Kees Vliegt Uit

Videoland

Op zijn geheel eigen wijze is Kees Momma een soort Bekende Nederlander geworden. Misschien niet eens zozeer door Monique Nolte’s film Het Beste Voor Kees (2014), als wel door scènes uit de documentaire die ‘viral’ gingen via sociale media en televisieprogramma’s: Kees in de auto die helemaal losgaat op Duitsers, Kees die voortdurend tobt over het weer of Kees die Nolte een ferme veeg uit de pan geeft omdat ze iets in zijn huis omstoot.

Daardoor dreigde Kees een soort cultfiguur te worden: een karikaturale variant op de klassieke autist, die er een geheel eigen denkwereld op nahoudt, spreekt in heel precieze en archaïsche taal en soms ongenadig op de lachspieren werkt. Terwijl die film in wezen toch een tamelijk sombere aangelegenheid is. Over een volwassen man, die vastzit bij zijn vader en moeder en geen kant op kan of wil – en twee ouders die hun kind niet kunnen/willen loslaten.

Dit vervolg gaat verder waar Het Beste Voor Kees ophield – al is ‘verder’ een relatief begrip in het universum van Kees. Hij klampt zich vast aan wat hij heeft en zou dat het liefst tot aan het einde der tijden bij zich houden – zijn geliefde moeder, die zich helemaal voor hem wegcijfert, in het bijzonder. Toch probeert hij in Kees Vliegt Uit (105 min.) via een nieuwe woning en een contactpersoon/vriendin wel degelijk stappen richting de toekomst te zetten.

Dan blijkt er alleen een wereld van verschil te zitten tussen wat zijn ouders denken dat goed voor hem is en wat Kees zelf wil – of denkt te willen. Intussen krijgt de ouderdom steeds meer vat op moeder Henriëtte en vader Willem en wordt de vraag of Kees het zonder hen redt alsmaar nijpender. Hij wil duidelijkheid over een mogelijke toekomst zonder hen, maar is nauwelijks in staat om die daadwerkelijk te imagineren en concrete stappen te zetten.

Kalm volgt Monique Nolte het kleine leven van Kees, dat ze structureert met zijn ingelezen brieven aan haar, de chroniqueur van zijn aardse beslommeringen. Ze omlijst de rimpelingen in zijn bestaan – ongewenste geluiden, hummende mensen (die gewoon ja of nee moeten zeggen) – bovendien met beelden van de lucht die zijn geordende leventje elk moment kan verstoren met neerslag, het uitblijven daarvan of te hoge of juist te lage temperaturen.

Naarmate de film vordert wordt de gezondheid van zijn ouders zienderogen brozer, een gegeven dat nog eens wordt geaccentueerd met familiebeelden van het jonge gezin Momma. Het jongetje van toen moet nog altijd uitvliegen, maar verkiest uiteindelijk toch steeds het veilige kooitje dat hij met hen voor zichzelf heeft gecreëerd. Dat begint steeds meer te knellen. Totdat het, althans voor een buitenstaander, eigenlijk nauwelijks meer verantwoord lijkt.

In die zin eindigt deze film net als z’n voorganger. Met de belofte dat dit intrigerende levensverhaal opnieuw wordt vervolgd. Of de betrokkenen dat nu willen – of kunnen – of niet. Met z’n allen schuifelen ze op kousenvoeten verder door het leven van Kees.

Alleen Thuis Met Een Dienstwapen

Tangerine Tree

Hij groeide op in een echt politienest. Vader was agent, zus Frederike werd het ook. Als kind moest Peter Paul Schaeffer volgens zijn moeder Annemarie in eerste instantie weinig hebben van dat uniform, maar uiteindelijk belandde hij toch in het blauw. En Peter Paul droomde al snel van meer: een plek bij een speciale eenheid. Hij zou uiteindelijk terechtkomen bij de Dienst Specialistische Recherche Toepassingen (DSRT), waar hij peilbakens en afluisterapparatuur installeerde en regelmatig undercover moest opereren. ‘Hoe groter de uitdaging, hoe mooier ik het vond.’

Inmiddels oogt de voormalige politieman als een gebroken mens. Hij is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Van de jongen die volgens zijn jeugdvriend Michiel altijd meer durfde dan de rest is weinig over. Op een gegeven moment zag hij zichzelf zitten: Alleen Thuis Met Een Dienstwapen (74 min.). In deze grijsgrauwe documentaire van Hester Overmars doet Peter Paul zijn persoonlijke relaas, terzijde gestaan door zijn moeder en zus, ex-partner Heike, dochter Nienke, vriend Jochem en de casemanager PTSS van de politie, Marc Zaalberg.

De geïnterviewden zijn ongemakkelijk geframed: kwetsbaar, met hun rug tegen de muur of juist een bedreigende buitenwereld achter zich. Zoals ze zich in werkelijkheid regelmatig moeten hebben gevoeld. Overmars doorsnijdt hun bespiegelingen met scènes uit Peter Pauls dagelijks leven, familievideo’s en beelden van zijn werk. Zo ontstaat een unheimische impressie van ’s mans eenzame strijd. Hij had ooit een ‘droombaan’ en was thuis binnen het politiekorps, maar liep gaandeweg steeds meer butsen en deuken op en begon zich een vreemdeling te voelen binnen De Blauwe Familie.

Dat is zowel een heel persoonlijk als een universeel verhaal. De meeste politiemensen maken een hele reeks van heftige situaties mee, volgens Marc Zaalberg. Die kunnen ze een plek geven zolang er steun is vanuit de organisatie. Als die ontbreekt of wegvalt kunnen deze traumatische ervaringen alsnog gaan opspelen. Deze documentaire maakt invoelbaar hoezeer een stressstoornis iemands leven kan ontregelen. Totdat die volledig onthecht is geraakt en nauwelijks meer lijkt op wie ie ooit moet zijn geweest.

Verdwaalde Veteranen

Submarine

Ze komen uit een caravan, van het leger des heils of uit het bos. Daar kwamen ze dan weer terecht door ‘vredesmissies’ in Libanon, Bosnië, Rwanda, Cambodja, Haïti, Irak en/of Afghanistan. En nu hebben ze een plek gevonden bij de Thuisbasis Veteranen in Eelde, ver weg van de burgermaatschappij waar ze ooit voor hebben gevochten, maar nu niet meer kunnen aarden. Omdat ze als oud-militairen nu eenmaal altijd ‘aan’ staan.

In deze veilige omgeving voor Verdwaalde Veteranen (72 min.) weten ze hoe ‘t voelt als de structuur en broederschap van het leger definitief zijn weggevallen, herkennen ze ‘veteranenogen’ en kunnen ze ermee dealen als het verleden weer eens een slinkse inhaalmanoeuvre maakt. Zelfs als je daardoor met een bijl tekeer gaat in huis. Dan trekt iedereen zich even terug op zijn kamer, doet de deur op slot en laat de storm uitrazen.

Daar ook is de camera van regisseur Marjoleine Boonstra (SpiegeldromenHet Wonder Van Le Petit Prince en Code Groen), die hun posttraumatische stressstoornis (PTSS) diep in de ogen tuurt en er tegelijkertijd omheen probeert te kijken: naar gebroken en geknakte mannen die hun psyche en leven maar al te graag op orde brengen. Net als hun begeleiders heeft ook de filmmaakster gelukkig soms aan een half woord genoeg.

Boonstra laat hen zien binnen de omgeving waar ze nu leven: in de keuken, met agressieve metalmuziek. Bij een nabijgelegen meertje opdrukkend, elke keer net een keertje meer, en daarna ontspannen in het water. En in een kapel, in een intieme dialoog met hun God. Hoewel de thuisbasis ongetwijfeld rust brengt, kan een enkel beeld of geluid zomaar een herinnering triggeren, hen terugbrengen naar een tijd van dood en verderf.

