Het Ondergronds Orkest

Eye Film

Muziek overstijgt elke taal en communiceert met iedereen. Altijd en overal. In de Parijse metro weerklinkt bijvoorbeeld zowel harp- en accordeonmuziek als Otis Redding en zigeunermelodieën. In de onlangs gerestaureerde documentaire Het Ondergronds Orkest (110 min.) uit 1997 probeert de Peruaans-Nederlandse filmmaakster Heddy Honigmann (1951-2022) zowel de muziek zelf als de mensen daarachter te vangen.

De Franse politie is tegelijkertijd onverbiddelijk: filmen in de metro is strikt verboden. Iedereen die dit toch probeert, wordt er zonder pardon uitgebonjourd. Honigmann en haar crew, die al snel naar buiten worden gedirigeerd, laten zich echter niet ontmoedigen en volgen een aantal straatmuzikanten, ogenschijnlijk spontaan, de stad in, richting hun eigen onderkomens. Daar leggen ze hun ziel bloot. Niet alleen met hun zangstem of instrument.

Het gaat veelal om bannelingen, professionele muzikanten die een wereld hebben achtergelaten waar ze niet gelukkig, gewenst of veilig waren. Zanger Malo Kélé uit Kinshasa bijvoorbeeld. Hij leeft in een piepklein appartement, ‘mijn cel’’. Daarvan heeft ie er in Zaïre meer van binnen gezien. ‘Ik was een slaaf van Mobutu’, vertelt hij. ‘Ik was één van de kinderen die hij naar de concentratiekampen stuurde.’ Malo kwam uiteindelijk met de boot naar Frankrijk.

Of de Venezolaanse harpist Mario Guacarán. Hij speelde al in half Europa, maar dreigt nu uit zijn huis gezet te worden omdat hij geen paspoort heeft. ‘Soms huil ik’, zegt hij. ‘Zodat ik niet dood.’ De Malinese zangeres Assitan Keïta betaalt intussen de hoofdprijs voor een eenkamerflat. ‘Je kunt niet anders als je uit Afrika komt. Ik kan nergens anders heen.’ Want in eigen land is geen werk. Ze kan sowieso niet lezen of schrijven. ‘Ik wil sterven in muziek’, zegt ook zij dramatisch.’

De Roemeense cellist Georges Florea raakte teleurgesteld in de revolutie in zijn eigen land, waaraan hij zelf actief had deelgenomen, en besloot daarna om in Frankrijk te blijven toen hij daar met zijn orkest speelde. Hij treedt soms op met zijn zoon. Die is van zins om naar het conservatorium te gaan, maar speelt net zo goed elektrische gitaar. ‘Bach is AC/DC voor mij’, legt ie uit. ‘Het ultieme.’ Van die band hebben zowel zijn vader als Honigmann echter nog nooit gehoord.’

Voor een grijpstuiver spelen deze muzikale nomaden bijna letterlijk alsof hun leven ervan afhangt. Bijzonder indringend is het relaas van de Argentijnse pianist Miguel Angel Estrella. Hij moest vluchten voor de doodseskaders van het Videla-regime omdat ie had opgetreden voor ‘het tuig’ en zo een klassenbewustzijn aanwakkerde waaraan de machthebbers helemaal geen behoefte hadden. Toen hij werd gemarteld, zochten zijn folteraars doelbewust zijn speelvingers op.

Die gesprekken gaan soms diep, maar voelen soms ook wat vluchtig en voxpopperig. Zoals menigeen aan de keukentafel, bij een borreltje of in het café ook wel eens over zichzelf begint te vertellen. Tezamen benadrukken ze echter het belang van muziek, de universele taal waaraan Heddy Honigmann twee jaar later opnieuw een film zou wijden: het eveneens bekroonde Crazy (1999), een aangrijpende documentaire over het belang van muziek voor oorlogsveteranen.

De Deal Met Iran

VRT

‘Wat zijn we goedgelovig’, zegt Nasimeh Naami tegen haar vriend Amir Saadouni, die in de cel naast haar zit. ‘Waarom heb ik niet in die tas gekeken?’

De Belgische politie heeft het gesprek tussen de twee geliefden uit Wilrijk, die aan het begin van deze eeuw van Iran naar Europa zijn gevlucht, stiekem afgeluisterd. Zij worden ervan verdacht dat ze in juni 2018 hebben geprobeerd om in Parijs een bomaanslag te plegen bij een bijeenkomst van de Iraanse Volksmoedjahedien (MEK), de oppositie in ballingschap. Zijn zij daadwerkelijk om de tuin geleid, zoals hun gesprek lijkt te suggereren? Of proberen de twee achteraf hun eigen straatje schoon te vegen?

In De Deal Met Iran (46 min.), een driedelige documentaireserie van Maarten en Lennart Stuyck, staat in eerste instantie de enerverende klopjacht op deze ‘sleeper cell’ van het Iraanse regime centraal. Gaandeweg wordt duidelijk dat Nasimeh en Amir onderdeel zijn van een groter netwerk. De Belgische politie arresteert vervolgens ook hun opdrachtgever, de Iraanse diplomaat Assadollah Assadi. En die zal in 2023 onderdeel worden van een zéér omstreden ‘overbrengingsverdrag’ met de schurkenstaat Iran.

Want sinds februari 2022 wordt daar de Belgische humanitair hulpverlener Olivier Vandecasteele vastgehouden in de beruchte Evin-gevangenis. Hij is veroordeeld tot veertig jaar gevangenisstraf, 74 zweepslagen en één miljoen dollar boete. Zijn familie en vrienden in België zetten alles op alles om hem weer thuis te krijgen, het thema van de slotaflevering van deze spannende miniserie, waarin de Belgische premier De Croo en minister van Buitenlandse Zaken Lahbib het diplomatieke steekspel toelichten.

Stuyck en Stuyck ontleden de hele affaire vanuit Belgisch perspectief, maar kijken ook naar hoe het huidige regime aan de macht is gekomen en hoe dit nu al ruim veertig jaar met ijzeren hand regeert. Duidelijk is ook dat Iraanse veiligheidsdiensten zich niet laten beperken door de landsgrenzen. Ze slaan hun tentakels rustig uit naar het buitenland, om daar onwelgevallige stemmen te laten verstommen. Tegelijkertijd proberen tegenstanders op alle mogelijke manieren aandacht te vragen voor zulke misstanden.

Olivier Vandecasteele participeert zelf overigens niet in deze geopolitieke thriller. De honneurs worden waargenomen door Washington Post-journalist Jason Rezaian en enkele dissidenten die de Iraanse gevangenis van binnen hebben leren kennen. Zij schetsen een huiveringwekkend beeld van een land waar elke vorm van kritiek op de staat met wortel en tak wordt uitgeroeid. Een land ook dat internationaal de confrontatie durft te zoeken – en de tegenpartij dan voor allerlei lastige ethische keuzes zet.

The Sadeck Effect

AVROTROS / dinsdag 2 december, om 22.40 uur, op NPO2

Met behulp van een lineaaltje tekent hij zijn choreografieën uit op papier. Zijn werk is in feite geometrie, legt Sadeck Berrabah uit, te vergelijken met de rotaties van een Rubik’s kubus. En hijzelf is dan te beschouwen als de leider van een vlucht vogels, die het tempo en de richting aangeeft. ‘Als we allemaal met elkaar verbonden zijn’, stelt hij in The Sadeck Effect (54 min.), ‘kunnen we magnifieke dingen creëren.

Inmiddels is de Franse choreograaf, die zich ook wel Sadeck Waff noemt en sterk is beïnvloed door hiphop, martial arts, Michael Jackson en manga, een gevierde ster. Via de televisietalentenjacht America’s Got Talent bereikte zijn dansgezelschap enkele jaren geleden een groot publiek. Sindsdien werkt hij samen met wereldsterren zoals Shakira en in opdracht van gerenommeerde organisaties en bedrijven.

