Iron Butterflies

Babylon 13

Een kinderbed, gebaseerd op het beruchte BUK-raketsysteem. Daarvoor gaan niet direct alle handen op elkaar sinds het vliegtuig MH17 op 17 juli 2014 door precies zo’n Russische lanceerinstallatie uit de lucht is geschoten. 298 mensen, voor het leeuwendeel Nederlanders, vonden daarbij de dood. ‘Wij propageren geweld noch extremisme’, zegt een woordvoerder van de fabrikant nochtans zonder te verblikken of verblozen. ‘Zo hebben we er nooit naar gekeken. Wij doen niet aan politiek of journalistiek. Wij zijn meubelmakers.’

En die krijgen vanuit de krochten van het internet natuurlijk ook lof toegezwaaid: ja!, als Russen zijn we hier zeer trots op, bijvoorbeeld. Of: Cool idee! En, via een nauwelijks verholen verwijzing naar de onlangs nog eens opgevoerde bloedige strijd om Oekraïne: leveren jullie ook aan de Volksrepubliek Donetsk? Zo zet de start van Iron Butterflies (84 min.) meteen de toon: dit wordt geen rechttoe rechtaan verhaal over MH17 en de persoonlijke, gerechtelijke en geopolitieke implicaties daarvan, maar een associatieve, vervreemdende en soms ronduit absurde tocht door het MH17-doolhof.

Van doorwrochte analyses van de precieze gebeurtenissen op die fatale zomerdag in 2014, de persoonlijke getuigenis van de Nederlandse nabestaande Robby Oehlers die ter plaatse poolshoogte ging nemen en het relaas van de wetenschappers die op weg waren naar een AIDS-conferentie in Melbourne tot figuren in militaire kleding die trots voor een selfie poseren bij brokstukken van het vliegtuig, een helderziende die contact maakt met de inzittenden van het toestel van Malaysian Airlines en allerlei Russische pogingen om ook de waarheid geweld aan te doen.

Met een keur aan ingrediënten (satellietbeelden, promofilms, instructievideo’s, (hidden &) found footage, propaganda, nieuwsuitzendingen, vlogs, telefooncommunicatie, talkshow-fragmenten en impressionistische sequenties in zwart-wit) fabriceert de Oekraïense documentairemaker Roman Liubyi een ingenieus labyrint dat de impact van MH17 voelbaar maakt: als een menselijke tragedie, ideaal ‘alternative facts’-nieuwsverhaal én sleutelmoment in de volledig ontsporende pogingen van Poetins Rusland om Oekraïne met brute kracht in te lijven dan wel te vermorzelen.

Merchants Of Doubt

Sony Pictures Classics

Zorg voor twijfel. Plaats kanttekeningen bij de wetenschap. Creëer controverse. Vind een welwillende wetenschapper. Val de boodschapper aan. Verschuif de schuld. Vertraag regulering. Beroep je op ‘vrijheid’.

Als je weet waar je op moet letten, is het draaiboek dat de tabaksindustrie ooit opstelde voor zijn Merchants Of Doubt (93 min.), pseudo-wetenschappers die werden ingehuurd om in de publieke arena de gevaren van roken te gaan betwisten, ook in hedendaagse maatschappelijke discussies nog altijd gemakkelijk te herkennen. Zodra het product van een multinational onder vuur komt te liggen vanwege zijn schadelijke karakter – of het nu om fossiele brandstof, pesticiden, fastfood, gas, diervoeders of pijnstillers gaat – wordt er onmiddellijk een publiciteitscampagne opgestart, waarbij zulke huurlingen dan als vooruitgeschoven post fungeren.

Met een stalen gezicht proberen zij tweespalt te zaaien over feiten waarover wetenschappelijk allang consensus is bereikt. ‘Twijfel is ons product’, constateerde de PR-firma Hill & Knowlton niet voor niets, toen ze in de jaren zeventig werd ingehuurd door tabaksproducenten. Volgens interne documenten wisten die toen al zeker twintig jaar dat sigaretten kanker veroorzaken. En in de jaren zestig was eveneens duidelijk geworden dat ook hartziekten het gevolg kunnen zijn van roken en dat nicotine bovendien verslavend is. Wetenschappelijk bewijs moesten ze dus vooral niet gaan ontkennen, luidde het advies. Twijfel zaaien was genoeg.

In deze nog altijd bijzonder actuele docu uit 2014, gebaseerd op het gelijknamige boek van Naomi Oreskes en Erik M. Conway, vestigt Robert Kenner de aandacht op deze leugenaars van/voor het grote vieze geld. Terwijl zij ongetwijfeld een lekkere boterham verdienen met hun ‘alternative facts’ en in het kader van ‘false balance’ in de media regelmatig in discussie mogen met gereputeerde wetenschappers, ondergraven ze niet alleen de noodzaak om het klimaat of de volksgezondheid te beschermen, maar tasten ze tevens het idee van de waarheid aan en het maatschappelijk belang dat daaraan wordt toegekend. Daarmee leggen ze een bom onder de vrije, democratische samenleving.

Een pijnlijk voorbeeld hiervan is de zogenaamde Oregon Petition uit 1998, waarin ruim 31.000 Amerikaanse wetenschappers zich verzetten tegen het klimaatverdrag van Kyoto en tevens de opwarming van de aarde ontkennen. De verklaring krijgt veel aandacht en ondermijnt de gevoelde urgentie om samen klimaatverandering tegen te gaan. Tot de ondertekenaars blijken bij nader inzien alleen ook ‘wetenschappers’ zoals Spice Girl Gerri Halliwell, acteur Michael J. Fox en wijlen Charles Darwin te behoren. Als dat aan het licht komt – en dat is bepaald niet vanzelfsprekend, toont Robert Kenner met diverse voorbeelden aan – is het kwaad echter al geschied.

De vergelijking die de filmmaker trekt tussen deze ‘twijfelverspreiders’ en illusionisten, die hun bedrog immers ook proberen te maskeren, is enigszins vergezocht, maar de boodschap is duidelijk: bij deze trucs gaat, tegen een aanzienlijke vergoeding natuurlijk, elke vorm van ethiek overboord. ‘Als je zou worden ingehuurd door Greenpeace om het klimaatprobleem over het voetlicht te brengen, wat zou je hen dan adviseren?’ vraagt Kenner bijvoorbeeld aan (voormalig?) lobbyist voor de fossiele industrie, Bill O’Keefe. De spreekbuis van The Global Climate Coalition en The George C. Marshall Institute lacht schamper. ‘Die kunnen mij helemaal niet betalen.’

Waarschijnlijk is liegen voor de hoogste bieder inderdaad een stuk lucratiever. En de rekening wordt uiteindelijk toch elders betaald, door anderen of de samenleving als geheel, in de vorm van pak ‘m beet milieuverontreiniging, persoonlijke bedreigingen of – en daar blijkt niet eens zo heel veel voor nodig te zijn – maatschappelijke onrust.

Le Siècle De Sabine Weiss

France TV Pro

Ze schiet haar eerste filmrolletje vol in juli 1935 en zal daar ruim tachtig jaar later pas mee stoppen. Aan het eind van een leven, waarin ze alle verschillende kanten van de mensch vereeuwigde, blikt de Zwitsers-Franse fotografe Sabine Weiss (1924-2021) samen met haar dochter Marion, persoonlijk medewerkers en kunstkenners terug op haar rijke loopbaan, waarin ze eerst één van de belangrijkste vertegenwoordigers van de naoorlogse humanistische fotografie werd en zich later ontwikkelde tot een echte allrounder.

