Disco’s Revenge

Elevation Pictures / SkyShowtime

In de New Yorkse gayscene werden swingende huisfeestjes georganiseerd. Vanuit Philadelphia weerklonk de Philly Sound. En latino’s brachten hun Boogaloo-songs in. Daarmee waren begin jaren zeventig alle grondstoffen aanwezig voor het ontstaan van een inclusieve nieuwe muziekstroming: disco.

Bij een popup-disco in New York hoorde Nile Rodgers in 1977 voor het eerst de klassieke hit Love To Love You Baby van Donna Summer, vertelt hij in Disco’s Revenge (102. In.). ‘Voor een ‘brother’ zoals ik was dat als de eerste keer seks hebben en vliegen’, vertelt de slaggitarist, die met z’n muzikale partner Bernard Edwards (bas) een sleutelrol speelde in de ontwikkeling van de lekker gelikte discosound.

Binnen twee weken had hij zijn eerste hit voor z’n groep Chic geschreven, Everybody Dance. En weer enkele weken later werd hij gevraagd om naar de nachtclub The Night Owl te komen. ‘De deejay draaide ‘t – en ik zeg dit niet om dramatisch te doen – tenminste een uur achter elkaar.’ Het was een onvergelijkelijk gevoel, dat Rodgers volgens eigen zeggen z’n hele verdere muziekleven zou blijven najagen. 

Met Nile Rodgers en andere disco-kopstukken zoals Earl Young (The Trammps), Nona Hendryx (Labelle) en Kathy Sledge (Sister Sledge) en de essentiële deejays Nicky Siano en Jellybean Benitez belichten Peter Mishara en Omar Majeed in deze gedegen film de opkomst, glorieperiode en ondergang – toen op ‘disco’ automatisch ‘sucks’ leek te volgen – van de muziekstroming die aan z’n eigen succes ten onder ging.

Death to disco, kopte Punk Magazine, het tijdschrift waarin de tegenpool van disco, punk, werd bewierookt. Disco was toen al naar Jan Modaal gebracht met de film Saturday Night Fever. Iedere zichzelf respecterende artiest had z’n eigen discohit uitgebracht. En in de überhippe club Studio 54 was het zien en gezien worden met alleen de grootste sterren. Een beetje purist wilde daar niet bijhoren.

En ook Conservatief Amerika zette zich opzichtig af tegen disco. Zou die weerstand, vervat in de discoplatenverbranding van radiodeejay Steve Dahl in 1979, ook te maken met het feit dat disco in essentie de muziek van de zwarte- en homogemeenschap was? Daarover kan geen misverstand bestaan volgens de sprekers in Disco’s Revenge, voor wie de AIDS-crisis in de eighties de definitieve genadeklap vormde.

Al zou disco natuurlijk nooit echt sterven. Hiphop (hier vertegenwoordigd door Grandmaster Flash), house (licht pionier Kevin Saunderson toe) én het Coronavirus (getuige D-Nice’s Club Quarantine) zorgden elk voor hun eigen revival van die onweerstaanbare four-on-the-floor beat. En Nile Rodgers zou nog diverse keren héél dicht in de buurt komen van dat ene onvergetelijke gevoel…

Iraq’s Invisible Beauty

Las Belgas

Samen met de Belgische-Koerdische filmmaker Sahim Omar Kalifa reist Latif Al Ani nog eenmaal door het land waarvan hij in zijn jonge jaren alle uithoeken heeft verkend. De hoogbejaarde fotograaf legde destijds een Irak vast dat nog niet was aangetast door oorlog, een idyllisch land dat de huidige inwoners zich nauwelijks meer kunnen voorstellen. Zo bruisend en welvarend kennen zij hun land helemaal niet. ‘We dachten toen dat Irak net als Amerika zou worden’, vertelt hij in de voice-over waarmee Iraq’s Invisible Beauty (86 min.) wordt aangestuurd.

