Mr. Scorsese

Apple TV+

De grote kleine filmregisseur zelf wordt in Mr. Scorsese (287 min.) geïntroduceerd met het vervaarlijke intro van Sympathy For The Devil. De entree van de twee belangrijkste acteurs in zijn carrière, Robert De Niro en Leonardo DiCaprio, wordt vervolgens kracht bijgezet met de woeste gitaarriff van een andere Rolling Stones-klassieker, Jumpin’ Jack Flash. Net als Martin Scorsese geeft ook documentairemaker Rebecca Miller muziek een sleutelrol in haar vijfdelige portret van de onvolprezen cineast.

Scorsese zelf claimt daarin natuurlijk de absolute hoofdrol, maar ook De Niro en DiCaprio krijgen vanzelfsprekend een belangrijke bijrol. Zij reanimeren respectievelijk een loopbaan die al lijkt te worden afgebroken voordat ie goed en wel is begonnen en een carrière die na enkele flops weer eens in het slop zit. Samen maken ze eerst essentiële films voor het geestelijk welzijn van de filmmaker – Mean Streets (1973), de weerslag van Scorseses grimmige jeugd in ’Little Italy’, en Gangs Of New York (2002), een droomproject dat bijna drie decennia op de plank is blijven liggen – en daarna stuwen ze elkaar films lang naar grote hoogten. Martin + Robert/Leo = klassieker.

Een Oscar laat desondanks verdacht lang op zich wachten, een steeds terugkerend thema in het verhaal van Scorseses carrière. ‘Hij wil je niet vertellen wat je moet denken’, stelt zijn vaste editor Thelma Schoonmaker daarover. ‘Hij laat ’t je voelen.’ De morele ambiguïteit, het botte geweld en de uitzinnige symboliek van klassiekers zoals Taxi DriverRaging BullGoodfellasCasino en dat andere liefdesproject, The Last Temptation Of Christ, strijken menigeen tegen de haren. Ze zijn tevens de weerslag – ook dat is geen geheim – van de getormenteerde geest van de maker, een man met een aanzienlijk ego, die gedurig worstelt met woedeaanvallen, drugsgebruik en depressies.

Een man ook die leeft voor zijn films. Treffend is de bekentenis van Scorseses dochter Domenica dat ze zich nooit zo geliefd voelde door haar vader als toen ze meespeelde in zijn film The Age Of Innocence. Ook haar halfzussen Cathy en Francesca, exen zoals Sandra Weintraub en Isabella Rossellini en enkele jeugdvrienden geven in deze ferme miniserie aardige inkijkjes in ’s mans hart en hoofd. Zelfs Salvatore ‘Sally Gaga’ Uricola, die model stond voor Mean Streets-hoofdpersoon Johnny Boy, wordt daarin nog voor de camera gehaald. Als representant van de wereld waarvan een ziekelijk joch – ‘Thank God for asthma’, lacht collega Spike Lee – zich los heeft gemaakt om filmmaker te worden.

Hollywood, de wereld waarvan hij vervolgens, vaak tegen wil en dank, onderdeel wordt, is natuurlijk eveneens vertegenwoordigd in Mr. Scorsese. Behalve zijn vaste protagonisten De Niro en DiCaprio zijn ook de acteurs Jodie Foster, Sharon Stone, Cate Blanchett en (Millers echtgenoot) Daniel Day-Lewis van de partij, alsmede zijn collega’s Steven Spielberg en Brian De Palma, producer Irwin Winkler en de scenarioschrijvers Nicholas Pileggi, Jay Cocks en Paul Schrader. Samen met Martin Scorsese zelf en een rijke collectie kindertekeningen, storyboards, filmset-interviews, B-roll beelden en becommentarieerde scènes dwingen ze eenieder om nóg beter naar zijn films kijken.

Tegelijk loopt deze miniserie ook allerlei andere hoofd- en zijpaden in diens lange leven en loopbaan af: Scorseses frustratie over de Oscar-winnende Woodstock-documentaire (1970), waarvoor hij nooit de credits heeft gekregen als coregisseur. De bijrolletjes van zijn moeder Catherine in z’n films. Zijn eigen creatieve crisis tijdens de opnames van The King Of Comedy. De aanslag op president Ronald Reagan door John Hinckley, die daartoe zou zijn aangespoord door Taxi Driver. En de ziekte van zijn huidige echtgenote Helen, die al dertig jaar kampt met Parkinson. Intussen lijkt de hoofdpersoon alsmaar milder te zijn geworden, terwijl zijn honger om films te maken onstilbaar is gebleken.

Als aan het eind van dit portret alles lijkt te zijn gezegd – en, vooral, gezien – werkt Rebecca Miller toe naar Killers Of The Flower Moon (2023), de film waarin Martin Scorsese Robert De Niro en Leonardo DiCaprio zowaar heeft samengebracht. En ook The Stones melden zich dan weer, met het geladen Gimme Shelter.

Most Wanted: Teen Hacker

HBO Max

Elke vriend wordt uiteindelijk een vijand. Want daar heeft Julius Kivimäki een speciaal talent voor. En vijanden tergt de Finse tiener tot het uiterste. Vanuit een zwaar beveiligde gevangenis in Turku blikt Kivimäki in Most Wanted: Teen Hacker (174 min.) terug op zijn strapatsen als internettroll, terrorhacker en meesterswatter. Hij blijft ook dan ontkennen, liegen en schmieren. Alsof ie de boel nog steeds in de maling denkt te kunnen nemen.

Julius Kivimäki, die schuilnamen zoals Ryan C(leary) en Zeekill gebruikte, had ‘t bijvoorbeeld voorzien op zijn medehacker Blair Strater, die hij leerde kennen bij het collectief Hack The Planet. Nadat zij gebrouilleerd raakten, begon hij hem het bloed onder de nagels vandaan te halen met ongevraagde pizzabestellingen en het opzeggen van water-, elektriciteit- en internetcontracten. En toen hij er zowaar in slaagde om Elon Musk te hacken, deed hij dat met een profiel op naam van Strater. Die kan zich daar nog altijd, lekker theatraal, ontzettend boos over maken.

Met insiders en outsiders zoekt Sami Kieksi in deze gladde vierdelige serie de krochten van de hackerswereld op, waar jeugdige randfiguren zoals Kivimäki zich uitleven in online-pesterijen en lastercampagnes. Die kunnen uitgroeien tot pure intimidatie, in de vorm van doxing, permanente DDoS-aanvallen en bommeldingen. Hij lijkt bijvoorbeeld ook een meester in ‘swatting’. Met neptelefoontjes over een dreigende situatie wordt dan de politie ingeschakeld om ergens met veel machtsvertoon binnen te vallen. Nietsvermoedende burgers kunnen zo ernstig getraumatiseerd raken.

Kieksi beperkt zich tot het in kaart brengen van Julius Kivimäki’s valse streken en de gevolgen daarvan. Hij komt niet voorbij de façade van de Finse jongeling – en doet eigenlijk ook geen serieuze poging daartoe. Naar diens achtergrond en motieven blijft ‘t dus gissen. Bovendien wordt deze miniserie enigszins ontsierd door de typisch Amerikaanse voice-over van Brian Pederson. Veel te dik aangezet en meestal ook overbodig. ‘And to make matters worse, the FBI had set a trap’, zegt die bijvoorbeeld met veel drama en last vervolgens een korte stilte in. ‘Just for him.’

Het laatste deel van Most Wanted: Teen Hacker concentreert zich tenslotte op het kraken van de database van het Finse psychotherapiebedrijf Vastaamo. Daarbij dreigt zeer gevoelige persoonlijke informatie van ruim 30.000 patiënten op straat te belanden. Ene Ransom_Man probeert de zeer kwetsbare slachtoffers intussen bitcoins afhandig te maken. Alles wijst erop dat deze gewetenloze afperser naar de naam Julius Kivimäki luistert. Zijn sardonische grijns lijkt hem ook te verraden. Al werpt de kwade genius zelf, natuurlijk, alle beschuldigingen ver van zich.

Dan is allang duidelijk hoever (laten we ‘t zekere voor het onzekere nemen: een cybercrimineel zoals) hij bereid is om te gaan – en hoeveel persoonlijke en maatschappelijke schade daarmee kan worden aangericht.

Football’s Financial Shame: The Story Of The V11

BBC

Zijn ze gewoon slecht geadviseerd? Of toch keihard voorgelogen en opgelicht? Ooit speelden de leden van The V11 in The Premier League en wonnen ze kampioenschappen, bekers en internationale titels. Nu balanceren de Britse voetballers al jaren op de rand van de financiële afgrond.

Neem Danny Murphy (V7). De middenvelder speelde ruim vierhonderd duels voor clubs zoals Liverpool, Tottenham Hotspur en Fulham en schat in dat hij uiteindelijk zo’n vier tot vijf miljoen pond kwijt is geraakt aan beroerde investeringen. ‘Veel mensen vinden dat ik sowieso te veel betaald kreeg’, stelt de voormalige Engelse international in Football’s Financial Shame: The Story Of The V11 (94 min.). ‘Zo erg kan het dus niet zijn voor mij. Je was bevoorrecht en hebt er zelf een rotzooi van gemaakt, zeggen ze dan. En nu ben je net als wij. En ze denken dat ik nog wel een miljoen of vier heb liggen. Nou, niet dus.’

