Wattstax

Stax Films

‘Ik ben iemand’, laat Jesse Jackson zijn gehoor scanderen, nadat hij alle aanwezigen heeft gevraagd om een gebalde vuist in de lucht te steken. ‘Ik mag dan arm zijn, maar ik ben iemand. Ik mag dan een uitkering hebben, maar ik ben iemand. Ik mag dan ongeschoold zijn, maar ik ben iemand. Ik ben zwart, mooi en trots en moet gerespecteerd worden.’

De vlammende voordracht van het gedicht I Am Somebody door de Amerikaanse burgerrechtenleider illustreert dat Wattstax (99 min.), het benefietconcert dat op 20 augustus 1972 plaatsvindt in het Los Angeles Memorial Coliseum, meer is dan zomaar een popfestival. Zeven jaar na de rellen in de zwarte wijk Watts in 1965 wordt het festival een ongegeneerde viering van de Afro-Amerikaanse cultuur, waarbij ook voortdurend oog is voor de emancipatiestrijd van de gemeenschap en de tol die deze inmiddels op alle mogelijke manier heeft geëist.

In dat opzicht doet deze film denken aan een andere documentaire over een festival dat met het predicaat Black Woodstock is opgezadeld: Summer Of Soul (2021), Questlove’s film over het Harlem Cultural Festival in 1969 die een kleine halve eeuw later een Oscar zal winnen. Regisseur Mel Stuart alterneert tussen performances van artiesten uit de stal van het vermaarde soullabel Stax Records uit Memphis, waaraan in 2007 al de documentaire Respect Yourself: The Stax Records Story werd gewijd, en gesprekken met gewone Afro-Amerikanen uit Watts over hun/het leven. 

Tussen alle onbekende Amerikanen die hun hart luchten of gewoon lekker babbelen, waarbij het de vraag is of die gesprekjes geënsceneerd zijn, is ook Ted Lange. De acteur zal later furore maken als barman Isaac in de suikerzoete tv-serie Love Boat. Hij vertelt bijvoorbeeld over zijn broer die een lichtere huid heeft. ‘Hij zei tegen me dat ik een nikker was’, vertelt Ted. ‘Ik wist helemaal niet wat dat was.’ Toen ging Lange’s broer naar hun moeder en zei hij een witte jongen was en Ted een zwarte nikker. ‘Waarop mijn moeder zei: dan kan ik niet je moeder zijn. Want al mijn kinderen zijn nikkers.’

De comedian Richard Pryor houdt Wattstax bij elkaar met een verzameling scherpe en grappige monologen. Het hart van de film wordt evenwel gevormd door zinderende performances van Stax-acts als Kim Weston, The Staple Singers, Carla Thomas, Albert King, The Bar-Kays, Luther Ingram en Rufus Thomas, die er een ongekend swingfestijn van maakt met zijn Do The Funky Chicken. Het slotakkoord is voor de übercoole Isaac Hayes, nadrukkelijk gepromoot als ‘Black Moses’, die lekker de blits kan maken met zijn titelsong voor de blaxploitation-hitfilm Shaft.

Gezamenlijk zetten deze soul brothers en -sisters ‘The Black Experience’ van begin jaren zeventig nog eens goed in de verf. In een film waarin naar hedendaagse maatstaven misschien tamelijk weinig (verhaal)lijn is te ontdekken, maar die wel een geweldig tijdsbeeld schetst.

Suzan & Freek: Tussen Jou En Mij

Netflix

Je weet natuurlijk nooit wat je níet ziet in een documentaire. Wat niet mocht worden gefilmd, in de montage is gesneuveld of op verzoek van de hoofdpersonen, of hun vertegenwoordigers, alsnog is weggehaald. Dit geldt in het bijzonder voor portretten van relatief nieuwe popartiesten. Een documentaire heeft dan vooral een promotioneel karakter, om de status en het imago van de jonge helden te bestendigen. Het is de vraag welke ruimte een maker dan nog heeft om verhaallijnen af te tasten die niet in het gewenste frame passen.

Suzan & Freek: Tussen Jou En Mij (84 min.) valt ongetwijfeld in deze categorie. Net als de eveneens door Netflix omarmde film Snelle: Zonder Jas Naar Buiten (2021). Toch geeft deze documentaire wel een aardig beeld van hoe ‘t is om Suzan & Freek te zijn, vooral voor Suzan Stortelder en Freek Rikkerink. ‘Jij zegt heel vaak: ik vind het heel leuk om Suzan van Suzan & Freek te zijn’, vertelt Freek aan het begin van deze film van Laura Veenema, terwijl hij met zijn arm om Suzan op het strand van Santa Barbara zit. ‘En ik vind het leuk om Freek van Suzan & Freek te zijn.’

Daarmee zetten ze de toon voor een documentaire die prima aansluit bij z’n onderwerp: toegankelijk en tikkeltje braaf, maar ook niet onsympathiek. Samen met hun familie en vrienden, platenbaas, producer en muzikale collega’s Snelle en Miss Montreal schetst het onafscheidelijke tweetal uit de Achterhoek – dat dus, zo wil de volkswijsheid nu eenmaal, wel lekker nuchter moet zijn – de weg die hen via covers, Corona en dat allereerste eigen nummer (Als Het Avond Is) naar de top in eigen land heeft gebracht en hoe ’t is om daar nu, toch alweer een jaar of vier, te vertoeven.

Het schuurt slechts zelden in dit dubbelportret. Of ’t moet de publieke aandacht zijn. Zeker Suzan wil vooral op haar muziek beoordeeld worden. In de media doen ze daarom alleen dingen die met muziek te maken hebben, zegt ze in een film waarin ze thuis, bij familie en op vakantie is te zien. Ook dan trekt ze soms de grens. ‘Heel even de camera uit’, zegt ze bijvoorbeeld als ze met Freek in een busje zit te wachten voor een show. Die trekt de zijdeur dicht. ‘Even met z’n tweeën zijn’, zucht Suzan. ‘Heerlijk’, vindt hij. Waarna zij gapend, voor de camera, haar hoofd op zijn schouder legt.

Het is een treffend beeld, exemplarisch voor de positie waarin het duo zichzelf heeft gemanoeuvreerd. Die brengt hits en uitverkochte zalen met zich mee, maar zorgt ook voor ongewenste aandacht van bijvoorbeeld de roddelmedia en opdringerige fans. Dat is een kwestie van spitsroeden lopen tussen benaderbaar blijven als Suzan & Freek en toch iets voor jezelf houden als Suzan Stortelder en Freek Rikkerink. Zeker als je van ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ min of meer je imago hebt gemaakt.

