Monster Factory

Apple TV+

De lopende band van Monster Factory levert nog wel eens een exceptioneel exemplaar af: Cody ‘Pres10’ Vance, Nick Comoroto, Damian Priest, Steve Maclin en QT Marshall. Mocht u nu – net als Yours Truly, ondergetekende, ikke dus – nog nooit van hen hebben gehoord: dat zijn professionele worstelaars, uit het Amerikaanse showworstelcircuit. Stuk voor stuk opgeleid door Danny Cage, een voormalige ‘indie wrestler’ die zijn eigen school runt in Paulsboro, New Jersey: Monster Factory (200 min.). ‘An eclectic melting pot of misfits‘, aldus de man zelf, waar volgens Cage eerder theater dan vechtsport wordt beoefend.

En daar worden nu alweer nieuwe helden, of heldinnen, klaargestoomd voor de ring: Twitch bijvoorbeeld. Een ‘weirdo’ die is gediagnosticeerd met zowel Asperger als Gilles de la Tourette en last heeft van depressies en allerlei angsten. In vaktaal: hij bevecht, letterlijk en figuurlijk, de demonen in zijn hoofd. ‘Het pad naar het paradijs loopt via de hel’, gooit hij er zelf nog maar eens een slogan tegenaan. ‘En als je daar net doorheen gaat, houd dan vooral even vol.’ Of het rijkeluismeisje The Notorious Mimi, een adrenalinejunkie die zowaar een try-out mag doen bij de fameuze WWE (World Wrestling Entertainment).

Die test begint met het opnemen van een karikaturale promovideo, voor een net meisje uit een bevoorrecht milieu, zoals Amelia Herr, nog bepaald geen sinecure. Ze zal zich als een jonge, witte en vrouwelijke versie op de ultieme GOAT (Greatest Of All Time), Muhammad Ali, ongegeneerd op de borst moeten kloppen. Het is dan nog even de vraag of deze zesdelige docuserie van Galen Summer voorbij die karikatuur van de pro-wrestler kan én wil komen. Of voorbij het cliché van de Amerikaanse sportproductie waarin gewone huis-, tuin- en keuken-figuren in een aansprekende arena boven zichzelf proberen uit te stijgen.

Centrale figuur is Cage zelf, een man die ondanks persoonlijke besognes (een ernstig zieke moeder) onvermoeibaar zijn prijsvechters blijft uitdagen, om ze vervolgens bij een showcase in de markt te kunnen zetten. Maar ook personages zoals de ‘pretty boy douchebag’ met een sociale stoornis Goldy, de Afro-Amerikaanse zwaargewicht Bobby Buffet en de latina Gabby Ortiz, die ooit de droom had om als eerste Monster Factory-vrouw door te stromen naar de WWE en ergens onderweg averij heeft opgelopen, spreken best tot de verbeelding. De worstelring blijkt een aardig podium om hen samen en individueel beter te leren kennen.

Die showcase werkt als richtpunt voor alle betrokkenen. Heeft iedereen er wel écht alles aan gedaan? vraagt Danny Cage hen in de verplichte emotionele slotspeech. Zoals ’t hoort is het evenement dan al tot epische proporties opgeblazen. De hoofdrolspelers kunnen straks zomaar de geschiedenis ingaan als de nieuwe – en die kent Yours Truly, ondergetekende, ikke dus, overigens wél – The RockHulk Hogan, of Andre The Giant. Eenmaal aanbeland bij de apotheose van deze gelikte, met catchy pop en (hard)rock afgewerkte serie zijn van Monster Factory’s karikaturen inderdaad mensen van vlees en bloed gemaakt.

Die serie zelf is alleen wel zo’n archetypische sportproductie gebleken, waarin gewone Amerikanen, liefst met een buts of deukje, op z’n Hollywoods boven zichzelf uitstijgen.

Rock City: The Life We Live

Will Wissink

Ze hebben zich stuk voor stuk in ons collectieve geheugen genesteld: The Life I Live, Wang Dang Doodle en Wasted Words, klassieke singles van bandjes uit Den Haag. Van Q65, Livin’ Blues en The Motions, om precies te zijn. Will Wissink kijkt in Rock City: The Life We Live (91 min.) terug op de gloriejaren van de Haagse muziekscene, toen The Tielman Brothers werden beschouwd als halfgoden, The Rolling Stones het Scheveningse Kurhaus afbraken en plaatselijke groepen als Golden Earring(s) en Shocking Blue overal de hitlijsten beklommen.

