We Want The Funk!: A History Of Funk Music And Black Liberation In The Seventies

PBS

‘Say it loud’, croonde James Brown. ‘I’m black and I’m proud.’ Het werd eind jaren zestig het lijflied van een nieuwe beweging. En hij, de vuige, bezwete en sexy zanger, werd de vaandeldrager van een nieuwe muziekstroming: funk. Die maakte korte metten met Motown, het platenlabel waarmee Berry Gordy zwarte muziek acceptabel had gemaakt voor een wit publiek. Zijn artiesten mochten niet al te wulps dansen en al helemaal geen politieke statements maken. In een tijd dat Half Amerika in brand stond door de strijd voor burgerrechten van Afro-Amerikanen.

Funk wilde allesbehalve braaf zijn. En de groove werd allesbepalend. Alles op de één. Zodat je wilt – nee, niet anders kúnt dan: – dansen. Browns muziek was een kwestie van ‘simplexity’, stelt één van de sprekers in We Want The Funk!: A History Of Funk Music And Black Liberation In The Seventies (82 min.). Het lijkt zo simpel, maar probeer alles maar eens helemaal kloppend te krijgen. Na Brown volgden Sly & The Family Stone, met de moddervet slappende bassist Larry Graham, en Parliament/Funkadelic. En toen was de funk wel helemaal volgroeid.

Regisseur Stanley Nelson heeft deze gedegen docu helemaal volgepropt met dampende muziekfragmenten. Hij plaatst het genre met George Clinton en Jeanette Washington-Perkins (Parliament/Funkadelic), Robert ‘Kool’ Bell (Kool & The Gang), Leo Noncentelli (The Meters), Nona Hendryx (Labelle), Questlove (The Roots), David Byrne (Talking Heads), Fred Wesley (The J.B.’s) en diverse kenners en historici nadrukkelijk binnen de zwarte historie, religie en cultuur en laat enkele muzikanten bovendien demonstreren hoe je iets gigantisch kunt laten funken.

Via het multitalent Prince, de afrobeat-pionier Fela Kuti én spierwitte acts zoals Elton John, David Bowie en Talking Heads werkt Nelson (Miles Davis: Birth Of The Cool, Attica en Crack: Cocaine, Corruption & Conspiracy) vervolgens toe naar hiphop, een muziekgenre dat bijna bestaat bij de gratie van vette funksamples. Het uitgangspunt is in wezen precies hetzelfde. ‘Free your mind’, verwoordt Dr. Todd Boyd, kenner van (Afro-)Amerikaanse cultuur, dit geheel in stijl. ‘And your ass will follow.’

Elizabeth Taylor – Rebel Superstar

Passion Pictures / Videoland

Elizabeth Taylors moeder was enthousiast over haar huwelijk met Conrad Hilton. Daarmee werd haar dochter toch maar mooi onderdeel van de Hilton-dynastie. MGM, de filmmaatschappij waar Taylor als tienerster onder contract stond, was al even blij: dit droomhuwelijk was perfecte reclame voor haar nieuwe film Father Of The Bride (1950). Ze kreeg meteen de trouwjurk uit die film cadeau, zodat ze er ook op haar eigen huwelijk, natuurlijk eveneens georganiseerd door MGM, de show mee kon stelen.

Voor de achttienjarige Elizabeth Taylor – publiekelijk neergezet als een sekssymbool, maar in werkelijkheid zo groen als gras – was het huwelijk vooral een vlucht. In de armen van een gewelddadige man. Die al snel zou worden opgevolgd door zijn tegenpool, Michael Wilding. Die op zijn beurt weer plaats moest maken voor Mike Todd. En hij, de man die écht ideaal voor haar was, organiseerde een bruiloft voor Taylor, met een kolossale taart en 18.000 van hun allerbeste vrienden, die meer Hollywood was dan Hollywood. Feit en fictie waren toen allang onlosmakelijk met elkaar verbonden geraakt in Liz Taylors publiek geleefde leven, met de schandaalpers als één van de grote winnaars. Door haar entree als Cleopatra in Rome werd ‘paparazzi’ een alom bekende term.

Zoals haar eigen leven permanent de contouren aannam van een groots en meeslepend drama, zo weerspiegelden haar films, laat regisseur James House treffend zien in de driedelige serie Elizabeth Taylor – Rebel Superstar (132 min.), ook regelmatig gebeurtenissen uit haar privéleven. Als de Britse actrice haar verdriet probeerde te vergeten in de armen van een bevriende (en soms ook getrouwde) collega, werd dat gegeven vaak direct geëxploiteerd via een film waarin ze een relatie kreeg met diezelfde collega. Taylor speelde het spel van de showbusiness ook uitstekend mee, vertelt haar persoonlijke fotograaf Gianni Bozzacchi, die bijvoorbeeld haar hartstochtelijke relatie met Richard Burton, resulterend in twee huwelijken, mocht vereeuwigen. ‘Als je geen show geeft, is er ook geen business.’

Voor beroemdheid moet je een pact met de duivel sluiten, constateert Taylors zoon Chris Wilding lijdzaam. ‘Het is ’t echt niet waard.’ Samen met haar kleindochter Naomi Wilding, schoondochter Aileen Getty en stiefzoon Todd Fisher (die thuis overigens een soort expositie blijkt te hebben ingericht voor zijn eigen moeder, Singin’ In The Rain-actrice Debbie Reynolds, en zijn zus, Star Wars-icoon Carrie Fisher) geeft hij een persoonlijke touch aan dit portret van zijn moeder. Verder komen in deze gesmeerd lopende miniserie – die in grote lijnen hetzelfde verhaal vertelt als Elizabeth Taylor: The Lost Tapes (2024), al ligt de nadruk hier minder op haar toxische relatie met Burton – ook haar biografe Kate Andersen Brower en de collega’s George Hamilton, Joan Collins en Sharon Stone aan het woord.