Fourteen Days In May

BBC

Hij zit al acht jaar in een dodencel in Mississippi en is altijd blijven volhouden dat hij onschuldig is. Edward Earl Johnson werd in 1979 als achttienjarige veroordeeld vanwege moord op een politieman en poging tot verkrachting van een zestigjarige vrouw. Als deze film begint, op donderdag 7 mei 1987, heeft de 26-jarige Afro-Amerikaanse man nog welgeteld Fourteen Days In May (85 min.). Op zijn kalender is een zwarte cirkel getekend rond de datum 20 mei.

Directeur Donald Cabana van de Parchman Penitentiary staat erop dat de executie van Johnson straks ordentelijk verloopt. Zeker ook voor de familie van de ter dood veroordeelde. ‘Iedereen kan in deze situatie belanden’, houdt hij zijn medewerkers voor. ‘Door een verkeerde combinatie van drank en drugs en een moment van onachtzaamheid zou ook mijn zoon of jullie zoon of dochter in een dodencel terecht kunnen komen. Dat zegt niets over de ouders.’

De ter dood veroordeelde kijkt intussen met een schuin oog naar zijn allerlaatste beroepszaken en een verzoek om clementie aan de gouverneur van Mississippi. Ze zien toch wel dat hij als jonge Afro-Amerikaanse man, in een staat met een uiterst beladen historie, op basis van erg schamel bewijs is veroordeeld? Uit onderzoek blijkt dat zwarte mannen, die een witte Amerikaan hebben gedood, meer dan vier keer zo vaak de doodstraf krijgen als witte mannen die een zwarte Amerikaan doden.

De Britse filmmaker Paul Hamann spreekt in deze sobere, maar uiterst doeltreffende documentaire uit 1987 met Edward Earl Johnson zelf, andere gedetineerden en enkele bewaarders over de doodstraf, de achtergronden en implicaties daarvan en het dagelijks leven in de Mississippi State Penitentiary. ‘Slavernij, gemodificeerd voor de hedendaagse wereld’, noemt één van de langgestraften dat. ‘Dit is gewoon een plantage, waarvan ze de naam hebben veranderd in boerderij.’

Terwijl de bedachtzame Johnson zijn finale tijd spendeert met directe familie, nog maar eens overlegt met zijn advocaat en de psycholoog en geestelijk verzorgers van de gevangenis ontvangt, worden de laatste voorbereidingen getroffen voor de executie van de modelgevangene. Niets wordt aan het toeval overgelaten. Zo wordt de gaskamer bijvoorbeeld nog even getest. Zodat Johnsons levenseinde in elk geval professioneel en geheel volgens de regels kan worden afgewikkeld.

De bedachtzame man die zijn lot in handen van de Heer heeft gelegd, is in werkelijkheid afhankelijk geworden van een bureaucratisch systeem, dat gedachten- en harteloos doordraait als het eenmaal in gang is gezet – hoeveel sympathie Johnsons medegedetineerden en de gevangenismedewerkers ook voor hem hebben en hoezeer ze ook stuk voor stuk twijfelen aan zijn schuld. Fourteen Days In May heeft zich dan allang ontwikkeld tot een bijzonder indringend pleidooi tegen de doodstraf.

Ga Terug En Haal Het

Tomtit Films / VPRO

Wat is de erfenis van de grootschalige Black Live Matters-demonstraties in de zomer van 2020? Die vraag wil Clarice Gargard exploreren in deze intuïtieve ontdekkingstocht. ‘Staan we nu op een kantelpunt?’ vraagt ze zich af. ‘Is dit hoe verandering ontstaat?’

Ga Terug En Haal Het’ (53 min.), start een soort stationsomroepster vervolgens de reis langs verzetsverhalen – van het verleden via het heden naar de toekomst – die op het punt staat om te beginnen. ‘Herinner wat u vergeten bent.’ Is deze steeds terugkerende stem, begeleid door beelden van voorbijrazende nachtelijke treinstations, een metafoor voor hoe zwarte mensen zichzelf moeten vinden, binnen een wereld waarin wit al sinds jaar en dag dominant is? Want, zo werpt de omroepstem nog op, ‘hoe reis je verder als je niet weet waar je vandaan komt?

Gargard gaat in Nederland, Suriname en Curaçao op zoek naar alledaags verzet van zwarte Nederlanders. Dat heeft zich door de jaren in allerlei gedaanten gemanifesteerd. Ze spreekt bijvoorbeeld André Reeder, ooit lid van de links-marxistische Surinaamse studentenvereniging. In 1982 maakte hij een film over de abominabele huisvesting van Surinaamse studenten in Nederland. Lulu Helder organiseerde in 1996 de allereerste anti-Zwarte Piet-actie ‘Zwarte Piet is zwart verdriet’. ‘Hoe lang moeten we wachten op een gelijkwaardige positie in deze samenleving?’ verzucht zij.

Deze voorbeelden weerspreken in elk geval het hardnekkige beeld dat zwarte Nederlanders hun achtergestelde positie al die tijd lijdzaam zouden hebben ondergaan. In Curaçao ontmoet Gargard verder Jeanne Henriquez, de conservator van het Tula museum. Als je je eigen geschiedenis niet kent, dan wordt het moeilijk om te geloven in jezelf, stelt zij. ‘Want je hebt niet geleerd wie je bent.’ Het pleidooi van al Gargards gesprekspartners komt in essentie neer op het herschrijven van de geschiedenis: loskomen van het kolonialisme en onderdrukking en het (h)erkennen van jezelf.

Dat proces krijgt gaandeweg voor de maakster zelf een steeds persoonlijker karakter en mondt tijdens een Winti-ritueel, tevens het eindstation van deze wat grillige en breed uitwaaierende film, uit in een emotionele climax. ‘Wij creëren zelf, steeds opnieuw, de kantelpunten die voor verandering zorgen’, concludeert Clarice Gargard daarna. ‘Wanneer we ons herinneren wie we zijn, waar we vandaan komen én besluiten actie te ondernemen.’

Murder On A Sunday Morning

Prime

James, de echtgenoot van de 65-jarige Mary Ann Stephens en tevens de enige ooggetuige van het misdrijf, heeft hem hoogstpersoonlijk aangewezen: Brenton Butler is degene die hen op zondagochtend 7 mei 2000 bij het Ramada Inn-hotel in Jacksonville, Florida heeft overvallen. In de rechtszaal bevestigt Stephens nog maar eens dat het de vijftienjarige zwarte jongen was die Mary Ann heeft vermoord.

