Ever Change A Winning Team

PSV

‘Don’t worry’, zegt Earnest Stewart, directeur voetbalzaken van PSV, bij het begin van het tweeluik Ever Change A Winning Team (109 min.) tegen Ivan Perisic en zijn entourage over de camera die hen filmt. ‘It’s ours.’

Tijdens de transferzomer van 2025 laat de Eindhovense voetbalclub een cameraploeg, onder leiding van Job van der Zon, achter de schermen meekijken voor een documentaire voor het eigen platform, PSV Play. Daarbij blijft ‘t voor een buitenstaander natuurlijk altijd onduidelijk wat er vanwege het clubbelang op de montagetafel is gesneuveld. Er blijft echter genoeg aardigs over.

Zo krijgt Van der Zon toegang tot PSV’s directiekamer, waar Stewart, algemeen directeur Marcel Brands, financieel directeur Jaap van Baar en commercieel directeur Frans Janssen spijkers met koppen moeten slaan in een transferzomer, waarvan op voorhand al duidelijk is dat die hectisch zal worden. Het ‘winning team’, tweemaal achter elkaar kampioen geworden, heeft nieuwe impulsen nodig.

Zij moeten bijvoorbeeld voor de vacature van een centrale verdediger de keuze maken tussen het Spaanse talent Yarek Gasiorowski, waarmee op termijn zogezegd waarde kan worden gecreëerd, en de ervaren Japanner Ko Itakura. Die staat er ongetwijfeld meteen, maar daarop moeten ze dan wel flink afschrijven. De keuze valt op Yarek, Itakura zal enige tijd later bij directe concurrent Ajax tekenen.

Zulke besluiten worden niet in een vacuüm genomen. In de buitenwereld wordt door fans, kenners en transferspecialisten permanent gespeculeerd over wat er bij een club zoals PSV speelt en hoe dit moet worden geduid. Van der Zon maakt dit voelbaar met audiofragmenten uit voetbalpraatprogramma’s en PSV-podcasts. Daarin wordt de spijker even vaak op z’n kop als de plank helemaal misgeslagen.

Als de toonaangevende transferspotter Fabrizio Romano, die erg nauwe banden met bepaalde zaakwaarnemers lijkt te onderhouden, bijvoorbeeld meldt dat PSV een akkoord heeft bereikt met Napoli over de transfer van Noa Lang, ontkent Stewart dit ten stelligste tegenover PSV’s eigen persvoorlichter Nick Tol. ‘Ik stoor me d’r wel aan’, zegt de directeur voetbalzaken later, over alle geruchten en speculatie.

Ook rond aanvoerder Luuk de Jong, die niet wil bijtekenen en voor zichzelf traint, ontstaat veel ruis. ‘We zijn wel PSV’, moppert Frans Janssen, die niet door de spits gegijzeld wil worden, in de directiekamer. ‘Niet FC Luuk de Jong.’ Even later volgt een lekker ongemakkelijke ontmoeting tussen de zojuist aangetrokken nieuwe spits Alassane Pléa en diezelfde De Jong. Of die toch blijft? ‘Dat weet ik nog niet.’

Op het trainingskamp lezen enkele spelers online ook dat er een nieuwe aanvaller is aangetrokken. ‘Komt hij hierheen?’ vraagt Joey Veerman. ‘Hij is goed, hoor.’ Verder komen de huidige spelers van PSV nauwelijks in beeld. De actie speelt zich ditmaal op kantoor af, niet op het veld. Sportjournalist Sjoerd Mossou en presentatrice Maddy Janssen worden nog wel geïntroduceerd als, enigszins overbodige, duiders.

Hoewel PSV zich ook nu niet uitlaat over bedragen – salarissen, transfersommen, bonussen – geeft het tweeluik enig inzicht in de zwarte doos-periode van het voetbaljaar, een proces van aantrekken en afstoten dat onlangs ook al uitgebreid is belicht in de fijne podcast Mino’s Imperium, over de machtige spelersbegeleider Mino Raiola. PSV hakte overigens al eerder met dit bijltje in de miniserie Cody Gakpo – Psalm 20:4.

Ever Change A Winning Team wordt daarmee een extra large-variant op alle Deadline Day-docu’s, al dan niet van clubs zelf, en zoekt daarmee tevens het terrein op dat docuseries zoals Sunderland ‘Til I Die ook bestrijken. Waarbij op voorhand duidelijk is: wat PSV niet wil dat we zien, zien we ook niet.

My Father, The BTK Killer

Netflix

Als vier leden van het gezin Otero uit Wichita in 1974 worden vermoord, rekent het politiekorps al snel enkele broers in. Zij bekennen de gruwelijke moorden ook. Dan komt er een brief binnen, de eerste van een serie onrustbarende schrijfsels die ook naar de plaatselijke krant worden gestuurd. ‘Ik schrijf deze brief omwille van de belastingbetaler en van uw tijd’, stelt de onbekende persoon, die duidelijk over daderkennis beschikt en als een soort erfgenaam van de Zodiac Killer aandacht en erkenning zoekt. ‘De drie kerels die u in hechtenis hebt, weten er niets van. Ik heb het helemaal alleen gedaan.’

Om dat voor eens en altijd duidelijk te maken zoomt de dader in op enkele naargeestige details: ‘Bondage: handen gebonden met koord van rolgordijn. Voeten, onder- en bovenkant knie en taille met een waslijn. Allemaal één lengte.’ Op foto’s van de plaats delict kan de politie zien dat de onbekende weet waar ie over spreekt. ‘PS. Omdat sekscriminelen hun werkwijze niet veranderen of dit van nature niet kunnen, verander ik de mijne ook niet.’ Voor de zekerheid specificeert ie die nog even: Bind. Torture. Kill. Met een waarschuwing en voorspelling erbij: ‘They will be on the next victim.’ 

Was getekend, Dennis Rader, familieman, devoot christen, scoutingleider, hondenvanger van Park City én vader van Kerri Rawson. Ofwel: My Father, The BTK Killer (94 min.), een man die sinds de jaren zeventig zeker tien martelmoorden heeft gepleegd. Hij wordt echter pas in 2005 gearresteerd, Kerri is dan 26. Zij was dus nog niet geboren toen de Otero-familie werd vermoord. En haar vader schreef zijn laatste openbare BTK-brief op haar eerste verjaardag. Kinderen opvoeden had zogezegd zijn moordroutine ontregeld. Tot 2004 zal ‘t stil blijven rond de beruchte BTK-killer.

Skye Borgman ontleedt de schokkende reeks moorden van deze onopvallende man, die ook bij de mensen die het dichtst bij hem stonden nooit argwaan heeft gewekt. Elke onthulling leidt tot een volgende onthulling. De details zijn huiveringwekkend en slaan diepe wonden bij de nabestaanden van zijn slachtoffers en zijn eigen gezin. Waarom hebben we nooit iets gemerkt? vraagt zijn dochter Kerri zich af. Heeft hij nog meer slachtoffers gemaakt dan de tien die aan hem worden toegeschreven? En, de engste van alle vragen voor haar: heeft hij sommige verknipte dingen uitgeprobeerd op haar?

‘Het is een eindeloze hel’, aldus Kerri, die zwaar getraumatiseerd is geraakt. Ze kan niet anders dan wroeten in dat inktzwarte verleden, omdat het haar definieert. Tegelijk wil ze zich ook losrukken van de BTK-vloek en de man, het monster, die van haar de dochter van een seriemoordenaar heeft gemaakt. Behalve een min of meer reguliere killerdocu wordt deze film daardoor ook een portret van de andere slachtoffers die een moordenaar maakt. Buiten zijn prooien en hun verwanten, die overigens niet participeren in deze productie, slachtoffert hij ook zijn eigen familieleden en vrienden.

Onwetende omstanders die besmet raken door hun associatie met een man, die ze vaak al hun hele leven kennen en toch nooit hebben gekend.

The World According To Dick Cheney

Showtime

Het hele lijstje vragen wordt zonder problemen afgewikkeld. Zijn belangrijkste karaktereigenschap? Integriteit. Wat hij het meest waardeert in vrienden? Eerlijkheid. Zijn favoriete eten? Spaghetti. En dan valt ie toch even stil, de man die alles zo zeker weet. Bij de vraag wat zijn grootste fout is. ‘Daar denk ik eerlijk gezegd niet zoveel over na, moet ik eerlijk bekennen.’ En dan kan The World According To Dick Cheney (109 min.) daadwerkelijk van start.

Iedereen die vluchtig aan ‘de machtigste vicepresident die de Verenigde Staten ooit hadden’ denkt, roept bij die vraag waarschijnlijk meteen: de Amerikaanse inval in Irak. De respons van president George W. Bush op de terroristische aanslagen van 11 september 2001 – naar verluidt ingefluisterd door Dick Cheney en minister van Defensie Donald Rumsfeld, die nog een appeltje hadden te schillen met de Iraakse leider Saddam Hoessein – liep uit op een bloedige oorlog.