Een opvallende rol is er tevens voor ‘executive producer’ Kim Kardashian. ‘Roem is een tweesnijdend zwaard’, stelt zij, vast niet alleen over Elizabeth Taylor. ‘Maar ik zie haar gewoon niet als een zielig vrouwtje. Sommige mensen kunnen het en anderen niet.’ En Elizabeth kón het, zonder enige twijfel. Dankzij/ondanks al die relaties, roddels, verslavingen, fatshaming en onophoudelijke aandacht die ze daarbij op haar pad vond.

Dinosaur 13

Statement Pictures

Als Susan Hendrickson, een vrijwilliger van het Black Hills Institute van de broers Peter en Neal Larson, op 12 augustus 1990 een stuk gaat lopen omdat de auto van de paleontologen een lekke band heeft, doet ze in de heuvels van het Cheyenne River Indian Reservation te South Dakota een opzienbarende ontdekking.

Tot dat moment zijn er nog maar twaalf Tyrannosaurus Rexen aangetroffen. En van hen blijkt steeds minder dan veertig procent bewaard te zijn gebleven. Susan stuit echter op Dinosaur 13 (99 min.). Het prehistorische dier, zo’n 67 miljoen jaar oud, lijkt zowaar een heel eind compleet. Het enorme fossiel wordt naar haar vernoemd: Sue.

Tot zover het succesverhaal in deze documentaire van Todd Douglas Miller uit 2014. Want na de euforie van deze opzienbarende vondst, volgt een enorme kater. Op de een na laatste dag van de opgraving heeft het Black Hills Institute vijfduizend dollar betaald aan de landeigenaar Maurice Williams. De aankoop wordt met een handdruk bezegeld.

‘Meer is er nog nooit betaald voor een fossiel’, stellen de broers Larson, die Sue in een plaatselijk museum willen tentoonstellen. Dat is alleen buiten de federale overheid gerekend. Op 14 mei 1992 doet de FBI een inval. Ze nemen Sue in beslag. Het levensgrote dinosaurusskelet wordt in dozen naar een opslag in Rapid City gebracht.

In Hill City, de thuisbasis van de Larsons, hangt intussen een grafstemming. Alsof er iemand is gestorven. Al snel ontstaan er protestacties, die natuurlijk worden opgepikt door de media. ‘Don’t be cruel’, zingen lokale kinderen. ‘Save Sue.’ Peter Larson: ‘Het was onze dinosaurus, ons museum en ons leven dat in stukken werd gescheurd.’

De paleontoloog heeft dan nog geen idee wat hem boven het hoofd hangt. De aanklager bereidt een fikse strafzaak voor. ‘Als je de strafjaren van alle aanklachten bij elkaar optelt, zou ik 353 jaar moeten zitten’, stelt Peter Larson nog altijd verbijsterd. ‘Dat is langer dan Jeffrey Dahmer. En die vermoordde en at dertien mensen.’

Zo ontwikkelt zich een typische ‘I fought the law’-film, waarbij de sympathie van de maker – en daardoor ook van de kijker – duidelijk bij de vinders van Sue ligt. De FBI probeert hen uit elkaar te spelen. Medewerkers zoals Susan Hendrickson krijgen immuniteit aangeboden als ze bereid zijn om tegen anderen te getuigen.  

Een groot deel van deze intrigerende film handelt dus over de juridische strijd tussen het bedrijf van de gebroeders Larson en de Amerikaanse overheid, waarbij landeigenaar Maurice Williams, waarvan op beeldmateriaal is te zien dat hij oorspronkelijk toch echt instemde instemde met de ‘verkoop’ van Sue, een zeer dubieuze rol speelt.

Tegelijkertijd – en dat compliceerde de rechtsgang destijds ook – behoort Williams tot de oorspronkelijke bevolking van de Verenigde Staten. En als er nu één bevolkingsgroep is die door de jaren heen slecht is behandeld, dan zijn ’t wel de ‘native Americans’. Mogen die dan misschien ook eens ongegeneerd binnenlopen?

Sinds de tragische affaire rond de vondst van hun leven, die hen jarenlang door diepe dalen zal sleuren, hebben de gebroeders Larson en hun team overigens nog eens negen T-rexen ontdekt. Ze bleken alleen niet zo compleet – en dus onweerstaanbaar – als dat ene unieke exemplaar, A Dino Named Sue.

De juridische strijd om de opbrengst van de T-rex is overigens nog altijd niet helemaal afgehandeld, getuige dit verhaal van CBS News over de erven van Maurice Williams.

Money Electric: The Bitcoin Mystery

HBO Max

Het zou een naam kunnen zijn voor een James Bond-schurk: Satoshi Nakamoto. Een mysterieuze figuur met Keyser Söze-achtige allure wellicht: Satoshi Nakamoto. Een online-manifestatie van Sauron zelfs: Satoshi Nakamoto. Onthoud die naam – ook al houdt de persoon daarachter zich, natuurlijk, angstvallig schuil.

Dat onthouden zal overigens ook wel lukken na Money Electric: The Bitcoin Mystery (95 min.), want documentairemaker Cullen Hoback gebruikt de naam als een universeel wachtwoord om diep in de wereld van de Bitcoin te duiken. Want deze digitale munteenheid zou hij, Satoshi Nakamoto dus, hoogstpersoonlijk hebben bedacht. En hij zou ook triljonair (ja, met tr!) zijn geworden van Bitcoins.