Brentons advocaat Pat McGuinness is niettemin overtuigd van de onschuld van zijn cliënt. Die is simpelweg het slachthuis van raciaal profileren. De politie heeft gewoon de eerste de beste Afro-Amerikaanse tiener van de straat geplukt en tot een bekentenis gedwongen, meent hij. Documentairemaker Jean-Xavier de Lestrade sluit aan bij het verdedigingsteam van McGuinness en zijn collega Ann Finnell voor wat een true crime-klassieker zal worden: Murder On A Sunday Morning (111 min.), in 2002 bekroond met de Oscar voor beste documentaire.

De Lestrade, die enkele jaren later nóg een genretopper zal afleveren met de docuserie The Staircase over een vrouw die thuis van de trap is gevallen/geduwd, volgt de rechtszaak tegen Brenton Butler op de voet en brengt tevens in beeld hoe zijn advocaten het proces voorbereiden en verder uitzoeken. Zij gaan er helemaal voor, ervan overtuigd dat hun cliënt onschuldig is en bovendien doelbewust gemaltraiteerd door scoringsbeluste politieagenten. Zeker de verbeten Pat McGuinness gaat er in de rechtszaal regelmatig met gestrekt been in.

‘Als een hond op je tapijt plast en je straft hem niet, dan blijft hij op je tapijt plassen’, zegt hij daarover tegen De Lestrade. ‘Als je een getuige die liegt niet tot de orde roept of vernedert, dan blijft ie dat doen.’ Zulke publieke tuchtigingen gaan de Ierse straatvechter goed af. En hij lijkt er ook lol in te hebben om rotte agenten – althans, in zijn ogen – genadeloos met hun eigen verklaringen om hun oren te slaan. Op die manier wil hij de zaak van openbaar aanklager Laura Starrett onschadelijk maken en de jury ervan overtuigen dat ‘Bren’ moet worden vrijgesproken.

De juryleden hebben uiteindelijk welgeteld 45 minuten nodig om tot een vonnis te komen in deze klassieke rechtbankdocu, die nauwgezet laat zien hoe het Amerikaanse justitiële systeem (niet) werkt en die tevens aantoont hoe belangrijk het is dat ook, of júist, verdachten die de schijn tegen hebben, al is het alleen door de bevolkingsgroep waartoe ze behoren, met kennis, passie en vernuft worden verdedigd.

All That Breathes

Dogwoof

Vanaf het adembenemende openingsshot – van een stad bij nacht waar allerlei verschillende dieren hun kans schoon zien en op zoek gaan naar voedsel – is glashelder dat de Indiase filmmaker Shaunak Sen in All That Breathes (94 min.), winnaar van de World Cinema Grand Jury Prize op het Sundance Festival en de L’Oeil d’Or op het Film Festival van Cannes, een wonderbaarlijke wereld gaat openen. Een wereld die steeds nieuwe geheimen prijsgeeft.

In de Indiase metropool New Delhi, overbevolkt en vervuild, vangen de broers Mohammad Saud en Nadeem Shehzad in hun eigen Wildlife Rescue gewonde roofvogels op, met name zwarte wouwen. Die kunnen door het drukkende weer zomaar uit de lucht vallen en moeten dan weer opgelapt worden. ‘Als andere vogels in de lucht vliegen, zie je dat ze daarvoor moeite moeten doen’, verklaren de broers, in één van de filosofische voice-overs die als anker voor de film fungeren, hun liefde voor de zwarte wouw. ‘Maar de wouw zwemt, zagen we vroeger als we door een gat in het tentdoek keken. Een luie stip op de horizon.’

De zwarte wouwen hebben zich echter wel degelijk aangepast aan hun urbane omgeving. Ze gebruiken bijvoorbeeld sigarettenpeuken om zich te beschermen tegen parasieten. Andere vogels slaan dan weer een hogere toon aan om boven het verkeerslawaai uit te komen. Shanauk Sens cameramannen Ben Bernhard en Riju Das excelleren in het vereeuwigen van al die verschillende levende wezens in een door de mens gecreëerde omgeving. Hun camerawerk – met zinsbegoochelende scherpteverleggingen, spiegelingen in het water en kalme bewegingen naar een parallelle gebeurtenis – maakt van deze film een weldadige kijkervaring.

Terwijl de twee broers en hun vaste vrijwilliger Salik Rehman, die in een prachtige observerende scène ineens zijn bril verliest aan een vrijpostige wouw, zich in hun werkplaats ontfermen over gehavende dieren en proberen externe financiering voor hun activiteiten te vinden, spelen op de achtergrond spanningen tussen verschillende facties en religies. Als praktiserende moslims proberen Saud en Nadeem daar zoveel mogelijk buiten te blijven, zeker als het geweld even verderop in de stad flink oplaait. Hun werk met de roofvogels, waarvan de situatie eveneens steeds nijpender lijkt te worden, verschaft hen daarvoor een alibi.

All That Breathes wordt zo een levendig portret van de twee broers, maar schildert met onvergetelijke beelden – een verzameling zwarte wouwen die lijkt te poseren als een soort koninklijke familie, bijvoorbeeld, of een jong uiltje dat lekker in een teiltje wordt gebadderd – tevens hun intrigerende biotoop. Zo wordt inzichtelijk gemaakt hoe veelzijdig, gecompliceerd en oogverblindend het bestaan in een metropool kan zijn en hoe al die levens, van mens en dier, daar met elkaar verknoopt zijn geraakt.

Walk The Land

Stef Tijdink / Docmakers / Human

Twintig jaar geleden werden de Nederlandse filmmaker Peter Delpeut en cameraman Stef Tijdink, tijdens het maken van de film In Loving Memory (2001), verliefd op de Yorkshire Dales, ‘het mooiste landschap van de wereld’. Ze besluiten om opnieuw naar Noord-Engeland af te reizen, waar ze rond de eeuwwisseling de spoorlijn van Leeds naar Carlisle volgden. De tijd heeft ook hier niet stilgestaan – hoewel het soms wel zo lijkt.

