Broken English

Paradiso Films

The Ministry Of Not Forgetting, belast met het bewaren van cultureel erfgoed, heeft zich nu over de casus Marianne Faithfull gebogen. Een typisch geval van: verkeerd herinnerd. Als ex van Rolling Stones-zanger Mick Jagger, op de eerste plaats. En daarna: als hopeloze junk, ruim twintig jaar verslaafd aan alle mogelijke drank en drugs.

Daar wil het Ministerie van Niet-Vergeten, waar deze hybride film is gesitueerd, dus subiet verandering inbrengen. In een futuristisch ogend researchcentrum gaat de onderzoeker van dienst, een rol van de jonge Britse acteur George McKay (1917), het subject nog eens grondig doorlichten. Daarvoor heeft hij Faithfull zelf ook uitgenodigd, om samen met haar de opgediepte bewijsstukken – archiefinterviews, nieuwsbeelden en concertopnamen – te analyseren.

Toegegeven: de opzet van Broken English (99 min.) doet in eerste instantie gekunsteld aan. De regisseurs Iain Forsyth en Jane Pollard, die eerder samen bijvoorbeeld ook de geweldige Nick Cave-docu 20.000 Days On Earth (2014) maakten, hebben wel heel veel beeld- en verteltrucs, inclusief een onderzoeksleider die toch wel erg veel wegheeft van Tilda Swinton, uit hun mouw geschud om de gebruikelijke plaatje-praatje muziekdocu te vermijden. Het werkt alleen wel. Geweldig zelfs. Deze film kantelt het beeld van de hoofdpersoon en ontstijgt haar tegelijk ook.

Met de misogynie waarmee Marianne Faithfull, tijdens het maken van de film overleden, in haar leven stelselmatig te maken kreeg bijvoorbeeld. De continue vragen in talkshows over met welke bekendheid ze nu weer het bed had gedeeld. Of de volledig overtrokken reactie van alles en iedereen op haar ‘drugslied’ Sister Morphine, dat in 1969 direct in de ban werd gedaan. Toen The Stones het nummer twee jaar later op hun album Sticky Fingers zetten, kraaide er echter geen haan meer naar.

Aan Mick maakt de dame in kwestie weinig woorden vuil. Hij komt natuurlijk wel langs in het archiefmateriaal dat wordt bekeken en beoordeeld. En, natuurlijk, in oude interviews met Marianne Faithfull zelf. ‘Stel je voor dat je op je 45e nog Satisfaction moet zingen’, zegt een eerdere incarnatie van haar. ‘Arme donder’, voegt ze er in tegenwoordige tijd aan toe. Faithfull maakt, in die laatste levensfase, een even kwetsbare als montere indruk. Een vrouw die vrede heeft gesloten met het leven. Háár leven.

Forsyth en Pollard geven ook haar beste songs een nieuw leven. Omdat hun heldin tegenwoordig een artiest in ruste is, afhankelijk van zuurstoftoevoer, laten ze onder andere Beth Orton, Suki Waterhouse, Courtney Love en Nick Cave, in de rug gedekt door Warren Ellis, Ben Christophers, Ed Harcourt en Thurston Moore, enkele van haar songs uitvoeren op het Ministerie. En uiteindelijk geeft de grande dame zelf natuurlijk ook nog een allerlaatste performance. Met Johnny Cash-achtige allure.

Haar werk is niet gestold geraakt in de tijd, maar nog net zo vitaal als ooit. Wanneer het onvermijdelijke nieuws komt – Tilda Swintons woorden ‘Onze onbevreesde vriendin is weg. Weg, maar niet vergeten.’ galmen nog wel even na – zijn de keuzes in en uitvoering van misschien wel de beste muziekfilm van het jaar bovendien op een geloofwaardige manier verklaard en lijkt alles ook wel gezegd, gezien en bezongen. Marianne Faithfull gaat ‘gracefullly’ de herinnering in. Als artiest, als icoon en als mens.

The Lives Of My Father

DR Sales

Als nieuwsproducer heeft zijn vader de halve wereld gezien. Hij reisde van brandhaard naar conflictgebied. En overal maakte ie foto’s van zichzelf, liefst met een volautomatisch wapen in de hand. In Bosnië, Cambodja, Syrië, Congo, Iran, Cuba en Afghanistan. Totdat Bjørn Hallstrøm, thuis in Noorwegen, zijn auto aan de kant van de weg zette en aan z’n zoon Didrik bekende dat hij een dubbelleven had geleid. Bjørn beweerde dat hij al die jaren een spion voor de Amerikaanse inlichtingendienst CIA was geweest.

Boven op zolder heeft Didrik een doos met oude VHS-videobanden liggen. Als hij die laat digitaliseren, weet de Noorse veertiger niet wat hij ziet. Zijn vader in Koeweit bijvoorbeeld. ‘Rambo!’ roepend, schiet hij, quasi-stoer, een mitrailleur leeg in de lucht, naar z’n denkbeeldige vijand, de Iraakse leider Saddam Hoessein. Bjørns zoon besluit hem op te zoeken. Hij woont tegenwoordig in de Bulgaarse hoofdstad Sofia en nadert het einde van z’n leven. Daar voelt Didrik hem aan de tand over The Lives Of My Father (86 min.).

Op een zolderkamer biecht Bjørn Hallstrøm aan zijn zoon op hoe hij z’n televisiereportages gebruikte als dekmantel voor zijn werk als spion. Enkele jongeren die hij daarvoor meenam naar het buitenland en in gevaarlijke situaties bracht, tasten daarover nog altijd in het duister. Totdat filmmaker Magnus Skatvold hen op de hoogte brengt van wat die flamboyante producer achter hun rug uitspookte. Hallstrøms strapatsen zorgden ook thuis voor steeds meer problemen, vertelt zijn ex-vrouw en Didriks moeder Jane.

Terwijl zijn verhalen van diverse kanten worden aangevuld en bevestigd – door presentatrice Bettina Rasmussen, cameraman Anders Berg en zijn jeugdvriend Hans Jørgen Insulan bijvoorbeeld, die beweert overal vanaf te hebben geweten – blijft Bjørn, ondanks de longziekte COPD, roken als een ketter. Hij is oud geworden. Een breekbare man uit een andere tijd, met z’n eigen vaderissues. Niet zonder trots schetst hij zijn verborgen bestaan, waarin ie ook nog voor een Britse geheime dienst actief zou zijn geweest.

‘Als ik de keuze had gehad tussen mijn werk en mijn gezin’, laat Hallstrøm zich aan het eind van deze documentaire ontvallen, ‘dan zou ik waarschijnlijk voor mijn werk hebben gekozen.’ Dat is geen verrassing voor zijn zoon. ‘Ik heb altijd het gevoel gehad dat je ergens anders wilde zijn’, zegt hij. Want wat er ook gebeurde in zijn kinderleven, voor z’n vader was er altijd iets belangrijker. Net als Bjørn is hij met één ouder opgegroeid. Voor hem was nooit meer weggelegd dan een bijrol als verweesd kind van de held in een waanzinnige avonturenfilm.

‘Dit begint verdacht veel op psychoanalyse te lijken, Didrik’, verzucht Bjørn. Hij kiest in deze boeiende film, die ook beschikbaar is als miniserie onder de noemer The Agent – The Life And Lies Of My Father, zijn vaste uitweg: een sigaretje.

The Stringer: The Man Who Took The Photo

Netflix

In december 2022, vijftig jaar na dato, krijgt fotograaf Gary Knight van de belangenorganisatie The VII Foundation een telefoontje van Carl Robinson, een voormalige fotoredacteur van het Amerikaanse persbureau Associated Press (AP) in Saigon: die ene foto van het Vietnamese ‘Napalmmeisje’ Kim Phúc, misschien wel de meest iconische oorlogsfoto ooit, is helemaal niet gemaakt door AP-fotograaf Nick Út, die er een Pulitzer Prize en de World Press Photo Of The Year van 1973 mee won. Het tragische beeld van een naakt negenjarige meisje met ernstige brandwonden zou in werkelijkheid zijn gemaakt door een Vietnamese freelancer.

