The Last Republican

Media Courthouse Documentary Collective

Samen met Liz Cheney is hij verworden tot de risee van zijn eigen partij. Niet alleen heeft het Republikeinse congreslid Adam Kinzinger begin 2021 vóór het opstarten van een afzettingsprocedure tegen de Amerikaanse president Donald Trump gestemd. Net als Cheney is hij nu ook toegetreden tot de commissie die de gebeurtenissen op 6 januari van dat jaar – de dag waarop het Capitool, op instigatie van zijn partijgenoot Trump, werd bestormd – officieel gaat onderzoeken.

Rond die tijd begint Steve Pink ook te filmen met The Last Republican (90 min.). De twee komen allebei uit de Amerikaanse staat Illinois, maar hebben verder niets met elkaar. Pink is een klassieke ‘liberal’, Kinzinger een conservatief. In andere tijden zouden ze elkaar te vuur en te zwaard bestrijden. Nu Donald Trump de Republikeinse partij echter volledig heeft overgenomen, zijn ze ineens veroordeeld tot elkaar – en gaan ze zowaar samen een film maken. Over het verval van de Amerikaanse democratie.

Dat gaat in het begin gepaard met enig wantrouwen, maar dat maakt al snel plaats voor een vertrouwelijke sfeer én humor. Wat had je dan verwacht? houdt Pink zijn hoofdpersoon bijvoorbeeld voor, als die weer eens met pek en veren is overgoten door zijn eigen partijgenoten. Het zijn Republikeinen. Uitroepteken. Kinzinger laat zich op zijn beurt ook niet onbetuigd over Pinks verrichtingen als filmmaker – diens Hot Tub Time Machine in het bijzonder – en blijkt over een gezonde dosis zelfspot te beschikken.

Adam Kinzinger is een klassieke conservatieve Republikein, een man die zijn liefde voor het partij-icoon Ronald Reagan nog altijd niet onder stoelen of banken steekt. Hij werd als jongetje al actief voor de partij (van zijn ouders), begon als tiener taferelen uit de Amerikaanse burgeroorlog te re-enacten en nam na 11 september 2021 direct dienst. Als piloot van de United States Air Force raakte hij betrokken bij de oorlogen in Irak en Afghanistan. Een volbloed patriot, kortom, met bovendien bona fide ‘pro life’-ideeën.

Die nochtans wordt uitgekotst door de mensen waar hij al z’n hele leven bij hoort. Vanwege zijn stem tégen Trump en het feit dat hij in die vervloekte onderzoekscommissie is gaan zitten. Niet uit vrije wil overigens, stelt hij tegenover Pink. Nancy Pelosi, de gewiekste leider van de Democraten in het Amerikaanse congres, heeft hem erin geluisd. Tijdens een televisie-interview kondigde Pelosi doodleuk aan dat ze hem zou gaan bellen, in de wetenschap dat hij dan geen nee meer kon zeggen.

The Last Republican biedt talloze van zulke interessante doorkijkjes. Over Kinzingers bijdrage aan de eerste hoorzitting van de commissie bijvoorbeeld, waarin hij enkele politieagenten toespreekt die gebutst en gehavend uit 6 januari zijn gekomen. ‘You guys won!’ houdt hij hen voor, woorden die hem even daarvoor blijken te zijn ingefluisterd door zijn echtgenote Sofia. Bij de gedachte aan wat die agenten hebben doorgemaakt op de dag dat de Amerikaanse democratie werd aangevallen, schiet Kinzinger zelf vol.

En daarmee maakt hij zichzelf tot een doelwit van volksopruiers zoals Tucker Carlson en Sean Hannity. Intussen stromen de bedreigingen permanent binnen, op kantoor en thuis, waar Sofia hun eerste kind verwacht. Met zijn principiële keuze vóór de democratie vervreemdt Kinzinger zich van vrijwel zijn complete natuurlijke omgeving. Zelfs enkele familieleden zien zich genoodzaakt om in een openbare brief afstand van hem te nemen. Het congreslid begint intussen steeds meer te ogen als een gewond dier.

Met deze meeslepende documentaire brengt Steve Pink de ontmanteling van de Amerikaanse democratie in beeld via één enkele man die daaraan weigert mee te werken. Hij toont tevens hoe dat ontluisterende proces doorwerkt bij Adam Kinzinger zelf, zijn directe familie en z’n medewerkers. Want de nasleep van 6 januari wordt behalve een maatschappelijke ook een persoonlijke tragedie. De relativerende humor van het duo Pink-Kinzinger houdt de ellende nochtans draaglijk en de film in balans.

De tijd zal leren of ook die andere Republikeinen ooit nog worden aangesproken op de keuzes die zij maakten in de nasleep van de bestorming van het Capitool.

Being Eddie

Netflix

Zijn generatiegenoten Michael Jackson, Prince en Whitney Houston hadden volgens hem allemaal ‘een zelfdestructief karakter’. ‘Mijn grootste zegen, de allergrootste, is niet m’n komische talent’, zegt Eddie Murphy precies halverwege de typisch Amerikaanse documentaire Being Eddie (103 min.), als hij plaats heeft genomen op een fauteuil in één van de kamers van zijn kolossale huis. ‘M’n grootste zegen is dat ik van mezelf hou en al heel vroeg wist wat ik wilde doen. En daarom ben ik niet in bepaalde vallen gelopen. Omdat ik in de basis van mezelf hou.’

Murphy houdt tegelijkertijd staande dat hij nooit heeft gedronken of cocaïne heeft gebruikt. De man die voor de camera van Angus Wall heeft plaatsgenomen, om zichzelf te (laten) portretteren, lijkt in wezen nauwelijks op de sexy, macho en vuil gebekte patser, liefst in een rood leren pak, van de bijzonder succesvolle one man shows Delirious en Raw, waarmee hij in de jaren tachtig naam maakte, of op de gisse geinponem die met 48 HoursTrading PlacesBeverly Hills CopComing To America en The Nutty Professor alsmaar Hollywood-hits bleef scoren.

Zijn jong gestorven vader was, zo gaat het verhaal, de gangmaker op elk feest. ‘Ik ben nooit de gangmaker’, vertelt Eddie en begint vervolgens te lachen. Hij doet ’t routinematig: grapje maken en er zelf om lachen. ’s Mans aanstekelijke lach behoort al sinds het begin van z’n carrière tot zijn vaste gimmicks. Hij lacht er in deze film van alles mee weg: zijn jeugdtrauma’s, de dwangstoornis die hij zegt te hebben en het idee dat hij nooit een Oscar heeft gewonnen – naar verluidt omdat hij zich tijdens een uitreiking kritisch heeft uitgelaten over de achterstelling van zwarte acteurs.

In deze film is echter vooral ruimte voor de loftrompet. Tussen allerlei filmfragmenten door laten collega’s zoals Dave Chappelle, Jerry Seinfeld, Arsenio Hall, Tracy Morgan, Chris Rock, Kevin Hart, Jamie Foxx en Adam Sandler ‘m uitbundig schallen voor de man die op de schouders van helden zoals Muhammad Ali en Richard Pryor ging staan en zo zelf ook een sleutelrol heeft gespeeld in de emancipatie van Afro-Amerikaanse acteurs en komieken. Being Eddie is daardoor geslaagder als portret van het fenomeen Eddie Murphy dan van de man die daarachter schuilgaat.

Lilith Fair: Building A Mystery

Disney+

‘Never play two women back to back.’ Op de Amerikaanse radio is het tot ver in de jaren negentig goed gebruik om nooit twee liedjes van vrouwelijke artiesten achter elkaar te draaien. Dat kan het publiek helemaal niet aan. Of twee opeenvolgende vrouwelijke acts op een festival. Ook niet doen. Daar komt alleen maar ellende van.

En dat is dan weer tegen het zere been van de Canadese singer-songwriter Sarah McLachlan, die zich sowieso verbaast over het alomtegenwoordige seksisme binnen de Amerikaanse muziekindustrie. Vrouwelijke artiesten worden nog altijd keihard worden afgerekend op hun uiterlijk en moeten zich, bijvoorbeeld op festivals zoals Lollapalooza, staande houden in een vrijwel volledig mannelijke omgeving. McLachlan en haar – overigens ook volledig mannelijke – team zinnen op een alternatief: een rondreizend festival met louter vrouwelijke acts, die nu eens niet hoeven te wedijveren met macho mannen.

