We Were Once Kids

Resolution Media

Opeens hangt er een poster in Washington Square Park: ‘Open casting call.’ Gezocht: echte New Yorkse jongeren, van allerlei verschillende achtergronden en kleuren. Jongens en meisjes, tussen de dertien en negentien. Voor de opnames van een film genaamd “Kids”, geregisseerd door Larry Clark en geschreven door een negentienjarige jongen die al een tijdje in de buurt rondhangt, Harmony Korine.

Niet veel later valt het kwartje bij het groepje straatjongeren, dat begin jaren negentig een soort skategroep heeft gevormd. Clark, dat is de oudere jongere, een fotograaf naar verluidt, die de afgelopen tijd nogal eens een jointje met hen is komen roken. Als één van hen, Hamilton Harris, daadwerkelijk naar de casting gaat, blijkt hij auditie te moeten doen voor een personage dat ‘toevallig’ zijn eigen naam draagt.

Tijdens de opnames voor de speelfilm zullen de grenzen tussen fictie en realiteit nog verder vervagen. En als Kids in 1995 wordt uitgebracht, kan ook de buitenwereld nauwelijks onderscheid maken tussen de tieners en hun personages. Ze zijn de verpersoonlijking geworden van ‘de jeugd van tegenwoordig’: volledig oversekst, bijzonder gewelddadig en voortdurend experimenterend met drank en drugs.

In de degelijke documentaire We Were Once Kids (86 min.) van Eddie Martin blikken enkele van die voormalige jongeren terug op hoe hun persoonlijke grenzen flink werden opgerekt tijdens de opnames, de film bij release een fikse controverse veroorzaakte en vervolgens een enorm kassucces werd en de acteercarrière van met name Rosario Dawson en Chloë Sevigny daardoor een pikstart maakte.

Deze hoofdrolspelers, welbekende Hollywood-namen inmiddels, komen overigens niet aan het woord. Net als Larry Clark en Harmony Korine, die allebei voor de eer bedankten. De nadruk komt daardoor automatisch te liggen op wat de film Kids de andere skatejongeren heeft gebracht en gekost. En dan blijkt, enigszins voorspelbaar, dat niet alle betrokkenen het plotselinge succes even goed hebben verwerkt. 

Met enkele ‘acteurs’ is het niet goed afgelopen – waarbij het natuurlijk de vraag blijft of dat rechtstreeks met de film is te verbinden. Dit drama wordt in deze docu in elk geval met dikke muziek aangezet. Daarbij is het ook jammer dat Clark de mogelijkheid om kritiek van zijn voormalige cast te weerleggen – over zijn manipulatieve gedrag op de filmset en uitbuiting van zijn hoofdrolspelers – onbenut laat. 

Daardoor blijft We Were Once Kids een weliswaar interessante, maar ook enigszins gemankeerde terugblik op het maakproces van een omstreden hitfilm.

Een trailer van We Were Once Kids (ook wel bekend als The Kids) is hier te bekijken.

The Slow Hustle

HBO Max

‘Oh, Sean, nee!’ schreeuwt politieagent David Bomenka met overslaande stem. Samen met zijn collega Sean Suiter van de Baltimore Police Department is hij op 15 november 2017 op een melding afgegaan in de ongure omgeving van Harlem Park, in het westen van de beruchte Amerikaanse stad Baltimore. Daarbij is het in een steeg, in een onoverzichtelijke situatie, gekomen tot een schietpartij. Met dramatische gevolgen: Suiter ligt levenloos op de grond. ‘Officer down!’ roept zijn collega.

Sean Suiters tragische dood leidde onlangs al tot één van de aangrijpendste scènes van We Own This City, de sterke miniserie waarmee showrunner David Simon een vervolg gaf aan zijn klassieke serie The Wire. Het dramatische tafereel vormt tevens het startschot van deze krachtige documentaire van Sonja Sohn. Als actrice was zij vijf seizoenen lang te zien in The Wire, Simons verpletterende ontleding van de Amerikaanse ‘war on drugs’, als de gedreven politieagent Kima Greggs.