Volgens Francine Deroudille, dochter van de befaamde Franse straatfotograaf Robert Doisneau, was er een eenvoudige verklaring voor haar succes. Net als haar vader, met wie Weiss een sterke verwantschap voelde, hield ze gewoon van mensen. ‘Hoewel Sabine soms tekeer kon gaan had ze een warmte, liefde en aandacht voor anderen die uitzonderlijk waren. Dat zie je in haar foto’s.‘ De fotografe wil daar zelf alleen niet al te veel woorden aan vuilmaken. ‘Vertel me niet dat een kind van vijf fotograferen met z’n vingers in z’n neus kunst is omdat ik hem heb gefotografeerd’, zegt ze nuchter. ‘Laten we niet overdrijven.’

In Le Siècle De Sabine Weiss (53 min.), een net portret van de bevlogen fotografe, weigert Weiss in elk geval consequent om haar eigen werk te mythologiseren. Iets waartoe de documentairemaakster Camille Ménager, die haar film verbindt met bespiegelende voice-overs, wel enigszins geneigd is. ‘Ik was geen kunstenaar, ik was veel meer een ambachtsvrouw’, vat de inmiddels hoogbejaarde Sabine Weiss haar eigen filosofie dan nog even kort en bondig en zonder enige pretentie samen. ‘Het was onmogelijk voor me om mezelf als kunstenaar te zien. Ik denk dat men me zag als een vrouwtje dat haar best deed. Dat denk ik.’

En als Sabine Weiss dan daadwerkelijk haar allerlaatste rolletje heeft volgeschoten, op tweederde van deze film, doet Ménager toch nog een ultieme poging om te vatten wat zij als fotograaf en ‘doorgever van zielen’ (aldus dochter Marion) heeft betekend en werkt ze bovendien toe naar een grote overzichtstentoonstelling van haar protagonist in Venetië.

A Decade Under The Influence

IFC

Voor Easy Riders, Raging Bulls: How The Sex, Drugs And Rock ‘N’ Roll Generation Saved Hollywood, een verfilming van Peter Biskinds smeuïge boek over hoe een nieuwe lichting makers de Amerikaanse filmindustrie overnam in de jaren zeventig, moest documentairemaker Kenneth Bowser ‘t in 2003 doen zonder de beeldbepalende regisseurs Francis Ford Coppola (The Godfather/The Conversation), Martin Scorsese (Mean Streets/Taxi Driver), William Friedkin (The French Connection/The Exorcist) en Robert Altman (M*A*S*H/McCabe & Mrs. Miller).

In een andere documentaire uit datzelfde jaar over precies hetzelfde thema, A Decade Under The Influence (110 min.) van Ted Demme en Richard LaGravenese, lieten deze filmmakers zich wél interviewen. Probeerden ze zo wraak te nemen op Peter Biskind, die hun bijdragen aan zijn spraakmakende boek uit hun verband zou hebben getrokken en verminkt? Tegelijkertijd participeerden hun collega’s Arthur Penn (Bonnie And Clyde), Dennis Hopper (Easy Rider), Peter Bogdanovich (The Last Picture Show) en Paul Schrader (scenarist Taxi Driver) in beide films.

Heel veel verschil is er uiteindelijk niet tussen de twee producties over New Hollywood. Deze docu is wellicht wat smakelijker gemonteerd, maar in essentie bestaan de films uit een vergelijkbare combinatie van speelfilmfragmenten en herinneringen van direct betrokkenen. In deze productie zijn bijvoorbeeld de filmmakers Sydney Pollack (They Shoot Horses, Don’t They?), Sidney Lumet (Dog Day Afternoon), Milos Forman (One Flew Over The Cuckoo’s Nest) en John G. Avildsen (Rocky) en acteurs zoals Pam Grier, Jon Voight, Roy Scheider, Julie Christie en Bruce Dern vertegenwoordigd.

Met krasse anekdotes, meningen en bespiegelingen roepen zij het tijdperk op waarin de traditionele cinema een fikse opdoffer kreeg van een nieuwe tegendraadse generatie. Die wilde op de golven van de swingin’ sixties, gefrustreerd door de Vietnam-oorlog en aangejaagd door nieuwe maatschappelijke verhoudingen actuele, relevante en scherpe kunst maken en kreeg enkele jaren min of meer de vrije hand, met allerlei klassieke films (en excessen) tot gevolg. Totdat Hollywood ontdekte dat met escapistische kaskrakers zoals Jaws en Star Wars veel meer kon worden verdiend. 

‘Geef het volk brood en spelen’, zegt Peter Bogdanovich daarover berustend. ‘Mensen houden nu eenmaal van ontsnappen uit het dagelijks leven. Je kreeg mijn moeder ook nooit naar een trieste film. “Daar ga ik niet naartoe”, zei ze dan. “Ik heb al genoeg problemen van mezelf.”’ Mensen zoals zij zouden in de navolgende decennia op hun wenken worden bediend door Hollywood, dat de kassa liet rinkelen met een eindeloze stroom publieksfilms, sequels en franchises. Waarvan de honden dan soms weer geen brood lustten.

“Sr.”

Netflix

‘Is het ooit alsof je in één van je films leeft?’ vraagt acteur Rober Downey Jr. aan zijn vader, de experimentele filmmaker. ‘Ja’, antwoordt “Sr.” (90 min.) grinnikend. ‘Nu.’ Junior debuteerde als vijfjarige jongen in een film van zijn vader, Pound uit 1970, met de zin ‘Heb je haar op je ballen?’

Nu willen de twee samen een film maken. Of allebei. Met hetzelfde materiaal, dat wel. En dus bevat deze visie van Robert Jr. op het leven en de carrière van zijn vader stukken met de benaming ‘Sr. Cut’, scènes die uit de koker van Robert Downey Sr. komen. De documentaire werd overigens geregisseerd door Chris Smith, die eerder al eens virtuoos tussen feit en fictie laveerde in de documentaire Jim & Andy: The Great Beyond, over hoe acteur/komiek Jim Carry zichzelf tijdens de opnames voor de speelfilm Man On The Moon vol-le-dig verloor in de rol van komiek Andy Kaufman.

Deze hybride van (ego)docu en drama, grotendeels in zwart-wit, gedijt uitstekend bij de wisselwerking tussen de twee Downeys. ‘Het ziet er heerlijk narcistisch uit’, reageert pa bijvoorbeeld gevat als zoonlief speciaal voor hem een Duits volksliedje zingt. ‘Zie je hier ruimte voor in onze montage?’ Tussen alle grappen, grollen en filmfragmenten door gaan ze het gesprek aan over wat het leven hen heeft opgeleverd en gekost. Parallellen tussen de twee zijn er genoeg: voordat Robert Jr. en plein public begon te worstelen met een drugsverslaving, was Robert Sr. jarenlang verslingerd aan cocaïne en marihuana. In die tijd, ‘vijftien jaar totale waanzin’ volgens eigen zeggen, was hij ook als filmmaker nauwelijks hanteerbaar.

Bij zijn eerste speelfilm voor een grote studio, Up The Academy uit 1980, dreigde Senior zelfs ontslagen te worden vanwege zijn dwarse gedrag. De producenten wilden hem uit zijn functie ontheffen. Hij zou hoe dan ook ‘the final cut’, de eindmontage van de film, niet meer mogen doen. ‘Ik zei: Oké, dat vind ik prima’, herinnert hij zich. ‘Zolang ik maar “the final cut” van de cocaïne krijg. Dat was bijna m’n einde daar.’ Zijn zoon kan het veertig jaar later nog altijd niet geloven: ‘Het kon je werkelijk geen reet schelen, hè?’ Zijn vader glimlacht eens en antwoordt ferm: ‘Nee.’

Getuige dit bijzonder liefdevolle, soms schurende en voortdurend lollige portret is Robert Downey Sr. op de één of andere manier tóch gracieus volwassen geworden. Samen met zijn zoon bereidt hij zich met deze filmische blik in de achteruitkijkspiegel voor op zijn afscheid van het bestaan. Of zoals Juniors therapeut ‘t treffend formuleert als het einde daadwerkelijk in zicht komt: jullie maken kunst van het leven.