Nu is Hoback dus vast van plan om voor deze docu te ontrafelen wie deze kwade genius/idealist/informele leider is. Zo’n missie is de filmmaker overigens wel toevertrouwd. In de docuserie Q: Into The Storm (2021) beweert hij, als een eigentijdse variant op Hercule Poirot of Miss Marple, de identiteit te hebben achterhaald van een al even groot mysterie, het Trumpistische orakel QAnon.

Verdachten genoeg in dit nieuwe onderzoek. Met illustere schuilnamen bovendien. Een Dr. Doom bijvoorbeeld, de econoom die de financiële crisis van 2008 voorspelde. Een Prins Philip van Servië, de gedroomde connectie om de virtuele ‘gouden wikkel’ van Sjakie (die van de chocoladefabriek) te vinden. En de Bitcoin Jesus (of is ‘t toch Bitcoin Judas?), een goedgeefse investeerder in digitale valuta.

Met al die uiteenlopende personages en tot de verbeelding sprekende termen als ‘blocksize war’, ‘cypherpunks’ en ‘Bitcoin-FOMO’ slaagt Hoback erin om een volstrekt ondoorzichtige wereld toch toegankelijk te maken en intussen belangrijke maatschappelijke thema’s aan te snijden, waarover doorgaans geen avonturenfilms worden gemaakt: geldsystemen, privacy en de cashloze samenleving.

Is Bitcoin het ideale antwoord op de problematische verbinding tussen die drie? Het elektronische geldsysteem ontstond in elk geval als reactie op de crisis van 2008, toen het gehele financiële systeem bankroet leek te gaan – en Jan Modaal met zich mee de afgrond in dreigde te trekken. En ook de almacht van Uncle Sams good ol’ dollar kan door de komst van de Bitcoin wel eens op de tocht komen te staan.

Vandaar ook de weerstand die de internetlegende oproept. Hij is intussen wel een zegen voor deze film. Met behulp van z’n prooi kan Cullen Hoback zich door, stiekem, best wel taaie materie worstelen. En als hij, zoals ‘t een archetypische protagonist van het kaliber Indiana Jones of Marty McFly betaamt, toch weer boven komt drijven, denkt hij ook nog eens het antwoord te hebben op die ene alles verterende vraag:

Wie is Satoshi Nakamoto?

Adam Back, Craig Wright, Amir Taaki, Gavin Andresen, Hal Finney, Nick Szabo, Nouriel Roubini, Peter Todd of – bummer! – geen van allen?

Ren Faire

HBO Max

Gaat ‘King George’ voor een soort erfopvolging? Of geeft hij de troon gewoon aan de hoogste bieder? George Coulam, halverwege de tachtig, heeft volgens zijn eigen berekeningen nog negen jaar te leven. Daarin wil hij een ‘metgezel’ vinden en genieten van zijn kunst en tuin. De eigenaar van het Texas Renaissance Festival zit inmiddels op zo’n vijftien ‘sugar daddy’-sites en is erop gebrand om een leuke vrouw aan de haak te slaan. Het is George’s grote droom om straks tijdens de daad het leven te laten.

Zover is het echter nog lang niet in Ren Faire (167 min.), de driedelige serie van Lance Oppenheim (Some Kind Of Heaven). Eerst moet George zijn geesteskind, dat hij al een halve eeuw uitbaat, doorgeven of van de hand doen. Er zijn twee gegadigden: zijn rechterhand Jeff Baldwin, de ‘hoofd-Oompa Loompa’, een voormalige acteur die het Renaissance Festival tegenwoordig runt als algemeen directeur. En Louie Migliaccio, de zelfverklaarde ’Lord Of Corn’ met altijd een blikje energydrank bij de hand. Die brengt een flinke zak geld mee. De één zou meer een soldaat dan een commandant zijn, de ander heeft eigenlijk helemaal geen hart voor de zaak.

Daarmee staan de pionnen op George’s bord, voor een spel waarbij vooral de koning zelf wel lijkt te varen. Als een ouderwetse potentaat, 55 jaar in de business, regeert George over zijn rijk, een soort sprookjesbos voor volwassenen in de dennenbossen bij Todd Mission, Texas, dat elke festivaldag door zo’n 30.000 gewone stervelingen wordt bezocht. ‘Make way for the king’, roept een onderdaan als de koning samen met zijn ‘Hand’, Jeff dus, in een kar wordt rondgereden over het terrein. King George beziet alle activiteiten met een arendsoog, legt zijn oor bij Jan en alleman te luister over de verwachte bezoekersaantallen en vaardigt zo nu en dan een decreet uit.

Deze fascinerende miniserie opent die wondere wereld, met z’n geheel eigen mores en codes, waarin nochtans hele gewone bazige, jaloerse en konkelende mensen huizen. Oppenheim tekent alle intriges met enorme bravoure op: de cameravoering is krachtig en sfeervol, de montage zeer opwindend. De kleurcorrectie voegt franje en drama toe. En de soundtrack draagt werkelijk bij aan de spanning van het verhaal. Iedereen zit daarnaast goed in z’n rol – alsof het ook een rol is. De heerser is rücksichtslos en onberekenbaar, zijn rechterhand roept zowel sympathie als compassie op en diens rivaal is een überkapitalist die zich opmaakt voor de kill.

In de markt gezet als een soort kruising van Game Of Thrones en Succession ontwikkelt Ren Faire zich tot een superieur psychologisch steekspel, uitgevochten tegen de achtergrond van een commercieel uitgebaat historisch pretpark, dat ook in niets onderdoet voor zulk hoogwaardig drama.