Al snel worden er in The Slow Hustle (85 min.) vragen opgeworpen over Suiters dood: was het wel doodslag? Of kon het ook moord zijn? Of zelfs zelfdoding? Sean Suiter was betrokken geraakt bij duistere zaakjes van een speciaal politieteam en zou een dag na zijn dood tegen collega’s getuigen in een corruptiezaak. Het leek te veel op zelfmoord om zelfmoord te kunnen zijn, stelt Justin Fenton, misdaadverslaggever van The Baltimore Sun en schrijver van het boek We Own This City, cryptisch.

Met Suiters vrouw en kinderen, collega’s en plaatselijke journalisten loopt Sohn, die in haar debuut Baltimore Rising al de gespannen situatie in haar thuisstad en de Black Lives Matters-rellen na de dood van Freddie Gray in beeld bracht, de hele affaire door. Ze komt daarbij automatisch terecht bij de hoofdrolspelers van We Own This City: het wapenopsporingsteam van Wayne Jenkins, de verpersoonlijking van de ‘bad cop’. Dat heeft Baltimore jarenlang als een roversbende geplunderd.

Sonja Sohn plaatst intussen serieuze vraagtekens bij de officiële lezing van wat er op 15 november in die desolate steeg in West-Baltimore is gebeurd. Hoewel hij zelf politieagent was, zou Sean Suiter zomaar één van de vele zwarte Amerikanen kunnen zijn die een gewelddadige confrontatie met de politie moet bekopen met de dood. ‘Give us the shooter’, roepen boze Black Lives Matter-demonstranten niet voor niets boos als het officiële onderzoek naar de ware toedracht is afgerond. ‘Give us the shooter of Sean Suiter.’

In de documentaire I Got A Monster wordt het losgeslagen Gun Trace Task Force van Wayne Jenkins nog eens doorgelicht, met journalisten, agenten en inwoners van Baltimore die er door hem in werden geluisd.

Janet Jackson.

Videoland / Lifetime

De vraag blijft ruim anderhalf uur boven de markt hangen: gaat ze nog iets zeggen over de beschuldigingen tegen Michael?

Want Janet Jackson mag dan op eigen kracht een popster zijn geworden en haar privéleven tot dusver bovendien zorgvuldig hebben afgeschermd, maar ook deze film over haar kan natuurlijk niet om haar oudere broer ‘Mike’ heen, ofwel ‘The King Of Pop’ Michael Jackson (1958-2009). Zeker sinds die, in de spraakmakende documentaire Leaving Neverland (2019), opnieuw publiekelijk is beschuldigd van seksueel misbruik van kinderen.

In de vierdelige serie – let op de demonstratieve punt: – Janet Jackson. (167 min.), zet Janet met haar moeder Katherine, zus Rebbie en broers Tito en Gary haar verhaal goed in de verf. Regisseur Benjamin Hirsch start daarvoor bij de opkomst van The Jackson 5/The Jacksons, de immens succesvolle popgroep rond haar oudere broers, en schetst vervolgens Janets solocarrière die daar logisch uit voortvloeit en in eerste instantie maar moeilijk op gang komt. Alle Jackson-kinderen zitten dan nog volledig onder de knoet bij vader Joe, een man met een ijzeren wil en losse handjes.

Om zich van die overheersende ouder bevrijden stapt ze een toxische relatie in met zanger James DeBarge, die angstvallig zijn drugsprobleem verborgen probeert te houden voor haar. Als ze zich ook van hem heeft losgemaakt, vindt Janet eindelijk haar eigen stem. Halverwege de jaren tachtig wordt ook zij een absolute wereldster. Toch blijft er voortdurend die vergelijking met Michael, de oudere broer met wie ze vroeger zo close was. Ten tijde van zijn killeralbum Thriller (1982), nog altijd de best verkochte plaat aller tijden, lijkt ze hem echter helemaal te zijn kwijtgeraakt.

Daar zit ook het verhaal van dit geautoriseerde portret. Niet bij Jacksons artistieke volwassenwording (geschetst met haar producers, choreografen en medespelers in films en series) enkele hardnekkige geruchten die nodig moeten worden ontzenuwd (zoals het kind dat ze in stilte zou hebben afgestaan of dat Nipplegate een ordinaire publiciteitsstunt was) en de obligate quotejes van medebekendheden (Mariah Carey, Questlove?, Whoopi Goldberg, Norman Lear, Missy Elliott en Samuel L. Jackson). Daar zou Janet Jackson, met die punt er dus achter, ook wel zonder kunnen.