Ooit was ie een zorgenkindje, vertelt Sadeck in het gestileerde portret dat Stéphane Carrel van hem maakte. Een stotteraar uit het plaatsje Forbach in het noordoosten van Frankrijk. Zoon van vroeg gescheiden ouders. En een tiener die afhaakte op school. Als achttienjarige werd Sadeck door zowel z’n vader als z’n moeder buitengezet. Hij leefde een tijdje op straat en verkaste daarna naar Montpellier.

Daar haalde Sadeck z’n rijbewijs, begon hij met z’n handen te werken en werd ie voor het eerst vader. Intussen kwam zijn danscarrière op gang. Toen hij in 2017 samen met een vriend een nieuw concept bedacht, gebaseerd op geometrie en menselijke beweging, en vanuit dat idee de video Geometrie Variable maakte, ging die direct ‘viral’. Zijn wereld veranderde compleet. Al snel stroomden de aanbiedingen binnen.

Tijdens deze film werkt Sadeck samen met zijn getrouwen, waaronder enkele broers, aan de theatervoorstelling Murmuration, een show die zich afspeelt op het snijvlak van wiskunde, wetenschap en de natuur. En die begint voor hem, letterlijk, op de tekentafel, met het uitwerken van ideeën op papier. Daarna volgt de vertaling naar een groep dansers die zijn tableaus nauwgezet uitbeeldt.

Zo werkt de gedreven choreograaf toe naar de spectaculaire uitvoering van Murmuration in de Parijse concertzaal Zénith, het eindstation van deze fraaie film die ‘s mans overweldigende werk vol in de schijnwerpers zet. Aan dat succes zit, natuurlijk, ook een keerzijde. Het heeft Sadeck Berrabah weliswaar status en zelfvertrouwen gegeven, maar zorgt ook voor druk, vermoeidheid en afstand tot zijn kinderen.

Want de afstemming tussen zijn bestaan als veelgevraagd kunstenaar en z’n verplichtingen als huisvader luistert eveneens héél nauw.

Vendredi Noir

France TV

‘Zou je bereid zijn om de video te bekijken die ik op de avond van de aanval heb opgenomen?’ vraagt Daniel Psenny aan enkele overlevenden van de moordpartij in de Bataclan op 13 november 2015. Toen drie terroristen in de Parijse rockclub het vuur openden op fans van de Amerikaanse band Eagles Of Death Metal, pakte de Franse journalist, destijds werkzaam bij de krant Le Monde, zijn mobiele telefoon en registreerde vanuit zijn raam de paniek op straat.

Zeven mensen die hij toen filmde hebben nu tegenover hem plaatsgenomen. Ze zuchten eens, slikken hun emotie weg en halen nog een keer diep adem. Voordat ze inderdaad Psenny’s tablet aanpakken en de gruwelijke gebeurtenissen, die ze vast al zo vaak voor hun geestesoog hebben gezien, nog eens de revue laten passeren. 131 doden vielen er te betreuren na de aanslagen op deze klassieke vrijdag de 13e. En nog eens ruim 350 mensen raakten gewond.

Psenny’s huiveringwekkende beeldmateriaal woelt alle emoties van die fatale avond weer los. Vendredi Noir (53 min.), de indringende film die Daniel Psenny nu heeft gemaakt met Franck Zahler, gaat daarna terug naar het concert. Om 21.47 uur klinkt er ineens geweervuur in de Bataclan. De Eagles Of Death Metal verlaten daarna halsoverkop het podium. Hun publiek kijkt de dood echter in de ogen – al duurt het even voordat iedereen zich dat realiseert.

Stapsgewijs lopen de Bataclanners opnieuw de tragische gebeurtenissen langs op die inktzwarte vrijdag, waarop Psenny hen nog te hulp schoot en zelf ook ernstig gewond raakte. Ze zijn stuk voor stuk door het oog van de naald gekropen, realiseren ze zich, ontkomen aan de Kalasjnikovs van drie nietsontziende terroristen. Die hebben een drama veroorzaakt dat tien jaar na dato nog altijd voortleeft in de harten van de mensen die ze destijds niet raakten.

Vendredi Noir roept deze tragische avond waarop hun leven veranderde – en dat van anderen in een horrorverhaal eindigde – nog eens op alsof ’t dag van gisteren was.

Death Of A Showjumper

SkyShowtime

Nadat ie haar had geschopt, geslagen en gestompt, begon de bekende Ierse springruiter Jonathan Cresswell zijn vriendin Abigail Lyle te wurgen. ‘En ik weet nog dat ik…’, schiet de jonge vrouw helemaal vol. Tot dat moment heeft ze vrijwel onbewogen haar verhaal gedaan. Over aanhoudend huiselijk geweld, nu een kleine vijftien jaar geleden. Dat ontspoorde steeds verder en bracht haar, een amazone die in 2024 nog aan de Olympische Spelen zou meedoen, destijds aan de rand van de afgrond.

‘Mijn broer is overleden in 2005’, vertelt Abi verder. ‘Ik weet nog dat hij me begon te wurgen en ik dacht: je mag niet doodgaan. Dat kun je je ouders niet aandoen.’ Zeg wat hij wil horen, hield Abigail zichzelf voor. ‘Johnny’ bleef haar vragen waarom ze zo’n hoer is. Het juiste antwoord bleek: ‘Omdat mijn moeder een hoer is.’ Enkele maanden later kwam Abi’s moeder, die toen al enige tijd kanker had, daadwerkelijk te overlijden. ‘Ik haat het dat ik dat moest zeggen’, stamelt Abigail.

Tien jaar later raakt diezelfde Johnny betrokken bij de zelfdoding van de talentvolle 21-jarige amazone Katie Simpson uit het dorpje Tynan in het Noord-Ierse graafschap Derry. Hij heeft dan een relatie met haar oudere zus Christina en vindt Katie op 9 augustus 2020 als ze zich in hun huis heeft verhangen. Voor iedereen in hun directe omgeving lijkt Jonathan boven elke verdenking verheven. Hij is een graag geziene gast in de plaatselijke gemeenschap en een ster binnen de Ierse paardenwereld.

Bij de plaatselijke rechtbankjournaliste Tanya Fowles, die destijds verslag deed van de rechtszaak tegen Cresswell vanwege de ernstige mishandeling van Abigail en die ook Katie al van kinds af aan kent, gaan echter alle alarmbellen af. Fowles krijgt ook de politieagenten Nuala Lappin en James Brannigan aan haar zijde. Samen stuiten zij alleen op aanzienlijke weerstand binnen de paardengemeenschap, die Jonathan ook na zijn eerdere veroordeling direct weer in de armen sloot.

Rond Cresswell heeft zich bovendien een hele coterie van jonge vrouwen verzameld, die hem consequent de hand boven het hoofd houdt. In de stevige driedelige true crime-serie Death Of A Showjumper (137 min) probeert Niamh Kennedy te ontleden hoe dat in z’n werk is gegaan: hoe kan een ogenschijnlijk goedlachse allemansvriend zoveel mensen naar z’n hand zetten, zodat ze hun eigen beoordelingsvermogen aan de kant schuiven en zich inlaten met zijn zeer dubieuze acties?

Tegelijkertijd is er de strafzaak zelf: wat is er nu precies waarom gebeurd? Wie moet er meer van weten? En hoe kan er voor gerechtigheid worden gezorgd? Want als deze zaak op z’n beloop wordt gelaten, zoals wel vaker gebeurt als sluitend bewijs ontbreekt, trekken de vrouwen bijna van nature aan het kortste eind.

Victoria Beckham

Netflix

Er is destijds al veel gezegd en geschreven over die ene scène uit de miniserie Beckham (2023), waarin oud-voetballer David Beckham zijn vrouw Victoria pesterig corrigeert tijdens een interview: nee, ze komt niet uit een arbeidersgezin. ‘Wees eerlijk’, zegt hij meermaals. ‘In welke auto bracht je vader je naar school?’ Na enig doorvragen komt schoorvoetend het antwoord: een Rolls Royce.

