1971

Maximum Pictures & Fork Films

Op maandag 8 maart bokst Muhammad Ali in de New Yorkse Madison Square Garden ‘The Fight Of The Century’ tegen Joe Frazier. 1971 (79 min.). Elders in de Verenigde Staten, in Media in de staat Pennsylvania om precies te zijn, vindt op die avond nóg een gevecht plaats. Om de waarheid.

Op maandagavond 8 maart 1971 komt namelijk ook The Citizens’ Commission To Investigate The FBI in actie. Een klein team van activisten breekt in bij een lokaal kantoor van J. Edgar Hoovers geliefde/gehate Federal Bureau of Investigation. De geheime informatie die zij buit maken leidt uiteindelijk tot het eerste officiële onderzoek van het Amerikaanse congres naar illegale activiteiten van de veiligheidsdiensten in 1975. J. Edgar Hoover (1895-1972), een bullebak die in totaal 37 jaar leiding gaf aan de FBI, is dan overigens al in het harnas gestorven.

In deze film van Johanna Hamilton uit 2014 treden de inbrekers voor het eerst uit de anonimiteit. Zij kwamen voort uit de anti-oorlogsbeweging. Ze waren woedend over de Amerikaanse acties in Vietnam, geschokt door de moorden op Martin Luther King en Robert Kennedy in 1968 en bereid om over te schakelen op clandestiene acties. De FBI voerde al jaren een vuile oorlog tegen alles wat Hoover als on-Amerikaans beschouwt en was dus een ideaal doelwit voor de operatie, die in het diepste geheim werd voorbereid en uitgevoerd (en hier met acteurs wordt gereconstrueerd).

Zo werd voor het eerst zichtbaar, voor iedereen die ‘ t wilde zien, hoe de FBI als sterke arm fungeerde voor een nietsontziende directeur die al decennia boven de wet stond. En als het hem beliefde, wilde Hoover ook best optreden als de ‘attack dog’ van een wraakzuchtige leider zoals Richard Nixon. De toenmalige president zou ruim een jaar later overigens ook betrokken zijn bij een geruchtmakende inbraak: op 17 juni 1972, in het Watergate-gebouw. En die zorgde ervoor dat hij als eerste president in de Amerikaanse geschiedenis in 1974 moest aftreden.

Ze bedoelden ‘t goed, constateert Media-inbreker Bob Williamson ruim veertig jaar na The Citizens’ Commission, maar hebben ook bijgedragen aan het toegenomen cynisme in hun land. De kinderen van John en Bonnie Raines verbazen zich er dan weer over dat hun ouders destijds zo’n risico namen, ook met hún toekomst. Toen collega-activist Keith Forsyth kinderen kreeg, verdween het sterke verhaal over dat FBI-kantoor juist naar de achtergrond. Totdat hij zag dat het leven van hun grote inspirator, de befaamde natuurkundige en vredesactivist Bill Davidon, naar z’n einde liep.

Vóór zijn dood moest het verhaal over het échte gevecht van maandagavond 8 maart 1971 naar buiten worden gebracht. En dat was niet hoe Bill Frazier tijdens een epische match in Madison Square Garden Muhammad Ali versloeg.

12th & Delaware

Loki Films / HBO

Om vijf uur ’s ochtends staat er in de schemering al een demonstrant te posten. In haar handen houdt de oudere vrouw een bord: thou shalt not kill. ‘Laat God in je leven’, roept ze even later naar de beheerders van de kliniek, Candace Lye en haar echtgenoot Arnold, wanneer die aan hun dag beginnen. ‘Dit werk gaat je niet verder brengen. Dit is het werk van de Duivel.’ De antiabortusactiviste krijgt al snel versterking van medestanders. Samen geven de pro-lifers ook de arriverende meisjes en vrouwen een warm welkom. ‘God heeft je zwanger gemaakt’, houdt de vrouw hen voor, met een piepklein plastic baby’tje in haar hand. Haar collega’s tonen intussen bloederige billboards. ‘Neem geen abortus. Kies het leven.’

Sinds 1991 zit er een abortuskliniek op de hoek van 12th & Delaware (80 min.) in Fort Pierce, Florida. Acht jaar later heeft een pro-life organisatie het pand ertegenover opgekocht en daarin het Pregnancy Care Center geopend. Als zwangere vrouwen zich daar melden, al dan niet per ongeluk, krijgen ze na een goed gesprek met de katholieke consulent Anne, dat ook voor een hartig woordje kan doorgaan, vrijwel direct een echo. Zodat ze alvast de hartslag van de snel groeiende baby in hun buik kunnen zien. Intussen vertelt Anne hen plastische verhalen over wat een abortus inhoudt en toont zo nodig zeer expliciete foto’s. Ze deinst er ook niet voor terug om de betrouwbaarheid van condooms in twijfel te trekken. Alles voor de goede zaak. Bij vertrek geeft zij de vrouw een echofoto mee, gericht aan de aanstaande ‘mommy’ en/of ‘daddy’.

Na gedane arbeid steekt Anne, een alleenstaande diepgelovige vrouw, gevolgd door de camera, de straat over, naar haar medestanders met de protestborden. Hebben ze al gehoord dat een kliniek in Philadelphia vrije abortussen heeft verstrekt ter ere van George Tiller? Die abortusarts werd in 2009, toen de opnames voor deze unheimische film van Rachel Grady en Heidi Ewing (Jesus Camp) nog liepen, vermoord door een fanatieke pro-lifer, een traumatische gebeurtenis die nog altijd nazindert in de Amerikaanse pro-choice beweging en die later is vervat in de indringende documentaire After Tiller (2013). Het was de zoveelste escalatie in een ideologische oorlog, die wordt uitgevochten op de straten van Amerika. Zoals op die ene straathoek in Florida, waar zwangere vrouwen op een T-splitsing belanden: door of niet?

Volgens pastor Tom Euteneuer, de voorman van het Pregnancy Care Center, is de ‘abortusindustrie’ niets minder dan een ‘diabolische religie’, die met wortel en tak moet worden uitgeroeid. Uitgevoerde abortussen voelen voor de medewerkers van zijn organisatie als een persoonlijk nederlaag. De kliniek aan de overkant van de straat is volgens Anne in wezen te vergelijken met een autodealer: het echtpaar dat de tent runt, Candace en haar echtgenoot Arnold, wil gewoon zoveel mogelijk ‘auto’s’ verkopen. In de tweede helft van hun ontluisterende film nemen Grady en Ewing dan eindelijk ook zelf poolshoogte bij die abortuskliniek. Daar verbazen ze zich over de ‘Ausdauer’ van hun ideologische tegenstanders – hebben die lui niets beters te doen? – en hun slinkse tactieken – van die misleidende naam tot het verstrekken van incorrecte informatie.

Dagelijks ervaren zij ook de consequenties daarvan: hoe vrouwen worden beïnvloed, gemanipuleerd en/of geïntimideerd terwijl ze één van de moeilijkste beslissingen van hun leven moeten nemen. Inmiddels, zo’n vijftien jaar later, is de situatie van zulke meisjes en vrouwen overigens alleen maar verslechterd. Sinds het Amerikaanse hooggerechtshof in 2022 het federale recht op abortus heeft geschrapt, kan elke staat zijn eigen regels bepalen en hoeven antiabortusactivisten zoals Anne zich niet meer te beperken tot protest, suggestie en desinformatie. Met de Bijbel in de hand kunnen ze het recht op abortus nu daadwerkelijk inperken.

The Devil Is Busy

HBO Max

Als er een kloppend hartje is te zien op de echo, kunnen ze in Georgia niets voor een zwangere vrouw doen. Dat mogen ze niet. Sinds het Amerikaanse hooggerechtshof in 2022 het federale recht op abortus schrapte, kan elke staat z’n eigen regels bepalen. In sommige delen van het land, zoals in de Zuidelijke staat Georgia, is het daardoor voor vrouwen veel moeilijker, zo niet onmogelijk, geworden om een abortus te krijgen.