Gedrieën zouden ze zich ontwikkelen tot de kop van Jut voor links Amerika, de hardliners die hun land in alwéér een nodeloze oorlog hadden gestort, op basis van nepbewijs rond Hoesseins vermeende ‘weapons of mass destruction’. Intussen hadden ze in de Iraakse gevangenis Abu Ghraib en het strafkamp Guantanamo Bay ook nog alle mogelijke mensenrechten geschonden bij krijgsgevangenen. ‘Het was belangrijker om succesvol te zijn dan geliefd’, zegt Cheney over de periode na 911.

Op die turbulente jaren ligt vanzelfsprekend ook de nadruk in deze gedegen film van R.J. Cutler (A Perfect CandidateBelushi en Billie Eilish: The World’s A Little Blurry) uit 2013, waarin behalve de Republikeinse mastodont zelf ook zijn vrouw Lynne, enkele politieke vertrouwelingen en gezaghebbende duiders zoals Bob Woodward, Ron Suskind en Jo Becker aan het woord komen. Zij schetsen een politieke loopbaan waarin het doel vrijwel altijd de middelen lijkt te rechtvaardigen.

En ook zijn trouwe vriend Don Rumsfeld ontbreekt niet in dit politieke portret, waarvoor acteur Dennis Haysbert als verteller fungeert. Zij trokken al samen op in de regering van Richard Nixon, vormden later de zogeheten ‘Praetorian Guard’ van diens opvolger Gerald Ford (die tijdens het beschermen van de president zelf ook aanzienlijke macht verwierf) en fungeerden als kloppend hart van het kabinet van George W. Bush, dat hen tot Amerika’s meest gehate mannen zou maken.

In de halve eeuw voordat Donald Trump de macht greep in zijn partij speelde Dick Cheney (1941-2025) eigenlijk bij elke afzonderlijke Republikeinse regering een sleutelrol. En tussendoor was hij ook nog enkele jaren CEO van de oliegigant Halliburton. Een man met macht, statuur en tegenstanders. Het vertrouwde gezicht van (oer)conservatief Amerika, dat zelf vast ook niet had kunnen bedenken dat hij zich ooit niet meer thuis zou kunnen voelen binnen de Republikeinse partij.

Toch is dat precies wat er in de afgelopen jaren is gebeurd: in navolging van zijn dochter Liz, prominent congreslid, heeft Dick Cheney zich als ‘wise old man’ van de Republikeinse partij publiekelijk afgekeerd van de huidige president Trump. De twee hadden nochtans een gemeenschappelijke vijand: James Comey, de man die als onderminister van Justitie vicepresident Cheney de voet dwars zette, werd later als FBI-directeur een gezworen vijand van Donald Trump.

Die heeft de huidige minister van Justitie onlangs opgedragen om Comey te laten vervolgen. En daar scheiden de wegen van de Republikeinse kopstukken. Want zulke acties lijken zelfs voor een ijzervreter zoals Dick Cheney toch echt een brug te ver.

Chaos: The Manson Murders

Netflix

In de officiële lezing van de Manson-moorden is Charles Manson simpelweg een diabolische sekteleider die zijn volgelingen, verdorven kinderen van het hippietijdperk, aanzet tot enkele gruwelijke moordpartijen. Met de leden van de Manson Family als demonische tegenhangers van de bloemenkinderen. Een ideaal verhaal, beweren critici, om de burgerrechtenbeweging, het anti-Vietnamoorlog sentiment en de vrijheid-blijheid van de sixties onschadelijk te maken.

In Chaos: The Manson Murders (97 min.), losjes gebaseerd op het boek Chaos: Charles Manson, The CIA, And The Secret History Of The Sixties (2019) van de schrijver Tom O’Neill, exploreert Errol Morris een andere theorie: dat de vijf moorden in het huis van de hoogzwangere actrice Sharon Tate, de vrouw van filmregisseur Roman Polanski, in de nacht van zaterdag 9 augustus 1969 en de gewelddadige dood van het echtpaar Leno en Rosemary LaBianca, een dag later, onderdeel waren van een CIA-project.

De Tate-LaBiana-moorden zouden zijn voortgevloeid uit MK-ULTRA, een supergeheim programma van de Amerikaanse buitenlandse inlichtingendienst waarin met ‘mind control’ werd geëxperimenteerd. Met LSD, hypnose en hersenspoeling probeerden ze Manchurian Candidates te creëren: onvrijwillige proefpersonen die op commando en zonder spijt of berouw gingen moorden en die zich daar naderhand nauwelijks meer iets van konden herinneren. Manson was zo bezien niet meer dan een marionet.

Dat klinkt als een tweederangs complottheorie. De zoveelste poging om een afgekloven sensatieverhaal van een nieuwe dimensie te voorzien. Dit is alleen wel een film van Errol Morris, één van de meest invloedrijke documentairemakers van de afgelopen halve eeuw. De man die bijvoorbeeld de allereerste true crime-docu (The Thin Blue Line) maakte, de architecten van de Vietnam- en Irak-oorlogen (in The Fog Of War en The Unknown Known) het vuur aan de schenen legde en Mr. Death zelve portretteerde.

De man ook, die zich al eerder over verwante samenzweringen boog in November 22, 1963A Wilderness Of Error en Wormwood. Zeker de CIA speelt daarin vaak een zeer kwestieuze rol. Die theorieën lijken eerst vaak erg grotesk – zoals experimenten om subjecten te hersenspoelen, valse herinneringen bij hen te planten of psychische stoornissen te bezorgen – maar bij nader inzien blijkt er vaak wel degelijk bewijs. Dat MK-ULTRA heeft bestaan is helder. En dat daarbinnen veel kon – zo niet: alles – eveneens.

Morris’ aanpak voelt vertrouwd: een virtuoos geframed centraal interview, ravissante vormgeving, associatieve montage en stuwende soundtrack. Met Tom O’Neill tast hij diens visie op het duistere verleden af. Hij bespreekt zijn bevindingen verder met aanklager Stephen Kay, talentscout Gregg Jakobson en Bobby Beausoleil (een lid van The Manson Family dat nog altijd in de gevangenis zit).  Zo weeft de Amerikaanse documentairemaker een ondoorzichtig web, waarin het gemakkelijk verdwalen is.

De Helter Skelter-theorie – Manson zou zijn geïnspireerd door de songteksten van The White Album van The Beatles – die officier van justitie Vincent Bugliosi destijds aanhing en vervolgens verwerkte in een bestseller, wordt door Tom O’Neill en Errol Morris in elk geval naar het rijk der fabelen verwezen. Dat de gesjeesde muzikant Manson, in plaats daarvan, een (vrijwillig?) werktuig van de CIA was, blijft echter eveneens een kwestie van speculeren. Keihard bewijs is ruim een halve eeuw na dato ook lastig te verkrijgen.

Chaos: The Manson Murders plaatst in elk geval een andere lezing van de feiten naast het officiële verhaal over The Manson Family, dat al in talloze boeken, films en docu’s is afgewerkt en waarbij best kritische vragen zijn te stellen. Want hoe kon een tweederangs crimineel zoals Charlie Manson eigenlijk zoveel invloed krijgen op z’n volgelingen? Eerst daalden ze op zijn bevel af naar de diepste gewelven van de hel en daarna hadden ze jaaaren nodig om gedeprogrammeerd te raken en weer los van hem te komen?

‘Ik was een stuk gereedschap in de handen van de Duivel’, vertelt Susan Atkins daarover in een archiefinterview, uit de tijd dat tot haar begon door te dringen waarmee zij zich in die gruwelijke zomer van 1969 had ingelaten. Het is alleen de vraag welke Duivel ‘Sadie’ heeft gediend: Manson of toch, via hem, de CIA?

Graham Taylor: An Impossible Job

Channel 4

Het is een absolute hondenbaan, dat bondscoachschap van Engeland. Bijna net zo erg als door het leven moeten gaan als prinses van Wales, zegt een grapjas in de klassieke voetbaldocu Graham Taylor: An Impossible Job (77 min.). De verwachtingen zijn altijd veel te hoog gespannen en elke misstap wordt uitvergroot en eindeloos herkauwd. Totdat je, als onschuldige voetbaltrainer, ineens tot volksvijand nummer 1 bent verklaard.

In deze observerende film van Ken McGill wordt Graham Taylor, de geplaagde bondscoach van het Britse nationale elftal, gevolgd tijdens de kwalificatie voor het WK van 1994 in de Verenigde Staten. Sterspeler van het team is enfant terrible Paul Gascoigne. Die zit alleen niet lekker in zijn vel. ‘You’ve got good feet’, voegt medespeler Carlton Palmer hem, goedbedoeld, toe tijdens een training. ‘But you’ve got a fucked up knee, a fucked up brain and a fucked up belly.’

