Disco: Soundtrack Of A Revolution

PBS/BBC

ABBA, Donna Summer, Village People, The Bee Gees en John Travolta in een wit pak op de dansvloer. Zomaar wat associaties rond het fenomeen ‘disco’ bij de start van deze driedelige docuserie van Louise Lockwood en Shianne Brown. En meteen een constatering erbij: disco is terug. Van nooit weg geweest. Ook al staat volgens sommige haters nog altijd als een paal boven water: disco sucks.

Disco: Soundtrack Of A Revolution (153 min.) gaat terug naar het New York van de jaren zeventig. Na de zogenaamde Stonewall-rellen van 1969 ontstaat in de huiskamer van David Mancuso een nieuwe, inclusieve scene, waarbinnen ook gekleurde Amerikanen, feministische vrouwen en de LHBTIQ+-gemeenschap hun plek vinden. Tijdens deze feesten in ‘The Loft’ wordt de basis gelegd voor een muziekstroming die in het navolgende decennium de hele wereld zal veroveren: D.I.S.C.O.

Aflevering 1 schetst met wegbereiders, ‘early adopters’ en kenners hoe de ondergrondse danscultuur volwassen wordt. Daarbij wordt disco ook nadrukkelijk in z’n maatschappelijke context geplaatst, als onderdeel van de tweede feministische golf, Black Power en de homo-emancipatie. In het tweede deel, over de hoogtijdagen van het even geliefde als verguisde genre, komen de (sub)toppers aan het woord: Thelma Houston, George McCrae, Anita Ward en één van de discodiva’s, Candi Staton.

Bijzondere aandacht is er dan voor de New Yorkse club Studio 54, dé plek voor seks, drugs & disco. Waar zien en gezien worden het parool is. Tenminste volgens één van de oprichters van de ‘place to be’, Carmen D’Alessio. Andy Warhol zou volgens haar bijvoorbeeld nog naar de opening van envelop gaan, bang dat hij anders iets zou missen. Het succes van disco barst daarna helemaal uit z’n voegen met de film Saturday Night Fever, waarmee John Travolta en The Bee Gees wereldsterren worden.

En dan begint het genre volgens de echte trendsetters, waarop deze gedegen miniserie zich vooral concentreert, z’n ziel kwijt te raken. Illustratief is het verhaal van Village People, een groep die allerlei homostereotypen presenteert aan een groot publiek. Een paard van Troje zogezegd, maar discopuristen moeten er niks van hebben. ‘Je had baggermuziek van baggerplatenmaatschappijen die voor het snelle geld gingen’, zegt Ana Matronic van Scissor Sisters in de slotaflevering.

De markt raakt oververzadigd. Intussen bereikt de weerzin tegen disco een nieuw hoogtepunt. Op 12 juli 1979 wordt er in het sportstadion Comiskey Park, waar het plaatselijke honkbalteam The Chicago White Sox ‘t opneemt tegen The Detroit Tigers, een heuse ‘Disco Demolition’ georganiseerd door de radiodeejay Steve Dahl. Gekleed in een militair uniform brengt hij discoplaten tot ontploffing. Een ludieke actie of toch een moderne variant de boekverbrandingen? De meningen verschillen.

Het mediaspektakel luidt in elk geval het begin van het einde in voor de lijfmuziek van de Amerikaanse LHBTIQ+-gemeenschap, die in dezelfde tijd ook wordt overvallen en gestigmatiseerd door de AIDS-epidemie. En die tragische crisis vormt tevens het ‘point of no return’ van deze gesmeerd lopende productie, die zeker in het nostalgiecircuit gretig aftrek zal vonden. Want daarna neemt disco vanuit datzelfde Chicago ongenadig wraak, onder een nieuwe noemer: house.

Truman & Tennessee: An Intimate Conversation

Dogwoof

De wegen van Tennessee Williams (1911-1983) en Truman Capote (1924-1984) bleven elkaar een leven lang kruisen. Zij behoorden tot de belangrijkste Amerikaanse schrijvers van hun tijd en waren ook ruim veertig jaar bevriend met elkaar. De twee leerden elkaar kennen toen Truman zestien was. Tennessee liep toen al tegen de dertig. Binnen enkele jaren zouden ze allebei doorbreken met hun debuut: het toneelstuk The Glass Menagerie (Williams, 1944) en de roman Other Voices, Other Rooms (Capote, 1948).

In de navolgende jaren zouden ze uitgroeien tot chroniqueurs van hun tijd en wereld. Tennessee deed dat veelal met theaterstukken. Die werden vaak ook verfilmd, zoals A Streetcar Named Desire, Cat On A Hot Tin Roof en Baby Doll. En Truman Capote, een graag geziene societyfiguur, manifesteerde zich nadrukkelijk met de novelle Breakfast At Tiffany’s en leverde daarna een huiveringwekkende true crime-klassieker af, In Cold Blood, een boek waaraan hij volgens eigen zeggen bijna kapot ging. 

In het dubbelportret Truman & Tennessee: An Intimate Conversation (85 min.) laat regisseur Lisa Immordino Vreeland de twee auteurs zichzelf én elkaar kenschetsen. Zo had Williams volgens zijn vriend een onstuitbare drang om te schrijven, terwijl die zich weer verbaasde over Capotes oneindige zucht naar roem. De filmmaakster gebruikt voor zulke inkijkjes zowel interviews met de New Yorkse schrijvers als hun geschriften, die ze door de acteurs Jim Parsons (Capote) en Zachary Quinto (Williams) heeft laten inspreken.

Immordino Vreeland zet daarnaast fragmenten uit speelfilms, gebaseerd op hun boeken en theaterstukken, in om hun levenswandel en oeuvre te illustreren en maakt slim gebruik van de veelvuldige bezoekjes van de twee sterauteurs aan de talkshows van David Frost en Dick Cavett. Wat ze daar te berde brengen over bijvoorbeeld de liefde, bekendheid, drankzucht, kritiek en – natuurlijk! – het schrijven zelf snijdt ze slim tegen elkaar weg. Om de overeenkomsten en verschillen tussen hen te benadrukken.

De twee mannen, allebei min of meer openlijk homoseksueel in een tijd waarin dat bepaald nog geen vanzelfsprekendheid was, leren gaandeweg ook de keerzijde van hun faam kennen. Op uitbundige lof volgt soms keiharde kritiek. Van middelpunt van de belangstelling kun je ook zomaar de risee van een gezelschap worden. Deze zorgvuldig gemaakte film toont vervolgens ook de neergang van de twee ooit zo gevierde schrijvers en werkt zo toe naar het tamelijk roemloze einde dat hen allebei ten deel viel.

The Jinx Part Two

HBO Max

Het eerste seizoen van The Jinx gaat er in maart 2015 uit met een knal. Zeg maar gerust: met een gigantische explosie. In de fascinerende zesdelige true crime-serie legt Andrew Jarecki (Capturing The FriedmansRobert Durst op de grill. Het zwarte schaap van een vermogende familie uit New York wordt in verband gebracht met maar liefst drie afzonderlijke moorden: op zijn eerste echtgenote Kathleen McCormack, beste vriendin Susan Berman en buurman Morris Black. Durst ontkent alles. Als hij aan het eind van de slotaflevering naar het toilet gaat, legt een zendermicrofoon, volgens Jarecki bij toeval, echter vast hoe de vermeende moordenaar ‘There it is. You’re caught.’ tegen zichzelf zegt. ‘Killed them all, of course.’ 

Die bekentenis wordt wereldnieuws. Hoe kun je met een nieuw seizoen over zo’n daverende apotheose heen? En welke ontwikkelingen rechtvaardigen nog eens zes afleveringen? The Jinx Part Two (295 min.) start als Robert Durst net, een dag voordat dit spraakmakende slot wordt uitgezonden, is gearresteerd en vervolgt daarna met een blik achter de schermen bij het eerste seizoen, bijvoorbeeld van hoe de nabestaanden van Dursts slachtoffers bij Jarecki voor het eerst worden geconfronteerd met diens bekentenis. Daarna sluit de filmmaker, die zich al een jaar of vijftien vastbijt in de drievoudige moord, aan bij de gedreven cold case-onderzoeker John Lewin. Hij moet de zaak alsnog vlot trekken en voor de rechter proberen te brengen.