De telefoniste van het feministisch gezondheidscentrum voor vrouwen in Atlanta vindt ‘t ‘hartverscheurend’ om vrouwen nee te verkopen, vertelt ze in The Devil Is Busy (32 min.). Zij moet hen doorverwijzen naar een andere Amerikaanse staat. Als het vruchtzakje leeg is, mogen ze de zwangerschap nog wel onderbreken. De meeste vrouwen weten dan alleen nog helemaal niet dat ze in verwachting zijn.

Georgia’s verbod om een zwangerschap na zes weken af te breken komt volgens de dienstdoende gynaecoloog in de praktijk dus neer op een totaalverbod op abortus. ‘Ik had nooit kunnen nemen bedenken dat ik 25 jaar geleden meer rechten zou hebben dan mijn dochter nu’, vult de echoscopist van de abortuskliniek aan, terwijl ze onderzoekt of de vrouw op haar behandeltafel de zes wekengrens al heeft bereikt.

Het gelovige hoofd beveiliging Tracii, de verbindende schakel in deze interessante korte documentaire van Christalyn Hampton en Geeta Gandbhir, heeft ’t er intussen ook druk mee. De kliniek wordt permanent belaagd door demonstranten. ‘Waarom kies je ervoor om een onschuldig kind te vermoorden?’ roept één van hen door een microfoon naar de vrouwen, die zich daar, al dan niet met hun partner, melden voor hulp.

Tracii heeft weinig begrip voor de antiabortusactivisten. Één van hen, Jason, heeft bijvoorbeeld in de gevangenis gezeten omdat hij had geprobeerd om een zwarte kerk in brand te steken. ‘Ik vroeg hem ooit: hoe kun jij mensen naar de hemel of hel sturen alsof die van jou zijn? Hij zei: ik heb berouw getoond, God heeft me vergeven.’ Ze is er nog altijd beduusd van. ‘Dus daarom denk je nu dat je anderen mag veroordelen?’

Norwegian Democrazy

Journeyman Pictures

Doelbewust zoekt Lars Thorsen steeds het schemergebied op tussen de vrijheid van meningsuiting en haatzaaien. De leider van de Noorse splintergroep SIAN – vrij vertaald: stop de islamisering van Noorwegen – heeft er een sport van gemaakt om te provoceren. Met anti-islam leuzen, beledigingen aan het adres van de profeet Mohammed en – vast onderdeel van het repertoire van Thorsen en z’n zielsverwanten in andere Europese landen – het verbranden van Korans. En alles wordt gefilmd, zodat van elke scheet een donderslag kan worden gemaakt.

Via de voormalige accountant, die zich regelmatig in een ‘Mohammed was een terrorist’ T-shirt hult, onderzoeken Bård Kjøge Rønning en Fabien Greenberg in Norwegian Democrazy (86 min.) de grenzen van de vrijheid van meningsuiting, die in westerse landen zoals Noorwegen bij wet wordt beschermd. En dus dient de politie ook figuren zoals Lars Thorsen en zijn helblonde vriendin Anna ‘Fanny’ Bråten, die en plein public ook flink van leer kan trekken, te beschermen. Tenminste, zolang hun veiligheid of die van anderen is gewaarborgd en de openbare orde niet wordt verstoord. Ditzelfde terrein werd onlangs ook al afgetast in de Zweedse documentaire Dialogpolisen.

‘Het zijn mensen zoals jullie die de nieuwe Breiviks creëren’, roept een tegendemonstrant fel als het kleine SIAN-clubje weer eens in het openbaar de confrontatie zoekt. Het blijft dan niet altijd bij woorden. Zowel op straat als op de snelweg kan de vlam zomaar in de pan slaan. Het is soms een wonder dat er dan geen doden of ernstig gewonden vallen. En altijd is er een telefoon of camera die het gedoe vastlegt of streamt – en dat is dan weer drie jaar lang vereeuwigd door Rønning en Greenbergs observerende camera, zodat het nu over de hele wereld kan worden bekeken. Wat je zuurstof geeft, blijft zo leven – of we dat nu willen of niet.

Zonder (social) media-aandacht zou Thorsen vast nooit meer zijn geworden dan een marginale figuur, aan de uiterwaarden van het maatschappelijke debat. Hij beheerst dat spel ook tot in de finesses. ‘We gaan hem terugsturen naar Shitholestan!’ zegt hij bijvoorbeeld na een verhitte woordenwisseling met een moslim. De zin is zonder twijfel ingestudeerd en wordt geroutineerd uitgeserveerd. Thuis leggen de filmmakers hem nog wel even op de grill en vragen flink door naar de feiten en cijfers bij al zijn boude beweringen over de uitwassen van de Islam – al is het de vraag of dit beklijft bij zijn potentiële publiek. Dat lijkt toch echt bevattelijker voor een brandende Koran.

Als personage wordt Lars Thorsen intussen nooit meer dan een bordkartonnen anti-islam activist. Rønning en Greenberg proberen hem verder niet te doorgronden en lichten ook zijn doopceel niet. Ze volgen hem voornamelijk tijdens zijn publieke optredens. Tegenover de SIAN-leider plaatsen ze verder de antiracistische tiener Axel, die na diverse tegendemonstraties besluit om bij Thorsen thuis de dialoog aan te gaan met hem en zijn partner. Even lijkt er dan zowaar iets redelijks in de twee scherpslijpers te varen. Al snel staat het SIAN-duo echter alweer op hun eigen barricaden provocerende slogans te roepen en politieke tegenstanders en de politie uit te dagen.

En Lars heeft natuurlijk ook weer heilige boeken bij zich. Intussen vraagt een buitenstaander zich af: wie of wat zou hij zonder zijn?

Dear Ms.: A Revolution In Print

HBO Max

Ze overwegen talloze namen voor het tijdschrift. Sojourner. Lilith. Bimbo. Bitch. Sister. De keuze valt uiteindelijk op Ms., een mix van mevrouw en juffrouw. Onder die vlag wordt het tijdschrift, dat is bedoeld als een platform voor de Amerikaanse vrouwenbeweging, in januari 1972 uitgebracht. De eerste reacties zijn direct enthousiast: Harry Reasoner, de presentator van ABC News en een zelfverklaarde ‘chauvinist pig’, geeft het blad in zijn televisiecommentaar bijvoorbeeld hooguit vijf nummers. Binnen een half jaar moet hij echter het boetekleed aantrekken en zich publiekelijk verontschuldigen.

Ms. wordt een doorslaand succes. Het vrouwentijdschrift past perfect in de tweede feministische golf en publiceert over thema’s die vrouwen raken, zoals kinderopvang, huiselijk geweld of seksuele intimidatie op het werk. Onder de kop ‘We have had abortions’ steken 53 bekende Amerikaanse vrouwen bovendien hun nek uit en maken bekend dat zij ooit een zwangerschap hebben laten afbreken. Onder hen zijn singer-songwriter Judy Collins, tennisser Billie Jean King, schrijver Susan Sontag én feministisch kopstuk Gloria Steinem, één van de initiatiefnemers van Ms. Zij riskeren zowel schade en schande als een veroordeling, want abortus is volstrekt illegaal.

Dear Ms.: A Revolution In Print (110 min.) verhaalt in drie bedrijven, geregisseerd door verschillende makers, over het baanbrekende vrouwenblad. In deel 1, A Magazine For All Women, belicht Salima Koroma de opkomst van Ms., met een vrijwel volledig wit colofon. Onder invloed van de zwarte concurrent Essence begint het tijdschrift een inclusievere koers te varen. Shirley Chisholm, de eerste zwarte en vrouwelijke presidentskandidaat, wordt de eerste zwarte vrouw op Ms.’s cover. En met eerst Alice Walker, auteur van bestseller The Color Purple, en later Michele Wallace en Marcia Ann Gillespie haalt het tijdschrift ook krachtige Afro-Amerikaanse stemmen binnen.