Nu heeft Victoria Beckham (143 min.) haar eigen docuserie op Netflix en is het dus de vraag: worden er nog ‘Rolls Royces’ weggepoetst? Ofwel: welke ruimte laat het imago dat ‘Posh Spice’, die tegenwoordig aan de weg timmert als modeontwerper, in deze reality-achtige productie van Nadia Hallgren moet ophouden voor zoiets prozaïsch als de waarheid en waarachtigheid? Of regeert toch de schone schijn?

De driedelige serie begint in elk geval met een soortgelijke ‘inside joke’ van meneer en vrouw Beckham. Als hij naar zijn werk vertrekt, vraagt David haar hoe je een beer zonder tanden noemt. ‘Een gummybear’, antwoordt hij zelf geroutineerd. Victoria blijft achter in de keuken. ‘Hij ziet dit als zijn moment in de documentaire’, maakt zij quasi-verwaand de Posh & Becks Show af. ‘Maar die gaat niet over hem. Die gaat over mij.’

Het is een treffend tafereel. Victoria Beckham lijkt zich voortdurend bewust van het feit dat de camera loopt en dat ze een documentaire maken. Háár documentaire. Die raakt natuurlijk gevoelige thema’s aan – haar imago als WAG (Wife and Girlfriend) van een bekende voetballer, de permanente kritiek in de tabloids en haar eetstoornis bijvoorbeeld – maar de hoofdpersoon lijkt altijd in controle te blijven.

Deze miniserie, waarin ze toewerkt naar een show van haar eigen modemerk in Parijs, zou ook wel eens een concreet doel kunnen hebben: Beckham definitief losweken van haar imago van Spice Girl, voetbalvrouw en influencer, zodat de ontwerper daarachter nog beter zichtbaar wordt. De gastenlijst is navenant:  Tom Ford, Donatella Versace, Eva Longoria, Roland Mouret en – verplicht! – Vogue-icoon Anna Wintour.

Met vereende kracht kunnen zij het merk en de persoon Victoria Beckham – al zijn die lastig van elkaar te scheiden – wellicht behoeden voor een nieuwe periode waarin zij diep in het rood gaan. Zoals enkele jaren geleden, toen echtgenoot David echt moest bijspringen en Victoria’s bedrijf werd gedwongen om te herstructureren. ‘Ik moest Victoria Beckham weer in Victoria Beckham stoppen’, zegt ze bloedserieus.

Intussen lijkt zowel de vrouw als het ‘brand’ gered. Zodat ook manlief zich geen zorgen meer hoeft te maken en ook haar zeer hardwerkende ouders Jackie en Tony Adams zien dat het goed is. Getuige deze zepige docuserie, met ook een wel erg cheesy einde, gedijen voorheen-Posh & Becks prima in deze wereld van zien en gezien worden. Waar Victoria Beckham weer unverfroren kan geloven in Victoria Beckham.

Ellis Park

Pink Moon

Als je ziet hoe hij zijn instrument nog altijd te lijf gaat, uitwringt als een vaatdoek of juist laat wenen als een troosteloze weduwe, is het niet vreemd dat Warren Ellis ooit ‘de Jimi Hendrix van de viool’ werd genoemd. De Australische multi-instrumentalist heeft met zijn favoriete instrument nooit de klassieke concertzalen opgezocht, maar is in de rock & roll beland, in rokerige zalen en op bruisende festivals.

Daar is ie in Ellis Park (105 min.), de documentaire die zijn landgenoot Justin Kurzel over hem maakte, dan overigens weer nauwelijks te zien. De Australische filmmaker heeft geen regulier popportret van Warren Ellis gemaakt, waarbij eerst diens opkomst als boegbeeld van de invloedrijke instrumentale rockband The Dirty Three uitgebreid wordt behandeld en daarna zijn entree bij Nick Cave & The Bad Seeds, waarin hij zich van één van de bandleden heeft ontwikkeld tot volwaardige partner in crime van de begenadigde frontman, nog eens goed aan de orde komt.

In de kantlijn passeren die twee groepen wel even de revue. Zoals onderweg tevens wordt vernoemd dat Warren Ellis, al dan niet met Cave, naam heeft gemaakt als maker van soundtracks. Daar blijft ’t dan ook bij. Geen obligate quotes van zijn muzikale bloedsbroeder of concullega-muzikanten dus en ook slechts een te verwaarlozen hoeveelheid concertfragmenten. Alleen een man en zijn viool (of synthesizer), op plekken waar hij zich kan overgeven aan zijn muziek. In een Parijse studio, alleen op het podium van een theaterzaal of in een lege kerk.

Musiceren als een vorm van meditatie. ‘De wereld stopt’, zegt de hoofdpersoon. ‘En je bent gewoon op die ene plek. Dat zou ik in het echte leven nooit kunnen doen.’ Kurzel volgt hem tevens naar zijn ouderlijk huis in de Australische stad, waar zijn inmiddels hoogbejaarde vader ‘Screaming Johnny’ Ellis nog altijd graag zijn liefde voor muziek met hem deelt en zijn fragiele moeder Diane inmiddels in niets meer lijkt op de labiele en onberekenbare vrouw die Warren ooit zo’n lastige jeugd bezorgde. Stukje bij beetje kleuren zulke scènes de hoofdpersoon verder in.

Het hart van deze film wordt echter gevormd door zijn verbondenheid met het Sumatra Wildlife Center, waar Femke den Haas en haar medewerkers illegaal verhandelde en mishandelde dieren oplappen. In Warren Ellis heeft de Nederlandse dierenredster een bondgenoot gevonden. Hij is alleen nog nooit op bezoek geweest bij de opvang. Als Ellis zich daar meldt, nederig en in een fleurige nieuwe blouse, sluit Justin Kurzel aan om hun eerste ontmoeting te vereeuwigen. De muzikant heeft een geschenk meegebracht: zijn persoonlijke talisman. De kauwgom van Nina Simone.

Ellis Park wordt ondertussen niet het definitieve portret van de begenadigde muzikant Warren Ellis – op dat vlak blijft er best nog het nodige te wensen over – maar een sfeervolle reis door het huidige leven van een gevoelsmens, dat zich steeds weer laat raken en ook nog steeds anderen weet te raken.

Être Noir À L’Opéra

Arte

Met het Manifeste De La Question Raciale A L’Opéra National De Paris gooien vierhonderd medewerkers van de Opéra van Parijs in het najaar van 2020 de knuppel in het hoenderhok: het prestigieuze gezelschap moet nu eindelijk eens inclusiever worden. De ondertekenaars bepleiten het afschaffen van praktijken die voortkomen uit kolonialisme en/of slavernij. Geen ‘blackface’ of ‘yellowface’ dus meer. En een divers repertoire en materiaal, zoals make-up en maillots, dat is aangepast aan de huidskleur van de artiesten. Het moet, kortom, afgelopen zijn met ballet als een typisch witte kunstvorm.

Ook de 23-jarige danser Guillaume Diop zet zijn handtekening. Drie jaar later wordt hij gekozen tot étoile, de eerste zwarte sterdanser van L’Opéra. ‘Als je zwart en Aziatisch bent, heb je te maken met positieve discriminatie’, vertelt hij in Être Noir À L’Opéra (52 min.), de film die Virginie Plaut en Youcef Khemane maakten over het delicate proces dat in de afgelopen jaren binnen het door en door witte instituut is ingezet. ‘Elke keer als je iets bereikt, vraag je je af of het daardoor komt. Daarom heb ik me kapot gewerkt, want ik wilde niet dat mensen zeggen: je hebt dat alleen bereikt omdat je zwart bent.’

Sulivan Loiseau, die later in de documentaire wordt geïntroduceerd als hoofdpersoon, herkent dat gevoel. De contrabassiste uit Martinique is vooralsnog veroordeeld tot een volledig witte orkestbak, waarin ze samen met haar collega’s de voorstelling De Notenkraker instudeert. Ook op het conservatorium was ze al de eerste zwarte vrouw. Ze doet er laconiek over. Klassieke muziek is nu eenmaal de muziek van witte Europeanen, legt Sulivan uit aan een toetseniste van kleur, met wie ze thuis muziek opneemt. ‘Dus is het raar dat er meer witten zijn? Niet per se.’ Soms wil je echter onder mensen zijn die je niets hoeft uit te leggen over racisme of discriminatie.