Zij maakt die herbelevingen tastbaar, door ze letterlijk in hun huidige leven en omgeving te plaatsen. Deze sensitieve film wordt zo bijna een zintuiglijke ervaring. Gewone burgers krijgen daardoor de kans om even in de belevingswereld te stappen van een getraumatiseerde veteraan, die bepaalde ervaringen, (schuld)gevoelens en ‘moordlust’ maar niet kan kwijtspelen – en daardoor zijn baan, huis en/of gezin is kwijtgeraakt.

Schrijfster Céline Linssen heeft zulke ervaringen, dat verlies vooral, bovendien in woorden weten te vatten, die door acteur Pierre Bokma aan de buitenwereld worden toevertrouwd. Al die bouwstenen tillen Marjoleine Boonstra’s film uit boven de individuele ervaring, naar dat universele gevoel van de gewonde soldaat. Van iemand, zoals één van de veteranen ‘t treffend uitdrukt, die keihard moet werken om normaal te doen.

Het Laatste Woord

BNNVARA

Volgens Jurriëns familie was er ‘geen liefde in het spel’. Hij, de beoogde echtgenoot uit Nederland, werd volgens hen vooral gezien als ‘de kip met de gouden eieren’. De 22-jarige Jurriën ten Cate uit Almelo had Marwa Bouali, een mooie Tunesische student bouwkunde, via het internet leren kennen. Toen ze in december 2013 vier maanden waren getrouwd en hij nog altijd geen verblijfsvergunning voor haar had geregeld, stortte zij vijftien meter naar beneden vanaf het balkon van een hotel in Tunesië. Was Marwa gevallen, gesprongen of geduwd?

Sindsdien zit Jurriën, een jongen die is gediagnosticeerd met een lichte autismespectrumstoornis, in elk geval in een Tunesische cel. Van daaruit is hij brieven gaan schrijven naar documentairemaakster Jessica Villerius (Emma Wil Leven, Memphis Depay – Met Beide Benen en De Kinderen Van Ruinerwold) om zijn kant van het verhaal met haar te delen. Die brieven, ingelezen door zijn broer Karsten, vormen nu de basis voor Het Laatste Woord (53 min.), waarin ook zijn ouders, zussen, Nederlandse ex-vriendin en advocaten alsmede een tante van Marwa, die als woordvoerder van haar familie optreedt, aan het woord komen.

Villerius is overtuigd geraakt van Jurriëns onschuld en werpt zich – net zoals ze eerder deed bij Clinton Young, die ten onrechte in een Amerikaanse dodencel zou zitten – op als zijn pleitbezorger. Ze voert bijvoorbeeld samen met een forensisch patholoog een test uit, om te bekijken of het überhaupt mogelijk is om een volwassen vrouw van een balkon te gooien, die vervolgens zo’n vijf meter verderop terechtkomt. Want dat zouden de laatste woorden zijn geweest van Marwa, die zich toen al in kritieke toestand bevond: mijn man heeft me geduwd.

Als een vrouwelijke erfgenaam van Peter R. de Vries spit Jessica Villerius diens zaak door – al komen de Tunesische politie en justitie daarbij niet aan het woord – om te ontdekken wat er kan/moet zijn gebeurd. Afgaande op deze tv-docu zou Jurriëns veroordeling vanwege moord wel eens een gerechtelijke dwaling kunnen zijn. Hij heeft er inmiddels echter al bijna de helft van zijn gevangenisstraf van twintig jaar opzitten, zonder dat er vooralsnog zicht lijkt op een doorbraak. Jessica Villerius laat het daar vast niet bij zitten.

Over deze zaak is Het Laatste Woord vermoedelijk dus nog niet gezegd.

Een teaser van Het Laatste Woord is hier te bekijken.

Spector

Showtime

‘Het was een foutje’, zegt de heer des huizes als politieagenten in zijn privékasteel in het Californische Alhambra een dode vrouw aantreffen. ‘Ik begrijp niet wat er in godsnaam mis is met jullie. De revolver ging per ongeluk af. Oh, God!’ Het is 3 februari 2003, de dag waarop het leven van Phil Spector (1939-2021) definitief een dramatische wending zal nemen. De legendarische producer van The Righteous Brothers, Ike & Tina Turner, The Beatles/John Lennon, Leonard Cohen en The Ramones wordt ingerekend en zal de rest van zijn leven in de gevangenis doorbrengen.

Vijf weken voor de dood van Lana Clarkson gaf de excentrieke kluizenaar Spector (207 min.) nog een onthullend interview aan journalist/biograaf Mick Brown. De tapes daarvan, en Brown zelf, fungeren nu als ruggengraat voor deze vierdelige docuserie van Sheena M. Joyce en Don Argott, waarin ook (voor hem ogenschijnlijk inwisselbare) performers die ooit mochten excelleren op zijn imposante Wall Of Sound, zoals Carol Connors (The Teddy Bears), La La Brooks (The Crystals), Nedra Talley-Ross (The Ronettes) en Darlene Love (The Blossoms), een bijdrage leveren.

Behalve mensen uit Spectors directe (werk)omgeving, waaronder ook zijn dochter Nicole, zoomt deze miniserie met haar moeder Donna en allerlei vrienden tevens in op de vrouw die door hem de dood vindt. Van een zielloos slachtoffer, consequent weggezet als ‘B-film actrice’, wordt Lana Clarkson weer een mens van vlees en bloed. Hetzelfde geldt eigenlijk voor Phil Spector zelf, een man die doorgaans wordt geportretteerd als een geniale en gevaarlijke gek. Joyce en Argott vinden in hem een kwetsbaar en labiel mens, dat al op heel jonge leeftijd ernstig werd beschadigd.

De titel To Know Him Is To Love Him, zijn allereerste hit met de groep The Teddy Bears, blijkt bijvoorbeeld gebaseerd op het grafschrift van zijn vader, die een einde aan zijn leven maakte toen Phil negen was. Net als zijn zus Shirley zou hij zelf de rest van zijn leven kampen met serieuze psychische problemen, zoals paranoia en manische en depressieve perioden, en afhankelijk raken van medicatie. Wanneer hij daarbij begint te drinken, zoals in de periode waarin hij Lana Clarkson min of meer dwong om nog even een drankje bij hem te doen, kan het zomaar he-le-maal fout gaan.

Spector richt zich met name op de moord en de navolgende rechtszaak, waarbij er nog een bijzondere rol is weggelegd voor filmmaker Vikram Jayanti die in deze periode de hele fijne documentaire The Agony And Ecstacy Of Phil Spector (2009) maakte. ‘Ik kan me herinneren dat hij zei dat de rechter niet wilde dat hij muziek zou laten horen of zou praten over zijn muziekcarrière tijdens de rechtszaak, omdat dit niets te maken had met die nacht’, vertelt Jayanti over Phil Spector. ‘Tijdens de rechtszaak dacht hij: als deze mensen mijn muziek maar konden horen, dan zou ik hier niet zitten.’

Het is typisch zo’n verhaal geworden dat louter verliezers kent. ‘Zij wordt nog altijd enorm gemist’, zegt één van Clarksons vrienden geëmotioneerd. Tegelijkertijd vraagt Mick Brown zich in deze genuanceerde, afgewogen en uiteindelijk ook aangrijpende miniserie af: ‘Wordt hij herinnerd vanwege You’ve Lost That Lovin’ Feeling en Be My Baby of voor het vermoorden van Lana Clarkson?’ Volgens Spectors dochter Nicole kunnen we gewoon plezier aan zijn oeuvre blijven beleven. ‘Hij bracht muziek vanuit de hemel in onze wereld’, zegt zij. En: ‘Ik kan alleen zeggen is: to know him is to love him.’