Crime Scene: The Texas Killing Fields

Netflix

Alle basisingrediënten voor een real life-whodunnit zijn aanwezig in Crime Scene: The Texas Killing Fields (147 min.):

* een huiveringwekkende serie onopgeloste moorden die begint in de jaren zeventig en doorloopt tot na de eeuwwisseling (waarbij de lijken worden gevonden op of rond Calder Road Field, aan de I-45 tussen Houston en Galveston, dat al snel The Texas Killing Fields wordt gedubd)

* een tot de verbeelding sprekende dader (‘een briljante, maar verdorven seriemoordenaar’, aldus Skip Hollandsworth, journalist van Texas Monthly Magazine)

* een amateuristisch politieonderzoek dat veel meer vragen oproept dan beantwoordt (‘Als je een misdaad wilt plegen doe het hier, want ze krijgen het met geen mogelijkheid opgelost.’)

* slachtoffers – waaronder enkele Jane Doe’s – die door de autoriteiten (veel te gemakkelijk) worden weggezet als ‘wegwerpkinderen’ of vrouwen van lager allooi

* plattegronden van plaatsen delict, overzichtskaartjes van de omgeving en unheimische compositietekeningen

* plotse verhaalwendingen, slimme tijdsprongen en onderzoekspistes die allang zijn doodgelopen (maar desondanks met liefde en plezier nog eens worden doorgelopen)

* geschokte nabestaanden, kritische deskundigen, een aansprekende getuige à charge, onverschrokken rechercheurs en FBI-agenten, en een bewezen true crime-crack (Kathryn Casey, de auteur van het boek Deliver Us, die vanuit een verduisterde ruimte deelt wat ze heeft ontdekt)

* en een getraumatiseerde ouder die de zaak maar niet wil of kan laten rusten (Laura Millers onvermoeibare vader Tim, die inmiddels zijn eigen zoekorganisatie runt, Texas EquuSearch).

Dit derde seizoen van Joe Berlingers Crime Scene-franchise – na miniseries over een verdwijning in het Cecil Hotel en de Times Square-moordenaar – zet netjes overal een vinkje. En in zekere zin presenteert de driedelige serie van regisseur Jessica Dimmock zelfs een eigen variatie op het inmiddels welbekende true crime-thema. 

Al laat dit onverlet dat er aan het eind van deze miniserie, als je alle ontwikkelingen nog eens de revue laat passeren, toch nog enkele losse eindjes rondslingeren. En dat is dan ook weer heel exemplarisch voor het genre.

Ghislaine Maxwell: Filthy Rich

Netflix

‘Ghislaine maakte nooit deel uit van dit gedoe’, stelt een man die het zou kunnen weten bij de start van Ghislaine Maxwell: Filthy Rich (101 min.). ‘Ze was niet betrokken bij het werven van vrouwen.’ Uitroepteken. Het is alleen de vraag of Jeffrey Epstein, via een interviewfragment uit 2009, een geloofwaardige getuige à decharge kan zijn in deze kwestie. Hij is immers de spil van het immense seksueel misbruik-schandaal. En Ghislaine Maxwell geldt als zijn rechterhand en – sinds Epsteins (zelfverkozen?) dood in 2019 – als de enige die daarvoor nog ter verantwoording kan worden geroepen.

Elke streamer/omroep heeft inmiddels zijn eigen documentaire over dit – kuch! – sexy onderwerp. Op Netflix is bijvoorbeeld al de miniserie Jeffrey Epstein: Filthy Rich van Lisa Bryant te vinden. Nu heeft Bryant met Maiken Baird deze opvolger/tegenhanger afgeleverd, die de onsmakelijke modus operandus, slachtofferprofielen en schimmige achtergronden van het malicieuze duo belicht, met ditmaal de nadruk op Epsteins facilitator Maxwell. En daarbij schuiven ook de vaste gezichten, die we inmiddels bijna Epstein-celebrities mogen noemen, weer aan: vriend (en schrijver) Christopher Mason, vriendin (en voormalig model) ‘lady’ Victoria Hervey en kennis (en biografe) Christina Oxenberg. Ook de mediagenieke advocaten van enkele slachtoffers (Sigrid McCawley, David Boies en Brad Edwards) claimen weer, soms met ogenschijnlijk speciaal voor de camera gevoerde gesprekjes, een prominente rol.

Op een verwrongen manier lijken zij een zeker genoegen te beleven aan en garen te spinnen bij het wederom opdiepen van alle schmutzige details – al zal schuldgevoel wellicht ook een rol spelen. Als gevolg van het steeds weer, met veel gevoel voor drama en suspense, opdissen van min of meer dezelfde herinneringen dreigen de slachtofferverklaringen, die vaak ook al eerder op camera zijn verteld, ondertussen aan kracht in te boeten. Alle betrokkenen worden uiteindelijk gereduceerd tot personages in dit moderne horrorverhaal, op maat gesneden voor de tabloids en een groot publiek. Behoudens een globale impressie van de rechtszaak tegen Ghislaine Maxwell en de steun die zij ontvangt van haar eigen familie, bijvoorbeeld via het optuigen van een speciale website, bevat deze verder kundig gemaakte documentaire echter nauwelijks nieuwe elementen, doorkijkjes of inzichten.

De affaire, die blijkbaar tot de diepste krochten van onze verbeelding blijft spreken, wordt alleen nóg verder uitgemolken.

Werner Herzog: Radical Dreamer

Zijn cultstatus ontstijgt allang de filmmaker Werner Herzog. Hij kreeg niet voor niets zijn eigen personage in de cartoonserie The Simpsons, leende zijn uit duizenden herkenbare Engels met een Duits accent aan een bevlogen verslaggever in de animatiefilm Penguins Of Madagascar en speelde een schurkenrol in de Star Wars-film The Mandalorian. Volgens acteur Carl Weathers is Herzog een ‘soort Darth Vader’, terwijl zijn collega-regisseur Wim Wenders juist meent dat hij milder is geworden. ‘Begin jaren zeventig viel er met Werner weinig te lachen.’

Toen deed de eigengereide Duitse filmmaker duchtig van zich spreken, via compromisloze speelfilms als Aguirre: Der Zorn Gottes en Fitzcarraldo. In beide producties speelde Klaus Kinski de hoofdrol, de maniakale acteur die Herzogs gezicht en bijna ook zijn ondergang werd. Ze maakten samen in totaal vijf films, die al goed waren voor twee documentaires, Les Blanks Burden Of Dreams en Herzogs eigen Mein Liebster Feind. De twee leken soms te wedijveren wie er het verst kon gaan: Kinski met zijn redeloze woede-uitbarstingen en Herzog met zijn onstuitbare ambities, die hem zeker tijdens de opnames van Fitzcarraldo volledig boven het hoofd groeiden.

Zulke anekdotes ontbreken natuurlijk niet in het kundig gemaakte portret Werner Herzog: Radical Dreamer (103 min.), al is dat zeker geen gemakzuchtige bloemlezing van Herzogs uitspattingen en bokkensprongen geworden. Terwijl hij zijn protagonist filmt tijdens opnames, in de editruimte, bij het inspreken van voice-overs, tijdens een filmworkshop en gedurende een bezoek aan het huis van zijn jeugd in het Beierse dorp Sachrang, probeert regisseur Thomas von Steinaecker de essentie van zijn eigenlijk best aimabele hoofdpersoon te vatten. Een maker die, afwisselend in speelfilms en documentaires, ‘voorbij de waarheid’ wil komen.