Murphy is één van de zogeheten V11, een ‘elftal’ oud-profs dat een groep van zo’n tweehonderd betaald voetballers vertegenwoordigt. Op advies van Kingsbridge Asset Management, de investeringsmaatschappij van David McKee en Kevin McMenamin, staken zij hun geld in speelfilms, aandelen en onroerend goed en gingen daarmee gigantisch het schip in. Bekende spelers zoals Michael ThomasRod Wallace en Brian Deane zitten daardoor al jaren op zwart zaad. Niet in het minst omdat ze, opgelicht of niet, daarna ook nog een kolossale aanslag van de belastingdienst ontvingen.

Regisseur Richard Milway volgt de oud-voetballers gedurende enkele jaren, waarin ze hun recht proberen te halen en ondertussen een faillissement – en de bijbehorende huisuitzettingen, echtscheidingen, verslavingen en/of depressies – proberen af te wenden. Zij worden bijgestaan door gedreven juristen en financieel deskundigen, die ervan overtuigd zijn geraakt dat hun cliënten doelbewust zijn getild door lieden die ze jarenlang tot hun dierbaarste vrienden rekenden. Variërend van ‘dit is in orde, teken maar bij het kruisje’ tot slinkse valsheid in geschrifte en doelbewuste oplichting.

Milway maakt zeer aannemelijk dat er inderdaad sprake is van kwade opzet. McKee en McMenamin laten zich daarover echter niet aan de tand voelen. Zij houden ’t bij een schriftelijke verklaring, die als een nogal laf weerwoord steeds terugkeert in deze schrijnende journalistieke docu. Ze werpen daarin alle beschuldigingen ver van zich. En ook de bekende Engelse trainer en oud-bondscoach Howard Wilkinson, die tot 2024 maar liefst 32 jaar voorzitter was van de invloedrijke League Managers Association en in die hoedanigheid warme contacten onderhield met Kingsbridge, geeft niet thuis.

De Britse politie is er intussen eveneens van overtuigd geraakt dat dit zaakje stinkt, maar daarmee is dat nog niet wettig en overtuigend bewezen. En dus staat het water sommige V11’ers – de V staat overigens, een mooi staaltje ‘wishful thinking, voor ‘victors’, overwinnaars – aan de lippen. Als eerste generatie Premier League-spelers, die vermoedelijk dachten dat hun geld nooit meer op zou raken, vielen zij ten prooi aan de haaien die grootverdieners nu eenmaal altijd omcirkelen. Football’s Financial Shame maakt van deze voormalige voetbalsterren weer kwetsbare mensen van vlees en bloed.

Nadat zij voor het oog van de wereld hun jongensdroom hadden waargemaakt, werden ze na hun sportcarrière onder een wel héél koude douche gezet.

Devo

Netflix

‘We zijn niet cynisch’, houden de leden van de Amerikaanse new waveband Devo (93 min.) een televisie-interviewer voor. ‘We kijken gewoon het nieuws.’

Het verval is in de jaren zeventig overal zichtbaar. De bandnaam Devo is niet voor niets een afkorting van devolution, ofwel de-evolutie. Het idee dat de mens niet meer is dan een krankzinnige erfgenaam van kannibalistische apen, die zichzelf en de aarde ten gronde zal richten. Alle reden dus om die creatuur en zijn wereld genadeloos te kijk te zetten. Als een Paard van Troje proberen de ‘spudboys’ uit Akron, Ohio, de Amerikaanse entertainmentindustrie binnen te dringen, om die van binnenuit te gaan uithollen met een subversieve combinatie van muziek, theater en filosofie.

Hun artistieke ontdekkingsreis, door henzelf treffend omschreven als ‘een muzikaal laxeermiddel voor een verstopte samenleving’, levert Devo al snel bekende fans op, zoals John Lennon, Jack Nicholson en David Bowie. Die laatste brengt hen ook in contact met Brian Eno, die hun debuutalbum wel wil produceren. De samenwerking met het stronteigenwijze gezelschap zal echter uiterst stroef verlopen. De echte ellende moet dan nog beginnen: een rechtszaak van Warner Brothers, dat een mondelinge deal heeft met de band, die echter tekent bij concurrent Virgin Records.

Toch wel opvallend voor een band die zich zo nadrukkelijk afzet tegen de uitverkoop van de Amerikaanse cultuur, muziek in het bijzonder. In het universum van Devo – en deze zeer vermakelijke documentaire die Chris Smith daarover heeft gemaakt – hoeft dat evenwel helemaal geen contradictie te zijn. Devo spot met alle regels – en zichzelf. De enige echte hit van de groep, Whip It, is daarvan een treffend voorbeeld. Menigeen is in de veronderstelling dat het nummer over SM of masturbatie gaat. Als er een videoclip moet komen, besluit de band daar smakeloos op in te spelen.

In werkelijkheid is de hitsingle, tenminste volgens Devo, bedoeld als een aansporing voor de Democratische president Jimmy Carter, die het bij de verkiezingen van 1980 moet opnemen tegen de door Devo gewantrouwde Republikeinse kandidaat Ronald Reagan. Verkeerd begrepen zijn ondertussen ook de plastic JFK-kapsels die de bandleden in die periode beginnen te dragen, de opvolgers van de rode hoedjes, de zogeheten ‘Energy Domes’, waarmee ze bekend zijn geworden. Hun keurige zijscheidingen worden aangezien voor de haardos van Ronald Reagan, die de verkiezingen natuurlijk zal winnen.

Zo wordt Devo’s permanente rebellie tegen al wat Amerikaans mag worden genoemd, die grofweg Reagans gehele regeerperiode omvat, in dit patente bandportret vlot, prikkelend en lekker speels, met een smakelijke potpourri van archiefmateriaal uit alle uithoeken van de (kunst)wereld(geschiedenis), uitgespeeld. Totdat ook deze volstrekt eigenzinnige groep in zekere zin lopendebandwerk is geworden – en, oh ironie, geen centen meer in het laatje brengt.

Dig! XX

Oscilloscope Laboratories

Hij wordt ingeleid door Dave Grohl (Nirvana/Foo Fighters), deze jubileumeditie van ‘de ultieme rock & roll-documentaire’ Dig! (2004), waarvoor documentairemaakster Ondi Timoner en haar broer David zeven jaar lang de Amerikaanse rockbands The Brian Jonestown Massacre en The Dandy Warhols volgden op hun onnavolgbare queeste naar eeuwige roem.

Van de tien bandjes die de Timoners oorspronkelijk in de jaren negentig wilden portretteren, voor een nooit verschenen film genaamd The Cut, waren er twee overgebleven die ‘t echt wel eens zouden kunnen gaan maken. The Brian Jonestown Massacre, de psychedelische rockband rond frontman en enfant terrible Anton Newcombe, was voorbestemd om wereldberoemd te worden, maar bleef door onmogelijk gedrag in de underground steken. Intussen werd hun ogenschijnlijk minder getalenteerde zustergroep The Dandy Warhols wel degelijk ‘the next big thing’.

In de oorspronkelijke versie van de rockdocu fungeert alleen Dandy-voorman Courtney Taylor-Taylor als verteller. In Dig! XX (147 min.), verrijkt met 35 extra minuten speeltijd, krijgt hij gezelschap van Joel Gion, de tamboerijnspeler en zonnebrildrager van zijn concullega’s. Met een puntige voice-over voegt hij inkijkjes, context en humor toe aan de uitzinnige strapatsen van zijn band, die tijdens een concert in de Viper Room in Los Angeles, voor het oog van een geïnteresseerde platenmaatschappij, bijvoorbeeld onderling op de vuist gaat. This band will selfdestruct, zoveel is duidelijk. Steeds weer.

‘We are a lucky band’, concludeert Dandys-gitarist Peter Holmström over de twee rivaliserende groepen. ‘And they are a not-lucky band.’ Terwijl Anton Newcombe en zijn alsmaar wisselende begeleiders steeds verder afglijden op het pad van seks, drugs & rock n’ roll, leidt diezelfde weg de aanmerkelijk meer geciviliseerde Dandy Warhols via Europa, waar bijvoorbeeld een Pinkpop-interview met Dolf Jansen op hen wacht, naar volgepakte concertzalen en festivalweides. Tot grote frustratie van de getormenteerde Newcombe, die geen kans onbenut laat om zijn vrienden/vijanden te bespotten.