Binnen de ‘adviescommissie diversiteit’ wordt intussen besproken wat er en wel niet kan binnen die inclusieve realiteit, waarin oude zekerheden ruimte moeten maken voor nieuwe uitgangspunten en niet alleen de dansers op hun tenen lopen. Deze film, die evenveel onwennige gesprekken en discussies als zorgvuldig gearrangeerde balletscènes bevat, doet in dat verband enigszins denken aan White Balls On Walls, de documentaire van Sarah Vos over de herijking van het Stedelijk Museum Amsterdam. Verandering komt nu eenmaal nooit zonder strijd. Tegelijkertijd blijft ook gewoon gelden: geen geluk zonder schoonheid.

Put Your Soul On Your Hand And Walk

Imagine

‘Hoe voelt ‘t om een Palestijn in Gaza te zijn?’ vraagt de Iraanse filmmaakster Sepideh Farsi, inmiddels woonachtig in Parijs, als ze op 24 april 2024 voor het eerst videobelt met Fatma Hassona. De 24-jarige fotojournaliste heeft haar eigen huis moeten verlaten en woont nu met haar tienkoppige familie op één enkele kamer in het noorden van Gaza. Van daaruit begint Fatma geregeld te bellen met Sepideh. Waarbij elk gesprek – dat realiseren ze zich allebei – hun laatste kan zijn.

‘Ik ben trots’, reageert Fatma en tovert een stralende glimlach op haar gezicht. ‘Ik ben heel trots omdat ik het gevoel heb dat we bijzonder zijn. We zijn sterk en dapper en belangrijke mensen in de wereld.’ Wat ze ons ook aandoen, wil de jonge Palestijnse vrouw maar zeggen, wij gaan gewoon door met ons leven. Met haar foto’s probeert ze ondertussen de alsmaar toenemende ellende in Gaza te vangen, die ze met haar glimlach dan weer relativeert. ‘We hebben niets te verliezen.’

Fatma’s glimlach blijft in de navolgende maanden verschijnen, hoe wanhopig haar situatie ook wordt. Terwijl ze probeert te schuilen voor verpletterende aanvallen van het Israëlische leger, het ene na het andere verlies moet incasseren en ook nog stelselmatig wordt uitgehongerd, blijft de jonge Palestijnse trouw, zolang de haperende verbinding dit tenminste toelaat, bellen met haar nieuwe vriendin Sepideh. Put Your Soul On Your Hand And Walk (113 min.) bestaat vrijwel volledig uit hun gesprekken.

Via deze intieme conversaties, waarbij Fatma in elementair Engels haar situatie schetst en Sepideh haar moed inspreekt, ontstaat een indringend ooggetuigenverslag van het drama in Gaza. Farsi kadert dit in met beelden die ze met haar telefoon maakt van het televisiescherm, als buitenlandse nieuwszenders verslag doen van Israëls nietsontziende respons op de terroristische aanslagen van Hamas op 7 oktober 2023. En daarbij komt ook haar eigen moederland Iran weer in beeld.

Het contrast tussen de twee vrouwen kan intussen bijna niet groter: Sepideh Farsi, veertig jaar geleden gevlucht vanuit het Midden-Oosten, geniet van de vrijheden van het westen, terwijl haar Palestijnse gesprekspartner steeds verder ingesloten raakt. Fatma Hassona’s kamerbrede glimlach kan dan niet meer verhullen dat het haar inmiddels zwaar te moede is – ook al wordt ‘hun’ film tot blijdschap van hen allebei nog wel geselecteerd voor het prestigieuze filmfestival van Cannes.

Het lot van de Palestijnse fotojournaliste is op een tragische wijze verbonden geraakt met dat van haar geboortegrond. En dat kan eigenlijk met geen mogelijkheid meer, laat deze treurig stemmende film treffend zien, eindigen met een happy end.

Averroès & Rosa Parks

Cherry Pickers

Met de bekroonde documentaire Sur L’Adamant (2023), een kalme film over een boot op de Seine waar een dagcentrum voor patiënten van de afdeling psychiatrie van het Saint Maurice-ziekenhuis in Parijs is gevestigd, had Nicolas Philibert na de absolute publieksfavoriet Être Et Avoir (2002) opnieuw een succesfilm te pakken. De Adamant-boot bleek een geschikte locatie voor een kalme, observerende film, boordevol liefde voor de mens en z’n kwetsbaarheden.

Nu heeft dit tedere portret van een veilige wereld, waarin iedereen zichzelf mag zijn, een vervolg gekregen: Averroès & Rosa Parks (143 min.). Twee eigenlijk. Die andere film, La Machine A Écrire Et Autres Sources De Tracasheeft alleen weinig om het lijf. Daarin bezoekt de Franse filmmaker, in het spoor van enkele klusjesmannen van de instelling, bekende personages van de eerste film. Het wordt uiteindelijk niet meer dan een verzameling lange deleted scenes, die weinig toevoegen aan Sur L’Adamant.

Ook deze volwaardige opvolger bestaat uit lange scènes: veelal persoonlijke gesprekken tussen behandelden en behandelaars. De patiënten laten daarbij vaak diep in hun ziel kijken en hun begeleiders zoeken daarna subtiel dan wel direct, maar altijd respectvol, naar wat de mens tegenover hen nodig zou kunnen hebben. Tijdens dit proces krijgen ze samen te maken met depressies, paranoia, hallucinaties, angst, suïcidale gedachten en megalomanie. En dat is intrigerend, intiem en ongemakkelijk tegelijk.

Philibert versnijdt al die gesprekken niet, maar plaatst ze achter elkaar. Dat geeft de film iets heel traags. Veel patiënten, waarvan een enkeling ook in Sur L’Adamant was te zien, krijgen bovendien maar eenmaal de gelegenheid om hun hart te luchten en verdwijnen dan weer van het toneel. Verder bevat de documentaire nog enkele geladen groepsgesprekken. Naar andere scènes blijft ’t echter zoeken. Hysterisch gegil vanaf de gang of een man die op z’n gitaar Ode An Die Freude tokkelt, dat is ‘t wel zo’n beetje.

Averroès & Rosa Parks wordt daarmee een erg sobere productie, een echte praatfilm. Dat is overigens geen diskwalificatie, want die gesprekken doen er wel toe. Behalve over de mensen zelf en hun begeestering, tristesse of ontreddering gaan ze ook over de psychiatrie. Over het nut ervan, de werkdruk en het medicijngebruik. En, impliciet, over de maakbaarheid van het leven, dat vaker niet dan wel de afslag neemt die je zelf in gedachten had. En Nicolas Philibert beziet dit met begrip en compassie. 

I Am A Woman Now

Cinema Delicatessen

In Casablanca openbaarde zich vanaf halverwege de jaren vijftig een nieuwe wereld voor een aantal vrouwen die in het verkeerde lichaam waren geboren. De Franse arts Georges Burou (1910-1989) had zich in zijn vrije tijd verdiept in geslachtsoperaties en bleek bereid om in hun behoefte voorzien. Voor enkele generaties transvrouwen werd hij vervolgens niets minder dan een verlosser. Burou bevrijdde hen van het lijf dat een kerker was geworden en bezorgde hen een wedergeboorte. Aan psychologisch onderzoek deed de vooruitstrevende gynaecoloog overigens niet. Hij liet zijn clientèle simpelweg een aantal bloederige foto’s zien. Dat schrok wel af. En wie er daarna nog op stond, kon de ingreep krijgen.