Intussen vallen de resultaten tegen. De Britse pers ruikt bloed. Je hebt journalisten die echt geïnteresseerd zijn in het spel, stelt Taylor daarover, en anderen die op zoek zijn naar verhalen. Zulke types vinden altijd wel een relletje. Taylor maakt ’t zichzelf ook niet altijd gemakkelijk. Hij haalt bijvoorbeeld de onverzettelijke linksback Stuart Pearce terug bij de ploeg en bombardeert hem tot aanvoerder. Dat moet de bondscoach alleen nog gaan vertellen tegen de huidige captain David Platt

McGills camera mag dan ook mee. Het resulteert in een aandoenlijk tafereel tussen speler en trainer.  De ongefilterde toegang die de coach geeft, zowel tijdens wedstrijden en trainingen als bij zijn andere activiteiten, is tegenwoordig ondenkbaar. De communicatieafdeling van de voetbalbond zou ongetwijfeld ‘final cut’ bedingen en de verhaallijn bewaken. Zodat ’t misschien lijkt alsof de maker ‘all access’ heeft gekregen, maar in werkelijkheid de officiële communicatielijn uitdraagt.

Graham ‘Do I Not Like That!’ Taylor zou er ook hoogstpersoonlijk voor hebben gezorgd dat McGills cameraploeg toegang krijgt tot de allesbeslissende wedstrijd tegen het Nederlands elftal van Bergkamp, Rijkaard en de Koemannen in Rotterdam. Tijdens de eerdere ontmoeting tussen de twee teams, die werd afgesloten met een 2-2 gelijkspel, was Oranje nog goed weggekomen. Jan Wouters ontsnapte aan een rode kaart nadat hij Paul Gascoigne bruut had geveld met z’n ellenboog. 

Op de persconferentie voor de wedstrijd op 13 oktober 1993 zoekt Taylor doelbewust de confrontatie met een inmiddels vijandige pers. Today-verslaggever Rob Shepherd is naar zijn smaak bijvoorbeeld veel te somber. ‘Ik hoop dat ik morgen kan glimlachen’, reageert de sportjournalist zuinig. ‘Werkelijk waar. Maar ik maak me ernstig zorgen.’ De Britse bondscoach ruikt nu ook z’n kans. ‘Maak je gerust druk, Rob’, sneert hij. ‘Maar laat de rest van ons met rust. Maak je lekker in je eentje zorgen.’

Tijdens de wedstrijd wordt echter al snel duidelijk dat de spanning ook Taylor niet onberoerd laat. Dit levert bijzonder treffende close-ups op: van een voetbaldier, met die alomtegenwoordige bril, dat is bevangen door stress en gedurig uit z’n vel springt. In een klassieke geworden scène vaart hij, na een onbestraft gebleven overtreding van de huidige Nederlandse bondscoach Ronald Koeman, uit tegen de wedstrijdofficial. ‘Ik weet dat jij niets kunt zeggen, maar uiteindelijk krijg ik de zak.’

De man mag de scheidsrechter nog van harte bedanken namens hem. Want Graham Taylor weet als geen ander: wanneer Engeland wordt uitgeschakeld, moet de kop van de bondscoach rollen. Hij heeft nog wel een gouden tip voor zijn opvolger: zorg ervoor dat je elftal niet verliest.

Def Rhymz, Rapper Met Een Hart

Videoland

Op 24 maart 2024 overlijdt Dennis Bouman op slechts 53-jarige leeftijd aan hartfalen. Nederlandse muziefliefhebbers leerden hem kennen onder de artiestennaam Def Rhymz, een cartooneske geilneef die rapt over DoekoeRoddelen en Schudden. ‘Toen ik voor het eerst hiphop hoorde, kreeg ik gelijk een stijve… arm’, vertelt hij, geheel ‘in character’, in Def Rhymz, Rapper Met Een Hart (72 min.). ‘Om te schrijven.’

In deze gelikte docu, gemaakt in de laatste maanden van zijn leven, vertelt de samenstelling van de bronnenlijst op welk muzikaal terrein Def zich zoal bewoog: tegenover hiphoppers zoals Brainpower, Sugarcane, Ronnie Flex, Brace, Broederliefde en Kees de Koning (de oprichter van Topnotch Records) staan volkszanger Wolter Kroes en 100% NL-radiodeejay Barry Paf. Zij representeren de twee uitersten waartussen de nederrapper zich in zijn uiteindelijk veertig jaar omspannende carrière bewoog.

Een karikatuur van een rapper, met een ondeugende lach en altijd een uitdagend uitgestoken tong, die in de Supersonic Cru (met DJ Git Hyper) en de bekende reggaeband Roots Syndicate zijn sporen had verdiend. Een man ook die zich, volgens hedendaagse normen, soms seksistisch en grensoverschrijdend gedroeg. Als malloot kwam ie echter met vrijwel alles weg. Zelfs een ex-verloofde, die heel wat met hem had te stellen, draaft dus gewoon op in deze docu van Arno de Haas en Dwight van van de Vijver.

Ook moeder Esmay, broer Lucien, dochter Dayna en laatste liefde Merlyn leveren hun bijdrage aan het postume portret, dat gaandeweg steeds nadrukkelijker toewerkt naar het afscheid van de held. De man die al z’n hele leven een kwetsbaar hart heeft, iets wat hij zoveel mogelijk verborgen probeert te houden, wil graag in het harnas sterven. En dus hijst de geboren performer zich elke week – met steeds meer moeite, getuige aangrijpende beelden van zijn laatste optredens – ergens in Nederland een podium op.

Het is de Rotterdammer uiteindelijk niet gegeven om daar ook te bezwijken. Als de onverbeterlijke knuffelrapper Def Rhymz, die hem al die jaren op de been heeft gehouden. Hij sterft gewoon als Dennis Bouman – al blijft zijn onbezonnen alter ego natuurlijk vrolijk voortleven.

Into The Fire: The Lost Daughter

Netflix

De verdwijning van haar dochter is niet onopgelost, zegt Cathy Terkanian stellig. Die is gewoon nooit onderzocht. Een kleine 35 jaar later is ze er nog altijd woest over. ‘Ik ga haar vinden.’

Cathy ontdekte overigens pas in 2010 dat Aundria vermist was. Ze was zelf zestien toen het meisje in 1974 werd geboren, vertelt ze in het tweeluik Into The Fire: The Lost Daughter (151 min.). Negen maanden later stond Cathy haar af voor adoptie. En toen werd ze, zo’n 36 jaar later, ineens benaderd door de politie. Of ze DNA wilde afgeven. Er was een ongeïdentificeerd lichaam aangetroffen in een maisveld. Misschien was ’t haar dochter, die toen al 21 jaar, sinds 1989, verdwenen bleek te zijn.

Een tijdlijn – eigenlijk een vast onderdeel van true crime-producties – had bepaald niet misstaan in deze tamelijk gecompliceerde vertelling over de vermissing van de veertienjarige Aundria Michelle Bowman, die door Cathy overigens consequent Alexis, haar eigenlijke naam, wordt genoemd. Bijna vijftien jaar bijt moeder zich nu al vast in de zaak van haar verloren dochter – óók omdat ze concrete aanwijzingen denkt te hebben over wie er verantwoordelijk is voor de mysterieuze verdwijning.

Cathy Terkanian begint zelfs een campagne tegen Aundria’s/Alexis’ vermeende moordenaar. Die zet deze ontluisterende tweedelige docu van Ryan White (Ask Dr. RuthAssassins en Pamela, A  Love Story) in gang. En White valt haar niet lastig met impertinente vragen daarover. Over het recht in eigen hand nemen bijvoorbeeld. Het spelen van amateurdetective in andere strafzaken. Of het feit dat haar moedergevoelens blijkbaar pas opspeelden toen haar dochter al 21 jaar werd vermist.

Feit is: deze ‘pitbull met lippenstift’, aldus medestander Sue Engweiler, lijkt wel degelijk iets op het spoor te zijn. En met die kennis in het achterhoofd oogt alles wat anders als laster of stalking was betiteld ineens logisch en redelijk. Feit is ook: Into The Fire komt, met name door enkele verhaalwendingen in deel 2, flink op stoom, waarbij White de beschikking heeft over de verhoren van en communicatie tussen personen die een sleutelrol hebben gespeeld in Aundria’s verdwijning.

Met deze schokkende opnames kan White inzicht geven in hun gedragingen en motieven en wordt ook het naargeestige karakter van deze zaak nog maar eens geïllustreerd. Een tragische geschiedenis met één kwade genius – of, afhankelijk van hoeveel naïviteit en vergevingsgezindheid een directe omstander zich kan permitteren: twee – en héél véél verliezers. Waaronder Cathy en de dochter die ze pas 36 jaar na haar geboorte – als ze al voorgoed is verdwenen – heeft leren kennen.