Ze dubben dit Lilith Fair – vernoemd naar de eerste vrouw van Adam, voordat die aan de zijde van Eva belandde – en strikken toonaangevende artiesten zoals Patti Smith, Tracy Chapman, Sinead O’Connor, Dixie Chicks en Missy Elliott. Ook de festivalcrew en het publiek bestaan voor een belangrijk deel uit vrouwen. Dat zorgt voor een enorme saamhorigheid en aandacht voor thema’s die de Lilith-gemeenschap aangaan, zoals het recht op abortus en de emancipatie van LHBTIQ+’ers (via rolmodellen zoals Indigo Girls en Brandi Carlile). Van elk festivalkaartje wordt bovendien een dollar gedoneerd aan een goed doel.

In de onvervalste trip nostalgia Lilith Fair: Building A Mystery (99 min.) blikt Ally Pankiw met Sarah McLachlan en haar team en participanten zoals Sheryl Crow, Suzanne Vega, Jewel, Liz Phair, Paula Cole, Shawn Colvin, Erykah Badu en Joan Osborne terug op de jaren 1997-1999, waarin Lilith Fair een divers en inclusief alternatief biedt voor de veelal door mannen en mannetjes gedomineerde popfestivals. Zoals bijvoorbeeld de volledig uit de hand gelopen reprise van Woodstock in 1999, waarbij lompe macho acts als Limp Bizkit en Kid Rock de toon zetten en een zeer agressieve, vrouwonvriendelijke omgeving creëren.

Tegelijkertijd is kritiek op ‘Vulvapalooza’ ook onvermijdelijk en krijgt het reizende circus zeker in het Amerikaanse hartland te maken met aanvallen uit conservatieve hoek. Die kunnen het zusterschap, waarvan uiteindelijk ook aanvankelijke kritische vrouwen zoals comedian Sarah Bernhard en Chrissie Hynde (The Pretenders) deel zijn gaan uitmaken, echter niet verstoren, blijkt uit deze liefdevolle reconstructie, die tevens tegemoet komt aan iedereen met ‘nineties nostalgia’.

Stans

MTV

Bij een film over de achterban van een goudeerlijke rocker, zoals Springsteen & I (2013), verwacht je ook fans van het type toffe peer. Zoals je bij Eminem nu eenmaal Stans (101 min.) veronderstelt: een variant op de obsessieve fan die hij ooit opvoerde in zijn hit Stan (2000). In deze documentaire, geproduceerd door de Amerikaanse rapper zelf, geeft Steven Leckart een aantal Stans het podium. Onder hen is een rossige Brit die verdacht veel op de singer-songwriter Ed Sheeran lijkt.

Marshall Mathers, alias Eminem, weet wat het is om een voorbeeld, spreekbuis en uitlaatklep te hebben, vertelt hij in deze film, waarin hij via zijn fans wordt geportretteerd. Als ontheemd kind van een alleenstaande moeder in Detroit, een jeugd die werd vervat in een speelfilm waarin hij zelf de hoofdrol speelde (8 Mile, 2002), hing hij aan de lippen van de rapper LL Cool J. Toen hij later zelf een ster werd en stapels fanmail begon te ontvangen, was de vraag onvermijdelijk: ‘Ben ik nu de LL Cool J van iemand anders?’

Zijn Stans blonderen hun haar, dragen witte T-shirts en sturen vol verwachting persoonlijke brieven naar 2131 Woodward Avenue in Detroit, Michigan. Ze zweren in het bijzonder bij zijn vileine alter ego Slim Shady, een vuil gebekt personage dat zo lijkt te zijn weggelopen, ongetwijfeld met veel misbaar, uit The Jerry Springer Show en met sardonisch genoegen alles en iedereen afzeikt of tegen zich in het harnas jaagt. Zoals de vrouwelijke Stan Daniyela ’t uitdrukt: ‘een psychopaat, maar dan op een goede manier’.

Voor het min of meer reguliere deel van dit artiestenportret heeft Leckart verder LL Cool J, MTV-veejay Carson Daly, producer Dr. Dre, platenbaas Jimmy Iovine, Rolling Stone-journalist Anthony Bozza en acteur Adam Sandler gecharterd. Zij plaatsen zijn ontwikkeling als witte rapper – streep door en herstel: white trash-rapper – in z’n context. Ook dan ligt de nadruk echter op Eminems positie als artiest, zijn verhouding tot z’n fanschare en de druk, ongewilde aandacht en eenzaamheid die daarmee gepaard gaan.

Intussen zetten zijn Stans een koptelefoon op om nog eens naar zijn muziek te luisteren, lezen ze voor uit ‘s mans autobiografie en bekijken zijn handgeschreven songteksten. Daarin vinden zij iets van zichzelf, bijna alles soms, en dat drukken ze dan weer op hun eigen manier uit. Katie (sinds 1999) draagt het superheldenpak dat hij in de videoclip van Without Me aanhad. Nikki (sinds 2000) heeft 22 Eminem-portretten op haar lijf getatoeëerd. En Zolt ‘Shady’ (sinds 2001) probeert al een kwart eeuw op Slim te lijken.

Samen bieden ze zowel een boeiende inkijk bij superfans, zonder het sensatierandje waarmee die vaak worden opgeleverd, als bij het object van hun aanbidding, een man die van zijn hart nog altijd geen moordkuil maakt – en zo eraan heeft bijgedragen dat mentale problemen beter bespreekbaar zijn geworden. En waar de ‘echte’ Stan uiteindelijk afknapt op de held die hij een dwingende fanbrief stuurt en zo een iconisch voorbeeld wordt van de stalkende fan, blijven zijn erfgenamen Eminem gewoon trouw.

Bono: Stories Of Surrender

Apple TV+

Een kleine man met een aanzienlijk ego – en zelfspot, dat ook. Een geboren verteller, laverend tussen kleine momentjes en grote gebaren. Paul Hewson. Al een slordige veertig jaar wereldberoemd als U2-frontman Bono. Hij voelt zich duidelijk senang in het middelpunt van de belangstelling, Ook op dit podium, van het Beacon Theatre in New York. En zonder zijn drie vaste begeleiders, Larry, Adam en The Edge. 

Bono: Stories Of Surrender (86 min.) is de zwart-witte weerslag van z’n gelijknamige onemanshow, die weer is gebaseerd op zijn memoires Surrender: 40 Songs, One Story. Een heel leven, met al z’n pieken en dalen, gecondenseerd tot anderhalf uur aan (sterke) verhalen en klassieke liedjes. Met niet veel meer dan een tafel en enkele stoelen, in de rug gedekt door het excellerende Jacknife Lee Ensemble.

Regisseur Andrew Dominik, die eerder de stemmige Nick Cave-muziekfilms One More Time With Feeling (2017) en This Much I Know To Be True (2022) maakte, zet het vergrootglas op de toch al niet kleine performance van het Ierse podiumbeest en voegt daar enkele zorgvuldige geënsceneerde backstage-momenten aan toe. Kippenvel is bijna verzekerd, of het nu van pure verrukking of totaal afgrijzen is.

Bono valt direct met de deur in huis: met een scène uit 2016, als zijn leven in het New Yorkse Mount Sinai Hospital aan een zijden draadje hangt. Al snel volgt het jeugddrama dat zijn verdere leven heeft bepaald: de dood van zijn moeder Iris, die bij de uitvaart van haar eigen vader in elkaar zakte. De veertienjarige Bono was voortaan aangewezen op zijn vader Bob, die nooit meer over zijn overleden echtgenote sprak.

Broer Norman had wel wat te bieden: zijn gitaar. ‘Een schild, een wapen, een vertrouweling’, aldus Bono. ‘En een andere stem om mee te bidden: muziek.’ Zo past de man elke gebeurtenis in z’n narratief. Zijn allereerste liedje, Out Of Control, werd bijvoorbeeld meteen de eerste U2-single. En hij ontmoette de andere leden van die band in dezelfde week als zijn vrouw Ali, met wie hij nu al zo’n halve eeuw samen is.

Achteraf bezien krijgt zo alles in het leven van de Ierse zanger, spreker en activist betekenis. Het móest zo zijn, inclusief de vroegtijdige dood van zijn katholieke moeder en het ongemak tussen hem en zijn protestantse vader. ‘I was born with my fists up’, concludeert Bono aan het einde van z’n betoog. ‘Surrender does not come easy to me. To bow down to my bandmates, my wife, my maker is a struggle.’