Wie The Stringer: The Man Who Took The Photo (103 min.) was, is altijd onbekend gebleven. Dat Huỳnh Công Út, alias Nick Út, de bekroonde foto niet had gemaakt, was destijds wel ‘een publiek geheim onder Vietnamese fotografen’, ontdekt Gary Knight. Aan hem de taak om een halve eeuw later alsnog diens naam te ontdekken en vervolgens te bekijken of de fotograaf nog in leven en op te sporen is. Tijdens zijn uitgebreide onderzoek, de basis voor deze boeiende documentaire van Bao Nguyen, maakt hij een rondgang langs allerlei direct betrokkenen en ooggetuigen. Hij stuit op stilzwijgen, tegenwerking én de identiteit van de stringer: Nguyen Trành Nghê.

Stukje bij beetje, ook met behulp van een analyse van de foto’s en filmbeelden die op de bewuste dag zijn gemaakt, verzamelt Knight alle puzzelstukjes van wat er zich op 8 juni 1972 heeft afgespeeld bij de Cao Dai-tempel in Trang Bang, zo’n vijftig kilometer van Saigon. Een cruciale rol was daarna ook weggelegd voor AP-eindredacteur Horst Faas. Hij had zo z’n eigen motieven, zowel professioneel als persoonlijk, om de klassiek geworden foto toe te schrijven aan Út, een 21-jarige Vietnamese fotograaf met een beladen familiehistorie bij Associated Press. En die heeft vermoedelijk een doorslaggevende rol gespeeld in de afwikkeling van de zaak.

De gevolgen daarvan zijn in feite voor alle betrokkenen tragisch, toont deze genuanceerde reconstructie aan. Ook voor de man die een halve eeuw onterechte eer van zich af moet schudden en daar voorlopig nog niet aan wil. Deze kwestie ken écht alleen verliezers. Net als de oorlog zelf.

Free Leonard Peltier

The Film Collaborative

Dat hij op die 26e juni 1975 op de Pine Ridge Indian Reservation in South Dakota op FBI-agenten heeft geschoten, geeft Leonard Peltier toe. Het was volgens hem zelfverdediging. Dat hij de agenten Ronald Williams en Jack Coler in koelen bloede heeft geëxecuteerd, ontkent de ‘Native American’ echter ten enen male. ‘Ik heb nog nooit in mijn leven iemand vermoord’, stelt Peltier, inmiddels begin tachtig. Hij zit al een halve eeuw in de gevangenis. Volgens zijn achterban is hij de langstzittende politieke gevangene van de Verenigde Staten – en een exemplarisch voorbeeld van hoe Amerika z’n inheemse bevolking behandelt.

In Free Leonard Peltier (108 min.) lichten Jesse Short Bull en David France de pijnlijke zaak, die in 1992 al eens werd behandeld in Michael Apteds klassieke documentaire Incident At Oglala, nog eens helemaal door. Daarvoor zoomen ze eerst uit: naar hoe de troosteloze situatie van de oorspronkelijke bewoners van de VS, die steeds opnieuw zijn bedrogen door ‘de witte man’ en ondertussen werden verdreven naar reservaten, begin jaren zeventig noopt tot actie. De belangenorganisatie AIM (American Indian Movement) begint zich te manifesteren met de zogeheten Trail Of Broken Treaties, organiseert een protestactie in het omstreden Bureau Of Indian Affairs en bezet 71 dagen lang Wounded Knee, een plek waar ruim tachtig jaar eerder een enorm bloedbad werd aangericht.

Als het in 1975 tot een dodelijke schietpartij komt bij Pine Ridge – de dood van de ‘Native American’ Joe Stuntz leidt overigens nooit tot vervolging – worden er drie inheemse activisten gearresteerd. Dino Butler en Bob Robideau beroepen zich op zelfverdediging en worden vrijgesproken. Leonard Peltier krijgt echter levenslang – hoewel er nauwelijks bewijs is tegen hem. Daarbij weegt zwaar dat zijn eigen vriendin Myrtle Poor Bear een getuigenverklaring tegen Peltier heeft afgelegd. Één probleem daarbij: Leonard kent Myrtle helemaal niet. Hij verdwijnt desondanks achter de tralies. De ongerijmdheden in deze zaak zullen in de navolgende decennia nog veel aandacht krijgen in de media. Tot vrijlating komt ‘t, ook door aanhoudende protesten vanuit de FBI, echter nooit.

Short Bull en France zetten deze tragische geschiedenis netjes op een rij, met gebruik van split screen en bezwerende inheemse muziek, en sluiten verder aan bij een nieuwe poging van de gedreven activisten Holly Cook Maccaro en Nick Tilsen om Peltier, die inmiddels bijna vijftig jaar vastzit en allerlei gezondheidsproblemen heeft, alsnog vrij te krijgen. Ze hopen president Joe Biden begin 2025 te bewegen om in de allerlaatste dagen en uren van zijn ambtstermijn alsnog amnestie te verlenen aan dit icoon van hun gemeenschap. Dan krijgt deze historische documentaire, die nog wat traag op gang is gekomen, ineens ook een enorme emotionele lading. ‘Ik ben verdomme een strijder’, zegt Peltier vanuit de gevangenis fel tegen Maccaro. ‘Ik ga nu echt niet opgeven!’

Free Leonard Peltier is begin 2025 in première gegaan op het Amerikaanse Sundance Film Festival, maar heeft sindsdien, vanwege nieuwe ontwikkelingen in de zaak, een ander, zeer aangrijpend slot gekregen. En, met een beetje geluk, wordt de vertoning van deze cruciale film over een schandvlek in Amerika’s geschiedenis, net als onlangs op het International Documentary Festival Amsterdam, ingeleid door Leonard Peltier zelf, een man met een broos lichaam, maar nog altijd met een roestvrijstalen wil. ‘We hebben jullie hulp nodig in dit gevecht’, houdt hij de kijker dan voor, recht in de camera kijkend. ‘Één allerlaatste gevecht.’

Lowland Kids

Cineart

De bewoners van het Isle de Jean Charles valt een twijfelachtige eer ten deel: zij worden beschouwd als de allereerste Amerikaanse klimaatvluchtelingen. De inheemse bevolking van de ‘Bayou’, in het zuiden van de staat Louisiana, wordt dagelijks geconfronteerd met de alsmaar stijgende zeespiegel. Hun huizen, die eerder al op palen zijn gezet, dreigen nu definitief opgeslokt te worden door het water.

De Lowland Kids (94 min.) Howard (16) en Juliette Brunet (14) wonen in bij hun oom Chris, die vanwege cerebrale parese in een rolstoel zit. De ouders van de broer en zus zijn ten onder gegaan aan een verslaving, waaraan hun kinderen het liefst niet al te veel woorden vuilmaken. Met hun oom vormen Howard en Juliette een hechte drie-eenheid. In een omgeving die lijkt te zijn gemaakt voor een avontuurlijke jeugd. Tijdens een vaartocht kan er bijvoorbeeld zomaar een alligator z’n kop opsteken uit het water.

Sinds de orkaan Ida er in 2021 een spoor van vernieling trok, is het Isle, dat van oudsher toebehoort aan de Jean Charles Band Of Biloxi-Chitimacha-Choctaw stam, echter ten dode opgeschreven. Het is niet meer dan ‘een skelet’ van wat het ooit was, stelt Howard. Het afscheid van de plek waar hun hele verleden ligt – en de doden die ze hebben begraven – komt steeds dichterbij. ‘Als we moeten verhuizen’, zegt oom Chris stellig aan het begin van deze oogstrelende film van Sandra Winther, ‘ga ik niet mee.’

De Deense filmmaakster heeft deze verloren wereld alsvast voor het nageslacht vereeuwigd. Afgaande op deze documentaire schijnt op het Isle de Jean Charles daadwerkelijk de hele dag een ondergaande zon. De schoonheid daarvan dreigt de alarmistische boodschap van deze film alleen soms wel een beetje te overschaduwen. Zoals ook de dikke soundtrack, met een hoofdrol voor overbekende Moby-songs, nogal nadrukkelijk wordt ingezet om de uitgewoonde plek eens goed te veredelen.