Captive Audience: A Real American Horror Story

Disney+

Over zijn jaren als Dennis Gregory Parnell laat hij zo min mogelijk los. Zeven jaar lang gaat Steven Stayner in Comptche, Californië door voor de zoon van Kenneth Parnell. Zijn vriendinnen, klasgenoten, leraren en eerste vriendinnetje, die in de driedelige docuserie Captive Audience: A Real American Horror Story (138 min.) stuk voor stuk aan het woord komen, weten niet dat hij in 1972 als zevenjarig jongetje door diezelfde Parnell is ontvoerd. Als Stayner op veertienjarige leeftijd eindelijk aan zijn kidnapper ontsnapt, en dan meteen ook een vijfjarig jongetje bevrijdt, wordt hij onthaald als een held en lijkt het leven hem toe te lachen.

Stevens jarenlange ontvoering vormt de basis voor de tweedelige tv-film I Know My First Name Is Steven. Die wordt eind mei 1989 op de Amerikaanse televisie uitgezonden en trekt bijna veertig miljoen toeschouwers. Steven zelf heeft een klein bijrolletje als politieagent in de film, die ook nog wordt genomineerd voor vier Emmy Awards. Zijn verhaal is wel een beetje bijgewerkt, zodat het geschikt is voor een groot publiek. Tijdens zijn research voor de productie heeft scenarioschrijver JP Miller met Steven en enkele familieleden gesproken. De weerslag daarvan, tientallen uren audio-opnames, vormt nu de onderlegger voor deze driedelige docuserie van Jessica Dimmock, waarin ook beraadslagingen tussen de verschillende leden van het productieteam zijn opgenomen.

Dimmock maakt bovendien veelvuldig gebruik van fragmenten uit de tv-film en vraagt de acteurs Corin Nemec en Todd Eric Andrews, die daarin respectievelijk Steven en zijn oudere broer Cary Stayner vertolken, om bepaalde gespreksfragmenten opnieuw in te spreken. Op die manier ontstaat een gelaagde vertelling, waarin de spanning zichtbaar wordt tussen het ‘ware verhaal’ en de film die daarop is gebaseerd. Daarmee wordt deze miniserie, die nóg een onrustbarende verhaallijn opdiept uit de diepste krochten van de Stayner-familie, meteen ook een soort commentaar op het true crime-genre in het algemeen: wat gebeurt er als Hollywood zich ontfermt over dramatische gebeurtenissen? En welke gevolgen heeft die interpretatie dan weer voor het échte echte leven?

Steven Stayners vrouw Jody, dochter Ashley, zoon Steven Jr., moeder Kay en zus Cory kunnen in elk geval vanuit de eerste hand vertellen hoe hun bestaan volledig is ontwricht door enkele familietrauma’s en de manier waarop Amerikaanse media daarmee aan de haal zijn gegaan. Die kwestie wordt in het intrigerende Captive Audience overtuigend uitgediept – al blijven er, zoals bijna onvermijdelijk in dit soort true crime-series, ook nog wel wat losse eindjes rondslingeren.

Buddy Guy: The Blues Chase The Blues Away

PBS

‘Je speelt ‘m omdat je hem hebt’, doceert Buddy Guy over de blues. ‘Maar door ‘m te spelen raak je hem ook weer kwijt.’ Dat is meteen het motto van Buddy Guy: The Blues Chase The Blues Away (86 min.), een documentaire van Devin Chanda, Charles Todd en Matt Mitchener waarin het levensverhaal van de Amerikaanse zanger en bluesgitarist wordt gekoppeld aan de muziek, het levensgevoel, waaraan hij nu al een leven lang zijn hart heeft verpand.

George ‘Buddy’ Guy kan aanstekelijk vertellen over hoe hij in armoede opgroeide en katoen moest plukken in Lettsworth, Louisiana, en vervolgens in 1957 naar de bluesstad Chicago verkaste, om daar het vak te leren van cracks als Howlin’ Wolf en Muddy Waters. Pas toen hun muziek de oversteek maakte naar Europa en door Britse bands zoals The Rolling Stones, Cream en Led Zeppelin werd omarmd, kregen de Afro-Amerikaanse wegbereiders eindelijk de waardering die hen al zo lang toekwam. In hun midden en gepromoot door witte rockhelden ontwikkelde de volhouder zijn eigen uitzinnige gitaarstijl. ‘Hij zette de turbo van de blues aan’, stelt collega Carlos Santana daarover.

Deze stevig doortimmerde film – opgeluisterd met sfeervolle soloperformances, concertbeelden en fraaie schilderijen die het Afro-Amerikaanse bestaan in de (zuidelijke) Verenigde Staten verbeelden – pakt het bluesgevoel stevig bij z’n lurven. In intermezzo’s genaamd The Blues According To… krijgen (via archiefmateriaal) de pioniers Lightnin’ Hopkins, Muddy Waters en Willie Dixon en (in levende lijve) hun navolgers Eric Clapton, Carlos Santana, John Mayer, Kingfish en Gary Clark Jr. de gelegenheid om uit te drukken wat zij verstaan onder die vermaledijde blues – en hoe hun Buddy Guy die nu al een slordige zeventig jaar springlevend houdt. Als hij ooit sterft, blijft zijn gitaar huilen.

Om de man zelf, die al eens mocht optreden in het Witte Huis en toen de eerste zwarte president Barack Obama verleidde om een stukje te zingen van de evergreen Sweet Home Chicago, te parafraseren over de blues: je krijgt ‘m als Buddy speelt. Ook al heb je hem niet hebt of nooit eerder gehad. En je wilt ‘m daarna niet meer kwijt.