De meerwaarde van deze serie, gefilmd over een periode van vijf jaar, zit in de persoonlijke insteek: de inkijkjes bij de Jackson-familie, haar moeizame relatieleven en – vooral – de verhouding tot ‘Mike’, haar iconische broer die alsmaar vreemder gedrag begint te vertonen en steeds nadrukkelijker in verband wordt gebracht met pedofilie. Net als haar broers en zussen heeft de zangeres daar een duidelijke mening over, die ze uiteindelijk dus ook deelt met de buitenwereld.

Al te diep gaat Janet Jackson. uiteindelijk niet in op die bijzonder pijnlijke kwestie, waardoor de meeste vragen onbeantwoord blijven. Al snel roept de plicht weer: het vieren van de muziek en betekenis van de heldin zelf die – logisch en in dit specifieke geval toch frustrerend – op haar eigen merites beoordeeld wil worden.

The Bee Gees: How Can You Mend A Broken Heart

Barry Gibb, 75 jaar inmiddels, is de laatste der Bee Gees. De andere twee broers, de tweeling Robin en Maurice, zijn al enige tijd overleden. Met de soundtrack voor de film Saturday Night Fever maakten ze in 1977 het best verkochte album aller tijden. Totdat Michael Jackson hen met Thriller van de troon stootte. Hun muziek leeft echter voort, zoals dat dan zo mooi heet.

Frank Marshall stoft de roerige geschiedenis van de drie gebroeders vakkundig af in The Bee Gees: How Can You Mend A Broken Heart (111 min.). Via interviews met Barry, oude vraaggesprekken met zijn broers, herinneringen van intimi en de verplichte loftuitingen van collega’s (zoals Eric Clapton, Noel Gallagher, Chris Martin en Justin Timberlake; hun bijdragen passen overigens zo in dit hilarische Twitterdraadje) tekent hij hun opkomst, ondergang én wederopstanding op.

Het verhaal moge bekend zijn: hoe de Gibb-broers in de sixties, als een soort Australische surrogaat-Beatles, eerst uiterst succesvol werden, vervolgens ernstig gebrouilleerd raakten en daarna, via het ontdekken van hun eigen falsetstem, de weg omhoog terugvonden in de hoogtijdagen van disco. Met kneiterhits als Stayin’ Alive, How Deep Is Your Love en Night Fever als gevolg – en een positie als pispaal voor alle discohaters.

Intussen raakte hun jongere broer Andy Gibb, die op eigen kracht een tieneridool was geworden, steeds verder in de problemen en begonnen de Bee Gees zich toe te leggen op het produceren van collega’s als Barbra Streisand, Diana Ross en Celine Dion. Totdat de tijd hen definitief inhaalde. Het is een tamelijk stereotiep popverhaal, dat nochtans met veel plezier wordt verteld en natuurlijk helemaal is volgestort met hits.

Justin Bieber: Our World

Prime Video

‘Ik ben aan het vloggen voor de docu, ik ben aan het vloggen voor de docu’, grapt Justin Bieber in z’n telefooncamera, terwijl hij zijn echtgenote Hailey filmt die achter hem staat. ‘Je bent net een echte influencer, schatje’, reageert zij spottend. Het is oudjaarsnacht 2020. Na drie jaar zonder concerten is de Canadese popster klaar om weer te gaan optreden. Vanwege de coronacrisis besluit Bieber om zelf achter de schermen-materiaal te gaan maken. Volgens een officiële tekst aan het begin van de docu: ‘to give fans the complete story behind this show’.

En daarna gaan alle alarmbellen af. Hier in huis welteverstaan. Niet op het scherm of in de wereld van Justin Bieber. Yours truly – ik dus – vraagt zich af wat hij krijgt voorgeschoteld: een echte documentaire of een als documentaire vermomde promofilm? Enigszins voorbarig wil ik meteen opschrijven: de vraag stellen is hem… Dat is alleen wat al te kort de bocht. Laat ik die docu gewoon kijken en het (voor)oordeel opschorten. Terwijl Justin vlogt voor die docu, ga ik gewoon meetikken. Kijken wat het me – en u, beste lezer – oplevert.

