De twee Nederlandse turncoaches en hun omstreden handelswijze vormen wel het voornaamste onderwerp van gesprek in deze driedelige serie van Ellen Vloet, die is gebaseerd op research en publicaties van Helden Magazine. Het woord is daarin aan hun voormalige pupillen Suzanne Harmes, Renske Endel, Verona van de Leur en Gabriëlla Wammes. Rond de eeuwwisseling leken ze stuk voor stuk voorbestemd om (wereld)toppers te worden.

Los van elkaar getuigen zij over de kadaverdiscipline van Louter en Beltman – afgekeken van Russische en Roemeense collega’s die met harde hand topturnsters hadden opgeleid – waaraan ze zo’n beetje hun hele jeugd zijn onderworpen. Psychologische spelletjes, emotionele chantage, vernedering, intimidatie en disciplinering met, letterlijk, harde hand. De vier vrouwen zijn er ernstig door beschadigd. Met alle gevolgen van dien: van eetstoornissen en psychische klachten tot verstoorde familieverhoudingen.

Hun persoonlijke herinneringen zijn omkleed met privéfoto’s en -video’s, trainingsbeelden, wedstrijdimpressies, oude interviews en symbolische sequenties. Ze worden bovendien ondersteund door fragmenten uit het dagboek van Suzannes Harmes’ moeder Marjan, die zich destijds al zorgen maakte over het regime in de turnhal en boos was op zichzelf dat ze nooit heeft ingegrepen. Want De Methode Louter en Veltman was ook succesvol. Tenminste, totdat de turnsters die ze opzadelden met kwalificaties als ‘kutwijf’, ‘snol’, ‘mietje’, ‘dikke koe’ of ‘jankbal’, helemaal ‘kapotgetraind’ waren.

Deze productie over de barre Oostblok-cultuur binnen de turnwereld – die min of meer aansluit bij de teneur in de Nederlandse documentaires Turn! en Mist en Amerikaanse films zoals At The Heart Of Gold: Inside The USA Gymnastics Scandal en Athlete A (waarin overigens ook nog eens sprake is van seksueel misbruik) – maakt overtuigend de schade op bij de betrokken sportsters. De Gouden Lichting roept onvermijdelijk ook de vraag op of een coach er is voor zijn atleten. Of zijn die atleten er toch vooral voor de coach, als een voertuig voor zijn persoonlijke doelen?

Gerrit Beltman, die in 2020 een (beperkte) schuldbekentenis heeft afgelegd, en Frank Louter zijn tot voor kort actief gebleven als turncoach.

Klimaatrebellen, Tussen Hoop & Wanhoop

KRO-NCRV

Is het een protestactie, een ‘optreden’ in de openbare ruimte of toch een gewiekste combinatie van die twee? David Schwarz, een 29-jarige theatermaker, heeft een plekje uitgezocht op een doorgaande weg, legt daar een kussentje neer en gaat vervolgens zitten. Hij draagt een bord: ‘Ik ben doodsbang dat de maatschappij instort als gevolg van de klimaatcrisis’. De zitactie oogst weliswaar lof van zijn vriendin Ayla van Summeren (24), maar wordt hem niet door iedereen in dank afgenomen.

De Nederlandse actievoerder van de klimaatprotestgroep Extinction Rebellion heeft een plekje gekozen recht voor een auto. De bestuurder begint te toeteren en stapt uit. ‘Kun je niet dáár gaan zitten?’ vraagt hij, wijzend naar de stoep, niet eens heel onvriendelijk. David is echter onvermurwbaar. ‘Hij moet werken, man’, roept een omstander nog, maar de klimaatactivist wil van geen wijken weten en wacht op de onvermijdelijke confrontatie met de politie.