Dande Di Aruba

Vincent Ras en leerling / Memphis Film

Elke zin is een variant op die ene: ‘Oh Dande, we zijn bij je deur aangekomen’. En als de voorzanger die vol enthousiasme inzet, op dat ene vaste deuntje, antwoordt zijn gehoor steevast met: ‘Ay Nobe.’ Gelukkig nieuwjaar! Het is een typisch Arubaanse traditie. Rond de jaarwisseling trekken Dande-zangers met hun tambú, een traditionele trommel, en enkele muzikale metgezellen van huis naar huis om het oude jaar af te sluiten en een nieuw jaar in te luiden.

Regisseur Cindy Kerseborn leidt deze documentaire over de Dande-traditie zelf in. In 2018 heeft ze de laatste opnamen gemaakt voor Dande Di Aruba (55 min.). Ze kon de film zelf echter niet meer voltooien. Kerseborn overleed in 2019 en moest het project daarom doorgeven aan een collega. Samen met editor Jelle Redeker heeft Sherman de Jesus de docu nu voor haar afgerond. Zij hebben geprobeerd om er ‘een echte Cindy Kerseborn-film’ van te maken.

Centrale figuur is de negentigjarige zanger Vicente Ras. Hij heeft de Dande-liederen geleerd van zijn vader en speelt ook op diens tambú. Ras is er kien op om de traditie te behouden, in zijn oorspronkelijk vorm bovendien. Van muzikale vernieuwing, zoals die bij jongere Dande-vertolkers in deze film is te beluisteren, moet hij eigenlijk weinig hebben. En net als veel oudgedienden vindt hij dat de Dande toch echt een mannenzaak is. ‘Ik laat mijn vrouw geen Dande zingen bij mensen thuis’, zegt hij ferm. ‘Ben je gek?’

Dat thema – kan een cultuur zich vernieuwen zonder zijn ziel kwijt te raken? – loopt als een rode draad door dit warmbloedige muzikale portret van Aruba, een ode aan de onverwoestbare Dande. Die wordt nog altijd letterlijk bij de eilanders thuis bezorgd en zorgt daar dan voor een swingende start van het nieuwe jaar. Het gemeenschapsgevoel op het Antilliaanse eiland wordt er ook door versterkt. De lokale linguïst Ramon Todd Dandaré wil de Dande zelfs op de werelderfgoedlijst laten zetten.

The Velvet Underground

Apple TV+

Het zou ongepast zijn geweest als Todd Haynes van The Velvet Underground (120 min.) zo’n typische joyeuze popdocu, waarin nostalgie de boventoon voert, had gemaakt. Hoewel de documentaire in wezen het vaste stramien van zulke films volgt – ontstaan, opkomst, bloei, implosie en herwaardering – is de toonzetting aanmerkelijk donkerder en wekt ook het veelvuldige gebruik van splitscreen licht vervreemdend. De film lijkt daarmee in eerste instantie al net zo weinig aaibaar als de experimentele rockband rond zanger/songschrijver Lou Reed en multi-instrumentalist John Cale.

Zij creëerden samen met gitarist Sterling Morrison en drummer Maureen Tucker, en onder de hoede van popartheld Andy Warhol, in de tweede helft van de jaren zestig een geheel eigen universum. Met als voornaamste wapenfeit dat klassieke debuutalbum uit 1967, met tijdloze Reed-songs over drugsgebruik en sadomasochisme zoals Venus In Furs, Heroin en I’m Waiting For The Man, vocale bijdragen van de Duitse actrice/zangeres Nico (Femme Fatale, All Tomorrow’s Parties en I’ll Be Your Mirror) en natuurlijk Warhols klassieke bananenhoes.

Haynes neemt de tijd om toe te werken naar het ontstaan van The Velvet Underground. Eerst schetst hij de achtergrond van de twee belangrijkste groepsleden, de getormenteerde Reed en zijn Welshe tegenpool Cale, en hoe zij elkaar vonden in de avant-garde scene van New York. Daarna zoomt hij in op de illustere band zelf en z’n natuurlijke omgeving, Warhols Factory. Hij spreekt met de twee nog levende bandleden, John Cale en Maureen Tucker, laat Lou Reeds zus Merrill en vertegenwoordigers van de toenmalige scene aan het woord en vult dat aan met archiefinterviews met Reed, Morrison en Nico.

Met een arty montage van concertbeelden, foto’s, kunstwerken, posters, performances en tijdsbeelden weet Todd Haynes vervolgens de geest van de band goed te pakken te krijgen. The Velvet Underground is daardoor precies de bandfilm – conventioneel met een rafelrandje – geworden die de goegemeente verwacht. En dat is in dit geval niet eens een diskwalificatie.

House Of Cardin

Genie. Visionair. Enigma. Bij de start van dit geautoriseerde portret van designer Pierre Cardin (1922-2020) regent het superlatieven. De verantwoordelijke sprekers vormen bovendien een indrukwekkende gastenlijst: ontwerper en protegé Jean Paul Gaultier, hardrocker Alice Cooper, zangeres Dionne Warwick, supermodel Naomi Campbell, componist Jean-Michel Jarre, actrice Sharon Stone en talloze andere (mode)ontwerpers. Gezamenlijk vertegenwoordigen ze tevens het enorme terrein dat Cardin in zijn lange, imposante loopbaan bestreek.