Coccinelle, inmiddels overleden, was naar verluidt één van de eerste vrouwen die zo werd geholpen. Samen met Bambi (echte naam: Marie-Pierre Pruvot) was zij rond 1960 één van de grote sterren van de befaamde Parijse travestieclub Le Carrousel. Coccinelles wedergeboorte ging daar als een lopend vuurtje rond. Bambi, die nog steeds optreedt, waagde eveneens de grote stap. En ook voor het Britse topmodel April Ashley, die onlangs met zangeres Amanda Lear nog centraal stond in de intrigerende transdocu Enigma (2025), diende het moment zich aan, waarop ze zonder enig voorbehoud kon zeggen: I Am A Woman Now (86 min.).

In deze liefdevolle film uit 2011 portretteert Michiel van Erp in totaal vijf transvrouwen. Voor de Duitse Jean Lessenich betekende de ingreep bij Burou de start van een persoonlijke zoektocht, terwijl haar Nederlandse lotgenote Colette Berends algauw de liefde vond. En de Vlaamse Corinne van Tongerloo was ‘zo trots als een meisjespauw’ toen ze haar hele naakte lichaam kon laten zien tijden een nachtcluboptreden. Tegelijk moet ze één van haar beste vriendinnen nog altijd inlichten over het feit dat ze ooit werd geboren als jongetje. Dat gebeurt voor de camera. Het is een ontroerend tafereel: twee vrouwen die zowel zeer intiem zijn als verlegen met de situatie waarmee moeder natuur hen heeft opgezadeld.

Want dat is toch de slotsom van deze film, die door Van Erp is afgewerkt met zalige zon- en strandbeelden, fraai archiefmateriaal en een nostalgische soundtrack, boordevol bloemrijke Franse chansons: hun eerste geboorte was feitelijk niet meer dan een soort bedrijfsongeval, zij werden pas echt geboren bij dokter Burou. In een tijd waarin dat bepaald nog niet vanzelfsprekend was, bleek deze ‘lieve, excentrieke man’ – hier vertegenwoordigd door zijn nog altijd trotse zoon – bereid om hen te zien zoals zij zichzelf zagen.

Enigma

HBO Max

‘Wat wil je dat mensen van je weten?’, vraagt de interviewster van de Duitse televisie in 1976 aan ‘de Europese discokoningin’ Amanda Lear. ‘Waar ben je trots op?’ Lear steekt direct van wal: ‘Nou, ten eerste is het belangrijk om te zeggen dat vrijwel alles wat je in mijn biografie hebt gelezen niet waar is.’ Ze specificeert: ‘Iedereen die gelooft dat ik een man ben, is duidelijk een idioot.’

‘Surgeon built me so well nobody could tell’, zingt ze nochtans cryptisch in haar hitje Fabulous Lover, Love Me (1980). ‘That I once was somebody else.’ Lear is een Enigma (94 min.) en wil dat duidelijk ook blijven. ‘Voor iemand die zo krachtig ontkent dat ze trans is’, zegt schrijfster en historica Morgan M. Page (Eldorado: Alles, Was Die Nazi’s Hassen) in deze film van Zackary Drucker (The Stroll), ‘heeft ze toch een hele carrière opgebouwd met trans zijn en dat gewoon nooit bekennen.’

De andere hoofdpersoon van dit dubbelportret van twee transvrouwen uit vervlogen tijden heeft helemaal geen keuze. Het veelgevraagde Britse model April Ashley behoort tot de eerste transvrouwen die een geslachtsbevestigende operatie ondergaat en wordt vervolgens in 1961 ongevraagd ge-out en gecanceld. Geen merk wil immers geassocieerd worden met transseksualiteit. De rest van haar leven zal Ashley blijven strijden voor haar recht om vrouw te zijn en als zodanig erkend te worden.

Ashley en Lear hebben elkaar leren kennen bij de Parijse nachtclub Le Carrousel, waar ze allebei travestieoptredens verzorgen. Alle performers lijken er op elkaar, vindt April. Of ze misschien familie zijn? vraagt ze. Een collega barst in lachen uit. ‘Gekkie! Doe niet zo stom. Ze zijn allemaal bij dezelfde chirurg geweest.’ In I Am A Woman Now (2011) portretteerde Michiel van Erp al eens enkele klanten van deze dokter Georges Burou in Casablanca, waaronder ook April Ashley en haar Carrousel-collega Bambi.

Amanda treedt daar op onder de nom de plume Peki d’Oslo en ondergaat in die tijd ook, zoals ze dat zelf blijkbaar noemde, ‘Operation Pussycat’. Al zal ze dat vermoedelijk tot haar dood blijven ontkennen. Via het Londen van de ‘swinging sixties’, waar ze zowel The Beatles als The Stones leert kennen, komt de vrouw die zich inmiddels Amanda Lear noemt in de entourage van beeldbepalende kunstenaars als Salvador Dali, Bryan Ferry en David Bowie terecht en verwerft een status als sekssymbool en popicoon.

De carrière van April Ashley, die (noodgedwongen) wél open is over haar transitie, komt intussen nooit meer op gang. Zij moet zich bovendien nog de nodige vernederingen laten welgevallen. Drucker, zelf transvrouw, zet die twee levens tegenover elkaar en creëert daarmee een schrijnende tegenstelling. Ze legt de kwestie ook voor aan Lear zelf: zij zou waarschijnlijk nooit zo succesvol zijn geworden als ze zich bekend had gemaakt, maar zou ze nu niet veel meer waardering krijgen als ze dat alsnog deed?

De vrouw tegenover haar, een product van haar tijd, blijft dralen en draaien. Ze kan niet anders, denkt ze vermoedelijk. Niet meer. Of toch wel? Het blijft een enigma wat er precies in Amanda Lear omgaat, maar het is in elk geval zeer treffend voor de benarde situatie waarin zij heeft moeten leven: het laveren tussen spel en realiteit, met haar eigen identiteit als onvermijdelijke inzet. Zo bezien heeft April Ashley, haar tegenpool in dit aangrijpende dubbelportret, ’t bijna eenvoudiger gehad. Zij kon zijn wie ze wilde.

Tegelijkertijd lijkt ook dit weer een simplificatie van de levens die deze twee transvrouwen moesten leiden in een zeer onveilige wereld. Hoe zij zich staande hielden – dát ze zich überhaupt staande hielden – tekent hun veerkracht, creativiteit en ausdauer. En het is waardevol dat die juist nu, op een moment dat transrechten hier en daar weer onder druk staan, nog eens zijn opgetekend. In een film die een krachtig tijdsbeeld schetst – en vermoedelijk tóch van alle tijden is.

Erik Satie, Entre Les Notes

O2B Films

Op 1 juli is het precies honderd jaar geleden dat Erik Satie zijn laatste adem heeft uitgeblazen. In 1925 is de Franse pianist en componist nog nét geen zestig. Artistieke erkenning heeft lang op zich laten wachten. Pas met Parade (1917), een compositie die hij met (theater)schrijver Jean Cocteau en kunstenaar Pablo Picasso uitwerkt tot een avant-garde balletvoorstelling, wordt Satie even de gevierde – en overigens ook gehate – man van Parijs. En dat zet meteen zijn tragische einde in gang.

Van de musicus is nauwelijks beeldmateriaal bewaard gebleven – en al helemaal geen verfilmde interviews of ander bewegend beeld. Op één filmpje na. Samen met een andere man steekt een gedistingeerd ogende oudere heer met bolhoed en paraplu een kanon af. Een beeld dat beklijft, volgens pianist Nicolas Horvath. Erik Satie laat de klassieke muziek en Parijse opera exploderen, een wereld waarin hij altijd een buitenbeentje is gebleven. Omdat het zo lastig blijkt om hem te categoriseren.

Documentairemaker Gregory Monro beschikt voor Erik Satie, Entre Les Notes (60 min.) verder alleen over enkele foto’s en getekende en geschilderde portretten van zijn hoofdpersoon. Hij heeft bovendien een persoonlijke voice-over gefabriceerd, die is ingesproken door stemacteur Thierry Mulot. Want niemand die Satie heeft gekend is nog in leven. Er zijn alleen oude archiefinterviews met tijdgenoten zoals acteur Pierre Bertin, danseres Elise Jouhandeau en componist Jean Wiener. Zij kunnen de inmiddels bewierookte voorvader van het surrealisme en modernisme enigszins tot leven wekken.