Al die tornado’s en overstromingen zijn overigens niet vanzelf ontstaan. Louisiana is ook een typische olie- en gasstaat. De fossiele industrie heeft er enthousiast geboord en blijft dit voorlopig ook doen. En dus trekken de oorspronkelijke bewoners weg – al is het de vraag of ze gelukkig worden in de even verderop aangelegde huurhuizen. Ligt daar de toekomst voor de nieuwe generatie? Kunnen deze ‘ontheemden’ – die omschrijving past hen toch beter dan ‘vluchtelingen’ – zich daar werkelijk thuis gaan voelen?

De Lowland Kids lijken echter genoodzaakt om de jaren des verstands te betreden.

Cover-Up

vanaf 26 december op Netflix

‘This son of a bitch is a son of a bitch’, zegt de Amerikaanse president Richard Nixon begin jaren zeventig, op geheime geluidsopnames, tegen zijn nationale veiligheidsadviseur Henry Kissinger. ‘But he’s usually right, isn’t he?’ Ze hebben ‘t over onderzoeksjournalist Seymour Hersh, die zich dan namens The New York Times in het Watergate-onderzoek heeft gemengd. De Amerikaanse krant loopt op dat moment gigantisch achter de feiten van The Washington Post aan, waar Bob Woodward en Carl Bernstein al de ene na de andere primeur hebben gehad. Zij zijn een complot op het spoor, dat Nixon in 1974 ten val zal brengen. Hersh kan daaraan uiteindelijk ook nog bijdragen met enkele onthullingen.

Hersh geldt dan al als een enorme lastpak, de spreekwoordelijke luis in de pels. Met onthullingen over een bloedbad dat Amerikaanse soldaten in 1968 hebben aangericht in het Vietnamese dorpje My Lai brengt hij de militaire top en regering ernstig in verlegenheid. Zoals hij 35 jaar later opnieuw zal doen met berichtgeving over marteling door Amerikaanse militairen in de Iraakse gevangenis Abu Ghraib in 2004. Op dat moment is ‘Sy’ overigens al weg bij The Times. Als hij besluit om het Amerikaanse bedrijfsleven onder de loep te nemen en daarbij ook onwelgevallig nieuws over hooggeplaatsten binnen de krant tegenkomt, heeft hij volgens eigen zeggen z’n langste tijd bij The New York Times gehad.

Want Seymour M. Hersh is ook een ‘character’. Dwars, zéér vasthoudend en met een bijtend gevoel voor humor. Ideaal documentairemateriaal, kortom. Regisseur Laura Poitras (Citizenfour en All The Beauty And The Bloodshed) had hem na het Abu Ghraib-schandaal al op de korrel voor een film. Het zou haar echter nog twintig jaar, veel overredingskracht en de hulp van coregisseur Mark Obenhaus, die eerder enkele onderzoeksfilms met Hersh heeft gemaakt, kosten om de hardkop zelf van het nut en de noodzaak daarvan te overtuigen. En dan moet de tegellichter uit Chicago ook nog zijn aantekeningen, stapels papier op een rommelig kantoortje, met hen delen. Terwijl bronbescherming zo’n beetje z’n hoogste goed is.

In Cover-Up (117 min.) belichten Poitras en Obenhaus via Seymour Hersh de hoogtijdagen van de Amerikaanse journalistiek. Ze hebben hun documentaire een onmiskenbare seventies-feel meegegeven, die herinneringen oproept aan filmklassiekers zoals The Parallax view, Three Days Of The Condor en – natuurlijk – de ultieme journalistenfilm All The President’s Men. Één van de hoofdrolspelers daarvan, Bob Woodward, doet overigens ook nog een bescheiden duit in het zakje voor deze film over zijn al even vermaarde concullega Hersh, die onderweg nog héél even aan een zijden draadje hangt als Sy, omdat ie nu eenmaal Sy is, voor een draaiende camera zijn medewerking aan de documentaire opzegt.

Het spreekt voor de makers ervan dat ze daarin ook Hersh’s grootste canard belichten – een intieme briefwisseling tussen president John F. Kennedy en het sekssymbool Marilyn Monroe, die gefingeerd blijkt te zijn – al hadden ze in feite geen keuze. Met prutsers die zulk nieuws over het hoofd zouden zien en dus van ‘speaking truth to power’ geen kaas hebben gegeten, zou Seymour M. Hersh ongetwijfeld niets van doen willen hebben.

Ace Of Base: All That She Wants

SkyShowtime

In Zweden zit begin jaren negentig helemaal niemand op Ace Of Base te wachten en wordt de popgroep uit Göteborg geregeld afgezeken in de muziekpers. In het buitenland wordt het viertal – twee jongens, twee meisjes – juist onthaald als de nieuwe ABBA. Ulf, zijn vriend Jonas en diens zussen Jenny en Malin zullen in totaal vijftig miljoen platen verkopen en kneiterhits als All That She Wants, The Sign en Beautiful Life scoren.

Binnen de groep begint het echter al snel te broeien: nadat er keihard is gewerkt, zo hard dat ‘t ongezond wordt, trekken de songschrijvende jongens erop uit in hun privéjachten. De zingende zussen Berggren, die zijn ingezet als het uithangbord van Ace Of Base en dus voortdurend in de spotlights staan, hebben echter aanzienlijk minder verdiend. En dat begint steeds meer te steken. Zij willen ook liedjes gaan inbrengen.

Ruim dertig jaar later is meteen duidelijk dat de onderlinge verhoudingen nog altijd niet zijn hersteld. Ulf Ekberg heeft zijn voormalige partner in crime Jonas Berggren al enkele jaren niet meer gezien. Diens zus Jenny spreekt ie hooguit eenmaal per jaar. En Malin is helemaal uit beeld verdwenen. Ook in de driedelige serie Ace Of Base: All That She Wants (123 min.) zal de blonde frontvrouw schitteren door afwezigheid. Bijna dan.

Regisseur Jens von Reis moet zich voor zijn reconstructie van de Ace Of Base-tijd verlaten op Ulf Ekberg en Jenny Berggren, die later een solocarrière is begonnen. Hij stut hun herinneringen, verbeeld met (niet eerder vertoond) archiefmateriaal, met quotes van allerlei profi’s uit de muziekbusiness, waaronder tijdgenoot Wyclef Jean (Fugees) en de Joop van den Ende van de Amerikaanse popmuziek, platenhoncho Clive Davis.

Zo ontstaat een redelijk standaardverhaal over de opkomst en ondergang van een popgroep – ‘een schoolvoorbeeld van hoe je een band kapotmaakt’, aldus Ulf – dat nochtans enkele opvallende pijnpunten oplevert: ’s mans eigen dubieuze achtergrond, een mesaanval door een verwarde fan en een zangeres, Malin ‘Linn’ Berggren, die op eigen verzoek van het toneel verdwijnt – wat jarenlang slim wordt gemaskeerd.

Echt diep gaat Von Reis daar niet op in. Hij houdt zich vast aan zijn centrale verhaallijn: een groep die met enkele catchy niemendalletjes wereldhits scoort en dan langzaam desintegreert. Totdat elk nieuw album en elke nieuwe single niet meer dan een verplicht nummer zijn geworden. Zo koerst deze vlotte miniserie af op een lekker ongemakkelijke finale, waarin Ace Of Base nog een allerlaatste gouden plaat krijgt overhandigd.

Vendredi Noir

France TV

‘Zou je bereid zijn om de video te bekijken die ik op de avond van de aanval heb opgenomen?’ vraagt Daniel Psenny aan enkele overlevenden van de moordpartij in de Bataclan op 13 november 2015. Toen drie terroristen in de Parijse rockclub het vuur openden op fans van de Amerikaanse band Eagles Of Death Metal, pakte de Franse journalist, destijds werkzaam bij de krant Le Monde, zijn mobiele telefoon en registreerde vanuit zijn raam de paniek op straat.

Zeven mensen die hij toen filmde hebben nu tegenover hem plaatsgenomen. Ze zuchten eens, slikken hun emotie weg en halen nog een keer diep adem. Voordat ze inderdaad Psenny’s tablet aanpakken en de gruwelijke gebeurtenissen, die ze vast al zo vaak voor hun geestesoog hebben gezien, nog eens de revue laten passeren. 131 doden vielen er te betreuren na de aanslagen op deze klassieke vrijdag de 13e. En nog eens ruim 350 mensen raakten gewond.