McEnroe

Volgens zijn tweede vrouw Patty Smyth zit hij beslist ergens op ‘het spectrum’. Zou dat misschien, dacht de leek, een verklaring kunnen zijn voor John McEnroe’s ongecontroleerde woede-uitbarstingen op de tennisbaan? Een opvallend oog voor detail, sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel en moeite om zich in een ander te verplaatsen – of het nu de opponent, een scheidsrechter of het publiek is – zou kunnen duiden op een autismespectrumstoornis. Zou. Kunnen. Het zou ook kunnen dat McEnroe (103 min.) gewoon een verwend ventje was, dat totaal niet tegen zijn verlies kon.

De ‘superbrat’, heerlijk gepersifleerd in de eightieshit Chalk Dust – The Umpire Strikes Back, meldde zich halverwege de jaren zeventig in de internationale tennistop, toen die werd gevormd door gladiatoren als Ilie Nastase, Vitas Gerulaitis en Jimmy Connors. McEnroe’s ultieme opponent zou echter de Zweed Bjorn Borg worden. De twee waren als water en vuur – de kalmte zelve versus het vleesgeworden heethoofd – en werden toch vrienden. Hun heroïsche gevechten, door beide mannen becommentarieerd, vormen ook het wild kloppende hart van Barney Douglas’s persoonlijke portret van John McEnroe.

Toen Borg al op 26-jarige leeftijd met tennispensioen ging, verloor ook zijn kameraad en rivaal een beetje de lust om te ballen. ‘Ik ben de grootste speler die ooit heeft gespeeld’, vertelt McEnroe nu over de post-Borg periode, waarin hij nochtans de onbetwiste nummer één van de wereld werd. ‘Maar waarom voelt dat dan niet bijzonder?’ Terwijl hij de successen aaneen reeg, stevende het enfant terrible onmiskenbaar af op wat hij zelf een ‘meltdown’ noemt. In de finale van Roland Garros in 1984, waarvan Douglas een kantelpunt in zijn leven maakt, speelde hij behalve tegen Ivan Lendl vooral tegen zichzelf. ‘Ik had het gevoel dat ik verdoemd was.’

En daarna zou het voorlopig alleen bergafwaarts gaan met John McEnroe, die ook nog in een slecht huwelijk met actrice Tatum O’Neal verzeild was geraakt. Als zestiger blikt hij – terzijde gestaan door zijn huidige echtgenote, broers, kinderen, dubbelspelpartner Peter Fleming, tennisicoon Billie Jean King en rock & roll-vrinden zoals Keith Richards en Chrissie Hynde (The Pretenders) – in deze geladen film diepgaand en zelfkritisch terug op deze periode, die als een catharsis heeft gewerkt. Hij is er de man door geworden die hij nu is: een perfectionist, iemand voor wie empathie lastig blijft en toch een uitgesproken familiemens.

Zo komt de mens (die de hele film – waarom eigenlijk? – door de verlaten nachtelijke straten zwerft van zijn geboorteplek Douglastown, New York) in deze geslaagde karakterschets méér dan voldoende achter het tennisicoon vandaan.

Enkele jaren geleden werd er al een filosofische documentaire over de voormalige toptennisser gemaakt: John McEnroe: In The Realm Of Perfection.

Social Media Murders: The Murder Of Molly McLaren / The Murder Of Grace Millane

ITV

Ze leefden het social media-bestaan. Zij had overduidelijk lol in haar leven, was het middelpunt van elk feest. En hij deed daar nauwelijks voor onder, met zijn coole looks en stralende glimlach. Toen Molly McLaren en Joshua Stimpson elkaar tegenkwamen op een datingsite, was er duidelijk sprake van een match. En toen begon het echte leven…

Molly had een angststoornis en kampte met boulimia, Josh leverde strijd met mentale problemen. Volgens eigen zeggen was hij bipolair – en ontoerekeningsvatbaar toen het echt helemaal misging tussen hen. Op 29 juni 2017 doodde hij Molly met ruim vijftig messteken, twaalf dagen nadat zij de relatie beëindigde die in totaal zeven maanden had geduurd. Josh wachtte daarna op de politie.

In het eerste deel van het Britse tweeluik Social Media Murders (92 min.), geregisseerd door respectievelijk Angus Cameron en Natasha Cox, reconstrueren Molly’s ouders, vriendinnen en allerlei deskundigen de toxische relatie tussen de twee geliefden. Die wordt verder inzichtelijk gemaakt met hun online-conversatie, die uiteindelijk uitmondt in laster, chantage en stalking.

Deel twee van de true crime-serie concentreert zich op de gewelddadige dood van de Engelse backpacker Grace Millane in Nieuw-Zeeland. Als zij tijdens haar wereldreis in Auckland arriveert, komt ze via social media in contact met ene Jesse Shane. Een dag later, op 2 december 2018 viert Grace haar 22e verjaardag. Op de felicitaties die binnenkomen reageert ze echter helemaal niet. Grace is vermist.

Met behulp van chatberichten, telefoongegevens en beveiligingscamera’s weet de politie te deduceren hoe het Britse meisje de laatste uren voor haar verdwijning heeft doorgebracht, wat er in die periode met haar kan zijn gebeurd en hoe het daarna verder is gegaan. Was het een koelbloedige moord? Of toch een Fifty Shades Of Grey-achtige fantasie die helemaal uit de hand is gelopen?

Deze twee tragische kwesties vestigen de aandacht op de gevaren van de online-wereld: dat iemand die je ontmoet niet hoeft te zijn wie hij zegt dat hij is en dat we allemaal steeds beter zicht- en vindbaar zijn, ook voor de politie, door de sporen die we achterlaten op het web. Intussen voelt de kijker van deze twee crimedocs zich ook een beetje een voyeur. Van levens die op hun kwetsbaarst vanuit allerlei hoeken en gaten zijn vastgelegd. Ter leering ende vermaeck.

Brian Wilson: Long Promised Road

Hij was de ultieme Beach Boy, maar te verlegen om een meisje aan te spreken. Hij schreef allerlei wereldhits over surfen, maar stond zelf nooit op een plank. En hij werd door de hele wereld, zeker na de elpee Pet Sounds (1966), binnengehaald als een muzikaal genie, maar liep ondertussen helemaal vast in zichzelf.

De verhalen over Brian Wilson, de nucleus van The Beach Boys, zijn dan misschien overbekend, ze spreken nog altijd tot de verbeelding. Zeker als de man zelf, in gesprek met muziekjournalist/vriend Jason Fine, echt een kijkje in zijn binnenste geeft. Interviews geven vindt de getroebleerde muzikant, gediagnosticeerd met een schizoaffectieve stoornis, nog steeds spannend. Daarom gaat hij in Brian Wilson: Long Promised Road (93 min.), een titel die zowaar is ontleend aan een liedje dat werd geschreven door zijn broer Carl, regelmatig gewoon een stukje rijden met Fine.

Samen doen de twee de plekken van zijn verleden aan, luisteren naar muziek en eten een broodje. Tussendoor kletsen ze over zijn grillige carrière, de tijdloze muziek die hij heeft gemaakt en zijn persoonlijk leven, waarin hij door diepe, diepe dalen moest. Wilson vertelt bijvoorbeeld over zijn persoonlijke behandelaar Eugene Landy, die hem eerst tegelijkertijd liet afkicken van sigaretten, drank en cocaïne en vervolgens negen jaar in een therapeutische wurggreep hield. Op een gegeven moment moest Wilson volgens eigen zeggen zelfs van de vloer eten. Geen idee waarom.