Wissink is een kind van die wereld. Zijn vader Willy was jarenlang de spil van de indorockgroep Willy And His Giants, waarin Will zelf tijdens een comeback ook nog even mocht drummen. Na de dood van zijn vader richt hij zich op het vastleggen van wat er nog over is van die ooit zo bruisende scene. De dagen van Q65-gitarist Joop Roelofs zijn bijvoorbeeld geteld. Hij kampt met kanker en probeert van elke dag die hem nog rest te genieten. En als zijn laatste uur heeft geslagen, wil hij definitief verdwijnen in een speciaal aangeschafte ‘flight case to heaven’.

Zijn oude bandmaatje Peter Vink timmert nog gewoon met een nieuwe groep, Knight Area, aan de weg. ‘M’n laatste klus’, noemt hij die in plat Haags. Frontman Nicko Christiansen van Livin’ Blues is rustiger geworden sinds hij ‘van de alcohol af’ is. Hij houdt zich onledig met schilderen en treedt zo nu en dan op. Hans Vandenburg heeft ’t ondertussen wel een beetje gehad met zijn Gruppo Sportivo. Hij gaat alleen spelen. ‘Je verdient meer en je hebt geen gezeik aan je kop.’ De rest van de band blijft optreden onder de naam Bombitas XL. Totdat Vandenburg alsnog terugkeert op het oude nest.

Zanger Rudy Bennett van The Motions tenslotte komt onverwacht weer in de aandacht te staan. Hij krijgt de kans om Beat En Bordeelsluipers, een theatershow over de geschiedenis van de Haagse popmuziek, te promoten in het televisieprogramma Voetbal International. Van tevoren is er nog wel even twijfel: kan hij eigenlijk nog wel ‘in the states negroes fight for freedom’ zingen in hun hit Wasted Words? ‘African-Americans’ past niet volgens huismuzikant Danny Vera. Bennett besluit het er toch maar op te wagen. Zijn optreden leidt tot een warme aanbeveling van Johan Derksen.

‘Dit is echt de reclame die we nodig hebben,’ zegt voormalig Golden Earrings-zanger Frans Krassenburg na afloop tegen Bennett. ‘Dat meen ik echt.’ Waarna Derksen zich zelfs sterk maakt voor een uitgebreide tournee van deze en andere vertegenwoordigers van de oude garde. Rock City moet ’t hebben van zulke aandoenlijke scènes, treffende impressies vanuit het nostalgiecircuit. Want de documentaire zelf is weliswaar hartstikke sympathiek, maar ook tamelijk grillig en fragmentarisch en vergeleken met een thematisch verwante film zoals Tot De Laatste Snik!? bovendien nogal ongericht.

En, hoewel Wissink niet pretendeert dat hij een compleet overzicht van Den Haag als muziekstad heeft geschetst, is het toch wel jammer dat Shocking Blue helemaal niet en Golden Earring slechts zijdelings aan bod komen.

Daley Blind: Nooit Meer Stilstaan

Videoland

Voor een voetballer met zijn staat van dienst blijft het opvallend hoeveel twijfel en weerstand Daley Blind nog altijd oproept. Zeker als daarbij in ogenschouw wordt genomen hoeveel drempels hij heeft moeten nemen in zijn carrière. ‘Het is gewoon soms een hele harde wereld, waarin er heel veel mensen zijn die een mening over je hebben’, zegt hij zelf over de voetballerij. ‘En soms maakt dat je heel klein.’

Daley Blind: Nooit Meer Stilstaan (73 min.) start natuurlijk bij het moment waarop zijn loopbaan als voetballer aan een zijden draadje hing. Nadat Blind eind 2019 tijdens een wedstrijd van Ajax tegen Valencia duizelig naar de grond was gegaan, volgden er allerlei onderzoeken in het Amsterdam UMC. Daar stelde cardioloog Harald Jorstad serieuze hartproblemen vast. Na het plaatsen van enkele ICD’s, signaleringskastjes in zijn lijf, kon Blind zijn voetbalcarrière echter tóch vervolgen.