Die voorspoed verdween eind jaren zeventig met de komst van dictator Saddam Hoessein. Net als Latif Al Ani, die wordt beschouwd als de vader van de Iraakse fotografie. Hij vluchtte naar het buitenland en moest van daaruit aanzien hoe zijn land te gronde werd gericht, met als dieptepunt de Amerikaanse inval in 2003. Daarbij werden naar verluidt ook een kwart miljoen fotonegatieven uit het staatsarchief vernietigd. ‘Irak is het enige land ter wereld, waarvan het verleden beter is dan het heden’, constateert de fotograaf mismoedig. ‘Misschien is vandaag beter dan morgen.’

Die ontwikkeling was overigens al ingezet vóór Hoesseins entree als leider. Toen Iraks complete koninklijke familie in 1958 werd vermoord bij een staatsgreep, kwam er een tragische dynamiek op gang, die tot op de dag van vandaag voortduurt, met als meest zwarte voorbeeld de opkomst van Islamitische Staat. Er lijkt vrijwel permanent bloed door de Tigris te vloeien. Het resultaat van al dat geweld is alomtegenwoordig tijdens Al Ani’s reis. De ravage die hij aantreft – ook in de mensen die hij ontmoet – contrasteert met de wereld die hij ooit vereeuwigde op talloze zwart-wit foto’s.

Als hij de totale vernietiging van Irak aanschouwt, is het de hoogbejaarde fotograaf, die in 2021 op 89-jarige leeftijd overleed, even zwaar te moede in deze melancholieke roadmovie, die Kalifa maakte met coregisseur Jurgen Buedts. Ook Al Ani heeft waarschijnlijk ooit gedacht dat de democratie en welvaart in zijn land vanzelfsprekend waren. Zijn tweeduizend bewaard gebleven foto’s, van in totaal naar schatting tweehonderdduizend foto’s (!), vormen het tastbare bewijs dat dit kosmopolitische Irak wel degelijk ooit heeft bestaan.

Cowboy Cartel

Apple TV+

De nieuwe politiecommissaris van het Mexicaanse grensstadje Nuevo Laredo laat weten dat hij echt niet bang is voor het drugskartel Los Zetas. Een reactie van de nietsontziende bende, die bestaat uit overgelopen leden van een speciale eenheid van het Mexicaanse leger, laat niet lang op zich wachten: op zijn allereerste werkdag wordt de man doorzeefd met kogels. De boodschap is glashelder: wij, en niemand anders, maken hier de dienst uit.

Wij, dat zijn: Zetas-baas Miguel Treviño (Z40) en zijn broer Omar (Z42), die Los Zetas bestieren als een paramilitaire organisatie. En zij willen maar al te graag hun vleugels uitslaan naar de andere kant van de Rio Grande-rivier, de grens met de Verenigde Staten. Daar, in de Amerikaanse zustergemeente Laredo, zint FBI-agent Scott Lawson in 2010 op tegenmaatregelen. En dan stuit hij op een opmerkelijke transactie: in Oklahoma City wordt een peperduur racepaard gekocht door een onbeduidende metselaar: ene José Treviño. Juist, de broer van Miguel en Omar.

Bieden paardenrennen en de lucratieve handel in potentiële prijzenpakkers misschien een ingang om Los Zetas een kopje kleiner te maken? vraagt Lawson zich af in Cowboy Cartel (184 min.), een vierdelige serie van Dan Johnstone en Castor Fernandez. Wast het gevreesde kartel zo misschien z’n inkomsten wit? Samen met enkele collega’s, insiders en informanten bijt de gedreven FBI-agent zich vast in de zaak. Hij huldigt daarbij een principe dat zich al talloze malen heeft bewezen in de strijd tegen de georganiseerde misdaad: follow the (drugs)money.

Terwijl Scott Lawson en z’n multidisciplinaire team in deze serie minutieus reconstrueren hoe ze bewijs verzamelen tegen het drugskartel – vervat in nét iets te gelikte, een enkele keer zelfs bijna melige reconstructiescènes, met natuurlijk zo nu en dan ook Narcos-achtige latinmuziek erbij – schetsen Johnstone en Fernandez het schrikbewind van Los Zetas, waarvan ‘t zelfs bij de stoerste federaal agent dun door de broek loopt. Ze doen dat een beetje vanuit de losse pols. Via enkele sprekende incidenten, waarbij het grotere verhaal wel is te bedenken.