De ontspannen setting met Fine als bestuurder/gespreksleider en Wilson als zijn passagier geeft deze film een intiem karakter. Documentairemaker Brent Wilson laat daarnaast Elton John, Bruce Springsteen en andere collega’s de gebruikelijke superlatieven over de begenadigde songschrijver en arrangeur verzorgen. Sterproducer Don Was (Bob Dylan, The Rolling Stones en John Mayer) kan zijn oren bijvoorbeeld nog altijd niet geloven als hij de verschillende geluidssporen van de klassieke song God Only Knows krijgt te horen. ‘Ik maak al veertig jaar platen’, zegt hij bewonderend. ‘En ik heb geen idee hoe je dit zou moeten doen.’

Zet Wilson achter zijn piano of in een studio en er hangt nog altijd magie in de lucht. Zeker als hij heel precies aangeeft bij zijn bandleden hoe hij een bepaald instrument wil horen. Het is alsof dan even zichtbaar wordt wat er in zijn hoofd omgaat. Alsof hij, waar wij in eerste instantie alleen het geheel horen, direct alle afzonderlijke elementen kan waarnemen. En als hij, als bijrijder van Fine, muziek luistert of praat over mensen die hem dierbaar zijn, zijn overleden broers Dennis en Carl bijvoorbeeld, is het alsof hij, via die trekkende mond en sprekende ogen, even recht in zijn ziel laat kijken.

En daar zit echt niet alleen een geniale gek, een droogsurfer of een would-be strandwacht. Als deze fijne film één element toevoegt aan de canon over Brian Wilson, dan is het ‘s mans overduidelijke affectie voor zijn naasten. In dat opzicht is ook de titel van de documentaire, Long Promised Road, een logische keuze. Die krijgt bovendien extra cachet met een fraaie slotscène, waarin Brian zijn broer Carl eer betoont.

Housewitz

Mokum

‘Van reizen heb ik nooit gehouden’, zegt de moeder van Oeke Hoogendijk, terwijl ze eindeloos zit te turen naar beelden uit het tv-programma Die Schönsten Bahnstrecken, van een trein die zich gestaag door een typisch Zwitsers landschap beweegt. Daar zou ze nog wel eens naartoe willen. Ooit. ‘En dan vroegen ze wel eens: heb je zin om te kamperen? Dan zeg ik altijd: ik heb al drie jaar gekampeerd, in de oorlog en de kampen. Dus daar heb ik echt geen behoefte aan.’ Intussen dendert de trein op het scherm voort en voort…

Die treinen fungeren in Housewitz (67 min.) natuurlijk als metafoor voor plekken die ze had kunnen ontdekken, voor levens die ze had kunnen leven. En als metafoor ook, vanzelfsprekend, voor die verdoemde oorlog, voor geliefden die nooit terugkeerden. Ruim vijftien jaar is Oeke Hoogendijk (Het Nieuwe Rijksmuseum, Mijn Rembrandt en De Schatten Van De Krim) bezig geweest met deze persoonlijke film over haar moeder Lous, die zich al dertig jaar in haar eigen burcht heeft verschanst. Ze lijdt aan agorafobie, pleinvrees, en komt de deur niet meer uit. De ongenadige rotzooi in haar woning lijkt een veruiterlijking van de ravage in haar hoofd, die ze samen met haar dochter, ook via de telefoon, binnen de perken probeert te houden. Intussen staat de televisie – herstel: staan de televisies – permanent aan.

Als fervent kijker had ze het portret dat haar dochter nu van haar heeft gemaakt overigens ook best zelf kunnen regisseren. ‘Ik zou deze film zo kunnen maken’, zegt ze, te midden van allerlei regie-aanwijzingen aan Oeke. ‘Ik zou daar echt geschikt voor zijn.’ Het moet voor Hoogendijk niet gemakkelijk zijn om met haar om te gaan, als moeder, als ‘medemaker’ en als (tot de verbeelding sprekend) personage. Soms stemt die hoofdpersoon slechts mokkend in met de plannen van haar dochter. ‘Jesus Christ Superstar, ik wou dat ik dood neerviel!’ moppert Lous bijvoorbeeld, vastgelegd met de webcams die Oeke, op haar eigen verzoek, in de woning heeft geïnstalleerd. ‘Andere mensen hebben een prettige zaterdagavond. En ik moet godverdomme het kamp weer in!’

Moeder straalt het misschien niet altijd uit – en herkent het ook vast niet in zichzelf – maar iets in haar wil dat verleden oprakelen. En iets in haar wil zichzelf ook delen. Hoe ze zomaar uit het niets een schrijver kan citeren, geraakt kan worden door de technomuziek van DJ Tiësto of niets moet hebben van gezamenlijk herdenken (‘Dat kan ik niet: het is mijn oorlog, niet die van jullie’). Zij doet dat alleen. In die geheel eigen wereld waarvan ze haar kinderen permanent deelgenoot maakt. Met Housewitz schetst Oeke van binnenuit een sensitief, knarsend en soms ook grappig portret van deze vrouw die, ondanks al haar tics en trucs, honger blijft houden naar de wereld.

Intussen dendert de trein op het scherm voort en voort…

Monsters Inside: The 24 Faces Of Billy Milligan

Netflix

De diagnose meervoudige persoonlijkheidsstoornis – of de hedendaagse benaming: dissociatieve stoornis – kan doorgaans op scepsis rekenen. Zeker als die wordt ingezet als verklaring voor criminele uitspattingen van de patiënt. Dan duurt het nooit lang voordat iemand ‘onzin!’ roept. Of: ‘geweldige acteerprestatie!’

Bij Billy Milligan, in 1977 opgepakt omdat hij enkele vrouwen zou hebben verkracht op de Ohio State-universiteit, ging dat natuurlijk niet anders. Was dit een truc van zijn verdediging of een zinsbegoocheling van nét iets te gewillige zielenknijpers? Of was er daadwerkelijk iets aan de hand met de 23-jarige Amerikaan, die toen al een aanzienlijke psychiatrische historie had? En waren al die persoonlijkheden dan inderdaad onderdeel van een overlevingsstrategie – net als bij de hoofdpersoon van de toenmalige bestseller Sybil – waarmee extreem trauma uit zijn verleden onschadelijk moest worden gemaakt?

In Monsters Inside: The 24 Faces Of Billy Milligan (242 min.) probeert Olivier Megaton door dat woud van persoonlijkheden te waden. Hij maakt die zichtbaar door bij oude interviewfragmenten van Billy te titelen welke persoon er wanneer aan het woord is. Ragen bijvoorbeeld, de agressor met het Joegoslavische accent. De verlegen negentienjarige lesbienne Adalana. Of Engelsman Arthur, die de boel op de één of andere manier bij elkaar probeert te houden. Als al die verschillende figuren, met elk hun eigen functie en risico’s, daadwerkelijk bestaan in één enkele persoon, dan moet die wel ontoerekeningsvatbaar zijn. En in dat geval – logische conclusie – ligt niet gevangenisstraf maar therapie voor de hand.

Megaton ontleedt de zaak rond/tegen Billy Milligan met zijn broer Jim en zus Kathy, jeugdvrienden en juristen, psychiaters en begeleiders die betrokken waren bij het psychiatrische onderzoek, de strafzaak of z’n behandeling. En natuurlijk ontbreekt ook de schrijver niet die als een gier op zo’n bijzonder geval duikt, om het vervolgens helemaal af te kluiven. Om het unheimische karakter van de hele geschiedenis te benadrukken interviewt de documentairemaker hen bovendien stuk voor stuk in een sinister ogende setting. Niet thuis in een ontspannen atmosfeer of juist binnen een professionele context, maar in een lege kerk, een verlaten cellencomplex of een fabriekshal waar de verf van de muren afbladdert.