In deze tweedelige tv-documentaire van Pamela Sturhoofd zijn de voetballer, z’n vader Danny, moeder Yvon, vrouw Candy-Rae en zijn zussen Zola en Frenkie opmerkelijk open over de medische uitdagingen, die hem op de achtergrond nog altijd parten spelen. ‘Dit is heel bijzonder’, zegt zijn arts Jorstad niet zonder trots. ‘Dit is letterlijk de grenzen van veilig sporten opzoeken. Op zo’n wereldniveau voetballen, na zo’n hartziekte, daar zijn heel weinig verhalen van bekend.’

Daarnaast zoomt Sturhoofd natuurlijk in op Blinds sportloopbaan, die worden geïllustreerd met fraaie (privé)voetbalbeelden en becommentarieerd door zijn oud-trainers Erik ten Hag, Louis van Gaal, Frank de Boer en Martin Jol. Ook dan toont de hoofdpersoon zijn kwetsbare kant. Als het gaat over de periode waarin zijn vader Danny bondscoach was en hijzelf heel slecht speelde, schiet hij zelfs vol. ‘Dat heb ik mezelf heel erg kwalijk genomen.’ Omdat Daley hem in de steek liet, zou Danny zijn ontslagen.

Het zijn echter niet zijn grote successen of decepties die de voetballer Daley Blind tekenen of de toon zetten in deze tv-docu, die tegen het einde echt een beetje wegloopt en in clichés vervalt. Dat is en blijft toch – hoe navrant dat ook klinkt – dat hart. Dit speelde opnieuw op toen zijn Deense oud-medespeler Christian Eriksen in 2021 een hartaanval kreeg tijdens het EK voetbal. Sindsdien zijn ze lotgenoten en delen de twee regelmatig – óók, enigszins gekunsteld, in deze docu – met elkaar hoe het gaat.

Blind, die zich tegenwoordig als ambassadeur inzet voor de Hartstichting, zou intussen wel wat meer waardering mogen krijgen voor zijn kwaliteiten en doorzettingsvermogen. Wellicht kan dit tweeluik een bescheiden bijdrage leveren aan het verder humaniseren van de speler die gerust een sieraad voor zijn sport mag worden genoemd. Dat zou overigens ook wel eens de bedoeling kunnen zijn geweest.

JC

Nationaal Archief / Anefo / Jac de Nijs

Terwijl het Nederlands elftal op het wereldkampioenschap voetbal van 1974 ten onder gaat tegen West-Duitsland, in slowmotion en begeleid door stemmige muziek, filosofeert de belangrijkste speler op het veld, Johan Cruijff, hardop over het bestaan van een hogere macht en of zoiets als geluk en ongeluk eigenlijk wel bestaat.

In het vliegtuig op weg naar huis, als de ster van het Nederlands elftal even alleen is met zijn vrouw Danny, wordt hij vervolgens aangesproken door een verslaggever. ‘Johan, als ik even mag storen: kun jij tegen je verlies?’ De professional in Cruijff geeft beleefd antwoord en gaat daarna in op hoe hij zich nu voelt. Hij dankt God op zijn blote knieën dat het toernooi afgelopen is, zegt hij. ‘Want het was onmenselijk zwaar.’

De fraaie archieffilm JC (63 min.), die wordt uitgebracht ter gelegenheid van Johan Cruijffs 75e verjaardag, is dan halverwege. Met prachtig archiefmateriaal, begeleid door een audiocollage van interviewfragmenten, portretteert regisseur David Kleijwegt de beste voetballer die Nederland ooit heeft voortgebracht. Diens eerste periode bij Ajax is dan achter de rug, hij kan aan zijn tweede grote liefde FC Barcelona beginnen.

Kleijwegt heeft van deze film nochtans geen regulier carrièreoverzicht gemaakt. Hij zwerft eerder intuïtief door het publieke leven van het Nederlandse icoon en vindt in allerlei situaties – de kleedkamer, het trainingsveld, tussen supporters, het strand, in reclames, de biljarttafel, thuis met Danny en allerlei televisieprogramma’s – de Cruijff die we al van haver tot gort kennen en die tóch nog nieuwe kanten van zichzelf prijsgeeft.