Dig! XX bevat tevens een korte update van de twintig jaar na het verschijnen van de originele film, inclusief een recente vechtpartij op het podium in Melbourne. Drie keer raden van welke band. De geheel gereviseerde documentaire roept tegelijkertijd nostalgische gevoelens op, naar een tijd waarin rockbandjes in busjes de wereld, stad voor stad, zaal voor zaal, concertganger voor concertganger, moesten veroveren – tenzij die wereld met één verdwaalde hit, de Vodafone-reclamesingle en Dandy-hit Bohemian Like You bijvoorbeeld, natuurlijk tóch op een andere manier kon worden opengebroken.

Live Aid At 40: When Rock ‘N’ Roll Took On The World

BBC

Je kunt er de klok op gelijkzetten: deze zomer is het veertig jaar geleden dat Live Aid, het grootste benefietconcert aller tijden, plaatsvond. En dus volgt de verplichte publieksdocu, die natuurlijk gevoelens van nostalgie oproept, meer dan genoeg bekende koppen bevat en ook nog eens aandacht vraagt voor de goede zaak. Thomas Pollard serveert het verhaal uit in vier hapklare brokken van dik veertig minuten, die samen de complete geschiedenis omvatten van Live Aid At 40: When Rock ‘N’ Roll Took On The World (168 min.).

Die begint als Bob Geldof, zanger van de Britse band The Boomtown Rats, in oktober 1984 op televisie beelden van de ontzaglijke hongersnood in Ethiopië ziet. Hij benadert een aantal muzikale vrinden en neemt op 25 november een single met hen op, die niet alleen goed voor de wereld maar ook voor hun eigen carrières zal blijken te zijn: Do They Know It’s Christmas? van de gelegenheidsgroep Band Aid. Een geheide kersthit, realiseert ook George Michael zich al tijdens de opnames. Daar gáát de beoogde eerste nummer 1-notering voor zijn eigen groep Wham! met de single Last Christmas (die inderdaad nog veertig jaar zal moeten wachten op de eerste plek in de hitlijsten).

Geldof heeft ook de toppositie toebedeeld gekregen in deze miniserie. Hij wordt terzijde gestaan door popgrootheden zoals Bono (U2), Brian May en Roger Taylor (Queen), Pete Townshend (The Who), Sting, Midge Ure (Ultravox), Gary Kemp (Spandau Ballet), Nile Rodgers (Chic) en Patti Labelle. Zij blikken terug op hoe de Britse benefietsingle, in aflevering 2, een Amerikaans vervolg krijgt: We Are The World van USA For Africa, een hit die relatief weinig aandacht krijgt in deze serie en vooral met archiefbeelden en oude interviews wordt afgehandeld. Niet vreemd: een jaar geleden verscheen een aparte documentaire over de totstandkoming van deze hit: The Greatest Night In Pop (2024).

‘Saint Bob’ is intussen zelf naar Addis Abeba gevlogen om ter plaatse de schade op te nemen. Zijn boodschap is vervolgens even oprecht als eenvoudig: ‘Give us your fucking money!’ Daarna besteedt deze serie aandacht aan Live Aid zelf, ‘het Woodstock van deze generatie’ dat in slechts vijf weken uit elkaar wordt gestampt. Op zaterdag 13 juli 1985 treedt een sterrenparade aan in Londen en Philadelphia, met onder andere Status Quo, Queen, David Bowie, Madonna, Paul McCartney, Led Zeppelin en Phil Collins (die als enige, door een strak geplande vliegreis, zowel in Engeland als de VS optreedt). Zij zijn in totaal goed voor zestien uur live-televisie, uitgezonden in meer dan 150 landen.

Ieder heeft zo zijn eigen herinneringen aan die gedenkwaardige dag. Bono kan het befaamde U2-optreden bijvoorbeeld nog altijd niet aanzien vanwege zijn eigen ‘bad hair day’. In het bijzonder: z’n matje. De andere bandleden konden hem destijds overigens wel schieten: doordat Bono het publiek was ingegaan en zo het optreden had vertraagd, konden ze hun grootste hit Pride (In The Name Of Love) niet spelen. En The Who blijkt niet geheel spontaan weer bij elkaar te zijn gekomen voor Live Aid. Geldof kondigde hen gewoon aan in een persverklaring. Pure chantage, aldus gitarist Pete Townshend. Of zoals zanger Roger Daltrey ’t op z’n Godfathers verwoordt: ‘an offer we couldn’t refuse’.

Twintig jaar later moet overigens ook Geldof zelf gedwongen worden, om in acht afzonderlijke landen Live 8-concerten (2005) te organiseren, onderwerp van de slotaflevering van deze miniserie. Thomas Pollard vergeet intussen niet om ook de achtergronden van de benefietacties te schetsen. Hij spreekt Afrikaanse leiders, westerse politici én de Ethiopische boer Woldu Menameno. Zijn dochtertje Birhan, dat destijds een wisse hongerdood tegemoet leek te gaan, werd het gezicht van de ramp. Als door een wonder ontsnapte zij echter aan Magere Hein. Ze zit nu naast haar vader, een vrouw van in de veertig die ‘t nog altijd moeilijk vindt om beelden van zichzelf te bekijken.

Die onuitwisbare beelden en de navolgende ideële acties vormden tevens de start van het leven als popactivist van Bob Geldof en Bono. Samen en los van elkaar krijgen ze toegang tot de beslissers van deze wereld en worden ze ook zelf een kracht voor het goede om rekening mee te houden. Ze zijn daarbij meteen ontzettend goede vrienden geworden, vertelt Geldof. ‘Hij wil de wereld een enorme knuffel geven, terwijl ik er soms gewoon flink op los wil slaan.’ Als de ‘good cop’ en ‘bad cop’ van de popmuziek hebben ze zo de aanzet gegeven tot een hernieuwd activisme binnen de muziekwereld, met Live Aid als meesterzet.

Turning Point: The Vietnam War

Netflix

Een halve eeuw is inmiddels verstreken sinds de Verenigde Staten met de staart tussen de benen afdropen uit Vietnam. Aan het begin van dit jaar verscheen in dat kader al Rob Coldstreams docuserie Vietnam: The War That Changed America op Apple TV+. Nu volgt Netflix met Turning Point: The Vietnam War (381 min.), een vijfdelige serie van regisseur Brian Knappenberger en het team dat eerder ook al verantwoordelijk was voor de miniseries Turning Point: 9/11 And The War On Terror (2021) en Turning Point: The Bomb And The Cold War (2024).

Beide producties hebben zich te verhouden tot The Vietnam War (2017), de gezaghebbende historische serie van Ken Burns en Lynn Novick over de oorlog, die in Vietnam overigens ‘de Amerikaanse oorlog’ wordt genoemd. Terwijl Coldstream het vooral zoekt in de persoonlijke verhalen van de (Amerikaanse) mannen en vrouwen aan het front, kiest Knappenberger meer voor een helikopterview: hoe hebben de politieke ontwikkelingen in de Verenigde Staten én Vietnam geleid tot een oorlog, die voor het eerst via de televisie, met sterrollen voor verslaggevers als Peter Arnett en Dan Rather, werd uitgevochten en die bovendien nog altijd een schaduw werpt over het heden?

Een essentiële rol is er daarbij voor geluidsopnames van gesprekken in het Witte Huis, waarmee de achterkant van het officiële beleid kan worden blootgelegd. Zo komt de zogenaamde ‘credibility gap’ in beeld: tussen wat de Amerikaanse overheid zegt dat er gebeurt in Vietnam en wat er daadwerkelijk gebeurt. Berichten van de regering en legerleiding bevatten volgens historici vaak een ‘onzinnig optimisme’. Tegelijk richt Knappenberger zich ook op de Vietnamese kant van de zaak. Hij gaat bijvoorbeeld in op de politieke verhoudingen, schetst de achtergronden van de communistische leider Ho Chi Min en belicht het opvallende aantal vrouwelijke strijders in de Vietcong.

Binnen die grote vertelling is er vervolgens ook weer ruimte voor persoonlijke verhalen. Van de Vietnamese overlevenden van het bloedbad in het dorpje My Lai bijvoorbeeld en de Amerikaanse fotograaf Ronald Haeberle, die de oorlogsmisdaden daar met een privécamera vereeuwigde. Van Everett Alvarez Jr., die in 1964 als eerste Amerikaanse piloot werd neergeschoten en daarna ruim acht jaar krijgsgevangene was. En van Scott Camil, die zich enkele jaren na zijn diensttijd aansloot bij de protestbijeenkomsten van Vietnam Veterans Against The War. Vanwege zijn ijzingwekkende herinneringen werd hij ook onderwerp van een lied van zanger Graham NashOh! Camil (The Winter Soldier).

Alvarez en Camil waren overigens ook al te zien in respectievelijk The Vietnam War en Vietnam: The War That Changed America. Dat tekent meteen de uitdaging van dit soort historische producties: wat kun je bij een inmiddels behoorlijk afgekloven onderwerp zoals ‘Vietnam’ nog toevoegen? Turning Point: The Vietnam War belicht weliswaar enkele interessante deelonderwerpen (heroïneverslaving bij soldaten, de biraciale kinderen die zij verwekten en wangedrag door de Vietcong), presenteert bovendien een afgewogen collectie bronnen uit beide landen en schetst daarmee ook een tamelijk compleet beeld van de Amerikaanse oorlog, maar heeft in wezen niets nieuws te melden. 