Alice Gu richt in A Portable Friend, het tweede deel van deze documentaire die als één geheel wordt gepresenteerd, het vizier op mannen. De spreekbuis van de ‘women’s liberation movement’ krijgt niet alleen stapels post van enthousiaste vrouwen, maar ook ontelbare boze brieven van mannen, die hun vrouw niet meer de baas kunnen, bang zijn voor welig tierende homoseksualiteit en/of een algeheel verlies aan vrijheid vrezen. Tegelijkertijd zijn er mannelijke feministen zoals de bekende acteur Alan Alda (*M*A*S*H), die zich verenigen in mannenbevrijdingsgroepen, om zich te kunnen bevrijden van ‘het stereotiepe beeld van mannelijkheid. Kritiek gegarandeerd.

In het slotdeel tenslotte, No Comment, zoomt Cecilia Aldarondo in op de soms lastige verhouding van de vrouwenbeweging tot seksualiteit en pornografie. De organisatie Women Against Pornography komt in de jaren tachtig lijnrecht tegenover de Feminist Anti-Censorship Taskforce te staan en dreigt intussen ook de zogeheten ‘moral majority’ van televisiedominee Jerry Fallwell en christelijk rechts in de kaart te spelen. De felle discussie wordt uitgevochten in Ms.-magazine en vormt tevens het sluitstuk van deze interessante, vrouw(enbeweging)vriendelijke film over het tijdschrift, dat decennia als betrouwbare barometer voor het feministische gemoed fungeert.

Shark Whisperer

Netflix

Als knappe, blonde vrouw is Ocean Ramsey een uitstekend uithangbord voor de haai. De Shark Whisperer (90 min.) uit Hawaï heeft zich voorgenomen om het imago van dit gevreesde dier te verbeteren. Haaien zijn volgens haar zeker niet de moordlustige beesten die we kennen van films als Jaws. Je kunt er best mee zwemmen! En Ramseys partner, de onderwaterfilmer Juan Oliphant, maakt daar dan onvergetelijke beelden van.

De haaieninfluencer oogst intussen ook heel wat spot en (vrouwen)haat. Dat ze maar eens goed gebeten wordt! wensen anonieme criticasters haar toe. Waarop Ocean dan weer zegt dat ze niets anders riskeert dan haar eigen leven. Zoals in 2007, toen werd gefilmd hoe ze ogenschijnlijk een fatale ontmoeting had met een haai, de start van deze documentaire van J.P. StilesHarrison Macks en James Reed (My Octopus Teacher).

Er is ook serieuze kritiek. Dat ze het verkeerde voorbeeld geeft. Anderen zouden inderdaad wel eens kunnen denken dat je zomaar kunt knuffelen met haaien. Het zijn echter levensgevaarlijke roofdieren. ‘Bij haaienaanvallen ziet de aangevallen persoon bijna nooit aankomen dat ie wordt aangevallen’, stelt onderwaterbioloog Kim Holland. ‘Ze hebben dus nooit de kans gehad om ontwijkende maatregelen te treffen.’

En over Ocean, die zich heeft opgeworpen als beschermster van het dier dat al zo’n 400 miljoen jaar rondzwemt op aarde en wordt beschouwd als essentieel voor het ecosysteem onder water, zegt niet alleen hij: ‘Wat ze doet, is meer voor de show dan voor de wetenschap.’ Voor die show is overigens wel enige aanleiding: elk jaar worden er zo’n honderd miljoen haaien gedood, als bijvangst van visser of om haaienvinnensoep te maken.

Die boodschap is, zeker sinds Jaws, niet nieuw. Ook de Australische ‘zeemeermin’ Valerie Taylor, die de inspiratie vormde voor de bestseller van Peter Benchley en de blockbuster die regisseur Steven Spielberg op basis daarvan maakte, heeft zich opgeworpen als een soort Jane Goodall voor de haai. De inmiddels hoogbejaarde duikster werd enkele jaren geleden geportretteerd in de docu Playing With Sharks.

Als we verder gaan op de ingeslagen weg, is de haai ten dode opgeschreven. Ramsey wil het niet zover laten komen en zet daarvoor ook deze film in. Ze wil een mediamomentje creëren, een onvergetelijk beeld. Want zo’n beeld zegt meer dan duizend woorden. Ze start bij de film die haar grote liefde in een kwaad daglicht heeft gesteld en besluit om met een grote witte haai te gaan knuffelen. Een onvervalst anti-Jaws moment.

Zo geven Stiles, Macks en Reed haar in deze gelikte, met fraai onderwatermateriaal verlevendigde film alle ruimte om haar positieve en tegelijk alarmistische boodschap te verkondigen. Ramsey is zich ervan bewust dat wat ze doet niet zonder gevaar is. ‘Het gaat om het leven in je jaren’, zegt de zelfbenoemde haaienredster, terwijl ze, op weg naar de oceaan, haar hond Shark aanhaalt. ‘En niet om de jaren in je leven.’

En uiteindelijk gaan we toch allemaal naar de… juist.

The Dark Money Game

HBO Max

In het verontrustende tweeluik The Dark Money Game gaat Alex Gibney ‘Citizens United’ te lijf. De zeer kwestieuze beslissing van het Amerikaanse hooggerechtshof uit 2010 geeft bedrijven de mogelijkheid om ongelimiteerd geld te steken in partijen of politici. En dit mogen en kunnen ze nog geheim houden ook. Dat is, niet alleen volgens Gibney overigens, vragen om ‘pay-to-play’. Ofwel: omkoping. Hij verwijst daarbij naar een pijnlijke statistiek: in negentig procent van de Amerikaanse congresverkiezingen wint de kandidaat die het meeste geld uitgaf.

In twee delen levert de befaamde Amerikaanse documentairemaker vervolgens het bewijsmateriaal voor het corrumperende effect van al dat duistere geld. Ohio Confidential (115 min.) start bij de lobbyist Neil Clark, die in 2021 overlijdt door een schotwond aan het hoofd. Clark is betrokken geraakt bij een groot corruptieschandaal en heeft zichzelf ernstig in de nesten gewerkt. Uit geluidsopnames, die in handen zijn gekomen van openbaar aanklagers, valt af te leiden dat hij een sleutelrol heeft gespeeld in een smeergeldaffaire waarmee maar liefst 61 miljoen dollar was gemoeid.

Larry Householder, de Republikeinse voorzitter van het Huis van Afgevaardigden in Ohio en een contact van Clark, zou er een zeer dubieuze schone lucht-wet doorheen hebben gedrukt. House Bill 6 leverde de energieleverancier FirstEnergy een enorme smak gemeenschapsgeld op. En laat dat bedrijf nu net ervoor hebben gezorgd dat Householder überhaupt werd gekozen tot voorzitter. Als House Bill 6 toch weer ter discussie lijkt te worden gesteld, slaan de twee stiekeme partners de handen ineen, om hun tegenstanders een loer te draaien. Onder het motto: Fuck Anybody Who Aint Us.

Na deze ontluisterende case study gaat deel 2, Wealth Of The Wicked (115 min.), verder op de ingeslagen weg. Het is tijd om uit te zoomen. ‘Omkoping vind je overal ter wereld’, constateert Gibney bij de start, ‘maar alleen in Amerika maakten we het legaal.’ Dat gebeurde volgens hem niet zomaar. ‘Het was een zorgvuldig uitgevoerd project, gerealiseerd door een onzalig verbond van rijke zakenmannen en religieuze extremisten die besloten dat het woord van God hetzelfde klonk als het geluid van geld’, vervolgt hij met die karakteristieke stem, die onderkoeld de vinger op de zere plek legt.