Erik Satie geldt lang als een paljas. Zo haat hij bijvoorbeeld het ‘valse sentiment’ van componist Maurice Ravel, maar houdt hij tegenover zijn vriend Claude Debussy stug vol dat hij daar toch wel iets in hoort. Debussy zal uitgroeien tot een toonaangevende componist, terwijl zijn vriend altijd aan de rafelrand blijft steken. Satie weigert nu eenmaal om het spel volgens de regels te spelen, stelt Stéphanie Kalfon, die een boek aan hem heeft gewijd. ‘Debussy zei soms tegen hem: jij wílt helemaal geen groot symfonisch werk voor een groot orkest creëren, dat een heel seizoen wordt uitgevoerd.’

Behalve zulke verhalen over de man achter de componist moet dit postume portret ‘t natuurlijk vooral hebben van Saties muziek. Composities zoals Gymnopédie zijn immens populair en worden in deze weelderige, met dans en kunst vormgegeven film uitgevoerd en becommentarieerd door hedendaagse pianisten zoals Jean-Pierre Armengaud, Alice-Sara Ott en Nicolas Horvath en de harpiste Kety Fusco, Via hen leeft Erik Satie nu al een eeuw lang voort. Succesvoller dan ooit.

Notre-Dame: Resurrection

AVROTROS

De restauratie is een kunstwerk op zich. Nadat een verwoestende brand op 15 april 2019 heeft huisgehouden in de Notre Dame, spreekt de Franse president Emmanuel Macron een ferme ambitie uit: de beeldbepalende Parijse kathedraal moet binnen vijf jaar in oude luister worden hersteld – en liefst nog meer stralen dan ooit. In het najaar van 2024 kan het resultaat van die grootscheepse operatie voor het eerst worden aanschouwd.

Een multidisciplinair team onder leiding van hoofdarchitect Philippe Villeneuve, bestaande uit meer dan tweeduizend deskundigen, restaurateurs en ambachtslieden, is na de uitslaande brand begonnen aan een ontzagwekkende klus in de rooms-katholieke kathedraal. Zij moeten zeer weloverwogen te werk gaan. Anders is er het gevaar dat een deel van de Notre Dame alsnog ineenstort. Het houten geraamte van de kathedraal stamt uit de dertiende eeuw en is sindsdien nooit meer gerestaureerd.

In de documentaire Notre Dame: Resurrection (52 min.) blikken de metselaars, schilders, timmerlui, beeldhouwers en dakdekkers terug op hoe ze te werk zijn gegaan. Uitgangspunt daarbij is om alles in originele staat te brengen. Als het schip en het koor moeten worden hersteld, wordt het eikenhout bijvoorbeeld gevierkant met een ouderwetse bijl. Dat vereist tijdloze vakkennis van de timmerlieden. Dit is nooit eerder zo gedaan bij de restauratie van een historisch monument, stelt Villeneuve trots.

Regisseur Xavier Lefebvre heeft de imposante operatie, met behulp van bijvoorbeeld droneshots en time lapse-beelden, fraai vereeuwigd in deze aardige reconstructie van de ambitieuze operatie, die een soort eerbetoon wordt aan de menselijke vindingrijkheid, z’n historische besef én diens vermogen tot samenwerken. De restauratie van de Notre Dame, een monument waarvan blijkbaar iedereen in Frankrijk de waarde inziet, toont waartoe mensen in staat zijn als ze de handen ineen slaan.

Dan wordt de som daadwerkelijk meer dan de delen. Dat heeft overigens ook zo zijn grenzen. ‘Onze grootste vrees is dat de architecten hebben gedacht dat dit een normale deadline was’, vertelt één van de restaurateurs van de glas in lood-ramen bijvoorbeeld glimlachend. ‘Want we zouden dit nooit meer moeten doen. Het is ons gelukt om alles op tijd en goed te doen, maar dat was eenmalig.’

Mamy Rock

Spoa Films

Ze houdt zielsveel van haar kleinkinderen, gaat zo nu en dan eens een blokkie om én treedt in de hele wereld op als deejay. ‘She’s gonna kick some ass’. declameert zo’n typische bombastische radiostem in de openingsscène van deze docu bij clipachtige beelden van de bejaarde superster. ‘And you’re gonna love her back.’ En dat roept dan meteen de vraag op of Mamy Rock (52 min.) – ondertitel: the amazing story of a very young old person – méér is dan een geinige gimmick.

Nadat de Britse tachtiger Ruth Flowers, van origine zangeres, in de openingsscène van deze nogal gladde film telefonisch boekingen in allerlei uithoeken van de wereld heeft doorgekregen, pakt ze lekker de breipennen erbij. Het is een treffende scène, waarin haar hele verhaal zit vervat. Dezelfde vrouw zal later, met zorgvuldig gecoiffeerd haar en een grote zonnebril op, overal de dansvloer vullen met haar eigen mixture van hits en beats. Vrienden en familieleden kunnen ’t nog altijd nauwelijks geloven. ‘Het is in elk geval geen André Rieu’, constateren bevriende leeftijdsgenoten lachend.

Mamy Rocks verhaal lijkt te beginnen op het moment dat Ruth in 2003 de Parijse producer Orel Simon ontmoet. Samen met enkele bevriende insiders introduceert hij haar in de deejaywereld en zorgt met een styliste en visagiste bovendien voor een kek imago. Simon wil best vertellen over dat avontuur in deze door hemzelf geregisseerde film. Hetzelfde geldt voor de andere profi’s die bij Mamy Rock betrokken waren, zoals de archetypische oudere popjournalist Philippe Manoeuvre, compleet met verplichte zonnebril en een hip jack, die nog wel wat smeuïge oneliners over heeft.

Ruth Flowers wordt al snel een fenomeen. Ze maakt in 2010 haar debuut op een feest tijdens het filmfestival van Cannes en mag twee jaar en vele optredens later zelfs aantreden op het Britse festival Glastonbury. Net als bij veel andere optredende deejays kun je je dan afvragen: wat komt er van een tape en wat doet ze nu werkelijk zelf? Voor haar publiek lijkt het idee van een deejayende oma echter al méér dan genoeg. Ze gaan helemaal los op die übercoole granny. Zoals haar kleinzoon Franklyn ’t treffend uitdrukt: ze laat ons allemaal zien dat het leven niet ophoudt na je vijftigste. Waarvan akte.

Tegelijkertijd is het de vraag of Mamy Rock, behalve een gimmick, niet vooral ook een geslaagd marketingexperiment was, waarvan deze docu integraal onderdeel lijkt. Het idee van een bejaarde plaatjesmixer garandeert op voorhand immers al bijna een mediahype, die dan alleen nog op de juiste manier moet worden aangezwengeld. De film doet in elk geval geen serieuze poging om voorbij de mythe en bij de persoon daarachter te komen. Sommige verhalen moet je ook niet dood checken, zeggen ze dan. Die moet je vooral zo goed mogelijk uitstallen – en wellicht zelfs een héél klein beetje aandikken.

Hoewel Ruth Flowers (1931-2014) een kleine tachtig jaar heeft geleefd vóórdat ze Mamy Rock werd, is daarvan in dit postume portret dus weinig te merken. Dat dient vooral om haar op een voetstuk te plaatsen als de hipste bejaarde die de 21e eeuw tot dusver heeft gekend.

Shocking Schiaparelli

Shutterstock / Condé Nast

Ze liep al tegen de veertig toen het succes en de erkenning eindelijk kwamen. Als kind van de negentiende eeuw werd een jonge vrouw zoals Elsa Schiaparelli (1890-1973) eigenlijk geacht om vooral níet op te vallen. Door een speling van het lot had zij, het zwarte schaap van een Italiaanse bourgeoisie-familie, op dat moment al heel wat van de wereld gezien. Ze had als au pair gewerkt in Londen, was getrouwd, moeder geworden en weer gescheiden, maakte in de New Yorkse avant-garde scene kennis met de Amerikaanse fotograaf Man Ray en belandde uiteindelijk in Parijs, waar ze haar stiel zou vinden als modeontwerpster.