Durst presenteert zichzelf daar doelbewust als een fragiele oude man, waarvan het nog maar de vraag is of hij de rechtsgang wel helemaal vat. Hij spreekt daar openlijk open over tijdens telefoongesprekken met intimi, zoals zijn huidige echtgenote Debrah Charatan – ook al weet hij dat die waarschijnlijk worden afgeluisterd door Lewin. En die heeft ze blijkbaar tevens doorgespeeld aan Andrew Jarecki. De opnamen vormen één van de fundamenten onder dit tweede seizoen van The Jinx, dat de moorden op Dursts vrouw Kathie Durst en zijn beste vriendin Susan Berman wederom onder de loep neemt en vitale nieuwe feiten, bewijzen en getuigen presenteert. En de charmante engerd Robert Durst geeft daar dan op z’n geheel eigen wijze telefonisch commentaar op.

De serie komt tamelijk moeizaam op gang. Jarecki moet laveren tussen het ophalen van de voornaamste bevindingen van het eerste seizoen, de totstandkoming en impact daarvan én het verder brengen van het verhaal. Pas vanaf aflevering 3 neemt hij de gelegenheid om écht opnieuw in de afzonderlijke moordzaken te duiken en wint de serie zienderogen aan urgentie en spanning. Dan ontwikkelt The Jinx Part Two zich alsnog tot een waardevolle en uiteindelijk ook noodzakelijke aanvulling op die eerste voltreffer, die bovendien wordt afgetopt met een getuigenis onder ede van de onweerstaanbare schurk zelf. Tijdens het kruisverhoor legt Lewin Durst het vuur aan de schenen.

Dit gebeurt niet zonder humor. Als de aanklager een zeer uitgebreide vraag heeft gesteld, reageert de verdachte, die deze vanwege een haperend gehoor van een schermpje moet lezen, bijzonder sarcastisch. ‘Ik denk dat ik u moet feliciteren’, zegt hij. ‘U hebt uw persoonlijke record verbroken. U hebt achttien regels gevuld op mijn tablet.’ Lewin reageert direct: ‘En ik wil u feliciteren met het verbreken van het meineedrecord.’ Waarna Dursts advocaten natuurlijk bezwaar maken. De rechter is echter onverbiddelijk: ‘Overruled.’ Zelfs Durst is het er uiteindelijk mee eens dat hij meermaals heeft gelogen tijdens zijn verklaring. Welk rookgordijn probeert hij met die bekentenis nu weer op te trekken? Of is hij gewoon druk doende om verwarring te zaaien, zodat de feiten als vanzelf het onderspit delven?

Tegelijkertijd ontspint zich een fascinerend verbaal steekspel, dat te langen leste toch echt tot een vonnis moet leiden. In de intrigerende slotaflevering verlegt Jarecki zijn aandacht tenslotte naar de entourage van zijn hoofdpersoon. (Hoe) heeft die zijn misdaden gefaciliteerd? Ieder voor zich hebben ze in de spiegel gekeken en de vraag moeten beantwoorden die Lisa DePaulo van New York Magazine heel treffend heeft geformuleerd: wat kost mijn ziel? En daarmee komt dit tweede seizoen – en als het niet heel gek loopt: The Jinx als geheel – toch weer tot een climax. Niet met een gigantische explosie, maar met een nabrander die zich ook niet zomaar uit het geheugen laat verdrijven. Intussen is Part Two uitgegroeid tot een essentieel onderdeel van één van de beste en belangrijkste true crime-producties.

Deze bespreking is na elke aflevering bijgewerkt.

Let The Canary Sing

Fine Point Films

Eindelijk heeft Cyndi Lauper haar handen vrij. Nadat ze begin jaren tachtig de rechtszaak wint, die een voormalige manager tegen haar heeft aangespannen, zou de rechter kortweg hebben gezegd: Let The Canary Sing (98 min.). Na jaren van sappelen krijgt de Amerikaanse zangeres daarmee de kans om te tekenen bij een grote platenmaatschappij, Epic Records. Beoogd producer Rick Chertoff heeft zelfs al het ideale liedje voor haar gevonden, een compositie van een zanger uit Philadelphia, Robert Hazard. Een geheide hit.

Lauper gooit echter direct koud water over dat idee: ‘I will never do that fuckin’ song.’ Ze vindt ‘t een machonummer, een beetje seksistisch zelfs. Totdat ze het catchy liedje, met de juiste omlijsting, toch naar zich toetrekt. Een lijflied voor jonge, levenslustige vrouwen is geboren: Girls Just Want To Have Fun. Op de valreep schrijft de zangeres samen met zanger en songschrijver Rob Hyman (The Hooters) ook nog een eigen nummer voor dat eerste soloalbum: Time After Time. En daarmee is Cyndi Laupers kostje definitief gekocht.

Deze documentaire van Alison Ellwood is dan precies halverwege. Van tevoren heeft de eigengereide hoofdpersoon samen met zus Ellen en broer Fred haar jeugd geschetst in New York, in moeilijke omstandigheden met een alleenstaande moeder, en is ze, ondersteund door voormalige samenwerkingspartners, met zevenmijlslaarzen door haar tot dan toe behoorlijk haperende muzikale carrière gelopen. En na de release van haar debuutalbum gaat alles min of meer crescendo voor de lichtelijk hysterisch zangeres.

Alles? Niet alles, natuurlijk. Anders zou de tweede helft van deze film wel erg onbekommerd richting de aftiteling huppelen. Cyndi Lauper heeft gedurig onenigheid met haar man(ager) Dave Wolff, raakt in haar lange carrière nogal eens in en uit de mode en krijgt in haar directe omgeving te maken met de AIDS-crisis. Daardoor raakt ze steeds meer betrokken bij LHBTIQ+-rechten. Ook dan graaft dit portret echter niet al te diep. Alles wordt aangestipt, maar verder niet echt uitgewerkt. The show must go on, zoiets.

Let The Canary Sing wordt daardoor een film die met name interessant is voor mensen die sowieso al van Cyndi Lauper houden, maar is verder eigenlijk redelijk inwisselbaar met andere popdocu’s over artiesten die er eerst flink aan moeten trekken voordat ze hun loopbaan op de rit hebben en daarna alle zeilen moeten bijzetten om het succes vast te houden.

The Program: Cons, Cult, And Kidnapping

Netflix

‘Kijk, De Graaf Van Monte Cristo, met mijn naam erin’, roept Katherine Daniel tegen haar voormalige groepsgenoten op Ivy Ridge, terwijl ze een beduimeld exemplaar van het klassieke boek van Alexandre Dumas omhooghoudt ‘Ik vergeleek het leven hier altijd met dat boek. Want ik zat ook onterecht vast en was uit op wraak. Als ik vrij ben, ga ik een documentaire maken en dan pak ik jullie allemaal aan, zei ik tegen mezelf.’

Welnu, een kleine twintig jaar later is die documentaire er. Een driedelige serie nog wel: The Program: Cons, Cults And Kidnapping (190 min.). Over een Amerikaans gedragsveranderingsprogramma voor ontspoorde tieners. Daniel, inmiddels Katherine Kubler genaamd, kwam er in 2004 terecht, nadat ze thuis niet meer was te handhaven. Als tiener, die al vóór haar tweede verjaardag haar moeder verloor aan borstkanker, botste ze gedurig met de nieuwe vrouw van haar christelijke vader. Hij liet haar vervolgens onaangekondigd ophalen door twee mannen met handboeien. Die brachten haar naar Ivy Ridge in Ogdensburg, een jeugdinstelling in het rurale noorden van de staat New York, waar ze in totaal vijftien maanden vastzat. Een ervaring die haar volgens eigen zeggen voor het leven heeft getekend.

En op die traumatische plek is Katherine nu dus weer aanbeland, in het inmiddels verlaten gebouw waar ooit zo’n 450 probleemjongeren werden afgeknepen. Op de muren staan leuzen als ‘robbers of childhood’ en ‘I came back for my soul’ gekalkt. Samen met enkele oud-pupillen die ze daar heeft leren kennen, haalt ze nu herinneringen op. Ze vinden er ook oude rapporten, persoonlijke verslagen én opnamen van beveiligingscamera’s (waarmee misdragingen van begeleiders zijn vastgelegd). Alsof zij en hun privacy er nog altijd niet toe doen. Ivy Ridge staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van de World Wide Association of Specialty Programs (WWASP) en blijkt talloze zusterinstellingen te hebben. Ook in het buitenland dus: Jamaica, Samoa, Mexico, Tsjechië en Costa Rica. En overal leidt het zeer strikte regime tot misstanden – en, zo nu en dan, tot heftige protesten daartegen.