Daarna gaat hij te rade bij Jane Mayer, de journaliste die in 2016 het invloedrijke boek Dark Money uitbracht, over hoe het grote geld de Amerikaanse democratie heeft ontwricht. Zij gaan samen terug naar de oorsprong, naar hoe bedrijven zich in de jaren zeventig begonnen te verzetten tegen de alsmaar toenemende macht van gewone burgers, wetten rond campagnefinanciering onderuit gingen halen en hun krachten bundelden met de kerk. Van daaruit ontstond vervolgens de pro-life movement, de slim genaamde anti-abortus beweging. Wie kon er immers tégen het leven zijn?

‘De rijkdom van de zondaar is weggelegd voor de rechtvaardige’, parafraseert de conservatieve geestelijk leider Rob Schenck een Bijbelvers. ‘Waarom niet? Laten we het geld van de miljardair dopen.’ James Bopp wordt de voornaamste jurist van dat verbond tussen God en Geld. Hij verzet zich tegen begrenzing van de hoeveelheid geld in de politiek, want dat zou een inperking van de vrijheid van meningsuiting inhouden. Bopp wil dus ook de Campaign Finance Reform-wet van de Democratische senator Russ Feingold en zijn inmiddels overleden Republikeinse collega McCain uit 2001 ontmantelen.

Citizens United markeert in 2010 een belangrijk keerpunt in de verwording van de Amerikaanse democratie, zes jaar later gevolgd door de verkiezing van Donald Trump tot president. Daarmee is de basis gelegd voor een smeergeldcultuur zonder weerga, toont Alex Gibney overtuigend aan in deze verpletterende exegese van een onvervalste pay-to-play natie. De belichaming daarvan is de ‘herkerstening’ van het hooggerechtshof, dat in 2019 natuurlijk levert voor zijn religieuze donateurs: het federale recht op abortus wordt op de brandstapel gegooid. En ook ‘big business’ telt z’n zegeningen.

King Of The Apocalypse

SkyShowtime

Zou iemand hebben vermoed toen Stewart Rhodes als dertiger begon te studeren aan de prestigieuze Yale Law School en een scriptie schreef over hoe de Amerikaanse regering de grondwet had uitgehold na 11 september 2001, dat hij zo’n twintig jaar later, na een aanval op diezelfde Amerikaanse democratie, zou worden beschuldigd van ‘opruiende samenzwering’?

Rhodes was al in de dertig en getrouwd toen hij ging studeren. Hij zou in totaal zes kinderen krijgen. En die voedde hij op met de voorspelling dat het einde der tijden aanstaande was. De aangekondigde Dag des Oordeels bleef alleen uit, constateert zijn zoon Dakota Adams droog. Hij fungeert als verteller van deze documentaire van Daniel Vernon, die werd vernoemd naar de bijnaam die Rhodes kreeg van zijn kinderen: King Of The Apocalypse (87 min.). Pappie Wappie – al wordt ie daarmee ook tekort gedaan.

Adams, ondersteund door zijn moeder Tasha en zus Sedona, doet zijn verhaal vanachter een laptop, met een headset waarmee hij in beeld zijn verbindende voice-overs inspreekt. Hij noemt zijn vader consequent ‘Stewart’, waarschijnlijk om afstand tussen hen te scheppen. Vernon lardeert dit persoonlijke relaas met familiefoto’s en -video’s, archiefbeelden en campy filmfragmenten, die de plank soms een beetje misslaan. Waardoor de gekozen vertelvorm ook de kijker van deze film soms op afstand zet.

Dakota schetst een scherpslijper die steeds verder radicaliseert, zich ronduit paranoïde begint te gedragen en zo het gezin terroriseert. Totdat het leven in hun huis te Trego, Montana, ondraaglijk is geworden voor de anderen. In 2009 heeft zijn vader intussen Oath Keepers opgericht, een extreemrechtse en gewelddadige anti-overheidsmilitie. En daarmee zal Stewart Rhodes ook een sleutelrol spelen bij de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021, die hij mede zou hebben gepland en gecoördineerd.

Verder volgt Daniel Vernon hoe ’t hem in de periode daarna vergaat, als hij vanwege zijn rol in de aanval wordt gearresteerd en berecht. Die kwestie heeft ook een persoonlijke dimensie: Rhodes’ eigen gezinsleden zijn doodsbang voor hem en willen graag dat hij vast blijft zitten. Vernon belicht verder de rol van wapens in het gedachtegoed van ultrapatriottische Amerikanen zoals Rhodes en zoomt in op een paar van zijn geestverwanten, Michael ‘Whip’ Simmons en Mike Dunn van The Boogaloo Bois.

Hoewel King Of The Apocalypse weer uiterst actueel is, nu Donald Trump is begonnen aan zijn tweede ambtstermijn als president en de sleutelfiguren van de bestorming van het Capitool amnestie heeft verleend, wil de documentaire niet echt beklijven. Daarvoor hinkt de film op te veel gedachten. Vernon heeft ook moeite om de juiste toon te vinden en vast te houden en het dramatische verhaal van de Rhodes-familie, dat nu weer een nieuw hoofdstuk krijgt, met gepast drama en urgentie uit te serveren.

Oklahoma City Bombing: One Day In America

National Geographic

Terwijl Bill Clinton tijdens een persconferentie in het Witte Huis de gevaren van terrorisme bespreekt – ‘een autobom in het Midden-Oosten’, oppert hij, of de acties van een ‘religieuze fanatiekeling’ – krijgt de Amerikaanse president de mededeling dat er een aanval is gepleegd op zijn eigen land. Het is een onwerkelijk tafereel. ‘Ik wilde schreeuwen’, herinnert Clinton zich. Maar dat kon natuurlijk niet: presidenten schreeuwen niet, in elk geval niet in het openbaar.

Het iconische fragment van Clinton, de opening van de driedelige serie Oklahoma City Bombing: One Day In America (132 min.), doet sterk denken aan het moment waarop zijn opvolger George W. Bush op 11 september 2001, tijdens een voorleesuurtje op een basisschool in Sarasota, krijgt ingefluisterd dat een vliegtuig zich in één van de torens van de Twin Towers heeft geboord – al snel gevolgd door nóg een toestel in de andere toren van de imposante New Yorkse wolkenkrabber, die weer even later bezwijkt.

Tot ‘9/11’ geldt de bomaanslag op het Alfred P. Murrah Federal Building in Oklahoma City op woensdagochtend 19 april 1995, waarbij zeker een derde van het overheidsgebouw wordt weggeblazen en 168 gewone Amerikanen omkomen, als de dodelijkste terroristische aanval in de geschiedenis van de Verenigde Staten. Dertig jaar later is de actie van de Goldoorlog-veteraan en anti-overheidsextremist Timothy McVeigh nog altijd de dodelijkste terreurdaad die ooit door een Amerikaan in eigen land is gepleegd.

De schok is enorm: dit gebeurt in Afrika, Noord-Ierland of – inderdaad – het Midden-Oosten. Maar niet in Amerika, het heartland nog wel. Met overlevenden, ooggetuigen, hulpverleners, (FBI-)agenten, bestuurders, journalisten en McVeighs advocaat kijkt Ceri Isfryn terug op de dag waarop hun wereld – en het geloof in de Amerikaanse onaantastbaarheid – op z’n grondvesten schudde. Methodisch zetten ze de gebeurtenissen van die dag en de nasleep daarvan, de jacht op de dader, op een rijtje.

Deze historische docuserie is gemaakt volgens hetzelfde procedé als de National Geographic-producties 9/11: One Day In America (2021) en JFK: One Day In America (2023): via de kleine en grote verhalen van direct betrokkenen – gematcht aan een schat aan archiefmateriaal, liefst ook van de hoofdpersonen zelf – wordt een scharnierpunt in de recente Amerikaanse historie gereconstrueerd, de verbinding tussen de belegering van de Branch Davidians in Waco en de bestorming van het Capitool.