Voor de documentaire Walk The Land (56 min.) nemen ze, niet geheel toevallig, de omgekeerde weg. Ze starten in Carlisle en trekken van daaruit naar het zuiden. Wat in eerste instantie een reguliere trip nostalgia dreigt te worden – met typisch Engelse wandelaars en treinspotters, nostalgische muziek en Delpeut als bespiegelende verteller – krijgt gaandeweg een gelaagder karakter. Want die idyllische, typisch Engelse wereld heeft natuurlijk ook een schaduwzijde, die ze tijdens hun vorige trip nauwelijks hebben opgemerkt – of, al dan niet, bewust hebben genegeerd.

De literatuurhistoricus Corinne Fowler vergelijkt de Yorkshire Dales bijvoorbeeld met een ‘schuldig landschap’, de term waarmee de Nederlandse schrijver/kunstenaar Armando het landschap omschreef dat een loodzwaar verleden met zich meetorst. Het verbergt in haar ogen de achterkant van het grote Britse rijk, in het bijzonder de veelal gekleurde slachtoffers daarvan. Was Heathcliff, de achternaamloze (anti)held van Emily Brontë’s klassieke roman Wuthering Heights uit 1847, bijvoorbeeld wel een witte man? Of toch een slachtoffer van de destijds welig tierende slavenhandel?

Tijdens hun gesprekken met ‘andere’ inwoners van het Verenigd Koninkrijk stuiten Delpeut en Tijdink ook op de zwarte rapper/theatermaker Testament. ‘Dit is mijn land’, zegt hij. ‘Hier ben ik geboren, maar het is wel gebouwd op de rug van zwarte Afrikanen.’ Terwijl ze samen met Testament het prachtige uitzicht op zich laten inwerken, vraagt Delpeut zich af: ‘Van wie is een landschap? Waarom kwam die vraag niet eerder in ons op?’ Voor hem is dat Engeland alleen maar raadselachtiger geworden. Een wereld die echt meer vragen oproept dan ze beantwoordt.

Zoals het een echte reisfilm betaamt laat Walk The Land zijn publiek zo met andere ogen naar een prachtig, vaak allang bekend landschap kijken, terwijl de makers ervan een emotionele ontwikkeling doormaken. Zij gaan anders tegen zichzelf en hun verhouding tot de wereld aankijken.

Terror At The Games – Munich ‘72

Looksfilm / VPRO

De schandvlek van 1936, de Olympische Spelen van Berlijn die een propagandaspeeltje van Adolf Hitler waren geworden, moest worden uitgewist. De Spelen van 1972 zouden een nieuw Duitsland laten zien. Waar de Olympische ploeg van Israël met open armen werd ontvangen. Óók door een groep nietsontziende strijders voor de Palestijnse zaak, van de clandestiene organisatie Zwarte September, die een militaire operatie hadden voorbereid om hun tweehonderd landgenoten in de Israëlische gevangenis vrij te krijgen.

Een halve eeuw later kijken sporters, officials, politici, journalisten, agenten, leden van speciale eenheden, slachtoffers, nabestaanden én de twee nog levende daders in de vierdelige docuserie Terror At The Games – Munich ‘72 (186 min.) terug op de Horrorspelen van 1972, op de grimmige gijzeling, de faliekant mislukte bevrijdingspoging en de nasleep daarvan, waarbij Israël overging tot keiharde represaillemaatregelen. ‘’Het zit nog helemaal in m’n hoofd, zegt één van de Palestijnen, de bijzonder openhartige Mohammed ‘Tarzan’ Safady. ‘Hoe we binnendrongen. Hoe de gijzelaars waren. En het gevecht.’ Hij lag er een periode wakker van, vertelt hij, maar die is allang voorbij. ‘Ik ben trots op wat ik heb gedaan.’

Het bloedbad van München speelde zich af voor het oog van de wereld, heeft huiveringwekkende beelden opgeleverd vanuit het Olympisch dorp en is al onderwerp geweest van een Oscar-winnende film, Kevin Macdonalds One Day In September uit 1999, maar wordt in deze krachtige miniserie van Bence Máté en Lucio Mollica nog eens nauwgezet en overtuigend gereconstrueerd. Waarbij de afgewogen selectie bronnen, het overvloedige archiefmateriaal en de aandacht voor de historische en politieke context van de gijzeling en de afhandeling daarvan (waarbij de kapers met de schrik vrijkomen) in het oog springen. ‘Het is verschrikkelijk’, zegt Peter Brandt, de zoon van de toenmalige Duitse bondskanselier Willy Brandt. ‘Maar we weten dat ook cynische overwegingen een rol spelen in de politiek.’

Ondanks de ravage die en plein public werd aangericht bij de Israëlische delegatie, zouden de Olympische Spelen overigens ‘gewoon’ doorgaan. En alle atleten die na ‘The Munich Massacre’ nog een medaille wonnen, zoals de Nederlandse judoka Wim Ruska, werden net als hun vermoorde medesporters en de terroristen van Zwarte September onderdeel van de schandvlek van 1972.

Akwasi

Videoland

Die ene omstreden uitspraak tijdens de Black Lives Matter-demonstratie van 1 juni 2020 vormt het startpunt voor de documentaire Akwasi (51 min.): ‘Op het moment dat ik in november een Zwarte Piet zie, ik trap hoogstpersoonlijk op z’n gezicht.’ De ‘slip of the tongue’ gaat in de maanden daarna een eigen leven leiden en zet allerlei ontwikkelingen in gang, waardoor de welbespraakte rapper indringend wordt geconfronteerd met de wereld om hem heen én zichzelf.

Johan Derksen, Geert Wilders en talloze anonieme onverlaten gaan helemaal los op Akwasi Ansah, die wordt weggezet als de archetypische ‘angry black man’. Al snel volgen er concrete bedreigingen. ‘Ik denk dat heel veel witte mensen zwarte mensen accepteren, tolereren, zolang je aan het beeld dat zij van je hebben voldoet’, zegt zijn vriend Mitchell Esajas. Hij legt uit: ‘Je mag protesteren, maar wel vreedzaam. Je mag iets zeggen over racisme, maar wel wanneer wij dat acceptabel vinden, dus niet tijdens de Sinterklaasperiode. Doe het maar daarbuiten.’

Deze documentaire van Remco Garcia laat met persoonlijke vlogs en intieme beelden vanuit de familiekring zien welke impact de commotie en dreigementen hebben op Akwasi, zijn vrouw Ahisha Ansah en hun kinderen, bijvoorbeeld als er een poederbrief wordt bezorgd of een stel boosaardige zwarte pieten voor de deur staat. Medestanders zoals schrijver Adriaan van Dis, rapper Bizzey, documentairemaker Sunny Bergman en rapper/zanger Typhoon geven daarbij duiding en context.