Verdere duiding over wie die man is en waar hij als kunstenaar voor staat komt van zijn vroegere en huidige echtgenote Martje en Lena, broers Tilbert en Lucki Stipetic (tevens zijn producent), vaste cameramannen Thomas Mauch en Peter Zeitlinger en collega’s zoals Joshua Oppenheimer, Chloé Zhao en Volker Schlöndorff, terwijl de acteurs Nicole Kidman, Robert Pattinson en Christian Bale dan weer uit eerste hand kunnen getuigen over hoe het was om met hem te werken. Bale, die zelf ook voortdurend zijn eigen grenzen opzoekt, heeft daarbij nog een smakelijke anekdote over de opnames van een scène voor Rescue Dawn, waarvoor hij ondersteboven tegen een mierennest aanhing. ‘Tot op de dag vandaag kan ik niet meer in achtbanen zoals ik vroeger altijd deed.’

Voor een baanbrekende filmer zoals Werner Herzog is Radical Dreamer misschien een tamelijk conventioneel portret, maar de documentaire schetst zeker een boeiend, vermakelijk en handzaam overzicht van zijn leven en loopbaan en kan tevens als introductie fungeren voor deze kunstenaar die elke grens opzoekt die hij tegenkomt.

Blind Ambition

Paradiso Entertainment

‘Het is alsof Egypte meedoet met skiën tijdens de Olympische Winterspelen’, stelt wijnschrijver Tamlyn Currin over het speciaal samengestelde Team Zimbabwe dat aan de wereldkampioenschappen wijnproeven wil meedoen. De vier Zimbabwanen, die los van elkaar en soms met gevaar voor eigen leven hun land zijn ontvlucht, werken nu stuk voor stuk als sommelier in hun nieuwe thuisbasis Zuid-Afrika.

In Château de Gilly in de Bourgogne gaan Joseph Dhafana, Tinashe Nyamudoka, Pardon Taguzu en Marlvin Gwese de strijd aanbinden met 23 andere nationale teams, om de officieuze wereldtitel te bemachtigen. Ze moeten daarvoor blind twaalf wijnen proeven en dan vaststellen uit welke streek die afkomstig zijn, wat de druifsoort is, wie de wijnmaker is geweest en wat het jaar van oorsprong zou kunnen zijn. Team Zimbabwe moet van tevoren met een crowdfundingsactie alleen nog wel 6500 pond ophalen om überhaupt naar Frankrijk te kunnen afreizen.

Die wedstrijd fungeert in deze aardige film van Warwick Ross en Rob Coe in eerste instantie vooral als aansprekend decor voor de persoonlijke verhalen van de vier gevluchte Zimbabwanen. ‘Iedereen moet zich bewust worden van het feit dat migranten geen kakkerlakken zijn die moeten worden vernietigd omdat ze een invasie zijn van onze heilige ruimte’, stelt de Zuid-Afrikaanse dominee Paul Verryn, die Joseph Dhafana na z’n vlucht opving in zijn kerk. ‘Sommige van de meest diepgaand ontwikkelde en ongelooflijk prachtige geesten passen niet op de plek waar wij denken dat ze horen.’

Datzelfde lijkt in Blind Ambition (96 min.) ook een beetje op te gaan voor Joseph en de drie andere zwarte Afrikanen, wanneer zij onder de noemer Team Zimbabwe participeren in een bezigheid voor voornamelijk welgestelde witte mensen. Gelukkig hebben ze een gerenommeerde coach gevonden: Denis Garret. ‘Denis is een spectaculaire man. Heel bizar. Je mag ‘m of je hebt een hekel aan hem.’ Aan het woord is de excentrieke Franse wijnexpert zelf, die deze documentaire een zekere joie de vivre en smakelijke afdronk geeft én de aandacht ook weer richting de wedstrijd stuurt.

Daar – boven een wijnglas, naast een coach waarvan ze vooral last blijken te hebben en in een Frans chateau – worden de vier Afrikanen geconfronteerd met wie ze zijn, waren én willen worden. En dat is, om te beginnen, in elk geval niet allerlaatste.

Bobi Wine: The People’s President

IDFA

In 2021 zijn er weer democratische verkiezingen in Oeganda. Het is alleen wél de bedoeling dat president Yoweri Musveni dan gewoon wordt herkozen. Hij is al sinds 1986 aan de macht en op zijn oude dag bepaald niet van plan om, ondanks een in de grondwet vastgelegde leeftijdsgrens van 75 jaar, plaats te maken voor een ander. Daarom dienen zijn medestanders in 2017 alvast een voorstel in om die wet aan te passen.

Dit besluit werkt als een katalysator voor de oppositie. Die sluit de rijen rond een nieuwe charismatische kandidaat voor de verkiezingen: het nieuwe parlementslid Robert Kyagulanyi Ssentamu. Ofwel: popster Bobi Wine. Een man die stamt uit een getto, immens populair is bij het gewone volk en de potentie heeft om Bobi Wine: The People’s President (120 min.) te worden. ‘What was the purpose of the liberation when we can’t have a peaceful transition?’ zingt de Afrobeat-held, in zijn kenmerkende rode uniform met bijbehorende baret, tijdens een massaal bezochte campagnebijeenkomst. ‘What is the purpose of the constitution when the government disrespects the constitution?’

Waarna de zingende politicus, alsof zijn eigen woorden moeten worden onderstreept, vrijwel direct in de boeien wordt geslagen en aangeklaagd vanwege landverraad. Daardoor komt een internationale ‘Free Bobi Wine’-campagne op gang. Als de nieuwbakken politicus uiteindelijk – gebutst, maar niet gebroken – vrijkomt, is het gevaar nog altijd niet geweken. Want Musveni – de Oegandese leider die, net als al zijn voorgangers, maar geen afstand kan doen van de macht – beseft waarschijnlijk als geen ander: deze man zegt de dingen die ik zelf in mijn jonge jaren zei. Sterker: hij kan slogans als ‘People Power!’ zelfs zingen! Die zou wel eens populairder kunnen worden dan ikzelf ben.

De filmmakers Moses Bwayo en Christopher Sharp sluiten aan bij Wine en zijn moedige echtgenote Barbie Itungo Kyagulanyi en kijken mee bij een verkiezingscampagne die, ondanks Wine’s luchtig klinkende protestsongs, een steeds grimmiger karakter krijgt. Het regime schuwt geen enkel middel, ook het Coronavirus niet, om de uitslag in z’n voordeel te beïnvloeden. Deze observerende documentaire wordt daardoor een soort zusterfilm van Camilla Nielsson’s President (2021), over de steeds verder ontsporende strijd om het presidentschap van Zimbabwe, en schetst een ontluisterend beeld van hoe democratie als dekmantel voor dictatuur wordt gebruikt – of rigoureus de nek wordt omgedraaid.

En het is naïef om te veronderstellen dat dit alleen in continenten zoals Afrika – en niet in het zogenaamde vrije westen – zou kunnen gebeuren.

Leaving Afghanistan

Zinc Media / VPRO

De val van Kabul op 15 augustus 2021 is in wezen twintig jaar eerder ingezet. Toen vielen Amerikaanse troepen, in de nasleep van de terroristische aanslagen van 11 september 2001, Afghanistan binnen om daar Osama bin Ladens terreurorganisatie al-Qaeda en het regime dat hen een uitvalsbasis had gegeven, de Taliban, een kopje kleiner te maken. En sindsdien is er permanent onenigheid geweest over wat het doel van de missie was en hoe dit kon worden bereikt. Totdat president Biden op 14 april 2021 verkondigde: ‘Het is tijd dat Amerika’s troepen naar huis komen.’

In de tweedelige documentaire Leaving Afghanistan (120 min.) maakt Jack MacIness de balans. Hij steekt zijn licht op bij insiders van westerse zijde, zoals de voormalige Britse premier David Cameron, Obama’s buitenlandadviseur Ben Rhodes, zijn minister van defensie Robert Gates, Trumps stafchef John Kelly, zijn nationale veiligheidsadviseur John Bolton en de Amerikaanse ambassadeur in Afghanistan Ross Wilson en spreekt tevens met de Afghaanse nationale veiligheidsadviseur Hamdullah Mohib, stafchef Matin Bek, vredesonderhandelaar Fatima Gailani en Taliban-vertegenwoordiger Suhail Shaheen.