Nog één ding vooraf dan: Bieber speelde eerder dit jaar een fijne bijrol in een film over een andere popster, Billie Eilish: The World’s A Little Blurry. Die documentaire – zonder twijfel (mee) in de steigers gezet door Team Billie en tóch een interessant en diepgravend portret – biedt meteen een prima referentiekader voor deze Bieber-productie van huisfilmer Michael D. Ratner (tevens verantwoordelijk voor Demi Lovato: Dancing With The Devil). Die gaat – wat u, beste lezer, en ik, niet al te beste bespreker, daar ook van vinden – hoe dan ook een miljoenenpubliek bereiken. 

Oké, start. Noteren maar: Justin in slow motion op weg naar het podium. En naar de titel van zijn docu: Justin Bieber: Our World (95 min.). Groots opgezette show, in de buitenlucht. Relatief klein liedje, in eerste instantie. Dansers, lichtshow. Opmerkelijke setting wel: een soort flatgebouw. Met een paar honderd fans. Echt niet meer. Volledig Coronaproof. Oh, tis het Beverly Hilton Hotel. Met Justins podium op het dak. Via de stream kijken dus zo’n 150 landen mee. Vertelt een tekst in beeld.

Effe wat b-roll beelden van de voorbereidingen. Alweer een liedje. Nog één. En dan zijn we ineens weer 28 dagen vóór dat concert. Wat een geweldige groep mensen is dit toch om mee te werken! Ze gaan al zo lang mee. Archiefbeelden. Justin zelf is ook top. Heel loyaal. Komt weer een liedje. Justins docu is nu dik twintig minuten onderweg. Tijd voor een liedje. Blijkbaar. En nog één. Crewlid tijdens voorbereidingen unieke show: Justin is een ‘incredible leader’. Leuke vader ook. Geeft Haley, vloggend, een kusje in de nek. Hij krijgt wel een lamme arm van al dat gevlog. Tijd voor een selfiestick, vindt zijn vrouw.

Liedje. Oefenen van groepsdans voor de show. Hard snijden naar die show. Liedje met dans. Lichtshow erbij. Eerlijk is eerlijk: best spectaculair. Terug in de tijd: een crewlid test positief op COVID-19. Hij mag twee weken niet repeteren. Nog 21 dagen tot de show, waarvan ik nu al zeker een half uur heb gezien. Over de helft van de docu inmiddels, dat wel. Voorbereidingen concert. Nog 8 dagen. Positieve crewlid meldt zich weer. Liedje zoveel.

Pfoeh, nóg drie kwartier docu te gaan. Moed in de schoenen, eerlijk gezegd. Leg de iPad aan de kant. De recensent – ik dus – typt met hoofdletters SCHLUSS! En zet Justins docu op pauze. Definitief, dat wel. Zie hem toch een stuk liever als een soort grote broer in die Billie-film.

Het is me inmiddels glashelder: de vraag stellen was hem inderdaad beantwoorden. Voor de fans vast heel tof, noemde het Jeugdjournaal deze ‘documentaire’ vorige week. Dat kan ondergetekende – ik dus – niet beter onder woorden brengen. Ik ga het niet eens proberen.

I Am Bolt

Hij is het levende bewijs dat je je nooit moet laten ontmoedigen door wat anderen over je menen te weten. Van Usain Bolt, die wij allang kennen als de snelste man ter wereld, dachten ze vroeger dat hij er de fysiek en techniek niet voor had om écht hard te kunnen lopen.

Ten tijde van de documentaire I Am Bolt (108 min.) uit 2016 verlangt de Jamaicaanse superatleet, die dan al twee Olympische titels op zijn naam heeft staan, vooral naar een normaal leven: lekker eten, uitgaan, het goeie leven. De documentaire van de Britse broers Benjamin en Gabe Turner lijkt in eerste instantie dan ook een echte happy-go-lucky aangelegenheid te worden. Op pure routine naar titel drie. ‘Gelukkig’ krijgt de sprinter in de aanloop van de Olympische Spelen van 2016 in Rio de Janeiro een blessure, die hem ernstig terugwerpt.

Terwijl ‘Lightning Bolt’ zich moet terug knokken en intussen gedurig blijft worstelen met zijn motivatie, blikt hij in deze gelikte sportfilm samen met zijn ouders, beste vriend, coach, manager, jeugdtrainer en concurrenten terug op zijn imposante loopbaan. Ook achter deze goedlachse kampioen gaat natuurlijk een onvervalste streber en slechte verliezer schuil. Zo blijkt eens te meer als zijn grote concurrent, de Amerikaan Justin Gatlin, een onvergeeflijke fout maakt: Gatlin stelt op tv dat híj kampioen wordt in Rio. Dat had ie gedacht!