STEVE! (martin) – A Documentary In 2 Pieces 

Apple TV+

‘Steve, mag ik je één vraag stellen?’ smeekt sterreporter Dennis Pennis, een vilein typetje van de Britse acteur Paul Kaye dat in het leven is geroepen om op de rode loper Hollywood-sterren te beledigen, aan de Amerikaanse komiek Steve Martin. Na enig aarzelen stemt die in. De vraag is dodelijk: ‘Hoe komt ’t dat je niet meer grappig bent?’

De pijnlijke scène is exemplarisch geworden voor de verwording van Steve Martin in de jaren negentig tot een zouteloze entertainer en laat in de documentaire STEVE! (martin) – A Documentary In 2 Pieces (191 min.) tot halverwege het tweede deel op zich wachten. Met de filmflop Mixed Nuts (1996) is zijn carrière dan helemaal vastgelopen. Als ook zijn huwelijk strandt, lijkt een gigantische midlifecrisis niet meer af te wenden.

Dit tweeluik van regisseur Morgan Neville, die met documentaires als 20 Feet From StardomWon’t You Be My Neighbor? en They’ll Love Me When I’m Dead alle uithoeken van de entertainmentwereld al eens heeft onderzocht, is dan bijna tweeënhalf uur onderweg. Then, de opwindende eerste film, heeft zich volledig gericht op de eerste twintig jaar van Martins carrière, waarin hij probeert door te breken als stand-upcomedian.

Dit heeft nogal wat voeten in de aarde. Martins act als ‘arrogante idioot’ lijkt lang te dwars voor een groot publiek. Pas als hij door de televisie wordt ontdekt en een plek bemachtigt bij het populaire programma Saturday Night Live is er geen houden meer aan. De ‘goofy’ Martin wordt de succesvolste Amerikaanse comedian aller tijden, een man die met flauwe, bizarre en hilarische toeren het halve land de slappe lach bezorgt.

Die eerste fase van ‘s mans loopbaan wordt door Neville buitengewoon zwierig opgetekend met prachtig archiefmateriaal, dat ruimte krijgt om te ademen en tegelijkertijd zo opwindend is gemonteerd dat de gekte van Martins act opnieuw voelbaar wordt. De man zelf en mensen uit zijn directe omgeving geven daarbij, volledig buiten beeld, tekst en uitleg. ‘Ik garandeer je: ik heb geen talent’, zegt Martin bijvoorbeeld stellig. ‘Géén!’

Als hij eind jaren zeventig, na heel veel vallen en nog meer opstaan, desondanks op eenzame hoogte belandt, besluit Steve Martin het roer om te gooien. ‘De act is in essentie een concept’, constateert hij aan het einde van STEVE!’s eerste deel. ‘En toen ik dat concept eenmaal door had, viel er eigenlijk niets meer te ontwikkelen. Ik had mijn eigen doodlopende straat gecreëerd.’ Hij besluit de afslag richting Hollywood te nemen.

Docu 2, Now, slaat direct een geheel andere toon aan: in de openingsscène maakt de hoofdpersoon rustig een ontbijtje in zijn keuken. Hij laat zich vervolgens uitgebreid interviewen over zijn leven en loopbaan, observeren tijdens z’n dagelijks leven en filmen tijdens een brainstormsessie met zijn beste vriend en collega Martin Short, waarin de twee luchtig (bijna-)grappen uitwisselen. Het is een totaal andere film – en een totaal andere Steve Martin.

Doelbewust gemaakt ook met een andere editor, componist en vormgever, stelt Neville in dit interessante interview. Collega’s als Tina Fey, Eric Idle, Diane Keaton, Jerry Seinfeld en Lorne Michaels komen bovendien aan het woord in dit tweede STEVE!-deel. Net als Martin zus Melinda Dobbs en tweede echtgenote Anne Stringfield. Zij helpen mee om de achterkant in beeld te krijgen van een man, die zichzelf altijd graag buiten beeld houdt.

Die persoonlijke onderlaag helpt Now overeind. Want in eerste instantie voelt de docu als een koude douche na de enerverende eerste film. Het tweede deel zorgt wel voor verdieping. Over het liefdeloze WASP-gezin waarin Martin opgroeide bijvoorbeeld. Dat verleden blijft hem achtervolgen. Nadat hij Steve’s succesfilm The Jerk (1979) heeft gezien, zegt zijn vader bijvoorbeeld helemaal niets. Op de vraag wat ie ervan vindt, antwoordt hij: ‘Nou, tis geen Charlie Chaplin.’

Gezamenlijk vormen de twee delen, de doldwaze achtbaan en de enigszins bedaagde reflectie daarna, een compleet portret van een eigenzinnige kunstenaar, die sinds zijn midlifecrisis z’n vleugels heeft uitgeslagen richting theater, muziek, literatuur en cartoons, op z’n oude dag toch weer is gaan standuppen en zowaar nog gelukkig is geworden ook – al blijft ‘toen’ voor de buitenwacht toch echt nog wel een stukje leuker dan ‘nu’.

Teekay, De Salto Koning

Human

‘Salto Koning plundert Jumbo’, staat er op Dumpert, bij een filmpje dat al snel meer dan 100.000 views heeft. ‘Toen begon ik wel achter m’n hoofd te krabbelen van: oh shit man’, vertelt de biculturele jongen uit de Eindhovense probleemwijk Woensel, die het filmpje van de Avondklokrellen in 2021 maakte en vervolgens ook via zijn eigen Instagram-account Teekay040 heeft gepubliceerd. ‘Ik dacht: Ja!’ Dit is het moment om te laten zien wie ik ben, vriend. Zo dacht ik gewoon. Ik ben de King van Eindhoven.’

Deze koning – werkelijke naam: Dennis Kaal – heeft er dan al een veelbewogen leven opzitten, vertelt hij in Teekay, De Salto Koning (51 min.), een film die is vernoemd naar waar je hem eigenlijk van zou moeten kennen: zijn spectaculaire salto’s. Want dat leven laat zich verder samenvatten in een overbekend en tamelijk troosteloos rijtje: géén vader in beeld, verwaarlozing, jeugdzorg, pleeggezin en de gevangenis. Toch wordt tijdens die vier maanden cel vreemd genoeg de basis gelegd voor een soort ommekeer. 

Dennis heeft een goed gesprek met de burgemeester en krijgt daarna zelfs een budget van de gemeente om evenementen te organiseren. Het leven lijkt hem toe te lachen. Hij geeft overal lezingen als ervaringsdeskundige, krijgt volop aandacht in de media en wordt benaderd door familie van zijn vader. Tegelijkertijd probeert Teekay zijn carrière als rapper een kickstart te geven en wil hij ook zijn reputatie als breakdancer bestendigen. En bij al die activiteiten bevindt filmmaker Aiman Hassani zich aan zijn zijde.

Hij filmt hem bijvoorbeeld bij clipopnames in een parkeergarage, volgt zijn verrichtingen tijdens een dancebattle en is erbij op zijn verjaardag, die eigenlijk nooit gevierd wordt. Dennis lijkt oprecht van plan om zijn leven te beteren, maar zijn voorspoed is ook heel fragiel. Kan hij zich werkelijk losmaken van de omgeving, waardoor hij ooit in de problemen is gekomen? En passen Teekays ideeën voor de toekomst – huisje, boompje, beestje en een ‘dikke waggie’ – bij zijn nog altijd penibele financiële situatie?

Hassani opereert als een combinatie van ‘bro’ en biechtvader voor zijn hoofdpersoon, die zich duidelijk gezien voelt, graag zijn verhaal kwijt wil en onbekommerd nieuwe uitdagingen aangaat. Gaandeweg bekruipt je daarbij het gevoel dat Dennis waarschijnlijk niet zomaar in zeven sloten tegelijk zal lopen, maar wellicht wel in vier of vijf. Dat maakt hem overigens niet minder sympathiek en draagt alleen maar bij aan de zeggingskracht van dit toch wat schrijnende portret.

The Matthew Shepard Story: An American Hate Crime

Discovery+

De voorbijganger die hem uiteindelijk aantrof op 7 oktober 1998, vastgebonden aan dat hek op een verlaten landweg in Laramie, Wyoming, dacht in eerste instantie dat hij een vogelverschrikker was. Een hert had Matthew Shepard de hele nacht gezelschap gehouden. Het rende weg toen hij werd ontdekt. De armen van de 21-jarige student waren op z’n rug gebonden. Matthew bleek ernstig mishandeld. Hij stond al achttien uur op zijn plek en was nog min of meer in leven.

Matt Shepard had er nooit een geheim van gemaakt dat hij homo was. Dat vergde moed en lef. Wyoming gold (en geldt) als een uitgesproken conservatieve staat. Tegelijk leek er in het Amerika van de jaren negentig wat meer leefruimte te komen voor jongeren zoals hij. Shepard was zich dus waarschijnlijk van geen kwaad bewust toen hij op een avond in de Fireside Lounge de losgeslagen jongelingen Russell Henderson en Aaron McKinney tegen het lijf liep. Wat er daarna gebeurde werd een ijkpunt in de Amerikaanse LHBTIQ+-historie.