Psenny’s huiveringwekkende beeldmateriaal woelt alle emoties van die fatale avond weer los. Vendredi Noir (53 min.), de indringende film die Daniel Psenny nu heeft gemaakt met Franck Zahler, gaat daarna terug naar het concert. Om 21.47 uur klinkt er ineens geweervuur in de Bataclan. De Eagles Of Death Metal verlaten daarna halsoverkop het podium. Hun publiek kijkt de dood echter in de ogen – al duurt het even voordat iedereen zich dat realiseert.

Stapsgewijs lopen de Bataclanners opnieuw de tragische gebeurtenissen langs op die inktzwarte vrijdag, waarop Psenny hen nog te hulp schoot en zelf ook ernstig gewond raakte. Ze zijn stuk voor stuk door het oog van de naald gekropen, realiseren ze zich, ontkomen aan de Kalasjnikovs van drie nietsontziende terroristen. Die hebben een drama veroorzaakt dat tien jaar na dato nog altijd voortleeft in de harten van de mensen die ze destijds niet raakten.

Vendredi Noir roept deze tragische avond waarop hun leven veranderde – en dat van anderen in een horrorverhaal eindigde – nog eens op alsof ’t dag van gisteren was.

House Of Hope

Cinema Delicatessen

Over enkele maanden wordt ‘t 7 oktober 2023. Deze film over een Palestijnse vrije school op de Westelijke Jordaanoever is dan ruim een half uur onderweg. De kinderen hebben aan het begin al een eed afgelegd dat ze een niet-gewelddadige, vreedzame persoon willen zijn. Het jongetje dat dan het woord heeft, verwijst naar Martin Luther Kings I Have A Dream-speech en schetst een hoopvol beeld: een natie waarin iemand niet wordt beoordeeld op z’n huidskleur of afkomst, maar op zijn eigen persoonlijkheid. ‘You must be the change you wish to see’, staat er achter op zijn rode schoolshirt.

Dit House Of Hope (89 min.), in Al Eizariya op de Westbank, is opgericht door de Palestijnse vrouw Manar Wahhab en haar echtgenoot Milad. In een omgeving waar het voor kinderen gemakkelijk is – en misschien ook wel voor de hand ligt – om de wapens op te nemen, vangen zij hen liefdevol op. Ze prediken op school geweldloos verzet en helpen de leerlingen met het plaatsen en verwerken van pijn en verdriet. Tegelijkertijd wordt de basisschool door talloze beveiligingscamera’s omgeven en komen er via de media continu berichten binnen over ontsporend geweld en verdere escalaties.

Als er zo ook nieuws binnenkomt over de terreuraanval van Hamas op 7 oktober en Israëls vernietigende reactie daarop, lijkt alles in het leven van Manar in gevaar te komen. Haar ideaal om Palestijnse kinderen een betere toekomst te kunnen bieden, dat documentairemaker Marjolein Busstra een kleine twintig jaar eerder al voor haar innam en dat dus heeft geresulteerd in een eigen school, wordt nu getoetst door de wrange realiteit. Waar blijven hoop en liefde als het Israëlische leger ’s nachts binnenvalt, als raketaanvallen iedereen bang maken en als je je zorgen maakt over je eigen kinderen?

Busstra legt van binnenuit vast hoe ze binnen de school trouw proberen te blijven aan hun eigen principes. ‘Als iemand ons pijn doet, reageren we niet door de ander pijn te doen’, houdt Manars man Milad de kinderen bijvoorbeeld voor. ‘We reageren met het recht, met woorden.’ Tegelijkertijd twijfelen de twee ook over hun eigen kinderwens. Manar wil eigenlijk graag nog een kind, maar vraagt zich af of ze dat wel wil in deze wereld. ‘Als iedereen zo denkt, dan krijgt niemand meer kinderen’, reageert haar schoolcollega Zain scherp. ‘Dan worden we een minderheid.’

Intussen moeten Manar en Milad hun zoon Neshan gewoon elke dag die wereld insturen, langs checkpoints en wegversperringen. In de hoop dat hem niets overkomt. Binnen die zeer geladen situatie, laverend tussen het optimisme diep van binnen en opperste wanhoop over het lot van hun volk, proberen ze met hun leerlingen steeds weer ‘het licht in ons hart’ te vinden en zelf overeind te blijven. Ga in vrede, zeggen ze, in een film waarin de gevolgen van het aanhoudende geweld op het hoofd en hart van Palestijnen wordt onderzocht, tegen de kinderen – en vast ook een beetje tegen zichzelf.

Aileen: Queen Of The Serial Killers

Netflix

Kun je compassie voelen met een seriemoordenaar? Bij Aileen Wuornos, toevallig ook de bekendste vrouwelijke seriemoordenaar, is het bijna onvermijdelijk dat ook haar achtergrond in beeld komt: de dochter van een tienermoeder en een veroordeelde seksdelinquent wordt door haar ouders achtergelaten bij hardhandige en drinkende grootouders, loopt als getroebleerde tiener weg van huis en leidt vervolgens een liftend bestaan als prostituee. Daarbij zou ze volgens eigen zeggen zeker dertig keer zijn verkracht, waaronder twee groepsverkrachtingen.

Natuurlijk is ze zo ernstig beschadigd geraakt. En is het dan vreemd dat zij uiteindelijk, in opperste wanhoop, blinde woede of puur om te overleven, heeft teruggeslagen? ‘Lee’ wordt begin 1991 opgepakt bij de biker bar The Last Resort in de Amerikaanse staat Florida, samen met haar geliefde Tyria Moore. De twee lesbiennes worden verdacht van zeven moorden binnen een jaar, in 1989 en 1990. De slachtoffers hebben een vergelijkbaar profiel: het gaat om plaatselijke witte mannen van middelbare leeftijd. De ‘hooker from hell’ legt ook al snel een volledige bekentenis af bij. Zoals ze later zegt: om haar vriendin Tyria vrij te pleiten. Die heeft haar er dan echter al rücksichtslos bij gelapt.

Het is de vraag of dit het complete verhaal is. Later zal Aileen: Queen Of The Serial Killers (104 min.) ook verklaren dat ze bruut is bedreigd en verkracht door haar eerste slachtoffer Richard Mallory, die zo een dodelijke dynamiek in gang heeft gezet. ‘Ze heeft een eerlijk proces gekregen en ze verdient de doodstraf’, zegt hoofdaanklager Jon Tanner desondanks met een stalen gezicht, als televisiejournalist Michele Gillen hem enkele jaren later confronteert met nieuwe informatie over Mallory. Die maakt aannemelijk dat Wuornos bij hem inderdaad uit zelfverdediging heeft gehandeld, zoals zij later ook consequent heeft verklaard. Ruim dertig jaar later is ’t nog altijd een ontluisterende scène.

Emily Turner zet de kwestie rond Aileen Wuornos – onderwerp van de film Monster en talloze documentaires, waaronder het geruchtmakende tweeluik Aileen Wurnos: The Selling Of A Serial Killer / Aileen: Life And Death Of A Serial Killer van Nick Broomfield – nog eens netjes op een rijtje. Onderdeel van dat verhaal is ook de mediahype die vrijwel direct ontstaat rond de ‘ultieme mannenhater’. Één van de bronnen die, buiten beeld, terugblikt is filmproducer Jackie Giroux. Met anderen strijdt zij om de rechten van Aileens levensverhaal. En politieman Steve Binegar, verantwoordelijk voor het onderzoek naar de moorden, krijgt het ene na het andere aanbod om zijn kant daarvan te delen.

Verder geeft Turner het woord aan Aileens christelijke ‘adoptiemoeder’ Arlene Pralle, medegedetineerde Deidre Hunt, rechter Gayle Graziano én de Australische filmmaker Jasmine Hirst. Als slachtoffer van seksueel geweld begint zij na Aileens arrestatie met haar te schrijven. Ze zoekt haar in 1997 ook met een cameraploeg op in de dodencel. ‘Jullie gaan hier miljoenen mee verdienen’, fluistert Wuornos haar dan toe, in een scène die wéér een ander licht op haar complexe persoonlijkheid schijnt. Emily Turner verlaat zich voor een belangrijk deel op dit gevangenisinterview en de reportage van Michele Gillen en serveert dat, in combinatie met nieuws- en rechtbankbeelden, tamelijk sec uit.