Ze was in de jaren twintig en dertig net zo beroemd als – of zelfs beroemder dan – haar concurrente Coco Chanel, betoogt Élise Chassaing in het portret Shocking Schiaparelli (53 min.). De tegendraadse designer ontwierp voor de grootste sterren van haar tijd, zoals Marlene Dietrich, Joan Crawford en Mae West. Totdat haar modehuis in 2013 nieuw leven werd ingeblazen, met als voorlopige hoogtepunt Lady Gaga’s optreden in een Schiaparelli-creatie tijdens de inauguratie van de Amerikaanse president Joe Biden, leek haar naam echter definitief uit het collectieve geheugen gewist. Ingehaald en uiteindelijk ook weggevaagd door nieuwe designers, ontwerpen en trends. In 1954 moest Schiaparelli, vanwege een gebrek aan inkomsten, zelfs haar deuren sluiten.

Deze verzorgde film alterneert consequent tussen verleden en heden. Tussen de zeer uitgesproken ontwerpen van een vrije, subversieve geest, die voortdurend op het snijvlak tussen mode en kunst opereerde en daarbij samenwerkte met de wereldberoemde schilder Salvador Dali, filmmaker Jean Cocteau en surrealistische kunstenares Meret Oppenheim, en de verrichtingen van het modehuis dat nog altijd haar naam draagt. Sinds 2019 zwaait Daniel Roseberry daar als artistiek directeur de scepter. ‘Ik ben me er heel erg van bewust dat Elsa een vrouw was, die ook voor vrouwen ontwierp’, vertelt hij. ‘Ik let er heel goed op dat ik niet vanuit een ‘male gaze’ ontwerp voor vrouwen.’

Die link met hedendaagse mode en kunst tilt Shocking Schiaparelli ook uit boven het niveau van een routinematige film over een historische figuur. Chassaing laat bovendien overtuigend zien dat het werk dat Elsa Schiaparelli heeft nagelaten nog altijd zijn weerslag vindt in de outfits van influencers zoals Kim Kardashian, Bella Hadid en Beyoncé.

10 Jaar #JeSuisCharlie

Marec / VRT

Niemand werd gespaard. Hard en grof, niets en niemand ontziend. De redactie van het Franse satirische tijdschrift Charlie Hebdo, een zelfverklaard ‘journal irrespondable’, kende geen heilige huisjes. ‘Als iemand zei: je mag dat niet doen, dan deden ze het wel’, vertelt de Vlaamse cartoonist Marec in de tv-docu 10 Jaar #JeSuisCharlie (51 min.). ‘Met het idee: we zorgen dat we met veel zijn, want je kan ons niet allemaal doden.’

Dat was buiten de broers Chérif en Saïd Kouachi gerekend. Op 7 januari 2015 drongen deze zwaarbewapende moslimextremisten binnen bij de redactie en maakten daar twaalf dodelijke slachtoffers. De terroristische aanslag schokte de wereld. ‘Wie vermoordt er nu een clown?’ Cartoonist Monsieur KAK kan er nog altijd niet over uit. ‘Dat doe je niet.’ Ruim drie miljoen mensen gingen de straat om te betogen. Ook ruim veertig regeringsleiders liepen mee in Parijs en riepen vrij en onverveerd: je suis Charlie.

Op de eerste rij was de Israëlische premier Benjamin Netanyahu te ontwaren, even verderop volgde de Hongaarse leider Viktor Orbán. Tien jaar later is duidelijk hoeveel waarde zij in werkelijkheid hechten aan de vrijheid van meningsuiting: nagenoeg niets. Zodra hun eigen imago of belangen in het geding komen, komen zulke heren – of hun politieke vrinden of trollenleger – direct in het geweer en laten ze zien dat ze geen haar beter zijn dan hun Turkse collega Recep Erdogan of andere autocratische regimes.

Sinds Charlie Hebdo lijkt het klimaat voor cartoonisten en politieke tekenaars zelfs alleen maar verslechterd. Als Marec in een Purple Lives Matter-cartoon bijvoorbeeld bestuurlijke perikelen bij de voetbalclub Anderlecht verbindt met de dood van George Floyd wekt dat de woede van de Belgische international Romelo Lukaku en zijn achterban. Zijn collega Lectrr krijgt na een Corona-cartoon zelfs de Chinese overheid achter zich aan. Die eist een publieke verontschuldiging van hem en z’n krant.

‘Het gaat niet over de tekening die je maakt’, concludeert de bekende Vlaamse absurdist Kamagurka, die dertig jaar werkte voor Charlie Hebdo en enkele maanden voor de aanslag in 2015 stopte. ‘Het gaat over degene die ernaar kijkt en de macht van de figuur die ernaar kijkt tegenover de cartoonist. Het is niet de cartoonist die zich iets permitteert, maar wel de macht.’ En dus heeft zijn beroepsgroep zich georganiseerd in belangenverenigingen zoals Cartooning For Peace en Reporters Zonder Grenzen.

Want ook in het vrije westen, waar de persvrijheid altijd min of meer gegarandeerd leek, krijgen individuele tekenaars en hun opdrachtgevers te maken met openlijke vijandigheid en censuur, toont deze boeiende documentaire via via voorbeelden uit alle uithoeken van de wereld. Simpel gesteld: je suis Charlie lijkt op sommige plekken stilaan te zijn vervangen door tu es Charlie.

Writing Hawa

Amstelfilm

Nadat de Taliban in 2001 door Amerikaanse troepen zijn verjaagd uit de Afghaanse hoofdstad Kaboel, hebben vrouwen weer min of meer hun rechtmatige plek in de Afghaanse samenleving kunnen innemen. De herinnering aan het vijfjarige schrikbewind van de moslimfundamentalisten is echter nog nauwelijks vervaagd en speelt ook direct weer op als zij in augustus 2021 opnieuw aan de macht komen in Afghanistan.

Documentairemaakster Najiba Noori vlucht dan halsoverkop naar Parijs. Ze moet alles achterlaten. Alleen een koffer met tien kilo bagage en twee harde schijven met beeldmateriaal, dat ze vanaf 2019 heeft gemaakt van haar moeder Hawa en de rest van de familie, gaan mee. Die zullen de basis vormen voor Writing Hawa (82 min.), een film waarvoor haar broer Ali na Najiba’s vertrek nog aanvullende opnames heeft gemaakt.

Hun moeder Hawa is als dertienjarig meisje uitgehuwelijkt aan Najiba’s dertig jaar oudere vader. Hij is inmiddels hulpbehoevend, begint te dementeren en komt hun huis in Kaboel nauwelijks meer uit. Dat trekt een zware wissel op zijn vrouw en gezin, maar schept tegelijk ook ruimte voor Hawa om haar eigen bestaan op te bouwen. Ze neemt zich voor om te leren lezen en schrijven en begint na te denken over een eigen bedrijfje.

De onverwachte komst van Hawa’s veertienjarige kleindochter Zahra lijkt niets minder dan een zegen. Nadat haar moeder, Hawa’s dochter Fatima, twaalf jaar eerder van haar gewelddadige man is gescheiden, heeft het meisje haar familie niet meer gezien. Na een ruzie is de tiener nu weggevlucht uit het dorp van haar vader en op zoek gegaan naar haar moeder. In Kaboel komen zowel het meisje als haar grootmoeder Hawa tot bloei.

Intussen rukken de Taliban steeds verder op. ‘Ze nemen jonge meisjes mee en dwingen hen om te trouwen’, zegt Hawa tegen haar kleindochter. ‘Dat is het ergste wat je kan overkomen.’ De conclusie is onvermijdelijk: Zahra loopt gevaar en kan niet langer blijven. De verslagen blik van het meisje als ze haar tas inpakt zegt alles. Ze moet terug naar het dorp van haar vader. Daar zijn de nieuwe machthebbers voorlopig niet te verwachten.