Met Bono: Stories Of Surrender, waarin natuurlijk ook talloze U2-klassiekers een plek hebben bemachtigd, zet hij een uitroepteken achter wat je sowieso al van hem vindt: typische ‘man you love to hate’? Of toch eerder: ‘hate to love’?

Cold Case: The Tylenol Murders

Netflix

‘Het is heel gemakkelijk om kopers die bittere pil te laten slikken’, leest FBI-agent Roy Lane voor uit de brief van de afperser aan Johnson & Johnson, de fabrikant van de pijnstiller Tylenol. ‘Cyanide werkt snel. Er is maar heel weinig nodig. En dan is er niets meer tegen te doen.’ De onbekende dader, die een miljoen dollar losgeld eist, heeft de daad dan al bij het woord gevoegd. Eind september 1982 zijn er in de regio Chicago zeven dodelijke slachtoffers gevallen. Ze blijken stuk voor stuk een Extra-Strength capsule te hebben genomen van Tylenol, de Amerikaanse variant op Paracetamol. En daarin zat een dodelijke dosis cyanide.

De zaak rond de Tylenol-moorden lijkt klip en klaar: zodra de afperser is gevonden, kan ook het dossier worden gesloten. Deze driedelige serie van Yotam Guendelman en Ari Pines draagt echter niet voor niets de titel Cold Case: The Tylenol Murders (117 min.). Het is namelijk bepaald geen uitgemaakte zaak dat deze ‘Robert Richardson’ inderdaad doelbewust enkele willekeurige Amerikanen heeft vergiftigd. ‘Het was maar een stukje papier’, stelt hij zelf over die chantagebrief. ‘Papier doet niemand pijn.’ Met de moorden zelf heeft Richardson niets van doen. Zegt ie. In hoeverre is het Big Pharma-bedrijf Johnson & Johnson zelf misschien betrokken bij de kwestie?

Vaardig wordt de kijker in deze typische true crime-productie met verhaalwendingen, cliffhangers en de introductie van nieuwe personages en deelverhaaltjes op het verkeerde been gezet, bij de les gehouden en door elkaar geschud. Zoals dat gaat in dit soort docu’s, waarin van de werkelijkheid een smeuïge vertelling wordt geboetseerd. Het is al met al ook wel een bizarre geschiedenis, waarin nog meer slachtoffers vallen en die wel eens groter zou kunnen zijn dan één enkele man met snode plannen. De kwestie blijft ondertussen ook voor meerdere interpretaties vatbaar. Diezelfde werkelijkheid laat zich nu eenmaal niet altijd plooien tot een mooi afgerond verhaal.

Tegelijkertijd kan zo’n misdaad wel degelijk lonen, althans voor de mensen die in staat zijn om er een goed verhaal van te maken. Met deze miniserie lijkt het productiebedrijf van documentairemaker Joe Berlinger – nadat in het najaar van 2024 al Cold Case: Who Killed JonBenét Ramsey? werd uitgebracht – in elk geval weer een nieuwe crimeserie te zijn begonnen. Berlinger, die zelf op z’n minst één onvervalste genreklassieker (de Paradise List-trilogie) op zijn naam heeft staan, runt ook al de Crime Scene– en Conversations With A Killer-reeksen op Netflix. Bittere pillen, die zoals in The Tylenol Murders, als niet te versmaden snoepjes worden uitgedeeld.

Into The Abyss – A Tale Of Death, A Tale Of Life

Werner Herzog Films

‘Het lot heeft jou slechte kaarten toebedeeld’, constateert Werner Herzog tijdens zijn eerste ontmoeting met Michael James Perry, die hij even daarvoor heeft moeten condoleren met het overlijden van zijn vader, zo’n dertien dagen eerder. ‘Dat pleit je overigens niet vrij.’ De 28-jarige Perry is schuldig bevonden aan een driedubbele moord en zit in een dodencel in het Texaanse Livingston op zijn executie te wachten. Het vonnis wordt over enkele dagen voltrokken.

Voordat hij in de indringende documentaire Into The Abyss – A Tale Of Death, A Tale Of Life (106 min.) uit 2011 doorpraat met de ter dood veroordeelde jongen, wil Herzog nog wel even iets kwijt. ‘Het feit dat ik met je praat betekent nog niet automatisch dat ik je ook aardig vind’, zegt hij afgemeten tegen Perry, aan de andere kant van het gevangenisglas. ‘Ik respecteer je echter als mens. En mensen zouden niet ter dood gebracht moeten worden. Zo simpel is het.’

Daarna zoomt de Duitse cineast in op het tragische misdrijf waarvoor Perry en zijn medeplichtige Jason Burkett zijn veroordeeld. De beoogde diefstal van een auto, een rode Camaro, kost drie mensen in de ‘gated community’ Highland Ranch in oktober 2001 het leven. Eerst schieten de twee Sandra Stotler dood, terwijl ze thuis koekjes aan het bakken is. Later worden buiten, bij het hek van de afgeschermde gemeenschap, haar kleinzoon Adam en diens vriend Jeremy Richardson gedood.

Behalve met Michael Perry spreekt Herzog ook uitgebreid met Jason Burkett (die er vanaf is gekomen met levenslang), diens echtgenote Melyssa en vader Delbert (eveneens gedetineerd), een paar kennissen van de twee verdachten, enkele gevangenismedewerkers en Lisa Stotler-Balloun, de dochter/tante van Sandra en Adam, en Jeremy Richardsons broer Charles. Hij bevraagt hen tot in detail over alles wat ertoe doet in deze zaak en laat hen dan kalm leeglopen.

Zo ontstaat een 360 graden-visie op het misdrijf, de achtergronden daarvan en de Amerikanen die erbij betrokken raakten. Uit Herzogs geserreerd gepresenteerde bevindingen rijst een buitengewoon somber beeld. Van een milieu dat wordt geteisterd door armoede, drank- en drugsgebruik, detentie en ander persoonlijk leed. Waarbij de families van zowel de daders als de slachtoffers tot elkaar veroordeeld leken in een neerwaartse spiraal, die eigenlijk alleen in de afgrond kon eindigen.

Zonder de ernst van de misdrijven van Perry en Burkett te ontkennen, offreert Werner Herzog zo ook een aangrijpend en overtuigend pleidooi tegen de doodstraf.

Into The Abyss was oorspronkelijk overigens bedoeld als een portret van Michael Perry voor Herzogs On Death Row-serie over ter dood veroordeelden (die overigens in z’n geheel op YouTube is te vinden).

Doubters To Believers – Liverpool FC: Klopp’s Era

Prime Video

Als Jürgen Klopp op 26 januari 2024 tijdens een speciale persconferentie zijn afscheid bij Liverpool aankondigt, is de Britse voetbalclub in rep en roer. Het tijdperk waarin de Duitse manager ‘The Reds’ grondig heeft vernieuwd nadert z’n einde. De grote vraag is: hoe moet Liverpool na negen jaar verder zonder z’n flamboyante boegbeeld? Ruim een jaar later staat Klopps Nederlandse opvolger Arne Slot fier bovenaan in de Premier League. Het kampioenschap, dat zijn voorganger Klopp in z’n allerlaatste seizoen nog ontglipte, lijkt Liverpool nu niet meer te kunnen ontgaan.

Je zou bijna vergeten hoe beeldbepalend Jürgen Klopp is geweest. De vierdelige docuserie Doubters To Believers – Liverpool FC: Klopp’s Era (207 min.) van showrunner Richard Cooke volgt hem in de laatste maanden van zijn dienstverband bij Liverpool en vertelt parallel daaraan het succesverhaal van zijn carrière als speler/trainer bij FSV Mainz 05, coach van Borussia Dortmund en onbetwist ‘Dreh & Angelpunkt’ op Anfield, als enige echte erfgenaam van Liverpools legendarische manager Bill Shankly. Bij zijn komst naar de kwakkelende Engelse club spreekt Klopp direct vol zelfvertrouwen: hij gaat weer ‘believers’ maken van al die ‘doubters’.