Misschien kan de serie die oorlog, via de toonaangevende streamer, echter nog aan een ander publiek of aan een nieuwe generatie slijten.

13th

Netflix

Van de zeventien witte Amerikaanse mannen belandt er gemiddeld één in de gevangenis. Bij zwarte Amerikanen is dat één op drie. Ik herhaal: een derde van de Afro-Amerikaanse mannen belandt tijdens zijn leven achter de tralies, waarbij ie met een beetje pech meteen ook z’n carrière en stemrecht verliest. In het bevlogen betoog 13th (100 min.) uit 2016 zet Ava DuVernay voortdurend zulke duizelingwekkende statistieken in om haar centrale punt te maken.

Ze gebruikt misschien wel de schokkendste cijfers als uitgangspunt voor haar film: vijf procent van de wereldbevolking komt uit de Verenigde Staten, tekent de Afro-Amerikaanse filmmaakster op uit de mond van de eerste en enige zwarte president Barack Obama (2009-2017), maar Amerika levert wel vijfentwintig procent van ‘s werelds gevangenispopulatie. Kortom: één op de vier gedetineerden in de hele wereld zit vast in het land dat zich de leider van de vrije wereld noemt.

En, nóg zo’n saillante conclusie, er zitten nu in verhouding méér Afro-Amerikanen in de gevangenis dan er ooit werkten op de slavenplantages. DuVernay verwijst daarbij naar het dertiende amendement van de Amerikaanse grondwet, waarmee de slavernij in 1865 officieel werd afgeschaft. Met één kleine uitzondering overigens: ‘Except as a punishment for crime.’ En daar zit volgens haar de crux: zodra je iemand kunt betichten van een misdaad, mag je ‘m ook weer behandelen als slaaf.

De massa-opsluiting van vooral zwarte Amerikanen is zo bezien simpelweg oude wijn in nieuwe zakken. En de aldus ontstane ‘gevangenisindustrie’ niet meer dan een wat typische uitingsvorm van de Amerikaanse ondernemersgeest. ‘De geschiedenis bestaat niet uit toevallige gebeurtenissen’, zegt de witte historicus Kevin Gannon niet voor niets. ‘Witte mensen zijn de producten van de geschiedenis die onze voorouders kozen, zwarte mensen van de geschiedenis die hun voorouders níet kozen.’

Ava DuVernay belicht die historie met Afro-Amerikaanse opinieleiders zoals Michelle Alexander, Jelani Cobb, Angela Davis, Van Jones en Cory Booker. Zij beginnen bij de afschaffing van de slavernij, vervat in dat vermaledijde dertiende amendement, en werken dan naar het heden toe. Een sleutelrol is er bijvoorbeeld voor de door en door racistische speelfilm The Birth Of A Nation (1915), die de Ku Klux Klan reanimeert en meteen attendeert op de afschrikwekkende werking van brandende kruizen.

Zwarte Amerikanen – in het bijzonder de zwarte mannen – worden in de navolgende eeuw stelselmatig ontmenselijkt (‘beesten’, ‘verkrachters’, ‘super-predators’) en opgejaagd en vervolgd door de Amerikaanse overheid, met Richard Nixon’s Law & Order in de jaren zeventig, de navolgende ‘war on drugs’ van Ronald Reagan en Bill Clintons ‘three strikes and you’re out’ uit 1994 als treffende voorbeelden. Het aantal gedetineerden loopt in die jaren op tot ruim twee miljoen. Mass incarceration, juist.

‘Ons rechtssysteem behandelt je beter als je rijk en schuldig bent dan als je arm en onschuldig bent, constateert jurist en activist Brian Stevenson bovendien somber in dit overtuigende, hoewel wat ruim bemeten, schotschrift tegen moderne slavernij, dat via de gewelddadige dood van Black Panther-voorman Fred Hampton, de onterecht beschuldigde Central Park Five en een schandelijk racistische campagnespot rond de archetypische boze zwarte man Willie Horton aanmeert in de 21e eeuw.

Als Trayvon Martin en andere zwarte Amerikanen overlijden als gevolg van politiegeweld, Kalief Browder jarenlang onterecht vastzit en er daarna nooit meer bovenop komt en de Black Lives Matter-beweging ontstaat. Tegen die tijd begint zich ook een nieuwe (en heel oude) kracht in de Amerikaanse politiek te melden: Donald Trump. ‘Weet je wat ze vroeger met zulke kerels deden?’ laat DuVernay hem zeggen bij beelden van zwarte mannen die worden afgetuigd. ‘Die werden op een brancard afgevoerd.’

Het ontbreekt er nog maar aan dat hij het dertiende amendement ook officieel weer wordt afgeschaft.

American Murder: Gabby Petito

Netflix

Ten einde raad plaatst Nicole Schmidt een bericht op Facebook: ‘Waar is Gabby???’ Ze zet er een foto bij van haar 22-jarige dochter, zittend op een rots. Samen met haar vriend Brian Laundrie is Gabrielle Petito ruim twee maanden eerder, begin juli 2021, in haar camper vertrokken. De twee wilden met de witte Ford Transit Connect een roadtrip door de Verenigde Staten maken. Gabby heeft al die tijd trouw gevlogd, maar is nu al een kleine twee weken volledig van de radar verdwenen en reageert net als Brian nergens meer op.

De titel van deze driedelige true crime-serie verraadt al wat er gebeurd is: American Murder: Gabby Petito (127 min.). Dan blijft het vooral nog de vraag hoe en waarom, want de wie-vraag lijkt na de openingsscène ook al min of meer beantwoord: een agent houdt Gabby en Brian dan staande in Moab, Utah, slechts enkele weken voordat zij vermist zal raken. Hij heeft een melding gekregen over een man die in het openbaar zijn vriendin sloeg. De bodycamera van de agent laat vervolgens zien hoe een ontredderde Gabby de situatie nog enigszins probeert te redden, terwijl Brian ogenschijnlijk ontspannen blijft beweren dat er weinig aan de hand is.

Een mediahype is geboren: wat is er gebeurd met Gabby Petito en welke rol heeft Brian Laundrie, met wie ze zich ruim een jaar eerder heeft verloofd, daarin gespeeld? Met behulp van Petito’s vlogs, haar telefoongegevens en social mediaverkeer kan de politie nauwkeurig reconstrueren hoe het stel eind augustus 2021 in het Grand Teton National Park terecht is gekomen. En met de bodycams van de agenten, die zich ter plaatse en bij het ouderlijk huis van Brian Laundrie melden, kunnen de documentairemakers Julia Willoughby Nason en Michael Gasparro in deze doeltreffende miniserie al even nauwgezet het politieonderzoek opnieuw oproepen.

Zo ontvouwt zich een tragisch verhaal, dat in het oog van de wereld tot z’n ontknoping komt. Die openbaarheid roept ook vragen op: zijn al die Point Of View-beelden van willekeurige politieagenten bijvoorbeeld werkelijk bedoeld om met de wereld te delen? In hoeverre worden verdachten – en mensen uit hun directe omgeving – zo al veroordeeld in ‘the court of public opinion’? Zeker is dat bij een geruchtmakende zaak zoals de verdwijning van Gabby Petito, die ongegeneerd appelleert aan de voyeur in ons, de privacy van de direct betrokkenen er al snel niet meer toe lijkt te doen. Alles wordt geofferd voor het zoeken naar het slachtoffer en de jacht op de dader.

Nazaten

KRO-NCRV

Geluk is juist niet met de dommen. Dat kun je zelf afdwingen. Het zit in de blik waarmee je naar de wereld kijkt. Naar die nieuwe postbode. Het boekenkastje dat jij naast je brievenbus hebt gehangen en dat hij regelmatig leeghaalt. Het gesprek dat je daarover met hem aanknoopt. En dat je direct aanslaat als hij te midden van zijn verhaal over ‘gratis kennis’ verzamelen voor mensen in de Surinaamse jungle, hoort dat de naam Bromet daar, in die voormalige Nederlandse kolonie, verrassend vaak voorkomt.

Some guys have all the luck, maar Frans Bromet had ‘t daar natuurlijk bij kunnen laten. Het lampje in het hoofd van de geboren verhalenverteller had niet hoeven te gaan branden. Hij had het bijbehorende pling-geluidje kunnen negeren. Dan was er dus geen film gekomen. Althans, niet deze film. Vast wel weer een andere. Want Bromet, uit Ilpendam, filmt nog altijd per strekkende meter. De camera stopt pas met draaien als Frans de record-knop niet meer weet te vinden. Tot die tijd blijft hij op zoek naar verhalen om op te diepen, samen te stellen of eruit te persen. Ook in zijn eigen leven: bij zijn Joodse afkomstGroenLinkse dochter of gezondheidsproblemen.

