The White House Effect

Netflix

Mensen die zich druk maken over het broeikaseffect, zegt de Amerikaanse vicepresident en Republikeinse presidentskandidaat George H. Bush tijdens de hittegolf van 1988, vergeten The White House Effect (97 min.). Als president wil Bush namelijk korte metten maken met de opwarming van de aarde, die voor extreem hoge temperaturen en aanhoudende droogte zorgt.

In 1977 is één van zijn voorgangers, de Democraat Jimmy Carter, in een memorandum al gewaarschuwd voor ‘een catastrofale klimaatverandering’ en dringend opgeroepen om over te schakelen naar non-fossiele brandstoffen. Carter houdt een alarmerende speech en neemt concrete initiatieven om de situatie te verbeteren, bijvoorbeeld op het gebied van zonne-energie. ‘Energiebesparing moet een manier van leven worden.’

Niet veel later staan er echter lange rijen bij Amerikaanse tankstations. En die worden Carter aangewreven. Bij de presidentsverkiezingen van 1980 wordt hij verslagen door Ronald Reagan en zijn vicepresident Bush, een echte ‘oilman’ uit Texas. Zij nemen zich voor om bedrijven weer veel meer armslag te geven. Indachtig Reagans fameuze oneliner: Government is not the solution to our problem. Government is the problem.’

Dat blijkt vragen om problemen, laat deze archieffilm van Bonni Cohen, Pedro Kos en Jon Shenk nog eens fijntjes zien. ‘We kunnen óf proberen om onze samenleving aan te passen aan het leven op een warmere planeet’, constateren onderzoekers van oliegigant Exxon al in 1984 in een intern rapport, ‘óf, om dat probleem te voorkomen, het gebruik van fossiele brandstoffen sterk inperken.’ Maar regulering wil Exxon niet.

Hoewel hij volgens zijn Democratische opponent Michael Dukakis behoort tot de ‘milieusloopploeg’, wil George Bush in 1988 wél werk gaan maken van het milieu. Als president geeft hij de natuurbeschermer William K. Reilly een toppositie in zijn regering. Die wordt direct geconfronteerd met een gigantische milieuramp als de olietanker Exxon Valdez op Bligh Reef botst en tientallen miljoenen liters olie in de zee begint te lekken.

Binnen de regering Bush klinken er, via chefstaf John Sununu, alleen ook tegengeluiden. De fossiele industrie fluistert hem in dat hun belangen moeten worden beschermd. In de slotverklaring van de internationale klimaatconferentie in Noordwijk van 1989, geïnitieerd door de Nederlandse milieuminister Ed Nijpels, wordt 2000 als streefjaar voor de reductie van CO2-uitstoot dus geschrapt – en economische groei toegevoegd.

Het blijkt een scharnierpunt in het Amerikaanse klimaatbeleid. De fossiele industrie is zich dan ook in het publieke debat gaan mengen. Tegenover vooraanstaande wetenschappers zoals Stephen Schneider plaatsen zij de klimaatsceptici Richard Lindzen, Patrick Michaels, Fred Singer en Sherwood Idso. Over ‘false balance’ gesproken: échte deskundigen versus door de business betaalde charlatans.

Met bestaand archiefmateriaal en interne documenten vanuit het Witte Huis en de fossiele industrie, aangevuld met onrustbarende statistieken, toont deze docu ondubbelzinnig aan dat die desinformatiecampagne werkt. De wetenschappelijke consensus over de oorzaken van het broeikaseffect is in twijfel getrokken. En intussen is er ook een valse tegenstelling gecreëerd tussen ‘het milieu’ en ‘de economie’.

The White House Effect zet de hele flikkerse boel nog eens op een rijtje. Over hoe door ontzettende kortzichtigheid, ingegeven door financiële, sociale en electorale belangen, elk zicht op de lange termijn wordt ontnomen. Want ook president George H. Bush verkoopt, na lang twijfelen, zijn ziel weer en gooit z’n klimaattsaar Reilly tijdens de zogeheten ‘Earth Summit’ van Rio de Janeiro in 1992 rücksichtslos voor de bus.

De ironie wil overigens dat Bush’ opvolger Bill Clinton, met het uiterst groene congreslid Al Gore als zijn vicepresident, er intern een duidelijk uitgangspunt voor de campagne op nahoudt: it’s the economy, stupid. Uitroepteken.

Devo

Netflix

‘We zijn niet cynisch’, houden de leden van de Amerikaanse new waveband Devo (93 min.) een televisie-interviewer voor. ‘We kijken gewoon het nieuws.’

Het verval is in de jaren zeventig overal zichtbaar. De bandnaam Devo is niet voor niets een afkorting van devolution, ofwel de-evolutie. Het idee dat de mens niet meer is dan een krankzinnige erfgenaam van kannibalistische apen, die zichzelf en de aarde ten gronde zal richten. Alle reden dus om die creatuur en zijn wereld genadeloos te kijk te zetten. Als een Paard van Troje proberen de ‘spudboys’ uit Akron, Ohio, de Amerikaanse entertainmentindustrie binnen te dringen, om die van binnenuit te gaan uithollen met een subversieve combinatie van muziek, theater en filosofie.

Hun artistieke ontdekkingsreis, door henzelf treffend omschreven als ‘een muzikaal laxeermiddel voor een verstopte samenleving’, levert Devo al snel bekende fans op, zoals John Lennon, Jack Nicholson en David Bowie. Die laatste brengt hen ook in contact met Brian Eno, die hun debuutalbum wel wil produceren. De samenwerking met het stronteigenwijze gezelschap zal echter uiterst stroef verlopen. De echte ellende moet dan nog beginnen: een rechtszaak van Warner Brothers, dat een mondelinge deal heeft met de band, die echter tekent bij concurrent Virgin Records.

Toch wel opvallend voor een band die zich zo nadrukkelijk afzet tegen de uitverkoop van de Amerikaanse cultuur, muziek in het bijzonder. In het universum van Devo – en deze zeer vermakelijke documentaire die Chris Smith daarover heeft gemaakt – hoeft dat evenwel helemaal geen contradictie te zijn. Devo spot met alle regels – en zichzelf. De enige echte hit van de groep, Whip It, is daarvan een treffend voorbeeld. Menigeen is in de veronderstelling dat het nummer over SM of masturbatie gaat. Als er een videoclip moet komen, besluit de band daar smakeloos op in te spelen.

In werkelijkheid is de hitsingle, tenminste volgens Devo, bedoeld als een aansporing voor de Democratische president Jimmy Carter, die het bij de verkiezingen van 1980 moet opnemen tegen de door Devo gewantrouwde Republikeinse kandidaat Ronald Reagan. Verkeerd begrepen zijn ondertussen ook de plastic JFK-kapsels die de bandleden in die periode beginnen te dragen, de opvolgers van de rode hoedjes, de zogeheten ‘Energy Domes’, waarmee ze bekend zijn geworden. Hun keurige zijscheidingen worden aangezien voor de haardos van Ronald Reagan, die de verkiezingen natuurlijk zal winnen.

Zo wordt Devo’s permanente rebellie tegen al wat Amerikaans mag worden genoemd, die grofweg Reagans gehele regeerperiode omvat, in dit patente bandportret vlot, prikkelend en lekker speels, met een smakelijke potpourri van archiefmateriaal uit alle uithoeken van de (kunst)wereld(geschiedenis), uitgespeeld. Totdat ook deze volstrekt eigenzinnige groep in zekere zin lopendebandwerk is geworden – en, oh ironie, geen centen meer in het laatje brengt.

This Is Sparklehorse

Sparklehorse

Mark Linkous (1962-2010) stond te boek als een ‘muzikantenmuzikant’, een zanger en songschrijver die wel een potje kon breken bij collega’s. Op de gastenlijst van This Is Sparklehorse (91 min.) prijken dan ook talloze andere prominenten uit de indie-hoek: David Lowery (Cracker), Ed Harcourt, Jonathan Donahue (Mercury Rev), Gemma Hayes, Adrian Utley (Portishead), Jason Lytle (Grandaddy) en John Parish.

Acts voor fijnproevers die, net als Linkous’ artistieke alter ego Sparklehorse, nooit stadions konden vullen, maar zich wel in het hart van menige muziekliefhebber hebben gewurmd. De bekendste naam in deze DIY-film van Alex Crowton en Bobby Dass is zonder twijfel David Lynch. ‘Trieste schoonheid’, noemt de befaamde filmmaker Linkous’ muziek. John Carter (Phantogram) omschrijft die dan weer als ‘gothic country-muziek’.