In Klimaatrebellen, Tussen Hoop & Wanhoop (55 min.) portretteert Ingeborg Jansen vijf vaderlandse jongelingen die zich genoodzaakt zien om hun klimaatdepressie, waarvan zij zelf ook last heeft, om te zetten in actie. Want ze zijn inmiddels ‘de bezorgde burger voorbij’, stelt bioloog Sandra van der Nat (30). En dus gaan ze, in de woorden van mede-actievoerder, student Sebastiaan Vannisselroy (21), ‘de wet overtreden, op een vreedzame manier, om toch maar gehoord te worden’.

Ze begeven zich naar publieke plekken of omstreden bedrijven zoals Shell of Campina en lijmen of ketenen zichzelf daar vast of veroorzaken gewoon een heleboel heisa. De navolgende arrestatie, en het bijbehorende strafblad, nemen ze op de koop toe. De acties hebben vaak ook een ludiek karakter. In Utrecht brengen ze bijvoorbeeld een brief vanuit de 21e eeuw, uit Utrecht aan Zee, huis aan huis rond. Je kunt er zelfs een bootje van vouwen, met daarop de tekst: ‘Uw huis na 2100?’.

Intussen gaat hun ‘gewone’ leven ook door. Sandra en haar al even gedreven vriend Merijn van Baardewijk (30) hebben zich bijvoorbeeld ingeschreven voor een nieuwbouwproject. David en Ayla vragen zich af of ze een kind op de wereld willen zetten. Dat is voor hen niet vanzelfsprekend. Want wat voor een leven geef je zo’n kind? Het is een vraag die Sebastiaan ook voorlegt aan zijn eigen moeder. Zij maakte zich in de jaren tachtig eveneens zorgen over de wereld. Waarom heeft ze dan tóch voor een kind gekozen?

Zo wordt in deze betrokken ‘actiefilm’, waarin Jansen de jongelingen zelf het woord geeft en aansluit bij hun ontregelende activiteiten, steeds duidelijker de achterkant van hun activisme zichtbaar: het onbegrip, de twijfel en – dat ook – het verdriet. Klimaatrebellen wordt daarmee een interessante aanvulling op Rebellion, de documentaire waarin onlangs van binnenuit de ontstaansgeschiedenis van de organisatie Extinction Rebellion in Groot-Brittannië in kaart is gebracht.

Beide films laten de, veelal hoogopgeleide, voorhoede van een nieuwe generatie idealisten aan het werk zien. Zij zijn opgezadeld met een giftige erfenis die hun toekomst – en die van alle andere aardbewoners – dreigt te verzieken. Met de moed der wanhoop en, ondanks alles, een gezonde dosis levenslust proberen ze het tij te keren.

Joy Division

Voor de generatie die opgroeide aan het bedompte einde van de jaren zeventig, toen de eerste punkgolf in zijn nadagen was aanbeland, is Ian Curtis een symbool geworden van algehele malaise, van levensmoeheid zelfs. Zoals Kurt Cobain, de voorman van de Amerikaanse rockgroep Nirvana, dat een kleine vijftien jaar later voor de grunge-generatie zou worden.

Samen met zijn band Joy Division (96 min.) wist Curtis perfect het desolate karakter van zijn tijdsgewricht te verklanken. Als de Britse zanger uit Manchester zong over eenzaamheid, liefde die je uit elkaar trekt of depressies, drukte hij een wanhoop uit die door menige jongeling daadwerkelijk werd gevoeld. Curtis verbond er uiteindelijk de ultieme consequentie aan: op 18 mei 1980 maakte hij een einde aan zijn leven.

Zijn bandmaten Bernard Sumner (gitaar/synthesizer), Peter Hook (basgitaar) en Stephen Morris (drums), die na het overlijden van Curtis de groep New Order zouden vormen en ook daarmee popgeschiedenis schreven, blikken in deze treffende documentaire uit 2007 terug op de relatief korte periode dat ze aan zijn zijde de wereld leken te gaan veroveren. De film bevat ook citaten uit de autobiografie van Ians weduwe Deborah, Touching From A Distance.