Net als twintig jaar eerder de publieke moord op homo-activist Harvey Milk veroorzaakte Matthews tragische dood, slechts enkele maanden na de huiveringwekkende haatmoord op de jonge zwarte Amerikaan James Byrd, een storm van verontwaardiging. Óók doordat de radicale Westboro Baptist Church van Fred Phelps de gelegenheid misbruikte om z’n abjecte ‘God hates fags’-boodschap onder de aandacht te brengen. Phelps zei hardop wat een deel van conservatief Amerika dacht en alleen in eigen kring uitsprak.

Vijfentwintig jaar na dato roept The Matthew Shepard Story: An American Hate Crime (85 min.) het beruchte haatmisdrijf op met Matthews vrienden, journalisten, activisten en LHBTIQ+-prominenten zoals Rosie O’Donnell, zanger Adam Lambert en acteur Andrew Rannells (die tevens enkele brieven van Matthew Shepard voorleest). In de degelijke tweedelige documentaire zijn bovendien audio-interviews uit 2011 opgenomen met direct betrokkenen, waaronder Matts moeder Judy, vader Dennis, politiemensen en advocaten.

Zo worden het korte bestaan van de homoseksuele jongen en zijn dramatische laatste uren gereconstrueerd. Het tweeluik belicht tevens de mediahype die daarvan de logische consequentie was en het vervolg daarop via The Matthew Shepard And James Byrd, Jr., Hate Crimes Prevention Act van 2009. Inmiddels staan de verworvenheden van de LHBTIQ+-beweging echter weer onder druk, toont deze tweedelige film. Conservatieve krachten in Amerika ondernemen serieuze pogingen om de klok weer terug te draaien.

Het is niet moeilijk om te bedenken wat Matthew Shepard daarvan zou hebben gevonden.

Kane – A Story Recorded

Videoland

Over de Canadese stadionrockband Nickelback is onlangs de documentaire Hate To Love: Nickelback uitgebracht. Vrijwel tegelijkertijd verschijnt Kane – A Story Recorded (203 min.), een vierdelige docuserie over de Nederlandse rockgroep die, behalve een trouwe achterban, eveneens een aanzienlijke hoeveel haters had. En vanzelfsprekend is er ook al een reünie aangekondigd van Kane, de groep die er in 2014, dik een generatie rockfans geleden, de brui aangaf.

Regisseur Youri Kant heeft voor deze serie de beschikking gekregen over zo’n honderd uur videomateriaal dat door de bandleden zelf is gemaakt. Daarmee kunnen de ruim vijftien jaar die Kane aan de Nederlandse muziektop stond van binnenuit in beeld worden gebracht. En de twee centrale figuren van de band, zanger Dinand Woesthoff en gitarist Dennis van Leeuwen, zorgen samen met allerlei insiders en outsiders voor de bijbehorende herinneringen en anekdotes.

Ze gaan ook de lastige momenten niet uit de weg, zoals toen eerste drummer Cyril Directie – en er zouden nog heel wat drummers en bassisten volgen, tot verbazing en vermaak van de buitenwereld – uit de band werd gebonjourd. ‘Ik denk dat dat toen de vibe was: we take no prisoners en we gaan gewoon rechtdoor’, vertelt Woesthoff daarover, die aan zulke, in de pers breed uitgemeten conflicten het imago van grenzeloos ambitieuze egotripper overhield.

Ook de wild om zich grijpende Kane-haat komt aan de orde. Nieuwe Revu-journalist Leon Verdonschot vertelt bijvoorbeeld hoe hij zich destijds bezondigde aan ‘schrijftafelmoord’. Hij schreef een portret van Dinand, waarvan de uitkomst van tevoren al vaststond: ‘het slachtoffer moest hangen’. De Nieuwe Revu met Verdonschots coververhaal – vergezeld door de schreeuwerige tekst ‘Kane gaat over lijken’ – lag nét in de winkel toen bekend werd dat een ex-vriendin van Dinand was overleden.

‘Dat was gewoon absoluut onder de fucking gordel van de gordels’, reageert Woesthoff. ‘Het was journalistieke moraal van shit.’ Verdonschot is schuldbewust. Hij noemt het ‘een dieptepunt in mijn professionele leven’. Het voorval is tevens exemplarisch voor hoe de serieuze popjournalistiek destijds reageerde op een band die er bijna on-Nederlands grote ambities op nahield – en ook de bijbehorende neogrunge-muziek maakte, met grote gebaren mikkend op een massaal publiek – en die nog waarmaakte ook.

Het persoonlijk leven van met name Dinand Woesthoff voerde hem eveneens over hoge toppen en door diepe dalen. Slechts enkele maanden na de geboorte van hun zoontje Dean ontdekte zijn vriendin Guusje Nederhorst, zelf een Bekende Nederlander vanwege haar rol als Roos in de tv-soap Goede Tijden, Slechte Tijden, een knobbeltje in haar borst. Binnen enkele dagen werd duidelijk dat ze niet lang meer had te leven. Ze probeerden dit buiten de media te houden.

Deze herinneringen worden begeleid door beladen beelden van hoe het stel, begeleid door allerlei bekende vrienden, naar Las Vegas vertrekt om daar in het huwelijk te treden. En worden vervolgens tamelijk bruusk afgebroken door Kant om te focussen op de pogingen van de band om in het buitenland door te breken. ‘Een obsessie’, aldus Dennis van Leeuwen. Dat tekent Kane: wat er ook gebeurt, de machine dendert door, op weg naar een zelfgekozen stip op de horizon (ook al leidt dat tot een pijnlijke Koefnoen-parodie). En het tekent deze serie, die het persoonlijke en zakelijke voortdurend verbindt.

Zo wordt het fenomeen Kane – en het tweemanschap daarachter: de dynamo Woesthoff, die zich door niemand iets laat vertellen, en ‘Kofi Annan’ Van Leeuwen – heel behoorlijk in beeld gebracht. De serie geeft tevens een aardig tijdsbeeld, van een periode waarin TMF en 3FM (‘Kane FM’, aldus deejay Giel Beelen) nog samen artiesten konden maken – al zou de Haagse groep nooit een internationale doorbraak vergund zijn zoals die andere band you love to hate, Nickelback.

Op 27 december 2014 valt het doek voor Kane. Nadat Dinand meerdere ‘sabbaticals’ heeft genomen, gooit Dennis per mail de handdoek in de ring. En ze/we leefden nog lang en gelukkig. Althans: tot nu. Want er komen dus weer ‘gigs’ aan. Het slot van Kane – A Story Recorded neemt daar alvast een voorschot op. En daarmee wordt de serie toch enigszins gereduceerd tot een promoproduct voor Kane 2.0.

Captive Audience: A Real American Horror Story

Disney+

Over zijn jaren als Dennis Gregory Parnell laat hij zo min mogelijk los. Zeven jaar lang gaat Steven Stayner in Comptche, Californië door voor de zoon van Kenneth Parnell. Zijn vriendinnen, klasgenoten, leraren en eerste vriendinnetje, die in de driedelige docuserie Captive Audience: A Real American Horror Story (138 min.) stuk voor stuk aan het woord komen, weten niet dat hij in 1972 als zevenjarig jongetje door diezelfde Parnell is ontvoerd. Als Stayner op veertienjarige leeftijd eindelijk aan zijn kidnapper ontsnapt, en dan meteen ook een vijfjarig jongetje bevrijdt, wordt hij onthaald als een held en lijkt het leven hem toe te lachen.

Stevens jarenlange ontvoering vormt de basis voor de tweedelige tv-film I Know My First Name Is Steven. Die wordt eind mei 1989 op de Amerikaanse televisie uitgezonden en trekt bijna veertig miljoen toeschouwers. Steven zelf heeft een klein bijrolletje als politieagent in de film, die ook nog wordt genomineerd voor vier Emmy Awards. Zijn verhaal is wel een beetje bijgewerkt, zodat het geschikt is voor een groot publiek. Tijdens zijn research voor de productie heeft scenarioschrijver JP Miller met Steven en enkele familieleden gesproken. De weerslag daarvan, tientallen uren audio-opnames, vormt nu de onderlegger voor deze driedelige docuserie van Jessica Dimmock, waarin ook beraadslagingen tussen de verschillende leden van het productieteam zijn opgenomen.

Dimmock maakt bovendien veelvuldig gebruik van fragmenten uit de tv-film en vraagt de acteurs Corin Nemec en Todd Eric Andrews, die daarin respectievelijk Steven en zijn oudere broer Cary Stayner vertolken, om bepaalde gespreksfragmenten opnieuw in te spreken. Op die manier ontstaat een gelaagde vertelling, waarin de spanning zichtbaar wordt tussen het ‘ware verhaal’ en de film die daarop is gebaseerd. Daarmee wordt deze miniserie, die nóg een onrustbarende verhaallijn opdiept uit de diepste krochten van de Stayner-familie, meteen ook een soort commentaar op het true crime-genre in het algemeen: wat gebeurt er als Hollywood zich ontfermt over dramatische gebeurtenissen? En welke gevolgen heeft die interpretatie dan weer voor het échte echte leven?