Als de problematische situatie in deel 1 helder is neergezet, zoomt The Program in de volgende aflevering in op de seminars die de leerlingen verplicht moesten volgen. Daarbij werd volgens de voormalige ‘troubled teens’ gebruik gemaakt van hersenspoeltechnieken, slaapdeprivatie en het onthouden van eten. Deze harde aanpak zou zijn te herleiden tot de zogenaamde Synanon-sekte, die in de jaren zestig al ‘tough love’ predikte. Het is thematiek die onlangs ook al zijn weg vond naar de trashy Netflix-docu Hell Camp: Teen Nightmare. Niet voor niets: de behandeling van getroebleerde jongeren is met name in de Verenigde Staten uitgegroeid tot een echte industrie, die zich eerst en vooral richt op het verleiden van de ouders. Zodra zij ervan overtuigd raken dat hun kind nodig heropgevoed moet worden, begint de kassa bij organisaties zoals WWASP te rinkelen.

‘Follow the money’ is dan ook het leidmotief voor het slot van deze miniserie, waarvoor Katherine Kubler zich ruim tien jaar heeft vastgebeten in The Program en de lieden erachter. Daarbij gaat ze wel wat weifelachtig te werk. Als de filmmaakster Narvin Lichfield, een vertegenwoordiger van de omstreden familie die rijk geworden is in de ’troubled teen’-industrie, voor de camera krijgt tijdens een karaokeavond, spreekt ze de man niet aan. ‘Ik laat misbruikers niet graag aan het woord’, zegt ze daarover. In plaats daarvan laat ze hem Frank Sinatra croonen en zingt ze zelf een uitzinnig lied, dat als een waarschuwing aan zijn adres moet worden opgevat. En haar vader, de man die haar ooit willens en wetens heeft laten ‘ontvoeren’ en die ze voor het eerst in jaren weer heeft gesproken, voor een draaiende camera natuurlijk, wordt ook vooral als slachtoffer van de situatie geportretteerd.

The Program maakt niettemin glashelder dat dit soort militaristische heropvoedingskampen, waar grensoverschrijdend gedrag voortdurend op de loer ligt, een enorme ravage kunnen aanrichten: de probleemjongeren van weleer kampen vaak nog altijd met ernstige problemen – van complexe PTSS tot serieuze zelfmoordgedachten – en zouden wel eens voor hun hele leven probleemvolwassenen kunnen zijn.

51 Birch Street

Copacetic Pictures

Als Mina, de moeder van filmmaker Doug Block, plotseling overlijdt, komt zijn 83-jarige vader Mike er na ruim vijftig jaar huwelijk ineens alleen voor te staan. Doug zoekt de man, met wie hij nooit een hechte band heeft gekregen, op voor wat tamelijk ongemakkelijke ontmoetingen zullen worden. Pas na het nodige aftasten komen ze, heel voorzichtig, wat dichter bij elkaar.

En dan, slechts drie maanden na de dood van zijn vrouw, schokt Mike de hele familie. Hij zoekt zijn voormalige secretaresse Kitty, die hij ruim dertig jaar niet heeft gezien, weer op en is binnen de kortste keren getrouwd met haar. Als de twee op de bruiloft verliefd dansen op ‘hun’ nummer Only You – die titel alleen al! – moeten zijn drie volwassen kinderen het nodige ongemak wegslikken.

En wat doet een filmmaker in zo’n geval? Hij laat zijn camera draaien. Wat ooit, ruim vóór het overlijden van Mina, is gestart als het voor privédoeleinden vereeuwigen van zijn vader en moeder, wordt in 2005 een serieuze documentaire: 51 Birch Street (88 min.), een persoonlijke film over het leven van zijn ouders, twee mensen die jong verliefd werd en daarna veroordeeld bleven tot elkaar.

Als Mike besluit om bij Kitty in Florida in te trekken, moet Blocks ouderlijk huis in Port Washington, New York, ontmanteld worden. Een prima gelegenheid voor Doug om samen met zijn vader en zussen Ellen en Karen de balans van dat huwelijk op te maken. Al is Mike in eerste instantie een onwillige gesprekspartner. Spreek alleen goeds over het verleden en de doden, houdt hij zijn zoon voor.

Op Dougs video-opnamen is zijn echtgenote, die in Mike’s ogen vastzat in ‘fantasieliefde’, intussen een stuk uitgesprokener. ‘Als een vrouw van mijn generatie niet trouwde’, zegt Mina, ‘dan was ze in feite dood.’ Mike zit naast haar, luistert mee en denkt er duidelijk het zijne van. Haar echtgenoot is in elk geval, stelt Mina even later, ‘a hell of a lot better than most men of my generation that I know’.

En met dat ‘compliment’ heeft hij ‘t moeten doen, constateert Mike, inmiddels getrouwd met Kitty, nu berustend. Meer zat er niet in. ‘Ze hield zoveel van mij als ze van iemand kon houden.’ En die constatering doet Doug Block ook over zijn eigen huwelijk nadenken – en over zijn bijbaan als bruiloftsfotograaf. Wat doen relaties met mensen? Hoe houd je ze gezond? En wat als dat niet lukt?

In de zoektocht naar zijn ouders wordt Block intussen met een serieus dilemma geconfronteerd. Tijdens het opruimen van z’n ouderlijk huis treft hij persoonlijke dagboeken van zijn moeder aan. Mag hij die als zoon inzien en dan ook nog gebruiken als filmmaker? Hij legt de vraag voor aan een vriendin van Mina. Wat zou zij gewild hebben? En: wil je als kind werkelijk alles weten van je eigen ouders?

Met alles wat hem ter beschikking staat construeert Doug Block zo z’n film: een aangrijpend portret van zijn ouders, die net als de meeste mannen en vrouwen van hun generatie vastzaten in hun rol. En een prikkelende exegese van het huwelijk en relaties in het algemeen. En zoals dat gaat bij egodocu’s, maakt de hoofdpersoon zelf ook nog een ontwikkeling door: Doug bouwt een band op met z’n vader.

The Queen

Kino Lorber

Jennie Livingstons documentaire Paris Is Burning (1980) geldt als een ijkpunt in de LHBTIQ+-historie. Een vitaal portret van de extravagante ballroom-scene van New York, een subcultuur waarbinnen homo’s, travestieten en transgenders een veilige wereld hebben gecreëerd voor zichzelf.

Twaalf jaar eerder was er echter al The Queen (65 min.), waarin filmmaker Frank Simon organisator en master of ceremonies Flawless Sabrina van de Miss All-America’s Camp Beauty Contest van 1967 en enkele deelnemers aan de schoonheidswedstrijd volgt. De drag queens worden ondergebracht in een hotel, waar ze alvast kunnen gaan werken aan hun voorkomen, uitdossing en performance. Tussendoor spreken ze met elkaar over uiteenlopende onderwerpen zoals (zelf)acceptatie, de oproep om te dienen in het leger en nut en noodzaak van een geslachtsoperatie.

Terwijl de queens zich prepareren voor een grootse avond loopt de spanning op. Lukt het bijvoorbeeld om al te opzichtige baardgroei weg te werken? Hoe kunnen de ‘ladies’ overtuigend een decolleté suggereren? En krijgt Richard, inmiddels verwend met overwinningen, nog op tijd een geschikte pruik geregeld? Als de bevallige Mario Montez met de onvermijdelijke Marilyn Monroe-pastiche Diamonds Are A Girl’s Best Friend de avond heeft geopend, verdwijnen al die issues echter subiet naar achtergrond en kan de missverkiezing van start.

Met een stijlvolle impressie van de verschillende onderdelen maakt Simon er een viering van ieders eigenheid van – al valt op dat het deelnemersveld veel witter is dan de ballroom-scene van Livingstons klassieke film. Daarna is het aan de jury om één van de missen te kronen tot ‘Thé Queen’. Als die geëmotioneerd alle felicitaties in ontvangst heeft genomen mag ze op een imposante troon plaatsnemen. En daarmee roept de winnaar, in een inmiddels klassiek geworden slotscène, de toorn over zich af van een andere deelnemer, Crystal Labeija.

Labija, die ook aan de basis zou staan van het House Of Labeija (waarvan een afvaardiging ook is te zien in Paris Is Burning), had zichzelf een veel betere koningin gevonden en laat dat op niet mis te verstane wijze weten.

South To Black Power

HBO Max

Het is een prikkelend idee: als zwarte Amerikanen nu eens collectief terug verhuizen naar de zuidelijke Staten waar ze tijdens De Eerste Grote Migratie (1915-1940), met zes miljoen sterk, zijn vertrokken om werk te gaan zoeken in grote steden zoals New York en Chicago. Volgens schrijver en New York Times-columnist Charles Blow, die het idee uitwerkte in zijn boek The Devil You Know: A Black Power Manifesto, is zo’n Tweede Grote Migratie een uitgelezen mogelijkheid voor Afro-Amerikanen om, op het niveau van de individuele staten, macht te verwerven. Zeker nu Black Lives Matter over z’n hoogtepunt heen lijkt, moet de zwarte gemeenschap volgens Blow manieren bedenken hoe ze meer invloed kan krijgen.