In deze productie van Grant Gee, die eerder Radioheads complete vervreemding tijdens een wereldtournee ving in Meeting People Is Easy, komen verder onder anderen Curtis’ Belgische liefje Annik Honoré, de Nederlandse fotograaf Anton Corbijn (die tevens zijn debuutfilm Control aan de groep wijdde) en televisiepersoonlijkheid/platenbaas Tony Wilson (over wie de bij vlagen hilarische biopic, 24 Hour Party People werd gemaakt, waarin Joy Division ook een prominente plek kreeg) aan het woord.

Ieder voor zich beschrijven ze Curtis’ suïcide bijna als een fait accompli, het onvermijdelijke einde achter een door epilepsie, liefdestwijfel en depressies geplaagd bestaan. ‘Vijftig procent triest en vijftig procent boos’, voelde Stephen Morris zich naar eigen zeggen. ‘Boos op hem, omdat hij zoiets stoms had gedaan. En boos op mezelf, omdat ik niets had gedaan.’ De drie overgebleven bandleden vervolgden al snel hun weg, geschokt en toch ongebroken, onder een nieuwe noemer en met nieuw elan.

En zowel Ian Curtis als Joy Division werden bijgeschreven in Het Grote Popgeschiedenisboek, in het hoofdstuk over muziek die weliswaar ouder wordt, maar nooit oud.

Brian Wilson: Long Promised Road

Hij was de ultieme Beach Boy, maar te verlegen om een meisje aan te spreken. Hij schreef allerlei wereldhits over surfen, maar stond zelf nooit op een plank. En hij werd door de hele wereld, zeker na de elpee Pet Sounds (1966), binnengehaald als een muzikaal genie, maar liep ondertussen helemaal vast in zichzelf.

De verhalen over Brian Wilson, de nucleus van The Beach Boys, zijn dan misschien overbekend, ze spreken nog altijd tot de verbeelding. Zeker als de man zelf, in gesprek met muziekjournalist/vriend Jason Fine, echt een kijkje in zijn binnenste geeft. Interviews geven vindt de getroebleerde muzikant, gediagnosticeerd met een schizoaffectieve stoornis, nog steeds spannend. Daarom gaat hij in Brian Wilson: Long Promised Road (93 min.), een titel die zowaar is ontleend aan een liedje dat werd geschreven door zijn broer Carl, regelmatig gewoon een stukje rijden met Fine.

Samen doen de twee de plekken van zijn verleden aan, luisteren naar muziek en eten een broodje. Tussendoor kletsen ze over zijn grillige carrière, de tijdloze muziek die hij heeft gemaakt en zijn persoonlijk leven, waarin hij door diepe, diepe dalen moest. Wilson vertelt bijvoorbeeld over zijn persoonlijke behandelaar Eugene Landy, die hem eerst tegelijkertijd liet afkicken van sigaretten, drank en cocaïne en vervolgens negen jaar in een therapeutische wurggreep hield. Op een gegeven moment moest Wilson volgens eigen zeggen zelfs van de vloer eten. Geen idee waarom.

De ontspannen setting met Fine als bestuurder/gespreksleider en Wilson als zijn passagier geeft deze film een intiem karakter. Documentairemaker Brent Wilson laat daarnaast Elton John, Bruce Springsteen en andere collega’s de gebruikelijke superlatieven over de begenadigde songschrijver en arrangeur verzorgen. Sterproducer Don Was (Bob Dylan, The Rolling Stones en John Mayer) kan zijn oren bijvoorbeeld nog altijd niet geloven als hij de verschillende geluidssporen van de klassieke song God Only Knows krijgt te horen. ‘Ik maak al veertig jaar platen’, zegt hij bewonderend. ‘En ik heb geen idee hoe je dit zou moeten doen.’