Het is en blijft tenslotte true crime. Een genre dat ook gedijt bij nét iets te donkere gedramatiseerde scènes, een duistere soundtrack en slim geplaatste cliffhangers. Ook daarin stelt Monsters Inside niet teleur. Deze vierdelige serie melkt alleen de bizarre levenswandel van Billy Milligan soms wel erg opzichtig uit, maar geeft tegelijkertijd ook interessante achtergrondinformatie over de discussie rond de meervoudige persoonlijkheidsstoornis en hoe die zich sindsdien heeft ontwikkeld. Daar zit ook de meerwaarde van deze diepe duik in de valkuilen dan wel doortrapte streken van de menselijke geest.

Dagboek Van Mijn Dwang

EO

Je verdient straf.

Je mag dit broodje niet eten.

Eet. Dit. Broodje. Niet.

Wat denk je wel niet, idioot?

‘Dit is wat mijn dwang doet’, vertelt de 25-jarige Rianne Martinus aan haar dagboekcamera, nadat ze op bezoek is geweest bij Boaz, een jongen die ze toch wel erg leuk begint te vinden. ‘Me continu vertellen wat ik wel of niet mag. Maar ik wil me er niet door laten leiden. Daarvoor voel ik te veel voor hem.’

Boaz heeft zijn eigen problemen: een drugscollectie, om precies te zijn. Met slaapmiddelen en designer drugs houdt hij zichzelf vrijwel permanent verdoofd. Rianne weet dat ze zich op risicogebied begeeft, vertelt ze in de persoonlijke film Dagboek Van Mijn Dwang (40 min.), waarin ze een jaar uit haar leven documenteert. Boaz mag voor haar beslist geen obsessie worden.

Bel Boaz en zeg dat je hem leuk vindt.

Laat hem je afwijzen.

Je hebt duidelijkheid nodig.

Je moet zelf de controle houden.

Die monologue intérieur, die later is ingesproken en de stemmen in haar hoofd verklankt, is een probaat middel om buitenstaanders in deze unheimische film toegang te geven tot Riannes belevingswereld. De getroebleerde studente dreigt zich te verliezen in een relatie die haar, zo waarschuwt een goede vriend al direct, wel in de problemen móet brengen.

Met haar eigen camera documenteert ze van binnenuit hoe de omgang met Boaz en haar eigen gemoedstoestand verder evolueren. Waarbij de knoop waarin ze zich samen vastdraaien, een ongemakkelijk tafereel om te aanschouwen, uiteindelijk nauwelijks meer is te ontwarren. Die moet rigoureus worden doorgehakt. Rianne weet dat, maar kan ze het ook?

Je hebt niet meteen geluisterd.

Je hebt het alleen maar erger gemaakt.

Hij haat je nu, ik haat je

Je bent een vieze, vuile egoïst.

Kutwijf!

The Reason I Jump

Over hen is al zoveel gezegd. Zelf komen ze alleen zelden aan het woord. Ook omdat ze niet altijd in taal kunnen of willen uitdrukken wat hen bezighoudt. In onze taal, welteverstaan. Voor neurotypische mensen is het sowieso erg lastig om zich te verplaatsen in iemand met een autismespectrumstoornis. En zij ervaren de wereld die voor ‘ons’ herkenbaar en vertrouwd voelt dan weer vaak als wezensvreemd en gevaarlijk.

Toen Naoki Higashida in 2007 de bestseller Waarom Ik Soms Op En Neer Spring uitbracht, was dat voor sommige neurotypes dan ook niets minder dan een openbaring. Hier wist een autist, een dertienjarige Japanse jongen nota bene, die in het gewone leven niet of nauwelijks sprak, perfect inzichtelijk te maken hoe hij in elkaar stak en de wereld ervoer. Ineens bleken die vreemde gedragingen eigenlijk volstrekt logisch.

In de documentaire The Reason I Jump (82 min.) gebruikt regisseur Jerry Rothwell passages uit Higashida’s boek, ingesproken door acteur Jordan O’Donegan, als leidraad voor een zinnenprikkelende ontdekkingstocht door de autistische belevingswereld. ‘Wanneer jij een object ziet, lijk je allereerst het geheel te zien’, spreekt hij het neurotype bijvoorbeeld rechtstreeks aan. ‘Pas daarna ontwaar je de details. Terwijl ik in eerste instantie alleen die details zie en pas gaandeweg, detail na detail, het geheel in beeld krijg.

Rothwell portretteert in deze gestileerde film ook vijf niet-sprekende jongeren met een autismespectrumstoornis en hun directe omgeving. Ze komen uit Groot-Brittannië, India, Sierra Leone en de Verenigde Staten en ervaren de wereld elk op hun eigen manier. Want net als bij neurotypische mensen bestaat er ook geen autistische stereotype. Wat ze wel met elkaar gemeen lijken te hebben, is dat de buitenwereld vrijwel permanent hun staat van zijn lijkt te verstoren en moeilijk is in te passen in hun dagelijkse routines.

De documentairemaker laat dit zien en geeft hun verwanten de ruimte om het te verduidelijken, maar laat de neurotypische kijker vooral ook zelf ervaren hoe het is als je vaste gewoonten ruw worden doorbroken of als je plotseling wordt overweldigd door nét iets te opdringerige beelden of veel te harde geluiden. Behalve een mindmap van de autistische wereld wordt The Reason I Jump daardoor ook een zintuiglijke ervaring, die uiteindelijk alleen tot begrip en acceptatie kan leiden. Hoe weerbarstig de praktijk van alledag voor en met autisten soms ook uitpakt.

Crime Scene: The Vanishing At The Cecil Hotel

Netflix

In de openingsscène van deze vierdelige serie ligt ‘t er meteen duimendik bovenop: het Cecil Hotel in Skid Row, een beruchte wijk in het centrum van Los Angeles, is een verdoemde plek. Je kunt er zomaar dope gebruiken of dealen, in de prostitutie verzeild raken of tragisch aan je einde komen. ‘De Cecil is een plek waar seriemoordenaars zich ontspanden’, zegt de plaatselijke historica Kim Cooper over het low-budget hotel waar veelal jonge toeristen terechtkwamen te midden van verschoppelingen die er zo’n beetje permanent hun intrek hadden genomen. Richard Ramirez, berucht geworden als The Night Stalker verbleef er bijvoorbeeld een tijdje.

Heeft Elisa Lam, een jonge Canadese vrouw die eind januari 2013 incheckte bij het hotel, deze duivelse plek ooit nog verlaten? Ze is spoorloos verdwenen. En rechercheurs die de zaak onderzoeken hebben haar op beelden van beveiligingscamera’s alleen naar binnen zien gaan. Lam lijkt nooit meer naar buiten te zijn gekomen. Dat is de uitgangspositie voor Crime Scene: The Vanishing At The Cecil Hotel (219 min.) van true crime-crack Joe Berlinger, die genreklassiekers als de Paradise Lost-trilogie, Cold Blooded: The Clutter Family Murders en Conversations With A Killer: The Ted Bundy Tapes op zijn naam heeft staan.

Een sinistere video van de 21-jarige Elisa Lam, die zich vreemd gedraagt in de hotellift, gaat viral en zet allerlei dubieuze amateurdetectives aan het werk. Ze beginnen de beelden te analyseren en spitten daarna de online-historie van de jonge vrouw door. Op zoek naar aanwijzingen voor wat er kan zijn gebeurd. Daarmee belandt Crime Scene op hetzelfde terrein als de zenuwslopende series Don’t F##k With Cats: Hunting An Internet Killer en Love Fraud. Van dat niveau is deze vet aangezette productie – een bonte verzameling ‘deskundigen’, duistere en suggestieve reconstructiebeelden en een unheimische soundtrack – evenwel niet.