Hoewel Bolts tone of voice totaal anders is, lijken zijn drijfveren uiteindelijk dus verdacht veel op de eerzucht en rancune die basketballer Michael Jordan, getuige de docuserie The Last Dance, van de ene naar de andere titel voortstuwden. Een sentiment waarin ook andere grote kampioenen zoals Serena Williams, Pele, Michael Johnson, Sebastian Coe en Neymar, die in deze film als getuige-deskundige worden opgevoerd, zich kunnen herkennen.

I Am Bolt is daarmee geen diepgravend portret geworden van de man Usain Bolt – die nadat hij met pensioen is gegaan als atleet nog voetballer, muzikant en vader is geworden – maar van de gelijknamige sporter die de wereld zo vaak zijn hielen heeft laten zien.

Billie Eilish: The World’s A Little Blurry

Apple TV+

Elke zichzelf respecterende 21e eeuwse popster krijgt z’n eigen documentaire. Letterlijk. Een ‘onthullende’ film over de mens achter de artiest, vaak gemaakt in opdracht van de hoofdpersoon zelf en/of diens vertegenwoordigers. Waarover dan de schijn van openhartigheid hangt, terwijl de productie uiteindelijk toch vooral een promotioneel karakter heeft. Het is een dilemma voor elke zichzelf respecterende documentaireveelvraat: wil je afnemer zijn – of zelfs doorgeefluik – van een slim opererende marketingafdeling? Tegelijkertijd kan ook zo’n ‘product’, soms onbedoeld, een zekere oprechtheid bevatten – of, net zo interessant, zijn eigen onoprechtheid verraden.

Is Billie Eilish: The World’s A Little Blurry (140 min.) ook zo’n film? Het is in elk geval géén aalglad portret van Billie’s opmars naar de wereldtop geworden. Al kan dat natuurlijk ook ‘part of the plan’ zijn, dacht de zichzelf respecterende docufreak er direct achteraan. Billie Eilish is immers een alternatieve popster met een zwaarmoedige inborst, zo nu en dan opspelende Gilles de la Tourette-tics en echt een eigen artistieke visie. Daarbij past geen gladgestreken productie. Deze lijvige documentaire van R.J. Cutler toont hoe ze met haar broer en muzikale partner Finneas O’Connell, die bekent dat hij niet aan Billie mag vertellen dat het zijn taak is om hits te schrijven, thuis werkt aan songs die inderdaad wereldhits zullen worden. Met dank aan de GoPro-camera die moeder Maggie ophing in de slaapkamer. Dat levert fascinerend materiaal op: de wisselwerking tussen broer en zus werkt wonderwel en zal later nog resulteren in de Bond-song No Time To Die, die gewoon even in de tourbus in elkaar wordt gezet.

De film ruimt verder opvallend veel tijd in voor haar concerten, met bijzondere aandacht voor de hartstochtelijk meezingende jeugdige fans die elke beweging die zij maakt vastleggen met hun smartphone. Terwijl Billie zelf tussendoor gewoon de dingen blijft doen die een tiener nu eenmaal doet – rijbewijs halen, liefdesverdriet hebben en net te lang in bed blijven liggen, óók als de Grammy-nominaties bekend worden gemaakt – komt ze tevens in aanraking met de entertainmentwereld. Lekker gênant is in dat verband de kennismaking met Katy Perry en haar verloofde, waarvan Billie pas later in de gaten krijgt dat het de acteur Orlando Bloom is. Hij omhelst en kust haar alsof ze al jaren zielsverwanten zijn. Het voorval demonstreert hoezeer zij, de misfit, nog altijd een buitenstaander is in de wereld die haar op stel en sprong heeft omarmd. Maar voor hoe lang nog?