Zet Wilson achter zijn piano of in een studio en er hangt nog altijd magie in de lucht. Zeker als hij heel precies aangeeft bij zijn bandleden hoe hij een bepaald instrument wil horen. Het is alsof dan even zichtbaar wordt wat er in zijn hoofd omgaat. Alsof hij, waar wij in eerste instantie alleen het geheel horen, direct alle afzonderlijke elementen kan waarnemen. En als hij, als bijrijder van Fine, muziek luistert of praat over mensen die hem dierbaar zijn, zijn overleden broers Dennis en Carl bijvoorbeeld, is het alsof hij, via die trekkende mond en sprekende ogen, even recht in zijn ziel laat kijken.

En daar zit echt niet alleen een geniale gek, een droogsurfer of een would-be strandwacht. Als deze fijne film één element toevoegt aan de canon over Brian Wilson, dan is het ‘s mans overduidelijke affectie voor zijn naasten. In dat opzicht is ook de titel van de documentaire, Long Promised Road, een logische keuze. Die krijgt bovendien extra cachet met een fraaie slotscène, waarin Brian zijn broer Carl eer betoont.

Men At Lunch

Rustig werken ze hun bammetjes weg. Netjes op een rijtje. Elf staalwerkers tijdens hun lunchpauze, zittend op een balk. Even rust, even ontspannen. Achter hen is het New York van de jaren dertig te ontwaren, met de Hudson-rivier en het Central Park. Ruim tweehonderd meter beneden hen, welteverstaan. De mannen bevinden zich op een wolkenkrabber in aanbouw. Van hoogtevrees hebben ze ogenschijnlijk geen last. Die is gereserveerd voor de nietsvermoedende kijker. Die ziet de peilloze diepte.

Wie ze waren? Daarover is meer dan genoeg gespeculeerd, maar ergens onderweg zijn hun namen verloren gegaan – of ze zijn, omdat die er eigenlijk niet toe deden, gewoon nooit genoteerd. Wat is gebleven, is die ene iconische foto. Die nog altijd tot de verbeelding spreekt en overal opduikt: als een toonbeeld van de onverzettelijkheid van gewone werkemannen ten tijde van De Grote Depressie. Het waren de jaren van honkbalheld Babe Ruth, de drooglegging van de Verenigde Staten en Franklin Delano Roosevelts ‘new deal’ die het land er weer bovenop zou helpen.

Niet alleen de identiteit van de Men At Lunch (65 min.) is altijd onbekend gebleven. Ook naar de fotograaf van Lunch Atop A Skyscraper is het nog altijd gissen. Alleen de datum waarop hij het adembenemende tafereel op de RCA-wolkenkrabber op Rockefeller Plaza arrangeerde voor zijn fotocamera staat vast: 20 september 1932. En met die informatie gaat regisseur Seán Ó. Cualáin in deze verzorgde film uit 2012, waarvoor actrice Fionulla Flanagan de voice-over verzorgt, op onderzoek uit. Het spoor leidt naar het Ierse platteland, waar de wortels van in elk geval twee van de elf mannen zouden liggen.

Zij staan model voor de miljoenen immigranten, die aan het begin van de twintigste eeuw hun eigen geboortegrond ontvluchtten, hun geluk in het Land van Hoop en Dromen gingen beproeven en daar bijvoorbeeld de gevaarlijke klusjes zouden opknappen bij de opbouw van het moderne New York. Jaarlijks stierf twee proces van de staalwerkers tijdens het bouwen van wolkenkrabbers. Nog eens twee procent raakte invalide. Volgens de overlevering hielden de werkers er daarom een naargeestig motto op na: wij gaan niet dood, wij worden vermoord.

Wat er verder ook van hen is geworden, door die ene foto leven ze voort en fungeren ze bovendien als inspiratiebron voor bouwvakkers die, voor het oog van fotograaf Joe Woolhead, het New York van na 11 september 2001 weer proberen op te bouwen.