Er is vrijwel geen product te bedenken of Pierre Cardin heeft er zijn naam aan geleend. Haute couture, natuurlijk. Brillen. Parfum. Handdoeken. Dominospellen. Tassen. Deodorant. Sieraden. Make-up. Onderbroeken. Föhns. Auto’s. En zelfs vliegtuigen. Als de protagonist in House Of Cardin (97 min.) over zijn werk praat, spreekt hij regelmatig in de derde persoon. Alsof het niet van hemzelf is – nooit was ook – en moet worden toegeschreven aan een fenomeen dat hem, de man van vlees en bloed, volledig ontstijgt: Cardin.

Voor deze documentaire van P. David Ebersole en Todd Hughes uit 2019 is het complete archief van de invloedrijke ontwerper gelicht. Zo ontstaat een compleet overzicht van zijn carrière, die met name in de jaren zestig en zeventig een enorme vlucht nam. Als couturier vertaalde hij de tijdgeest naar somtijds futuristisch werk. Pierre Cardin begon in die periode tevens speciale mode voor mannen te ontwikkelen en zette bij de presentaties van nieuwe collecties ook de deur open voor zwarte en Aziatische modellen.

En zoals past bij een man van zijn statuur is er nu een film die hem, nog nét bij leven en welzijn, vol in de schijnwerper heeft gezet. De ontwerper Pierre Cardin om precies te zijn. De mens Pierre Cardin komt daar slechts zo nu en dan achter tevoorschijn en blijft dus – geheel in stijl bij een man die van zichzelf een symbool, een logo, maakte – enigszins een raadsel.

Bulletproof

Emily Topper / Grasshopper Film

Het is belangrijk dat je ‘superior firepower’ hebt, vertelt de beveiliger van een middelbare school in Texas. ‘We hebben 40.000 dollar betaald voor 22 AR-15’s’, vertelt hij met het semiautomatische geweer in de hand. ‘We hebben negentien beveiligers. We hebben er dus drie over, voor het geval er een wapen kapot is en gerepareerd moet worden.’ De man kijkt nog eens naar het wapen en plaatst het vervolgens zorgvuldig terug in de kluis. Het is de praktische vertaling van het typisch Amerikaanse adagio ‘the only thing stopping a bad guy with a gun, is a good guy with a gun’ en het idee van de school als een potentieel slagveld.

Welkom in Amerika, het land dat ‘school shootings’ niet beantwoordt met het terugdringen van het wapenbezit, maar met nóg meer wapens en beveiliging. Want het ‘second amendment’ van de grondwet, waarin het recht op het dragen van wapens is vastgelegd, mag op geen enkele manier worden aangetast en zorgt ervoor, in theorie althans, dat elke Amerikaan toekomt aan zijn drie basisrechten: ‘life, liberty and the pursuit of happiness’. The National Rifle Association vaart er wel bij. Net als entrepeneurs vanuit allerlei verschillende hoeken, getuige de documentaire Bulletproof (85 min.).

Van de vertegenwoordigers die kogelwerende schoolborden aan de man brengen tot instructeurs die met levensechte games schiettraining geven aan leerkrachten. Van leveranciers van geavanceerde camerasystemen tot het tienermeisje dat op haar eigen kamer ‘wonder hoodies’ fabriceert, coole scherfvesten voor de leerling die het klaslokaal graag levend wil verlaten. En van trainers die workshops geven over hoe onderwijspersoneel dreigend gevaar kan traceren bij leerlingen tot de nieuwscrews die trouw uitrukken als er weer een geweersalvo klinkt in een schoolgebouw.

Filmmaker Todd Chandler schetst in deze kille en afstandelijke documentaire, waarin de camera vanaf een vaste positie de bizarre werkelijkheid vastlegt, een ijzingwekkend beeld van de hele industrie die is ontstaan rond buitensporig schoolgeweld en de reactie daarop van gewone scholieren, bezorgde burgers en demonstranten. Van een zekere distantie bekeken is de conclusie eigenlijk onvermijdelijk: dit is totaal krankjorum. En in Bulletproof, juist door die afstandelijke blik, echt huiveringwekkend in beeld gebracht.

Showbiz Kids

Evan Rachel Wood, Cameron Boyce, Henry Thomas & Wil Wheaton / HBO

Van Drew Barrymore en River Phoenix tot Britney Spears en Lindsay Lohan. Er zijn legio voorbeelden van kindersterren die op latere leeftijd in de problemen komen. Ze kunnen de weelde van het succes niet dragen, worden als jongvolwassene al beschouwd als oud nieuws of raken verstrikt in dat eeuwige dilemma: vinden al die mensen míj leuk of kicken ze gewoon op mijn bekendheid? Toch zijn er altijd weer kinderen – en niet te vergeten: hun ouders – die naar Hollywood verkassen om daar, voor eventjes dan, eeuwige roem te verwerven.

Marc Slater en zijn moeder Melanie zijn bijvoorbeeld vanuit Orlando in Florida gekomen om te auditeren voor een rol in de pilot van een serie. De ouders van het guitige joch hebben al hun spaargeld moeten aanspreken om de reis te betalen en een acteercoach in te huren. Zonder enige garantie op succes. Demi Singleton heeft al een voet tussen de deur gekregen in de entertainmentindustrie. Ze speelde maandenlang in de musicals School Of Rock en The Lion King. Maar kan ze het zich nu ook permitteren om een zomer vrijaf te nemen? vragen Demi en haar moeder zich af.