Zoals elk zichzelf respecterend pubermeisje koesterde Billie ooit een totaal onbereikbare liefde. Als twaalfjarige was ze smoor op Justin Bieber. Nu blijkt dat hij ook helemaal weg is van haar. Of ze misschien met hem wil samenwerken? ‘Ik zou mijn hond voor hem doodmaken’, flapt ze er direct uit in één van de vele ontwapenende scènes van deze observerende film. Maar dat is toch ook wel doodeng. Een remix van haar hit Bad Guy dan maar. Billie, die echt gewoon zichzelf lijkt voor de camera, maakt van haar hart geen moordkuil: ‘Ik zou al blij zijn als hij een keer ‘poep’ zou roepen tijdens het nummer.’ En dan, het is eigenlijk al geen verrassing meer, arriveert inderdaad Biebers versie van Bad Guy.

Op het Coachella-festival van 2019 komt het zowaar tot een ontmoeting. Billie durft haar held bijna niet aan te kijken en rent in eerste instantie zelfs van hem weg. En huilt tenslotte ongegeneerd in zijn armen. Het is de scène waarin de hele film samenkomt: hoe ze voor even met haar eigen idool en geestverwant versmelt. Terwijl de twee, natuurlijk, worden omringd door allerlei tieners die zich aan hen vergapen en het hele tafereel, natuurlijk, vastleggen. En dan moet Billie nog achttien worden en staat ook de uitreiking van die Grammy Awards nog op het programma, de apotheose van deze film, die direct en trefzeker het ongelooflijke zeventiende levensjaar van deze belangwekkende stem van Generatie Z vereeuwigt.

En dat is ongetwijfeld precies wat Billie – en haar complete entourage met haar – ook wil uitstralen. Zodat elke zichzelf respecterende documentairekenner zich na afloop achter zijn oren krabt. Tijdloos document over de opkomst van de Bob Dylan, Madonna of Radiohead van haar generatie? Of toch slim in de markt gezet product om Billies status als popster van het moment verder uit te bouwen? Ik – laat ik daar niet verder omheen draaien – ben weer geneigd te zeggen: allebei. Als Eilish erin slaagt om haar huidige succes te continueren, zou deze film niets minder dan de 21e eeuwse variant op Dont Look Back, Truth Or Dare of Meeting People Is Easy kunnen worden, waarin de formatieve jaren van een beeldbepalende act voor het nageslacht zijn vereeuwigd.

En anders is The World’s A Little Blurry op zijn minst een weldadige weerslag van hoe een getroebleerde tiener met haar diepste zielenroerselen zomaar ineens, voor even, de maat der dingen kon worden.

An Honest Liar

De beelden doen pijn aan de ogen: een enorme zaal, gevuld met verrukte, ontroerde en soms compleet hysterische mensen, in afwachting van niets minder dan verlossing. Die komt in de vorm van een aalgladde televisiedominee. In een oogwenk weet hij wat hen mankeert en ook wat hen weer kan redden. De oudere zwarte vrouw die naar hem toe is komen trippelen en buiten zinnen in zijn armen is gevallen krijgt door evangelist Peter Popoff ingefluisterd wat ze volgens hem heeft. En dan, zodat de hele zaal het kan horen: ‘God brandt ze nu weg. Daar gaan ze. Daar gaan ze, Jezus.’

Met veel theater, kabaal en de verplichte Hallelujahs worden allerlei mensen zo bij naam opgeroepen, naar voren gehaald en met behulp van niemand minder dan de Heer gered. Naderhand doet Popoff natuurlijk een beroep op hun bereidheid als gulle gever. Oud-goochelaar James Randi en zijn secondant ontdekken al snel hoe de gladjanus te werk gaat. ‘Een man die de doven geneest, heeft geen gehoorapparaat nodigt, zegt de voormalige meestergoochelaar spottend. En daarmee is het lot van de gebedsgenezer bezegeld. Randi schuift aan in de populaire talkshow van Johnny Carson. ‘Gods frequentie – ik wist niet dat ie een radio had, is 39.170 megahertz. En God is dus een vrouw en klinkt als de vrouw van Popoff.’

The Magical Randi beschouwt het als een ultiem verraad, zegt hij in de documentaire An Honest Liar (82 min.) van Tyler Measom en Justin Weinstein uit 2014: bij hoog en bij laag ontkennen dat je een soort goochelaar bent en vervolgens het publiek leegtrekken met ‘paranormale gaven’. En dus ontwikkelt de vleesgeworden scepticus, een mediagenieke en -geile halfbroer van Gandalf, zich tot de schrik van alles en iedereen die handelt in valse hoop: helderzienden, gebedsgenezers en paranormalen. ‘Als je verliefd ben, mag de hele wereld dat weten’, zegt Bill Nye (The Science Guy) daarover. ‘En James Randi is verliefd op de waarheid.’