Aan die uitspraak ontleent deze productie z’n titel. Hij houdt woord. Jürgen Klopp is de man die de club weer zelfvertrouwen geeft, toekomstige clubiconen zoals Mohammed Salah en Virgil van Dijk contracteert en de beschadigde band met Liverpools supportersschare herstelt. Tijdens zijn bewind durft hij bovendien talenten van de Liverpool Academy, zoals Trent Alexander-Arnold, Curtis Jones, Harvey Elliott en Jayden Danns, in de hoofdmacht te laten debuteren. Aan die ‘eigen jongens’ en hun entourage besteedt deze stevige miniserie, die bedoeld is als een eerbetoon aan zowel de manager zelf als de legendarische club die hij zo lang heeft gediend, speciale aandacht.

Verder komen natuurlijk de hoogte- en dieptepunten uit ’s mans periode bij Liverpool langs. Die worden van commentaar voorzien door de mediagenieke Klopp zelf, die ook dan wordt gesecondeerd door zijn trouwe Nederlandse assistent Pepijn Lijnders (met wie hij tussendoor nog een fanatiek potje padel speelt). Andere bronnen omvatten zijn beste vriend David Wagner, clubman Jamie Carragher, eeuwige rivaal Pep Guardiola, enkele supporters en spelers zoals Virgil van Dijk, Adam Lallana en Andy Robertson. In die gesprekken valt natuurlijk geen onvertogen woord – deze miniserie is bedoeld als klein monumentje voor ‘the normal one’ – maar al te slijmerig wordt het ook niet.

Een blessuregolf en bijbehorend vormverlies zorgen ervoor dat Jürgen Klopp uiteindelijk geen uitroepteken kan zetten achter zijn glorieperiode bij Liverpool FC. Het blijft bij een bescheiden punt. Hij wordt niettemin met veel égards uitgezwaaid, in een treffende ‘I’ll Never Walk Alone’-sweater. ‘Ik kijk ’s ochtends echt niet naar mezelf in de spiegel’, zegt Klopp lachend over dat episch afscheid, als een man die weet wat hij bij dit soort gelegenheden moet zeggen, ‘en denk dan: jij bent een fucking legende.’ Tegelijkertijd weet hij wel degelijk: in Liverpool ben ik op z’n minst een halve heilige.

Ladies & Gentlemen… 50 Years Of SNL Music

Saturday Night Live

Als je ruim twee uur toch wat te gortig vindt voor een documentaire over de live-optredens in een legendarische Amerikaanse comedyshow, houdt ‘t dan simpelweg bij het intro van de film. Welgeteld vijf minuten puur muzikaal genot.

Nelly doet ‘t met Franz Ferdinand. Mmmbob van Hanson en Chers I Found Someone versmelten met elkaar. Queens Another One Bites The Dust lanceert Ice Ice Baby (Vanilla Ice), She Drives Me Crazy (Fine Young Cannibals) en Love Is A Wonderful Thing (Michael Bolton). John Mellencamp, INXS en Roy Orbison vechten ‘t samen uit. Prince, Rick James en Duran Duran jutten elkaar op. Lenny Kravitz leent het ritme van James Brown. Billie Eilish botst op U2 en Olivia Rodrigo. En *NSYNC, Dido en Destiny’s Child steken elkaar de helpende hand toe.

Deze volvette mashup, waarin de hoogte- en dieptepunten uit Saturday Night Live’s rijke muzikale historie zijn samengebald, vormt de opmaat naar Ladies & Gentlemen… 50 Years Of SNL Music (128 min.) van Oz Rodriguez en Ahmir ‘Questlove’ Thompson, de drummer van de hiphopgroep The Roots en maker van de muziekdocu’s  Summer Of Soul (…Or, When The Revolution Could Not Be Televised), een terugblik op het Harlem Cultural Festival in 1969, en Sly Lives! (Aka The Burden Of Black Genius), een portret van de legendarische funkband Sly & The Family Stone.

De Saturday Night Live-film, opgebouwd uit thematische hoofdstukjes van een minuut of negen, belicht met comedians die tot het vaste ensemble behoorden (zoals Eddie Murphy, Adam Sandler, Maya Rudolph,  Bill Hader en Jimmy Fallon) en artiesten die er optraden (Mick Jagger, Billie Eilish, Dave Grohl, Olivia Rodrigo, Miley Cyrus, Debbie Harry, Tom Morello, Jack White en Dua Lipa) de roemruchte geschiedenis van het New Yorkse televisieprogramma, dat al een halve eeuw een podium biedt aan nieuwe en gevestigde artiesten om zich live (LIVE!) te manifesteren.

Vanaf het allereerste optreden – Billy Preston in oktober 1975 – probeert het programma van showrunner Lorne Michaels de artiesten van het moment te strikken en vóór de trends uit te programmeren. Deze docu herbergt talloze van zulke dampende performances: Funky Four Plus One, Elvis Costello, Run-DMC, David Bowie, Nirvana en Adele. En soms veroorzaken die commotie. Na een tegendraads optredens van Captain Beefheart roept iemand uit het publiek hoorbaar ‘shit!’. Sinéad O’Connor verscheurt een foto van de paus. En Kanye West gaat z’n boekje weer eens helemaal te buiten.

En wat is er nu mooier dan om die artiesten ook te laten participeren in sketches? Madonna als ordinaire fan van Barbra Streisand. Paul Simon die Still Crazy After All These Years zingt in een belachelijk vogelpak). En Dave Grohl als de drummer van een punkband die een bruiloft versjteert. Saturday Night Live creëert overigens ook z’n eigen muzikale helden als John Belushi en Dan Aykroyd The Blues Brothers vormen, Eddie Murphy zich in James Brown’s Hot Tub Party waagt en het trio The Lonely Island hilarische muziekvideo’s zoals Dick In A Box begint uit te brengen.

Aan het niveau van dat daverende intro kan Ladies & Gentlemen… 50 Years Of SNL Music in de navolgende twee uur, die even fragmentarisch als vermakelijk zijn, niet meer tippen. Één probleem: zie hem na die eerste vijf minuten nog maar eens af- of stil te zetten.

Watergate: High Crimes In The White House

CBS

‘Mensen hebben er recht op om te weten of hun president een schurk is’, stelde de Amerikaanse president Richard Nixon, in het najaar van 1973, toen het Watergate-schandaal inmiddels zijn gehele tweede ambtstermijn had overgenomen. ‘Welnu, ik ben geen schurk.’

Het probleem was, stelt Lesley Stahl, destijds een jonge verslaggeefster van CBS News, dik vijftig jaar later in de documentaire Watergate: High Crimes In The White House (89 min.): dat was hij dus wél. Nixon was de man die een smerige lastercampagne tegen zijn politieke rivalen in gang zette, die op 17 juni 1972 uitmondde in de geruchtmakende inbraak bij de Democratische Partij in het Watergate-gebouw. En de man die de ware toedracht daarvan met alle mogelijke middelen probeerde toe te dekken.

Nixon was trouwens ook de man die ondertussen zijn eigen graf groef: hij liet al zijn gesprekken stiekem opnemen en leverde daarmee het bewijsmateriaal voor zijn eigen betrokkenheid bij het schandaal. En de Amerikaanse pers, die hij sowieso al voor een groot deel op zijn persoonlijke ’vijandenlijst’ had staan, rook bloed. Twee jonge verslaggevers van The Washington Post beten zich vast in de zaak en kregen de waarheid uiteindelijk boven tafel. Ze zouden er journalistieke helden mee worden.

Natuurlijk ontbreken Bob Woodward en Carl Bernstein niet in deze gedegen reconstructie van Matthew DeVoe en Adam Goldfried. Behalve uitdagers van ‘Tricky Dick’ Nixon zijn ook medewerkers van de Republikeinse president vertegenwoordigd: zijn persoonlijke assistent Dwight Chapin, stafmedewerker Alexander Butterfield, de boekhoudster van Nixons herverkiezingscampagne Judith Hoback en de financiële topman daarvan Hugh Sloan en zijn vrouw Deborah, werkzaam in het Witte Huis.

Zij verhalen over een tijd waarin de president (nog) niet boven de wet stond. Het verschil met hoe de Republikeinse partij en het Amerikaanse electoraat in de afgelopen jaren de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021 terzijde hebben geschoven, zodat Donald Trump onlangs opnieuw kon worden gekozen tot president, is levensgroot. In 1974 waren ‘t zijn eigen partijgenoten die Nixon uiteindelijk tot de orde riepen en hem de keuze gaven om z’n biezen te pakken – of anders hardhandig buiten gewerkt te worden.