Berlinger geeft opvallend veel ruimte aan wilde speculaties over wat er kan zijn gebeurd en allerlei bizarre complottheorieën over het ‘spookhotel’ Cecil die daar weer uit voortvloeien. De verantwoordelijke figuren – een soort onuitstaanbare combinatie van influencer, ramptoerist en allesweter – vliegen gaandeweg helemaal uit de bocht. Uiteindelijk is het de documentairemaker daar ook om te doen: terwijl deze zelfbenoemde onderzoekers vanachter hun eigen toetsenbord een gruwelijk misdrijf proberen op te lossen, gewoon als aardig tijdverdrijf of als mogelijkheid om zichzelf te profileren, richten ze heel veel schade aan. En het onderzoek naar wat er echt is gebeurd met Elisa Lam wordt er alleen maar door gehinderd.

Deze kanteling van het verhaal – van whodunnit naar schotschrift tegen social media-klopjachten – wordt door Joe Berlinger pas redelijk laat ingezet en plaatst de start van de serie in een verrassend perspectief. En daarna ontstaat er zowaar ruimte om de kwestie rond Elisa Lam écht op zijn merites te beoordelen. Helaas wordt dat effect dan weer een beetje teniet gedaan door het wel erg cheesy einde, waarin de tragische jonge vrouw, op z’n Amerikaans, ineens allerlei héle bijzondere kwaliteiten worden toegedicht. Want zelfs een noodlottige kwestie heeft een echte heldin nodig.

Merlijn En de Rode Appel

Susan Filmt

Voor hetzelfde geld was dit een sombere film geworden over een jongen die al een hele tijd thuis zit. Net als zesduizend andere kinderen in Nederland. Omdat hij op geen enkele school kan aarden. Een probleemgeval van nog geen twaalf, een jongen met een nauwelijks te dragen rugzakje. Zo’n documentaire is Merlijn En De Rode Appel (15 min.) bepaald niet geworden.

‘Dit zijn kinderen zonder autisme’, legt Merlijn Goldsack zelf monter uit, terwijl hij een groene appel laat zien. ‘En dit zijn kinderen met autisme’, vertelt hij met een rode appel in de hand. ‘Deze kinderen doen zo van buiten spelen en zo’, weet hij te vertellen over de groene kinderen. ‘Gewoon naar school. Want ze hebben er geen moeite mee, denk ik. Want ik kan niet in hun hoofd kijken.’

Hij vervolgt, nog steeds op bijzonder opgewekte toon. ‘En dit zijn de kinderen – daar weet ik wel weer meer van – die houden van binnen zijn. En die vinden het moeilijk’, pakt hij er weer een groen exemplaar bij, ‘om met deze appels om te gaan.’ Voor Merlijn is het glashelder: ‘Ik zou nooit een groene appel willen zijn, want, ja, het is best wel een fijn gevoel als je mij bent.’

En zo dartelt Merlijn, en met hem deze heerlijke jeugddocu van Susan Koenen uit 2013, verder door zijn eigen kleine leven. Ravottend met de hond, kletsend met zijn moeder en spelend met het speelgoed dat hij zelf heeft gefabriceerd. Natuurlijk worden in de tussentijd ook zijn problemen aangestipt, maar die krijgen niet de overhand en vertroebelen ook nooit het zicht op wat een heerlijk joch Merlijn is.

Zo wil hij best leren, maar heeft hij dan weer geen zin in school. Een diploma is toch ook maar een stukje papier? En Merlijn zou Merlijn niet zijn als hij niet gewoon zelf een getuigschrift zou maken. ‘Goed gedaan, Merlijn’, staat erop. ‘We zijn supertrots.’ Met kaarsvet zet hij er een officiële stempel op. Deftig: ‘Hiermee verklaar ik dat Merlijn het goed heeft gedaan.’

Het is een prachtig (bijna)slotakkoord voor een onweerstaanbare film, heerlijk op tempo en verluchtigd met lekkere indiemuziek, die een belangrijk maatschappelijk probleem aankaart, zonder het betrokken kind en zijn moeder te problematiseren. Een niet te onderschatten prestatie. Voor hoe Merlijn zichzelf ziet en hoe wij Merlijn, en kinderen zoals hij, zien.

Dat zelfgemaakte diploma vormt tevens het startpunt voor My Journey For Education (43 min.), een documentaire die Merlijn Goldsack in de afgelopen drie jaar zelf heeft gemaakt. Hij onderzoekt daarin waarom er eigenlijk zo’n slechte match was tussen hem en het onderwijs dat hij kreeg aangeboden. In dat kader spreekt hij met een voormalige leerkracht, zijn remedial teacher, de coach die hem bijstond in zware tijden en – jawel! – een docent van de multimedia-opleiding die hij dit moment volgt.

Merlijn, inmiddels een ogenschijnlijk doodnormale jongvolwassene, steekt ook zijn licht op bij scholen in Finland en de Verenigde Staten, waar hij een andere Nederlandse jongen met een autismespectrumstoornis en zijn moeder opzoekt. Het vergaat hen daar aanmerkelijk beter dan in ons land. Wat zouden Nederlandse onderwijsprofessionals van hun lesmethoden en ervaringen kunnen leren?

Merlijn steekt niet onder stoelen of banken dat het maken van deze persoonlijke film lang niet altijd gemakkelijk was: hij werd meermaals geconfronteerd met hoe zijn hersens prikkels (niet) verwerken en de depressies die zijn tevergeefse rondgang langs al die scholen en de bijbehorende teleurstellingen hebben vergezeld.

Ook ditmaal wacht er aan het eind van deze film echter een fraai getuigschrift. Hij spijkert het hoogstpersoonlijk netjes aan de muur. Alleen het officiële stempel van kaarsvet ontbreekt. Goed gedaan, Merlijn!

Crazy, Not Insane

HBO

‘Vraag je je nooit af waarom jij geen moorden pleegt?’, vraagt forensisch psychiater Dorothy Lewis aan het begin van Crazy, Not Insane (117 min.) aan Alex Gibney. ‘Dat doe ik zeker’, antwoordt de Amerikaanse documentairemaker. Diezelfde vraag stelde Lewis aan het begin van haar carrière ook aan zichzelf, toen ze met getroebleerde kinderen werkte. Bij hen ontdekte Lewis steeds weer dat misbruik en mishandeling z’n weerslag hadden gehad op de werking van de hersenen. Dat maakte hun gestoorde gedrag verklaarbaar.

Op basis van die bevindingen was het eigenlijk onvermijdelijk dat ze op het terrein van ernstige misdrijven zou belanden. En toen was ook de stap snel gemaakt naar het summum daarvan, de seriemoordenaar. Lewis ontwikkelde de hypothese dat er bij hen sprake kon zijn van een meervoudige persoonlijkheidsstoornis. Hun gruwelijke daden zouden ze dan hebben gepleegd tijdens dissociatieve episoden (die in deze film zijn verbeeld met duistere animaties).

Dat idee – een kwestie van nurture, in plaats van het toch enigszins geruststellende nature – werd (en wordt) door haar vermaarde vakgenoot Park Dietz direct afgedaan als klinkklare nonsens. Dit soort monsters zijn gewoon ‘born evil’ en kun je dus – als logisch uitvloeisel van dat uitgangspunt – ook rustig ter dood brengen. Dorothy Lewis is daar vanzelfsprekend mordicus tegen en beijvert zich voor behandeling.