Demi Lovato: Dancing With The Devil

YouTube

Nu gaan ze, zangeres Demi Lovato en de mensen uit haar directe omgeving, wél de waarheid vertellen. Hand op het hart. Niet zoals in die nooit uitgebrachte documentaire, waarin Demi werd gefilmd tijdens haar wereldtournee van 2018 en iedereen nog netjes de schijn ophield. Totdat dit – doordat Demi op 23 juli wereldnieuws werd via een bijna fatale overdosis – met geen mogelijkheid meer was vol te houden en het filmen rigoureus werd gestopt. Einde tourfilm.

Welkom échte documentaire: Demi Lovato: Dancing With The Devil (88 min.). Alhoewel, écht? Deze serie van regisseur Michael D. Ratner, bestaande uit vier handzame delen, komt gewoon uit de koker van Team Demi. We mogen nu toch wél over de heroïne vertellen? vraagt één van de sprekers halverwege de eerste aflevering voor de zekerheid. Het antwoord luidt bevestigend. Welke verhalen echter niet in het gekozen narratief passen en dus toch nog binnenskamers worden gehouden, zullen we waarschijnlijk nooit weten. Als we dat al zouden willen.

Niet dat er op het eerste oog veel onbesproken blijft in dit onthullende portret: seksueel misbruik, eetstoornissen, verslaving, automutilatie en psychiatrische problematiek. Behalve de hoofdpersoon zelf komt ook Demi’s complete entourage aan het woord: haar moeder, zussen, stiefvader, beste vrienden en een hele zwik medewerkers: een personal assistent, business manager, hoofd beveiliging/stafchef, case manager, choreograaf/creatief directeur en ook nog een ‘gewone’ manager. Voor de zekerheid komt Demi er nog wel even naast zitten of spoort ze hen vooraf aan om vooral de complete waarheid te vertellen – en, waar nodig, hun eigen naam te zuiveren.

Dat voelt allemaal heel Amerikaans: elk dieptepunt blijkt uiteindelijk vooral een aanloop naar een moment van diep inzicht. Het probleem is alleen: die diepere inzichten, zo blijkt uit archiefmateriaal, heeft ze al eerder gehad. En die hebben uiteindelijk dan toch weinig effect gesorteerd. In dat verband zou het interessant zijn geweest als ook Lovato’s vorige management, dat haar ten tijde van die overdosis in 2018 aan strikte regels onderwierp en dat sindsdien aan de kant is geschoven, spreektijd had gekregen. Wat zou dit voor effect hebben gehad op dat roestvrijstalen narratief van in de diepste put vallen en er weer geheel gelouterd uitklimmen?

Échte reflectie – op hoe een leven in de spotlights, vanaf heel jonge leeftijd, jou en je omgeving tekent – ontbreekt evenwel in deze échte documentaire, die uiteindelijk toch eerst en vooral weer een promotool lijkt. Want Demi Lovato: Dancing With The Devil wordt natuurlijk opgeleverd met een gelijknamige hitsingle. En in de bijbehorende videoclip speelt ze, ter leering ende vermaeck, haar eigen overdosis nog eens vol overgave na. Dat kun je dapper noemen. Of smakeloos.

The Weight Of Gold

De post-Olympische blues. De depressie die onvermijdelijk volgt na deelname aan de Olympische Spelen. Ook als je wél Goud hebt gewonnen. ‘Wie ben ik buiten het zwembad?’ vroeg zwemmer Michael Phelps, die in totaal 28 medailles won tijdens de Spelen en daarmee de meest gedecoreerde atleet aller tijden is, zich gedurig af. Tijdens zijn carrière ging hij zo, veelal in stilte, door meerdere crises.