Via haar eigen moeder en familie brengt Najiba Noori de gevolgen van de terugkeer van de Taliban – ‘hersendode monsters’, aldus een terneergeslagen Hawa – voor de positie van Afghaanse vrouwen in beeld. Najiba’s moeder moet, via nieuwsuitzendingen van de Afghaanse televisie, aanzien hoe alle persoonlijke vooruitgang die zij – en vrouwen zoals zij – heeft geboekt weer teniet wordt gedaan. Ze voelt zich machteloos en moedeloos.

Terwijl een thematisch verwante film zoals Bread & Roses zich richt op de veelal hoogopgeleide vrouwen die openlijk in het verzet komen tegen alle beperkingen die hen worden opgelegd door de Taliban, concentreert Writing Hawa zich juist op gewone vrouwen die lijdzaam (moeten) ondergaan hoe de klok wordt teruggedraaid naar een Afghaanse variant op de Middeleeuwen. Waar geen vrouw wil leven…

Dahomey

Cinéart

Na 130 jaar zit hun gevangenschap erop. Samen met duizenden anderen werden zij in 1892 geroofd uit het Afrikaanse koninkrijk Dahomey (68 min.). Sindsdien zaten de kunstwerken vast in een museum te Parijs. Koloniale buit. Voor eenieder te bewonderen. En nu, in november 2021 om precies te zijn, worden zesentwintig van hen in vrijheid gesteld. Een zoenoffer. Zesentwintig van in totaal zevenduizend artefacten. Uitroepteken. En die worden teruggebracht naar hun geboorteland dat tegenwoordig Benin heet.

Terwijl de Frans-Senegalese cineaste Mati Diop in deze hybride van docu en fictie, winnaar van een Gouden Beer op het Filmfestival van Berlijn, observeert hoe zij zich gereedmaken voor vertrek, met alle égards worden ontvangen in Benin en daarna maar moeilijk kunnen wennen aan hun nieuwe omgeving, doet één van hen, niet geheel toevallig nummer 26, hun verhaal. ‘Ik zit in een spagaat tussen de angst dat niemand me zal herkennen’, zegt dit kunstwerk met de vervormde stem van Malkenzy Orcel, ‘en de angst dat ik niets meer herken.’ En dan weerklinkt ook de kritiek van thuis: zijn die zesentwintig nog wel wie ze waren? En in hoeverre voldoet Benin zelf eigenlijk aan het ideaalbeeld van een beloofd land? Sterker: was Dahomey ook niet gewoon een slavenstaat?

Veel inwoners van Benin wisten in elk geval helemaal niet van het bestaan van de 26. ‘Op school leer je over de winnaars en de verliezers’, stelt een jongen tijdens een verhitte bijeenkomst op de universiteit van Abomey-Calavi. ‘Meer niet. Maar toen ik hoorde dat ze dit spul terug zouden geven… Ik noem het spul, want tot nu toe voel ik helemaal geen band met de beeldjes.’ Nee, geen eensgezind warm welkom. Anderen vinden dat ze zich niet moeten richten op dat materiële erfgoed in het buitenland. In eigen land is er immaterieel erfgoed te over: dansen, traditie en kennis. En ook die constatering, merken de 26, leidt weer tot gekrakeel. ‘Toen ik afgelopen zondag naar het paleis ging om die stukken te bezichtigen, heb ik een kwartier gehuild’, reageert een jonge vrouw. ‘Ik dacht echt: wauw!’

Zij is dan weer verbaasd over de genialiteit van hun voorouders. En wat kunnen hun afstammelingen discussiëren! constateren de teruggekeerden tegelijkertijd en waarschijnlijk ook enigszins mismoedig. En wat wordt er veel bijgehaald door die studenten! Aristoteles, Nelson Mandela en Voodoo. En de ziel van hun land, natuurlijk. Die zou zijn gestolen. De verschillende sprekers nemen bovendien erg veel ruimte in – en krijgen die ook van Diop. In een verder fraaie film die elementaire vragen over hun bestaan stelt, van de bevrijde artefacten en hun nieuwe/oude landgenoten, ingebed in een boeiende verkenning van erfgoed, identiteit en zelfbeschikking.

The Missing Piece: Mona Lisa, Her Thief, The True Story

First Hand Films

Als meisje werd Celestina Peruggia ‘kleine Mona Lisa’ genoemd. Ze had geen idee waarom. Pas later hoorde de Italiaanse vrouw dat haar vader Vicenzo de Mona Lisa op maandag 11 augustus 1911 had gestolen uit het Franse museum Het Louvre. Het wereldberoemde schilderij was daarna bijna tweeënhalf jaar van de aardbodem verdwenen. Totdat Vicenzo Peruggia Leonardo da Vinci’s meesterwerk, dat door de diefstal alleen maar aan bekendheid had gewonnen, doodleuk weer inleverde in Florence.

Waarom stal een eenvoudige werkeman, één van de vele en overigens ook weinig geliefde Italiaanse arbeidsmigranten in het toenmalige Frankrijk, Da Vinci’s fameuze kunstwerk? Het is een vraag die de Amerikaanse schrijver en documentairemaker Joe Medeiros in 2012 al een jaar of dertig bezighoudt. Eerst wilde hij erover schrijven. Het lukte hem alleen niet om tot een fatsoenlijk scenario te komen. Daarom heeft Medeiros de camera maar ter hand genomen. En daarmee is hij, na het nodige speurwerk, zowaar in het Noord-Italiaanse plaatsje Dumenza beland, waar de inmiddels 84-jarige Celestina op hem wacht met een knuffel en cake.

Zij moet de Amerikaanse documentairemaker verder helpen bij zijn queeste naar wat er zo’n honderd jaar geleden is gebeurd met dat veelbesproken schilderij. Medeiros gaat zowel grondig, met serieuze research en een hele zwik deskundigen, als ook heel speels te werk. Hij laat bijvoorbeeld een bevriende pizzeria-eigenaar het officiële psychiatrische rapport over Peruggia vertalen, vraagt zijn eigen dochter Julie om te testen of je de Mona Lisa onder je kleding kunt verbergen en keert met Vicenzo’s kleinzoon Silvio, zoals een dader volgens de volkswijsheid altijd pleegt te doen, terug naar de plaats delict, waar de hoofdverdachte een tijd werkte als schilder.

Tijdens zijn onderzoek voor de kostelijke documentaire The Missing Piece: Mona Lisa, Her Thief, The True Story (86 min.) stuit Joe Medeiros beurtelings op interessante nieuwe sporen, broodje aapverhalen en onbezonnen complottheorieën. Vicenzo Peruggio zou bijvoorbeeld een patriot zijn geweest die vond dat de Mona Lisa in Italië hoorde, een wraaklustige gastarbeider die er genoeg van had om ‘Dirty Macaroni’ te worden genoemd en een doorgewinterde crimineel, wiens brein was beneveld door een tijdens het verven opgelopen loodvergiftiging. En, ook nog een optie: misschien heeft hij ’t wel helemaal niet gedaan. Uitroepteken.

Waren ’t dan misschien ‘De Duitsers’? Die stonden op dat moment immers ook op het punt om de Eerste Wereldoorlog te starten met de Fransen. Op het rijtje verdachten van de Franse politie prijkten verder: de Amerikaanse bankier JP Morgan, kunstenaar Pablo Picasso en de illustere markies van Valfierno. Kortom: spannende onderzoekspistes, verhalen en kleurrijke personages genoeg. En Medeiros kneedt die, met een luchtige voice-over en ondersteund door vlotte klassieke muziek, tot een zeer amusante vertelling, die stiekem ook nog wel ergens over gaat. Zijn bezoek aan Vincenzo Peruggia’s dochter dreigt alleen op een gigantische mislukking uit te lopen.

Want vrijwel direct nadat Celestina hem thuis heeft ontvangen, komt het hoge woord over haar vader eruit: ‘Ik heb nooit het genoegen gehad om hem te kennen.’