Sparklehorse-albums klinken als een slecht afgestelde draagbare radio: te midden van ruis en gekraak doemt er ineens een vlijmscherpe rocksong op of meldt zich bijna ongemerkt een gefluisterd melancholiek liedje. Die fluistervorm ontdekte Linkous volgens David Lowery per ongeluk. Als hij ‘s nachts in zijn thuisstudio nieuwe liedjes wilde opnemen, lag zijn echtgenote vaak al te slapen en moest hij zacht te werk gaan.

Zij ontbreekt in dit postume portret. Net als Brian Burton (Danger Mouse), met wie Linkous een compleet album maakte. Zijn broer Matt is wel van de partij. En er is een prominente rol voor singer-songwriter Angela Faye Martin, die deze docu opzette en tevens dienst doet als verteller. In die hoedanigheid richt ze zich af en toe rechtstreeks tot de protagonist. Martin verschijnt soms ook in beeld en claimt zo wel erg veel ruimte.

Hun protagonist blijft intussen een enigma. En dat was vast de bedoeling: een held die net zo ongrijpbaar blijft als zijn muziek. Duidelijk is wel dat Linkous al jong worstelde met het leven. Met allerlei roesmiddelen probeerde hij de depressies op afstand te houden. Daar was soms ook alle reden toe. Nadat hij in 1995 ging touren met zijn debuutalbum Viadixiesubmarinetransmissionplot, sloeg in Londen bijvoorbeeld het noodlot toe.

In een hotel viel hij – beneveld? onder invloed van pijnstillers? – in slaap, met zijn benen onder zich bekneld. Uiteindelijk volgde een hartaanval. Linkous kwam er ernstig beschadigd uit. Een tijd leek ’t alsof hij de rest van zijn leven veroordeeld zou zijn tot een rolstoel. ‘Bij de eerste gelegenheid waarop we alleen waren zei hij: je moet me doden’, herinnert David Lowery zich die donkere periode. ‘Ik kan niet leven met deze pijn.’

Later, toen Mark Linkous met de nodige hulpmiddelen weer kon staan en lopen, bleven de donkere episoden – ook omdat zijn muziek nauwelijks genoeg geld binnen bracht om van te kunnen leven. Toen zijn vriend en collega Vic Chesnutt, daadwerkelijk veroordeeld tot een rolstoel, in 2009 de dood boven het leven verkoos, belandde ook Linkous in een niet meer te stoppen neerwaartse spiraal. Binnen drie maanden was hij eveneens dood.

Deze film veegt een flink aantal brokstukken van Mark Linkous’ leven bij elkaar, van een man zonder beschermingslaag, die ver van waar ’t in de muziekbusiness gebeurt, New York en Los Angeles, waar hij zelf nooit kon floreren, zijn eigen stem vond. Ruw, zacht en breekbaar – en nauwelijks te vatten. Zoals de onnavolgbare slogan van die schoorsteenveger op het T-shirt dat hij soms droeg: we may not be good, but we sure are slow.

Child Star

Disney+

Ze spiegelen zich aan pak ‘m beet Shirley Temple, Annie of Miley Cyrus, maar lopen het gevaar dat ze een variant op Michael JacksonBritney Spears of Aaron Carter worden, kindersterren die uitgroeiden tot zwaar beschadigde volwassenen.

Drew Barrymore kan erover mee praten en blijkt daartoe ook bereid in Child Star (97 min.), de documentaire die Demi Lovato heeft gemaakt met Nicola B. Marsh. Barrymore brak als zevenjarige door in Steven Spielbergs kassucces E.T.  Toen had ze echter al de nodige ervaring opgedaan. De Amerikaanse actrice was pas elf maanden oud toen ze voor het eerst in een commercial speelde. ‘Sindsdien ben ik altijd aan het werk geweest’, vertelt ze aan Lovato, die zelf natuurlijk ook al van kinds af aan beroemd is. ‘Behalve in de tijd dat mijn moeder me had laten opnemen.’

Demi Lovato heeft eerder in een documentaire, Dancing With The Devil (2021), bericht over haar getroebleerde jeugd – of, als je onaardig wilt zijn: die flink uitgevent – en neemt haar ervaringen ook mee naar deze film. De nadruk ligt wel op de grotere thematiek – het ongezonde leven van jeugdsterretjes – en er is ook voldoende ruimte voor andere ervaringsdeskundigen, zoals Christina Ricci (The Addams Family), Raven-Symoné (The Cosby Show) en Alyson Stoner (die ze nog kent van producties voor Disney Channel en de Camp Rock-films).

Daarmee lijkt deze docu qua toon en opzet op Showbiz Kids (2020), de film waarin regisseur Alex Winter, die zelf ook op jeugdige leeftijd in de spotlights belandde, spreekt met Evan Rachel Wood (Thirteen), Todd Bridges (Diff’rent Strokes) en Drew Barrymore’s tegenspeler in E.T., Henry Thomas. En natuurlijk snijdt Child Star ook thema’s aan die al in het schrijnende An Open Secret (2015) en de scandaleuze miniserie Quiet On Set: The Dark Side Of Kids TV (2024), over (seksueel) misbruik bij jeugdprogramma’s van de zender Nickelodeon, aan de orde zijn gesteld.

Demi Lovato’s geesteskind, waarin ook haar moeder, zussen en verloofde en een aantal deskundigen aan bod komen, snijdt een veelheid aan onderwerpen uit het leven van zo’n jong sterretje aan: de kadaverdiscipline binnen de entertainmentbusiness, onwerkelijke adoratie van fans, kritische reacties vanuit hun eigen omgeving, uitgekiende vermarkting van hun imago, eetstoornissen, drugs- en alcoholproblemen én plotselinge geldtekorten – als blijkt dat hun inkomen jarenlang slinks is weggesluisd, soms door hun eigen vader of moeder.

Lovato bevraagt daarnaast regisseur Chris Columbus, die bij de Home Alone en Harry Potter-films meemaakte hoe Macaulay Culkin en Daniel Radcliffe ineens wereldberoemd werden, vraagt zich af wat zulke vroege roem doet met je persoonlijkheid (bij alles de vraag stellen ‘what’s on brand?’ bijvoorbeeld) en stuurt aan het einde naar de tegenwoordige tijd, waarin kindsterretjes door social media nóg kwetsbaarder zijn geworden. Dat is natuurlijk geen nieuw inzicht. En dat geldt in feite voor de gehele film, die niet héél diep graaft en vooral bewijs toevoegt aan een zaak die al staat.

Gelukkig heeft Demi Lovato tot besluit nog een geruststellende boodschap voor alle would be-kindsterren, in de vorm van een themanummer dat tevens dienst doet als promosingle: You’ll Be OK, Kid. Geheel ‘on brand’, zou je zeggen.

Cult Massacre: One Day In Jonestown

Disney+

‘Gisteravond gaf iemand me dit briefje’, zegt Don Harris, verslaggever van de Amerikaanse televisiezender NBC, terwijl hij een velletje papier overhandigt aan Jim Jones. De sekteleider kijkt er misprijzend naar. ‘Dat bedoel ik’, zegt hij uiteindelijk. ‘Hij wil zijn zoon hier achterlaten. Waarom zou hij dat doen als Jonestown zo slecht is?’ Harris laat zich echter niet afbluffen. ‘Baart het je geen zorgen dat deze man, één van de mensen in deze groep…’ Hij wordt bruusk onderbroken door Jones. ‘Mensen spelen spelletjes, vriend. Ze liegen en liegen. Wat kan ik daaraan doen?’ Ga alsjeblieft weg, bijt hij de televisiejournalist toe. ‘Wie wil gaan, kan gaan.’

Slechts zes uur later, op die fatale achttiende november 1978, zijn ruim negenhonderd volgelingen van Jones dood. De leider van de Amerikaanse Peoples Temple, enkele jaren daarvoor uitgeweken naar Guyana, heeft ook zijn eigen leven beëindigd. Op de valreep heeft hij bovendien enkele bezoekers, onder wie het congreslid Leo Ryan en Don Harris, meegenomen naar het hiernamaals. Volgens oud-sektelid Tim Carter moet dat briefje de druppel zijn geweest voor Jim Jones, een man die is weggezonken in z’n eigen paranoia. ‘Hij voelde zich verraden’, zegt Carter in Cult Massacre: One Day In Jonestown (132 min.). ‘Hij zag elk vertrek als een persoonlijk verraad.’

Documentairemaakster Marian Mohamed concentreert zich in deze driedelige docuserie vrijwel volledig op het tragische einde van de Peoples Temple, een christelijke kerkgemeenschap die ooit zeer hoopvol en tolerant begon in de Verenigde Staten. Ze kan daarbij gebruik maken van een overvloed aan unheimisch beeldmateriaal en audio-opnames uit de laatste uren van Jonestown en van de getuigenissen van enkele kerkleden en ooggetuigen, die ternauwernood aan het redeloze geweld wisten te ontsnappen. Een aardige troef is ook Jones’ zoon Stephan. Hij wil het beeld van zijn vader corrigeren: die was eerder knettergek dan de verpersoonlijking van het kwaad.