Regisseur Alex Winter, die zelf als jongeling actief was op Broadway, paart de lotgevallen van de twee aspirant-publieksfavorieten in de interessante documentaire Showbiz Kids (94 min.) aan de ervaringen van gewezen kindersterren zoals Evan Rachel Wood (Thirteen), Henry Thomas (E.T.), Mila Jovovich (Return To The Blue Lagoon), Wil Wheaton (Stand By Me), Todd Bridges (Diff’rent Strokes), Mara Wilson (Mrs. Doubtfire) en de onlangs op twintigjarige leeftijd aan een epilepsie-aanval overleden Cameron Boyce (Jesse). Hun verhalen over plotselinge roem en de keerzijde daarvan worden geïllustreerd met fragmenten uit de films en televisieprogramma’s waarin ze ooit schitterden.

Een aardige trouvaille is ook één van de allereerste kindersterren, Baby Peggy. Diana Serra Cary is de grens van honderd jaar inmiddels gepasseerd en kan vanuit eigen ervaring bevestigen dat de kansen en uitdagingen van hedendaagse sterretjes eigenlijk al zo oud zijn als pak ‘m beet Shirley Temple. Waarbij alle actoren rondom de Hollywood-ster in spe – de ouders, managers, filmbonzen, fans én kritische recensenten – wel eens uit het oog verliezen dat ze toch echt met een tere kinderziel hebben te maken.

Apollo 11

Neon

Als de vlucht van Apollo 11 naar de maan niet daadwerkelijk had plaatsgevonden – en dat wordt door complotdenkers inderdaad wel eens betwijfeld – dan had de ruimtereis ook afkomstig kunnen zijn uit een weldoordacht filmscript. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de historische missie van Neil Armstrong, Edwin ‘Buzz’ Aldrin en de derde astronaut, die nog wel eens wordt vergeten omdat hij toevallig achterbleef in het ruimtevaartuig Columbia en dus niet op de maan mocht lopen, een halve eeuw na dato heeft geresulteerd in zowel een geweldige speelfilm (First Man, 2018) als een ijzersterke documentaire: Apollo 11 (93 min.).

Sommige onderdelen van deze majestueuze ruimteonderneming uit 1969, die hier op ongelooflijk knappe wijze wordt gereconstrueerd door regisseur Todd Douglas Miller, zouden zomaar kunnen zijn bedacht door een begenadigde science fiction-schrijver. ‘One small step for man’, zegt Neil Armstrong bijvoorbeeld zodra hij als eerste mens een stap op de maan zet. ‘One giant leap for mankind.’ Die uitspraak is zonder enige twijfel gescript. Bedoeld voor de eeuwigheid, waarin-ie ook daadwerkelijk een plek heeft veroverd. Zonder souffleur met gevoel voor drama had Armstrong wellicht blijmoedig naar zijn vrouw en kinderen gezwaaid, een duim in de lucht gestoken en een tekst als ‘hoi, papa loopt nu dus op de maan!’ in de geschiedenisboeken achtergelaten.

De Amerikaanse president Richard Nixon was zich er ook van bewust dat de hele wereld meekeek toen hij met de bemanning van de Apollo 11 belde en sprak over ‘the most historic telephone call ever made’. Waarna hij zijn grondig voorbereide speech begon af te steken. ‘As you talk to us from the Sea of Tranquility, it inspires us to redouble our efforts to bring peace and tranquility to Earth’, oreerde de man die in de navolgende jaren zowel Vietnam als Cambodja he-le-maal plat zou bombarderen. Hij was nog niet eens klaar: ‘For one priceless moment in the whole history of man, all the people on this Earth are truly one: one in their pride in what you have done, and one in our prayers that you will return safely to Earth.’

En op de één of andere vreemde manier – de uitkomst mag immers bekend worden verondersteld – is die behouden thuiskomst ook de drijvende kracht voor deze enerverende documentaire. Met nooit eerder vertoonde en digitaal gerestaureerde beelden, meeslepende audiofragmenten en subtiele eigen toevoegingen als split screen, graphics en titels reconstrueert Miller minutieus de NASA-ruimtemissie. Alsof die zich op dit eigenste ogenblik, voorzien van een passend imposante soundtrack, voor onze ogen voltrekt. Ook met een 21e eeuwse blik blijft het ontzagwekkende karakter van de hele onderneming voelbaar: hier reiken drie mensen – ondersteund door een enorm team in het Mission Control Center en gade geslagen door kamperende toeschouwers op de grond en miljoenen televisiekijkers in de hele wereld – naar een ooit onbereikbaar geachte stip op de horizon. En dan moeten ze ook nog gewoon terug naar planeet aarde, liefst heelhuids.

‘Dit was veel meer dan drie mannen op een expeditie naar de maan’, stelt Buzz Aldrin op de gedragen toon die inmiddels vertrouwd voelt als het megalomane project, de culminatie van een duizelingwekkende ruimterace tussen de Verenigde Staten en aartsvijand de Sovjet-Unie, veilig is afgerond. ‘Wij denken dat dit een symbool kan zijn voor de oneindige nieuwsgierigheid van de mensheid om het onbekende te ontdekken.’ Waarna hij wel eens – daarover biedt Apollo 11, dat overigens een speciale juryprijs voor montage won op het Sundance Film Festival, helaas geen uitsluitsel – een veelbetekenende blik op Neil en ‘die andere’ kan hebben geworpen en met een zucht van verlichting zou kunnen hebben gezegd: ‘En nu gaat deze jongen eens een weekje op z’n rug liggen, met moeder de vrouw erbij en een kistje bier.’