Met die aanpak onderscheidt de serie zich ook van een andere recente docuserie over de bomaanslag, An American Bombing: The Road To April 19th (2024), die juist vertrekt vanuit een helikopterview en McVeighs gruwelijke aanslag veel nadrukkelijker plaatst binnen de recente geschiedenis van ‘homegrown terrorists’, anti-overheidsmilities en extreemrechts geweld in de Verenigde Staten. Isfryn zoomt in en volgt zo de gebeurtenissen: chronologisch, tot in detail en op het niveau van de individuele mens.

Het onbeschrijfelijke leed van Edye Raines bijvoorbeeld. Zij verloor haar zoontjes Chase en Colton, die ten tijde van de aanslag in het kinderdagverblijf van het Murrah Building verbleven. De peuters behoorden tot de in totaal negentien kinderen die door Tim McVeigh van het leven werden beroofd. Of het aangrijpende relaas van Bud Welch, de vader van de 23-jarige vertaalster Julie, die zich in lijn met de idealen van zijn dochter verzette tegen het opleggen van de doodstraf aan de man die haar heeft vermoord.

Zulke aangrijpende verhalen brengen een tragedie van kolossale proporties, die het hedendaagse Amerika mede heeft gevormd, terug tot de menselijke maat.

Netflix bracht overigens ongeveer tegelijkertijd een documentaire over hetzelfde onderwerp uit: Oklahoma City Bombing: American Terror.

Ben Ik Een Moordenaar?

Doxy

De gebeurtenissen op 7 oktober 2023 in Israël en de navolgende respons in Gaza hebben Simonka de Jong opnieuw aangezet. Hoe kan ‘t dat mensen in staat zijn om te doden? En schuilt er ook in haar – ze kan er zich eigenlijk niets bij voorstellen – een persoon die een ander mens van het leven zou kunnen beroven? Ofwel: Ben Ik Een Moordenaar? (53 min.).

Met die vraag gaat De Jong op pad. Het is zeker in haar geval een beladen kwestie. Haar ene opa Karl zat vijf jaar in Auschwitz, terwijl bijna de hele familie van haar andere opa Loe, de bekende chroniqueur van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd vermoord in Sobibor. Ze heeft haar hele leven geprobeerd om daar zo min mogelijk aan te denken. Simonka de Jong wil, vertelt ze in één van de voice-overs waarmee ze deze persoonlijke film begeleidt, haar eigen gevoeligheid beschermen. Niet verharden.

Ben ik te zacht voor deze wereld? vraagt ze zich tegelijk af. Of ben ik gewoon naïef? Als haar zoons zich vermaken met een schietgame, kan ze ’t al bijna niet aanzien. Uiteindelijk laat De Jong zich overtuigen om ook eens achter zo’n digitale loop van een geweer te kruipen en simpelweg te schieten. In Israël spreekt ze verder met voormalig sluipschutter Nadav Weiman, inmiddels actief bij Breaking The Silence, een veteranenorganisatie die kritisch is op het Israëlische leger. Hij kent deze ervaring uit het echte leven en is ervan overtuigd dat iedereen, in de ‘juiste’ omstandigheden, in staat is om te doden.

Dat is tevens de boodschap van Alette Smeulers, hoogleraar internationale misdrijven: juist denken dat ’t jou nooit zal overkomen is gevaarlijk. En dus probeert De Jong zich over te geven aan een antiterreur-, veiligheids- en afweertraining bij het Israëlische leger, waar ze in nagebootste crisissituaties wordt gebracht en een automatisch wapen in haar handen krijgt gedrukt, met de uitdrukkelijke boodschap om er eens mee te vuren. Wat maakt dit los in haar, de Nederlandse vrouw die wars wil zijn van elke vorm van geweld?

Durft ze tijdens therapiesessies ook de woede over wat haar eigen familie tijdens de oorlog is aangedaan, voor het nageslacht vereeuwigd op het Nationaal Holocaust Namenmonument in Amsterdam, toe te laten? En hoe wapenen anderen, zoals de voormalige Israëlische schietinstructrice Becca Strober, de Palestijnse vredesactivist Issa Amro en haar eigen zoons, zich tegen de onvermijdelijke drang om wild om zich heen te slaan als ze worden bedreigd – en zo van slachtoffer dader te worden?

Ben Ik Een Moordenaar?, aangezet met geladen klassieke muziek, wordt daarmee een interessante en actuele persoonlijke zoektocht naar het geweld dat in ons allen schuilt: een afschrikwekkend beest dat recht in de ogen moet worden gekeken om het, in elk geval voorlopig, koest te kunnen houden.

Don’t Die: The Man Who Wants To Live Forever

Netflix

Hij heeft zijn biologische leeftijd inmiddels met dik vijf jaar verlaagd. En elke twaalf maanden wordt ie er slechts acht ouder. Bryan Johnson zou dus ernstig tekort worden gedaan als hij, op basis van zijn geboortejaar, simpelweg op 45 jaar wordt ingeschat. In werkelijkheid – althans, volgens de wetenschappelijke modellen van Project Blueprint – is hij veel jonger. En hij wordt dus nóg jonger. Een soort real life Benjamin Button.

Johnson is er de hele dag druk mee. Ook, denk je er als kritisch kijker bij, omdat ie verder toch niets omhanden heeft. De Amerikaanse tech-miljonair – ach ja, natuurlijk! – had z’n schaapjes allang op het droge, was nog op zoek naar een stukje zingeving en heeft zichzelf daarom maar gebombardeerd tot proefkonijn voor een zeer ambitieus anti-verouderingsproject. De ideale hoofdpersoon voor een Chris Smith-docu, zou je zeggen.

En daar is de ongekroonde koning van de streamdocu ‘t mee eens. Ofwel: Don’t Die: The Man Who Wants To Live Forever (90 min.), een documentaire van, jawel, Chris Smith. Over een man die zich heeft overgegeven aan een algoritme dat beter voor hem zorgt dan hij zelf kan. Daarmee heeft Johnson zowaar een punt: het leven zit vol ongezonde verleidingen. In zijn woorden: ‘We vechten voor ons leven tegen onszelf.’

Chris Smith zou Chris Smith echter niet zijn als hij de man niet achter de wijs(neuzig)heden vandaan probeert te halen, kijkt naar het grotere maatschappelijke verhaal rond (anti-)veroudering en zo een vertelling construeert die prikkelt, vermaakt en uitdaagt. En tot een hand voor de ogen slaan en eens mismoedig schudden met het hoofd, dat ook. Want Bryan Johnson is natuurlijk ook gewoon – sst! – een freak.

‘Ik erken dat niet iedereen de tijd, middelen en omstandigheden heeft’, zegt hij er zelf over. ‘Ik probeer aan de uiterste rand van de mogelijkheden te zitten. Ik wil later zien wat er kan.’ En daarvan maakt een entrepreneur zoals Johnson natuurlijk serieus werk. Samen met zijn chief marketing officer Kate Tolo wordt elke scheet – als die tenminste zou bijdragen aan het verwerven van de eeuwige jeugd – met de wereld gedeeld.

Johnson, die opgroeide binnen de Mormoonse kerk, heeft van gezondheid zijn religie gemaakt en opereert daarbij permanent op de grens van wat mogelijk en verstandig is. Veel wetenschappers in deze Chris Smith-film hebben er in geval hun twijfels bij – al stelt hij ook wezenlijke vragen over hoe we omgaan met ons lichaam. ‘Het is een soort tegengif voor hoe de wereld over gezondheid denkt’, stelt journalist Ashlee Vance.

Platgeslagen: levensstijlverandering, om problemen te voorkomen, in plaats van de ouderdomskwalen gewoon maar afwachten en ze dan alsnog proberen te repareren. En die boodschap lijkt aan te slaan: de zonderling Bryan Johnson, waarvan die dekselse Chris Smith zowaar een mens van vlees en bloed heeft gemaakt, heeft inmiddels, samen met z’n tienerzoon Talmage, een heuse Don’t Die-beweging in gang gezet.