Stephan Jones verblijft ten tijde van het bloedbad overigens in Georgetown, de hoofdstad van Guyana. Hij vreest dan al met grote vreze en probeert zich te distantiëren van zijn vader. De beelden uit Jonestown en geluidsopnamen van Jones brengen diens gruweldaad indringend tot leven. Eerst de honderden mannen, vrouwen en kinderen die lamgeslagen en bedrukt voor zich uitkijken. Dan de stem van hun leider: ‘Geef je leven met waardigheid, niet met tranen en kwelling.’ En tenslotte de beelden van levenloze lichamen, het in tweeën gesneden vat met cyanide en de bekers waarmee de kerkleden, ongetwijfeld onder druk, dat gif hebben ingenomen.

De schokkende gebeurtenis die als een collectieve zelfmoord het geheugen is ingegaan blijkt in werkelijkheid toch vooral een brute massamoord. De weinige overlevenden dragen het ontzaglijke drama vanzelfsprekend voor de rest van hun bestaan met zich mee. Al kan Jonestown ook inspireren, bewijst het bijzondere verhaal van Leo Ryans medewerker Jackie Speier. Dertig jaar na zijn overlijden, in het voorjaar van 2008, wordt zij geïnstalleerd als vertegenwoordiger van Ryans district in het Amerikaanse congres. ‘Als je de dood in de ogen kunt kijken en overleeft’, zegt Speier aan het slot van deze indringende miniserie, ‘geeft het je het gevoel dat je alles kunt doen.’

Fallen Idols: Nick And Aaron Carter

Investigation Discovery / HBO Max

‘De aanklachten van seksueel geweld tegen Nick Carter, die in dit programma aan de orde komen, zijn onderdeel van nog lopende rechtszaken’, meldt een tekst bij de start van Fallen Idols: Nick And Aaron Carter (175 min.). ‘Alleen de kant van de beschuldigden komt aan de orde.’

En daarmee is het pad geëffend voor een typische #metoo-docu, waarmee weer een nieuwe man uit de entertainmentwereld in ernstige verlegenheid wordt gebracht: Nick Carter van de populaire Amerikaanse boyband Backstreet Boys. En ook zijn jongere broer Aaron, een voormalig kindsterretje dat steeds verder in de penarie is geraakt en eind 2022 overlijdt aan een overdosis, wordt onderdeel van dat onsmakelijke verhaal. Uiteenlopende bekendheden zijn Carter voorgegaan. In een business, waarin het ‘sex appeal’ van de helden zo nadrukkelijk wordt uitgevent en de machtsverhoudingen al bij voorbaat zo uit het lood zijn, is misbruik bijna onvermijdelijk. Jonge sterren worden voortdurend geconfronteerd met devote en vaak nóg jongere fans, die tot alles bereid zijn – of dat in elk geval lijken.

‘Ik ga mijn verhaal vertellen’, zegt voormalig zangeres en actrice Melissa Schuman in aflevering 1 van deze wufte vierdelige serie, ongenaakbaar in de camera kijkend. Later rijdt ze nog eens met de cameraploeg langs het appartementencomplex, waar Nick zich aan haar zou hebben vergrepen. ‘Gaat het, Melissa?’ vraagt regisseur Tara Malone. Waarbij het de vraag is of zij werkelijk wil weten hoe ’t met haar gesprekspartner gaat – of gewoon de scène in gang wil zetten, waarin die vertelt over hoe ze door de zanger werd verkracht. De vraag stellen… En Melissa levert: zeer gedetailleerd en ogenschijnlijk ook geroutineerd, bijgestaan door haar toegewijde vader Jerry. Samen leggen zij ook meteen het verband met Schumans carrière die daarna, tot haar grote verdriet, niet meer van de grond wilde komen.

In deel 2 wordt de ‘fame seeker’ geconfronteerd met serieuze weestand vanuit de Backstreet Boys-achterban. Van relatief onschuldige steunbetuigingen aan de blonde adonis die zij heeft beschuldigd (#IStandWithNickCarter) tot intimidatie en doxing. Ze krijgt ook bijval van Nicks ex-vriendin Kaya Jones, waarbij onduidelijk blijft hoe serieus die relatie was en of zij iets van diens vermeende donkere kant heeft meegekregen, en van Ashley Repp, die als vijftienjarige dronken zou zijn gevoerd en misbruikt door de Backstreet Boy. Subtiel gaat ’t er niet aan toe in deze miniserie, die qua toonzetting eerder doet denken aan de rechttoe rechtaan tv-producties Surviving R. Kelly en House Of Hammer (Armie Hammer) dan aan gelaagdere beschouwingen over de betekenis van #metoo, zoals We Need To Talk About Cosby (Bill Cosby) en Sorry/Not Sorry (Louis C.K.).

In het derde deel komt dan Nicks jongere broer Aaron in beeld. Ook hij heeft, volgens zijn tourmanager Mark Giovi, ‘The X Factor’ en wordt daarom als zevenjarig joch gelanceerd als popster. Maar hoeveel succes hij ook heeft, Aaron Carter blijft altijd het jongere broertje van Nick. Hij belandt intussen ook bij de beruchte Backstreet Boys-manager Lou Pearlman. Die zou een ongezonde voorkeur hebben voor jonge jongens, een onderwerp dat in de serie wel wordt aangeroerd maar verder nauwelijks wordt onderzocht. Dat is wel vaker de makke van dit soort producties: veel rook, relatief weinig vuur. Ook doordat de makers ervan zich vaak moeten verlaten op ex-partners, secundaire bronnen en entertainmentdeskundigen, die er een job van hebben gemaakt om in de stront van celebrities te roeren – en daar ook duidelijk lol in hebben.

Als Aaron Carters leven steeds verder uit de bocht vliegt, melden ook zijn exen Lina Valentina en Melanie Martin zich in deze trashy miniserie. Zij waren erbij toen hij steeds meer op ramkoers kwam te liggen met Nick. Binnen die context heeft Aaron ook contact opgenomen met Nicks vermeende slachtoffers, die zijn pogingen om z’n oudere broer publiekelijk te besmeuren direct omarmen. Dat Aaron overduidelijk in de war is en bovendien nog een appeltje heeft te schillen met zijn broer, doet er dan niet meer toe – en blijkbaar ook niet voor de maakster van de serie, Tara Malone. Dit doet de geloofwaardigheid van de productie, en de daarin vertelde slachtofferverhalen, bepaald geen goed en bezoedelt ook het toch al bijzonder tragische familieverhaal van de Carters.

In een statement verwerpt Nick Carter intussen alle beschuldigingen.

Nuclear Now

Amstelfilm

Hoe kunnen we klimaatverandering in de komende decennia tegengaan, terwijl ons elektriciteitsverbruik alleen maar zal toenemen? Oliver Stone weet het antwoord en zet dat uiteen in het filmessay Nuclear Now (101 min.), dat is gebaseerd op het boek A Bright Future van Joshua S. Goldstein en Staffan A. Qvist. De documentaire lijkt zijn eigen variant op Al Gore’s Oscar-winnende betoog An Inconvenient Truth (2006), die, als het even kan, het klimaatdebat fundamenteel bijstuurt.

In Stones optiek is nucleaire energie de enige reële optie om te voldoen aan de energiebehoefte van de hele wereld, inclusief de voormalige derde wereldlanden, en tegelijkertijd de schade aan de aarde terug te brengen. Kernenergie kampt alleen al sinds Hiroshima en Nagasaki jaar met een beroerd imago. Sindsdien hebben bovendien zowel de fossiele industrie als milieuactivisten – doorgaans aartsvijanden – alles in het werk gesteld om de gevaren van nucleaire energie te benadrukken. 

In de Verenigde Staten kregen zij de wind in de zeilen door de explosie bij de kerncentrale Three Mile Island in 1979. Binnen de kortste keren claimden ‘usual suspects’ zoals Ralph Nader en Jane Fonda, ondersteund door de toenmalige president Jimmy Carter, de spotlights met een onvervalst No Nukes-standpunt. Terwijl er, tenminste volgens Oliver Stone, uiteindelijk weinig aan de hand was. Even later relativeert hij ook de schade van de kernramp bij Tsjernobyl in 1986.

‘Volgens de Verenigde Naties en de World Health Organisation zijn er ongeveer vijftig mensen gestorven als gevolg van straling van de reactor en op de lange termijn zijn er mogelijk nog vierduizend mensen gestorven aan kanker’, stelt Stone, die later ook de kernramp met tsunami in het Japanse Fukushima nog in (zijn) perspectief plaatst. ‘Dat is maar een fractie van de honderdduizenden doden die jaarlijks het gevolg zijn van het opwekken van elektriciteit met fossiele brandstoffen.’