Iets meer tegengeluid of kritische vragen over Akwasi’s eigen rol in de controverses zouden daarbij welkom zijn geweest, al is het duidelijk niet Garcia’s bedoeling om z’n hoofdpersoon het vuur aan de schenen te leggen. Deze film wil zijn kant van het verhaal laten zien en werkt uiteindelijk toe naar het moment waarop Akwasi, in het najaar van 2020, betrokken raakt bij de ledenwerfactie van Omroep Zwart, dat een nieuw, kleurrijk geluid wil toevoegen aan het vaderlandse omroepbestel.

Daarmee lijkt het verhaal van deze uitgesproken stem van het hedendaagse Nederland overigens nog lang niet afgerond. Deze film is vooral een tussenopname, de weerslag van een formatieve periode uit zijn bestaan als opinieleider.

The Loving Story

Mildred Jeter Loving en Richard Perry Loving worden in 1958 gearresteerd omdat ze het in hun hoofd hebben gehaald om te trouwen. Want dat is een misdaad in de zuidelijke Amerikaanse staat Virginia. Tenminste, als de één zwart en de ander wit is. Het stel is ruim een maand eerder elders in het huwelijk getreden en wordt nu voor straf hun thuisstaat uitgezet. De puurheid van de rassen moet, zo luidt de lokale redenering, koste wat het kost worden beschermd.

Dat de Lovings zijn opgegroeid in een kleine, geïntegreerde gemeenschap, waar nauwelijks iemand opkijkt van hun liefde, doet voor de beslissers ter plaatse niet ter zake. Zij zetten daarmee The Loving Story (77 min.) in gang en zorgen ervoor dat het koppel onderdeel wordt van de (juridische) strijd van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Want hoewel president Lincoln de slavernij bijna honderd jaar eerder afschafte, is de positie van Amerikaanse ‘negroes’, zeker in het oerconservatieve zuiden, nog altijd zeer penibel.

Regisseur Nancy Buirski heeft voor deze documentaire uit 2011 de beschikking gekregen over privéfoto’s en filmmateriaal van de Loving-familie en oude interviews en nieuwsreportages met bouwvakker Richard, een man van weinig woorden, en zijn fijnbesnaarde vrouw Mildred. En ze laat hun familie, vrienden, streekgenoten en advocaten een halve eeuw na dato terugblikken op de tijd dat de Lovings het gesprek van de dag vormen in (Zwart) Amerika.

Toch zoomt deze film nauwelijks in op het persoonlijke relaas van dit bijzondere echtpaar, dat gaat staan voor z’n principes. The Loving Story is eerst en vooral het verhaal van een huwelijk dat wordt ingezet als breekijzer, om via het Amerikaanse hooggerechtshof interraciale relaties legaal te maken – en gelijke rechten voor Afro-Amerikanen af te dwingen. Door die focus op het maatschappelijke verhaal is echte identificatie met de Lovings alleen lastig.

Wat de kwestie voor de echtelieden zelf moet hebben betekend komt beter uit de verf in de gelauwerde speelfilm Loving (2016). Gezamenlijk schetsen de twee producties het complete verhaal van twee doodgewone mensen die, simpelweg door in het huwelijk te treden en vast te houden aan hun positie van man en vrouw, het Amerikaanse ‘project’ een heel klein beetje wisten bij te sturen.

Civil: Ben Crump

Netflix

Zijn hele carrière lijkt een voorbereiding op deze ene missie. Daarin stond Ben Crump al aan de zijde van de families van prominente Black Lives Matter-slachtoffers zoals Trayvon Martin, Michael Brown en Tamir Rice. Als de nabestaanden van George Floyd de Afro-Amerikaanse advocaat benaderen om hen bij te staan, realiseert hij zich dan ook direct: ik ben geknipt voor deze zaak. Terwijl er na Floyds dood, die op 25 mei 2020 als gevolg van politiegeweld is gestorven, in de hele wereld demonstraties ontstaan, probeert Crump namens zijn verwanten de geleden schade te verhalen bij het stadsbestuur van Minneapolis.

‘De politie vermoordt al honderden jaren zwarte mensen en dat heeft nooit financiële gevolgen voor ze gehad’, zegt de advocaat in Civil: Ben Crump (101 min.), waarvoor regisseur Nadia Hallgren hem in 2020-2021 een jaar heeft gevolgd. ‘Ik wil het financieel onhoudbaar voor ze maken om zwarte mensen onterecht te blijven doden.’ Crump, die regelmatig wordt verketterd op Fox News, is daarmee een moderne variant geworden op zijn eigen held, de legendarische burgerrechtenadvocaat Thurgood Marshall die in 1967 als eerste zwarte Amerikaan werd benoemd in het hooggerechtshof.

Behalve de familie van George Floyd staat Crump ten tijde van de opnames voor deze film ook de nabestaanden van andere politieslachtoffers zoals Andre Hill en Breonna Taylor bij. En hij springt overal bij waar Afro-Amerikanen onrecht wordt aangedaan. Ten koste van zijn eigen welzijn, getuige deze film. Zijn familieleden vinden dat hij ‘t rustiger aan moet doen. En van zijn collega’s hoeft Ben Crump niet meer zo nodig burgerrechtenzaken te doen. Met ander juridisch werk is gemakkelijker geld te verdienen. Dan hebben ze echter buiten ’s mans rechtvaardigheidsgevoel gerekend.

Voor deze gedegen film, waarin ook Crumps achtergrond en gezinsleven zijdelings aan de orde komen, is Hallgren precies op het juiste moment aangehaakt bij deze gedreven strijder voor de rechten van Afro-Amerikanen. Vanuit de coulissen kan ze meekijken hoe hij in enkele beeldbepalende zaken de belangen dient van zijn cliënten en de gewonde zwarte gemeenschap waarvan die deel uitmaken. Zijn pogingen om George Floyd recht te doen fungeren daarbij als rode draad. Voor zulke zaken zijn sociaal geëngageerde juristen zoals Benjamin Crump nu eenmaal op aarde gezet.

The Long Game: Bigger Than Basketball

Apple TV+

Na de gewelddadige dood van George Floyd en de navolgende Black Lives Matters-demonstraties zet het basketbaltalent Makur Maker in de zomer van 2020 een bijzondere stap: hij kiest niet voor een school met een erkend topteam, maar besluit om te verkassen naar Howard University in Washington, D.C., een zwarte school waar ook kopstukken als Kamala Harris, Thurgood Marshall en Toni Morrison ooit studeerden.