Assistent Stephen Bull herinnert zich nog goed hoe hij de spullen van zijn baas moest gaan inpakken. Een muziekdoosje begon spontaan Hail To The Chief te spelen. En voordat Richard Nixon, met een tandpastaglimlach en een al even ongemeend victoriegebaar, de helikopter naar huis instapte, had hij nóg een klassieke oneliner voorhanden. ‘Vergeet nooit: anderen kunnen je haten’, liet hij zich diep in zijn binnenste kijken. ‘Maar zij zullen pas winnen als je hen begint te haten. Dan vernietig je jezelf.’

Paradigma

Las Belgas

‘Er komt binnen enkele jaren een renaissance in dit land met elektronische journalistiek’, stelt een Amerikaanse deskundige, ergens in de jaren zeventig of tachtig, staand voor een boekenkast, ‘waarbij je op computers en machines gewoon je eigen verhalen kunt maken. En je hoeft helemaal geen techneut te zijn om dat te doen.’

‘Het kan natuurlijk gebruikt worden om de persvrijheid te verruimen’, sluit een andere man, uit min of meer hetzelfde tijdsgericht, daarop aan in het Belgische video-essay Paradigma (104 min.). ‘Als dat het geval is, juich ik dit vanzelfsprekend toe. Maar ik vrees dat ‘t opnieuw zal worden gebruikt om geld te verdienen. Als een hulpmiddel voor de hele rijken, om hun macht te vergroten over wat mensen denken, zien en horen. Zo bezien kan nieuwe technologie een ernstig gevaar voor de democratie betekenen.’

‘Het nieuws is nooit zomaar het nieuws’, vervolgt Paradigma’s vrouwelijke vertelstem, ingesproken door Meskerem Mees, bij beelden van de Franse president François Mitterand, omgeven door fotografen en cameramannen. ‘Om meer geld te genereren investeren banken in winstgevende bedrijfstakken. Ze kopen eveneens aandelen in mediabedrijven, want die kunnen weer als PR-tool gebruikt worden om hun investering terug te verdienen. Zij moeten ons ervan overtuigen dat hun belangen ook de onze zijn.’

‘Meer oorlog betekent meer werk’, stelt een Vlaamse man, vermoedelijk ook uit de tachtiger jaren, daarna in deze collageachtige film van de Brusselse cineasten Jozef Devillé en Pablo Eekman. Hij wordt aangevuld door een land- en tijdgenoot die zich duidelijk zorgen maakt over de wapenwedloop in de wereld. ‘Over de ganse wereld zijn er ongeveer een half miljoen ingenieurs en wetenschappers constant bezig met het ontwikkelen van nieuwe en voortdurend verbeteren van oude wapensystemen.’

En doorrr… Naar de volgende gedachtenstap van deze onheilsprofetie, met een veelbetekende mixture van fragmenten, veelal uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Uit België en de rest van de wereld. Met louter bestaand beeldmateriaal, bijeengehouden door die koele/coole vertelster en een licht vervreemdende soundtrack, belichten Devillé en Eekman de thema’s geld, rijkdom, gezag, democratie, waarheid, groei en succes. Zo schetsen ze een dystopisch portret van onze hedendaagse wereld.

De opzet van Paradigma doet enigszins denken aan de onnavolgbare visuele bouwwerken van de Britse filmmaker Adam Curtis – al is de verhaallijn nét wat conventioneler en de toon ook iets minder polemisch. De nadruk op oude beelden is eveneens opmerkelijk. Alsof de twee filmmakers het punt willen maken dat allerlei denkers, activisten en gewone burgers een kleine halve eeuw geleden al voorzagen in welke wereld we nu zouden leven – en dat we die hadden kunnen voorkomen.

We moeten de toekomst verlossen van het verleden, stellen Devillé en Eekman zelfs aan het eind van dit scherpe, ontregelende en soms ook grappige schotschrift tegen het huidige maatschappijmodel, nadat ze bij aanvang al ferm hebben geconstateerd: Tradition is just peer pressure from dead people.

Money Electric: The Bitcoin Mystery

HBO Max

Het zou een naam kunnen zijn voor een James Bond-schurk: Satoshi Nakamoto. Een mysterieuze figuur met Keyser Söze-achtige allure wellicht: Satoshi Nakamoto. Een online-manifestatie van Sauron zelfs: Satoshi Nakamoto. Onthoud die naam – ook al houdt de persoon daarachter zich, natuurlijk, angstvallig schuil.

Dat onthouden zal overigens ook wel lukken na Money Electric: The Bitcoin Mystery (95 min.), want documentairemaker Cullen Hoback gebruikt de naam als een universeel wachtwoord om diep in de wereld van de Bitcoin te duiken. Want deze digitale munteenheid zou hij, Satoshi Nakamoto dus, hoogstpersoonlijk hebben bedacht. En hij zou ook triljonair (ja, met tr!) zijn geworden van Bitcoins.

Nu is Hoback dus vast van plan om voor deze docu te ontrafelen wie deze kwade genius/idealist/informele leider is. Zo’n missie is de filmmaker overigens wel toevertrouwd. In de docuserie Q: Into The Storm (2021) beweert hij, als een eigentijdse variant op Hercule Poirot of Miss Marple, de identiteit te hebben achterhaald van een al even groot mysterie, het Trumpistische orakel QAnon.

Verdachten genoeg in dit nieuwe onderzoek. Met illustere schuilnamen bovendien. Een Dr. Doom bijvoorbeeld, de econoom die de financiële crisis van 2008 voorspelde. Een Prins Philip van Servië, de gedroomde connectie om de virtuele ‘gouden wikkel’ van Sjakie (die van de chocoladefabriek) te vinden. En de Bitcoin Jesus (of is ‘t toch Bitcoin Judas?), een goedgeefse investeerder in digitale valuta.

Met al die uiteenlopende personages en tot de verbeelding sprekende termen als ‘blocksize war’, ‘cypherpunks’ en ‘Bitcoin-FOMO’ slaagt Hoback erin om een volstrekt ondoorzichtige wereld toch toegankelijk te maken en intussen belangrijke maatschappelijke thema’s aan te snijden, waarover doorgaans geen avonturenfilms worden gemaakt: geldsystemen, privacy en de cashloze samenleving.

Is Bitcoin het ideale antwoord op de problematische verbinding tussen die drie? Het elektronische geldsysteem ontstond in elk geval als reactie op de crisis van 2008, toen het gehele financiële systeem bankroet leek te gaan – en Jan Modaal met zich mee de afgrond in dreigde te trekken. En ook de almacht van Uncle Sams good ol’ dollar kan door de komst van de Bitcoin wel eens op de tocht komen te staan.

Vandaar ook de weerstand die de internetlegende oproept. Hij is intussen wel een zegen voor deze film. Met behulp van z’n prooi kan Cullen Hoback zich door, stiekem, best wel taaie materie worstelen. En als hij, zoals ‘t een archetypische protagonist van het kaliber Indiana Jones of Marty McFly betaamt, toch weer boven komt drijven, denkt hij ook nog eens het antwoord te hebben op die ene alles verterende vraag:

Wie is Satoshi Nakamoto?

Adam Back, Craig Wright, Amir Taaki, Gavin Andresen, Hal Finney, Nick Szabo, Nouriel Roubini, Peter Todd of – bummer! – geen van allen?

Yorkshire Ripper: The Secret Murders

ITV

De Britse truckchauffeur Peter Sutcliffe (1946-2020) is in 1981 tot levenslang veroordeeld voor dertien moorden, voornamelijk op prostituees. Hij zou daarnaast ook zeven andere vrouwen hebben belaagd. De tweedelige true crime-docu Yorkshire Ripper: The Secret Murders (92 min.) betoogt echter dat hij nog veel meer huiveringwekkende daden op zijn geweten heeft.

Ruim twintig andere, nog altijd onopgeloste moorden, eveneens in de periode 1968-1981, lijken perfect in Sutcliffes modus operandi te passen. De slachtoffers zijn echter nooit als zodanig erkend, tot groot verdriet van hun nabestaanden. En de beruchte seriemoordenaar kan hen niet meer uit de nachtmerrie helpen. Peter Sutcliffe overleed in het najaar van 2020 aan de gevolgen van het Coronavirus en nam al z’n geheimen mee het graf in.