Die verliefdheid brengt hem tevens op het spoor van de wereldberoemde Israëlische lepeltjesbuiger Uri Geller, die zal uitgroeien tot de draak die Randi koste wat het kost wil doden. Dat mondt uit in een machtig interessante tweestrijd, tussen ‘geloof’ en ‘wetenschap’. Het speelveld waarop de welbespraakte ‘ontgoochelaar’ glorieert, volgens bijvoorbeeld het goochelaarsduo Penn & Teller, Adam Savage (Mythbusters) en hardrocker Alice Cooper (voor wie Randi een onthoofdingsscène ensceneerde). Intussen houdt Randall James Zwinge thuis al tientallen jaren een ‘geheim’ verborgen, dat zijn eigen kwetsbaarheid laat zien en dit kostelijke portret van een persoonlijke ondergrond voorziet.

Capital In The Twenty-First Century

Thomas Piketty / Human

Staan we aan de vooravond van een terugkeer naar het ongebreidelde kapitalisme van de achttiende en negentiende eeuw, met een kleine aristocratie die leeft in weelde en het gewone volk dat omkomt van de honger? Deze zorg spreekt de Franse econoom Thomas Piketty nadrukkelijk uit bij de start van de boeiende documentaire Capital In The Twenty-First Century (102 min.), die is gebaseerd op zijn baanbrekende boek uit 2013. De eerste tekenen dienen zich volgens hem aan: groeiende ongelijkheid en, als een soort bliksemafleider daarvoor, toenemend nationalisme.

Samen met vooraanstaande collega-economen, psychologen, historici en politicologen licht Piketty vervolgens de ontwikkeling van het kapitalisme door, de talloze pogingen om dat bij te sturen en de recente opkomst van de ‘Greed is good’-mentaliteit, waardoor er weer een ouderwetse samenleving van Haves, een kleine elite, en Have-nots, de rest van de bevolking, dreigt te ontstaan. In politieke termen: één dollar, één stem. In plaats van wat je zou verwachten in een goed functionerende democratie: één mens, één stem.

De bijbehorende winnaarsattitude wordt ook direct verinnerlijkt, zo toont een fascinerend experiment met het bordspel Monopoly aan. Door het opgooien van een munt wordt steeds bepaald welke van twee spelers allerlei voordeeltjes krijgt toebedeeld. Die geluksvogels gaan zich vervolgens binnen enkele minuten ook als winnaar gedragen. Ze verplaatsen hun pion met meer geluid, graaien vaker in de chipszak en beginnen hun opponent te kleineren. Na afloop geloven ze dat ze puur op basis van hun kwaliteiten hebben gewonnen. Niet als gevolg van stom toeval.

Het is niet moeilijk om die mentaliteit te ontwaren in de hedendaagse samenleving. In zowel individuele personen als ondernemingen. Met deze uitstekend gedocumenteerde film van Justin Pemberton, die is geïllustreerd met nieuwsbeelden, televisiefragmenten en scènes uit speelfilmklassiekers zoals Pride And Prejudice, Les Misérables en The Grapes Of Wrath, bepleiten Piketty en zijn mededenkers dan ook een beter gereguleerde vorm van kapitalisme, waaraan echt iedereen zijn steentje bijdraagt, bijvoorbeeld via het betalen van belasting.

Enig optimisme is daarbij op zijn plaats, meent hij. De menselijke geschiedenis toont volgens Piketty aan dat we altijd streven naar een samenleving met harmonie en samenhang. Daarvoor moet dan alleen de huidige ongelijkheid nog wel even worden bestreden.

The Boy Band Con: The Lou Pearlman Story

YouTube

Hij was de zesde Backstreet Boy. Het extra bandlid achter de schermen van *NSYNC. Eigenlijk had Lou Pearlman wel echt in een boyband willen zitten. Daarvoor had hij echter niet het talent – en zeker niet het uiterlijk. De corpulente manager was in zijn jonge jaren eerder een schlemiel geweest dan een loverboy, maar mocht later graag in de directe omgeving verkeren van écht populaire jongens. Hij werd overigens ook schathemelrijk van hen.