Zij maken inzichtelijk hoe het geschipper tijdens de presidentschappen van George W. Bush en Barack Obama, waarbij dan nog vicepresident Joe Biden en minister van defensie Robert Gates vaak lijnrecht tegenover elkaar staan, ervoor zorgt dat de Verenigde Staten in de regio bekend komen te staan als een ontzettende olifant in de porseleinkast. En dan wordt zowaar de verpersoonlijking van dat beeld, Donald Trump, in 2016 gekozen tot president. Zelfs zijn eigen stafchef John Kelly is nog altijd verbaasd over hoe weinig zijn chef wist en begreep van de oorlog die aan de andere kant van de wereld werd uitgevochten.

Het ene moment wil Trump weg uit Afghanistan, dan weer geeft hij zijn troepen alle ruimte om daar naar eigen goeddunken te opereren. En als puntje bij paaltje komt doet hij het land en z’n bevolking rücksichtslos in de uitverkoop tijdens onderhandelingen met de voormalige vijand, de Taliban. Zijn opvolger Joe Biden stuurt de koers vervolgens ook niet bij en wordt daarmee verantwoordelijk voor de smadelijke aftocht van de Amerikanen, met de staart heel opzichtig tussen de benen. Ze laten een volledig ontredderd land achter, dat is overgeleverd aan oerconservatieve krachten die Afghanistan terug willen voeren naar de middeleeuwen.

Die tragische geschiedenis wordt in dit gedegen tweeluik van context voorzien door de beslissers van dienst en hun al dan niet trouwe secondanten. Hoe gewone Amerikanen en Afghanen de twintigjarige inmenging van de Verenigde Staten en hun bondgenoten in de sores van het Aziatische land hebben beleefd blijft vrijwel onbelicht. Leaving Afghanistan concentreert zich volledig op de (geo)politieke dimensies van het conflict, waarbij opvalt dat al die kopstukken van sommige zaken net zo weinig lijken te begrijpen als gewone burgers.

Amerika’s dramatische aftocht wordt gereconstrueerd in de documentaire Escape From Kabul, terwijl de vierdelige serie Afghanistan: The Wounded Land laat zien hoe het land al zo’n vijftig jaar permanent verwikkeld is in oorlog.

Sidney

Apple TV+

Het zou de nodige jaren duren voordat acteur Sidney Poitier (1927-2022) als kind het concept ras, en de daarmee verbonden implicaties, zou begrijpen. In zijn jongste jaren, op Cat Island op de Bahama’s, was hij simpelweg nooit in aanraking gekomen met witte mensen – en de vooroordelen die zij hadden over mensen zoals hij. Eenmaal in de Verenigde Staten zou hij echter al snel leren wat het betekende om zwart te zijn.

Als Afro-Amerikaanse acteur nam hij later belangrijke barrières. Vóór hem werden zwarte acteurs vooral geacht om een grappig stereotype te spelen, vertelt hij in de ietwat brave biografie Sidney (112 min.). Zodat het veelal witte publiek eens goed kon lachen. Poitier tapte echter uit een ander vaatje: in zijn eerste belangrijke rol in No Way Out (1950) speelde hij een zwarte arts die tijdens zijn werk uiterst racistisch werd benaderd. En in de donkerste dagen van het McCarthyisme weigerde hij om een loyaliteitsverklaring te ondertekenen voor zijn rol in Blackboard Jungle (1955).

Gaandeweg groeide Sidney Poitier uit tot een icoon van de Afro-Amerikaanse cultuur. Voor The Defiant Ones (1958) kreeg hij als eerste ‘negro’ een Oscar-nominatie. Vijf jaar later volgde daadwerkelijk een Academy Award voor de hoofdrol in Lilies Of The Field. En weer vijf jaar later, in 1968, won In The Heat Of The Night, waarin hij met Rod Steiger de hoofdrol speelde, de Oscar voor beste film. Intussen onderscheidde Poitier zich, net als zijn vriend Harry Belafonte, ook binnen de Amerikaanse burgerrechtenbeweging.

Sidney Poitiers status als zwart icoon wordt misschien nog wel het beste geïllustreerd door de uitbundige gastenlijst van deze door Oprah Winfrey geproduceerde documentaire, met beeldbepalende Afro-Amerikanen als Morgan Freeman, Quincy Jones, Andrew Young, Spike Lee, Denzel Washington, Hale Berry, Louis Gossett Jr., Lenny Kravitz en Winfrey zelf (die zomaar emotioneel wordt bij de gedachte aan haar grote held). Verder draven witte collega’s als Barbra Streisand, Robert Redford en Lulu op om ‘s mans werk te duiden en schetsen Poitiers tweede echtgenote en zijn dochters de mens achter de superlatieven.

Regisseur Reginald Hudlin geeft de man zelf ruim baan om zijn leven en loopbaan via treffende anekdotes uit te serveren, stipt en passant ook de rafelrandjes van zijn bestaan aan en stut dat geheel weer met een fikse collectie filmfragmenten, smakelijke muziek en nieuwsbeelden van de grote maatschappelijke ontwikkelingen van zijn tijd. Behalve een lofzang op de man en het symbool Sidney Poitier wordt deze film zo ook een viering van de zwarte cultuur.

Crumb

David Lynch presents… a Terry Zwigoff film: Crumb (116 min.). Althans, met die boodschap begint deze klassieke documentaire uit 1994. In werkelijkheid zou de gevierde filmmaker helemaal niets hebben bijgedragen. Pas toen Crumb al volledig was afgerond, reageerde Lynch op een verzoek om een financiële bijdrage te leveren. ‘s Mans reputatie kon echter uitstekend worden ingezet om de documentaire te promoten.

Deze gevierde film wordt sowieso omgeven door mythen: regisseur Terry Zwigoff zou zijn vriend en hoofdpersoon, de Amerikaanse underground cartoonist Robert Crumb (Fritz The Cat, Mr. Natural en de slogan ‘Keep On Trucking’), hebben gedreigd met zelfmoord als hij niet wilde meewerken aan de productie. Dit broodje aap-verhaal bleek later per ongeluk in omloop te zijn gebracht door de befaamde filmcriticus Roger Ebert – al klopt het wel dat Crumb eigenlijk geen zin had in deze onthullende en verontrustende docu.

Zulke verhalen sluiten naadloos aan bij de aard van de film. Achter het Harold Lloyd-achtige uiterlijk van de hoofdpersoon en zijn ontwapenende glimlach gaat een onvervalste weirdo en provocateur schuil, wiens werk regelmatig met misogynie en racisme in verband is gebracht. Terwijl de kunstcriticus Robert Hughes niets minder dan een moderne Breughel of Goya ziet in Robert Crumb, ontwaren anderen toch vooral een vies, eng mannetje, dat zich (letterlijk) verlustigt aan zijn eigen afzichtelijke creaties.

Crumb wordt echt ongemakkelijk – en ontroerend en, op een vreemde manier, ook grappig – als de kunstenaar zijn familie opzoekt in Philadelphia. Daar woont zijn oudere broer en grote inspiratiebron Charles, zelf een getalenteerd tekenaar, in bij hun moeder Beatrice. Beiden kampen met ernstige psychische problemen, die luchtig worden besproken en consequent weggelachen. In een luizige hotelkamer in San Francisco treft Robert tevens zijn jongere broer Maxon die al even expliciete kunst maakt – en, dat ook, meermaals vrouwen heeft aangerand.

Of deze unheimische film ook een verklaring geeft voor al die zieke geesten in de Crumb-familie? Een begin ervan, misschien. Hun vader Charles, een marinier die ooit actief was als oorlogstekenaar, zou volgens zijn oudste zoon en naamgenoot ‘een sadistische bullebak’ zijn geweest. Maar of dat werkelijk een afdoende antwoord is? De slotsom is in elk geval helder: dit gezin is verworden tot een menselijk rariteitenkabinet (waarbij overigens moet worden aangetekend dat Roberts zussen Sandra en Carol niet aan het woord komen).