Steven Stayners vrouw Jody, dochter Ashley, zoon Steven Jr., moeder Kay en zus Cory kunnen in elk geval vanuit de eerste hand vertellen hoe hun bestaan volledig is ontwricht door enkele familietrauma’s en de manier waarop Amerikaanse media daarmee aan de haal zijn gegaan. Die kwestie wordt in het intrigerende Captive Audience overtuigend uitgediept – al blijven er, zoals bijna onvermijdelijk in dit soort true crime-series, ook nog wel wat losse eindjes rondslingeren.

The Rise Of The Murdoch Dynasty

BBC

Volgens een recent profiel van Rupert Murdoch in Vanity Fair was Murdochs zoon Lachlan ervan overtuigd dat z’n broer James verhalen over hun vader lekte naar de schrijvers van de populaire dramaserie Succession. En iemand uit de directe omgeving van James meldde dat die er dan weer vanuit ging dat Rupert en Lachlan de pers op het spoor hadden gezet van verhalen over hem.

Het zijn taferelen die de gemiddelde televisiekijker inderdaad direct associeert met de infame mediafamilie Roy uit Succession. Hoezeer de pater familias van de Murdochs ook aan ‘damage control’ probeert te doen. Bij de scheiding van zijn vierde echtgenote Jerry Hall, het voormalige fotomodel dat eerder breed in de pers uitgemeten relaties had met Bryan Ferry en Mick Jagger, liet Rupert Murdoch bijvoorbeeld expliciet vastleggen dat zij geen verhaallijnen mocht lekken naar het schrijversteam van de serie. Wie weet wat er anders via de fictieve stamvader Logan Roy nog was onthuld over de man die de pers en politiek in zijn geboorteland Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in de afgelopen halve eeuw danig naar zijn hand heeft gezet.

The Rise Of The Murdoch Dynasty (180 min.) heeft zulke omwegen niet nodig. In dit drama in drie bedrijven van regisseur Jamie Roberts (Four Hours At The Capitol/Escape From Kabul), waarin overigens geen enkel lid van de Murdoch-familie participeert, wordt het echte leven van de oerconservatieve mediamagnaat gekoppeld aan de strijd om zijn opvolging en de schandalen die door de jaren aan hem zijn blijven kleven. In deel 1 staat bijvoorbeeld zijn opmerkelijke kongsi met de Britse Labour-leider Tony Blair centraal. Het tweede deel belicht het afluisterschandaal rond Murdochs beruchte Britse tabloid News Of The World, dat zelfs leidt tot parlementaire hoorzittingen. In de slotaflevering worden ten slotte het door Rupert Murdoch bepleite Brexit en de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten, met hulp van Murdochs Fox News, behandeld.

Roberts laat daarbij prominente medestanders zoals Les Hinton (die ruim een halve eeuw voor de man werkte), Piers Morgan (voormalig editor van News Of The World), Trump-fluisteraar Steve Bannon en Brexiteer Nigel Farage aan het woord. Hij geeft echter ook spreektijd aan gezworen tegenstanders zoals acteur Hugh Grant en Formule 1-baas Max Mosley, die ernstig zijn belaagd en belasterd door Murdochs schandaalkranten, en onderzoeksjournalist Nick Davies en hoofdredacteur Alan Rushbridger van de krant The Guardian, die het hack- en afluisterschandaal rond News Of The World aan het licht brachten. Zij kenschetsen hem als een rücksichtslose ondernemer, een man die veel kan en tot nog veel meer, zo niet alles, bereid is om zijn wil op te leggen aan de wereld.

Toen deze gedegen miniserie in 2020 werd uitgebracht konden ook zij niet vermoeden dat de door Trump en Fox opgepookte volkswoede begin 2021 bijna zou leiden tot een tweede Burgeroorlog in de Verenigde Staten (die onlangs overigens ook zijn weg vond naar Succession, via de dubieuze acties van de Fox News-achtige nieuwszender van de familie Roy, ATN, bij fictieve Amerikaanse presidentsverkiezingen). Al waren er vanaf het begin wel degelijk ferme criticasters. De Britse schrijver Dennis Potter vond bijvoorbeeld al in 1994 dat Murdoch het mediaklimaat en de politiek in zijn land had vergiftigd. Vlak voor zijn dood vertelde de inmiddels ernstig zieke schrijver tijdens een interview dat hij zijn kanker daarom maar ‘Rupert’ had genoemd.

Ook Potter had toen echter niet kunnen vermoeden hoever de ‘kanker’ Rupert Murdoch en zijn dynastie zich in de navolgende dertig jaar zouden verspreiden – en dat er nog altijd geen effectieve remedie is gevonden tegen zijn gevaarlijke vermenging van activisme, entertainment en journalistiek.

Een Amerikaanse Nachtmerrie

BNNVARA

Hoe zou de ideale true crimezaak eruit zien? Een maker stuit op een gerechtelijke dwaling, achterhaalt na allerlei dramatische verhaalwendingen, doodlopende onderzoekspistes en gigantische cliffhangers wat er werkelijk is gebeurd en pleit vervolgens zijn protagonist vrij, zodat die alsnog in vrijheid van de rest van zijn leven kan genieten? Zo eenvoudig en plooibaar is de werkelijkheid doorgaans echter niet, hoezeer sommige makers hem ook hun wil proberen op te leggen.

Ook Hans Pool zal misschien, toen hij zich zes jaar geleden in De Zaak Singh begon te verdiepen, héél even hebben gedacht dat hij de Nederlandse Errol Morris zou worden en dat Jaitsen Singh wellicht kon uitgroeien tot zíjn Randall Adams, de Amerikaan die door Morris werd vrijgepleit van moord in de true crime-klassieker The Thin Blue Line (1988). Pool is echter geen Amerikaanse amateurdetective die even snel en gemakkelijk wil scoren met Een Amerikaanse Nachtmerrie (internationale titel: The Singh Case, 235 min), maar een gelauwerde Nederlandse documentairemaker, met bijvoorbeeld een Emmy Award voor Bellingcat – Truth In A Post-Truth World op zak. Hij wil zich ook niet zomaar voor iemands karretje laten spannen – al is dat in deze gecompliceerde zaak bepaald geen sinecure. Hoe voorkom je bijvoorbeeld dat je aan de tunnelvisie gaat lijden die je bij de politie vermoedt? Of een instrument wordt van de aanklagers of verdediging?

De zaak leek in eerste aanleg, vanuit het verre Nederland, vast nog bedrieglijk simpel: Jaitsen Singh, een Surinaamse Nederlander die met zijn gezin ooit ‘The American Dream’ was gaan najagen, zit al sinds halverwege de jaren tachtig in een Amerikaanse cel als vermeende opdrachtgever van de moord op zijn vrouw Grace en stiefdochter Daphne. Onschuldig, welteverstaan. Singh zou erin zijn geluisd door een overijverige openbaar aanklager, die warm liep voor een politieke carrière en veel te graag wilde scoren, en een verslaafde crimineel, die in ruil voor strafvermindering bereid was om op te treden als kroongetuige. Maar is de werkelijkheid net zo simpel als het verhaal dat ervan kan worden gemaakt? Van de andere kant: het kan toch ook niet zo zijn dat Jaitsen Singh, zoals de aanklagers lijken te beweren, simpelweg een gewetenloze killer is, die een overval op zijn eigen huis heeft geënsceneerd en daarbij zijn eigen echtgenote en stiefkind heeft laten ombrengen?

Via Singhs Nederlandse advocate Rachel Imamkhan, die in de afgelopen jaren uitgebreid zijn onschuld heeft bepleit in Nederlandse media en vanaf het begin betrokken is geweest bij deze Nederlandse Making A Murderer, komt Hans Pool ook in direct contact met Jaitsen Singh zelf. Hij stelt dat zijn zaak, net als de veelbesproken dood van George Floyd, ’voor honderd procent puur op racisme gebaseerd is’. Zó eenvoudig zijn de beschuldigingen tegen hem echter zeker niet te weerleggen. Behoedzaam pelt Pool de verschillende lagen er vanaf, in de hoop zo bij de kern te komen. Hij neemt de kijker daarbij letterlijk mee in zijn onderzoek. In beeld, als de man die Singhs verleden doorwandelt en uiteindelijk zelfs voor het spreekwoordelijke true crimebord belandt. En via verbindende voice-overs, waarmee hij zijn bevindingen, gevoelens én twijfels deelt. Want waar de filmer ooit begon vanuit het idee dat zijn protagonist waarschijnlijk onschuldig vastzit, krijgt hij daarbij gaandeweg steeds meer vragen.