In de vermakelijke documentaire The Boy Band Con: The Lou Pearlman Story (99 min.) verhalen de voormalige Backstreet Boys en *NSYNC-leden AJ McLean, Lance Bass, JC Chasez en Chris Kirkpatrick en voormalige bandmedewerkers, direct betrokkenen en familieleden, waaronder voormalig tieneridool Aaron Carter en de moeder van Justin Timberlake, over de man die hen eerst wereldberoemd maakte en vervolgens he-le-maal leegzoog.

Terwijl zijn protegés via de rechter los proberen te komen van het wurgcontract dat Pearlman hen ooit liet tekenen, donderen er nog wat andere lijken uit de kast bij de man die ze ooit als een vaderfiguur beschouwden. Hij blijkt een lange historie te hebben van dubieuze deals die teruggaat tot zijn jeugd in Queens, New York, waar hij zijn eerste kapitaal zou hebben vergaard met een krantenwijk en bijbehorende donutservice.

Althans, dat was het verhaal dat Lou zelf daarover ophing. De werkelijkheid is een stuk prozaïscher – al worden sommige claims tegen ‘Big Poppa’, bijvoorbeeld dat zijn vaderrol een onmiskenbaar seksuele ondertoon had, ook niet héél overtuigend onderbouwd. The Boy Band Con is eerst en vooral het verhaal van een notoire flessentrekker, die zonder aanziens des persoons slachtoffers maakt en uiteindelijk helemaal verstrikt raakt in zijn eigen leugens, dat door regisseur Aaron Kunkel vakkundig wordt uitgeserveerd.

Forbidden Games: The Justin Fashanu Story


‘Ik ga niet spelen of me omkleden in de buurt van…’, zegt de Britse voetbalinternational John Fashanu (Wimbledon) zonder te verblikken of verblozen tijdens een televisie-interview uit 1990. Hij heeft het over zijn oudere broer Justin, die zojuist als eerste voetbalprof uit de kast is gekomen. Justin en John groeiden samen op, als de donkere kinderen van een blank pleeggezin.

Justin Fashanu, de hoofdpersoon van Forbidden Games (80 min.), was allereerst een getalenteerde voetballer. In 1980 scoorde hij het doelpunt van het jaar in Engeland, een jaar later werd hij de eerste zwarte speler waarvoor een miljoen pond werd betaald. Bij Nottingham Forest wilde het echter niet lukken met de Engelse jeugdinternational. Hij moest al snel weg. Volgens oud-medespeler Frank Clark omdat manager Brian Clough, zelf onlangs ook de hoofdpersoon van een documentaire, had gehoord dat Fashanu regelmatig het plaatselijke gaycircuit bezocht.

In de navolgende jaren zwierf de ooit zo veelbelovende aanvaller van B-club naar C-vereniging, terwijl hij ondertussen van het ene in het andere schandaal belandde; van een affaire met een Brits parlementslid tot roddels over seks met minderjarige schandknapen. Fashanu, de ontheemde zwarte jongen die vanwege zijn talent ooit liefdevol was opgenomen door de voetballerij, werd gaandeweg een outcast in diezelfde wereld.

Het is een dramatisch en gelaagd verhaal, waarbij de gecompliceerde hoofdpersoon echt niet alleen slachtoffer van zijn situatie is. Met vaste hand portretteren de filmmakers Adam Darke en John Carey de met tragiek omgeven Justin Fashanu in deze boeiende documentaire, die het niveau van de gemiddelde sportfilm met gemak ontstijgt.

Homoseksualiteit en voetbal, het blijkt een dikke twintig jaar later nog altijd een ongemakkelijk huwelijk. Deze week was er bijvoorbeeld ophef rond oud-international Ruben Schaken, die in zijn biografie memoreerde dat hij bij Feyenoord met twee homo’s zou hebben gevoetbald en daarbij ook nadrukkelijk vermeldde dat hij zich daarvan distantieerde.

Persoonlijke noot: in 2005 maakte ik voor Omroep Brabant een portret van zaalvoetbalinternational en -oud-prof John de Bever, tegenwoordig actief als levensliedzanger, die zich toen openlijk uitsprak over zijn homoseksualiteit. Voor zover ik weet is hij de bekendste Nederlandse voetballer die uit de kast is.