Aardig gedachtenexperiment om South To Black Power (85 min.) in gang te zetten, zo lijkt ‘t, maar natuurlijk geen serieus plan. Dat laat zich echter nog bezien. Er zijn wel degelijk min of meer geslaagde voorbeelden. In de jaren zestig verhuisden hippies bijvoorbeeld collectief naar de staat Vermont en zorgden daar voor een aanmerkelijk liberaler klimaat, dat als voedingsbodem heeft gefungeerd voor de bekende linkse senator Bernie Sanders. In Jackson, Mississippi, werd ondertussen de zogenaamde Republic Of New Africa opgericht. Die bleek weliswaar geen lang leven beschoren, maar de huidige burgemeester, Chokwe Antar Lumumba, is wel een afstammeling van een zwarte activist die destijds voor de Republiek overkwam vanuit Detroit. Dat is Black Power in de praktijk.

Net als veel Afro-Amerikanen is Blow zelf ooit van het zuiden naar het noorden gemigreerd. Hij groeide met vier broers op bij een alleenstaande moeder in Louisiana en wilde zich als veelbelovende jongeling losmaken van zijn gesegregeerde omgeving. In New York vond hij zijn plek en missie. Inmiddels is de schrijver, vertelt hij in deze documentaire van Sam Pollard en Llewellyn M. Smith, weer terug verhuisd naar het zuiden, Georgia. Omdat, behalve woorden, ook daden ertoe doen. Blow gaat daar dan wel weer over in gesprek met zwarte Amerikanen die altijd in een zuidelijke staat zijn blijven wonen, net als hij naar het noorden zijn vertrokken, daar nooit meer weg willen en/of juist overwegen om te migreren naar een plek waar op termijn een Afro-Amerikaanse meerderheid kan ontstaan.

Het idee van een Tweede Grote Migratie blijft dus vooral aanleiding voor een, tamelijk braaf, gesprek tussen gelijkgestemden en wordt verder niet uitgetest. In staten zoals Georgia en North Carolina is tijdens de parlementsverkiezingen van 2022 al wel te zien wat de gevolgen van zo’n zwarte meerderheid zouden kunnen zijn. Tegenover een versterkt zwart zelfbewustzijn komen al snel pogingen te staan om het stemmen te ontmoedigen of om, via gerrymandering, kiesdistricten zo in te richten dat de zwarte bevolking alsnog in een district met een witte meerderheid terecht komt of dat alle Afro-Amerikanen juist bij elkaar worden geplaatst (zodat ze alleen daar, op dit kleine stukje Amerika, invloed kunnen uitoefenen).

Dat zijn best interessante en relevante constateringen. En ook het antwoord daarop, vanuit zwarte activisten, levert denkvoer op. Het resulteert alleen niet in een heel sprankelende film. Na een prikkelend begin wordt South To Black Power een soort kruising tussen een politiek pamflet en een praatfilm, die vooral in de eigen parochie heel goed zal worden ontvangen.

Scouting For Girls: Fashion’s Darkest Secret

SkyShowtime

De cliëntenlijst is imposant: van Cindy Crawford en Naomi Campbell tot Stephanie Seymour en Linda Evangelista. Stuk voor stuk hebben ze onder contract gestaan bij het Elite Model Agency dat halverwege de jaren tachtig een gat in de markt ontdekt: met de juiste begeleiding kunnen van fotomodellen zomaar supersterren worden gemaakt. Natuurlijk zit er ook een schaduwzijde aan het lumineuze idee: héél mooie en héél jonge meisjes, kinderen nog, komen moederziel alleen in New York terecht en worden daar volledig afhankelijk van wereldwijze modelscouts. ‘We werden klaargestoomd’, vertelt voormalig topmodel Carré Otis, die ook nog een bescheiden filmcarrière zou hebben en enige tijd was getrouwd met acteur Mickey Rourke. ‘We werden geconditioneerd. In het volle zicht. Het gebeurde niet stiekem. Het was overduidelijk.’

Een trip naar Europa fungeert daarbij als lakmoestest voor de minderjarige meisjes, vertelt de Amerikaanse schrijver en journalist Michael Gross, die uitgebreid sprak met Elite’s topman John Casablancas (1942-2013) en andere kopstukken van de modellenindustrie. Hij schreef er het boek Model: The Ugly Business Of Beautiful Women (1995) over. De Elite-meisjes worden in Parijs overgeleverd aan een Europese vertegenwoordiger, Gérald Marie, die volgens Gross ‘geen greintje fatsoen’ heeft. Carré Otis ontdekt al snel ‘s mans cocaïne én Maries totale gebrek aan moraal, vertelt ze in de eerste aflevering van de ontluisterende driedelige serie Scouting For Girls: Fashion’s Darkest Secret (139 min.). Als zijn vriendin, het Canadese supermodel Linda Evangelista, even uit de buurt is, zoekt Gérald Marie direct seksuele toenadering tot Otis – ongeacht wat zij daar als tiener, in een vreemd land en een nóg vreemdere wereld, zelf van vindt.

‘Ik zou nooit zover gaan om tegen een meisje te zeggen: je moet met me naar bed om op de cover te komen’, stelt Marie, die via zijn advocaat alle beschuldigingen ver van zich werpt, nochtans tijdens een interview met Michael Gross. Audio-opnames van deze gesprekken komen regelmatig terug in deze miniserie van de Britse onderzoeksjournalist Lucy Osborne, die eerder over Marie publiceerde in The Guardian. Helder is dat de piepjonge modellen, vaak nog zonder enige seksuele ervaring, ook worden ingezet om Elite’s feestjes op te luisteren, waar ze zich veel oudere kerels van het lijf moeten zien te houden – ook als ze allang zijn teruggekeerd naar hun hotelkamer. Volgens oud-medewerker Omar Harfouch heeft Gérald Marie daarvoor tevens een ‘praktische reden’: maagden zijn volgens hem niet fotogeniek. ‘Dus kort na hun aankomst moeten ze koste wat het kost ontmaagd worden.’

Als het niet zo bruut en banaal was – en zo nadrukkelijk doet denken aan de #metoo-affaires rond de seksuele roofdieren Jeffrey Epstein en Harvey Weinstein – zou het lachwekkend zijn. Een meisje van veertien of vijftien dat volledig is overgeleverd aan de gunsten van de perverseling Gérald Marie, die er volgens Harfouch zelfs een afvinklijst van maagden op nahoudt, of zijn concurrent Jean-Luc Bunuel van Karin Models, die zich al even bedenkelijk gedraagt, zou echter kunnen denken dat dit de normale gang van zaken is binnen de business. En daar houdt iedereen z’n mond. Zelfs een geruchtmakende uitzending van het televisieprogramma 60 Minutes kan daarin geen verandering brengen. ‘Er heerst een zwijgcultuur in de industrie’, vertelt Marie P. Anderson, die van 1986 tot 1989 als modellenagent werkt bij Elite en dan tevergeefs de noodklok luidt. ‘Want de meeste mensen leven in angst. De industrie heeft me uitgespuugd omdat ik me heb uitgesproken.’

Zo’n veertig jaar later hebben de voormalige topmodellen Carré Otis, Shawna Lee, Jill Dodd en Marianne Shine, publiekelijk ondersteund door Linda Evangelista, alsnog juridische stappen gezet tegen de mannen die zich aan hen vergrepen, Jean-Luc Brunel en Gérald Marie. Zij hebben al die jaren, ondanks enkele publicitaire oprispingen, ongestoord hun gang kunnen gaan. En nu is het nog maar de vraag of hun daden niet zijn verjaard. De woede en het verdriet daarover, gekanaliseerd in de slotaflevering van deze goed gedocumenteerde docuserie, zijn in elk geval beslist nog niet geweken en ook gemakkelijk invoelbaar. Zeker als duidelijk wordt dat modellenbureaus als Elite en Karin ook meisjes hebben geleverd aan een man van wie inmiddels bekend is dat hij een onverzadigbare behoefte had aan minderjarige meisjes. Zo bezien is de wereld, althans het deel ervan dat ‘jeugdige godinnen’ als niet meer dan bijzonder smakelijke handelswaar ziet, toch weer kleiner dan menigeen denkt en vreest.