In weerwil van de toch wat smakeloze titel wordt Aileen: Queen Of The Serial Killers daardoor nu eens géén dik aangezette true crime-docu, waarbij de maker zich verlustigt aan de gruwelijke daden van een troebele geest. Sterker: Wuornos’ daden worden begrijpelijk gemaakt vanuit het leven dat ze heeft geleid en de situatie waarin ze is beland. Een vrouw die zowel erfelijk belast was als ernstig verminkt is geraakt en uiteindelijk nog maar één ding wil: verlossing.

Woestijn Van De Werkelijkheid

IDFA

Een normale reactie op een compleet gestoorde samenleving. Tot die slotsom komen enkele hoofdpersonen aan het einde van deze indringende film over psychoses. ‘Normale’ mensen sluiten zich regelmatig af voor de wereld en gebruiken dan ‘convenient fictions’. Bij mensen met een psychose komt de werkelijkheid echter vaak keihard binnen.

Regisseur Luuk Bouwman, die in de afgelopen jaren bekroonde documentaires zoals Gerlach en De Propagandist maakte, laat zich in de weldadig vormgegeven interviewfilm Woestijn Van De Werkelijkheid (internationale titel: The Desert Of The Real, 108 min.) door zes Nederlanders meenemen naar hun psychose en de navolgende behandeling en herstelperiode.

Naar de eerste tekenen bijvoorbeeld. De waarneming dat jouw lichaam anders aanvoelt. Het idee dat je diepte ziet in een tweedimensionale wereld. De gedachte dat sommige situaties helemaal in scène zijn gezet. Het beeld van ongedierte uit een afvoerputje. Of de stellige overtuiging dat jij een gerespecteerde dirigent bent – terwijl je dit in feite nog nooit hebt gedaan.

‘Er wordt over me geluld’, vertelt Eloy, zelf jarenlang als behandelaar werkzaam in de psychiatrie, over wat hij bijvoorbeeld dacht bij de aanblik van een zwerm vogels. ‘En dat sluit je af. Want je denkt: dat is onzin, het zijn meeuwen. En dan vliegt zo’n meeuw naar de dakgoot. Daar zitten nog twintig meeuwen. Dan begint dat gekakel. En het gaat allemaal over mij.’

Bouwman begeleidt zulke herinneringen, opgeroepen in de natuurlijke omgeving van zijn gesprekspartners, met een collage van vervreemdende taferelen, waarin de hoofdpersonen verzeild raken. Geobserveerd op beeldschermen, in meldkamers en via beveiligingscamera’s. Onwerkelijke scènes uit een parallel leven, in een vaak ronduit unheimische wereld.

‘Het is niet dat ik dacht: het gaat niet goed met mij’, vertelt filosoof Wouter daarbij. ‘Juist het omgekeerde.’ Hij voelde zich de hoofdpersoon van een film die over hem werd gemaakt. Een soort omgekeerde Truman Show. En Wouter mocht onderweg dan ‘de poort naar de eeuwigheid’ hebben ontdekt, maar daarvoor moest hij dan wel van een heel hoog gebouw springen.

Hun onbegrepen gedrag leidt bij enkele hoofdpersonen tot een gedwongen opname. Zij zijn een gevaar geworden voor hun omgeving en/of zichzelf en moeten zich te langen leste gewonnen geven. In die afgeschermde wereld wachten dan medicatie, therapie, isolatie, dwang en eenzaamheid op hen. Totdat die verbinding met de werkelijkheid weer is gelegd.

Dat vereist soms ook gewoon doen wat er van je wordt verwacht, vindt Ine. ‘Als je je verzet tegen het systeem blijf je opgesloten.’ En buiten is er dan weer het leven in een wereld die je niet altijd begrijpt, accepteert of op waarde schat. Een leven dat in Wouters ogen bovendien onmetelijk saai is. Hij vindt z’n eigen solowereld nog altijd betekenisvol en véél spannender.

Bouwman maakt hun eenzame tocht naar de diepste diepten, de weg omhoog en de blik naar achteren, opzij en voren die daarop volgt van binnenuit zicht- en invoelbaar. Die psychose heeft in elk geval ieders leven veranderd. Het is een deuk of litteken geworden, maar soms ook een kans gebleken. Om met nieuwe ogen naar zichzelf en de wereld te kijken.

Woestijn Van De Werkelijkheid confronteert de kijker zo ook met zijn eigen perceptie van de werkelijkheid en hoe die is gevormd, beïnvloed of zelfs aangetast door z’n eigen achtergrond, waarneming en staat van zijn. Psychose of niet.

Louder Than You Think

Pink Moon

Hij speelde als drummer in 29 bands, deed zeker 375 LSD-trips en werd ontelbare malen stomdronken. En daarmee maakte Gary Young zichzelf uiteindelijk volstrekt onmogelijk in dat ene bandje dat er echt toe deed: Pavement, één van de belangrijkste Amerikaanse gitaargroepen van de jaren negentig. Lo-fi noemden ze dat toen, in de tijd van fanzines, college radio en alto’s.

Als oude hippie had Young aansluiting gevonden bij een stelletje veel jongere ‘college kids’, dat een plaat kwam opnemen in zijn studio Louder Than You Think (90 min.) in Stockton, Californië. Ze namen hem mee op sleeptouw toen de band na de release van z’n debuut Slanted And Enchanted (1992) ineens werd uitgeroepen tot de hoop van de indierockende wereld. ‘My job was to wreak fucking havoc’, zegt Young met de nadruk op die laatste, staccato uitgesproken woorden. ‘And I think I did a real good job of it.’

Al snel begon ie ook rare fratsen uit te halen: hij deelde groente uit, deed opzichtig een handstand als zanger Stephen Malkmus in z’n eentje een gevoelig liedje probeerde te spelen en viel zo nu en dan compleet laveloos van het podium. In 1993 kreeg Young de zak. Bij Pavements tweede album Crooked Rain, Crooked Rain (1994) zat zijn opvolger Steve West al achter de drumkit. Met hem zou Pavement in de navolgende jaren een stabiele plek in de subtop bemachtigen, als de band van liefhebbers en puristen.

‘Veel roem en geen fortuin’, vat Youngs echtgenote Geri Bernstein de carrière van haar man samen in deze kostelijke film van Jed I. Rosenberg. Gedurende de jaren speelde hij in bands als Fall Of Christianity, Hospital en The Drakers (een afkorting van The Drug Takers) en scoorde ie zowaar, kort na zijn gedwongen vertrek uit Pavement, een bescheiden hitje: Plantman. Wat hij ervoor of erna ook uitvrat – en daar was meestal ook drank mee gemoeid – Young zou echter altijd ‘de originele Pavement-drummer’ blijven.

Zijn voormalige maatjes Stephen Malkmus, Scott Kannberg, Bob Nastanovich en Mark Ibold zijn ook stuk voor stuk van de partij in dit portret, om hun jaren met dat drumbeest nog eens op te halen. Daarmee wordt Louder Than You Think een tijd lang min of meer de reguliere bandjesfilm die de eveneens onlangs uitgebrachte film Pavements, waarin Alex Ross Perry lekker tussen docu en mockumentary doorfietst, beslist niet wil zijn. Samen vertellen ze het complete verhaal van ‘de slacker-Rolling Stones’ van de nineties.

En nadat hij uit de band is getrapt – eigen schuld, geen wrok dus – wordt de schijnwerper weer nadrukkelijk gezet op de persoon Gary Young, zo’n typische geniale gek die een thuis heeft gevonden in rock & roll. Als kind werd hij al beschouwd als hyperactief/onhandelbaar. Daarna heeft hij zijn toevlucht genomen tot zelfmedicatie. Young drinkt nog steeds rustig een liter whisky per dag, zegt ie ferm. Hij is er niet trots op, maar heeft ook moeite om er spijt van te hebben. Hij raadt ’t anderen af. Min of meer dan.

Deze joyeuze film, opgeleukt door enkele heerlijke geanimeerde scènes met de poppen van Adrian Rose Leonard, schildert Gary Young met ferme penseelstreken en felle kleuren als een onbreekbare vrije geest, in een inmiddels broos en afgeleefd lichaam. Drummer tot in de kist.