Daar wordt hij geconfronteerd met een zieltogende basketbalploeg. En dat heeft meteen gevolgen voor zijn eigen marktwaarde. Over driehonderd dagen vindt echter de volgende NBA-draft plaats, het richtpunt van deze vijfdelige docuserie van Seth Gordon (The King Of Kong). Dan hoopt de gedreven jongeling te worden geselecteerd door een gerenommeerd profteam. Hij zal dus ongenadig aan de bak moeten, binnen lastige omstandigheden.

Makur Maker is overigens niet zomaar een Afro-Amerikaanse jongen die droomt van een lucratieve topsportcarrière. Hij werd geboren in het door oorlog verscheurde Afrikaanse land Zuid-Soedan, groeide op in Australië en volgde van daaruit zijn eveneens basketballende neef Thon Maker naar de Verenigde Staten, om daar zijn grote droom na te jagen. Makurs ouders zijn ‘down under’ achtergebleven.

De Afrikaanse jongen wordt opgevangen in het gastgezin Smith, dat hem naar een carrière als professional hoopt te begeleiden. Want Makur Maker wil duidelijk The Long Game: Bigger Than Basketball (256 min.) spelen. Howard University’s hoekige coach Kenny Blakeney moet hem, midden in de Coronacrisis, veilig naar zijn volgende tussenstation begeleiden. Voor hem is de boomlange speler alleen écht niet groter dan het team.

Zo ontspint zich een typisch Amerikaanse sportdocu, in de traditie van de basketbalklassieker Hoop Dreams, waarin Makur op alle mogelijke manieren wordt uitgedaagd om boven zichzelf uit te stijgen. Intussen dreigt de carrière van zijn oudere neef Thon voortijdig te stranden. En dat is een flink probleem want Edward Smith, de omstreden Amerikaanse gastvader van de Makers, heeft flink geleend om de carrière van de jongens op gang te helpen.

The Long Game bevat allerlei interessante verhaalelementen voor een meeslepende vertelling over winnen en verliezen in de sport – en daarmee het leven – maar neemt wel flink de tijd om die uit te serveren. Sommige zijlijntjes zouden best kunnen worden gekortwiekt of helemaal weggesneden. En dat roept dan meteen de vraag op of deze docuserie als één enkele documentaire niet beter tot zijn recht zou zijn gekomen.

Kinderen Van Zwarte Bevrijders: Half An American

WNL

Negerin, noemden ze haar soms. En hij werd wel eens Zwarte Piet genoemd. Andere kinderen mochten niet met hen spelen. Of ze wreven over hun arm, om te zien of die huidskleur misschien afgaf. Officieel hadden Wanda van der Kleij en Cor Linssen een witte vader, maar iedereen die goed keek wist wel beter. Zij móesten afstammen van een zwarte man. Een soldaat uit het Amerikaanse leger, om precies te zijn, één van de strijders die Limburg aan het eind van de Tweede Wereldoorlog bevrijdde van de Duitsers.

Historica Mieke Kirkels, die het boek Kinderen Van Zwarte Bevrijders schreef, en de Amerikaanse schrijver Joe Wilson Jr. kunnen in Kinderen Van Zwarte Bevrijders: Half An American (52 min.) alles vertellen over de zwarte militairen in het Amerikaanse leger en hun rol in de bevrijding van West-Europa. Gaandeweg melden ook researcher Eric van den Berg, en in mindere mate regisseur Bram Endedijk, zich in hun eigen documentaire. Van den Berg vraagt Wanda en Cor of hij in DNA-banken op zoek mag naar hun biologische vader.

Dat onderzoek vormt de basis voor deze aardige tv-docu, die thematisch sterk verwant is met Hans Heijnens documentaire Zwarte Limburgers (2018): lukt het om directe verwanten van Wanda van der Kleij en Cor Linssen te vinden? En staan zij ervoor open om Nederlandse familieleden te leren kennen? Half An American wordt een emotionele reis, met enkele onvervalste Surprise Show-elementen. ‘Ik had al zoiets dat jullie me voor het blok zouden zetten’, zegt Cor bijvoorbeeld tegen de filmmakers als zij hem nieuwe informatie gaan geven over zijn afkomst.

Het spoor leidt onvermijdelijk naar Amerika, waar zwarte inwoners ten tijde van de Tweede Wereldoorlog nog werden beschouwd als tweederangs burgers en een deel van de wortels van Wanda en Cor liggen.

Everything – The Real Thing Story

Een platform was er niet voor bands zoals zij. Groot-Brittannië kende in de jaren zeventig helemaal geen succesvolle zwarte muziekgroepen. En hoewel een voorloper van The Real Thing, genaamd The Chants, een flink duwtje in de rug had gekregen van stadgenoot The Beatles en de vocal harmony-groep zelf ook veel aandacht had getrokken tijdens tournees met de toentertijd populaire zanger en acteur David Essex, was er een wit songschrijversduo nodig om de ban te breken. Ken Gold en Michael Denne leverden You To Me Are Everything, de hitsingle die in 1976 van het kwartet uit Liverpool de eerste zwarte Britse band met een nummer 1-hit maakte.

Het zoetsappige schuifelnummer zou uitgroeien tot een evergreen op bruiloften en partijen en zorgde er meteen voor dat die vier zwarte binken een enorme schare tienerfans kregen. Witte meisjes, ook dat nog. Die het risico liepen om uitgemaakt te worden voor ‘niggerlover’. Met de bandleden, medewerkers, mensen uit hun directe omgeving en bekende fans als Kim Wilde, Gwen Dickey (Rose Royce) en Billy Ocean tekent Simon Sheridan in Everything – The Real Thing Story (94 min.) zonder fratsen de geschiedenis op van de Britse popgroep en het tijdsgewricht waarin die opkwam en ook weer afging, een periode waarin tevens punk de wereld veroverde en extreemrechtse skinheads zich deden gelden in het Verenigd Koninkrijk.

Met het album 4 From 8 en de signatuursong Children Of The Ghetto wist The Real Thing ook nog iets te vertellen over die wereld, over het leven van zwarte jongeren in Britse achterstandswijken in het bijzonder. Zo snel en onstuimig als het succes kwam ebde het getuige deze degelijke popdocu, waarin verteller Jacob Anderson chronologisch de bandgeschiedenis afwerkt, vervolgens ook weer weg. De kern van The Real Thing staat echter nog steeds op het podium, al meer dan 45 jaar. En de meisjes – van middelbare leeftijd inmiddels – zwijmelen nog altijd ongegeneerd weg bij het suikerzoete You To Me Are Everything.