Robert de Niro – Hiding In The Spotlight

Zed

Hele generaties filmliefhebbers zijn met hem opgegroeid. Via klassiekers zoals Mean Streets, The Godfather, Taxi Driver, Novecento, The Deer Hunter, Raging Bull, Once Upon A Time In America, The Untouchables en Goodfellas en allerlei andere kaskrakers is Robert de Niro één van de beeldbepalende gezichten van het laatste kwart van de twintigste eeuw geworden. Maar wat er werkelijk schuilgaat achter die gepijnigde blik van de ‘method actor’? En of daar inderdaad het geweld zit verstopt, dat in zijn films zo vaak op een angstaanjagende manier tot uitbarsting komt?

De man achter al die illustere rollen praat er liever niet over. Hij houdt zich doorgaans zelfs zó goed schuil voor de buitenwereld dat de vraag soms gerechtvaardigd lijkt óf er eigenlijk wel zo’n man is. Of is de meesteracteur Robert de Niro simpelweg een hol vat dat steeds moet worden gevuld met een nieuwe rol die zijn leven helemaal overneemt? Waarvoor hij dan Marlon Brando gedetailleerd moet bestuderen, zijn vergunning als taxichauffeur haalt en dan dag en nacht in de onguurste New Yorkse buurten gaat rondrijden of bereid blijkt om zich vol te vreten en zo tientallen kilo’s aan te komen.

In Robert de Niro – Hiding In The Spotlight (53 min.) legt Jean-Baptiste Péretié zulke vragen niet voor aan zijn protagonist en diens (professionele) omgeving. Alleen De Niro’s favoriete regisseur Martin Scorsese mag zo nu en dan, buiten beeld, even toelichting geven. En Quentin Tarantino krijgt zowaar ook nog even een quoteje in beeld. Péretié kíjkt vooral naar de meesteracteur. Ergens in al die onvergetelijke filmscènes, en het monnikenwerk dat De Niro daarin heeft gestoken, moet de mens Bobby De Niro, kind van het kunstenaarsduo Robert Sr. en zijn ex-vrouw Virginia Admiral, verstopt zitten.

En een verteller plaatst al die rollen in hun tijd, maatschappelijke context en de plek in het leven en de carrière van Robert de Niro, die samen met zijn collega Al Pacino (tevens geportretteerd door Péretié) wordt beschouwd als de grootste acteur van zijn generatie. In deze boeiende archieffilm wordt De Niro alle eer aangedaan. Op latere leeftijd zal hij zichzelf in komische rollen nadrukkelijk relativeren als acteur, openbloeien als mens en zich bovendien ferm uitspreken over politieke ontwerpen, zoals de opkomst van de door hem gehate Donald Trump. De man is dan definitief uit de acteur gekomen.

En zo nu en dan schiet hij nog altijd raak in/met een karakterrol. In oktober gaat bijvoorbeeld Killers Of The Flower Moon, Robert de Niro’s tiende film met zielsverwant Scorsese, in première in de bioscoop.

Trailer Robert de Niro – Hiding In The Spotlight

The Secrets Of Hillsong

Disney+

Hij lijkt in niets op zo’n archetypische Amerikaanse kerkleider. Carl Lentz oogt niet vroegoud, heeft geen gebeeldhouwde grijswitte haarhelm en zwaait ook niet voortdurend met een vertoornde vinger. Zijn glimlach is zelfs eerder ondeugend dan vaderlijk. Lentz paart een vlotte babbel, traditionele waarden en een optimistisch verhaal aan een gespierd lichaam, coole tattoos, skinny jeans en leren jacks van Yves Saint Laurent. Als leider van Hillsong New York ontwikkelt hij zich zo tot ‘pastor van de sterren’. Justin Bieber, Selena Gomez, Kylie Jenner en Tyson Chandler scharen zich graag aan zijn zijde.

Elk weekend wordt de megakerk Hillsong in dertig landen door zo’n 150.000 mensen bezocht. Ze staan in de rij voor diensten, die een christelijke mixture van een one man show en rockconcert lijken. Deze bijeenkomsten, en de bijbehorende muziek, lifestyle en merchandise, genereren enorme inkomsten voor de pinkstergemeente. Sterpastor Lentz is echter niet meer dan Hillsongs ‘poster boy’, die via de (sociale) media ook de jeugd weet te bereiken. En dan is het, volgens De Wet Van Religieuze Leiders, niet meer de vraag óf maar wanneer deze man van God, netjes getrouwd natuurlijk, publiekelijk van zijn sokkel dondert – en of/hoe hij de complete kerkgemeenschap met zich meetrekt.

The Secrets Of Hillsong (250 min.), focust zich in eerste instantie grotendeels op de zondeval van Carl Lentz, maar krijgt een andere wending als de voormalige pastor en zijn vrouw Laura, vergezeld door zo’n beetje hun hele familie, voor de camera verschijnen. Zij zullen in deze vierdelige docuserie van Stacey Lee hun hart luchten, schoon schip maken over misstanden binnen de kerk en menig (krokodillen?)traantje wegpinken. Hun statements, ondersteund door diverse andere insiders, klokkenluiders en enkele journalisten die zich in de historie van Hillsong hebben verdiept, worden begeleid door dramatische sequenties die het duistere karakter van deze onverkwikkelijke geschiedenis moeten benadrukken.

Gaandeweg komt zo steeds nadrukkelijker de échte kwade genius van dit verhaal in beeld: Hillsongs Australische oprichter Brian Houston. En hij is dan weer een waardige erfgenaam van zijn vader Frank Houston (1922-2004). Die is als kerkleider meermaals beschuldigd van kindermisbruik. En zijn zoon zou dat jarenlang hebben verdoezeld. Zo’n beetje elke Hillsong-medewerker heeft een geheimhoudingsverklaring moeten tekenen. Zodat de ‘bedrijfsgeheimen’ binnenskamers blijven. Uiteindelijk komen Hillsongs lijken toch úit de kast en ín deze wel erg lijvige documentaireserie, waaraan Brian Houston vanzelfsprekend geen medewerking heeft verleend.

De aard daarvan mag, gezien een andere Wet Van Religieuze Leiders, geen verbazing wekken: iets met seks, macht en geld. Het blijft tegelijkertijd verbazingwekkend dat die Leiders er steeds mee weg (denken te) komen. Intussen heeft Carl Lentz – althans de geheel gereviseerde versie daarvan, die door zijn vrouw en gezin weer in genade is aangenomen – blijkens het zoete outro van The Secrets Of Hillsong na z’n breed uitgemeten ‘pastorale burnout’ toch nog zijn ware roeping gevonden.

Emergency NYC

Netflix

Met Emergency NYC borduren de makers van de bijzonder indringende ziekenhuisserie Lenox Hill (2020) verder op hetzelfde concept. En dan komt dus ook de oorspronkelijke bespreking goed van pas. Met enkele kleine aanpassingen (vetgedrukt) is die zomaar geschikt te maken voor deze vervolgserie:

’Joe is veertig, heeft twee kinderen, een vrouw en een grote familie’, stelt neurochirurg David Langer de patiënt voor aan zijn collega’s. De man heeft bij een ongeluk een kogel in zijn rug gekregen. ‘Hij komt oorspronkelijk uit Oekraïne. Zijn hele familie is Oekraïens. Het is best een trieste situatie, maar we gaan doen wat we kunnen.’ Na tien seconden stilte gaat het team aan de slag.

Weinig omgevingen vormen een vruchtbaarder decor voor documentaires dan een ziekenhuis – of een traumahelikopter of ambulance. In elke kamer liggen de verhalen voor het oprapen. Van mensen die ziek, gewond of zwanger zijn en nodig geholpen moeten worden. Door artsen en verpleegkundigen die onder voortdurende hoogspanning werk van levensbelang doen. Waarbij de ‘uitslag’ op voorhand vaak nauwelijks is te voorspellen. Intussen moeten ze bovendien oog zien te houden voor de mens: de patiënt, hun collega’s én zichzelf. In zulke hachelijke omstandigheden laten mensen zien, of ze dat nu willen of niet, uit welk hout ze zijn gesneden.

Enter Emergency NYC (355 min.), een achtdelige serie waarin de filmmakers Ruthie Shatz en Adi Barash enkele New Yorkse artsen en verpleegkundigen volgen, ook in hun privéleven. Dat levert indringende verhalen op, zoals het tragische relaas van de zeventienjarige Josh die bij een schietpartij op een feestje meerder schotwonden oploopt. Terwijl hij vecht voor zijn leven, staat zijn moeder Leslie aan z’n bed. Traumachirurg Jose Prince en zijn collega’s gaan toch proberen om het probleem te verhelpen. Het wordt een aangrijpende tocht langs hoop en wanhoop, waarvan de eindbestemming bepaald niet vaststaat.