Starsuckers

S2S

Dik vijftien jaar geleden was Starsuckers (101 min.) bedoeld als een waarschuwing: een wereld die volledig is gefocust op beroemdheid en celebrities richt zichzelf ten gronde, te beginnen met de kinderen.

De Britse documentairemaker Chris Atkins, later overigens nog in opspraak geraakt, introduceert bijvoorbeeld het wannabe-kindsterretje Ryan, een Amerikaans joch van zes dat door zijn ouders wordt uitgedost als een soort mini-LL Cool J en vervolgens echt overal aan de man wordt gebracht. Hij moet wereldberoemd worden – en zij met hem, en liefst ook nog rijk. Het is bijna onmogelijk om geen kidfluencer en familievloggers in het gezinnetje te zien.

Zoals met hedendaagse ogen ook de nodige influencers zijn te ontwaren in Starsuckers – ook al bestond die term in 2009 nog niet of nauwelijks. De New Yorker Wesley Autrey redde ooit bijvoorbeeld een man van een rijdende trein, door bovenop hem te gaan liggen. Op die manier kon de trein over hen heen rijden. Zo’n tweeduizend interviews later vraagt Autrey zich af of hij zich misschien kandidaat moet stellen voor een publiek ambt. Aan populariteit geen gebrek.

Bagagemedewerker John Smeaton zou in 2007 op het vliegveld van Glasgow enkele terroristen een halt toe hebben geroepen. Rond deze volksheld ontstaat vervolgens een ongelofelijke mediahype. Totdat enkele collega’s, die er ook bij zijn geweest en in de publiciteit helemaal genegeerd worden, zich tegen hem keren. ‘Smeato’ reageert laconiek: there is no bad publicity. En doorrr… in een film die net zo vaak open deuren intrapt als onverwachte kleine luikjes opent.

Carol Craig van het Centre for Confidence & Well-being pleit daarin voor een verbod op reclame voor kinderen onder de twaalf en begrenzing van het aantal commercials voor tieners. Een jaar of vijftien later weten we: kansloze strijd. We worden nu ook online overvoerd met gesponsorde inhoud en sluikreclame. Die zijn bewezen slecht voor ons. Psychiater Phillip Graham veronderstelt zelfs een link tussen het aldus gepropageerde materialisme en de toename van mentale problemen. 

Jongeren krijgen in de media, in 2009 net zo goed als nu, een beeld voorgespiegeld dat je er pas toe doet als je geld, status en roem hebt. Daarom melden non-bekendheden zich bij de New York Reality School (zodat ze de aandacht weten te trekken), solliciteren ze als Personal Assistant van een beroemdheid (waarbij ze tot nagenoeg alles bereid lijken) of laten zich verleiden tot een Kiss & Tell-verhaal in de media (nadat ze eerst de koffer in zijn gedoken met een nietsvermoedende celebrity).

En waar Atkins in het cynisch getoonzette Starsuckers, waarin ook de Britse (tabloid)journalistiek en het liefdadigheidsfestival Live Aid een flinke veeg uit de pan krijgen, nog een Litouwse politieke partij met louter beroemdheden laat zien als een soort waarschuwing, weten we inmiddels dat die collectief in de wind is geslagen. Roem, platvloersheid en narcisme hebben sindsdien alleen maar meer ruimte gekregen en zuigen ons langzaam maar zeker helemaal leeg. Tot de bodem is bereikt.

Armed Only With A Camera: The Life And Death Of Brent Renaud

HBO Max

‘Ik weet dat dit is wat Brent zou doen’, vertelt Craig Renaud terwijl hij zijn opgebaarde broer Brent filmt in z’n doodskist. ‘Ik weet dat Brent het altijd belangrijk vond om de realiteit van wat geweld en oorlog met mensen doen niet te verbergen. Ik weet dus dat hij zou willen dat ik dit film.’

Brent Renaud werd op 13 maart 2022 in de omgeving van de Oekraïense stad Kiev gedood door Russische soldaten. Zijn collega Juan Arredondo overleefde de aanval wel. In het ziekenhuis vertelt hij Craig geëmotioneerd hoe hij zijn broer tevergeefs heeft proberen te redden.

Behalve het documenteren van de dood en thuiskomst van zijn twee jaar oudere broer, met wie hij al zo’n twintig jaar documentaires maakt, wil Craig Renaud in de korte film Armed Only With A Camera: The Life And Death Of Brent Renaud (39 min.) tevens Brents leven vieren.

Als documentairemaker en oorlogsjournalist reisde Brent Renaud (1971-2022) samen met Craig, onder de noemer The Renaud Brothers, naar ramp- en conflictgebieden zoals Irak, Afghanistan, Honduras, Somalië en Haïti. Daar portretteerden ze mensen die werden getroffen door rampspoed.

Armed Only With A Camera is doorsneden met scènes van zulke gewone burgers. Rouwend om overleden geliefden, op de vlucht voor de wraak van bendes, natrillend van een terroristische aanslag, woest over een aanval op vrouwen en kinderen of verhongerend na een aardbeving.

Deze documentaire, waarin verder Brents autisme wel wordt aangestipt maar niet wordt uitgewerkt, is niet alleen bedoeld als een eerbetoon van Craig Renaud aan zijn oudere broer, maar als ode aan alle journalisten die hun leven wagen om belangrijke verhalen te vertellen.

Sinds Brent Renauds dood in 2022, meldt de docu in de aftiteling, zijn er elk jaar meer dan honderd journalisten gestorven tijdens de uitoefening van hun vak. Ze lijken steeds vaker te worden gezien als een legitiem doelwit. ‘Journalistiek is één van de gevaarlijkste beroepen ter wereld geworden.’

Maré Branca: A Surreal História De Rabo De Peixe

Netflix

Het verhaal is te goed om niet verfilmd te worden: in de zomer van 2021 ontdoet de Italiaanse crimineel Antonino Quinci zich in zijn zeilboot van enkele honderden kilo’s cocaïne. Die spoelen vervolgens aan in het Portugese vissersdorp São Miguel op de Azoren, een afgelegen archipel in de Atlantische Oceaan. De gevolgen? Niet alleen gedonder op de eilanden, maar ook een Netflix-serie: Rabo De Peixe (2023). Geïnspireerd door ware gebeurtenissen.

Tegelijk met seizoen 2 van deze veelbekeken serie verschijnt als bijsluiter ook de documentaire Maré Branca: A Surreal História De Rabo De Peixe (Engelse titel: Turn of The Tide: The Surreal Story Of Rabo De Peixe, 90 min.), van João Marques. Voor wie het écht echte verhaal wil of er simpelweg nooit genoeg van krijgt. Een truc die eerder werkte met ‘companion documentaries’ over pak ‘m beet Ted BundyMarilyn Monroe en Jeffrey Dahmer.

Vóór de onverwachte komst van het zeilschip dat een enorme lading coke in de Oceaan dumpt, wordt Rabo de Peixe overigens al geconfronteerd met repatrianten: Amerikanen met roots op de Azoren, die de wet hadden overtreden, werden rücksichtslos teruggestuurd naar de Portugese eilandengroep. Deze ‘burgers van nergens’, gerepatrieerd vanuit het land van de hoop en dromen, gaan op de Azoren door met waar ze in de VS mee moesten ophouden.

António Pacheco is zo’n ‘repatriado’. Net als zijn verlopen maatje Rui Couto. Eenmaal terug op de Azoren gaan deze kleine krabbelaars verder met drugshandel (en -gebruik). En als ze over die boot horen, gaan ze enthousiast op zoek naar een paar gram voor een feestje, nog niet wetende dat in werkelijkheid de zilvervloot is binnengevaren. Het was een wonder voor hen, herinnert de met hen bevriende rapper Sandro G, zelf ook niet vies van een schimmige deal, zich vanuit de VS.

Veel eilanders hebben overigens geen idee van wat ze aangereikt hebben gekregen: ze gebruiken het witte poeder als suiker in de koffie, om lijnen aan te leggen op het voetbalveld of als paneermeel om de vis mee te bakken. Tenminste, dat is de smeuïge versie van dit onwaarschijnlijke verhaal. In 2017 tekenen de journalisten Macarena Lozano en Rebeca Queimalinos in een stuk in de Spaanse krant El Pais de werkelijke schade op: geweld, corruptie en overdosissen.