Op naar Suriname dus, naar naamgenoten – en een shotje van de Brometstraat. Al snel wijst één van z’n nieuwe ‘familieleden’ hem op ene Hermanus Bromet (1725-1813), de man die hun gezamenlijke naam naar Suriname bracht. Eenmaal thuis duikt nazaat Frans direct in het levensverhaal van deze illustere voorouder: de ras-Amsterdammer streed voor gelijke rechten voor Joden in Nederland, werd het eerste Joodse Tweede Kamerlid én woonde ook een jaar of twintig in Suriname, waar hij volgens hoogleraar Joodse Studies Bart Wallet ‘handelde in Afrikaanse tot slaaf gemaakten’. Dat is even slikken voor Bromet, Frans welteverstaan. ‘Ik ben dus familie van een slavenhandelaar.’

En dan is de stap snel gezet – tenminste, volgens zijn postbode Brian Saaki, een afstammeling van de Marrons waarop Hermanus in de Surinaamse jungle zou hebben gejaagd – naar herstelbetalingen. Maar moet iemand die zelf niets heeft misdaan daarvoor dan betalen en vergeving vragen? werpt Bromet tegen, namens al die witte Nederlanders die ter verantwoording worden geroepen voor dat beladen verleden. Brian is echter onverbiddelijk over wat hij ‘de zwarte Holocaust’ noemt. ‘Ik heb ‘t niet meegemaakt, maar toch heb ik er moeite mee’, zegt hij, om vervolgens tegenover Bromet te concluderen: ‘Je kunt de verantwoordelijkheid niet uit de weg gaan.‘

Via zijn omstreden voorvader en diens Nazaten (51 min.), waarvan een belangrijk deel ook een donkere huidskleur heeft, is de Nederlandse filmmaker ondertussen dus aanbeland bij één van de meest gevoelige thema’s van onze tijd: Neerlands koloniale geschiedenis en hoe dat nog altijd opspeelt. En het begon dus met een eenvoudig boekenkastje en een nieuwe postbode – en het spiedende oog van Frans Bromet. Dat ‘geluk’ afdwingt – of een handje helpt.

Marilyn Manson Unmasked

Videoland

Een slang verontschuldigt zich er niet voor dat ie een slang is, stelt Marilyn Manson. Hij wilde altijd een rockster worden en gedraagt zich dus ook zo. ‘Dus ik accepteer die rol en ga van alle aspecten ervan genieten. Daar voel ik me niet schuldig over.’ Of Manson nog spannende verhalen heeft over uitspattingen achter de schermen? wil een interviewer weten. ‘Als ik over de echt indrukwekkende uitspattingen vertel, word ik gearresteerd’, reageert de Amerikaanse shockrocker, die in werkelijkheid Brian Warner heet. ‘Daar kan ik dus niets over zeggen.’

Warner speelt zijn rol van ‘antichrist superstar’ bijzonder overtuigend. Hij meet zich vol verve een angstaanjagend personage aan, waarop ‘t heerlijk griezelen/haten is. In interviews omschrijft Manson zichzelf beurtelings als slang, engel, buitenaards wezen of – pak ‘m beet – ‘de kinderlokker van Chitty Chitty Bang Bang’. En de pers, zijn fans en iedereen die hij opzichtig tegen zich in het harnas jaagt, eten intussen uit zijn hand. Het lijkt een doorzichtige truc: een uitgekiende manier om de aandacht op zich gevestigd te houden en wereldberoemd te worden.

Of zou Brian Warner toch zo geperverteerd zijn als z’n demonische alter ego? Aanhoudende verhalen over seksueel misbruik van en geweld tegen (minderjarige) meisjes brengen Marilyn Manson in 2021 ernstig in verlegenheid en zorgen ervoor dat hij binnen 24 uur wordt gedropt door zijn manager, impresariaat en platenlabel. De getuigenis van zijn ex-vriendin Evan Rachel Wood, die in 2018 al een verklaring over seksueel misbruik door een dan nog niet bij naam genoemde ex-vriend heeft afgelegd in het Amerikaanse congres, speelt daarbij ongetwijfeld een cruciale rol.

De Amerikaanse actrice heeft haar verhaal ook al eens tot in detail gedaan in de documentaire Phoenix Rising (2022) en  herhaalt haar relaas nu in Marilyn Manson Unmasked (138 min.). Ze wordt terzijde gestaan door enkele fans en voormalige assistenten van de controversiële artiest. Zij hebben soortgelijke ervaringen met Manson en schetsen een man die daadwerkelijk de creep is (geworden) die hij al jaren aan de wereld toont. Hun verhalen laten samen een patroon zien van een man die rücksichtslos de grenzen van anderen opzoekt en doelbewust overschrijdt.

Warners jeugdvriend Scott Wade, muzikant Tim Vaughn en voormalig Marilyn Manson-bandlid Stephen Bier (alias Madonna Wayne Gacy) kenden de omstreden shocker al ruim voordat hij de schrik van Amerika’s moeders werd. Zij kúnnen hem in deze driedelige serie van Karen McGann plaatsen binnen het getroebleerde gezin Warner, waarvan Brian/Marilyn een aardige, hoewel tamelijk unheimische, afspiegeling lijkt. Tegelijk nuanceren zij sommige ervaringsverhalen ook en benadrukken dan dat ze zich niet kunnen voorstellen dat Manson zich zo heeft misdragen.

Diens advocaat Howard King ontkent namens zijn cliënt eveneens alle beschuldigingen. Alles heeft volgens hem met wederzijdse instemming plaatsgevonden. ‘Als je gaat daten met de antichrist superstar, wat verwacht je dan?’ verwoordt ‘video commissioner’ Randy Sosin, verantwoordelijk voor de Marilyn Manson-videoclip waarin Evan Rachel Wood zou zijn misbruikt, de voorspelbare scepsis rond de aantijgingen. Het antwoord is al even evident: dat ook extreem kunstenaarschap nooit een vrijbrief mag worden voor (seksueel) grensoverschrijdend gedrag.

McGanns he said/she-she-she… said-productie – gemaakt in samenwerking met het befaamde muziektijdschrift Rolling Stone, dat de #metoo-kwestie rond Marilyn Manson in november 2021 verder aan het rollen bracht met het artikel The Monster Hiding In Plain Sight – hamert die boodschap er in elk geval stevig in en geeft intussen een (on)aardig kijkje achter de schermen bij een typische ‘man you love to hate’.

Eno

Film First / Tiger Lily

‘Honour thy error as a hidden intention’, staat er op het eerste memokaartje dat Brian Eno, na een dagje in de studio met zijn toenmalige groep Roxy Music, in 1972 voor zichzelf maakte. Als een soort geheugensteuntje, voor de mens en de kunstenaar in hem. Er zouden er nog veel volgen. ‘If it can be said, it can be said simply’ bijvoorbeeld. ‘It’s quite possible (after all).’ Of: ‘Look most closely at the most embarrassing details and amplify them.’

Samen met de beeldend kunstenaar Peter Schmidt bracht Eno (86 min.) de kaartjes, onder de noemer Oblique Strategies, ook op de markt. En hij zette ze natuurlijk zelf in, bijvoorbeeld bij de opnames voor David Bowies Berlijn-trilogie. De man zelf kan er geanimeerd over vertellen in dit ingenieuze (zelf)portret, dat voor iedereen anders is. Letterlijk: algoritmen bepalen tijdens een screening wat de dan aanwezige kijker krijgt voorgeschoteld.

Documentairemaker Gary Hustwit heeft samen met visueel kunstenaar Brendan Dawes generatieve software ontworpen, waarmee steeds nieuwe scènes, overgangen en sequenties worden gecreëerd op basis van de interviews die hij met Eno heeft gedaan en diens schier onuitputtelijke archief. Elke vertoning van de film is dus anders. Een benadering die perfect aansluit bij de denk- en handelswijze van de muzikant, kunstenaar en algehele creatieveling.

Vanuit zijn eigen werkruimte dwaalt Brian Eno in de televisieversie van deze baanbrekende film, die natuurlijk wel gewoon lineair wordt is opgebouwd, af naar alle uithoeken van zijn werk als schepper van een geheel eigen universum. Een man in zijn hol. Een ‘shed’, maar dan wel een idyllisch gelegen en goed geoutilleerde schuur. Anderen lijkt hij daar niet nodig te hebben. Zoals in deze film ook geen andere personen aan het woord komen.

In de rechttoe rechtaan variant van Hustwits film, die sowieso geen regulier, chronologisch opgebouwd carrièreoverzicht wil worden, komen in elk geval Eno’s werk als producer voor Talking Heads, John Cale en U2 aan de orde, ‘s mans zorg over klimaatverandering en zijn rol als wegbereider van de muziekstroming ‘ambient’ (door menigeen weggezet als zielloos muzikaal behang, waardoor ‘enoësk’ een weinig vleiend predicaat werd) aan de orde.

Welke vorm de algoritmen deze documentaire ook geven, Eno blijft ongetwijfeld eerst en vooral een portret van de kunstenaar en zijn visie, het privéleven van de man daarachter komt slechts zijdelings aan bod in deze intrigerende film over gevoel, concept, creativiteit en experiment.