Als filmmaker Adam Luria met direct betrokkenen, deskundigen en enkele journalisten die zich in de casussen hebben verdiept, alle feiten op een rijtje zet in deze documentaire, is het nauwelijks voor te stellen dat de Britse politie The Ripper niet eerder in de kraag heeft gegrepen – en dat het verband met die andere openstaande moordzaken nooit is gelegd. Los van het feit dat daarvoor ook volstrekt onschuldige Britten jarenlang hebben vastgezeten.

De Britse politie werd in die tijd vrijwel volledig bevolkt door mannen. Een deel daarvan leek ook van mening dat vrouwen die actief waren als sekswerker ’t er zelf naar hadden gemaakt. De verschillende politiekorpsen werkten in die tijd bovendien volledig langs elkaar heen. Ze beschikten niet over adequate middelen om theorieën, dossiers of bewijsmateriaal uit te wisselen. En dus kon een gestoorde killer jarenlang ongestoord zijn gang gaan.

In het DNA-tijdperk zou een veelpleger zoals Peter Sutcliffe ongetwijfeld snel tegen de lamp zijn gelopen. Hij liet op diverse plaatsen delict sporen achter, die scherpe speurders direct naar hem hadden kunnen leiden. Net als zijn beruchte Amerikaanse ‘vakbroeders’ die in dezelfde periode actief waren en ook konden blijven. Hoewel de kranten volstonden over zijn wandaden, slaagde The Yorkse Ripper er dus in om onder de radar te opereren.

Deze docu zet deze tragische geschiedenis, met een eindeloze rij verminkte vrouwen, stemmig en duister weg, maar blikt verder tamelijk nuchter en ingetogen terug op ’s mans inktzwarte moordlust. Geen galmende voice-over of overspannen horrormuziek dus, maar een grondige ontleding van de feiten en oog voor de verpletterende gevolgen daarvan voor allerlei betrokkenen: overlevenden, nabestaanden en vals beschuldigden.

De schade die – zo laat het zich toch echt aanzien – door één enkele gestoorde man is veroorzaakt, blijkt enkele decennia later nog altijd nauwelijks te overzien.

Murderball

MTV

‘Als Joe aan de kant van de weg in brand stond’, zegt Mark Zupan ferm, ‘zou ik nog niet over hem heen pissen om dat te blussen.’ Want Joe Soares heeft iets ondenkbaars gedaan. Toen hij, de sterspeler van het Amerikaanse rolstoelrugbyteam, niet meer werd geselecteerd, stapte hij over naar de grote concurrent Canada. Voor Zupan, de ‘bad boy’ van Team USA, is Joe dus niets minder dan een verrader.

Welkom in de wereld van Murderball (78 min.), waar mannen met een dwarslaesie elkaar op leven en dood voor de titel bij het wereldkampioenschap of de Paralympische Spelen. In hun ‘Max Max’-rolstoelen beuken ze in deze ferme film uit 2005 keihard op elkaar in. Clashes die door de makers, Dana Adam Shapiro en Henry Alex Rubin, nog eens worden versterkt met geluidseffecten en vette metalmuziek. De boodschap is helder: dit zijn stoere mannen – ook al zitten ze dan in een rolstoel.

Centraal staan dus Mark Zupan, een stoere hipster, met sik en tribal-tattoos, die elf jaar eerder verlamd is geraakt bij een auto-ongeluk, en ‘s mans grote rivaal, de kalende veertiger Soares. Die heeft als kind polio gekregen en is dus al bijna z’n hele leven veroordeeld tot een rolstoel. Allebei leven ze voor de overwinning. En daarvoor lijkt alles geoorloofd. Intussen heeft Zupan een beste vriend die zich schuldig voelt over dat ongeluk en Soares een zoon die liever viool speelt dan sport.

Rondom deze twee aartsrivalen plaatsen Shapiro en Rubin nog enkele teamgenoten. Met hen bespreken ze thema’s zoals zelfacceptatie, relaties én seksualiteit. Vrouwen vinden mannen in een rolstoel namelijk minder bedreigend, vertellen zij – al volgt daarna meestal meteen de vraag of ze wel een erectie kunnen krijgen. Één van hen vertelt hoe een verpleegster zelfs zijn moeder erbij riep toen hij tijdens het wassen een erectie kreeg. Hij kreeg ook een belangrijk hersteladvies: masturberen!

In Murderball wordt tevens Keith Cavill geïntroduceerd, een jonge man die enkele maanden daarvoor een dwarslaesie heeft opgelopen bij een motorongeluk. Hij staat helemaal aan het begin van zijn revalidatieproces. Pas als hij, na een periode in het ziekenhuis, thuis aankomt, lijkt die realiteit bij hem in te dalen: ‘ik zit in een rolstoel, dat is klote.’ Dit wordt zijn nieuwe normaal, realiseert Keith zich als hij zijn crossmotor en helm bekijkt. Niet veel later begint hij te sparen voor zijn eerste Mad Max-stoel.

Gestaag werkt Murderball zo toe naar de Paralympische Spelen van Athene in 2004, waar het tot een epische tweestrijd tussen de nationale teams van de Verenigde Staten en Canada moet komen. Zupan versus Soares. Man tegen man. Stoel tegen stoel. Hun lichamelijke beperking is dan allang naar de achtergrond verdwenen.

The Mission

National Geographic

Zendingsdrang of toch grootheidswaanzin? In november 2018 reist de 26-jarige Amerikaan John Chau af naar Noord-Sentinel, één van de Andaman-eilanden ten oosten van India. De christelijke influencer is vastbesloten om de geïsoleerd levende inheemse bevolking te bekeren tot het geloof. ‘Heer, is dit eiland Satans laatste bolwerk waar niemand uw naam heeft gehoord of zelfs maar de kans heeft gehad om die te horen?’ schrijft hij in één van de brieven, die voor deze film van Amanda McBaine en Jesse Moss (Boys State) zijn ingelezen door een acteur.

The Mission (103 min.) van de jonge zendeling komt snel aan z’n einde, waarschijnlijk nog voordat hij voet aan wal heeft gezet op het beschermde eiland waarnaar hij in een kano illegaal is afgereisd. De ‘primitieve’ plaatselijke bevolking heeft de archetypische ‘white savior’, die hen komt redden van niets minder dan de hel, vermoedelijk direct onschadelijk gemaakt. Voordat de missionaris hen over zijn onbegrijpelijke God heeft kunnen vertellen of kon besmetten met schadelijke ziekten. Met pijl en boog bovendien, om het verhaal helemaal af te maken.

Deze gelaagde docu – aangekleed met animaties van zijn tocht, privéfilmpjes en allerhande fragmenten uit (speel)films die hem hebben geïnspireerd – reconstrueert hoe John Chau tot zijn onbezonnen onderneming is gekomen. Was het werkelijk de behoefte om de leer van zijn Heer te verbreiden? Of was de Aziatische Amerikaan toch ook, in lijn met zijn favoriete boeken over Robinson Crusoe en Kuifje, uit op een avontuur, waarover hij nog jaren aan zijn kinderen zou kunnen vertellen? Om, in zijn eigen woorden, juist daarheen te gaan ‘where none have gone.’

McBaine en Moss plaatsen Chau’s ‘claim to fame’, die van hem overigens daadwerkelijk een martelaar heeft gemaakt in zijn eigen gemeenschap, binnen de traditie van missionarissen, die naar allerlei paradijselijke plekken op aarde afreizen om de plaatselijke bevolking er, goedschiks dan wel kwaadschiks, van te overtuigen dat ook zij het licht kunnen zien. ‘Wij beslissen anders voor een groep mensen dat zij nooit over Jezus hoeven te horen’, verwoordt Pam Arlund van All Nations, de organisatie die Chau trainde, het bijbehorende sentiment. ‘Dat is een schending van hun mensenrechten.’

Daniel Everett, die zelf dertig jaar als missionaris in Brazilië bij de Piraha-indianen bivakkeerde, is inmiddels wel genezen van zijn Messias-complex. Zijn persoonlijke relaas, geïllustreerd met fraaie archiefbeelden, wordt door de filmmakers zeer effectief gebruikt als een blauwdruk voor wat John Chau had kunnen gebeuren als ook hij de gelegenheid had gekregen om een half leven te midden van goddeloze inboorlingen te verkeren. ‘God is een buitenlander’, zegt een Piraha-man treffend. ‘We kennen hem niet. En we willen hem ook helemaal niet leren kennen.’