Een Amerikaanse Nachtmerrie blijft mede daardoor vijf afleveringen lang onverminderd boeien. Ook omdat Pool al zijn bronnen, achtergrondinformatie en ontdekkingen slim en gedoseerd uitserveert en er dus steeds een andere verhaallijn of -laag wordt blootgelegd. Elk nieuw stukje informatie plaatst wat je al denkt te weten over de twee moorden en de achtergronden daarvan in een nieuw perspectief. Een echte true crimezaak dus, die zich echter niet zomaar laat reduceren tot een hap-slik-weg misdaadverhaal. Daarvoor is De Zaak Singh te ingewikkeld en diffuus. Hans Pool wordt er bijna zichtbaar ‘sadder and wiser’ van en weerstaat tegelijkertijd de verleiding om al te gemakkelijke conclusies te trekken. Samen met productiemaatschappij Submarine is de filmmaker desondanks in een conflict verzeild geraakt over wat hij wel of niet wil, mag en kan vertellen. Via de rechter hebben Singh en zijn advocaat, vooralsnog tevergeefs, geprobeerd om uitzending van de serie te verhinderen.

Schuldig

Human

Elke rechtgeaarde docufanaat kijkt reikhalzend uit naar de documentaire Subject, waarin Camilla Hall en Jennifer Tiexiera met hoofdpersonages van bekende documentaires, zoals Elaine en Jesse Friedman (Capturing The Friedmans), Michael Peterson (The Staircase) en Arthur Agee (Hoop Dreams), onderzoeken welke impact deze films hebben gehad op hun leven.

In een Nederlandse variant zouden beslist BeppieJantjeKeesAlicia en Evelien aan het woord moeten komen. En Dennis van de Dierenwinkel, natuurlijk. Dat is overigens niet een licht curieuze achternaam, maar ’s mans professie. Dennis van den Burg runt de kwakkelende dierenspeciaalzaak Ambulia in de Vogelbuurt te Amsterdam-Noord. Terwijl hij zijn dieren en klanten ter wille probeert te zijn, moet hij zich de schuldeisers van het lijf houden.

Alle personages van de gelauwerde zesdelige serie Schuldig (274 min.) uit 2016 zijn niet meer dan radertjes in De Schuldmachine. Paul van het Buurtspreekuur. Abdelmalik van de Voedselbank. Ed van het Deurwaarderskantoor. Will van de Schuldhulpverleningsinstantie. Arjan van het Gemeentebestuur. En Carmelita, Ditte en Ramona & Ron van de Schulden. Vaak rest hén niet meer dan een even eenvoudige als pijnlijke smeekbede: Vergeef Me Mijn Schulden.

Samen met Stuk maakte de serie van Ester Gould en Sarah Sylbing, die later samen ook nog Klassen regisseerden, opzichtig school. Titels als We Zien OnsDilemma’s Van Dokters: Wie Krijg Een Kind?Leven In LimboKanaal Sociaal en Trappers zijn ondenkbaar zonder Schuldig, dat een actueel vraagstuk koppelde aan een kleine groep personages, daarmee een aanzienlijk publiek bereikte en vervolgens met een impactcampagne ook een maatschappelijk gesprek op gang bracht.

Het fundament daarvoor ligt natuurlijk in de serie zelf: de uitstekende casting, permanente nabijheid, uitgelezen dramaturgie, brede blik, smakelijke soundtrack en die karakteristieke vertelstem, ingesproken door Sylbing zelf, die in het hoofd en hart van de personages kruipt. Behalve met schulden kampen ze ook met een handicap, ziekte, de recessie of mantelzorgverplichtingen. Een ongeluk zit immers in een klein hoekje – en dan volgen de schuldeisers vanzelf.

Het zou interessant zijn om, zeven jaar na de serie, nog eens de balans op te maken: heeft Schuldig hun levens daadwerkelijk (een héél klein beetje) kunnen bijsturen?

De serie Schuldig is hier te bekijken.

A Decade Under The Influence

IFC

Voor Easy Riders, Raging Bulls: How The Sex, Drugs And Rock ‘N’ Roll Generation Saved Hollywood, een verfilming van Peter Biskinds smeuïge boek over hoe een nieuwe lichting makers de Amerikaanse filmindustrie overnam in de jaren zeventig, moest documentairemaker Kenneth Bowser ‘t in 2003 doen zonder de beeldbepalende regisseurs Francis Ford Coppola (The Godfather/The Conversation), Martin Scorsese (Mean Streets/Taxi Driver), William Friedkin (The French Connection/The Exorcist) en Robert Altman (M*A*S*H/McCabe & Mrs. Miller).

In een andere documentaire uit datzelfde jaar over precies hetzelfde thema, A Decade Under The Influence (110 min.) van Ted Demme en Richard LaGravenese, lieten deze filmmakers zich wél interviewen. Probeerden ze zo wraak te nemen op Peter Biskind, die hun bijdragen aan zijn spraakmakende boek uit hun verband zou hebben getrokken en verminkt? Tegelijkertijd participeerden hun collega’s Arthur Penn (Bonnie And Clyde), Dennis Hopper (Easy Rider), Peter Bogdanovich (The Last Picture Show) en Paul Schrader (scenarist Taxi Driver) in beide films.

Heel veel verschil is er uiteindelijk niet tussen de twee producties over New Hollywood. Deze docu is wellicht wat smakelijker gemonteerd, maar in essentie bestaan de films uit een vergelijkbare combinatie van speelfilmfragmenten en herinneringen van direct betrokkenen. In deze productie zijn bijvoorbeeld de filmmakers Sydney Pollack (They Shoot Horses, Don’t They?), Sidney Lumet (Dog Day Afternoon), Milos Forman (One Flew Over The Cuckoo’s Nest) en John G. Avildsen (Rocky) en acteurs zoals Pam Grier, Jon Voight, Roy Scheider, Julie Christie en Bruce Dern vertegenwoordigd.

Met krasse anekdotes, meningen en bespiegelingen roepen zij het tijdperk op waarin de traditionele cinema een fikse opdoffer kreeg van een nieuwe tegendraadse generatie. Die wilde op de golven van de swingin’ sixties, gefrustreerd door de Vietnam-oorlog en aangejaagd door nieuwe maatschappelijke verhoudingen actuele, relevante en scherpe kunst maken en kreeg enkele jaren min of meer de vrije hand, met allerlei klassieke films (en excessen) tot gevolg. Totdat Hollywood ontdekte dat met escapistische kaskrakers zoals Jaws en Star Wars veel meer kon worden verdiend. 

‘Geef het volk brood en spelen’, zegt Peter Bogdanovich daarover berustend. ‘Mensen houden nu eenmaal van ontsnappen uit het dagelijks leven. Je kreeg mijn moeder ook nooit naar een trieste film. “Daar ga ik niet naartoe”, zei ze dan. “Ik heb al genoeg problemen van mezelf.”’ Mensen zoals zij zouden in de navolgende decennia op hun wenken worden bediend door Hollywood, dat de kassa liet rinkelen met een eindeloze stroom publieksfilms, sequels en franchises. Waarvan de honden dan soms weer geen brood lustten.

Easy Riders, Raging Bulls: How The Sex, Drugs And Rock ‘N’ Roll Generation Saved Hollywood

BBC

Vraag een willekeurige kenner van de Amerikaanse cinema om z’n favoriete periode te noemen en dikke kans dat ie met de seventies op de proppen komt, de jaren waarin regisseurs de macht grepen in Hollywood. Peter Biskind schreef daarover in 1998 een machtig interessant boekEasy Riders, Raging Bulls: How The Sex, Drugs And Rock ‘N’ Roll Generation Saved Hollywood (113 min.). Vijf jaar later volgde de bijbehorende documentaire van Kenneth Bowser.

Met de generatie die destijds de ommekeer bewerkstelligde in de filmwereld schetst Bowser hoe grote studio’s zoals Warner Brothers, Paramount en 20th Century Fox halverwege de jaren zestig de concurrentiestrijd met televisie leken te hebben verloren en op omvallen stonden. Uit pure noodzaak ontstond er vervolgens ruimte voor eigenzinnige filmmakers die, gevoed door Europese cinema en opgegroeid binnen het B-film circuit, de vastgelopen industrie daarna een gigantische opdonder verkochten.

Kaskrakers zoals Bonnie And Clyde, Easy Rider, Midnight Cowboy, The Wild Bunch, The Last Picture Show, The Godfather, American Graffiti, Mean Streets, The Exorcist, Chinatown, Taxi Driver en Raging Bull weerspiegelden perfect de tijdgeest en toonden aan dat eigenzinnige films, waarbij de regisseur ‘final cut’ had bedongen, wel degelijk een groot publiek konden bereiken. Met het succes kwamen echter ook de enorme ego’s, neuroses en verslavingen.