Uiterst accuraat schetst Crumb zo de context bij het oeuvre van een toonaangevende Amerikaanse kunstenaar, waarbij een sterke maag soms echt gewenst is en ’s mans werk hem, en ons, tevens lijkt te beschermen tegen grotere ellende.

Who Is Ghislaine Maxwell?

Starz

Van de ene ploert naar de andere. Dat is oppervlakkig beschouwd de portee van Ghislaine Maxwells turbulente levensverhaal. Eerst diende ze zich te verhouden tot haar vader Robert Maxwell, eigenaar van diverse Britse kranten en een onvervalste potentaat die regelmatig een loopje nam met de wet. Daarna volgde Jeffrey Epstein, een man die nooit genoeg kreeg van (te) jonge meisjes, minimaal drie orgasmes per dag wilde hebben en ook haar ondergang, eind 2021 vervat in een gevangenisstraf van twintig jaar, zou inluiden.

Daarmee wordt zij, het Britse elitemeisje dat Epsteins partner in crime was geworden, echter schromelijk tekort gedaan, getuige de driedelige docuserie Who Is Ghislaine Maxwell? (140 min.) van Erica Gornall. Ghislaine was een essentieel instrument in hun verwrongen stiel. Zij fungeerde als vaardige ronselaar die de stroom ontheemde tieners op gang hield en die hen, als een verknipte moederfiguur, een soort schijnzekerheid bood binnen het ‘seksueel piramidespel’ dat ze, zonder dat zij het doorhadden, speelden. Zodat Jeffrey, z’n (bekende) vrinden én zijzelf hun gang konden gaan.

‘Hij had een aandachtsspanne van drie seconden’, vertelde Epsteins voormalige vriend Stuart Pivar eens aan de Amerikaanse journalist Leland Nally, die het netwerk van Jeffrey Epstein en Ghislaine Maxwell in kaart probeerde te brengen en minutieus alle namen in hun beruchte zwarte boekje nabelde. Volgens Pivar leed Epstein aan satyriasis, de mannelijke tegenhanger van nymfomanie. ‘Hij onderbrak gesprekken en veranderde van onderwerp’, illustreert hij ’s mans onophoudelijke geslachtsdrift. ‘Dan zei hij: Wat heeft dat met kutjes te maken?’

Op hun eigen – echt waar! – Maagdeneilanden ontvingen Epstein en Mawell behalve tienermeisjes ook de machtigen der aarde, weet het eikenhouten beheerdersechtpaar Miles en Cathy Alexander, dat in deze miniserie voor het eerst z’n verhaal doet. Ghislaine was bijvoorbeeld ‘heel hecht’ met de in opspraak geraakte Britse prins Andrew. Met alle gevolgen van dien. Verder komen studiegenoten, medewerkers, kennissen, collega’s, een lid van Maxwells voormalige schoonfamilie en natuurlijk de slachtoffers en hun advocaten aan het woord.

Tezamen ontsluiten zij het inmiddels welbekende verhaal van de charmante, wereldse en berekenende vrouw, die jarenlang een handel in minderjarige meisjes bestierde en die zich ondertussen doodleuk het imago van milieuactivist aanmat. Een verhaal ook over hoe de mondiale elite steeds met alles lijkt weg te komen. De serie toont tevens hoe Maxwell als het doek is gevallen uiterlijk onbewogen haar publieke ontmaskering en de navolgende juridische stappen ondergaat. Alsof ze zich eigenlijk niet kan voorstellen dat dit haar, en mensen zoals zij, kan overkomen.

‘Ze moeten zich schamen’, zegt Gretchen Rhodes, één van de ‘overlevers’, heel treffend over het collectieve verdriet van de slachtoffers van Maxwell en Epstein. ‘Zíj moeten zich schamen.’ Ze heeft even een ogenblik nodig om haar emotie weg te slikken. ‘En niet ik.’

Zoals dat tegenwoordig gaat met tot de verbeelding sprekende schandalen zijn aan Jeffrey Epstein en Ghislaine Maxwell inmiddels meerdere documentaireseries gewijd. Van Jeffrey Epstein: Filthy Rich en Surviving Jeffrey Epstein over hem tot Epstein’s Shadow: Ghislaine Maxwell, Ghislaine Maxwell: Filthy Rich en Ghislaine: Partner In Crime over haar.

Running With The Devil: The Wild World Of John McAfee

Netflix

‘Is McAfee een succesvolle ondernemer die gek is geworden en zijn buurman vermoordde?’ vraagt de hoofdpersoon van Running With The Devil: The Wild World Of John McAfee (106 min.) zich hoogstpersoonlijk af in het vet aangezette intro van deze documentaire. ‘Of is hij de mogelijke redder van Amerika?’ Bij beelden van de populaire talkshow van Larry King, waarin hij zichzelf vervolgens presenteert als presidentskandidaat, gooit John McAfee er nog maar eens een smakelijke oneliner in. ‘Ik wil niemand alcohol, drugs, geweld of krankzinnigheid aanpraten’, zegt hij onderkoeld, als een onvervalste Hollywood-held. ‘Maar bij mij heeft het gewerkt.’

En daarmee is het spel op de wagen voor deze slicke schelmendocu waarin, wederom volgens de Brits-Amerikaanse antivirussoftware-pionier zelf, ‘James Bond meets Scarface, with a little Indiana Jones’. Documentairemaker Charlie Russell is duidelijk in zijn nopjes met zijn larger than life-hoofdpersoon en serveert diens doldwaze lotgevallen uit met de bravoure van een willekeurige blockbuster. Daarmee is hij overigens zeker niet de eerste. In 2017 verscheen bijvoorbeeld het al even smeuïge Gringo: The Dangerous Life Of John McAfee. Toen was de man alleen nog in leven. In 2021 viel definitief het doek voor de voorstelling van de toen 75-jarige durfal.

En dus kan nu de balans worden opgemaakt van een leven dat John McAfee over hoge toppen en door diepe dalen sleurde. Russell is alleen duidelijk niet van plan om een doorwrocht portret te maken, waarin alle bokkensprongen van zijn subject op hun plek worden gezet binnen een geloofwaardig narratief. Hij concentreert zich liever op McAfee’s vlucht uit Belize in 2012, nadat hij daar verdachte werd in een moordzaak. De rouwdouwer nam de wijk naar Guatemala, gevolgd door een cameraploeg. En VICE-verslaggever Rocco Castoro en cameraman Robert King delen nu natuurlijk maar al te graag hun verhaal en claimen zo meteen hun eigen ‘fifteen minutes of fame’.

McAfee’s veelbewogen bestaan wordt daarmee gereduceerd tot het mediaspektakel dat hij er in de laatste jaren willens en wetens van heeft gemaakt. De man daarachter laat zich evenwel nauwelijks zien, ook niet in interviews met zijn toenmalige, ternauwernood meerderjarige, vriendin Samantha Venegas en latere liefde, de voormalige prostituee Janice Dyson. Zoals ook zijn ghostwriter Alex Cody Foster, die waarschijnlijk ook een graantje wil meepikken, vooral sterke verhalen toevoegt, die hij van de ‘bullshitter’ zelf te horen heeft gekregen. Over hoe die de halve wereld heeft gehackt en uit de weg dreigt te worden geruimd door het Sinaloa-drugskartel.

Pas in het laatste deel van de film krijgt McAfee’s eindeloze stroom van zelf veroorzaakte ellende, broodje aap-verhalen en doorgesnoven paranoia iets meer context en duiding. Als er echt wezenlijke dingen uit zijn verleden boven tafel dreigen te komen, dient zich echter meteen een spraakmakende theorie aan. Die is voor een buitenstaander met geen mogelijkheid op waarde te schatten, maar haalt de focus wel weer weg van wat McAfee nu werkelijk heeft gemaakt tot wie hij is. Running With The Devil blijft daardoor steken op het niveau van een lekker trashy realityshow, waarbij de opperfreak tot het bittere eind bereid blijft om alles te doen waarmee hij de aandacht kan vasthouden.