Gezamenlijk zullen Johnson en zijn discipelen ook de vraag moeten beantwoorden, die Smith hier, in navolging van bijvoorbeeld Farrokh Bulsara, ook opwerpt: wie wil er eigenlijk voor altijd blijven leven?

De Kresj / Onze Kresj

VPRO

Marije Meerman werd in 1967 in dezelfde week geboren als koning Willem-Alexander. Terwijl de oudste zoon van prinses Beatrix en haar echtgenoot Claus al van jongs af aan werd klaargestoomd om ooit de troon te bestijgen, werden Marije en haar broertje Gregor begin jaren zeventig door een oudercollectief anti-autoritair opgevoed in een crèche in een Amsterdams kraakpand.

‘Leef en werk in de geest van Lenin’, stond er op de muur gekalkt. Grenzen werden er niet gesteld aan hun gedrag, gestraft al helemaal niet. De machtsstructuur van het traditionele gezin moest worden doorbroken. Ze wilden een nieuwe autonome, kritische en solidaire mens creëren, die bestand zou zijn tegen autoritaire tendensen. Trots ging Marije’s idealistische moeder Hilde dan ook met een voorlichtingsfilm over het experiment, voor de Rijksvoorlichtingsdienst gemaakt door Jan van den Brink, het land in.

In 1995 ging Meerman, gewapend met datzelfde beeldmateriaal, voor haar afstudeerfilm De Kresj (57 min.) in gesprek met vijf twintiger die rond 1970 als kleuter met haar op de Kresj Prins Konstantijn hadden gezeten. Hoe kijken ze terug op die periode? En in hoeverre zijn de idealen van hun ouders doorgesijpeld naar hun eigen leven? Zijn ze door dat ’uit de hand gelopen experiment’ – of juist ondanks dat wilde plan – op het podium, achter de bar, aan de zelfkant, in de kraakbeweging of achter (en nu ook een beetje voor) de camera terechtgekomen?

In de opvolger Onze Kresj (95 min.) uit 2014 buigt Marije Meerman zich over het archief van haar inmiddels overleden moeder en spreekt ze, bijgestaan door haar broer Gregor als cameraman, met de andere hippies van weleer. Hoe kijken deze voormalige voortrekkers van de protestgeneratie, die inmiddels stilaan de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, erop terug dat zij hun kinderen ‘de vrije lustbeleving’ lieten ontdekken? En is het gelukt om daarbij ‘de patriarchale gezinsstructuur’ daadwerkelijk los te laten?

Duidelijk is dat theorie en praktijk ook toen al soms ongenadig met elkaar botsten. En dan moest er eindeloos worden gediscussieerd of vergaderd om iedereen weer op hetzelfde spoor te krijgen. ‘De mensen die daar het hoogste woord hadden vond ik op de werkvloer niet echt overtuigend’, herinnert Peter zich. ‘Nou, die hadden ook geen kinderen’, vult Samantha aan. En dan waren er nog de verplichtingen die ze als ouders en volwassenen hadden naar elkaar. Want het was ook de tijd van de vrije liefde, communes en partnerruil.

Al reflecterend op die formatieve jaren worden De Kresj en Onze Kresj veel meer dan simpelweg een terugblik op een onorthodoxe Amsterdamse crèche. Meerman kijkt naar wat de idealen van de jaren zestig te weeg hebben gebracht. Zijn de rimpelingen van de steen die toen in het water is gegooid nog altijd zichtbaar? En zijn die idealen daardoor dichterbij gekomen of juist (definitief) kaltgestellt? De vrijheid blijheid die de ouders destijds aan hun kinderen wilden meegeven, in de hoop dat ze zo weerbare mensen zouden afleveren, lijkt in elk geval vervlogen.

De Kresj is hier online te bekijken.

Onze Kresj is hier online te bekijken.

Mijn Vader De Terrorist

Ideefix Film & Media

Het is een kerngebeurtenis van zijn jeugd: op 28 september 1994 wordt Hans Krikke, de vader van documentairemaker Daniel Krikke, van zijn bed gelicht. Met grof geweld, op verdenking van betrokkenheid bij terrorisme. Zo heeft het dramatische moment zich tenminste in het geheugen van de jonge Daniel gezet. Hij heeft het nu gereconstrueerd met acteurs. Een traumatische herinnering, in dreigend zwart-wit vastgelegd. Als openingsscène voor Mijn Vader De Terrorist (53 min.), een persoonlijke film die nog een aantal van zulke gereconstrueerde ervaringen bevat.

Hans Krikke was als journalist actief binnen het linkse onderzoekscollectief Opstand. Hij schreef bijvoorbeeld kritisch over het Nederlandse vreemdelingenbeleid en was fel gekant tegen het Zuid-Afrikaanse Apartheidsregime. Gaandeweg kreeg de Binnenlandse Veiligheidsdienst Krikke en zijn directe collega Jan Müter in de peiling. Zij werden verdacht van betrokkenheid bij de Revolutionaire Anti-Racistische Actie (RaRa). Deze clandestiene organisatie zou verantwoordelijk zijn voor brandstichting en bomaanslagen. Acties die bijvoorbeeld waren gericht tegen bedrijven die zaken deden met Zuid-Afrika zoals Shell en de Makro, maar ook tegen politici persoonlijk: zo werd het huis van staatssecretaris van Justitie Aad Kosto, verantwoordelijk voor het Nederlandse asielbeleid, in 1991 grotendeels verwoest door een bom die aan RaRa wordt toegeschreven.

In deze documentaire onderzoekt Krikke het verleden van zijn vader. Ook omdat hijzelf – de film moet er extra urgentie door krijgen – op het punt staat om zelf vader te worden. Dat is het startpunt van een zoektocht die moeite heeft om op koers te blijven: is het Krikke’s bedoeling om zijn vaders activisme, dat mogelijk is uitgemond in terroristische acties, verder te onderzoeken en kritisch te bevragen? Probeert hij uit te pluizen wat de, al dan niet onterechte, arrestatie van zijn vader te weeg heeft gebracht in de levens van hem en zijn familie? Of wil hij eigenlijk aftasten waarom de relatie met zijn vader sowieso altijd redelijk afstandelijk is gebleven, onderzoeken of dit is gerelateerd aan de jeugd van de man en ondertussen proberen om hun band te vernieuwen? Deze film doet eigenlijk van alles een beetje.

De documentaire zoekt intussen ook naar de juiste vorm. Is het een roadmovie van vader en zoon door het verleden? Hoe past de podcast-achtige setting van enkele interviews die Krikke heeft met zijn vader en moeder, de schrijfster Christine Otten, daar dan in? En de dramatisch getoonzette zwart-wit reconstructies? Hoewel Mijn Vader De Terrorist een interessant terrein opzoekt (het schimmige gebied waar een radicale linkse club zoals RaRa stuit op de geheime arm van de Nederlandse overheid) en ook beslist enkele sterke scènes bevat (de geladen ontmoeting van Hans Krikke met zijn voormalige collega en lotgenoot Jan Müter bijvoorbeeld) wil de film maar geen logische eenheid vormen en blijven ook enkele essentiële vragen (deels) onbeantwoord.

Last Call

HBO Max

De term ‘overkill’ vat het treffend samen. De slachtoffers van de onbekende moordenaar blijken begin jaren negentig niet zomaar gedood. Ze zijn afgeslacht, in stukken gezaagd en langs de kant van de weg gedumpt. Dat kan beslist niet los gezien worden van hun seksuele geaardheid. De killer die actief is in de omgeving van New York koestert duidelijk een diepgevoelde haat tegen homoseksuelen.