Ze zet haar pleidooi in deze film, waarvoor actrice Laura Dern teksten uit de boeken van Lewis insprak, kracht bij met een verwijzing naar de zaak van de ter dood veroordeelde Ricky Ray Rector. Hij was gewend was om zijn toetje voor later te bewaren. Op de dag van zijn executie liet Rector z’n pecannotentaart apart zetten voor ná de executie. ‘Op basis daarvan zou ik zeggen dat hij niet begreep wat het betekende om geëxecuteerd te worden. Maar mijn collega’s zagen er geen been in om de doodstraf te laten uitvoeren.‘ Ze laat een korte stilte vallen. ‘Ik weet niet wie er uiteindelijk dat stuk taart heeft opgegeten.’

Via bekende voorbeelden van beruchte seriemoordenaars en een angstaanjagende ontmoeting met een professionele beul, die in opdracht van de Amerikaanse overheid in heel het land executies uitvoert, belandt de forensisch psychiater in deze boeiende en tamelijk lang uitgevallen documentaire uiteindelijk aan tafel bij de ultieme killer, Ted Bundy. Was dat nou – de traditionele visie – een man die met een zwart hart op de wereld kwam? Of tóch een slachtoffer van zijn jeugd en omstandigheden? Het antwoord van Dorothy Lewis laat zich raden, maar komt toch stevig binnen.

Bedlam

PBS

‘Budi-budi-boop!’, ratelt Johanna. ‘Ik hou van iedereen’, voegt ze eraan toe. ‘Budi-budi-boop! Mijn waarheid zal me vrijmaken.’ Een arts van de psychiatrische Eerste Hulp in Los Angeles probeert haar ondertussen vragen te stellen, maar de 23-jarige vrouw raast in een manisch tempo door. ‘Budi-budi-boop! Ik zag hoe Michael Jackson stierf. Budi-budi-boop. Ik ben niet wie ik ben, begrijp je wel?’

Medicatie wil Johanna echter niet. Als blijkt dat er echt niet met haar valt te praten, krijgt ze uiteindelijk, onder enige dwang, tóch een spuit toegediend. Die brengt haar even onder zeil. De jonge Amerikaanse vrouw is gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis en zit midden in een psychotische episode.

Een jaar later oogt dezelfde Johanna een stuk rustiger. Na een periode van in en uit het ziekenhuis is ze nu weer thuis. En flink aangekomen, dat ook. Waarschijnlijk als gevolg van de medicijnen die ze voorgeschreven heeft gekregen. Met die pillen is Joanna nu al enkele maanden gestopt, vertelt ze echter monter aan haar bezorgde vader.

Als de Amerikaanse filmmaker Kenneth Paul Rosenberg, zelf ooit opgeleid tot psychiater, haar weer een jaar later opnieuw thuis opzoekt, zijn de gevolgen daarvan direct zichtbaar: Johanna heeft zichzelf helemaal volgetekend met viltstift, haar woning is een bende en ze dendert weer in een nét iets te hoog tempo door de dag.

Het is een even pijnlijk als vertrouwd beeld, dat enkele malen terugkeert in de documentaire Bedlam (84 min.): van gewone mensen met een psychiatrische aandoening die even lijken op te krabbelen en dan toch weer een terugval hebben. Hun bipolaire stoornis of schizofrenie laat zich nooit definitief de kop indrukken.

In veel westerse landen belanden zulke ‘verwarde mensen’ tegenwoordig eerder op straat of in de cel dan op een plek waar ze echt worden behandeld, stelt Rosenberg. Hij plaatst dat in z’n historische kader: het sociale vangnet dat ooit was opgetuigd, is vanaf de jaren zeventig op een zodanige manier toegetakeld dat het tegenwoordig letterlijk levensgrote gaten bevat.

De filmmaker weet waar hij over praat: zijn eigen zus heeft tientallen jaren met ernstige psychiatrische problemen gekampt. En Rosenbergs gezin met haar. Dat familieverhaal verweeft hij in Bedlam best soepel met pogingen om de psychiatrische zorg te verbeteren en de lotgevallen van enkele doktoren en patiënten die hij gedurende enkele jaren geregeld heeft opgezocht met de camera.

Zoals Johanna, de verpersoonlijking van die bijzonder weerbarstige problematiek. ‘Wat het zo lastig maakt is dat je je een tijd behoorlijk normaal voelt’, zegt ze tegen het eind van de film, weer helemaal bij zinnen. ‘En dan ineens heb je een terugval.’

Het Beste Voor Kees

Henriëtte (l), Kees (m) en Willem Momma (r) / npostart.nl

‘Vieze, vuile teringmof’, schreeuwt Kees Momma in de auto van zijn moeder een andere weggebruiker toe. ‘Schweinhund! Arschloch!’ In de inmiddels klassiek geworden scène uit de documentaire Het Beste Voor Kees (87 min.) uit 2014, die destijds direct viral ging, scheldt hij de onzichtbare bestuurder van een Duitse auto de huid helemaal stijf. Zijn moeder Henriëtte rijdt ondertussen onaangedaan verder en probeert haar briesende zoon tot rust te manen. Tevergeefs. ‘Die gore rotmoffen zouden ze een keer moeten afstraffen’, fulmineert Kees. ‘Een waterstofbom op Mofrica gooien.’

Het portret van de autistische veertiger en zijn bejaarde ouders geldt als één van de populairste Nederlandse documentaires van de 21e eeuw. De hoofdpersoon kreeg zelfs een soort cultstatus, compleet met eigen Facebook-pagina en invitaties voor De Wereld Draait Door. Met zijn opvallende fascinaties, archaïsche taalgebruik en kenmerkende manier van doen zou hij ook moeiteloos kunnen doorgaan voor een typetje van Kees van Kooten. Die populariteit – hoewel ongetwijfeld goedbedoeld – voelt nog altijd wat ongemakkelijk. Omdat Kees de stereotypen die bestaan over een autismespectrumstoornis, onbedoeld en ongewild, behoorlijk bevestigt.

Bovendien is deze documentaire van Monique Nolte, die in 1998 al de docu Trainman maakte over Kees en nu werkt aan het groots opgezette derde deel Kees Vliegt Uit, in wezen een behoorlijk zwaarmoedige film. Over een man die inmiddels tegen de vijftig loopt en nog altijd volledig afhankelijk is van zijn vader en moeder. En over ouders die geen afstand kunnen/durven/willen nemen van hun volwassen zoon. Ze houden hun hart vast bij de gedachte dat er iets met hen gebeurt. Zonder zijn vader en moeder is ‘hun’ Kees, een klassieke autist die in 2004 eens te gast was bij Vinger Aan De Pols, echt reddeloos verloren. Zelfs heel drastische stappen worden in dat verband bespreekbaar gemaakt.

De zoektocht naar een nieuwe woonomgeving, waarin Kees zichzelf én gelukkig kan zijn, verloopt in elk geval weinig voorspoedig. Nolte brengt de tot mislukken gedoemde pogingen van de familie Momma met compassie in beeld en zorgt voor meer dan voldoende tegenwicht, in de vorm van aandoenlijke familietaferelen en fraaie sequenties waarin Kees’ passie voor tekenen en treinen in beeld wordt gebracht, zodat haar film geen moment topzwaar wordt. Dat is, inderdaad, een heel knappe prestatie, die niet voor niets door een groot publiek is (h)erkend. Waarbij het wel de vraag is wat een vervolg, behalve méér van de cultheld Kees, daar nog aan kan toevoegen.

De complete documentaire Het Beste Voor Kees is hier te zien bij 2doc.nl. In 2022 verschijnt het vervolg Kees Vliegt Uit.

Het Voorland Is Back

2doc.nl

Hoe ga je om met de zelfdoding van een dierbare? En ook: hoe leef je daarna zelf verder? Die vragen staan centraal in de korte interviewdocumentaire Het Voorland Is Back (44 min.), een film van Susanne Heering. Haar zus Annemartien maakte op 32-jarige leeftijd een einde aan haar leven.