Incident At Oglala

Op 26 juni 1975 vallen enkele mannen het Pine Ridge-reservaat in South Dakota binnen. Pas later wordt het de bewoners duidelijk dat het om FBI-agenten gaat. Ze zijn op zoek naar Jimmy Eagle, die wordt verdacht van het stelen van een paar cowboylaarzen. Dan hebben de aanwezige Lakota Sioux-indianen, die zich bijna van nature – en niet zonder reden – bedreigd voelen, echter allang naar de wapens gegrepen. Een intens vuurgevecht kost twee FBI-agenten en één ‘native American’ het leven.

Na de ‘shoot out bij Jumping Bull’ worden drie bewoners van het reservaat aangeklaagd. Onder hen is Leonard Peltier, die ervan wordt beschuldigd dat hij de agenten koelbloedig heeft geliquideerd. Hoewel Peltier, die zelf ook aan het woord komt in Incident At Oglala (90 min.) van regisseur Michael Apted, ontkent, verdwijnt hij voor onbepaalde tijd achter de tralies. In de navolgende jaren zal hij uitgroeien tot een martelaar, die figureert in films (Apteds eigen Thunderheart), wordt bezongen in songs van U2, Rage Against The Machine en Little Steven en zelfs een eigen standbeeld krijgt in Washington D.C.

Behalve de schietpartij op Pine Ridge en de nasleep daarvan schetst deze documentaire uit 1992 ook nadrukkelijk de deplorabele situatie van de native Americans, de oorspronkelijke inwoners van de Verenigde Staten. In de reservaten waartoe zij al generaties lang zijn veroordeeld blijven armoe, ziekte en verslaving schering en inslag. Dit heeft in de jaren vóór Jumping Bull al geleid tot de bezetting van het historisch beladen stadje Wounded Knee, waar in 1890 een enorme slachtpartij onder indiaanse stammen werd aangericht. En die actie heeft weer geleid tot talloze rechtszaken en allerlei gewelddadige confrontaties met de FBI.

Deze klassiek opgezette documentaire is voor hedendaagse begrippen tamelijk traag en uitleggerig, met een duidelijk aanwezige verteller (Robert Redford), heel veel pratende hoofden en aansluitend archiefmateriaal en figuratieve beelden van het reservaat. Michael Apted, een veelzijdige filmmaker die zowel een James Bond-film (The Word Is Not Enough) als de legendarische documentaireserie Up op zijn naam heeft staan, laat evenwel zowel ‘native Americans’ als vertegenwoordigers van de lokale en federale overheid aan het woord. Gezamenlijk schetsen zij het enorme wantrouwen dat is ontstaan tussen Amerika’s oorspronkelijke bewoners en de (federale) overheid. En dat – zo maakt Incident At Oglala glashelder – móest wel tot gewelddadige aanvaringen leiden.

Leonard Peltier verblijft ondertussen al een kleine halve eeuw in de gevangenis.

D.B. Cooper: Where Are You?!

Netflix

‘Mijn naam is D.B. Cooper.’

‘Mijn naam is D.B. Cooper.’

‘Mijn naam is D.B. Cooper.’

Je hoort het Wie Van De Drie’s gastheer bijna zeggen: ‘Mijn naam is D.B. Cooper. Ik heb op 24 november 1971 een vliegtuig gekaapt en ben daarna met een parachute en 200.000 dollar losgeld uit een Boeing 727 gesprongen. Sindsdien ben ik nooit meer gezien. Was getekend, D.B. Cooper.’

Ja, de premisse van de joyeuze vierdelige docuserie D.B. Cooper: Where Are You?! (169 min.) heeft wel wat weg van het bekende televisieprogramma Wie Van De Drie. Alleen zijn er inmiddels véél meer dan drie gegadigden voor de ‘rol’ van Dan Cooper. D.B. is de broer, neef of oom van de één, een buurman of collega van een ander. Werkelijk Jan en alleman speculeert over wie deze meesterdief zou kunnen zijn, onlangs nog in de delicieuze documentaire The Mystery Of D.B. Cooper.

Daarbij is de lijn tussen het doen van min of meer serieus onderzoek, het opdienen van broodjes aap of het – voor eigen gewin – uitventen van complottheorieën weer eens verdacht dun. Regisseur Marina Zenovich brengt de cultus rond D.B. Cooper, die al heeft geresulteerd in films, boeken, podcasts, bars, en een festival (CooperCon), met zichtbaar plezier in beeld en zoomt tevens in op een aantal onofficiële lezingen van de zaak, die Amerikaanse amateurdetectives nu al een halve eeuw aan het werk houdt.

Ze introduceert bijvoorbeeld schrijver, journalist en amateurdetective Tom Colbert, die al tien jaar druk doende is om D.B. te ontmaskeren en ervan overtuigd is dat hij De Enige Echte nu toch echt (écht!) heeft gevonden: Dick Briggs. Of, nee: Robert Rackstraw. Colbert houdt intussen een multidisciplinair cold caseteam van zo’n veertig, veelal gepensioneerde, specialisten aan het werk om de zaak voor eens en altijd op te lossen. ‘Ze houden van de passie van de jacht’, zegt hij er met gepaste trots bij.

Alleen: Rackstraw blijft maar ontkennen als hij met draaiende camera wordt aangesproken door Colberts reporter Jim Forbes, die eigenlijk helemaal niet houdt van overvalinterviews. Óók als hij vervolgens lekker wordt gemaakt met een film en boek. Of als Rackstraw, terwijl Colbert stiekem filmt (wat hij glashard ontkent), een flink smak geld krijgt aangeboden. Colberts A-Team weet The History Channel in 2016 nochtans te overtuigen van de docu D.B. Cooper: Case Closed?. Gelukkig zijn er dan weer anderen die daarvan gehakt maken.

Waar The Mystery Of D.B. Cooper de mythe rond de vliegtuigkaper gebruikt als voertuig om enkele gewone Amerikanen en het verhaal dat ze op elke verjaardag vertellen te portretteren, zet D.B. Cooper: Where Are You?!, gezegend met een White Lotus-achtig themamuziekje en volgestort met allerlei ‘kenners’, de schijnwerper vooral op de industrie die, getuige bijvoorbeeld ook de moord op Kennedy of Bigfoot, steevast ontstaat rond dit soort tot de verbeelding sprekende mysteries.

Intussen krijgt elke afzonderlijke onderzoeker – is de link met die stripboekenreeks over een piloot met de naam Dan Cooper trouwens al eens goed onderzocht? – vroeg of laat te maken met de Cooper-vloek: nét als hij denkt dat de zaak helemaal rond is, blijkt er toch nog één klein dingetje niet te kloppen…

The Mystery Of Marilyn Monroe: The Unheard Tapes

Netflix

De vraag wordt vrijwel direct opgeworpen: was de dood van Marilyn Monroe op 4 augustus 1962 een onfortuinlijk ongeluk, zelfdoding of toch moord? Voordat regisseur Emma Cooper in The Mystery Of Marilyn Monroe: The Unheard Tapes (102 min.) op zoek gaat naar een antwoord, probeert ze eerst achter de schermen te kijken bij ‘het grootste sekssymbool van de twintigste eeuw’, in werkelijkheid een kwetsbare vrouw die haar hele leven op zoekt lijkt te zijn geweest naar (zelf)liefde en geborgenheid.