Daarmee is hij in zekere zin een product van zijn tijd en omgeving. Hoewel New York in die jaren een levendige gayscene heeft, wordt homoseksualiteit in de Verenigde Staten bepaald niet overal geaccepteerd. Homofobie is er aan de orde van de dag. Mannen zoals Thomas Mulcahy en Peter Anderson blijven dus noodgedwongen hun hele leven in de kast en leven ogenschijnlijk een braaf burgermansbestaan. Totdat ze in het uitgaansleven, waarschijnlijk nét voor sluitingstijd, de verkeerde persoon tegen het lijf lopen.

Via de zoektocht naar deze seriemoordenaar belicht de vierdelige serie Last Call (215 min.) van Anthony Caronna en Howard Gertler het onverdraagzame klimaat waarbinnen de LHBTIQ+-beweging, die ook al is geconfronteerd met de AIDS-epidemie, zich eind twintigste eeuw staande moet houden en de impact van de moorden op hun dagelijks leven. Strijdbare belangengroepen zoals het New York City Anti-Violence Project eisen serieuze actie tegen het gruwelijke geweld dat in hun gemeenschap wordt aangericht.

Want erg veel prioriteit lijkt de NYPD in eerste instantie niet te geven aan de ‘pick up crimes’ van de zogenaamde Last Call Killer. Het gaat tenslotte om homoseksuele mannen die zich willens en wetens, op zoek naar seks en vertier, in het gaycircuit hebben begeven. Die houding doet denken aan de attitude van de Rotterdamse politie als er begin jaren negentig enkele homoseksuele mannen worden vermoord in het Kralingse Bos (waarover onlangs ook de thematisch verwante serie De Regenboogmoorden is uitgebracht).

Last Call legt de nadruk op de slachtoffers, hun nabestaanden en de angst binnen de queer-gemeenschap en vermijdt al te nadrukkelijke ‘seriemoordenaarsporno’. Pas in de slotaflevering van deze indringende serie, die getuige recente geweldsincidenten tegen homo’s en transmensen nog altijd actueel is, komt er een verdachte in beeld. Naar zijn motief blijft het gissen. Zou het een vorm van ‘gay panic’, de blinde razernij die bepaalde mannen overvalt als een andere man avances maakt, kunnen zijn? Of toch zoiets elementairs als zelfhaat?

The Quiet Epidemic

First Run Features

‘Het is niets minder dan een oorlog, een oproer tegen geneeskunde die zich baseert op wetenschappelijke feiten’, schrijft een medewerker van de National Institutes of Health (NIH) ontzet aan zijn collega’s. ‘Het is tijd om terug te vechten.’ Hij heeft ‘t niet over coronasceptici. Samen met de Centers for Disease and Control (CDC) bindt de Amerikaanse evenknie van het RIVM de strijd aan met de ‘anti-wetenschap’ die wordt gepropageerd door de zogenaamde ‘Lyme Loonies’.

De Ziekte van Lyme, die kan ontstaan na een tekenbeet, werkt al jaren als een splijtzwam binnen de Amerikaanse gezondheidszorg. De aandoening, begin jaren zeventig voor het eerst vastgesteld bij jonge mensen met artritis uit het stadje Lyme in de staat Connecticut, wordt volgens dokter Richard Horowitz, die zich heeft gespecialiseerd in de behandeling van Lyme-patiënten, gemakkelijk verward met het chronische vermoeidheidssyndroom, fibromyalgie, reumatische artritis, lupus, multiple sclerosis en dementie.

The Quiet Epidemic (101 min.) documenteert de strijd van Horowitz en enkele collega’s om Lyme – en dan met name de omstreden chronische variant daarvan, die door tien tot twintig procent van de patiënten zou worden ontwikkeld – geaccepteerd te krijgen door het medische establishment. Daarbij spelen verzekeraars een twijfelachtige rol. De intensieve zorg die de Lyme-artsen verstrekken – voor een officieel niet-bestaande, of in elk geval moeilijk aan te tonen, aandoening – wordt door hen niet meer vergoed.

Wat dit in de praktijk betekent, laten de filmmakers Lindsay Keys en Winslow Crane-Murdoch zien via Julia Bruzzese en haar vader Enrico. Als negenjarig meisje werd Julia gebeten door een teek. Sindsdien heeft ze last van allerlei symptomen, die voor de officiële wetenschap lastig zijn te verklaren. Ze zit tegenwoordig zelfs in een rolstoel. En haar vader heeft zijn baan opgezegd, om permanent voor haar te zorgen. Zouden haar klachten ingebeeld kunnen zijn? Met andere woorden: leidt Julia misschien aan een conversiestoornis?

Keys en Crane-Winslow stellen zich in deze stevig doortimmerde film op aan de kant van de Lyme-patiënten en hun onvermoeibare pleitbezorgers, waarbij ze niet alleen de slachtofferverhalen vertellen maar ook diepgaand aandacht besteden aan de wetenschappelijke verklaringen daarvoor. Het blijft alleen jammer dat de vertegenwoordigers van de officiële gezondheidsorganisaties, die volgens hun criticasters de ziekte onvoldoende serieus nemen en behandeling zelfs in de weg staan, de kans laten lopen om te reageren.

Zonder zulk weerwoord kan The Quiet Epidemic alleen een onverhuld pleidooi worden om de Ziekte van Lyme nu eindelijk eens serieus te nemen. Om er een Loud Epidemic van te maken, zogezegd. Zodat de medische wetenschap zich genoodzaakt voelt om écht in actie te komen.

Battlefield

Starz

Ze vertegenwoordigen de ‘pro-life’ generatie. En daar zijn de jonge vrouwen trots op ook. Amerikaanse anti-abortusactivisten hebben de wind in de rug sinds 2016, het jaar dat Donald Trump president werd en een verbond sloot met conservatieve christenen, (dat hier middels audio-opnamen van de toenmalige Republikeinse kandidaat en enkele leiders van de zogenaamde Evangelicals, met veel suspense, wordt uitgeserveerd). Kristan Hawkins, oprichtster van Students For Life, spreekt begin 2020 zelfs al over het post-‘Roe v. Wade’-tijdperk – twee jaar vóórdat het hooggerechtshof daadwerkelijk het landelijke recht op abortus zal schrappen.

Tegenover deze overtuigde pro-lifers, waaronder ook de zelfverklaarde ‘liberal’ en Democrate Terrisa Bukovinac (al zijn daarbij best vraagtekens te zetten), plaatst documentairemaker Cynthia Lowen enkele pro-choicers van organisaties zoals Planned Parenthood. Zij stellen het recht op zelfbeschikking van vrouwen voorop en vertegenwoordigen daarmee ook – dat gegeven dreigt nog wel eens ondergesneeuwd te raken – de meerderheid van de Amerikanen. Die zijn in grote lijnen voor ‘reproductive rights’. De tegenstanders van abortus zijn in de Amerikaanse politiek – en daarmee ook bij de door hen benoemde rechters – alleen heel sterk vertegenwoordigd.

Lowen laat in Battleground (103 min.) zien wat de inperking van abortus in de praktijk betekent: ze volgt een Texaanse vrouw die ondanks de Corona-lockdown naar Denver moet reizen om haar zwangerschap te laten beëindigen, want in haar eigen staat is zo’n ingreep niet meer mogelijk. De abortusdiscussie krijgt een (voorlopig) beslissende wending door het plotselinge overlijden van het linkse icoon van het hooggerechtshof, Ruth Bader Ginsburg. Daardoor mag Donald Trump op de valreep, voordat hij wordt opgevolgd door zijn Democratische opponent Joe Biden, nóg een nieuwe rechter benoemen, zodat het hooggerechtshof een ferme afslag naar rechts kan nemen.

Deze gedegen film observeert wat die ontwikkelingen te weeg brengen aan de frontlinie van het abortusdebat. Voorstanders van het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen gruwelen ervan. Anderen, zoals bijvoorbeeld Marjorie Dannenfelser van de lobbygroep Susan B. Anthony Pro-Life tellen hun zegeningen. Hoewel zij eigenlijk haar neus ophaalt voor de persoon Donald Trump en ook afstand neemt van de bestorming van het Capitool die hij op 6 januari 2021 heeft geïnstigeerd, is Dannenfelser toch blij dat ze voor hem heeft gestemd. Het doel – een wereld waarin het ongeboren leven belangrijker lijkt dan het te leven leven – heiligt in dit geval alle middelen.