Coen Verbraak gaat in gesprek met Heering en haar broer en drie zussen over die fatale daad, waarschijnlijk als gevolg van een wild om zich heen grijpende bipolaire stoornis, en de aanloop en afwikkeling daarvan. Over verdriet, onmacht en boosheid – ook op jezelf.

Heering omlijst Verbraaks kenmerkende persoonlijke zitinterviews, die de hoofdmoot van deze film vormen, met familiefilmpjes en figuratieve beelden. Die zijn op hun beurt aangekleed met emotioneel geladen muziek. Het resultaat is een familieportret, dat het rouwproces van een gezin intiem in kaart brengt.

De zussen en broer van Annemartien Heering hebben na haar dood een stichting opgericht die zich sterk maakt voor een ‘bewezen effectieve aanvullende therapie voor mensen met een bipolaire stoornis’.

Het Voorland Is Back is hier te bekijken.

Gioia

Ze werd ooit Aphrodite, de Godin van de liefde. Het was geweldig! Gioia (24 min.) voelde zich mooier en opener dan ooit. Later daalde ze als Persephone af in de onderwereld. Naar ‘de kelder’ van haar psyche. Waar je dingen van jezelf tegenkomt die je eigenlijk niet wilt weten.

Beide ervaringen laten zich nauwelijks in woorden vatten. En ook de officiële karakterisering (psychose) schiet hopeloos tekort. De zinderende danssequenties van Scapino-danseres Mara Hulspas, in een choreografie van Liat Waysbort, in deze debuutfilm van radiomaker Laura Stek maken de wanen van Gioia veel beter invoelbaar. Zo moet het zijn geweest – of had het kunnen zijn geweest.

‘Ik heb nog nooit helemaal precies begrepen: wat is het verschil tussen de mensen die goed kunnen blijven functioneren en die daarnaast een rijke fantasiewereld hebben’, vraagt de hoofdpersoon zelf zich hardop af, ‘en de mensen die de wereld verlaten en in die fantasiewereld willen gaan wonen?’ Is dat dan wat we ‘gekte’ noemen? En wat houdt een normaal leven eigenlijk in? Is dat op de één of andere manier te overleven?

In deze gestileerde korte documentaire slaagt Laura Stek er glansrijk in om ons, gewone huis-, tuin- en keukenkijkers, een klein half uur in de wondere wereld van Gioia Norina Melody Fiorito (34), gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis, te laten wonen. Geen lineair verteld levensverhaal dus, maar een louterende, zintuiglijke ervaring, die overrompelende beelden, bewegingen en muziek in je achterlaat. Waardoor je er – een beetje zoals de hoofdpersoon – nét iets anders uitkomt.

Vanuit de achtergrond dringt zich steeds die andere realiteit op – van separeerruimtes, medicijnen en een, gaaaap, regelmatig leven. Als Gioia niet meer opgenomen wil worden, dient ze volgens eigen zeggen voortdurend rekening te houden met ‘de algemeen geaccepteerde werkelijkheid’. In hartje zomer doe je nu eenmaal geen winterkleding aan, ook al ben je van binnen nog zo koud. Die zwierige slalom langs waan en werkelijkheid geeft deze film, die in competitie is voor een Gouden Kalf, een enorme zeggingskracht.

The Devil And Daniel Johnston

Ik herinner het me als de dag van gisteren: ‘I heard the Jews are having a pyjama party at the concentration camp.’ Hij zei ’t echt, tijdens een optreden op het Take Root-festival in Tilburg in 2002. De Amerikaanse singer-songwriter Daniel Johnston. Een dikkige wereldvreemde kerel, die zich met onvaste stem en onbeholpen gitaarspel door zijn eigen oeuvre worstelde. De Holocaust-grap vormde de anticlimax van een sowieso erg ongemakkelijk optreden, waarin hij ook nog verhaalde over een man die de doodstraf had gekregen vanwege een zelfmoordpoging.

Helemaal verbaasd over zijn ontregel(en)de gedrag konden concertgangers niet zijn. De wilde verhalen waren Johnston al vooruitgesneld. En die werden drie jaar later, in 2005, allemaal nog eens bevestigd, van een zeer persoonlijke context voorzien en met ongelooflijk veel verve uitgeserveerd in de overrompelende documentaire The Devil And Daniel Johnston (110 min.) van Jeff Feuerzeig. Het is een portret waarin de hoofdpersoon op alle mogelijke manieren aanwezig is (via zijn muziek, kunstprojecten, familiefilmpjes en archiefmateriaal), maar zelf niet wordt bevraagd. Dat is ook nauwelijks mogelijk.

Behalve een hele stoet liefhebbers en fans komen wel zijn betrokken vader, moeder, broer en zus aan het woord. Daniel zelf laat van zich horen via talloze audiocassettes die hij gedurende de jaren heeft gemaakt. Daarop stort hij zijn hart uit, gaat als een gek tekeer over Satan en legt tevens stiekem situaties in familiekring vast. ’Ik wil niet dat mijn zoon het lachertje wordt’, hoor je zijn moeder Mabel bijvoorbeeld tegen de jonge Daniel tieren. ‘Maar dat is wat je bent.’ De instabiele artistiekeling, gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis, blijkt al van jongs af aan het zorgenkindje van een gelovig gezin. Volgens zijn beste vriend David Thornberry noemde zijn moeder hem regelmatig een ‘unprofitable servant of the Lord’. Daniel zelf verbasterde dat op geheel eigen wijze dan tot ‘an unservicable prophet’.

Daniels beeld van de wereld komt gaandeweg steeds meer op gespannen voet te staan met de werkelijkheid van anderen. Op de plaatselijke kunstacademie ontmoet hij bijvoorbeeld de liefde van zijn leven Laurie Allen, die hij op camera braaf ‘I love you, Danny’ laat zeggen. Zij heeft echter geen idee van zijn gevoelens en al wel een vriendje. Meer heeft Daniel niet nodig om in een diepe depressie te raken. In zekere zin geniet hij, volgens zijn vriend David, echter ook van de ontstane situatie: met haar afwijzing heeft hij iets om zich diep ongelukkig over te voelen. Er zullen nog vele inzinkingen volgen, met de bijbehorende waanbeelden, paranoia en verplichte opnames – en onnavolgbare muziek en tekeningen.

Illustratief is een bizar optreden in de New Yorkse undergroundclub Piers Platter, waarbij Daniel het publiek laat meezingen met het bijzonder macabere lied Funeral Home: ‘Funeral home. Funeral home. Going to the funeral home. Got me a coffin, shiny and black. I’m going to the funeral and I’m never coming back.’ Met zulke ziel snijdende performances verwerft hij begin jaren negentig een cultstatus, zeker nadat Nirvana-zanger Kurt Cobain zich laat vereeuwigen met een Daniel Johnston T-shirt. Vanuit een psychiatrisch ziekenhuis onderhandelt de man zelf intussen met platenmaatschappijen. Tot een succesvolle carrière zal het echter nooit komen. Johnston blijft een figuur in de marge, die vanuit zijn ouderlijk huis een gestage stroom songs en tekeningen (die ook worden geëxposeerd en verkocht) op gang houdt.

‘Ik weet zeker dat Daniel straks naar de hemel gaat’, zegt één van de sprekers in deze bijzonder aangrijpende film. ‘Want in de hel is hij al geweest.’

In 2015 verscheen er nog een lekker speelse korte film met de singer-songwriter, getiteld Hi, How Are You Daniel Johnston?, waarin geanimeerde versies van de jeugdige en oudere Daniel met elkaar in gesprek gaan en de filmmaker zelf, Gabriel Sunday, in enkele scènes een jonge Johnston speelt. Met bovendien een fraai nummer van Lana del Rey, Some Things Last A Long Time.