Behalve de lefgozer, topspits, sierlijkheid zelve, aanvoerder, leider, betweter, kapsoneslijder, denker, coach en woordkunstenaar Johan Cruijff vangt Kleijwegt, die eerder een soortgelijke film over Willem van Hanegem maakte, ook de tijd waarin de amateursport voetbal in de ban raakte van het grote geld, de televisie ineens kleur kreeg, Mies Bouman dienst deed als een soort moeder des vaderlands, gewone stervelingen Bekende Nederlander werden en ‘Cruijffie’ uitgroeide tot ‘Johan’.

Afgelopen week liet Studio Sport in de documentaire Johan Cruijff: The Unknown overigens met prachtige beelden al zien hoe goed de Nederlandse speler ooit was.

Rico: Dream Big

Prime Video

Zien we het ongenaakbare vechtsporticoon, de goedlachse Bekende Nederlander en de Hollywood-actieheld in spe ook écht kwetsbaar in deze vierdelige docuserie? Rico: Dream Big (118 min.) probeert in elk geval het complete verhaal te vertellen van Rico Verhoeven.

Allereerst natuurlijk van de vechter Rico Verhoeven, sinds 2013 wereldkampioen kickboksen. Hoe hij samen met zijn vaste begeleidingsteam (hier vertegenwoordigd door onder anderen hoofdtrainer Dennis Krauweel, mental coach Alviar Lima, krachttrainer John van Dijk en manager Karim Erja) alles op alles zet om ook de volgende opponent omver te hoeken of beuken. Vanaf drie maanden voor het gevecht is alles daarop gericht. In de laatste week kruipt het team samen in één huis, het ‘fighter house’, om het alles of niets-gevecht – dat door regisseur Danny Stolker wordt voorgesteld als een schaakwedstrijd, een enigszins versleten metafoor – alvast tot in detail te imagineren.

Dan is er de man Rico Verhoeven: de alleenstaande vader die net zijn relatie heeft zien stuklopen, de entrepreneur die altijd weer nieuwe uitdagingen zoekt (een modelijn of restaurant bijvoorbeeld) en de kerel die geniet van alle aandacht en die er, niet eens stiekem, van droomt om in de voetsporen te treden van zijn jeugdhelden Jean-Claude Van Damme en Bruce Lee. In een geinige scène neuriet Rico op weg naar de filmset van Herrie In Huize Gerri, waarin hij een klein rolletje heeft bemachtigd, niet voor niets het deuntje van de ultieme boksfilm Rocky. Is hij zich bewust van de camera? Feit is dat hij gedurende de serie consequent de boodschap afgeeft dat Hollywood zijn nieuwe podium moet worden.

Tot slot is er het jongetje Rico Verhoeven, kind van een gebroken gezin. Met een moeder die, vanwege verslavingsproblematiek niet voor hem kon zorgen. En een vader met een eigen sportschool, die zijn zoon richting een vechtsportcarrière drilde en die, toen deze loopbaan eenmaal echt op gang kwam, zelf ten prooi viel aan Alzheimer. Dat deel van Rico’s leven wordt opgetekend met moeder Jacqueline Deurloo, oma Annie Verhoeven, zus Nadia Tsouli, oud-gymleraar Rob van Amsterdam en zijn jeugdvrienden John Hasny en Patrick van der Linden. Die jonge jaren zijn in elk geval een ideale voedingsbodem gebleken voor de persoon die hij is geworden: een man die nooit tevreden is – of kan zijn.

Of Danny Stolker met al die verhaallagen ook is doorgedrongen tot de échte Rico Verhoeven? Hij lijkt toch vooral het verhaal te vertellen dat Team Rico van diens leven heeft gemaakt, waarbij een filmcarrière nu de logische volgende stap zou moeten zijn voor de vechtersbaas. Deze miniserie eindigt wat dat betreft ook in stijl: niet met een daverend gevecht, maar met een reflectie op wat hij voor de vechtsport, en het imago daarvan, heeft betekend. In de voorgaande twee uur is de persoon Rico nét vaak genoeg achter het personage Rico vandaan gekropen om de kritische kijker bij de les te houden.