Six Schizophrenic Brothers

Firecracker

In de eerste vijftien jaar na de Tweede Wereldoorlog kregen Don en Mimi Galvin maar liefst tien zoons. Begin jaren zestig werd het Amerikaanse gezin op de valreep ook nog verrijkt met twee meisjes: Margaret en Mary. En die laatste, de jongste dus van in totaal twaalf kinderen, fungeert nu als verteller voor het tragische verhaal van haar familie. Mary Galvin wordt daarbij in de rug gesteund door enkele broers: nummer drie (John), zes (Richard) en acht (Mark). Samen verhalen ze over hun Six Schizophrenic Brothers (168 min.).

Deze vierdelige serie van Lee Phillips is gebaseerd op het indringende boek Hidden Valley Road: Inside The Mind Of An American Family (2020) van Robert Kolker. Over een gezin met een onmogelijk kruis om te dragen. Als na oudste zoon Donald ook nummer twee (Jim) en vier (Brian) als jongvolwassene ernstig gestoord gedrag beginnen te vertonen, wordt duidelijk dat er een genetische kwetsbaarheid zit in de familie Galvin. Uiteindelijk zullen zes zoons ten prooi vallen aan schizofrenie. Ze krijgen last van hallucinaties, horen stemmen en verliezen zich in onwerkelijke angsten.

In de jaren zeventig escaleert de situatie volledig bij het gezin dat z’n intrek heeft genomen in een huis aan Hidden Valley Road in Colorado Springs. De ene na de andere zoon ontspoort, soms onder invloed van het gebruik van softdrugs. Don, docent op de luchtmachtacademie, en zijn zorgzame vrouw Mimi kunnen hun zoons al snel niet meer de baas. Ze worden steeds gewelddadiger, een gevaar voor zichzelf en hun directe omgeving. Totdat het komt tot enkele huiveringwekkende incidenten, die een spoor van verwarring, pijn en verdriet door de Galvin-familie trekken.

Er valt best het nodige aan te merken op Six Schizophrenic Brothers. De miniserie wordt bijvoorbeeld enigszins ontsierd door opzichtige true crime-clichés (cliffhangers, duistere reconstructiebeelden en een onheilspellende soundtrack) en platte horror-esthetiek (gebroken spiegels en brandende foto’s bijvoorbeeld). Ook het idee om de zieke broers Don (één), Matthew (negen) en Peter (tien) te interviewen in een soort duistere parkeergarage, waarmee ze in wezen worden gelijkgeschakeld aan de eerste de beste creep uit een trashy crimedocu, getuigt bepaald niet van goede smaak.

Phillips kijkt in eerste instantie ook nauwelijks over de persoonlijke verhalen van de broers heen. Geen aandacht dus voor de mogelijke (erfelijke) oorzaak van de Galvin-problematiek.  De filmmaker concentreert zich liever op de drama’s en excessen; van mishandeling en seksueel misbruik tot zelfdoding en moord. Methodisch werkt hij die individuele verhalen vervolgens uit tot een familieportret, dat zo schrijnend is dat het toch niemand koud zal laten. En uiteindelijk plaatst hij alle gebeurtenissen weer in hun context, waarbij tevens het grotere verhaal, schizofrenie, in beeld komt.

Hoe tragisch ook, de familie Galvin is een zeer geschikt onderzoeksobject om de wetenschappelijke kennis over deze verpletterende aandoening verder uit te diepen. En dat houdt natuurlijk ook niet op bij de kinderen die Don en Mimi tussen 1945 en 1965 op de wereld hebben gezet. Hoe vergaat ’t bijvoorbeeld hun nageslacht? Deze serie, die ondanks al z’n gebreken tóch een indringende kijkervaring wordt, eindigt dan ook bij Mary Galvins kinderen: wat betekent ‘t voor hen, en hun geestesgesteldheid, om Zes Schizofrene Ooms te hebben?

Mary Galvin was bij nader inzien, getuige dit interview, toch niet zo tevreden over de insteek, toon en de vormgeving van de serie.

Catching Fire: The Story Of Anita Pallenberg

Magnolia Pictures

Ze ruilde de ene Stone in voor de andere, zo wil het verhaal. Toen Anita Pallenberg in 1967 genoeg had van de gewezen bandleider Brian Jones, die zich steeds onmogelijker was gaan opstellen en ook zijn handen niet thuis kon houden, was ze tijdens een autorit van Parijs naar Tanger op schoot gekropen bij Keith Richards. De gitarist had stiekem al een tijd een oogje op haar. ‘Mijn nacht met Keith was een openbaring’, schrijft ze daarover. ‘Zo teder en liefdevol.’

En toen Anita een seksscène met zanger Mick Jagger moest opnemen voor de speelfilm Performance (1970) liep ook die volledig uit de hand. Ze sprak er volgens haar ongepubliceerde autobiografie Black Magic – voor de documentaire Catching Fire: The Story Of Anita Pallenberg (113 min.) ingesproken door de actrice Scarlett Johansson – nooit over met Keith. Als reactie schreef hij wel een nummer: de Rolling Stones-klassieker Gimme Shelter.

En ook zijn bloedsbroeder Mick gaf niet zomaar op. Tijdens een gezamenlijke trip naar Zuid-Amerika vroeg hij de inmiddels zwangere femme fatale – gewoon van Keith overigens – meermaals om er samen tussen uit te knijpen. Toen Anita weigerde, schreef ook hij een Stones-evergreen: You Can’t Always Get What You Want. Enkele maanden voordat ze beviel van een zoon, Marlon, kwam vervolgens haar vroegere vlam Brian Jones te overlijden.

Toch zou het veel te kort door de bocht zijn om Anita Pallenberg (1942-2017) te reduceren tot de archetypische Stones-groupie en -muze. Of tot Keiths drugsmaatje, die andere voor de hand liggende mogelijkheid. Want daarmee wordt zij óók altijd geassocieerd: met een kolossale heroïneverslaving. Samen gingen ze díép – en probeerden ze ook nog twee kinderen groot te brengen, Marlon en zijn jongere zusje Angela ‘Dandelion’ Richards.

Toen Anita nog een derde kind had gekregen, ging ‘t mis. Keith was op tournee met The Stones en trad die avond gewoon op. Zoals wel vaker stond ze er alleen voor. Zij zou nooit één van de jongens kunnen worden. Dat had ze al veel vaker ervaren, betoogt dit portret van Alexis Bloom en Svetlana Zill. Want hoeveel talent ze ook had als fotomodel, actrice en fashionista, zelfs een eigenzinnige vrouw zoals Anita Pallenberg bleef overgeleverd aan mannen.

‘The Bus’ komt altijd eerst, vertelt Marlon Richards over de band van zijn vader. En die was volgens hem bepaald niet gezond. ‘Je moet zorgen dat je op tijd uitstapt.’ Dat zou zijn moeder nog jaaaren kosten – ook al had ze de Halte Keith toen al wel vaarwel gezegd. Om de drugsscene definitief achter zich te laten was nog zo’n klassiek Pallenberg-drama nodig: een jonge man – naar verluidt onder invloed van haar, drugs en The Deer Hunter – die in haar huis een einde aan z’n leven maakte.

Deze film plaatst al die smeuïge anekdotes binnen Anita Pallenbergs levensgeschiedenis. Zoals ze die zich zelf herinnerde. Met daarbij rugdekking van haar kinderen, enkele vrienden en archief-quotes van Keith Richards en de voormalige Jagger-muze, Marianne Faithfull. En omlijst met prachtig beeldmateriaal. Uit de tijd dat zij de zesde Stone was, die van ondeugende jochies toonaangevende kerels maakte. Zoals Richards ruiterlijk bekent: ‘She made a man out of me.’

En zij zou zich uiteindelijk aan hem ontworstelen. Aan zijn band vooral. Al besteedt ook deze doortimmerde film het leeuwendeel van zijn speelduur aan de onstuimige jaren dat Anita Pallenberg, met al haar creativiteit en ‘joie de vivre’, het vuur in en om The Rolling Stones ongenadig oppookte.

99

Prime Video

Drie wedstrijden in tien dagen. Alles of niets. De ‘treble’ of een gigantisch feest van de gemiste kansen. Manchester United kan in mei 99 (168 min.) geschiedenis schrijven. Het kampioenschap, de FA Cup én de Champions League binnenhalen. Of sterven in schoonheid.

Aan het begin van het seizoen ’98-’99 wordt er nog openlijk getwijfeld aan Uniteds manager Alex Ferguson, zijn omstreden sterspeler David Beckham en de nieuwe aankoop, de Nederlandse centrale verdediger Jaap Stam. Het voorgaande seizoen is United genadeloos afgetroefd door Arsène Wengers Arsenal, met de Nederlanders Bergkamp en Overmars in de gelederen. Vlak voor het seizoen heeft Ferguson zelfs nog zijn ontslag ingediend, blijkt nu, 25 jaar later. ‘Dat gesprek had ik niet graag met hem gevoerd’, reageert rechtsback Gary Neville. ‘Dat hoor ik vandaag voor het eerst.’