Te midden van de vaak dramatische ontwikkelingen rond hun patiënten krijgen de artsen en zorgverleners zelf ook het nodige te verstouwen. Zo treden er bij de vrijwel voltooide zwangerschap van verpleegster MacKenzie Labonte complicaties op en is het nog maar de vraag of Mirtha Macri, een arts van Spoedeisende Hulp die in Lenox Hill nog hoogzwanger was, het leven van enkele kwetsbare patiënten kan bijsturenDavid Langer zelf krijgt een ski-ongeluk en wordt gediagnosticeerd met een mogelijke dwarslaesie. Kunnen zijn collega John Boockvar en de andere gedreven neurochirurgen hem helpen of zelfs redden? En hoe is ‘t voor het ‘cocky’ hoofd van de afdeling om zijn lot nu in handen van anderen te leggen?

Shatz en Barash exploreren de persoonlijke drijfveren van de artsen en verpleegkundigen, zitten hen voortdurend dicht op de huid en dringen zo diep door in de parallelle wereld van het zorgsysteem, waar een medewerker die zich niet wil laten vaccineren bijvoorbeeld moet vertrekken, alle dagelijkse beslommeringen wegvallen en het echt op leven en dood aankomt. Ze laten daarbij alles zien, waarbij ook de operatiekamer niet wordt geschuwd. Dit resulteert in zéér expliciete, bloedige en persoonlijke scènes – op het ongemakkelijke af. Hoewel sommige passages daardoor het best met afgewend gezicht kunnen worden bekeken, laat deze serie vooral zien hoe de artsen en verpleegkundigen werkelijk alles in het werk stellen om hun patiënten optimaal bij te staan.

Ook Emergency NYC ontwikkelt zich zo tot een bijzonder indringend pleidooi voor menselijke gezondheidszorg, dat wederom diepe sporen achterlaat bij de kijker.

Be My Voice

Nahid Persson (l) & Masih Alinejad (r) / Real Reel

Ze is de eerste vrouw in haar dorp die van school is gestuurd, grapt Masih Alinejad. De eerste die zwanger werd vóór het huwelijk, besloot om te scheiden, naar de gevangenis moest, een baan kreeg als politiek verslaggever en daar vervolgens ook weer buiten werd geschopt. Zo bezien was de Iraanse journaliste en mensenrechtenactiviste altijd al voorbestemd om het gezicht te worden van de vrouwen in haar land, die zich nu verzetten tegen de verplichting om een hoofddoek te dragen.

Inmiddels verblijft Alinejad alweer ruim tien jaar in de Verenigde Staten. Daar wordt ze opgezocht door de Zweedse filmmaakster Nahid Persson, eveneens van Iraanse afkomst, die een portret wil maken van deze invloedrijke voorvechtster van vrouwenrechten. Voor haar miljoenen volgers op sociale media fungeert zij als spreekbuis en megafoon. Terwijl de twee vrouwen in den verre een zusterschap opbouwen, moeten ze toezien hoe het regime in Iran steeds gewelddadiger optreedt.

Be My Voice (83 min.) toont niet alleen hoe Alinejad voortdurend in contact staat met criticasters van het bewind en moedige vrouwen die zich verzetten tegen de ‘genderapartheid’ in hun land, met filmpjes waarin ze demonstratief hun hijab afwerpen, maar laat ook zien hoe het icoon in ballingschap wordt gelééfd door de gebeurtenissen in Iran. Het ene moment danst ze in de regen, dan weer huilt ze ontroostbaar. ‘Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt’, op het ongezonde af.

Aan de hand van de bijzonder energieke en hypersensitieve activiste, die via haar directe familie in Iran onder druk wordt gezet door het regime, en haar even kalme als vastberaden echtgenoot Kambiz Foroohar belicht Persson het conflict dat zich nu al ruim veertig jaar, sinds de Iraanse revolutie van 1979 waarbij conservatieve geestelijken de macht grepen, opbouwt in haar land en binnen afzienbare tijd ongetwijfeld tot een gewelddadige climax gaat komen.

Of het democratische en seculiere Iran waarop Masih Alinejad haar hoop heeft gevestigd er op korte termijn komt? Vanzelf zal het in elk geval niet gaan, zoveel maakt deze bijzonder actuele film wel duidelijk. Het regime stelt alles in het werk, getuige ook de epiloog van Be My Voice, om tegenstanders tijdelijk kalt te stellen of zelfs definitief uit te schakelen.

Depeche Mode: 101

Sire Records

Ruim dertig jaar zijn er verstreken sinds de documentaire Depeche Mode: 101 (120 min.) werd uitgebracht in 1989. Zanger Dave Gahan worstelde in die periode opzichtig met een drugsverslaving, songschrijver Martin Gore leek de band daardoor meermaals op te moeten doeken, toetsenist Alan Wilder verliet halverwege de jaren negentig gefrustreerd de groep en keyboardspeler Andrew Fletcher overleed plotseling in 2022. Tegenwoordig bestaat de Britse synthpopband nog slechts uit twee leden, Gahan en Gore, maar is er desondanks opnieuw een wereldtournee aangekondigd.

Deze tourdocu van David DawkinsChris Hegedus en direct cinema-pionier D.A. Pennebaker (die klassieke muziekfilms maakte zoals Dont Look BackMonterey Pop & Ziggy Stardust And The Spiders From Mars), geremasterd in 2021, toont het oorspronkelijke viertal, zoals dat in de jaren tachtig furore begon te maken, en route in de Verenigde Staten. Soms treffen ze daar een uitverkocht huis aan, op een andere plek moeten ze ter plaatse nog allerlei promotionele activiteiten ondernemen om de zaal enigszins vol te krijgen. Intussen is er het leven tussen de concerten door: interviews, cassettebandjes van Roy Orbison en Johnny Cash scoren in Nashville, de stapels geld tellen van verkochte merchandise, spontane jamsessies en zanger Dave Gahan die backstage een baby de fles geeft.

Het meest opmerkelijke aan deze film is echter de aanwezigheid van een groepje kleurrijke Depeche Mode-fans, dat met hun favoriete band meereist naar Pasadena voor het 101ste en laatste concert van de Music For The Masses World Tour in de Rose Bowl, op 18 juni 1988. De acht jongelingen zijn via een danswedstrijd in Club Malibu geselecteerd voor deze trip langs de vermaarde Route 66, van New York naar Californië, en hebben daarmee automatisch ook een prominente plek in de film veroverd. Zij genieten overduidelijk van hun ‘fifteen minutes of fame’ en zullen de geschiedenisboeken ingaan als de allereerste realitysterren, een fenomeen dat in de navolgende jaren door televisieprogramma’s zoals MTV’s The Real World immens populair zal worden.

101 is verder doorsneden met songs, hits om precies te zijn, van het groots opgezette concert in de Rose Bowl, waar Depeche Mode, in voortdurende wisselwerking met diezelfde fans, zich manifesteert als een band die het gevoel van de jaren tachtig in de vingers heeft en moeiteloos het hart van een nieuwe generatie popfans, inmiddels overigens stuk voor stuk dik in de vijftig, weet te winnen.

Stolen Youth: Inside The Cult At Sarah Lawrence

Disney+

Als acht studenten van het prestigieuze Sarah Lawrence College in 2010 besluiten om samen in een huis te gaan wonen, kunnen ze niet vermoeden dat er zich nog een soort extra bewoner zal melden in Slonim Woods 9 te Bronxville, New York, en dat hij het leven van enkele huisgenoten helemaal gaat overnemen. Lawrence Ray, de vader van studente Talia, is een voormalige marinier, medewerker van de CIA en FBI-informant, komt net uit de gevangenis en werpt zich ongevraagd op als mentor van enkele huisbewoners tijdens een door hemzelf afgekondigde Q4P, ofwel ‘quest for potential’.

De tieners zijn stuk voor stuk artistiek aangelegd en hebben niets voor niets gekozen voor een tamelijk alternatieve school die zich afficheert met de slogan ‘You are different, so are we’. Ze zijn stuk voor stuk kwetsbaar en zoekende. Ideaal materiaal voor een bijzonder dominant heerschap met zijn eigen issues, getuige Stolen Youth: Inside The Cult At Sarah Lawrence (203 min.). Binnen korte tijd vormt Larry Ray hen om tot zijn eigen sekte. Die krijgt in de media voor het gemak maar meteen het predicaat ‘sekssekte’ toebedeeld, ook al lijkt de seks uiteindelijk vooral nevenschade te zijn van Ray’s paranoïde machtswellust.