De Ierse onderzoeksjournalist Anthony Summers fungeert daarbij als bruggenhoofd. Voor de biografie Goddess: The Secret Lives Of Marilyn Monroe (1985) sprak hij met talloze bronnen uit de directe omgeving van de Amerikaanse actrice, die in werkelijkheid Norma Jeane Mortenson heette. De tapes daarvan, 650 in getal, zijn voor het eerst te horen in deze documentaire. Zo komen onder anderen regisseur John Huston (The Asphalt Jungle), actrice Jane Russell, Hollywood-agent Al Rosen, Monroe’s huishoudster Eunice Murray en regisseur Billy Wilder (Some Like It Hot) aan het woord, waarbij acteurs lipsynchroon – een enigszins onwerkelijke ervaring – voor de bijbehorende beelden zorgen.

Via Marilyn Monroe’s verhoudingen met beroemde mannen – zoals honkbalheld Joe DiMaggio, toneelschrijver Arthur Miller en de gebroeders Kennedy, president John en zijn minister van justitie Robert – koersen Cooper en Summers af op die fatale zaterdag in 1962, als hun protagonist op 36-jarige leeftijd overlijdt, als gevolg van een overdosis slaappillen. Daarbij zoomt de film nog eens nadrukkelijk in op Monroe’s relatie met de Kennedys en laat Anthony Summers primaire bronnen horen zoals hun zwager Peter Lawford, Robert Kennedy’s secretaresse Angie Novello, privédetective Fred Otash en diens medewerker John Danoff (die Monroe en de gebroeders Kennedy afluisterde in de slaapkamer).

Summers’ grootste troef vormen de vrouw en kinderen van Ralph Greenson, ‘de psychiater van de sterren’, bij wie Marilyn Monroe de laatste jaren van haar leven in behandeling was. Omdat zij regelmatig bij hen thuis kwam en een vriendschap met hen opbouwde, kunnen zij uit de eerste hand vertellen hoe de grote ster, opgegroeid in pleeggezinnen en weeshuizen, privé worstelde met wie ze voor menigeen was: ‘een stuk vlees’. Ze probeerde haar disbalans vervolgens onschadelijk te maken met pillen. Dat zijn geen nieuwe inzichten, zoals ook de exploitatie van vrouwen in het oude Hollywood geen verrassing mag zijn, maar deze stevige film slaagt er met iconische beelden en obscuur archiefmateriaal in om de levensloop van de bekoorlijke blondine treffend te verbeelden.

En over de tragische afloop daarvan – naakt op haar eigen bed, met een telefoonhoorn in de hand, in haar huis te Brentwoord, Californië – heeft The Mystery Of Marilyn Monroe bovendien een geloofwaardige hypothese – ook al is die bepaald niet nieuw. Summers en Cooper blijven daarmee uit de buurt van al te buitenissige complottheorieën.

Ethel

HBO Max

Robert Kennedy is een symbool geworden: de rechterhand van president John F. Kennedy, hoop van een nieuwe generatie én slachtoffer in een golf moordaanslagen die de jaren zestig danig zouden verpesten en ook Martin Luther King, Malcolm X en zijn oudere broer John het leven hebben gekost. Voor filmmaakster Rory Kennedy was hij echter gewoon haar vader.

En voor Ethel (93 min.) was hij Bobby, de echtgenoot met wie ze maar liefst elf kinderen op de wereld zou zetten. De man die ze op 6 juni 1968 moest afgeven. Sirhan Sirhan maakte na een campagnebijeenkomst in Californië en plein public een einde aan zijn leven – al is er bij menigeen, zoals dat gaat bij dit soort ontwrichtende gebeurtenissen, ook twijfel of hij wel de (enige) dader was.

Deze persoonlijke film uit 2012 richt zich op Robert F. Kennedy (1925-1968), de vader, het voorbeeld, de familieman. Herstel: deze persoonlijke film richt zich op Ethel Skakel Kennedy (1928-), de moeder, het voorbeeld, de familievrouw. De mater familias, die in haar eentje al die Kennedy-kinderen richting volwassenheid moest begeleiden. Ze leeft nu al meer dan een halve eeuw zónder Bobby.

Rory, die nog niet geboren was toen haar vader stierf, realiseert zich overigens direct waar de belangrijkste wegversperring naar het wezen van haar moeder zit: recht tegenover haar, vriendelijk glimlachend. Al haar broers en zussen zijn maar al te bereid om haar te woord te staan. Maar de hoofdpersoon zelf… ‘Al deze introspectie,’ verzucht haar moeder op een gegeven moment. ‘Ik haat het!’

Uiteindelijk wordt de soep niet zo heet gegeten als ie is opgediend en blijft geen onderwerp onbesproken: Bobby’s omstreden klus voor senator Joe McCarthy die een kwaadaardige heksenjacht op communisten ontketende, het vliegtuigongeluk dat Ethels ouders het leven kostte, haar aanvaringen met de wet, de rouw na de moorden op John en haar echtgenoot en het (lange) leven ná Bobby.

Samen met haar moeder, broers en zussen – en in de rug gedekt door werkelijk prachtige familiefilmpjes en treffende nieuwsreportages – boetseert Rory Kennedy een hartveroverende vertelling uit dat veelbewogen leven in de kantlijn van grote gebeurtenissen. Daarvan was Ethel overigens zo’n 99 maanden zwanger, misschien wel haar grootste prestatie en in elk geval haar meest tastbare erfenis.

Ethel wordt daarmee zowel een modern sprookje als een messcherp portret van de Verenigde Staten in de tweede helft van de twintigste eeuw, via de familie die als geen ander de Amerikaanse Droom – en de ontmanteling daarvan – belichaamde. En natuurlijk gaat deze egodocu net zoveel over de vader die Rory Kennedy nooit heeft gekend als over de moeder naar wie ze de film heeft vernoemd.

Rockfield: The Studio On The Farm

‘Ik herinner me er eerlijk gezegd helemaal niets van’, zegt Liam Gallagher (Oasis), als de eeuwige puber die hij nu eenmaal is, aan het begin van de heerlijke documentaire Rockfield: The Studio On The Farm (92 min.). Zijn band nam nochtans z’n sleutelabums Definitely Maybe en (What’s The Story) Morning Glory op in de plattelandsstudio van de Welshe broers Kingsley en Charles Ward. Zij bouwden het boerenbedrijf van hun familie eind jaren zestig om tot een opnamestudio, waar artiesten tevens, ver weg van het stadse leven, konden verblijven. 

‘Dus je hebt muzikanten genomen als vervangers van de varkens?’ grapt Robert Plant, die zichzelf er na het uiteenvallen van zijn band Led Zeppelin opnieuw uitvond als soloartiest, tegen de aandoenlijke Kingsley. Die moet daar smakelijk om lachen. Zijn broer Charles zou nog tot 1975 gewoon koeien blijven melken op de plek die al snel een populaire studio werd. Op een goede dag kon je er zien hoe Freddie Mercury in een stal de laatste hand legde aan Bohemian Rhapsody, Iggy Pop en David Bowie op het erf rondzwierven, The Stone Roses dertien maanden lang (!) werkten aan een album, de gebroeders Gallagher op de vuist gingen of, dat ook, een koe kalverde.

Hele generaties Britse bands streken in de afgelopen halve eeuw neer bij Rockfield in Wales, werkten er aan hun beste platen en vertellen er nu met zichtbaar plezier over in deze vlotte, grappige en liefdevolle documentaire. En regisseur Hannah Berryman verluchtigt de herinneringen van Ozzy Osbourne (Black Sabbath), Dave Brock (Hawkwind, met destijds nog Motorheads boegbeeld Lemmy Kilmister in de gelederen), Jim Kerr (Simple Minds), Tim Burgess (The Charlatans), Martin Carr (The Boo Radleys), James Dean Bradfield (Manic Street Preachers) en Chris Martin (Coldplay) met videoclips, hartstikke geinige animaties en beelden van de idyllische omgeving. Daarmee vervolmaakt zij deze fijne film over een kostelijk stukje popgeschiedenis op het platteland.