In deze driedelige serie van het productieteam achter Beckham, geregisseerd door Sampson Collins, zijn eigenlijk alle direct betrokkenen van de partij: van topspelers zoals David Beckham, Ryan Giggs, Paul Scholes, Peter Schmeichel, Andy Cole, Dwight Yorke en Jaap Stam tot coach Ferguson, zijn assistent Steve McClaren en de Nederlandse reservekeeper Raimond van der Gouw. Alleen aanvoerder Roy Keane schittert door afwezigheid. Zijn voormalige teamgenoten spreken over het algemeen niet met meel in de mond en delen de geheimen die doorgaans in de kleedkamer blijven.

Geen enkele chemie tussen de spitsen Cole en Sheringham bijvoorbeeld. De vormcrisis van sterkeeper Peter Schmeichel. Een vechtpartij in de kleedkamer. Het plotselinge vertrek van assistent-trainer Brian Kidd, die als het cement tussen de verschillende stenen wordt beschouwd. Een in de pers breed uitgemeten slippertje van twee spelers. In eerste instantie wijst niets op een superseizoen, waarin ManU geschiedenis gaat schrijven. Zulke verhaallijnen vormen zich natuurlijk ook pas achteraf, als de prijzen zijn verdeeld en ‘gewone’ topspelers blijken te zijn uitgegroeid tot tijdloze helden.

Al wordt de kern van Alex Fergusons ploeg natuurlijk nog altijd gevormd door The Class Of ’92, spelers uit eigen jeugd die zijn klaargestoomd om op absoluut topniveau te presteren. Hun inspanningen komen tot een ongelofelijke climax tijdens de Champions League-finale tegen Bayern München. Voor aanvang staat de Britse topclub nog op achterstand: de middenvelders Roy Keane en Paul Scholes zijn geschorst. Na afloop staat er een bijna Duits uitroepteken achter. De 93 enerverende minuten daartussen vormen de logische apotheose van deze gesmeerd lopende sportserie.

The Beach Boys

Disney+

Terwijl de rest van The Beach Boys (113 min.) halverwege de jaren zestig de wereld rondreizen met hun zonnige popsongs, laat songschrijver, arrangeur en producer Brian Wilson, die ’t niet langer kan opbrengen om te toeren, de eenvoudige surfliedjes waarmee ze zijn doorgebroken definitief achter zich. Uitgedaagd door hun grote Britse rivaal The Beatles stijgt hij in de studio, in de rug gedekt door de gerenommeerde muzikanten van The Wrecking Crew, tot imposante hoogte. Met als resultaat het album Pet Sounds (1966) dat, hoewel niet direct een commercieel succes, inmiddels alom wordt beschouwd als een meesterwerk – en Wilson als een genie.

‘Het probleem was dat Brian werd onthaald als een genie, maar dat de rest van de band eigenlijk nauwelijks waardering kreeg’, stelt zanger Mike Love in deze gezaghebbende documentaire van Frank Marshall en Thom Zimny. ‘Dan was het misschien ook wat gemakkelijker geweest voor Brian om met dat predicaat om te gaan.’ Want het genie achter de schermen legt een enorme druk op zichzelf, worstelt met zijn dominante vader Murray en voelt dat hij niet altijd de onvoorwaardelijke steun heeft van zijn groepsgenoten. Gaandeweg raakt hij verstrikt in de kronkels van zijn eigen geest. Totdat het genie eigenlijk alleen nog maar in bed wil liggen.

Wilsons persoonlijke tocht over hoge toppen en door diepe dalen is onlangs al, met zijn eigen medewerking, gedocumenteerd in Brian Wilson: Long Promised Road (2021). Deze nieuwe film concentreert zich meer op de hoogtijdagen van zijn groep, met hem en de nog levende andere leden Mike Love, Al Jardine, David Marks en Bruce Johnston. Brians overleden broers Wilson, Dennis (1944-1983) en Carl (1946-1988), zijn aanwezig via archiefinterviews. Hun verhalen worden aangevuld door Brian Wilsons eerste vrouw Marilyn, producer Don Was en collega’s/fans zoals Janelle Monáe, Lindsey Buckingham (Fleetwood Mac) en Ryan Tedder (OneRepublic).

Dit levert geen nieuwe inzichten op over de tot Beach Boys gedoopte muzieknerds, die bij de eerste de beste golf al van hun surfboard donderden. Deze documentaire schetst echter wel een compleet en afgewogen beeld van hun gloriejaren en is natuurlijk volgestort met prachtig beeld- en geluidsmateriaal. De harmonieën van de drie Wilsons, hun neef Mike en de vrienden Al, David en Bruce zijn bijvoorbeeld nog altijd onovertroffen en een zegen en inspiratiebron voor iedereen met een pophart – of het verlangen om ook stiekem een ‘surf dude’ te zijn.

Quiet On Set: The Dark Side Of Kids TV

HBO Max / Discovery+

Eigenlijk mag het geen verbazing wekken: in elke kinderrijke omgeving melden zich vroeger of later ook lieden met minder nobele motieven. Zo bezien is het niet meer dan logisch dat de kinderzender Nickelodeon rond de eeuwwisseling enkele mannen met een ongezonde voorliefde voor minderjarige jongens en meisjes in dienst blijkt te hebben. Zij krijgen alleen wel erg veel ruimte in een werkomgeving waar grensoverschrijdend gedrag de norm lijkt.

In de vierdelige serie Quiet On Set: The Dark Side Of Kids TV (177 min.) leggen Mary Robertson en Emma Schwartz de verantwoordelijkheid daarvoor bij de showrunner Dan Schneider, die van bijrolletjes als de ‘fat kid’ gaandeweg uitgroeit tot een man die anderen kan maken en breken – en die ook duidelijk geniet van die macht. Daarna zoomen ze in op enkele concrete gevallen van seksueel misbruik. Zo verhaalt MJ, de moeder van de elfjarige Brandi, bijvoorbeeld over de ervaringen van hun dochter met een pedoseksueel teamlid.

Ook de alom geliefde dialoogcoach, die als ‘Pickle Boy’ tevens een terugkerend personage voor zijn rekening neemt, raakt ernstig in opspraak. De man heeft thuis een zelfportret van seriemoordenaar John Wayne Gacy, met wie hij er ook een levendige correspondentie op nahoudt, aan de muur hangen. Hij ontwikkelt al snel een ziekelijke fascinatie voor Drake Bell, één van de hoofdrolspelers van de jeugdsitcom Drake & Josh, die hierover voor het eerst publiekelijk vertelt. Het is een indringend relaas, dat nog altijd doorwerkt in Drakes huidige leven.

Deze miniserie richt zich tenslotte op hoe (on)gezond het überhaupt is om als kind mee te draaien in de keiharde televisiewereld en dan overgeleverd te zijn aan de grillen van volwassenen die hun eigen ideeën hebben over wat kies is en wat niet. Ogenschijnlijk onschuldige scènes met voormalige kindersterren zoals Amanda Bynes, Jamie Lynn Spears en Ariana Grande krijgen, met volwassen ogen bekeken, ineens een erg ongepast karakter. En er zijn natuurlijk ook legio voorbeelden van beroemde kids die op latere leeftijd serieus in de problemen zijn gekomen.

Quiet On Set zet alle Nickelodeon-verhalen netjes op een rijtje. Dat levert weliswaar geen wezenlijk nieuwe inzichten op, maar vormt een aardige aanvulling op waar documentaires zoals An Open Secret en Showbiz Kids enkele jaren geleden al de schijnwerpers op zetten: Hollywood als zo ongeveer de ongezondste plek op aarde om op te groeien.

Turning Point: The Bomb And The Cold War

Netflix

Zonder Koude Oorlog geen Vladimir Poetin, betoogt aflevering 1 van Turning Point: The Bomb And The Cold War (619 min.). Zo bezien is de Russische inval in Oekraïne een logisch gevolg van de geopolitieke ontwikkelingen sinds grofweg de Tweede Wereldoorlog. Dat punt hamert regisseur Brian Knappenberger, die in 2021 ook de ambitieuze vijfdelige serie Turning Point: 9/11 And The War On Terror afleverde, er steeds in. Elke aflevering van deze nieuwe serie begint in het hier en nu en daalt vervolgens af in het verleden.

Op die manier bestrijkt Knappenberger de gehele Koude Oorlog: van hoe de communistische ideeën van Marx en Engels aan het begin van de twintigste eeuw het fundament vormen onder de Sovjet-Unie tot het uiteenvallen daarvan begin jaren negentig, het vermeende eindpunt van de oorlog. Turning Point is dan zeven afleveringen onderweg en heeft alle bekende thema’s van de Koude Oorlog behandeld: Oppenheimers atoombom, het genadeloze Stalinisme, de angst voor een nucleaire oorlog, het IJzeren Gordijn, de Berlijnse muur, het McCarthyisme, stress rond de Cubacrisis, de wapenwedloop, Nixons détente en Reagans ‘evil empire’, Sovjet-dissidenten, ‘Star Wars’, de kernramp in Tsjernobyl, de Poolse vakbond Solidariność, glasnost en perestrojka, het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing en de val van de Muur.