Deze miniserie zet liever in op de gewiekste Amerikaanse operatie om Z40, Z42 en hun trawanten uit te schakelen. Die focus op het spannende kat- en muisspel tussen politie en criminelen zorgt er wel voor dat de verpletterende invloed die drugskartels zoals Los Zetas hebben op de Mexicaanse samenleving en de grensregio, en de vervlechting van onder- en bovenwereld die daarmee gepaard gaat, wat onderbelicht blijft. Zo bezien laat Cowboy Cartel ook nog wel wat te wensen over.

The Corridors Of Power

Dror Moreh Films / VPRO

Nooit meer.’ Na de onvoorstelbare gruwelen van de Holocaust heeft menige Amerikaanse leider deze of soortgelijke woorden uitgesproken als er na de Tweede Wereldoorlog ergens in de wereld opnieuw sprake leek te zijn van volkerenmoord. Maar wat hield die twee beladen belofte werkelijk in? Volgden op de woorden ‘never’ en ‘again’ ook passende daden? Of waren die voor ‘de politieagent van de wereld’ uiteindelijk toch niet meer dan loze woorden, een doekje voor het bloeden?

De achtdelige docusere The Corridors Of Power (459 min.), waarvoor Meryl Streep als verteller fungeert, neemt de proef op de som bij enkele actuele gevallen van genocide, waarbij de Verenigde Staten en de internationale gemeenschap wel, niet of erg laat ingrepen: van de zenuwgasaanvallen van de Iraakse dictator Saddam Hoessein op de Koerden via de etnische zuivering in Bosnië en Kosovo tot Assads ‘knielen of sterven’-regime in Syrië en de barbaarse daden van Islamitische Staat.

Regisseur Dror Moreh laat sleutelfiguren uit de regeringen van de Amerikaanse presidenten Reagan, Bush sr., Clinton, Bush jr. en Obama, zoals Hillary Clinton, Colin Powell, James Baker, Madeleine Allbright, Condoleezza Rice en Samantha Power aan het woord over hoe ze met hun beleidskeuzes brandhaarden elders in de wereld probeerden in te dammen. Of er sprake was van genocide – en dus reden om in te grijpen – hing vaak ook af van het ‘strategische belang’ van het desbetreffende land.

Duidelijk is dat er binnen de Amerikaanse regeringen van dienst regelmatig fundamenteel verschil van mening was. Topdiplomate Prudence Bushnell is er bijvoorbeeld nog altijd woest over dat haar land in 1994 niet ingreep in Rwanda toen Hutu’s daar de Tutsi-minderheid, gereduceerd tot ‘kakkerlakken’, met machetes, knuppels en bijlen begonnen af te slachten. Zodra de Amerikaanse burgers in veiligheid waren gebracht, verflauwde de aandacht van de regering Clinton direct.

Als de situatie daarna ontspoort in Soedan, lijkt Clintons opvolger, George W. Bush, wél bereid om in te grijpen. Enkele dagen later, op 11 september 2001, worden de Verenigde Staten echter zelf getroffen door een terroristische aanval. Waarna Bush ten oorlog gaat in Irak en de Janjaweed, de brute beulen van dictator Omar al-Bashir, vrij spel krijgen in Darfur. Daar voltrekt zich volgens Nicole Widdersheim (USAID) de duivelse logica van dit type oorlog: eerst seksueel geweld, daarna massaslachtingen.

Kun en wil je als ‘politieagent’ in zo’n penibele situatie vuile handen maken? Waar begint je verantwoordelijkheid en eindigt je betrokkenheid? En hoe kun je voor zowel vrede als gerechtigheid zorgen? Dat blijkt, steeds weer, een vrijwel onmogelijke opdracht voor de betrokken politici en diplomaten. En ook een loffelijk initiatief zoals het Internationaal Strafhof in Den Haag, een hedendaagse variant op het Neurenberg-tribunaal, wordt actief ondermijnd, nota bene door de Verenigde Staten zelf.