Je Lichaam Je Geest

Human

‘We vieren het leven zolang het nog kan’, zegt een vertegenwoordiger van Mamba Negra, een extravagant kunstenaarscollectief uit Sao Paulo, in de korte docu Je Lichaam Je Wapen (13 min.) van Elizabeth Rocha Salgado. ’Vieren dat we nog leven, dat we nog werken, dat we nog samen zijn.’ Het is alsof zij – de zwarte vrouwen, travestieten, transgenders – in het hedendaagse Brazilië dansen op een vulkaan.

‘Op het moment dat Bolsonaro aan de macht kwam, begreep iedereen dat je vanaf nu ongestraft racistisch en homofoob kan zijn’, stelt een imposante donkere danser, die met ontbloot bovenlijf sensueel voor de camera beweegt. ‘Als kunstenaar, homoseksueel en zwarte heb ik heel mijn leven moeten vechten, maar dat houdt me ook op de been. Mijn huid straalt en die gloed kunnen ze niet doven.’

Van die bravoure en energie moet deze korte sfeertekening, die geen lineair verhaal vertelt en ook geen diepe duik neemt in het leven van de nachtvlinders, ‘t ook hebben. Op dampende muziek geven de edgy dansers en kunstenaars zich over aan lekker mateloze zelfexpressie. Daarmee vormen ze een schild tegen het verstikkende Bolsonaro-klimaat, dat in alles de verwerkelijking dreigt te worden van de boze witte mannen-wereld.

Je Lichaam Je Wapen is hier te bekijken.

Nelson Carrilho: Ik Ben Een Zwarte Beeldhouwer

Talent United

Hij legt de nadruk op elk afzonderlijk woord in de zin: Ik. Ben. Een. Zwarte. Beeldhouwer. Alsof hij ook zichzelf daarvan soms nog moet overtuigen. Dat is niet zo vreemd. Nelson Carrilho werd grootgebracht op Curaçao. Daar mocht hij als zwarte jongen geen Papiamento spreken. De connectie met zijn oorsprong in Afrika moest hij echt zelf gaan zoeken. En dat had vanzelfsprekend z’n weerslag op zijn kunst. Daarin is hij op zoek naar nieuwe beelden om te gedenken. Voorbij de gebruikelijke beelden van geketende slaven of een geheven zwarte vuist.

Monumenten die de zwarte gemeenschap van het slachtofferschap kunnen bevrijden, zoals hij het zelf formuleert. Toen Nelson Carrilho werd gevraagd om een monument te maken voor Kerwin Duinmeijer, die in 1983 vanwege zijn donkere huidskleur werd doodgestoken, fabriceerde hij bijvoorbeeld niet het gevraagde portret van het slachtoffer. In plaats daarvan maakte Carrilho Ma Baranka, een moederbeeld dat nog altijd de kracht van zwarte vrouwen representeert in het Amsterdamse Vondelpark.

In de documentaire die buurman en vriend Robin van Erven Dorens over de kunstenaar maakte speelt ook Carrilho’s familiegeschiedenis een belangrijke rol. Hij verhaalt bijvoorbeeld over zijn overgrootmoeder, die als koelie van India naar Suriname is gehaald en vervolgens werd geronseld voor de wereldtentoonstelling van 1883 in Amsterdam, waar ze als onderdeel van een ‘human zoo’ geacht werd om haar eigen leven na te spelen. Het is een beeld dat ook in de 21e eeuw nog pijn doet: van exoten die als een soort kermisattractie worden tentoongesteld.

Nelson Carrilho: Ik Ben Een Zwarte Beeldhouwer (51 min.) portretteert de kunstenaar in zijn atelier in de Jordaan, volgt hem naar de olieraffinaderij van Shell nabij zijn geboortegrond en gaat met hem naar een Italiaans kustplaatsje, waar in 1972 de zogenaamde Bronzen van Riace, beelden van Griekse strijders die dateren van 450 jaar voor Christus, werden aangetroffen in zee. Carillho wil daar nu een monument maken voor vluchtelingen die er vanuit Afrika, het continent waar ook zijn eigen wortels liggen, aanmeren voor een verblijf in het veilige Europa.

Van Erven Dorens raakt intussen allerlei interessante kwesties aan, maar pakt eigenlijk nergens door en brengt ook niet altijd samenhang aan. Hoewel Nelson Carrilho een interessant personage is, dit portret enkele hele fraaie scènes bevat en ook de sprankelende Afrikaanse soundtrack tot de verbeelding spreekt, heeft deze film daardoor soms toch moeite om de aandacht vast te houden.

Billie

‘Ik wil weten waarom alle zangeressen op een gegeven moment kapotgaan’, zegt de befaamde crooner Tony Bennett tegen Billie Holiday’s biograaf Linda Lipnack Kuehl. ‘Zodra ze de top bereiken, gebeurt er iets tragisch. Ik wil weten hoe dat komt.’ Voordat ze haar allesomvattende boek kon uitbrengen over de Amerikaanse jazzlegende, die in 1959 op slechts 44-jarige leeftijd overleed, was de journaliste zelf dood. Lipnack Kuehl, een vertegenwoordiger van de witte middenklasse die ogenschijnlijk niets gemeen had met haar protagonist, stierf op 38-jarige leeftijd in 1978.

De audiocassettes van de gesprekken die de biografe over Holiday voerde met mensen als John Hammond, Bennie Goodman en Count Basie en delen van haar onuitgebrachte manuscript, vormen nu het fundament onder Billie (98 min.) van regisseur James Erskine. Een gloedvol portret van de getormenteerde ‘zwarte zangeres’, die carrière moest zien te maken in een volledig gesegregeerde Verenigde Staten. Soms mocht Holiday niet eens gebruik maken van het toilet in de tent die ze dezelfde avond helemaal in vervoering zou zingen. En terwijl haar witte bandleden na een drukke dag uit mochten rusten in een hotelkamer, probeerde zij de slaap te vatten in de groepsbus of een geparkeerde auto.