Phelps doet dienst als verteller van The Weight Of Gold (59 min.), een gestileerde documentaire van Brett Rapkin waarin diverse (voormalige) topsporters vertellen over hun psychische problemen; van de identiteitscrisis na een belangrijke wedstrijd of overwinning tot langdurige depressies. Een kwestie die volgens hen schromelijk wordt onderschat en die in de afgelopen jaren inderdaad al tot enkele bijzonder tragische gebeurtenissen heeft geleid. Één van de daarbij betrokken sporters komt zelfs aan het woord in deze film.

In topsport ben je nu eenmaal net zo goed als je laatste overwinning- of nederlaag. ‘Als je klaar bent, donder je gewoon van de lopende band’, stelt kunstschaatser Gracie Gold droog. En dan levert die band gewoon een nieuwe titelpretendent af. Zeker als jij opzichtig hebt gefaald, op dat ene moment dat het erop aankwam. Hordeloopster Lolo Jones kan daarover meepraten. In haar hele leven is ze volgens eigen zeggen drie keer over een horde gestruikeld. Juist in de finale van de honderd meter tijdens de Olympische Spelen van 2008 ging ze onderuit. ‘En nu sta ik bekend als het meisje dat over hordes struikelt.’

Net als andere topsporters verhaalt Jones ook over de voortdurende strijd om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Tijdens haar sportcarrière hield ze er noodgedwongen allerlei bijbaantjes op na. Dat leidde soms tot pijnlijke taferelen. Zoals toen ze in een fitnesscentrum achter de bar stond. Terwijl ze smoothies maakte, verscheen haar Olympische race op de beeldschermen. ‘Ben jij dat?’, vroegen klanten. Ze konden niet geloven dat zij, de Olympische sporter, daar voor zeven dollar per uur drankjes stond te schenken. En toen de lopende band een kekke opvolgster had afgeleverd, kwam ook haar zorgverzekering nog op de tocht te staan.

Trefzeker toont The Weight Of Gold zo de achterkant van de gouden medaille, een survival of the fittest waarbij ook de winnaar uiteindelijk kan verliezen.

Het Voorland Is Back

2doc.nl

Hoe ga je om met de zelfdoding van een dierbare? En ook: hoe leef je daarna zelf verder? Die vragen staan centraal in de korte interviewdocumentaire Het Voorland Is Back (44 min.), een film van Susanne Heering. Haar zus Annemartien maakte op 32-jarige leeftijd een einde aan haar leven.

Coen Verbraak gaat in gesprek met Heering en haar broer en drie zussen over die fatale daad, waarschijnlijk als gevolg van een wild om zich heen grijpende bipolaire stoornis, en de aanloop en afwikkeling daarvan. Over verdriet, onmacht en boosheid – ook op jezelf.

Heering omlijst Verbraaks kenmerkende persoonlijke zitinterviews, die de hoofdmoot van deze film vormen, met familiefilmpjes en figuratieve beelden. Die zijn op hun beurt aangekleed met emotioneel geladen muziek. Het resultaat is een familieportret, dat het rouwproces van een gezin intiem in kaart brengt.

De zussen en broer van Annemartien Heering hebben na haar dood een stichting opgericht die zich sterk maakt voor een ‘bewezen effectieve aanvullende therapie voor mensen met een bipolaire stoornis’.

Het Voorland Is Back is hier te bekijken.

The Devil And Daniel Johnston

Ik herinner het me als de dag van gisteren: ‘I heard the Jews are having a pyjama party at the concentration camp.’ Hij zei ’t echt, tijdens een optreden op het Take Root-festival in Tilburg in 2002. De Amerikaanse singer-songwriter Daniel Johnston. Een dikkige wereldvreemde kerel, die zich met onvaste stem en onbeholpen gitaarspel door zijn eigen oeuvre worstelde. De Holocaust-grap vormde de anticlimax van een sowieso erg ongemakkelijk optreden, waarin hij ook nog verhaalde over een man die de doodstraf had gekregen vanwege een zelfmoordpoging.