Deze indringende serie zet bepalende figuren uit de Amerikaanse buitenlandpolitiek aan tot oprechte zelfreflectie en plaatst hun keuzes, dilemma’s en frustraties in een historische context. De parallellen met het verleden zijn vaak onontkoombaar. ‘Wat is het verschil tussen Sarajevo en Auschwitz?’ haalt ambassadeur Peter Galbraith bijvoorbeeld een wrang grapje aan dat rondging in Sarajevo, een stad die ‘t zonder drinkwater en gas moest doen. ‘In Auschwitz hadden ze tenminste nog gas.’

Omar And Cedric: If This Ever Gets Weird

Autlook

Als ze met hun band eindelijk lijken te bereiken waarvoor ze jaren hebben gewerkt, trekken Omar Rodriguez-López (gitaar) en Cedrix Bixler-Zavala (zang) in 2001 rigoureus de stekker eruit. In de Groningse rockclub Vera en voor de camera van het Nederlandse televisieprogramma Lola da Musica (dat de aflevering over de Texaanse emoband in de prullenbak kan gooien). Hun geesteskind At The Drive-in, nog geen jaar eerder op basis van het baanbrekende album Relationship Of Command onthaald als dé rockband van de nieuwe eeuw, houdt op te bestaan.

De drie andere bandleden blijven gefrustreerd achter en gaan verder als Sparta, een rechttoe rechtaan groep die gedoemd is om in de subtop te blijven steken. En Omar en Cedric geven hun Latijns-Amerikaanse wortels een prominente plek in een nieuwe progrock-outfit. Nog voordat de onnavolgbare freakband The Mars Volta z’n debuutalbum De-Loused In The Comatorrium (2003) kan uitbrengen, slaat het noodlot echter toe: soundwizard Jeremy Ward overlijdt aan een overdosis. En dat zet allerlei creatieve en destructieve ontwikkelingen in gang.

In het krachtige zelfportret Omar And Cedric: If This Ever Gets Weird (121 min.) vertellen de twee boezemvrienden, los van elkaar en volledig buiten beeld, hun gezamenlijke verhaal. Daarin zullen ze ook recht tegenover elkaar komen te staan en de ander een aanzienlijke tijd volledig kwijtraken. Regisseur Nicolas Jack Davies kan de verhalen daarbij, over drugs, Scientology en financiële problemen (en de bijbehorende ‘therapeutische’ comebacks), stutten met een weldaad aan beelden, die gedurende de jaren zijn gemaakt door de notoire veelfilmer Omar.

Deze collageachtige film is de weerslag van de lotsverbondenheid tussen de twee eigenzinnige latino’s, die uiteindelijk zelfs de zwaarste storm blijkt te kunnen trotseren. Als dit ooit vreemd gaat voelen, zeiden Omar en Cedric ooit tegen elkaar over hun bandjes, beloof me dan dat we ermee stoppen. Want al die muzikale projecten zouden nooit zo belangrijk kunnen worden als zij waren en zijn voor elkaar. Deze straffe film is een eerbetoon aan hun creatieve broederschap en het geheel eigen muzikale universum dat ze op basis daarvan hebben gecreëerd.

Over At The Drive-in werd in 2019 overigens nog een archieffilm uitgebracht: At the Drive-in | Turn Slowly For Maximum Vend: A Brief History Of A Band From Texas. Die staat in z’n geheel op YouTube.

The White Helmets

Netflix

Na vijf jaar oorlog, stelt de begintekst van The White Helmets (40 min.), zijn er ruim 400.000 Syriërs gedood. Meer dan een miljoen mensen hebben hun huis moeten ontvluchten. Inmiddels is de film van Orlando von Einsiedel, die begin 2017 de Oscar voor beste korte documentaire won, alweer enkele jaren oud. Het aantal slachtoffers is gestaag opgelopen – en loopt nog altijd op – maar de ogen van de wereld zijn al enige tijd gericht op pak ‘m beet Oekraïne, Iran en Israël.