69: The Saga Of Danny Hernandez

Toen hij groot ‘69’ op zijn voorhoofd liet tatoeëren, was er geen weg meer terug voor Daniel Hernandez, een latino-tiener uit Bushwick, Brooklyn. Hij zou het moeten gaan maken als Tekashi69 (ofwel: 6ix9ine). Als rapper met regenbooghaar, diverse gezichtstatoeages en tanden in allerlei verschillende kleuren. Ophef werd z’n handelsmerk. Zijn videoclips hadden zogezegd een enorme ‘shock value’: seks, coke en geweld. En op Instagram schopte hij wild om zich heen. Succes verzekerd: een bepaalde categorie jongeren identificeert zich maar wat graag met een straatwijze gangster.

In 69: The Saga Of Danny Hernandez (102 min.) wil regisseur Vikram Gandhi, bekend van zijn hoofdrol als nep-goeroe in de documentaire Kumaré, vat krijgen op de omstreden rapper, die zich uiteindelijk helemaal vastdraait in zijn eigen shit. Dat wordt de filmmaker niet door iedereen in dank afgenomen. Een buurtbewoner die hem te woord wil staan wordt ter plaatse luidkeels ter verantwoording geroepen. In dat opzicht doet Gandhi’s queeste denken aan Nick Broomfields pogingen om klaarheid te krijgen in de moorden op Tupac en Biggie, helden van een eerdere hiphopgeneratie. 

Ook Gandhi krijgt vooral belangrijke bijfiguren te spreken: Danny Hernandez zelf wil hem niet te woord staan. En dus meldt de filmmaker zich bij diens tatoeëerder, geluidstechnicus, chauffeur, haarstylist en collega’s (waarmee hij tegenwoordig soms op gespannen voet staat). Sara Molina, Hernandez’s ex-vriendin en moeder van zijn dochter, probeert de jongen achter het personage te schetsen. Al heeft ook zij nooit echt aan de binnenkant mogen kijken bij dit typische product van een New Yorkse achterbuurt, dat heeft geleerd dat hij moet vechten om te overleven.

Met zijn bronnen, geïllustreerd met clips en social media-uitingen van zijn hoofdpersonage, probeert Vikram Gandhi de opmars van Hernandez te vangen. Eerst begon hij zijn eigen kledinglijn, met teksten als Nigger, HIV of Pussy Eater erop. Daarna was er de rel rond een filmpje van groepsseks met een dertienjarig meisje, dat hij ongegeneerd deelde via social media. En toen volgde ook nog de ‘beef’ met rapper Trippie Redd, waarbij hij zich ter zijde liet staan door de beruchte Nine Trey Bloods Gang. Waar Tekashi69 kwam, zo was toen wel duidelijk, kwam gedonder.

Daarbij was het altijd weer de vraag of Danny Hernandez echt kwaad in de zin had of vooral uit was op goedkope publiciteit. Wat zijn motivatie ook mocht zijn, al die commotie legde hem bepaald geen windeieren: met hits als GummoTrollz en Gooba werd Tekashi69 een mondiaal fenomeen. Totdat hij dus werd ingehaald door zijn eigen Bad Boy-imago en zich serieus in de nesten werkte. Daar zit ook de aantrekkingskracht van deze scandaleuze documentaire, die een toxische wereld blootlegt waarin zo’n beetje alles wat fout is zowel de weg naar roem en geld als de levende hel kan plaveien.

Bruce Springsteen’s Letter To You

Apple TV+

Zonder de waarheid geweld aan te doen kun je dit een simpele ‘making of’ noemen. Van een bandje dat (weer) een nieuwe plaat opneemt. Je kent het wel: oude mannen met jonge hondenenergie, bakkeleiend over de juiste songstructuur of take en intussen gouden herinneringen ophalend.

Dit is alleen wel het bandje van Bruce Springsteen: The E Street Band. Met Stephen ‘Little Stevie’ van Zandt! Bruce’s echtgenote Patti Scialfa! En, tromgeroffel, Mighty Max Weinberg! Zonder de twee die hen ontvielen, dat wel: Danny Federici! En, niet te vergeten, Clarence ‘Big Man’ Clemons!!