Als een echte gelovige lijkt de filmmaker in dit onverhulde pleidooi voor kernenergie enigszins selectief te winkelen in het beschikbare bewijsmateriaal. Nuclear Now zou soms ook gebaat zijn bij wat meer kritische distantie van Stone als interviewer. Zou het bijvoorbeeld niet voor de hand liggen om de Braziliaanse ‘Nuclear Power’-influencer Isabelle Boemeke, alias Isodope, te vragen waarom ze zich met dit thema bezighoudt, of ze daarmee geld verdient en waar dat dan vandaan komt.

Dat past alleen niet in Oliver Stones pogingen om nucleaire energie neer te zetten als ‘een extra long voor de wereld’, waarmee we met z’n allen weer een beetje op adem kunnen komen in deze oververhitte wereld. In zo’n gedreven betoog, dat natuurlijk op z’n Stones naar een ronkend einde wordt gebracht, past geen cynisme of al te veel aandacht voor de nadelen of aandacht voor de gevaren van kernenergie.

American Conspiracy: The Octopus Murders

Netflix

Filmmaker Zachary Treitz volgt in deze vierdelige documentaireserie zijn vriend Christian Hansen. En deze (foto)journalist heeft zich alweer een jaar of tien vastgebeten in onderzoeksjournalist Danny Casolaro. En die was ooit, voordat hij in 1991 zelfmoord pleegde / werd vermoord (*) in een ogenschijnlijk willekeurig hotel in West-Virginia, werkelijk bezeten van De Octopus. En dat was dan weer ‘een gigantische, verontrustende samenzwering’, waarbij hoge regeringsfunctionarissen, de CIA, FBI en National Security Agency betrokken zouden zijn geweest. En dit kwam aan het licht door Promis. En deze software, die zou zijn gestolen van het bedrijf Inslaw, moet worden beschouwd als ‘de geboorte van digitale surveillance’. En dat computerprogramma zou tevens bewijs hebben verzameld over de ‘October Surprise‘ van de Republikeinse presidentskandidaat Ronald Reagan tijdens de campagne van 1980. En die zou toen op slinkse wijze de pogingen hebben ondermijnd van zijn tegenstander, de zittende Democratische president Jimmy Carter, om tientallen Amerikanen die werden gegijzeld door Iran vrij te krijgen. En deze gegijzelden kwamen dus op verkiezingsdag, nét nadat Reagan had gewonnen, plotseling alsnog vrij. En dit werd dan weer door ene Michael ‘Danger Man’ Riconosciuto, een lichtelijk paranoïde voormalig wonderkind dat alles weet van Promis, verteld aan Danny Casolaro. En die ging ruim dertig jaar geleden dus dood en triggerde daarmee iets bij Christian Hansen, die toevallig een vriend met een camera heeft, Zachary Treitz. Zie daar: American Conspiracy: The Octopus Murders (221 min.). En dat is, vrij naar Winston Churchill, ‘a riddle wrapped in a mystery inside an enigma’. En daar zet Treitz met allerlei verhaalwendingen, schimmige bronnen, spannende reconstructiescènes en een dreigende soundtrack ook doelbewust op in. En dit werkt ook heel behoorlijk, als een soort eindeloos valluik waaruit ontsnappen onmogelijk is. En dat mag je gerust letterlijk nemen: wie eenmaal in deze fuik terecht is gekomen, zou wel eens reddeloos verloren kunnen zijn. En dit doet weer denken aan de complotdenkers die zich al hun hele leven wijden aan steeds gecompliceerder wordende theorieën over de moord op Kennedy. En die lijken dan bijna weer kinderspel bij de enorme samenzwering die in deze onnavolgbare true crime-serie wordt opgetuigd (en overigens ook voor een deel weer worden ontmanteld). En dan zou ik, de scribent met het inmiddels duizelende hoofd, de rol daarin van het reservaat van de Cabazon-indianen, de georganiseerde misdaad, illegale wapenleveranties, het beveiligingsbedrijf Wackenhut, handel in methamphetamine, ‘de engelen van leven en dood’, wereldwijde inlichtingennetwerken, geknoei met de Zapruder-film, het Cali-kartel en een aanzienlijk aantal onopgeloste moorden bijna nog vergeten…

(*) Doorhalen wat niet van toepassing is.

Denzel Washington – An American Model

Arte

Wat hebben Malcolm X en Rubin ‘Hurricane’ Carter en Steve Biko met elkaar gemeen? In ons collectieve geheugen zouden de controversiële burgerrechtenleider, de onterecht veroordeelde bokser en de Zuid-Afrikaanse anti-Apartheidsstrijder wel eens één en hetzelfde gezicht kunnen hebben: dat van Denzel Washington, de Amerikaanse acteur die de zwarte iconen omturnde tot onvergetelijke filmpersonages.

In het tv-portret Denzel Washington – An American Model (52 min.) loopt Sonia Dauger, aan de hand van oude interviews en klassieke scènes uit zijn omvangrijke filmografie, netjes de carrière van de Afro-Amerikaanse filmster door. Ze belicht die vanuit een duidelijke invalshoek: zijn positie als zwarte acteur in een witte industrie. Op het eerste gezicht heeft Washington ‘t aardig voor elkaar. Hij groeit eerst uit tot een ideaal rolmodel voor de zwarte gemeenschap en kan later zelfs de oversteek maken naar witte rollen. Herstel: naar rollen waarbij huidskleur er helemaal niet toe doet en die dus voorheen standaard naar een witte acteur gingen.

Ook in zulke rollen, vertelt de Nederlandse verteller van dienst Andrew Makkinga (die wel heel veel tekst krijgt van Dauger), wordt de acteur evenwel met beperkingen geconfronteerd. Want een zwarte man die, ook al is ‘t alleen op het witte doek, een relatie krijgt met een witte vrouw? Nee, dat blijft een brug te ver. Wat in het scenario voor een speelfilm nog wordt beschreven als een liefdesrelatie, kat Denzel Washington dus hoogstpersoonlijk, puur uit voorzorg, om tot een onschuldige vriendschap. En als hij daarnaar wordt gevraagd in interviews, speelt Washington, een rasacteur tenslotte, de vermoorde onschuld.

Hij weet als geen ander hoe nauw ‘t luistert voor zwarte mannen in Amerika. Voor je ‘t weet word je alsnog aangezien voor zo’n boos, seksbelust of gevaarlijk exemplaar, waarbij iedere weldenkende witte Amerikaan uit de buurt blijft. En Washington wil, net als Sidney Poitier in 1963, nog altijd eens een Oscar voor beste hoofdrol winnen. In 2002 is ‘t dan eindelijk zover: hij krijgt een Academy Award voor zijn vertolking van een zwarte schurk, die in de film Training Day voor de zekerheid nog wel gewelddadig aan zijn einde wordt gebracht. Want anders…

Het betekent meteen de ommekeer voor de karakteracteur, die de brave rollen waarmee hij altijd werd geassocieerd regelmatig begint in te ruilen voor gelaagdere personages. Zo verdiept en verbreedt Denzel Washington zijn eigen oeuvre en kan hij meteen als bruggenhoofd fungeren naar een nieuwe generatie Afro-Amerikaanse acteurs, die hem vanzelfsprekend op handen draagt.

Kokomo City

Periscoop Film

Na de doldwaze openingsscène, waarin Liyah Mitchell een anekdote over haar bizarre ervaring met een gewapende klant opdist, is duidelijk: dit wordt geen zwaarmoedige film over het desolate bestaan van zwarte trans-sekswerkers, maar een onbeschaamd, grappig en expliciet groepsportret van vier transvrouwen die van hun hart bepaald geen moordkuil maken en zich ook niet schamen voor hun lichaam of beroep.

Daarbij helpt het ongetwijfeld dat D. Smith, de maker van Kokomo City (73 min.), zelf zwart en trans is. Die heeft aan een half woord genoeg en is waarschijnlijk ook niet zo snel geshockeerd. En dus komt in deze joyeuze zwart-wit film, die is opgeleukt met straffe gele typografie, een moddervette soundtrack, coole illustratieve beelden en clipachtige sequenties, werkelijk alles aan de orde en krijgt de nietsvermoedende kijker bovendien ook nog eens bijna alles – of de suggestie daarvan – te zien.