The Weather Underground

Duitsland had de Baader Meinhof Gruppe, Italië de Brigate Rosse en de Verenigde Staten The Weather Underground. Stuk voor stuk extreem-linkse groeperingen, voortgekomen uit de militante studentenbeweging, die in de jaren zeventig overgingen tot terroristische aanslagen. Die (communistische) revolutie moest en zou er komen, desnoods met grof geweld. En daarmee zouden ook rassendiscriminatie, monogamie en die godvergeten oorlog in Vietnam verdwijnen.

In de voor een Oscar genomineerde documentaire The Weather Underground (90 min.) reconstrueren de filmmakers Sam Green en Bill Siegel, die afgelopen week op 55-jarige leeftijd is overleden, met allerlei voormalige leden de historie van de ondergrondse organisatie. De radicale studentengroep, ook wel bekend als The Weathermen, ontstond tijdens het paranoïde presidentschap van Richard Nixon als bijproduct van de Students For A Democratic Society (SDS) en ging al snel over tot geweld. Ze besloten om de Vietnam-oorlog naar huis te brengen.

‘Dit zijn geen romantische revolutionairen’, aldus de toenmalige Republikeinse president, die de FBI direct instrueerde om zich niet al te druk te maken om wet- en regelgeving bij het opjagen van de groep. ‘Dit is hetzelfde tuig en uitschot dat de goeie mensen altijd dwars heeft gezeten.’ Politiek activist Todd Gitlin, in principe een medestander van The Weather Underground, formuleert het nog scherper dan Nixon. Volgens de voormalige SDS-leider waren de geradicaliseerde studenten bereid om massamoordenaars te worden. ‘Ze kwamen tot de conclusie – en dat is dezelfde conclusie die alle grote moordenaars, zoals bijvoorbeeld Hitler, Stalin en Mao, ook trokken – dat bij hun grote project voor de transformatie en zuivering van de wereld de levens van gewone mensen er niet toe deden.’

Zo heet werd de soep niet gegeten, stellen de voormalige kaderleden in deze traditioneel opgezette documentaire uit 2002, waarin verteller Lili Taylor een bulk aan treffend archiefmateriaal verbindt met interviews met voormalige Weathermen en -girls en tevens het woord geeft aan criticasters en opponenten van de anti-establishmentgroep (waarvan sommige leden, later, toch echt tot datzelfde establishment zouden gaan behoren). Met gemengde gevoelens kijken ze terug op een tijdsgewricht waarin Amerika serieus aan zichzelf begon te twijfelen en zijzelf, in al hun jeugdige overmoed, de ‘moral high ground’ meenden te bewandelen. In dat opzicht is The Weather Underground echt een film van alle tijden.

Toen Barack Obama in 2008 een serieuze kandidaat bleek te zijn voor het Amerikaanse presidentschap, speelde ineens ook het verhaal van The Weather Underground weer flink op. Hij zou onder de invloed staan van Bill Ayers, een voormalig lid van de terreurgroep dat afstand had genomen van zijn verleden en inmiddels les gaf op de Universiteit van Illinois in Obama’s woonplaats Chicago.

Hated: GG Allin And The Murder Junkies

Je kunt hem punker noemen. Performancekunstenaar. Of gewoon: volledig gestoord. De openingstekst van deze geruchtmakende documentaire uit 1993 over het gewezen punkicoon laat er echter geen misverstand over bestaan. ’GG Allin is een entertainer met een boodschap voor een zieke samenleving. Hij laat ons daarnaar kijken, zodat we kunnen zien wie we zelf zijn.’

De schrijver concludeert: ‘Vergis je niet, achter wat hij doet zit beslist een brein.’ Was getekend niet minder dan John Wayne Gacy, succesvol aannemer, de ideale clown voor uw kinderfeestje en, o ja, berucht seriemoordenaar. Welkom in de verknipte wereld van GG Allin, de ideale representant van punk die nog oprecht gevaarlijk kon en wilde zijn.

Todd Philips, die later Hollywood-comedy’s als The Hangover zou regisseren, probeert het fenomeen te vatten in de ronduit onsmakelijke film Hated: GG Allin And The Murder Junkies (52 min.). Hij gaat met de ‘zanger’ en zijn band op tour door Amerika en spreekt met mensen uit zijn heden en verleden. GG zelf heeft hem verder weinig te melden. Het is met name zijn broer Merle, getooid met een uit de hand gelopen Hitlersnor, die voor duiding van deze geboren provocateur moet zorgen.

GG doet vooral van zich spreken met zijn spraakmakende performances. Wat een optreden van de held zoal inhoudt? GG schreeuwt. Slikt van alles. Spuugt. Draagt een nazihelm. Scheldt. Vecht. Dreigt met zelfmoord. Kotst. Verwondt zichzelf. Schijt. En eet dat weer op. Intussen probeert hij uit de cel te blijven. Een gemiddeld optreden beëindigt Allin helemaal buiten zinnen, zwaar bebloed en piemelnaakt. Een trouwe schare devote fans achterlatend.

Een ideale vent kortom, om te laten opdraven in de schreeuwerige talkshows waar de Amerikaanse televisie al decennia het patent op heeft. En laat het maar aan, een bijkans kwijlende, presentator Geraldo Rivera over om Allin vervolgens vakkundig ten toon stellen voor zijn kijkerspubliek van ‘average Americans’. Waarmee de punkscene reden te meer heeft om GG Allin, die later aan de verplichte heroïne-overdosis zou bezwijken, op het schild te hijsen als een vleesgeworden middelvinger.

En dat is precies wat deze film doet.

In de korte documentaire Live Fast Die: The GG Allin Story uit 2008 probeert Jay McBeth met GG’s moeder, broer en liefhebbers ene Kevin Michael Allin te vinden, de man achter deze punkvariant op een bezopen circusact.