Deze driedelige docuserie van Zach Heinzerling reconstrueert de dramatische verwikkelingen met enkele direct betrokkenen en kan hun herinneringen bovendien illustreren met unheimische beeld- en geluidsopnames. Want Larry Ray maakte er een sport van om alles vast te (laten) leggen, een bizarre gewoonte die ook Keith Raniere en zijn roemruchte NXIVM-sekte er op nahielden en die in de inmiddels twee seizoenen tellende serie The Vow al optimaal is uitgenut. Ray’s escapades doen tevens denken aan het perverse machtsspel van R&B-zanger R. Kelly, dat uitvoerig is gedocumenteerd in de #metoo-serie Surving R. Kelly.

Heinzerling bouwt zijn vertelling zorgvuldig op. In aflevering 1 wordt uiteengezet hoe de parasiet Lawrence Ray het leven van zijn subjecten binnendringt en helemaal leegvreet. De tweede aflevering laat zien tot welke excessen dit vervolgens leidt en hoe sommige slachtoffers een toonbeeld worden van het Stockholm Syndroom. En de slotaflevering brengt de emotionele tol van het leven in ‘Larryland’ in kaart. Als geheel schetst Stolen Youth een onrustbarend beeld van hoe een malicieuze controlfreak anderen eerst volledig in zijn macht kan krijgen, om hen daarna rücksichtslos naar de rand van de afgrond te dirigeren.

Brother’s Keeper

Creative Thinking

Hoewel ze alle vier de zestig al zijn gepasseerd, worden ze nog steeds ‘the boys’ genoemd. De jongens Ward. Vier broers zijn er: Roscoe, Lyman, Bill en Delbert. Als Bill in 1990 op 63-jarige leeftijd overlijdt, wordt jongste broer Delbert ervan verdacht dat hij dit op zijn geweten heeft. In het gehucht Munnsville zijn veel mensen ervan overtuigd dat hij onschuldig is – ook al heeft Delbert in eerste instantie toch echt een bekentenis afgelegd. Zonder dat er een advocaat aanwezig was, zou hij hebben verklaard dat hij zijn broer Bill, die al een tijd ziek was en veel pijn had, uit zijn lijden heeft verlost.

De Wards zijn geen gewone jongens. Ze zijn altijd in hun ouderlijk huis blijven wonen, slapen samen in één van de twee kamers en kunnen nauwelijks lezen en schrijven. Ze zien er ook verwaarloosd uit en schijnen behoorlijk te stinken. De rest van het rurale dorp in de Amerikaanse staat New York heeft eigenlijk nooit veel aandacht besteed aan de ‘boys’, die in een andere tijd zijn blijven steken, maar zet zich nu schrap: de Wards mogen dan simpele zielen zijn, het zijn wel Munnsville’s simpele zielen. En dus wordt er op een speciaal feest geld ingezameld voor Delberts verdediging.

Joe Berlinger en Bruce Sinofsky concentreren zich in Brother’s Keeper (105 min.), de film die hun carrière in 1992 in een stroomversnelling bracht, eerst vooral op het leven van de Ward-broers en de plattelandsgemeenschap waarvan zij deel uitmaken. Later verleggen ze hun aandacht naar de rechtszaal, waar Delbert terecht moet staan en zijn broers onder druk worden gezet om belastende verklaringen tegen hem af te leggen. Dan wordt pijnlijk duidelijk hoe kwetsbaar deze woest uitziende mannen zijn en hoeveel moeite ’t hen kost om mee te draaien in de snel veranderende wereld.

Terwijl The New York State Police de zaak tegen Delbert in de steigers probeert te zetten en media uit het hele land overkomen om verslag te doen van dit spraakmakende verhaal in een door God vergeten hoek van de Verenigde Staten, willen de drie nog levende broers Ward liefst zo snel mogelijk terug naar het leven zoals ze dat kennen: in een huis zonder stromend water, op een land dat al generaties in de familie is en binnen een gemeenschap die hen laat zijn wie ze nu eenmaal zijn.

Dark Days

Dogwoof

In de ‘freedom tunnel’ voelen ze zich veilig. Verschoond van de misprijzende blikken van gewone New Yorkers, veilig voor de politie en dieven bovendien. Want die komen echt niet naar beneden. Dat durven ze niet. Of ze vinden het er gewoon smerig. In het tunnelsysteem onder de Amtrak-treinlijn, tussen Penn Station en Harlem, is een soort wijk voor verschoppelingen ontstaan. Volgens Tommy, die op zijn zestiende van huis wegliep, zijn ze echter niet dakloos. Ze hebben immers een thuis.

Voor het aangrijpende groepsportret Dark Days (82 min.) uit 2000 trok de jonge Brit Marc Singer, in de VS aan het werk als fotomodel, halverwege de jaren negentig zo’n tweeënhalf jaar bij hen in. Dit is hun verhaal, samen verteld. Over hoe ze hun geld verdienen, hun liefde voor honden en de elektriciteit die ze stiekem aftappen bijvoorbeeld. En over traumatische ervaringen, psychische problemen en – de grote gelijkmaker – crack. Waaraan een aanzienlijk deel van de tunnelpopulatie verslaafd is.

Ralph, die zelf alleen nog joints rookt, vindt bijvoorbeeld dat Dee maar eens moet stoppen. Zij wil dat echter pas doen als hij geen druk meer op haar legt. En zo belandt het kibbelende duo in een patstelling, waarbinnen ze zich allebei wel senang lijken te voelen. Voor Singers camera, speciaal voor de opnames aangeschaft, leggen ze los van elkaar hun ziel bloot. Hun leven in de tunnel, waarbij ze zich de ratten van het lijf moeten zien te houden, lijkt de logische slotsom van een turbulent leven.

Via de verschillende tunnelbewoners en hun bezigheden dringt deze documentaire in duister zwart-wit diep door in een parallelle wereld, waarbinnen mensen die over de rand van de westerse winner-takes-all wereld zijn gevallen zich, soms al tientallen jaren, staande weten te houden en samen een gemeenschap vormen. Totdat Amtrak hen laat weten dat ze nu toch eindelijk eens weg moeten en de sloophamer eraan te pas dreigt te komen om hun provisorische thuis aan gruzelementen te slaan.

Dark Days – voorzien van een iconische soundtrack door DJ Shadow, met bestaand en speciaal voor deze documentaire geschreven werk – werd overladen met prijzen, maar zou desondanks Marc Singers enige film blijven. Na de opnames ging hij, volgens dit interview, enkele jaren reizen en duiken. Een latere film wilde maar niet lukken en werd door hemzelf vernietigd. Intussen bleef hij contact houden met sommige van zijn oud-tunnelgenoten, die hij had leren kennen als gewone mensen zoals jij en ik.

Madoff: The Monster Of Wall Street

Netflix

Bernie Madoff leidde ‘de grootste criminele onderneming ooit op Wall Street’, was niets minder dan ‘een financiële seriemoordenaar’ en vertegenwoordigde zo ‘het pure kwaad’. In het intro van de vierdelige docuserie Madoff: The Monster Of Wall Street (253 min.) stapelt regisseur Joe Berlinger, de man achter de true crime-franchises Crime Scene en Conversations With A Killer van Netflix, allerlei smeuïge quotes op elkaar. Zodat de zappende kijker zijn afstandsbediening aan de kant legt en blijft hangen bij deze thriller uit het hart van de financiële wereld. ‘Over honderd jaar zullen mensen zich dit verhaal herinneren’, zegt één van de gedupeerden nog.

In zijn officiële verklaring bekent Bernard L. Madoff (1938-2021) dat hij inderdaad loog voor de kost. Zo liet hij maar liefst 64 miljard dollar verdwijnen. En dat kon hij alleen volhouden omdat hij zo’n onberispelijke reputatie had op Wall Street. Madoff werd, als bestuursvoorzitter van de NASDAQ, beschouwd als één kopstukken van de financiële wereld. Intussen hield hij er een beleggingsadviesbedrijf op na, dat zich aan elke controle onttrok. Daarmee zei hij gelden van derden in sterk speculerende aandelen te beleggen. In werkelijkheid ging het om een Ponzifraude, waarmee Bernie permanent ongelooflijke geldbedragen rondschoof en voor zichzelf afroomde.

En wanneer iemand twijfelde over de gang van zaken was zijn reactie altijd hetzelfde: als je al die vragen hebt, moet je misschien je geld eruit halen. Want daarvoor had hij, een succesvol en drukbezet man, natuurlijk geen tijd. Zelfs doorgewinterde investeerders tuinden er dan weer in. Want als keizer zonder kleren, dat maken de verschillende sprekers in deze serie (Madoffs advocaat, oud-medewerkers, beursdeskundigen, financiële specialisten, journalisten, opsporingsambtenaren en slachtoffers) wel duidelijk, kende Madoff zijn gelijke niet. Ook al opereerde hij dan in een wereld, waarin nog wel meer figuren met ontzettend veel bravoure en heel weinig kleren rondlopen.