John Chau’s vader Patrick, een psychiater die ooit vanwege Mao’s Culturele Revolutie uit China is gevlucht, probeert intussen te ontdekken wat er in zijn zoon omging, terwijl historicus Adam Goodheart, die een boek schreef over zijn eigen ervaringen met een stam op de Andaman-eilanden, de westerse blik waarmee wij naar zulke volkeren kijken kritisch beschouwt. Want voor missies zoals die van John Chau is een typische mengelmoes van geestdrift en hoogmoed nodig, die in deze stevige film overtuigend in z’n maatschappelijke en historische context wordt geplaatst.

Big Vape: The Rise And Fall Of Juul

Netflix

‘Één trekje. En ik heb nooit meer een sigaret gerookt’, stelt talent recruiter Allen Gladstone. ‘Nooit meer.’ Dat is ook de belofte waarmee zijn werkgever de e-sigaret Juul de wereld instuurt. De elektronische sigaret is een tastbaar voorbeeld van hoe je met technologie de wereld kunt verbeteren. Althans, dat is de bedoeling – en om er een hele smak geld mee te verdienen, natuurlijk.

‘Sigarettenmakers wisten van hun probleem’, vertelt historicus Robert Proctor van Stanford University in Big Vape: The Rise And Fall Of Juul (190 min.) een sterke vierdelige documentaireserie van R.J. Cutler (A Perfect CandidateBelushi en Billie Eilish: The World’s A Little Blurry). ‘Ze waren nooit blij met het feit dat hun producten mensen doodden. Dus hoe konden ze een nieuwe sigaret maken die de verslaving in stand houdt, maar de kanker wegneemt? Dat wordt een soort verborgen doel van Big Tobacco in supergeheime projecten.’

Twee alumni van Stanford, Adam Bowen en James Monsees, menen dat ze de oplossing hebben gevonden. Met hun startup ontwikkelen ze de Juul, die vervolgens met de enorm gelikte Vaporized-campagne, waarbij allerlei influencers worden ingezet om de e-sigaret weg te zetten als een cool lifestyleproduct, ook nadrukkelijk wordt geïntroduceerd bij aspirant-rokers. En daar botsen de oorspronkelijke uitgangspunten al op elkaar: want hoe past het aanboren van een nieuwe markt eigenlijk bij het verbeteren van de volksgezondheid?

De Juul, opgeleverd met allerlei lekkere smaakjes, blijkt een, zoals Robert Proctor ’t noemt, ‘perfecte motor voor verslaving’. Zoals de pijnstiller OxyContin, ook al zo’n gezondheidsproduct waarmee grof geld kon worden verdiend, een zeer verslavend karakter bleek te hebben en het Big Pharma-bedrijf van de infame Sackler-familie vervolgens helemaal binnenliep. De gevolgen waren ook vergelijkbaar: junks die als kettingrokers begonnen te vapen, omdat ze anders direct ernstige ontwenningsverschijnselen kregen. Een nieuwe generatie rokers was geboren.

R.J. Cutler laat in deze krachtige miniserie, gebaseerd op het boek Big Vape van Jamie Ducharme, een brede waaier aan bronnen aan het woord: (geanonimiseerde) medewerkers van Juul, marketeers, Silicon Valley-insiders, vertegenwoordigers van de tabaksindustrie, deskundigen, gebruikers en hun directe familieleden. Vrijwel elke spreker heeft zelf gerookt of in z’n directe omgeving gezien wat roken kan aanrichten – en trapt toch doelbewust of juist zonder nadenken in de Juul-val. Totdat vapen onder met name jongeren als een ernstig maatschappelijk probleem wordt beschouwd.

Intussen gaan Bowen en Monsees tot ontsteltenis van zowel de buitenwereld als hun eigen medewerkers in zee met Altria, het bedrijf achter tabaksproducent Philip Morris. Hebben ze hun ziel verkocht aan Big Tobacco? Of gooit de tabaksindustrie zo in feite de handdoek in de ring? En is die vape-epidemie wel het hele verhaal of zit er ook nog een positieve kant aan de opmars van de Juul? Het krachtige Big Vape, waarin Cutler subtiel animaties heeft verwerkt, licht de kwestie genuanceerd door, met oog voor de verschillende standpunten en belangen.

The Matthew Shepard Story: An American Hate Crime

Discovery+

De voorbijganger die hem uiteindelijk aantrof op 7 oktober 1998, vastgebonden aan dat hek op een verlaten landweg in Laramie, Wyoming, dacht in eerste instantie dat hij een vogelverschrikker was. Een hert had Matthew Shepard de hele nacht gezelschap gehouden. Het rende weg toen hij werd ontdekt. De armen van de 21-jarige student waren op z’n rug gebonden. Matthew bleek ernstig mishandeld. Hij stond al achttien uur op zijn plek en was nog min of meer in leven.

Matt Shepard had er nooit een geheim van gemaakt dat hij homo was. Dat vergde moed en lef. Wyoming gold (en geldt) als een uitgesproken conservatieve staat. Tegelijk leek er in het Amerika van de jaren negentig wat meer leefruimte te komen voor jongeren zoals hij. Shepard was zich dus waarschijnlijk van geen kwaad bewust toen hij op een avond in de Fireside Lounge de losgeslagen jongelingen Russell Henderson en Aaron McKinney tegen het lijf liep. Wat er daarna gebeurde werd een ijkpunt in de Amerikaanse LHBTIQ+-historie.

Net als twintig jaar eerder de publieke moord op homo-activist Harvey Milk veroorzaakte Matthews tragische dood, slechts enkele maanden na de huiveringwekkende haatmoord op de jonge zwarte Amerikaan James Byrd, een storm van verontwaardiging. Óók doordat de radicale Westboro Baptist Church van Fred Phelps de gelegenheid misbruikte om z’n abjecte ‘God hates fags’-boodschap onder de aandacht te brengen. Phelps zei hardop wat een deel van conservatief Amerika dacht en alleen in eigen kring uitsprak.

Vijfentwintig jaar na dato roept The Matthew Shepard Story: An American Hate Crime (85 min.) het beruchte haatmisdrijf op met Matthews vrienden, journalisten, activisten en LHBTIQ+-prominenten zoals Rosie O’Donnell, zanger Adam Lambert en acteur Andrew Rannells (die tevens enkele brieven van Matthew Shepard voorleest). In de degelijke tweedelige documentaire zijn bovendien audio-interviews uit 2011 opgenomen met direct betrokkenen, waaronder Matts moeder Judy, vader Dennis, politiemensen en advocaten.

Zo worden het korte bestaan van de homoseksuele jongen en zijn dramatische laatste uren gereconstrueerd. Het tweeluik belicht tevens de mediahype die daarvan de logische consequentie was en het vervolg daarop via The Matthew Shepard And James Byrd, Jr., Hate Crimes Prevention Act van 2009. Inmiddels staan de verworvenheden van de LHBTIQ+-beweging echter weer onder druk, toont deze tweedelige film. Conservatieve krachten in Amerika ondernemen serieuze pogingen om de klok weer terug te draaien.

Het is niet moeilijk om te bedenken wat Matthew Shepard daarvan zou hebben gevonden.

Telemarketers

HBO Max

Ze gaan de waarheid blootleggen, zeggen Sam Lipman-Stern en Patrick J. Pespas tegen elkaar. Over de schimmige wereld die schuilgaat achter telemarketing, de belcampagnes waarvan iedereen wel eens last heeft. Zoals documentairemaker Michael Moore dat ook altijd zo overtuigend doet. De twee leerden elkaar kennen bij Civic Development Group (CDG), een rommelig telemarketingbedrijf uit New Jersey waar allerlei misfits hun brood verdienden. Dag in dag uit belden ze daar namens allerlei goede doelen mensen op voor een donatie. Voor de Disabled Veterans Association, het Cancer Survivors Fund of de Firefighters Charitable Foundation bijvoorbeeld. 