Alle ellende is in deze film treffend vervat in een deerniswekkend tafereel: een doorgesnoven jongen is op de vlucht voor de politie naar het dak van een huis geklommen en dreigt ervan af te springen. Een vriend probeert hem te redden, waarna de twee, boven op het dak, in een vuistgevecht verzeild raken. Tegen die tijd is deze docu het ondeugende schelmenverhaal allang voorbij en hebben ook de hoofdpersonen hun Guy Ritchie-achtige bravoure verloren.

1971

Maximum Pictures & Fork Films

Op maandag 8 maart bokst Muhammad Ali in de New Yorkse Madison Square Garden ‘The Fight Of The Century’ tegen Joe Frazier. 1971 (79 min.). Elders in de Verenigde Staten, in Media in de staat Pennsylvania om precies te zijn, vindt op die avond nóg een gevecht plaats. Om de waarheid.

Op maandagavond 8 maart 1971 komt namelijk ook The Citizens’ Commission To Investigate The FBI in actie. Een klein team van activisten breekt in bij een lokaal kantoor van J. Edgar Hoovers geliefde/gehate Federal Bureau of Investigation. De geheime informatie die zij buit maken leidt uiteindelijk tot het eerste officiële onderzoek van het Amerikaanse congres naar illegale activiteiten van de veiligheidsdiensten in 1975. J. Edgar Hoover (1895-1972), een bullebak die in totaal 37 jaar leiding gaf aan de FBI, is dan overigens al in het harnas gestorven.

In deze film van Johanna Hamilton uit 2014 treden de inbrekers voor het eerst uit de anonimiteit. Zij kwamen voort uit de anti-oorlogsbeweging. Ze waren woedend over de Amerikaanse acties in Vietnam, geschokt door de moorden op Martin Luther King en Robert Kennedy in 1968 en bereid om over te schakelen op clandestiene acties. De FBI voerde al jaren een vuile oorlog tegen alles wat Hoover als on-Amerikaans beschouwt en was dus een ideaal doelwit voor de operatie, die in het diepste geheim werd voorbereid en uitgevoerd (en hier met acteurs wordt gereconstrueerd).

Zo werd voor het eerst zichtbaar, voor iedereen die ‘ t wilde zien, hoe de FBI als sterke arm fungeerde voor een nietsontziende directeur die al decennia boven de wet stond. En als het hem beliefde, wilde Hoover ook best optreden als de ‘attack dog’ van een wraakzuchtige leider zoals Richard Nixon. De toenmalige president zou ruim een jaar later overigens ook betrokken zijn bij een geruchtmakende inbraak: op 17 juni 1972, in het Watergate-gebouw. En die zorgde ervoor dat hij als eerste president in de Amerikaanse geschiedenis in 1974 moest aftreden.

Ze bedoelden ‘t goed, constateert Media-inbreker Bob Williamson ruim veertig jaar na The Citizens’ Commission, maar hebben ook bijgedragen aan het toegenomen cynisme in hun land. De kinderen van John en Bonnie Raines verbazen zich er dan weer over dat hun ouders destijds zo’n risico namen, ook met hún toekomst. Toen collega-activist Keith Forsyth kinderen kreeg, verdween het sterke verhaal over dat FBI-kantoor juist naar de achtergrond. Totdat hij zag dat het leven van hun grote inspirator, de befaamde natuurkundige en vredesactivist Bill Davidon, naar z’n einde liep.

Vóór zijn dood moest het verhaal over het échte gevecht van maandagavond 8 maart 1971 naar buiten worden gebracht. En dat was niet hoe Bill Frazier tijdens een epische match in Madison Square Garden Muhammad Ali versloeg.

Als De Zee

Interakt / EO

Een jaar eerder ging de 25-jarige Kim Smits naar de zee om erin te verdrinken. In de immersieve korte documentaire Als De Zee (25 min.) van Sophie van Bree keert ze terug naar het water, voor een surftherapie met andere jongeren met psychische problemen.

Tussendoor was er een crisisopname, waarvan Kim nu nog moet loskomen. Ze zoekt dwangmatig naar houvast. Grip op haar bestaan, op zichzelf. Haar handen tasten voortdurend haar directe omgeving af. Een kastdeurtje, een kassabon, een fles water. Op zoek naar zekerheid, de controle die nooit helemaal komt.

Kim kan zich geen leven voorstellen zonder een monstertje in haar hoofd. Er mag op zich best iemand in haar hoofd wonen, denkt ze hardop, zolang die lieve dingen tegen haar zegt. Intussen blijft de camera heel dicht bij de jonge vrouw in de buurt en vangt haar permanente onrust en de pogingen om die te bezweren.

Ze moet vertrouwen krijgen in zichzelf, zegt Kims begeleider. Dat voelt alleen alsof ze aan haar lot wordt overgelaten. In de zee, zo laten Van Bree en haar cameraman Rogier Timmermans treffend zien, wordt Kim gedwongen om zich over te geven. De golven beuken soms tegen haar aan, maar voeren haar evengoed mee.

Subtiel toont Als De Zee, ingekaderd met telefoongesprekken van Kim met haar ouders, hoe de kwetsbare jonge vrouw stukje bij beetje iets van haar zelfvertrouwen hervindt. Tegelijkertijd is zij ook bang dat het goed zal gaan. Want dan verliest ze haar rol als patiënt. ‘Wat blijft er dan over?’

Game Of Truth

Domino Production

De bom is nog niet afgegaan op 4 december 1971 of een nauwelijks te geloven verklaring doet de ronde, die een dag later ook in de Britse kranten zal staan: de explosie, die vijftien bezoekers van de katholieke pub McGurk’s in de Noord-Ierse hoofdstad het leven kost en nog eens zeventien cafégangers verwondt, is niet het gevolg van een aanslag door loyalistische extremisten. Nee, het gaat in werkelijkheid om een ‘eigen goal’ van hun tegenstanders, de Irish Republican Army (IRA). De bom zou per ongeluk zijn afgegaan toen een IRA-lid even de kroeg inging.

In de indringende documentaire Game Of Truth (83 min.) concentreert Fabienne Lips Dumas zich op zulke psychologische oorlogsvoering tijdens ‘The Troubles’, de volledig ontspoorde strijd om het lot van Noord-Ierland: aansluiten bij Ierland, zoals de katholieke IRA wil, of ‘gewoon’ in het Verenigd Koninkrijk blijven, zoals protestante loyalisten en de Britten voorstaan? Van eind jaren zestig tot aan de Goede Vrijdag-vredesakoorden in 1998 is Noord-Ierland niet alleen het toneel voor een serie bloedige acties, aanvallen en aanslagen, Ulster wordt automatisch ook een podium voor propaganda, desinformatie en dubbelagenten.

Zo zou de Britse generaal Frank Kitson, een specialist in psychologische oorlogsvoering, de hand hebben gehad in het nepnieuws dat na de loyalistische aanslag op McGurk’s werd verspreid. De grootmoeder van Ciarán Mac Airt werd daarbij vermoord. Namens andere nabestaanden wil hij dat de onderste steen boven komt. Ook de vrouw en zoons van Pat Finucane verlangen antwoorden. De advocaat, die de befaamde hongerstakers van de IRA had bijgestaan, werd op zondag 12 februari 1989 vermoord. Gewapende mannen drongen binnen in zijn huis en schoten hem tijdens het avondeten voor het oog van zijn gezin dood. Veertien kogels bleven achter in zijn lichaam.

Lips Dumas zoomt verder in op de afrekening met de (vermeende) informant Joseph Mulhern bij de Irish Republican Army, de IRA-aanslag op de protestante viswinkel Frizzell aan Shankill Road in Belfast (waarvan de Britse politie vooraf al op de hoogte zou zijn geweest) en de moord op Raymond McCord, die nooit fatsoenlijk werd onderzocht omdat er een clandestiene medewerker van Britse paramilitairen bij betrokken zou zijn geweest. Ze reconstrueert deze dramatische gebeurtenissen met game-achtige animaties, laat ze inkaderen door direct betrokkenen en deskundigen en spreekt met de nabestaanden over hun frustrerende zoektocht naar de waarheid.