Behalve met archiefbeelden, officiële documenten en figuratieve shots van computers, cijferreeksen en Manhattan illustreert Berlinger de ervaringen, anekdotes en conclusies van al die pratende hoofden tevens met een fikse hoeveelheid gereconstrueerde scènes. Met veel gebruik van slow-motion, en vaak zonder natuurlijk geluid, zet hij het drama flink aan. Daarin slaat hij soms echt door: de shots waarin de acteur Joseph Scotto, die de spil van het piramidespel vertolkt, als ‘een financiële seriemoordenaar’ in de camera tuurt werken bijvoorbeeld eerder op de lachspieren dan dat ze buitenstaanders een blik in de ziel van ‘Mr. Ponzi Scheme’ verschaffen.

Madoff: The Wolf Of Wall Street is bovendien nogal overcompleet. Berlinger neemt erg veel tijd om Bernies gigantische fraude en het totale gebrek aan controle daarop uit de doeken te doen. Insiders hebben weliswaar regelmatig aan de bel getrokken over mogelijke witteboordencriminaliteit, maar toch weet hij steeds weer de dans te ontspringen. Niemand wil of kan geloven dat ook deze keizer geen kleren aanheeft – of heeft er simpelweg belang bij om te blijven doen alsof Bernard Madoff er weer prachtig bij zit. En als het doek dan toch is gevallen en deze zaak van epische proporties moet worden afgewikkeld, zijn het, natuurlijk, vooral ‘de kleine luyden’ die aan het kortste eind trekken.

Ook de familie Madoff krijgt in de geladen climax van deze miniserie echter ongenadig de rekening gepresenteerd.

All The Beauty And The Bloodshed

Cinéart

Het is alsof Nan Goldins complete leven een aanloop is geweest naar haar huidige rol als Nemesis van de Amerikaanse familie Sackler. Die verdiende via het bedrijf Purdue Pharma miljarden dollars met de pijnstiller OxyContin, een medicijn dat zo verslavend bleek te zijn dat er in de Verenigde Staten een heuse Opioid Crisis ontstond. Die zou inmiddels in totaal zo’n half miljoen Amerikanen het leven hebben gekost. Intussen kochten de Sacklers zich met hun ‘bloedgeld’ in bij allerlei goede doelen en musea.

Nan Goldin, die na een turbulente jeugd als fotografe doorbrak met de intieme serie The Ballad Of Sexual Dependency, raakte in 2014 na een operatie zelf verslaafd aan de pijnmedicatie en wist drie jaar later na een overdosis slechts met heel veel moeite weer af te kicken. Sindsdien is ze één van de drijvende krachten van de actiegroep P.A.I.N. (Prediction Addiction Intervention Now). Met guerrilla-acties attaqueert deze groep specifiek de filantropie van de Sacklers, die zich nog altijd comfortabel in de hoogste kringen bewegen.

All The Beauty And The Bloodshed (117 min.), de documentaire die de fotografe maakte met regisseur Laura Poitras (My Country, My CountryThe Oath en Oscar-winnaar Citizenfour), valt in dat opzicht meteen met de deur in huis: The Sackler Wing van The Metropolitan Museum in New York wordt op 10 maart 2018 overgenomen door demonstranten onder leiding van Goldin die en masse pillenpotjes droppen en een ‘die-in’ organiseren, waarbij ze voor dood op de grond gaan liggen en onderwijl de leus ‘Sacklers lie, people die’ scanderen.

Zulke acties, waarmee de omstreden familie steeds verder in het nauw wordt gedreven, lopen als een rode draad door deze meeslepende documentaire, die er in september op het Filmfestival van Venetië zowaar met de Gouden Leeuw voor beste film vandoor ging. Patrick Radden Keefe, de auteur van de bestseller Empire Of Pain, geeft daarbij context over OxyContin en de agressieve marketing waarmee het middel door Purdue Pharma aan de man is gebracht, ook toen allang duidelijk was hoe verslavend ‘t was.

Dat klassieke Big Pharma-verhaal is door documentairemaker Alex Gibney al eens tot in detail opgetekend in The Crime Of The Century. Poitras verrijkt dit met enerverende protestacties en blikt parallel daaraan met Goldin terug op haar bijzonder turbulente leven, dat al heel vroeg ernstig werd ontregeld door de psychische problemen van haar zus Barbara en de inadequate reactie van haar ouders daarop. Zij zou al snel helemaal op drift raken. In fotografie – volgens Goldin een sublimatie van seks en meestal ook beter dan seks – vond ze uiteindelijk een uitweg.

De opwinding, hardheid en tristesse van dat leven, waarbij de AIDS-epidemie van de jaren tachtig en de bijbehorende Act Up-acties vormend blijken te zijn geweest, worden door Poitras verbonden aan Goldins activisme, dat haar leven extra scherpte en richting lijkt te hebben gegeven. Zo stuurt deze topdocu aan op een bijzonder geladen apotheose, waarin Nan Goldins P.A.I.N. daadwerkelijk vruchten begint af te werpen en zij zelf oog in oog komt te staan met enkele prominente leden van de gehate Sackler-familie.

Meet Me In The Bathroom

IDFA

Rond de eeuwwisseling leek de muziekstad New York dood en begraven. Sinds de opkomst van punk en disco in de jaren zeventig en tachtig was er nauwelijks meer iets noemenswaardigs gebeurd in de Amerikaanse metropool die zichzelf altijd als toonaangevend had beschouwd. In de jaren negentig hadden niksige bands uit ongecompliceerdere delen van de Verenigde Staten, zoals The Offspring, Blink-182 en Limp Bizkit, ongegeneerd het initiatief naar zich toe getrokken.

En toen stond er zowaar een nieuwe generatie elementaire rockbands op, met als vaandeldrager The Strokes, een übercoole band uit Manhattan. Samen met het rudimentaire duo The White Stripes uit Detroit (Rockcity, roepen liefhebbers er dan direct achteraan) en de cartoonachtige riffmachine The Hives (uit Zwéééden!) werden deze vijf jongelingen, met vooralsnog slechts één plaat en een handvol optredens op hun conto, opgezadeld met het predicaat ‘The New Rock Revolution’.

De documentaire Meet Me In The Bathroom (105 min.), gebaseerd op het gelijknamige boek van Lizzy Goodman, maakt een trip nostalgia naar de opkomst van de bijbehorende New Yorkse scene (spreek uit: sien) die na de millenniumwisseling The Strokes en enkele verwante groepen heeft voortgebracht. Alhoewel, verwant? De precieze relatie en muzikale verbanden tussen de verschillende acts maakt de film van Will Lovelace en Dylan Southern nu juist niet helemaal duidelijk.

De link tussen The Strokes en de rockbands The Moldy Peaches (die tijdens een tournee als hun voorprogramma, hun ‘fluffers’ volgens frontvrouwe Kimya Dawson, mochten fungeren) en Yeah Yeah Yeahs (met de iconische riot grrrl Karen O) zijn duidelijk, maar naar wat precies het verband is met Interpol, TV On The Radio, The Rapture en LCD Soundsystem blijft het gissen. Behalve dat al deze bands in min of meer hetzelfde tijdsgewricht vanuit New York City opereerden.

Die stad is in elk geval een essentieel decorstuk voor dit associatieve groepsportret. Met de name de terroristische aanslagen van 11 september 2001 lijken alles in New York, ook de muziek, op scherp te hebben gezet. Lovelace en Southern, eerder verantwoordelijk voor de LCD Soundsystem-concertfilm Shut Up And Play The Hits (2012), kneden met al die losse bandverhalen een dwingend narratief over succes dat – even kort door de bocht – eerst onvermijdelijk wordt en daarna niet te dragen blijkt.

Meet Me In The Bathroom, waarin alle hoofdrolspelers buiten beeld aan het woord komen en lekker veel obscuur beeld- en geluidsmateriaal is opgenomen, wordt daarmee meer dan de zoveelste popdocu, waarin pratende hoofden gedetailleerd hun eigen carrière doorlopen, de ene na de andere smeuïge anekdote uit hun mouw schudden en de hitjes tussendoor lekker veel ruimte krijgen. Dit is een oprechte poging om de toenmalige tijdgeest, couleur locale en zweetgeur te pakken te krijgen.