Koko da Doll vertelt bijvoorbeeld dat zij pas sinds haar ‘boobjob’ echt in trek is bij klanten. ‘Ze willen gewoon een lekker wijf, met een grote lul.’ Haar collega Daniella Carter weet daarnaast: ‘Dit is overlevingswerk, echt gevaarlijke shit.’ En als ’t er op aankomt, moet je jezelf kunnen beschermen. Geweld komt volgens Dominique Silver echter nooit vóór het orgasme, maar altijd erna. Dan voelen sommige klanten zich toch ineens bedreigd en willen ze hun mannelijkheid bevestigen.

Daarom moet je als sekswerker ook altijd eerlijk zijn over wie je bent, vindt Silver. En zeker niet klanten ongevraagd ‘outen’ of chanteren met hun voorkeuren. Gay zijn ligt in de Afro-Amerikaanse gemeenschap al gevoelig genoeg. Laat staan het bezoeken van transprostituees. Klanten kunnen ’t zich helemaal niet permitteren om met een transvrouw gezien te worden en proberen hun fetish dus verborgen te houden – al heeft Smith ook enkele van zulke mannen toch voor de camera gekregen.

Zo bereikt Kokomo City, ondanks de ‘tough talk’ van de hoofdpersonen en de visuele flair waarmee hun verhalen worden omkleed, uiteindelijk toch ook de mensen achter de straatwijze sekswerkers. Hoe behoud je in deze omgeving bijvoorbeeld je gevoel voor eigenwaarde? En wie lukt ‘t werkelijk om dit werk levend te verlaten? Lukt dat überhaupt? Het zijn ontnuchterende vragen, die alle bravoure, de humor en het functionele naakt in deze film een stevig fundament geven.

Bad Press

https://badpress.film/

Aan documentaires over ernstige inperkingen van de persvrijheid is er in de laatste jaren helaas geen gebrek. Zonder al te veel fantasie zijn de bijbehorende landen erbij te bedenken: Rusland (F@ck This Job), Brazilië (Amigo Secreto), India (While We Watched), de Filipijnen (A Thousand Cuts) en Afghanistan (The Etilaat Roz). Hier is er weer één: Bad Press (98 min.), gesitueerd in de Muscogee Creek Nation. En die soevereine staat, waarmee een indianenreservaat in Oklahoma wordt bestuurd, ligt toch echt in de Verenigde Staten.

Van de 574 Amerikaanse stammen hebben er maar vijf de persvrijheid gegarandeerd. Herstel: slechts vier. Want op 8 november 2018 schrapt de National Council van Muscogee met een meerderheid van zeven tegen zes stemmen de onderliggende wet. De beslissende stem komt van Speaker Lucian Tiger III, die niet lang daarvoor in opspraak is geraakt door in de pers breed uitgemeten beschuldigingen van seksueel geweld. Hij wordt in de rug gedekt door de Principal Chief van de natie, James Floyd. Tiger lijkt zijn beoogde opvolger, als machtigste man op het reservaat.

Verslaggever Angel Ellis en de andere journalisten van de onafhankelijke nieuwsorganisatie Mvskoke Media moeten voortaan verantwoordelijkheid afleggen aan Eli McIntosh, Secretary of the Nation And Commerce. Hij stelt onmiddellijk een nieuwe hoofdredacteur aan: Rita Courtwright. Zij heeft drie hele weken ervaring op een nieuwsredactie en moet het met een gedecimeerd medewerkersbestand gaan doen. Want tien van de zestien werknemers hebben hun ontslag genomen. En Secretary McIntosh schroomt ook niet om zo nu en dan inhoudelijke suggesties te doen.

Terwijl de overgebleven medewerkers van Mvskoke Media hun redactionele vrijheid proberen terug te krijgen, komen in deze documentaire van Rebecca Landsberry-Baker (zelf Muscogee Creek) en Joe Peeler tevens de verkiezingen voor een nieuwe Principal Chief op gang. Daarbij wordt uiteindelijk zelfs de hulp van The Carter Center ingeroepen, dat regelmatig in het buitenland als neutrale observator optreedt bij kwetsbare verkiezingen. Op de officiële lijst van de non-profit van oud-president Jimmy Carter staat Muscogee Nation tussen Mozambique en Myanmar.

De vraag of het land van deze ‘Native Americans’ – één van de minst zichtbare bevolkingsgroepen in de Verenigde Staten en dus wel gebaat bij een stevige pers, zou je zeggen – onder de dictaturen moet worden geschaard of toch mag worden gerekend tot de democratieën, wordt echter pas enkele jaren later bepaald. Als de inwoners van Muscogee in 2021 zelf mogen stemmen over een amendement bij de grondwet, waarmee de persvrijheid alsnog wordt gegarandeerd. Dat is het logische – en voor de betrokkenen zenuwslopende – eindstation van deze ferme film.

Aaron Carter: The Little Prince Of Pop

ABC News

In de slipstream van zijn oudere broer Nick, één van de blikvangers van de immens populaire Amerikaanse boyband The Backstreet Boys, wordt ook Aaron Carter een beroemdheid. Hij mag als negenjarig joch mee op tournee met de groep van zijn broer. In 2000 scoort hij als aaibaar kindsterretje de ene na de andere hit en staat daarmee model voor een nieuw soort tieneridool, waaronder ook Justin Bieber en Shawn Mendes kunnen worden gerekend.

Carter doet denken aan de ‘King Of Pop’ Michael Jackson. Die dubt hem hoogstpersoonlijk Aaron Carter: The Little Prince Of Pop (56 min.). ‘Hoe is het om als twaalfjarige groupies te hebben?’ vraagt een televisiepresentatrice vervolgens met droge ogen aan het blonde jongetje, dat opvallend nuchter reageert. ‘Dat zijn geen groupies, dat zijn gewoon fans.’ Vanaf dat moment kan het, tragisch genoeg, alleen maar bergafwaarts gaan voor de zanger die nooit zo populair zal worden als zijn broer Nick, met wie hij bovendien ernstig gebrouilleerd raakt.

Want net als Jackson en allerlei andere Hollywood-kinderen moet Carter, gestimuleerd door overambitieuze ouders, veel te jong volwassen worden en betaalt hij daar de rest van zijn leven, dat uiteindelijk maar 34 jaar zal duren en bijzonder tragisch eindigt, de tol voor. De getroebleerde en ernstige verslaafde man die zijn carrière heeft proberen te reanimeren via de realityshow House Of Carters, Dancing With The Stars en de therapeutische talkshow The Doctors lijkt dan in niets meer op het guitige kindsterretje dat ooit de wereld leek te gaan veroveren.

Deze tv-docu zoekt ondertussen het braakliggende terrein op tussen Showbiz Kids (20209, waarin documentairemaker en voormalige kinderster Alex Winter spreekt met lotgenoten, en The Boy Band Con: The Lou Pearlman Story (2019), waarin de voormalige manager van The Backstreet Boys en *NSYNC wordt geportretteerd en Aaron Carter zelf ook nog aan het woord komt. Pearlman maakte zijn jongens wereldberoemd en zoog hen vervolgens helemaal leeg. Toen hun populariteit terugliep, werden ze keihard geconfronteerd met zichzelf.

AJ McLean, één van de Backstreet Boys, weet hoe dat voelt. Hij kampt eveneens met ernstige verslavingsproblematiek en kan het tragische verhaal van Aaron, die hij al sinds diens kleutertijd kent, verder inkaderen. ‘Een prachtige tragedie’, noemt hij diens leven. Omdat naast de tristesse, heel begrijpelijk overigens, ook de vreugdevolle tijden moeten worden benoemd. Carters verloofde Melanie Martin, zijn beste vriend Taylor Helgeson en een (blijkbaar) onvermijdelijk gezelschap van journalisten, (tv-)therapeuten en deskundigen doen ook een duit in het zakje.

Wat beklijft is echter Aaron Carters screentest voor de sitcom Group, die slechts één maand voor zijn dood op 5 november 2022 werd opgenomen. In beeld zit een menselijk wrak, dat zich in zijn rol en tussen de opnames door nog behoorlijk staande houden, maar de camera uiteindelijk niet kan bedriegen: gewonde ogen, ingevallen gezicht, overwoekerd door (gezichts)tatoeages. De man die als jongetje de wereld aan zijn voeten had liggen, als tiener een relatie zou hebben gehad met zowel Hillary Duff als Lindsay Logan en als dertiger vooral ‘voorheen Aaron Carter’ is geworden.

Gonzo: The Life And Work Of Dr. Hunter S. Thompson

HDNet Films

‘Hij omschreef mij als een halfgekke Davy Crocket die bij de borstweringen van Nixon’s Alamo rondrende’, zegt Pat Buchanan, de oerconservatieve speechschrijver van de Republikeinse president Richard Nixon, met een besmuikte glimlach.

‘Hunter deed me denken aan Mark Twain’, stelt collega-schrijver Tom Wolfe. ‘Hij was een verslaggever met een ongelooflijke fantasie. Hij probeerde je ook niet voor de gek te houden. Je wist onmiddellijk dat hij de realiteit filterde door wat hijzelf “Gonzo” noemde.’