Vanaf een afstandje is het misschien gemakkelijk om immuun te worden voor de voortdurende luchtaanvallen door het regime van dictator Assad en zijn nietsontziende Russische handlangers, de gigantische ravage die zij veroorzaken in gewone woonwijken van Syrische steden zoals Aleppo en de doden en gewonden die daar dan achterblijven. Oog in oog met een jongetje dat bij het levenloze lichaam van zijn vader wanhopig ‘Alstjeblieft papa, laat me niet achter’ staat te roepen, wordt onverschilligheid echter volstrekt onmogelijk.

Het zijn taferelen waarmee de bijna drieduizend vrijwilligers van de Syrian Civil Defense, ofwel de Witte Helmen, vrijwel dagelijks worden geconfronteerd. Zodra er een calamiteit is, snellen zij toe. Vanuit het motto: één leven redden is de mensheid redden. Bouwvakker Khalid Farah bijvoorbeeld. Of smid Abu Omar. En kleermaker Mohammed Farah. Die vocht nog even mee bij de oppositie, maar besloot toen toch maar om zich bij de Witte Helmen aan te sluiten. ‘Humanitair werk is beter dan gewapend zijn’, zegt hij daarover. ‘Een ziel redden is beter dan er een nemen.’

Recht op camera doen deze drie hulpverleners hun verhaal. Tussendoor plaatst Von Einsiedel hectische beelden van reddingsacties. Van hoe ze bijvoorbeeld na zestien uur ‘wonderbaby’ Mahmoud onder het puin vandaan halen. Een onuitwisbare scène. Ook door de blik in de ogen van de man die het kleine kindje in zijn armen houdt. Met zijn muziekkeuze, die wel erg nadrukkelijk wil dicteren wat je als kijker moet voelen, legt de filmmaker ’t er soms nét iets te dik bovenop, maar dit laat onverlet dat The White Helmets aanvoelt als een mokerslag.

Orlando von Einsiedel volgt de mannen tevens op training naar Turkije, waar ze leren hoe ze het meest effectief vuur kunnen blussen en luisterapparatuur moeten inzetten om te ontdekken of er nog iemand in leven is na alweer een gerichte aanval op de burgerbevolking, of op hen, de hulpverleners die direct toesnellen. Zelfs in den vreemde, onder elkaar, komen ze nooit helemaal los van die oorlog. Dan leven ze met de permanente twijfel of thuis iedereen nog gewoon in leven is. En als het noodlot dan toch toeslaat, fungeren ze als een broederschap.

Via deze nobele en moedige mannen, de levenskeuzes die zij maken en de manier waarop ze die naar elkaar en de wereld uitdragen nestelt deze korte documentaire zich – net als die andere onontkoombare film over de Witte Helmen, Feras Fayyads Last Men In Aleppo – moeiteloos in het collectieve geheugen. Als een krachtig eerbetoon aan heldenmoed en medemenselijkheid.

Scouting For Girls: Fashion’s Darkest Secret

SkyShowtime

De cliëntenlijst is imposant: van Cindy Crawford en Naomi Campbell tot Stephanie Seymour en Linda Evangelista. Stuk voor stuk hebben ze onder contract gestaan bij het Elite Model Agency dat halverwege de jaren tachtig een gat in de markt ontdekt: met de juiste begeleiding kunnen van fotomodellen zomaar supersterren worden gemaakt. Natuurlijk zit er ook een schaduwzijde aan het lumineuze idee: héél mooie en héél jonge meisjes, kinderen nog, komen moederziel alleen in New York terecht en worden daar volledig afhankelijk van wereldwijze modelscouts. ‘We werden klaargestoomd’, vertelt voormalig topmodel Carré Otis, die ook nog een bescheiden filmcarrière zou hebben en enige tijd was getrouwd met acteur Mickey Rourke. ‘We werden geconditioneerd. In het volle zicht. Het gebeurde niet stiekem. Het was overduidelijk.’