Het zijn onderwerpen waarover al uit en te na is gepubliceerd, maar die nu nog eens netjes op een rij worden gezet, zijn verlevendigd met archiefbeelden en worden uitgediept door een uitgelezen verzameling historici, beslissers en direct betrokkenen. Het interessantst wordt de serie als de grote geschiedenis gewone mensen raakt. Overlevenden van Hiroshima en Nagasaki. De zoon van Julius en Ethel Rosenberg, het Amerikaanse echtpaar dat vanwege hoogverraad ter dood is gebracht. De achterkleindochter van de Russische leider Nikita Chroesjtsjov, Nina. Een Oscar-winnende actrice, Lee Grant, die vanwege communistische sympathieën in de ban wordt gedaan. Pentagon Papers-klokkenluider Daniel Ellsberg. En de dappere Litouwse man die tijdens de onafhankelijkheidsstrijd een Russische tank weerstaat.

Als Brian Knappenberger de Sovjet-Unie uiteindelijk heeft laten verschrompelen, blijven er nog twee afleveringen van Turning Point over om de opkomst te schetsen van een nieuwe leider die, gefrustreerd over het uiteenvallen van het grote Russische Rijk en vastbesloten om die historische fout met alle mogelijke middelen recht te zetten, de verhoudingen tussen Oost en West weer ouderwets op scherp zal zetten. Deze lijvige serie brengt daarmee niet zozeer nieuw terrein in kaart, maar probeert vooral verband aan te brengen tussen allerlei verschillende verhaallijnen die gezamenlijk de verhoudingen in de hedendaagse wereld hebben bepaald.

Time Bomb Y2K

HBO

In de wetenschap dat die hele millenniumbug niet meer dan een storm in een glas water is gebleken, krijgen de doemscenario’s in Time Bomb Y2K (80 min.) al snel iets komisch. Op 1 januari 2000 zou de wereld met de ene na de andere ramp worden geconfronteerd. Van falende energievoorzieningen en een imploderend financieel systeem tot plotse hongersnood en acute problemen met kernreactoren en -bommen.

En dat allemaal vanwege één kortzichtige bezuinigingsmaatregel: computerprogrammeurs hadden in allerlei systemen alleen de laatste twee cijfers van een jaartal ingevoerd: 99 dus, in plaats van 1999. En dat moest volgens Amerikaanse computerexperts zoals Peter de Jager bij de start van 00 wel tot ernstige problemen leiden. Hij luidde de noodklok. En niet één keer, maar zowat continu. Totdat je er horendol van werd. Het begon verdacht veel op een businessmodel te lijken.

Dat is ook precies de kritiek die De Jager krijgt. Verdien jij niet gewoon de kost met mensen doodsbang maken? vraagt een interviewer van het televisieprogramma Crossfire hem bijvoorbeeld venijnig. Deze docu van Marley Mcdonald en Brian Becker toont nog talloze andere voorbeelden van hoe mensen reageren op de bug: Y2K-survivalists willen terug naar de natuur. Religieuze leiders krijgen een boodschap van God. En gewapende milities zien er munitie in voor hun strijd tegen de overheid.

Het is niet moeilijk om in deze heerlijke archieffilm, op smaak en tempo gebracht met een kleurrijke soundtrack, parallellen te vinden met de Coronacrisis. Van ontkenners (‘hoax van computerprogrammeurs‘) tot gelovigen (‘The End Of The World As We Know It’). John Koskinen haalt na oudejaarsnacht opgelucht adem. Als alles goed gaat, dan zijn ze jou snel vergeten, stelt de door de Amerikaanse regering aangestelde millenniumtsaar. Maar gaat het mis, dan weten ze je te vinden.

Met louter bestaand materiaal hebben Mcdonald en Becker intussen treffend de tijdgeest opgeroepen. Zodra ze bij de start in 1995 beginnen af te tellen naar het nieuwe millennium/Doomsday komt alles terug: de angst- en juichverhalen over computers en het internet, alle pogingen om ook deze ‘good crisis’ vooral niet te verpesten en media die met alle winden meewaaien, om maar in de gunst van hun publiek te blijven. Het was van toen, is ook van nu en wordt ongetwijfeld eveneens van straks.

Uiteindelijk werd het dus een tamelijk geruisloze transitie naar de 21e eeuw, waarin George W. Bush al snel president van de Verenigde Staten werd, de aanslagen van 11 september al in de pijplijn zaten en de mens nog heel veel technologische uitdagingen te verwerken zou krijgen. Tijdens die veelbesproken jaarwisseling kwam er bovendien, bijna ongemerkt, een man aan de macht in Rusland waarvan destijds veel werd verwacht in het westen. Hij zit er nog steeds: Vladimir Poetin, de ramp die niemand zag aankomen.

The Ringleader: The Case Of The Bling Ring

HBO Max

Paris Hilton, Lindsay Lohan, Rachel Bilson, Orlando Bloom, Audrina Patridge, Brian Austin Green, Megan Fox, Ashley Tisdale… Het lijken niet meer dan kerven in haar kolf. Samen met enkele andere Amerikaanse tieners brak Rachel Lee in 2008 en 2009 in bij een hele stoet celebrities. Zij hielden er een geuzennaam aan over, The Bling Ring. En dat is tevens de titel van de speelfilm die Sofia Coppola in 2013 over hen maakte. Die werd vorig jaar gevolgd door de documentaire The Real Bling Ring: Hollywood Heist van Miles Blayden-Ryall. Daarin gaven met name de bendeleden Nick Prugo en Alexis Neiers, die destijds enige bekendheid genoot als realitysterretje, hun versie van de gebeurtenissen.

Want een goed verhaal blijven we vertellen – en kunnen we ook steeds opnieuw horen. Er slingeren ook nog een boek en podcast over de geruchtmakende kwestie in het rond. TikTok is er vast ook al eens op losgegaan. En nu krijgen we dat verhaal dus uit de eerste hand: via de ‘ringleader’, die doorgaans, in tegenstelling tot haar handlangers, buiten beeld probeert te blijven. En het wordt verteld door een gekende true crime maker, die er ook een fascinatie op nahoudt voor de celebritycultuur: Erin Lee Carr (Mommy Dead And DearestI Love You, Now Die: The Commonwealth v. Michelle CarterHow To Fix A Drug ScandalBritney vs Spears en Undercurrent: The Disappearance Of Kim Wall).

Samen met haar vader David (een professionele pokeraar), Eden – géén artiestennaam! – Shizzle (een vriend én slachtoffer van Nick Prugo die alsnog publiekelijk zijn recht wil halen), de onvermijdelijke entertainmentjournalisten (waarbij je een type als Amy Kaufman van The Los Angeles Times ervan verdenkt dat ze zelf ook wel bij die Ring had willen horen) en de officieren van justitie (die de spotlights ook bepaald niet mijden) wil Rachel ‘de Hollywood-versie’ van dat verhaal bijstellen. Zij vertelt liever over haar jeugd – Koreaanse afkomst, gescheiden ouders, niet populair op school, verkeerde vrienden en drugsgebruik – en hoe die haar automatisch naar de woning van een beroemdheid leidde.

In werkelijkheid besteedt deze film natuurlijk vooral aandacht aan de modus operandi, mores en persoonlijkheden van de Californische rijkeluiskinderen. Hoe ze eerst via de website Celebrity Addres Aerial uitzochten waar een beroemdheid woonde. En op de entertainmentsite TMZ dan konden ontdekken wanneer die – vanwege een filmdag, première of feest – niet thuis zou zijn. Hun eerste slachtoffer was Paris: die had zoveel troep dat ze ‘t toch niet zou missen of zelfs maar zou ontdekken dat er iets was gestolen. En haar huissleutel lag – werkelijk waar! – onder de deurmat. Alleen jammer – of toch niet – dat ze op de terugtocht werden gefilmd. Fame by surveillancecamera, zoiets.

Tegenwoordig is Rachel Lee een ander mens. Zegt ze. Geen ‘meestermanipulator’ of ‘sociopaat’ meer. The Ringleader: The Case Of The Bling Ring (95 min.) voelt desalniettemin als een poging om schoon schip te maken – of om, veertien jaar na dato, de regie over het Bling Ring-verhaal terug te pakken. Als ze écht van deze vlek op haar imago af wil, lijkt het misschien toch verstandiger om er niet in te gaan wrijven. Deze docu van Erin Lee Carr voegt ook weinig toe aan The Real Bling Ring – al kan datzelfde net zo goed worden gezegd over Blayden-Ryalls docu, die toevallig een jaartje eerder is uitgebracht. Ze maken allebei goede sier met een mediageniek misdaadverhaal.