‘Ik kon niet in Fear And Loathing On The Campaign Trail ’72 lezen, zonder hardop in lachen uit te barsten’, vertelt de voormalige Democratische presidentskandidaat George McGovern over Thompsons boek over de verkiezingen van 1972.  ‘Het was de meest accurate en minst feitelijke weerslag van die campagne’, vult zijn politieke strateeg Frank Mankiewicz aan.

‘Hij werd één van de grootste schrijvers die Amerika ooit heeft voortgebracht’, zegt Sonny Barger, die met zijn Hells Angels-motorclub nietsontziend werd geportretteerd in Thompsons eerste boek. ‘In mijn ogen was het overigens nog steeds een ontzettende schoft.’

De naam Hunter S. Thompson (1939-2005) wordt nog altijd omgeven door legendes: gebeurtenissen die te gek voor woorden waren, uitvergrotingen van de werkelijkheid of gewoon smakelijk geserveerde broodjes aap. Waarin hij het ‘larger than life’-personage Dr. Hunter S. Thompson kon spelen – of kreeg toebedeeld. De glorieuze verzinner van zijn eigen ‘waargebeurde’ verhalen, waarbij de duffe realiteit was verrijkt met fictieve, al dan niet door geestverruimende middelen ingegeven elementen.

In het postume portret Gonzo: The Life And Work Of Dr. Hunter S. Thompson (120 min.) uit 2008 waadt Alex Gibney met zijn twee echtgenoten Sondi Wight en Anita Thompson, zoon Juan, ‘s mans biograaf Douglas Brinkley, Rolling Stone-uitgever Jann Wenner, oud-president Jimmy Carter en illustrator Ralph Steadman (die via Thompson kennismaakte met drugs en daarna helemaal losging in zijn tekeningen) door het moeras van feit en fictie dat de (new) journalist van zijn leven en werk heeft gemaakt.

Thompson zelf komt aan het woord via zijn geschriften, ingesproken door acteur Johnny Depp (die hem vertolkte in de Terry Gilliam-film Fear And Loathing In Las Vegas). ‘He was a cheap crook and a merciless war criminal who bombed more people to death in Laos and Cambodia than the US army lost in all of World War Two’, schreef hij bijvoorbeeld over Richard Nixon. Hij verachtte de Republikeinse president. ‘He was so crooked that he needed servants to help him screw on his pants every morning.’

Met zulk basismateriaal, waarbij alleen de verkiezingscampagne van 1972 en Thompsons bizarre rol daarin als brenger van bezopen ‘fake news’ al een film op zich waard is, lijkt het voor regisseur Alex Gibney vooral een kwestie van niet in de weg lopen. Hij leukt de verwikkelingen op met allerlei catchy hitjes, houdt de vaart in de vertelling en stuurt tenslotte aan op een dubbele ‘shoot out’ die de man zelf, als ongegeneerde wapenfreak, al jaren van tevoren had uitgeschreven.

Hostages

HBO

Als de Verenigde Staten in de jaren zeventig met één land in de Golfregio bevriend waren, dan was ‘t met het Iran van de Sjah van Perzië, een man die al bijna veertig jaar leefde en regeerde als een vorst en zonder scrupules ingreep als iets hem niet zinde. Net als zijn Amerikaanse boezemvrienden, die hem altijd de hand boven het hoofd hadden gehouden, werd de Sjah echter volledig verrast door de opkomst van een opponent, de conservatieve geestelijk leider Ayatollah Khomeini.

En met diens Islamitische Revolutie kreeg ineens ook het al langer sluimerende anti-Amerikanisme vrij spel in Iran. Dit culmineerde op 4 november 1979 in de gijzeling van 63 medewerkers van de Amerikaanse ambassade in Teheran, een crisis die uiteindelijk 444 dagen (!) in beslag zou nemen en de Amerikaanse president Jimmy Carter de kop kostte. Op 19 januari 1981, de dag waarop zijn opvolger Ronald Reagan werd ingezworen, kwamen de gegijzelden eindelijk vrij.

Hostages (240 min.) reconstrueert met gijzelnemers, gegijzelden, familieleden, journalisten, historici, diplomaten en politici uit beide landen de dramatische actie. Die heeft voor een permanente verzuring gezorgd in de toch al zeer ingewikkelde relatie tussen Iran en de VS. Daarvoor werd ooit de basis gelegd in de jaren vijftig. Toen zette de Amerikaanse inlichtingendienst CIA met een coup de Democratisch gekozen leider Mohammad Mossadeq af en bracht de Sjah (weer) aan de macht.

Deze vierdelige serie van Maro ChermayeffAbbas Motlagh en Sam Pollard plaatst de gijzelingscrisis (inclusief faliekant mislukte bevrijdingspoging) nadrukkelijk binnen die historische context, illustreert met (opnieuw opgediept) archiefmateriaal hoe die kon uitgroeien tot een soort real life-televisiedrama en schetst de gecompliceerde afwikkeling ervan, waarbij Carter de allerlaatste nacht van zijn presidentschap doorhaalt om alsnog tot een deal te komen met de gijzelnemers.

De volgende president – en zijn voormalige tegenstrever – Ronald Reagan kan vervolgens met de eer gaan strijken. Willen de Iraniërs simpelweg Jimmy Carter vernederen? Of heeft Team Reagan, in het diepste geheim, met de gijzelnemers onderhandeld, zodat de terugkeer van de gegijzelde Amerikanen wordt uitgesteld tot ná de machtsoverdracht in de Verenigde Staten? Daarover is het laatste woord nog altijd niet gezegd, ook niet in dit stevig doortimmerde stukje geschiedschrijving.

Feit is dat de regering Reagan in 1986 verwikkeld zal raken in het zogenaamde Iran-contra schandaal. Met de illegale verkoop van wapens aan Iran hebben de Amerikanen stiekem rechtse rebellen in Nicaragua gefinancierd. Los daarvan heeft de gijzeling ook diepe wonden geslagen bij de slachtoffers, die veertien maanden in soms barre omstandigheden moesten zien te overleven. En die ervaring speelt, getuige enkele emotionele scènes in Hostages, nog altijd een belangrijke rol in hun leven.

Three Minutes – A Lengthening

US Memorial Holocaust Museum

Een beeld zegt misschien meer dan duizend woorden, maar dan moet je wel weten waarnaar je kijkt. De drie minuten film die de Joodse Amerikaan David Kurtz maakte tijdens een trip door Europa in 1938 werden in elk geval níet geschoten in het geboortedorp van Kurtz’s vrouw, zo ontdekte hun kleinzoon Glenn. Hij trof de beelden in 2009 bij toeval aan in een oude kast in een familiehuis te Florida.

Toen Glenn Kurtz na maanden zoeken eindelijk een overlevende had opgespoord, hielp die hem binnen enkele ogenblikken uit de droom: nee, al die onbekommerde Joodse mensen, zich ogenschijnlijk nauwelijks bewust van wat hen boven het hoofd hing, kwamen niet uit zijn geboortedorp nabij de grens van Polen en Oekraïne. Teleurstelling. Dan moesten het wel beelden zijn van het stadje Nasielsk, ten noorden van Warschau, de plek waar zijn grootvader is geboren.

De zoektocht van Glenn Kurtz, eerder vervat in zijn boek Three Minutes In Poland (2014), vormt het uitgangspunt voor het intrigerende essay Three Minutes – A Lengthening (69 min.), waarin Bianca Stigter die drie minuten tot in detail ontleedt. In- en uitzoomen. Voor- en achteruit kijken. Speculeren over wat je denkt te zien of daarbij juist de hulp inroepen van een deskundige of getuige (zoals Maurice Chandler, ofwel Moszek Tuchendler, die als jongetje is te zien in de film).

Op zoek naar aanwijzingen voor wie of wat er in beeld is en welke informatie daaruit valt te destilleren, duikt Stigter in de Joodse gemeenschap Nasielsk. De Britse actrice Helena Bonham-Carter fungeert daarbij als verteller, die namens haar alle hoeken en gaten van het materiaal verkent. Van heel praktisch – wie, wat, waar? – tot meer filosofisch. Over de kleur rood bijvoorbeeld. In sommige talen is er voor rood en bloed maar één woord. Rood, de kleur ook die het laatst vervaagt.

De Nederlandse filmmaakster gebruikt verder geen ‘talking heads’. Ze verlaat zich volledig op die dikke drie minuten amateurfilm. Meer is er van de bewoners van het Joodse stadje ook niet bewaard gebleven. Ook niet van de plek waarnaar ze binnen afzienbare tijd vrijwel allemaal zouden verdwijnen, het vernietigingskamp Treblinka. Met die wetenschap krijgen de op zichzelf onschuldige beelden, van mensen die nieuwsgierig naar de camera kijken, onvermijdelijk een loodzware lading.