Verteller William H. Macy loopt dit interessante stuk filmgeschiedenis netjes door met anti-establishment filmmakers zoals Peter Bogdanovich, Dennis Hopper, Arthur Penn, Paul Schrader en John Milius (waarbij opvalt dat Francis Ford Coppola, Martin Scorsese, William Friedkin en Robert Altman ontbreken; zij zijn wél van de partij in een documentaire uit hetzelfde jaar over precies hetzelfde thema, A Decade Under The Influence). Verder laat hij de acteurs Cybill Shepherd, Peter Fonda, Ellen Burstyn, Richard Dreyfuss en Karen Black aan het woord over hun ervaringen en lardeert hun herinneringen met een stortvloed aan filmfragmenten.

Zo ontstaat een levendig beeld van de jaren waarin de filmgekken voor heel even het gesticht konden overnemen. Totdat Steven Spielberg en George Lucas – zo wil althans de Hollywood-versie van de gebeurtenissen – met respectievelijk Jaws en Star Wars korte metten maakten met de hoogtijdagen van de Amerikaanse auteurscinema en de tijd inluidden van de blockbuster, een nieuwe variant op de aloude B-film die met een gigantisch budget mocht worden gemaakt én gepromoot.

Mama

Human

In 2019 portretteerde Esmée van Loon in 2019 de expressieve modeontwerper en dragqueen Dennis Bijleveld in de korte documentaire Ma’MaQueen. Deze vervolgfilm toont hoe Bijleveld als ‘moeder’ fungeert in het Rotterdamse House Of Holographic Hoes, een verzamelplek voor jonge (queer)mensen die zich in hun reguliere familie meestal niet op hun plek voelen. Samen vormen ze een kleurrijk samengesteld gezin, in de traditie van de New Yorkse ballroom-families uit de klassieke documentaire Paris Is Burning, waarin ruimte is voor ieders persoonlijkheid, uiterlijk en gevoelsleven. ‘Alles doen wat God verboden heeft in het hoerenhuis Rotterdam-Zuid’, grapt moeder zelf.

‘Familie is een gevoel’, heeft Dennis Bijleveld al geconstateerd aan het begin van de film, bij beelden van een gezellig huisetentje waarvoor alle familieleden zich speciaal hebben opgemaakt en fraai hebben uitgedost. ‘Dit is hoe een familie hoort te zijn. Fantasy.’ Waarna Van Loon al die uitgesproken personages voor het eerst naakt, maar volledig overdekt met holografische glitters, laat zien en de titel in beeld verschijnt: Mama (59 min.). De docu is doorsneden met zulke fraaie sequenties, waarin de hoofdpersonen zich op hun kwetsbaarst en sierlijkst laten zien en waarmee tegelijkertijd het extravagante karakter van hun zelfverkozen familie nog eens wordt benadrukt.

Want hoewel ieder z’n eigen kwetsbare verhaal meebrengt – meestal een variant op: mijn omgeving vindt mij niet oké, omdat ik te vrij, gezet of vrouwelijk ben – gedragen ze zich samen heel druk, klef en theatraal. In een voortdurend tussen Engels en Nederlands schakelende dialoog met elkaar komen ze tot bloei, lijkt Van Loons centrale boodschap. Binnen een gemeenschap waarvan de filmmaakster duidelijk de waarde wil benadrukken. Ze vervat dat in de metafoor van een aquarium, waarin ruimte is voor elk individueel visje, ongeacht de vorm of kleur. ‘Vrijheid is voor mij dat je niet wordt beperkt door de realiteit’, stelt hun dragmother. ‘Dat jij in je eigen fantasie kan leven.’

En dan staat Kerstmis, het ultieme familiemoment en het sluitstuk van dit roze familieportret, alweer voor de deur en gaat Ma’MaQueen, geheel in stijl, met Xtra Xceptit, Rita Book, Marta, Licka Lolly, Fantasy Fvckface en Reub op zoek naar een geschikte boom…

Brian Wilson: Long Promised Road

Dogwoof

Hij was de ultieme Beach Boy, maar te verlegen om een meisje aan te spreken. Hij schreef allerlei wereldhits over surfen, maar stond zelf nooit op een plank. En hij werd door de hele wereld, zeker na de elpee Pet Sounds (1966), binnengehaald als een muzikaal genie, maar liep ondertussen helemaal vast in zichzelf.

De verhalen over Brian Wilson, de nucleus van The Beach Boys, zijn dan misschien overbekend, ze spreken nog altijd tot de verbeelding. Zeker als de man zelf, in gesprek met muziekjournalist/vriend Jason Fine, echt een kijkje in zijn binnenste geeft. Interviews geven vindt de getroebleerde muzikant, gediagnosticeerd met een schizoaffectieve stoornis, nog steeds spannend. Daarom gaat hij in Brian Wilson: Long Promised Road (93 min.), een titel die zowaar is ontleend aan een liedje dat werd geschreven door zijn broer Carl, regelmatig gewoon een stukje rijden met Fine.

Samen doen de twee de plekken van zijn verleden aan, luisteren naar muziek en eten een broodje. Tussendoor kletsen ze over zijn grillige carrière, de tijdloze muziek die hij heeft gemaakt en zijn persoonlijk leven, waarin hij door diepe, diepe dalen moest. Wilson vertelt bijvoorbeeld over zijn persoonlijke behandelaar Eugene Landy, die hem eerst tegelijkertijd liet afkicken van sigaretten, drank en cocaïne en vervolgens negen jaar in een therapeutische wurggreep hield. Op een gegeven moment moest Wilson volgens eigen zeggen zelfs van de vloer eten. Geen idee waarom.

De ontspannen setting met Fine als bestuurder/gespreksleider en Wilson als zijn passagier geeft deze film een intiem karakter. Documentairemaker Brent Wilson laat daarnaast Elton John, Bruce Springsteen en andere collega’s de gebruikelijke superlatieven over de begenadigde songschrijver en arrangeur verzorgen. Sterproducer Don Was (Bob Dylan, The Rolling Stones en John Mayer) kan zijn oren bijvoorbeeld nog altijd niet geloven als hij de verschillende geluidssporen van de klassieke song God Only Knows krijgt te horen. ‘Ik maak al veertig jaar platen’, zegt hij bewonderend. ‘En ik heb geen idee hoe je dit zou moeten doen.’

Zet Wilson achter zijn piano of in een studio en er hangt nog altijd magie in de lucht. Zeker als hij heel precies aangeeft bij zijn bandleden hoe hij een bepaald instrument wil horen. Het is alsof dan even zichtbaar wordt wat er in zijn hoofd omgaat. Alsof hij, waar wij in eerste instantie alleen het geheel horen, direct alle afzonderlijke elementen kan waarnemen. En als hij, als bijrijder van Fine, muziek luistert of praat over mensen die hem dierbaar zijn, zijn overleden broers Dennis en Carl bijvoorbeeld, is het alsof hij, via die trekkende mond en sprekende ogen, even recht in zijn ziel laat kijken.

En daar zit echt niet alleen een geniale gek, een droogsurfer of een would-be strandwacht. Als deze fijne film één element toevoegt aan de canon over Brian Wilson, dan is het ‘s mans overduidelijke affectie voor zijn naasten. In dat opzicht is ook de titel van de documentaire, Long Promised Road, een logische keuze. Die krijgt bovendien extra cachet met een fraaie slotscène, waarin Brian zijn broer Carl eer betoont.

Memories Of A Murderer: The Nilsen Tapes

Netflix

‘Normaal gesproken heb je bij een moord een slachtoffer en ga je op zoek naar de moordenaar’, stelt rechercheur Steve McCusker. ‘In dit geval hadden we een moordenaar, maar hij wist niet wie de slachtoffers waren.’

In de flat en voormalige woning van Dennis Nilsen in Londen had de politie in 1983 de lijken van diverse jonge mannen aangetroffen. Het waren er in totaal vijftien of zestien volgens de man des huizes, werkzaam als leidinggevende bij het plaatselijke arbeidsbureau. Een schrikbarend aantal, dat op een naargeestige manier deed denken aan de bijna dertig dode jongens die waren gevonden in de kruipruimte onder de woning van de beruchte Amerikaanse seriemoordenaar John Wayne Gacy.

Nilsen wilde best over zijn daden vertellen, hoor, maar kon zich de details écht niet meer voor de geest halen. Herinneringen had de voormalige politieman niettemin genoeg, zo bleek later. In zijn gevangeniscel vertrouwde hij die met liefde en plezier toe aan een serie cassettebandjes. Ze hebben nu hun weg gevonden naar Memories Of A Murderer: The Nilsen Tapes (85 min.). ‘Ik ben een man’, zegt Dennis Nilsen daarop. ‘Geen monster. Raar, hè?’

Was de man knettergek of oerslecht? Regisseur Michael Harte probeert er de vinger achter te krijgen via interviews met politieagenten, nabestaanden, collega’s en zijn advocaat en benadrukt verder het duistere karakter van diens verhaal met onthullend archiefmateriaal, unheimische gestileerde beelden en onheilszwangere muziek. Het resultaat is stemmig, onrustbarend en niet al te cheap en behoort tot de betere exemplaren die de lopende band van seriemoordenaarsdocu’s in de afgelopen jaren heeft afgeleverd.