Billie Holiday (echte naam: Eleonara Fagan) zou haar grootste hit, de wrange protestsong Strange Fruit, wijden aan dat continue onrecht. Daarmee werd ze een icoon van haar tijd én een geliefd doelwit voor gezagsdragers, die een zwarte vrouw zoals zij maar al te graag een toontje lager lieten zingen. Nu gaf ze die lieden ook wel alle gelegenheid om haar te attaqueren met ongebreideld drugsgebruik, een voorliefde voor foute mannen en promiscuïteit. Holiday zong zoals ze was, zou de enigszins gemakzuchtige conclusie kunnen luiden. Maar waarom wás ze dan zo? Erskine slaagt in dit ge(s)laagde portret, via de interviews die Linda Lipnack Kuehl afnam en slim gebruik van fraaie archiefbeelden, om een geloofwaardig antwoord te formuleren. En tussen de bedrijven door wordt ook die gestorven biograaf niet over het hoofd gezien.

‘Waarom lijkt het alsof zoveel jazzgrootheden al op jonge leeftijd overlijden?’ wilde een interviewer eens weten van Billie Holiday. Die antwoordde: ‘Ik kan die vraag alleen beantwoorden met: we proberen honderd dagen in één dag te leven.’ Zo bezien is ze toch nog behoorlijk oud geworden.

Maya Angelou: And Still I Rise

‘Één van de fantasieën die ik op mijn zevende had, was dat er ineens iemand ‘Shazaam!’ zou zeggen en dat ik dan ineens wit zou zijn’, blikt Maya Angelou (1928-2014) een kleine halve eeuw later terug op haar jeugd in Stamps, een gehucht in de Amerikaanse staat Arkansas. ‘En dat ik niet meer met zo’n weerzin bekeken zou worden als ik door het witte deel van de stad liep.’ 

Het is een pijnlijke herinnering. Tegelijkertijd is ook duidelijk de verhalenverteller Angelou aan het woord. De zinnen die deze heeft gevonden worden bovendien uitgesproken door de performer Angelou. Haar kindertijd wordt zo onderdeel van het verhaal dat de schrijfster, zangeres en danseres van haar leven heeft gemaakt en dat ze in Maya Angelou: And Still I Rise (113 min.) samen met haar zoon Guy Johnson en mensen uit haar directe omgeving vol verve opdist.

Een veelbewogen bestaan was het zeker, dat haar aan de zijde bracht van Afro-Amerikaanse helden als Martin Luther King, Malcolm X en James Baldwin (over wie enkele jaren geleden de thematisch verwante documentaire I Am Not Your Negro is gemaakt) en dat in algehele erkenning zou uitmonden toen ze als een soort dichteres des vaderlands de natie mocht toespreken tijdens de inauguratie van Bill Clinton tot president van de Verenigde Staten in 1993.

Clinton ontbreekt natuurlijk niet in deze ongegeneerde lofzang op de befaamde zwarte schrijfster van Bob Hercules en Rita Coburn Whack uit 2016. Net als zijn vrouw Hillary en protegés als talkshowhost Oprah Winfey, hiphopper Common en regisseur John Singleton. Zij illustreren Maya Angelou’s eigen verhaal over een leven vol schade, schande en triomfen. Dat zou haar maken tot een ‘wise old woman’, die nadrukkelijk haar sporen achterliet in een nieuwe generatie Afro-Amerikanen en het land dat intussen ook het hunne was geworden.

Oproerkraaiers

Raymond van Mil / VPRO

‘Volgens mij kan je enkel onverschillig blijven tegenover leed als je je ervoor afsluit’, constateert Sunny Bergman halverwege Oproerkraaiers (59 min.) ‘En misschien zorgt juist dat afsluiten ervoor dat we degenen die onze ogen willen openen als aanstellers, als overdreven drammers, ervaren. We vinden ze irritant omdat ze ons op iets wijzen dat we niet willen zien. En daarna geven we de zogenaamde drammers de schuld van polarisering.’

Het is een conclusie, die haar zelf natuurlijk goed uitkomt. Want met haar strijd tegen Zwarte Piet en institutioneel racisme behoort Bergman in de ogen van veel anderen ook tot die groep drammers. In deze nieuwe film duikt ze verder in de wereld van het Nederlandse activisme: van haar eigen natuurlijke omgeving bij Kick Out Zwarte Piet tot de fanatieke klimaatactivisten van Extinction Rebellion en de Jane Unchained Europe-demonstranten die zich manifesteren bij slachthuizen (en Bergman zelf tot het verfoeide ‘redelijke midden’ rekenen omdat zij nog gewoon dierlijke producten eet).

‘Een dag niet gedemonstreerd is een dag niet geleefd’, stelt beroepsactivist Frank van der Linde, terwijl hij met een megafoon leuzen schreeuwt naar het hoofdkantoor van booking.com. Hij voert fulltime actie, komt regelmatig in aanvaring met de autoriteiten en is inmiddels thuisloos geworden. Van der Linde is ook aanwezig bij de grote Black Lives Matter-demonstratie in Amsterdam, na de moord op de zwarte Amerikaan George Floyd, waar Sunny’s gehele natuurlijke entourage bij elkaar lijkt te komen.

Met haar camera begeeft ze zich ook buiten haar eigen bubbel en neemt plaats in de tractor van Mick, een actievoerder van Farmers Defence Force. Overtuigd van zichzelf legt die club geregeld half Nederland plat. Te midden van de boeren verbaast Bergman zich er wel over dat die echt geen ‘activist’ genoemd willen worden. ‘Dat is heel wat anders’, volgens twee mannen. ‘Ik versta onder activisten toch wel wat agressievere mensen’, legt een vrouw uit. ‘En zo agressief zijn wij niet. Wij houden ‘t netjes.’

Bergman kan vervolgens de verleiding niet weerstaan om het grote geld achter de boerenprotesten aan te snijden. Worden die niet gefinancierd door zuivelproducenten en veevoederbedrijven, die simpelweg hun eigen nering proberen te beschermen? Haar vader, een gezworen communist, zou zeggen: het is allemaal de schuld van het grootkapitaal. En dat zou je de gemene deler van al die protestacties kunnen noemen. Het gaat vrijwel altijd om gewone mensen die zich stelselmatig niet gehoord of gewaardeerd voelen. Toch zijn zij ‘t, stelt Bergman met een blik op het verleden vast, die uiteindelijk voor wezenlijke verandering zorgen. Zonder al die oproerkraaiers zou Nederland nooit het land zijn geworden dat het nu is.

Ofwel: radicaal wordt ooit normaal. Het is de optimistische slotsom van deze aardige rondgang langs idealisme, strijdbaarheid en belangenbehartiging.