‘Mijn tante was ongeveer even oud als sommige overlevenden’, zegt Glenn Kurtz. ‘Zij groeide op in Brooklyn. De wereld waarin zij opgroeide is óók verdwenen. En toch, als je naar beelden van Brooklyn uit 1938 kijkt, is dat totaal anders dan bij materiaal uit Nasielsk uit 1938. Vanwege het gevaar dat deze mensen bedreigde en het gegeven dat de wereld waarin zij leefden snel daarna met geweld zou worden vernietigd. In plaats van langzaam, als gevolg van het verstrijken van de tijd.’

My Darling Vivian

mydarlingvivian.com

In de geschiedschrijving is ze gereduceerd tot een soort voetnoot in het leven van zanger Johnny Cash. De vrouw die hij uiteindelijk zou inruilen voor de flamboyante June Carter. Exemplarisch is in dat verband de Cash-biopic Walk The Line uit 2005, waarin Joaquin Phoenix en Reese Witherspoon een onweerstaanbaar koppel neerzetten als Johnny en June. Zij, Vivian Liberto, kreeg in die Hollywood-hit een volstrekt ondergeschikte rol toebedeeld: die van de ontevreden echtgenote die achterbleef met vier dochters terwijl Zij de wereld veroverden.

Rosanne, Kathy, Cindy en Tara belichten datzelfde verhaal nu eens vanuit het perspectief van My Darling Vivian (90 min.), hun moeder die dertien jaar getrouwd was met The Man In Black en de rest van haar leven in de schaduw van Johnny en zijn nieuwe vlam, die soms ook nog doodgemoedereerd haar kinderen claimde, zou blijven staan. Zoals treffend vervat in die ene pijnlijke krantenkop: was Johnny Cash’s eerste vrouw zwart? Dat gerucht had ook ten tijde van hun huwelijk al de ronde gedaan en moest toen, vanwege aanhoudende bedreigingen vanuit de Ku Klux Klan, officieel worden ontzenuwd.

De vier zussen Cash krijgen in deze boeiende, soms wat talky film alle gelegenheid om zulke misverstanden recht te zetten en Vivian weer de plek te geven in het leven van hun vader die haar stelselmatig is onthouden. Regisseur Matt Riddlehoover omlijst hun persoonlijke herinneringen met een ontzaglijke hoeveelheid homevideo’s waarin nu eens de vrouw des huizes de hoofdrol krijgt en niet haar voormalige echtgenoot, aan wie ze haar hele leven verknocht zou blijven. In die zin biedt deze documentaire tevens prima tegenwicht aan The Gift: The Journey Of Johnny Cash, waarin ook Johnny’s relatie met June kundig van z’n glamourrandje is ontdaan.

Vivian Liberto, die enkele jaren na de scheiding van haar grote liefde zelf hertrouwde met de politieman Dick Distin, zou die documentaire niet meer meemaken. Zoals ook Walk The Line haar (net) bespaard bleef. In 2005 overleed ze op 71-jarige leeftijd, twee jaar nadat ook Johnny was gestorven. Ze had van hem nog wel toestemming gekregen om haar levensverhaal op te tekenen. De memoires van Vivian Cash (!) I Walked The Line: My Life With Johnny, waarin ook talloze liefdesbrieven van haar ex-man zijn opgenomen, verschenen in het jaar van haar dood.

Jimmy Carter: Rock & Roll President

Hij verliet het Witte Huis in 1980 met de staart tussen de benen, om plaats te maken voor zijn absolute tegenpool Ronald Reagan. Sinds die tijd heeft Jimmy Carter zich echter volledig gerehabiliteerd: als toponderhandelaar bij internationale conflicten. Als onvermoeibare motivator voor allerlei goede doelen, waarbij hij ook nooit schroomde om zelf de handen uit de mouwen te steken. En nu, inmiddels dik in de negentig, als pleitbezorger van dat ene ongeëvenaarde bindmiddel: muziek.

Jimmy Carter: Rock & Roll President (96 min.), juist. Hij, de vertegenwoordiger van het racistische ‘old south’, werd halverwege de jaren zeventig een representant van het nieuwe Zuiden, waar zwart en wit als gelijken samenleefden en alle Amerikaanse muzikale genres hun plek hadden. Van Bob Dylan, The Allman Brothers en Johnny Cash tot James Brown, Charlie Mingus en Aretha Franklin.

Deze fijne documentaire van Mary Wharton zet de schijnwerper op de politieke carrière van de pindaboer uit Plains, Georgia, maar benadert die vanuit zijn liefde voor muziek. Daarbij komen Jimmy zelf, zijn zoon Chip en insiders als Andrew Young en Madeleine Albright aan het woord, maar is er vooral ook ruimte voor muzikale cracks als Bob Dylan, Willie Nelson, Gregg Allman, Trisha Yearwood, Garth Brooks, Nile Rodgers, Rosanne Cash, Jimmy Buffett en Bono, die ongegeneerd (en oprecht) de loftrompet laten schallen over ‘good ol’ Jimmy’.

Zoals later ook Bill Clinton en Barack Obama cultuur een prominente plek zouden geven tijdens hun ambtstermijn, werd Carters Witte Huis een thuis voor muzikanten, waar Gregg Allman en Cher op zijn allereerste werkdag als president kwamen eten, zijn eigen zoon pot rookte met Willie Nelson en de president zelf zich liet verleiden om Salt Peanuts te zingen met Dizzy Gillespie.

Zijn presidentschap mag dan worden beschouwd als niet volledig geslaagd – of totaal mislukt, als je critici moet geloven. Met elk nieuw levensjaar begint de man meer te ogen als een witte raaf in de zwartgeblakerde (inter)nationale politiek. Een nederig mens bovendien, dat zijn leven volledig in het teken heeft gesteld van een betere wereld. Die attitude bezorgde Jimmy Carter in 2002 de Nobelprijs voor de Vrede, een gelegenheid waarbij zijn dierbare vriend Willie Nelson het onvermijdelijke Georgia On My Mind kwam zingen.

Agents Of Chaos

HBO

‘Maakt het wat uit wie er heeft gehackt?’ glimlacht Vladimir Poetin vilein als hem wordt gevraagd of Rusland achter de gestolen e-mails van Hillary Clinton zit. ‘Het gaat om de inhoud van wat er is gehackt.’ In de wereld van een autocratische leider kan dat bijna doorgaan voor een bekentenis. Duidelijk is dat de publicatie van Clintons mails, naar verluidt ontvreemd door de Russische hackersgroep Fancy Bear, in 2016 ernstige schade heeft toegebracht aan de door Poetin zo gehate presidentskandidaat. En dat speelde de uiteindelijke winnaar van die verkiezingen, Donald Trump, natuurlijk in de kaart.

Met Agents Of Chaos (237 min.) begeeft de Amerikaanse documentairemaker Alex Gibney zich op bekend terrein. In We Steal Secrets: The Story Of Wikileaks (toevallig ook de club die de Clinton-mails de wereld in hielp) en Zero Days drong hij al door tot de diepste krochten van het internet, waar schimmige (informatie)oorlogen worden uitgevochten. Aan de hand van de in onmin geraakte Russische oligarch Mikhail Khodorkovsky exploreerde Gibney in Citizen K bovendien de duistere uithoeken van Poetins regime. En Trump werd onder handen genomen in The Confidence Man, een episode van Gibneys reeks Dirty Money, en komt binnenkort ongetwijfeld weer aan de beurt in Totally Under Control, een nog voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen te verschijnen film over de respons van zijn regering op het Coronavirus.

Nee, goed voor het vertrouwen in de mens zijn de films van Alex Gibney niet. En daarin brengt dit tweeluik over Ruslands clandestiene buitenlandpolitiek geen verandering. Deel 1 richt zich op de Russische desinformatiecampagne via sociale media, waarbij de insteek vooral lijkt om in het westen tweespalt te creëren of bestaande tegenstellingen te vergroten. Vanuit trollenfabrieken in Sint-Petersburg worden dus zowel Black Lives Matter- als Blue Lives Matters-accounts beheerd, die in Amerikaanse steden demonstraties en de bijbehorende tegendemonstraties organiseren. De implicaties daarvan zijn lastig te kwantificeren. In hoeverre hebben webcampagnes zoals ‘I won’t vote, WILL YOU?’, speciaal gericht op de zwarte gemeenschap, bijvoorbeeld daadwerkelijk de opkomst bij de verkiezingen van 2016 beïnvloed? In Detroit gingen 75.000 mensen die vier jaar eerder nog op Obama hadden gestemd niet naar de stembus. Clinton verloor de staat Michigan uiteindelijk met slechts 10.000 stemmen verschil. Overwinning voor Trump, maar ook voor Poetin?