Diens neef Jake en zijn saxofoon zijn overigens wél van partij als dat bandje, voor het eerst sinds – herinnert u zich deze nog-nog-nog? – Born In The USA (1984) live een nieuwe langspeler gaat opnemen: Bruce Springsteen’s Letter To You (85 min.).

Daarop is een bandje te horen dat er, als in z’n allerbeste jaren, onvervalste Bruce Springsteen & The E Street Band-songs uitperst. ‘An album that could be no more Springsteen-esque without sounding like self-parody’ stelde de Britse krant The Guardian heel treffend.

Volgens Bruce zelf, in één van de voice-overs waarmee hij de verschillende songs met elkaar verbindt, is het tevens een eerbetoon aan dat bandje zelf. Na de autobiografie Born To Run, de bijbehorende Broadway-uitvoering en de registratie daar weer van is hij opnieuw in een contemplatieve bui.

‘A rockband is a social unit based on the premise that all of us together are greater dan the sum of our individual parts’, klinkt ‘t gedragen. ‘While, in our band, the songs and individual vision are mine, the physical creation of that vision into a real-world presence belongs to all of us.’ Korte stilte: ‘We are a band.’

Vanuit een knusse studio in besneeuwd New Jersey legt Springsteens vaste huisfilmer Thom Zimny ondertussen in zwart-wit de hernieuwde bromance van Bruce en zijn mannen (en vrouw) vast, waarbij het gezelschap zich ook nog drie Springsteen-songs van bijna een halve eeuw geleden toe-eigent.

Verleden en heden, tevens vervat in archiefbeelden van The Boss en zijn koempels, vloeien zo weldadig samen in een weemoedige film over de kracht van rock & roll, oneindige vriendschap en ‘finding your better angels’.

Alsof dit de aller-aller-allerlaatste keer is. Voor Bruce en z’n bandje.

The Kinks: Echoes Of A World

The Kinks / Alamy

Volgens Ray Davies is het album ‘de meest succesvolle flop aller tijden’. Het duurde in elk geval een halve eeuw voordat er 100.000 exemplaren waren verkocht van The Kinks Are The Village Green Preservation Society, de zesde studioplaat van zijn band uit 1968. Zanger en songschrijver Ray, zijn gitarende broer Dave en drummer Mick Avory blikken in The Kinks: Echoes Of A World (71 min.) terug op het laatste album dat ze in de originele bezetting van de band maakten.

Ze worden vergezeld door het gebruikelijke contingent aan musicerende bewonderaars, zoals Paul Weller (The Jam), Suggs (Madness) en Graham Coxon (Blur), dat zich, ook al zoals gebruikelijk, in louter superlatieven uitlaat over The Kinks en dit conceptalbum in het bijzonder, dat toentertijd desondanks geen enkele hitsingle opleverde. ‘Het is net zo belangrijk als Sergeant Pepper’, stelt Oasis-spil Noel Gallagher, die de plaat vergelijkt met de Beatles-klassieker. ‘Voor mij is het een soort vervolg.’ En stuk voor stuk zouden deze beroemde fans zich zelf ook schuldig maken aan eigen ‘vervolgen’ op het Kinks-oeuvre.

‘We waren niet de beste band die er ooit bestond’, blijft de bewierookte songschrijver Ray Davies nochtans bescheiden. ‘Maar we hadden momenten waarop we de hele wereld aankonden.’ Deze eikenhouten televisiedocumentaire van Charlie Thomas gebruikt het welbekende Classic Albums-stramien, waarin een klassieke popplaat track voor track wordt doorgenomen, om de schijnwerper te zetten op één van die momenten. Toen de wereld nog niet klaar leek voor wat de typisch Britse Kinks hadden te bieden.

Thomas’ enige echt opmerkelijke keuze komt in de gedaante van acteur Danny Horn, die in de succesvolle musical Sunny Afternoon een jonge Ray Davies vertolkte en nu op camera diens herinneringen verwoordt aan de langspeler waarmee hij de (imaginaire) wereld van zijn jeugd opnieuw tot leven wekte. Die toevoeging voelt uiteindelijk wat als een fremdkörper in een verder heel traditioneel opgezette popdocu.