Helemaal verbaasd over zijn ontregel(en)de gedrag konden concertgangers niet zijn. De wilde verhalen waren Johnston al vooruitgesneld. En die werden drie jaar later, in 2005, allemaal nog eens bevestigd, van een zeer persoonlijke context voorzien en met ongelooflijk veel verve uitgeserveerd in de overrompelende documentaire The Devil And Daniel Johnston (110 min.) van Jeff Feuerzeig. Het is een portret waarin de hoofdpersoon op alle mogelijke manieren aanwezig is (via zijn muziek, kunstprojecten, familiefilmpjes en archiefmateriaal), maar zelf niet wordt bevraagd. Dat is ook nauwelijks mogelijk.

Behalve een hele stoet liefhebbers en fans komen wel zijn betrokken vader, moeder, broer en zus aan het woord. Daniel zelf laat van zich horen via talloze audiocassettes die hij gedurende de jaren heeft gemaakt. Daarop stort hij zijn hart uit, gaat als een gek tekeer over Satan en legt tevens stiekem situaties in familiekring vast. ’Ik wil niet dat mijn zoon het lachertje wordt’, hoor je zijn moeder Mabel bijvoorbeeld tegen de jonge Daniel tieren. ‘Maar dat is wat je bent.’ De instabiele artistiekeling, gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis, blijkt al van jongs af aan het zorgenkindje van een gelovig gezin. Volgens zijn beste vriend David Thornberry noemde zijn moeder hem regelmatig een ‘unprofitable servant of the Lord’. Daniel zelf verbasterde dat op geheel eigen wijze dan tot ‘an unservicable prophet’.

Daniels beeld van de wereld komt gaandeweg steeds meer op gespannen voet te staan met de werkelijkheid van anderen. Op de plaatselijke kunstacademie ontmoet hij bijvoorbeeld de liefde van zijn leven Laurie Allen, die hij op camera braaf ‘I love you, Danny’ laat zeggen. Zij heeft echter geen idee van zijn gevoelens en al wel een vriendje. Meer heeft Daniel niet nodig om in een diepe depressie te raken. In zekere zin geniet hij, volgens zijn vriend David, echter ook van de ontstane situatie: met haar afwijzing heeft hij iets om zich diep ongelukkig over te voelen. Er zullen nog vele inzinkingen volgen, met de bijbehorende waanbeelden, paranoia en verplichte opnames – en onnavolgbare muziek en tekeningen.

Illustratief is een bizar optreden in de New Yorkse undergroundclub Piers Platter, waarbij Daniel het publiek laat meezingen met het bijzonder macabere lied Funeral Home: ‘Funeral home. Funeral home. Going to the funeral home. Got me a coffin, shiny and black. I’m going to the funeral and I’m never coming back.’ Met zulke ziel snijdende performances verwerft hij begin jaren negentig een cultstatus, zeker nadat Nirvana-zanger Kurt Cobain zich laat vereeuwigen met een Daniel Johnston T-shirt. Vanuit een psychiatrisch ziekenhuis onderhandelt de man zelf intussen met platenmaatschappijen. Tot een succesvolle carrière zal het echter nooit komen. Johnston blijft een figuur in de marge, die vanuit zijn ouderlijk huis een gestage stroom songs en tekeningen (die ook worden geëxposeerd en verkocht) op gang houdt.

‘Ik weet zeker dat Daniel straks naar de hemel gaat’, zegt één van de sprekers in deze bijzonder aangrijpende film. ‘Want in de hel is hij al geweest.’

In 2015 verscheen er nog een lekker speelse korte film met de singer-songwriter, getiteld Hi, How Are You Daniel Johnston?, waarin geanimeerde versies van de jeugdige en oudere Daniel met elkaar in gesprek gaan en de filmmaker zelf, Gabriel Sunday, in enkele scènes een jonge Johnston speelt. Met bovendien een fraai nummer van Lana del Rey, Some Things Last A Long Time.