Het tweede deel richt zich volledig op Russiagate en de inmenging van het Kremlin in de Amerikaanse verkiezingen. Gibney reconstrueert deze kwestie minutieus met belangrijke spelers en deskundigen, zoals Andrew Weissmann (hoofdonderzoeker Müller-onderzoek), Andrew McCabe (adjunct-directeur FBI), Timothy Snyder (historicus en Rusland-deskundige), John Brennan (directeur CIA) en John Podesta (Clinton-campagneleider). Over het feit dat Poetin zijn Agents Of Chaos opdracht heeft gegeven om de Amerikaanse verkiezingsstrijd te beïnvloeden, bestaat nauwelijks verschil van mening. Of dat ook tot de conclusie leidt dat Team Trump daarin actief heeft geparticipeerd en zich dus, in de woorden van Rusland-deskundige Celeste Wallander (National Security Council), schuldig heeft gemaakt aan hoogverraad, blijft een kwestie van interpretatie. Feit is dat Amerika z’n eigen Agent Of Chaos in het Witte Huis heeft gekregen, met de steun en goedkeuring van zijn vrind Vladimir.

Alex Gibney, die deel twee heeft geregisseerd samen met Javier Alberto Botero, presenteert zijn bevindingen op karakteristieke wijze: met een sturende voice-over, Hollywood-vormgeving en een hele stoet aan schimmige personages, waaronder ook nog Trumps omstreden zakenpartner Felix Sater (met wie hij tot diep in de presidentscampagne een Trump Tower in Moskou probeerde te realiseren), zijn dubieuze buitenlandadviseur Carter Page, een medewerker met gewetensbezwaren van de Russische trollenfabriek The Internet Research Agency en de eindredacteur van Poetins propagandazender Russia Today, Margarita Simonyan. Vanuit hun eigen invalshoek belichten zij de slimme/slinkse wijze waarop Rusland zijn grote tegenstrever Amerika bespeelt. Donald Trump lijkt daarbij eerder een min of meer toevallige passant in Poetins machtsspel dan een doortrapte samenzweerder die zelf aan de touwtjes trekt. Deze boeiende afdaling naar het riool van de wereldpolitiek fungeert zo als een ferme waarschuwing voor ongetwijfeld weer een turbulent verkiezingsjaar.

The Gift: The Journey Of Johnny Cash

YouTube

In Walk The Line, de Hollywood-versie van zijn turbulente bestaan, zijn er in het leven van zanger Johnny Cash twee fasen te onderscheiden: de tijd vóór en nádat hij een relatie kreeg met June Carter, halverwege de jaren zestig. Van tevoren was hij de spreekwoordelijke Man In Black, een getroebleerde, met drugs en woede worstelende figuur. En daarna manifesteerde hij zich als de allemansvriend Johnny, een goedlachse en sociaal geëngageerde vent met het hart op de goede plek.

De werkelijkheid was, natuurlijk, oneindig veel gecompliceerder, zo toont The Gift: The Journey Of Johnny Cash (94 min.). Johnny’s diepste dal kwam volgens zijn zoon John Carter Cash pas in de jaren tachtig. ‘In de relatie van mijn ouders ontstonden enorme problemen door de drugsverslaving van mijn vader. Als kind heb ik daarvan veel meegekregen. Ze zijn bijna uit elkaar gegaan. Er bestaan heel veel misverstanden over hun relatie. Alsof ze na hun huwelijk gewoon nog lang en gelukkig leefden. Dat was bepaald niet het geval.’

De mythe van het ideale stel Johnny en June wordt door zijn kinderen netjes doorgeprikt in deze complete, overtuigende en aangrijpende documentaire van Thom Zimny, die al jaren dienst doet als de huisfilmer van Bruce Springsteen en vorig jaar de fijne Elvis-biopic The Searcher afleverde. Cash wordt weer een man van vlees en bloed in plaats van de verdoemde broodzanger die via de liefde van zijn leven een metershoge held werd. En dat doet ook zijn zwaar dooraderde muziek, die sinds zijn dood in 2003 nóg populairder lijkt te zijn geworden, alleen maar goed.

The Gift: The Journey Of Johnny Cash is gemaakt volgens een inmiddels vertrouwd procédé: de film bestaat volledig uit archiefmateriaal, waardoor de aandacht te allen tijde bij de hoofdpersoon blijft liggen. De prachtige beelden worden verlevendigd en ingekaderd met offscreen quotes van Cash zelf (via audio-interviews uit 1995-1997 voor een autobiografie), mensen uit zijn directe entourage en artiesten die door hem zijn beïnvloed. Het resultaat ontstijgt het niveau van de gemiddelde, routineuze popdocu met gemak en kan tot nader order worden geboekstaafd als het definitieve portret van één van de interessantste muzikanten van de twintigste eeuw.

I Love You, Now Die: The Commonwealth v. Michelle Carter

Conrad: ‘Ik hou zoveel van je.’

Michelle: ‘Ik zal altijd van je houden.’

Roy: ‘Ik heb nu echt verschrikkelijke pijn. Het is echt onverdraaglijk.’

Michelle: ‘Dan is dit het moment om het te doen.’

Michelle: ‘Het is oké dat je bang bent. Dat is normaal.’

Michelle: ‘Je staat tenslotte op het punt om te sterven.’

Kun je iemand die een ander heel nadrukkelijk naar zijn zelfverkozen dood heeft gepraat veroordelen voor moord of doodslag? Dat lijkt aanvankelijk de centrale vraag van I Love You, Now Die: The Commonwealth v. Michelle Carter (140 min.), waarin de geruchtmakende zaak tegen de Amerikaanse tiener Michelle wordt belicht. Via steeds opdringerige SMS-berichten zou zij in 2014 haar achttienjarige vriend Conrad Roy hebben aangezet, of zelfs gedwongen, tot zelfdoding.

Filmmaker Erin Lee Carr, die in de afgelopen jaren al duchtig van zich deed spreken met de opzienbarende true crime-docu Mommy Dead And Dangerous (2017) en een film over seksueel misbruik in de Amerikaanse turnwereld At The Heart Of Gold: Inside The USA Gymnastics Scandal (2019) werpt gaandeweg echter nog hele andere en al even prangende vragen op in dit intrigerende documentaire-tweeluik en toont daarmee aan dat het ware verhaal een stuk gecompliceerder is dan de karikaturale mediaversie ervan, over de harteloze feeks Michelle die een argeloze jongen de dood indreef.

De noodlottige ontmoeting tussen Michelle Carter en Conrad Roy vond plaats in 2012. Ze zagen zichzelf als een moderne Romeo en Julia, waarbij hun romance zich met name online afspeelde. Hoewel ze slechts een uurtje rijden van elkaar woonden, zou het slechts vijf keer tot een ontmoeting in levende lijve komen tussen de geliefden. Hun bijzonder intensieve contact speelde zich vrijwel volledig af in een soort virtuele contactzone, waarbij hun eigen, vet aangezette en snel getikte ervaringen en gevoelens zich al snel vermengden met dramatische ontwikkelingen in en rond de televisieserie Glee en de tienerfilm The Fault In Our Stars. Zo dreven ze elkaar langzaam maar zeker tot waanzin.

Carr zet de duizenden SMS-jes die de twee getormenteerde tortelduifjes in twee jaar met elkaar uitwisselden zéér effectief in. Ze fungeren als structurerend en dramatiserend element voor een film die steeds een laag afpelt van de jongeren en hun tragische relatie en geven de verhaallijn steeds een duwtje in een andere richting. De familie Roy verleent daarbij hand- en spandiensten, terwijl Michelle en de rest van de Carter-familie alle interviewaanvragen hebben afgeslagen. Haar advocaat en de psychiater Peter Breggin, die door Michelles verdediging als getuige-deskundige wordt ingezet, proberen hun kant van het verhaal over het voetlicht te brengen.

Met die elementen creëert Erin Lee Carr een gelaagde en genuanceerde vertelling die de simpele whodunnit-vraag die de meeste true crime-films drijft volledig ontstijgt. Op de meeste vragen die de filmmaakster in I Love You, Now Die opwerpt, bestaan de eenvoudige antwoorden die veel Amerikanen verlangen ook niet. De aandacht voor deze geruchtmakende suïcide/moord zal vermoedelijk dus nog wel even aanhouden. Zeker omdat ook de zorgvuldig zwijgende Michelle, ooit, waarschijnlijk haar verhaal zal willen doen. Tot die tijd volstaat deze klassefilm over een helemaal bijdetijdse ‘fatal attraction’.