En hun man heeft op dat gebied zonder enige twijfel geleverd. Tijdens Trumps ambtsperiode zijn alle voorbereidingen getroffen om het recht op abortus in Amerika een luide dood te laten sterven. En als het dan inderdaad zover is in de zomer van 2022 – bij de oplevering van deze film, die inzichtelijk en invoelbaar maakt hoe abortus leeft onder vrouwelijke activisten aan beide zijden van het gevecht – gaat dit gepaard met zowel triomfantelijk gejuich als opperste ontzetting.

Klaas de Jonge, De Prijs Van Vrijheid

Moondocs

Niet de wereld zelf of het leven van een personage als decor, maar echt, daadwerkelijk, een decor. Het is opvallend hoe vaak Nederlandse documentairemakers de laatste tijd een eigen arena of theater creëren voor hun films. Van de huiskamer van Johannes Post (in Geertjan Lassches De Erfenis Van Een Verzetsheld) en de uitgeleefde woning van een drankzuchtige vader (Kelly Klingenbergs Alleen Met Jenever) tot de vervreemdende grijze kamers voor nieuwkomers in Nederland (Al Wat Je Ziet van Niki Padidar) en een oude fabriekshal als passende entourage voor een vluchtverhaal in de familie (Biserka Surans Scènes Met Mijn Vader).

En als er eenmaal een decor is ontworpen, volgen het acteren vanzelf, zoals in Vincent Boy Kars’ Drama Girl, voor Abdiwahab Ali’s nagespeelde herinneringen in een door oorlog verscheurd Mogadishu (Douwe Dijkstra’s Buurman Abdi) en bij Het Zit In Mijn Hart, waarin Saskia Boddeke via een aantal spelers van KamaK, een theatergroep bestaande uit acteurs met een beperking, de ruimte tussen fictie en non-fictie verkent. Noem het een hybride tussen docu en drama of kruisbestuiving van documentaire en theater. Feit is dat deze makers de werkelijkheid graag een handje helpen en zo de grenzen van het genre documentaire opzoeken.

In de openingsscène van Klaas de Jonge, De Prijs Van Vrijheid (66 min.) laat Marlou van den Berge letterlijk zien hoe dat decor wordt gefabriceerd. En als alle stukken op hun plek staan, kan de hoofdrolspeler z’n entree maken. ‘Hier heb ik dus zesentwintig maanden in gewoond’, zegt De Jonge, oud-strijder tegen Apartheid, als hij zich achter de typemachine aan zijn bureau heeft geïnstalleerd. ‘Zonder die machine had ik het vast veel moeilijker gehad.’ Hij leest voor: ‘Vandaag, vrijdag 19 juli 1985, om precies vier uur, ben ik door de Zuid-Afrikaanse veiligheidspolitie bij de Nederlandse ambassade in Pretoria afgeleverd. De ambassadestaf heeft een kamer voor me vrijgemaakt.’

En in die kamer is Klaas de Jonge, een kleine veertig jaar later, opnieuw verzeild geraakt, althans in een replica daarvan, om het verleden te herbeleven. Door het Apartheidsregime beschuldigd van verboden wapenbezit en terrorisme, min of meer veilig op dat kleine stukje Nederlands grondgebied. Daar ontvangt hij nu zijn zoons, voormalige stiefkinderen en de vrouw en dochter van een gesneuvelde medestrijder. Samen onderzoeken zij hun geschiedenis. De clandestiene activiteiten en gewapende strijd van Klaas en zijn ex-vrouw Hélène Passtoors, die nog een tijd in de gevangenis doorbracht, hebben gevolgen gehad voor het leven van alle betrokkenen.

Tussen de gesprekken door neemt De Jonge plaats op de hometrainer, worden er aardappels gejast en is er ook gelegenheid voor een dansje bij de transistorradio. Dan blijkt ook meteen het gevaar van deze hybride aanpak: dat die enscenering tot een soort toneelstuk leidt – of, erger, tot toneelstukjes. Daar tegenover staan De Jonge’s confrontaties met een bewaker van de Nederlandse marechaussee, officier van de Zuid-Afrikaanse veiligheidspolitie en slachtoffer van een autobom van zijn organisatie. Dan wordt hij gedwongen tot (zelf)reflectie – al had de navolgende bedscène, waarin hij tijdens zijn slaap wordt belaagd door boze stemmen, achterwege mogen blijven.

De vraag of het doel, hoe nobel dat streven ook is, werkelijk alle middelen heiligt ligt dan al lang en breed op tafel in die geïmproviseerde kamer en zal in de venijnige climax van deze film nog tot schrijnende confrontaties leiden.

The Rolling Stones: Crossfire Hurricane

Na het succes van The Beatles werden ze door manager Andrew Loog Oldham doelbewust gemodelleerd tot anti-Beatles. Elk goed verhaal heeft immers helden en antihelden nodig. Goeieriken en slechteriken. En The Rolling Stones waren begin jaren zestig best bereid om zich het imago van ‘bad boys’ aan te meten en eens lekker rotzooi te gaan trappen.

In de audio-interviews die documentairemaker Brett Morgen, ter gelegenheid van het vijftigjarige jubileum van de band in 2012, had met alle groepsleden, inclusief voormalig gitarist Mick Taylor en oud-bassist Bill Wyman, halen ze met liefde en plezier herinneringen op aan hoe concerten steevast uit de hand liepen, tienermeisjes daarbij soms van opwinding in hun broek plasten en ze zelf na afloop regelmatig moesten rennen voor hun leven. Intussen gaven met name Mick Jagger en Keith Richards hun ogen goed de kost bij (zwarte) Amerikaanse vakbroeders, zodat ze al snel artistiek geheel op eigen benen konden staan. De basis voor een lange, lánge, carrière was daarmee gelegd.

Ruim een halve eeuw later laat The Rolling Stones: Crossfire Hurricane (111 min.) de permanente beroering van die beginjaren herleven – terwijl ook meteen helder wordt dat The Stones nooit een serieuze bedreiging voor de gevestigde orde zijn geweest. Deze film, waarvoor Brett Morgen de beschikking kreeg over een enorme collectie (nog niet eerder opgediept) archiefmateriaal, concentreert zich volledig op de eerste twintig jaar uit de bandhistorie, waarbij ijkpunten zoals hun steeds terugkerende problemen met het gezag vanwege drugsbezit, de tragische dood van oprichter Brian Jones en het gigantische debacle van Altamont natuurlijk niet mogen ontbreken. Die brengen de band ook langzaam maar zeker naar de rand van de afgrond.

Totdat, zo wil in elk geval het verhaal, nieuwe gitarist Ron Wood halverwege de jaren zeventig de boel revitaliseert en Richards, jarenlang op nummer 1 in rock’s dodenlijst, zijn inname van dope besluit in te perken. Dan begint de machine weer op volle kracht te draaien. ‘The Stones waren van de meest gehate band de meest geliefde band geworden’, zegt Mick Jagger over de remonte die zijn groep heeft doorgemaakt. ‘Van onacceptabel tot totaal acceptabel.’ Voor ‘the greatest rock n’ roll band on earth’ is zo’n constatering eigenlijk de dood in de pot. Gelukkig heeft Brett Morgen tegen die tijd – met fraai en straf gemonteerd concertmateriaal, waaronder klassiekers als Jumpin’ Jack Flash, Sympathy For The Devil en het onvermijdelijke (I Can’t Get No) Satisfaction – allang de daadkracht, energie en opwinding van de band in z’n absolute hoogtijdagen weten te vangen.