Lipman-Stern en vooral Pespas, die vanwege zijn overmatige drugsgebruik ook wel ‘Pat de Snuiver’ wordt genoemd, krijgen er handigheid in om gewone Amerikanen geld uit de zak te kloppen, toont de lekker rommelige eerste aflevering van Telemarketers (167 min.), de driedelige serie die Sam Lipman-Stern heeft gemaakt met zijn neef Adam Bhala Lough. Op de bibberige beelden die ze zelf op kantoor hebben geschoten is te zien hoe allerlei gladde praatjesmakers geroutineerd hun gesprekscripts afwerken en zo per uur honderden dollars binnenharken. Waarvan dan hooguit twintig procent bij het beoogde goede doel terecht komt.

Daar mogen ze alleen niet over liegen. Als de gebelde er expliciet naar vraagt, moeten ze dat eerlijk benoemen. Ook daarvoor bedenken David Keezer en Scott Pasch, de eigenaren van CDG, echter een list, waardoor het lijkt alsof hun marketeers daadwerkelijk werkzaam zijn bij de begunstigde organisatie en ze dus met een gerust hart kunnen zeggen dat honderd procent van de gift bij bijvoorbeeld de vakbond Fraternal Order of Police terechtkomt. Écht, met de hand op het hart. Dat kan niet goed gaan, zou je zeggen. Althans, voor gewone CDG-medewerkers. Want ook als het bedrijf publiekelijk tegen de lamp loopt, ontspringen Keezer en Pasch de dans.

En dus starten de twee voormalige telemarketeers een onderzoek naar de business waarin ze zelf jaren werkzaam waren. Dat zal jaaaaren in beslag nemen. Ze beginnen bijvoorbeeld de non-profitorganisaties waarvoor de Civic Development Group werkte op te bellen. Die moeten toch gewoon van de grootschalige zwendel hebben geweten? Misschien hebben ze er zelfs een belang bij. Zo ontstaat een vermakelijke exposé over een parasitaire business, waarbij de waarheid een rekbaar begrip blijkt. En wie kunnen er beter iemand geld aftroggelen dan… , juist, …junks en boeven? Op de werkvloer noemden ze CDG niet voor niets ‘Criminals Doing Good’.

Deze miniserie wordt bevolkt door een Jan Doedel-achtige verzameling morsige personages, die met liefde en plezier de praktijk van alledag binnen de telemarketingbranche schetsen. Het onderzoek van Lipman-Stern en Pespas komt intussen met horten en stoten op gang, ligt jarenlang stil en krijgt dan alsnog vaart, wanneer blijkt dat er een nieuw type opdrachtgevers op de markt is gekomen en nóg dubieuzere methodes om geld los te wrikken worden ingezet. Dan komen de communicatieve vaardigheden van Pespas ook nog bijzonder goed van pas.

Van een aandoenlijk portret van twee beroepsslackers en hun ‘shabby’ entourage heeft Telemarketers zich dan ontwikkeld tot een beurtelings spannend en hilarisch staaltje hotsknotsbegonia-onderzoeksjournalistiek. ‘Michael Moore-style’, zoals ze zelf, met enige trots, constateren. Al gaat die ongetwijfeld veel gewiekster – en daardoor minder ontwapenend – te werk dan de twee stoethaspels die zich een weg door de telemarketingjungle proberen te banen.

En Dag I Sommerhus 

VPRO

Dit is een film die appelleert aan het voyeurisme in ons allen. Het is alsof je een half uur lang over de heg bij de buren naar binnen mag gaan staan gluren. Of, beter, naar de vage figuren die zojuist het vakantiehuisje naast jou hebben betrokken om God weet wat te gaan doen, het schoelje dat een campingterrein oprijdt alsof ze er al jaren heer en meester zijn of de lieden die nét iets te veel van hun eigen muziek houden en die onbekommerd delen met alle andere vrijetijders.

In En Dag I Sommerhus (Engelse titel: Leasure Time – A Summer’s Day, 30 min.) kijkt Adam Paaske – laten we het schaamteloos noemen – een hele dag mee naar Denen in hun zomerhuis. De camera verroert zich niet en observeert, ogenschijnlijk stiekem, wat zij daar uitvreten. Een oudere man gaat bijvoorbeeld ’s ochtends buiten spiernaakt touwtjespringen, gaat later binnen in zijn onderbroek en met een VR-bril op boksen en sluit het etmaal samen met een vriend af met avondgymnastiek.

Een verliefd stel kan diezelfde dag, althans zo lijkt het, nauwelijks van elkaar afblijven. Een vrouw voert hele gesprekken voert met haar hond Alba. Twee oudere zussen kunnen maar moeilijk aarden in hun vakantiehuisje en lijken zich stierlijk te vervelen. Een meisje zwemt in een piepklein zwembad tegen de stroom in en komt geen meter verder. En een drummer en een gitarist jammen urenlang dat het een lieve lust is, zonder ook maar in de buurt van een volwaardige compositie te komen.

En ’s avonds laten ze allemaal, op hun eigen manier, de teugels vieren. Het is de mensch als hij/zij zichzelf mag zijn en zich, nou ja, onbespied waant. Vreemd genoeg is dat best vaak grappig. Zo nu en dan is het vrijwel onmogelijk om een besmuikte glimlach te onderdrukken of een schaterlach in te slikken. Want deze doodgewone Denen weerspiegelen ons. Beter gezegd: hén. De acht miljard idioten die óók op deze aardbol rondlopen – en er zich met, naast of ondanks ons verpozen.

Loudmouth

Greenwich Entertainment

Is hij een burgerrechtenleider in de traditie van Marcus Garvey, Martin Luther King en zijn grote voorbeeld Adam Clayton Powell? Of zo’n typische mediageile representant van de ‘burgerrechtenbusiness’, die steeds weer de publiciteit zoekt met zwarte onvrede en protest? Reverend Al Sharpton uit Brooklyn, New York, is in elk geval een Loudmouth (123 min.) en zorgt overal waar hij komt voor controverse. Voor de goede zaak, zal hij zelf zeggen. Om het dominante narratief bij te sturen en aandacht te vragen – nee: te eisen! – voor de Afro-Amerikaanse zaak.

Dat komt de begaafde spreker, behept met de dramatiek van een zwarte prediker, vanaf zijn opkomst in de jaren tachtig op fikse tegenwind te staan. Een treffend voorbeeld is de grap waarmee hij in een tv-programma wordt geïntroduceerd: wat doe je als Saddam Hoessein, Muammar Gaddafi en Al Sharpton voor je staan en er maar twee kogels in je wapen zitten? Dan jaag je Al twee kogels in zijn lijf. Zelf ziet hij er een logische reactie van een onderdrukkend systeem in: probeerden ze van Martin Luther King ook niet een goedkope oplichter of tweederangs crimineel te maken?

‘Randall, ik heb een microfoon op voor een documentaire’, vertrouwt hij in deze documentaire van Josh Alexander een vriend toe op zijn groots opgezette verjaardagsfeest. ‘Dus zeg niks stoms.’ Het is Sharpton ten voeten uit: kien, direct en zich altijd bewust van de indruk die hij maakt. Alexander volgt hem vanaf half 2019, als het land zich langzamerhand begint op te maken voor de presidentsverkiezingen van een jaar later en er nog geen idee van heeft dat het Coronavirus in aantocht is en de dood van George Floyd voor massale Black Lives Matter-protesten gaat zorgen.

Al Sharpton, tegenwoordig een slordige negentig kilo lichter dan in zijn onstuimige beginjaren, vertelt intussen zijn eigen verhaal. Er komen geen andere sprekers aan het woord in deze film. Die zijn ook niet nodig. Via archieffragmenten uit talkshows, nieuwsreportages en interviews krijgt hij meer dan genoeg kritiek en weerwoord. Zo ontstaat een pregnant beeld van een onvermoeibare zwarte activist. Altijd in de frontlinie. ‘No justitie, no peace’ scanderend bij geruchtmakende zaken, zoals de lynchpartij in Howard Beach en de omstreden ontvoering en verkrachting van Tawana Brawley.

Loudmouth richt zich vrijwel volledig op ’s mans politieke activisme, waarvan met geladen muziek de urgentie wordt benadrukt. Over zijn persoonlijk leven laat de onversaagde strijder nauwelijks iets los. Het is waarschijnlijk zoals hij zijn leven ziet: als een willekeurig breekijzer om Amerika’s verhaal open te wrikken, zodat de zwarte gemeenschap er zijn eigen hoofdstukken aan kan toevoegen.