Van de ruim 3500 moorden tijdens The Troubles is een groot deel nog altijd onopgelost – hoewel menigeen, inclusief Britse overheidsfunctionarissen, wel degelijk weet wie ervoor verantwoordelijk is. Zo duurt de smerige oorlog, ruim 25 jaar na het tekenen van de vrede, nog steeds voort. Game Of Truth agendeert deze kwestie overtuigend, met oog voor de menselijke gevolgen van deze tragedies.

Ozzy: No Escape from Now

SkyShowtime

Hij maakt enkele albums, wint daarmee zowaar twee Grammy Awards en wordt ook nog eens opgenomen in de Rock And Roll Hall Of Fame. Toch staan de laatste jaren van de onlangs overleden metalheld Ozzy Osbourne (1948-2025) vooral in het teken van zijn broze gezondheid, het cancelen van concerten en de twijfels, spijt en somberheid die daarmee gepaard gaan. Zijn vrouw en manager Sharon en hun kinderen Aimée, Kelly en Jack proberen hem daar, soms met de moed der wanhoop, doorheen te loodsen.

Voor Osbournes introductie in de Hall Of Fame wordt bijvoorbeeld een soort superband samengesteld met de vocalisten Billy Idol, Jelly Roll en Maynard James Keenan (Tool), gitarist Zakk Wylde (Black Label Society), bassist Robert Trujillo (Metallica) en drummer Chad Smith (Red Hot Chili Peppers). Ozzy kan het echter nauwelijks verkroppen dat hij zelf niet het podium op kan om te rocken. En aan gewoon speechen moet ie al helemaal niet denken. Als hij überhaupt in staat is, vanwege alweer nieuwe medische complicaties, om naar de officiële ceremonie af te reizen.

Uiteindelijk rest hem nog één enkel concert, op 5 juli 2025 in Villa Park in zijn geboortestad Birmingham, waar hij samen met zijn oude strijdmakkers van Black Sabbath afscheid wil nemen van een even succesvolle als tumultueuze carrière en de fans die hem ruim een halve eeuw trouw zijn gebleven. Dat is ook het vanzelfsprekende richtpunt van de documentaire Ozzy: No Escape from Now (123 min.) van Tania Alexander. De weg daarnaartoe is alleen behoorlijk soapy. Alsof de realityserie The Osbournes (2002-2005) een tamelijk zwaarmoedige reprise heeft gekregen.

Zelf twijfelt Osbourne namelijk of hij die afscheidsshow wel gaat halen – en ook zijn doorgaans onverzettelijke echtgenote Sharon zit soms in zak en as. Want onderweg dienen zich steeds weer nieuwe ongemakken aan. ‘Het is compleet ontmoedigend’, verzucht Ozzy, enkele maanden voor ‘Back To The Beginning’. ‘Maar ik moet daarheen. Ik moet er echt zijn!’ En hij zal er uiteindelijk toch komen eruit gaan met een grote knal. Te midden van metal-grootheden zoals Metallica, Slayer en Guns N’ Roses kan ‘The Prince Of Darkness’ nog eenmaal opdraven als de ongekroonde koning van de heavy metal.

En daarna wachten de eeuwige jachtvelden van de rock & roll.

Mr. Scorsese

Apple TV+

De grote kleine filmregisseur zelf wordt in Mr. Scorsese (287 min.) geïntroduceerd met het vervaarlijke intro van Sympathy For The Devil. De entree van de twee belangrijkste acteurs in zijn carrière, Robert De Niro en Leonardo DiCaprio, wordt vervolgens kracht bijgezet met de woeste gitaarriff van een andere Rolling Stones-klassieker, Jumpin’ Jack Flash. Net als Martin Scorsese geeft ook documentairemaker Rebecca Miller muziek een sleutelrol in haar vijfdelige portret van de onvolprezen cineast.

Scorsese zelf claimt daarin natuurlijk de absolute hoofdrol, maar ook De Niro en DiCaprio krijgen vanzelfsprekend een belangrijke bijrol. Zij reanimeren respectievelijk een loopbaan die al lijkt te worden afgebroken voordat ie goed en wel is begonnen en een carrière die na enkele flops weer eens in het slop zit. Samen maken ze eerst essentiële films voor het geestelijk welzijn van de filmmaker – Mean Streets (1973), de weerslag van Scorseses grimmige jeugd in ’Little Italy’, en Gangs Of New York (2002), een droomproject dat bijna drie decennia op de plank is blijven liggen – en daarna stuwen ze elkaar films lang naar grote hoogten. Martin + Robert/Leo = klassieker.

Een Oscar laat desondanks verdacht lang op zich wachten, een steeds terugkerend thema in het verhaal van Scorseses carrière. ‘Hij wil je niet vertellen wat je moet denken’, stelt zijn vaste editor Thelma Schoonmaker daarover. ‘Hij laat ’t je voelen.’ De morele ambiguïteit, het botte geweld en de uitzinnige symboliek van klassiekers zoals Taxi DriverRaging BullGoodfellasCasino en dat andere liefdesproject, The Last Temptation Of Christ, strijken menigeen tegen de haren. Ze zijn tevens de weerslag – ook dat is geen geheim – van de getormenteerde geest van de maker, een man met een aanzienlijk ego, die gedurig worstelt met woedeaanvallen, drugsgebruik en depressies.

Een man ook die leeft voor zijn films. Treffend is de bekentenis van Scorseses dochter Domenica dat ze zich nooit zo geliefd voelde door haar vader als toen ze meespeelde in zijn film The Age Of Innocence. Ook haar halfzussen Cathy en Francesca, exen zoals Sandra Weintraub en Isabella Rossellini en enkele jeugdvrienden geven in deze ferme miniserie aardige inkijkjes in ’s mans hart en hoofd. Zelfs Salvatore ‘Sally Gaga’ Uricola, die model stond voor Mean Streets-hoofdpersoon Johnny Boy, wordt daarin nog voor de camera gehaald. Als representant van de wereld waarvan een ziekelijk joch – ‘Thank God for asthma’, lacht collega Spike Lee – zich los heeft gemaakt om filmmaker te worden.

Hollywood, de wereld waarvan hij vervolgens, vaak tegen wil en dank, onderdeel wordt, is natuurlijk eveneens vertegenwoordigd in Mr. Scorsese. Behalve zijn vaste protagonisten De Niro en DiCaprio zijn ook de acteurs Jodie Foster, Sharon Stone, Cate Blanchett en (Millers echtgenoot) Daniel Day-Lewis van de partij, alsmede zijn collega’s Steven Spielberg en Brian De Palma, producer Irwin Winkler en de scenarioschrijvers Nicholas Pileggi, Jay Cocks en Paul Schrader. Samen met Martin Scorsese zelf en een rijke collectie kindertekeningen, storyboards, filmset-interviews, B-roll beelden en becommentarieerde scènes dwingen ze eenieder om nóg beter naar zijn films kijken.

Tegelijk loopt deze miniserie ook allerlei andere hoofd- en zijpaden in diens lange leven en loopbaan af: Scorseses frustratie over de Oscar-winnende Woodstock-documentaire (1970), waarvoor hij nooit de credits heeft gekregen als coregisseur. De bijrolletjes van zijn moeder Catherine in z’n films. Zijn eigen creatieve crisis tijdens de opnames van The King Of Comedy. De aanslag op president Ronald Reagan door John Hinckley, die daartoe zou zijn aangespoord door Taxi Driver. En de ziekte van zijn huidige echtgenote Helen, die al dertig jaar kampt met Parkinson. Intussen lijkt de hoofdpersoon alsmaar milder te zijn geworden, terwijl zijn honger om films te maken onstilbaar is gebleken.

Als aan het eind van dit portret alles lijkt te zijn gezegd – en, vooral, gezien – werkt Rebecca Miller toe naar Killers Of The Flower Moon (2023), de film waarin Martin Scorsese Robert De Niro en Leonardo DiCaprio zowaar heeft samengebracht. En ook The Stones melden zich dan weer, met het geladen Gimme Shelter.