Een trip naar Europa fungeert daarbij als lakmoestest voor de minderjarige meisjes, vertelt de Amerikaanse schrijver en journalist Michael Gross, die uitgebreid sprak met Elite’s topman John Casablancas (1942-2013) en andere kopstukken van de modellenindustrie. Hij schreef er het boek Model: The Ugly Business Of Beautiful Women (1995) over. De Elite-meisjes worden in Parijs overgeleverd aan een Europese vertegenwoordiger, Gérald Marie, die volgens Gross ‘geen greintje fatsoen’ heeft. Carré Otis ontdekt al snel ‘s mans cocaïne én Maries totale gebrek aan moraal, vertelt ze in de eerste aflevering van de ontluisterende driedelige serie Scouting For Girls: Fashion’s Darkest Secret (139 min.). Als zijn vriendin, het Canadese supermodel Linda Evangelista, even uit de buurt is, zoekt Gérald Marie direct seksuele toenadering tot Otis – ongeacht wat zij daar als tiener, in een vreemd land en een nóg vreemdere wereld, zelf van vindt.

‘Ik zou nooit zover gaan om tegen een meisje te zeggen: je moet met me naar bed om op de cover te komen’, stelt Marie, die via zijn advocaat alle beschuldigingen ver van zich werpt, nochtans tijdens een interview met Michael Gross. Audio-opnames van deze gesprekken komen regelmatig terug in deze miniserie van de Britse onderzoeksjournalist Lucy Osborne, die eerder over Marie publiceerde in The Guardian. Helder is dat de piepjonge modellen, vaak nog zonder enige seksuele ervaring, ook worden ingezet om Elite’s feestjes op te luisteren, waar ze zich veel oudere kerels van het lijf moeten zien te houden – ook als ze allang zijn teruggekeerd naar hun hotelkamer. Volgens oud-medewerker Omar Harfouch heeft Gérald Marie daarvoor tevens een ‘praktische reden’: maagden zijn volgens hem niet fotogeniek. ‘Dus kort na hun aankomst moeten ze koste wat het kost ontmaagd worden.’

Als het niet zo bruut en banaal was – en zo nadrukkelijk doet denken aan de #metoo-affaires rond de seksuele roofdieren Jeffrey Epstein en Harvey Weinstein – zou het lachwekkend zijn. Een meisje van veertien of vijftien dat volledig is overgeleverd aan de gunsten van de perverseling Gérald Marie, die er volgens Harfouch zelfs een afvinklijst van maagden op nahoudt, of zijn concurrent Jean-Luc Bunuel van Karin Models, die zich al even bedenkelijk gedraagt, zou echter kunnen denken dat dit de normale gang van zaken is binnen de business. En daar houdt iedereen z’n mond. Zelfs een geruchtmakende uitzending van het televisieprogramma 60 Minutes kan daarin geen verandering brengen. ‘Er heerst een zwijgcultuur in de industrie’, vertelt Marie P. Anderson, die van 1986 tot 1989 als modellenagent werkt bij Elite en dan tevergeefs de noodklok luidt. ‘Want de meeste mensen leven in angst. De industrie heeft me uitgespuugd omdat ik me heb uitgesproken.’

Zo’n veertig jaar later hebben de voormalige topmodellen Carré Otis, Shawna Lee, Jill Dodd en Marianne Shine, publiekelijk ondersteund door Linda Evangelista, alsnog juridische stappen gezet tegen de mannen die zich aan hen vergrepen, Jean-Luc Brunel en Gérald Marie. Zij hebben al die jaren, ondanks enkele publicitaire oprispingen, ongestoord hun gang kunnen gaan. En nu is het nog maar de vraag of hun daden niet zijn verjaard. De woede en het verdriet daarover, gekanaliseerd in de slotaflevering van deze goed gedocumenteerde docuserie, zijn in elk geval beslist nog niet geweken en ook gemakkelijk invoelbaar. Zeker als duidelijk wordt dat modellenbureaus als Elite en Karin ook meisjes hebben geleverd aan een man van wie inmiddels bekend is dat hij een onverzadigbare behoefte had aan minderjarige meisjes. Zo bezien is de wereld, althans het deel ervan dat ‘jeugdige godinnen’ als niet meer dan bijzonder smakelijke handelswaar ziet, toch weer kleiner dan menigeen denkt en vreest.

Flight/Risk

Prime Video

Is het omdat documentaires, vergeleken met dramaproducties, relatief goedkoop zijn? Feit is dat er, met name sinds de komst van allerlei verschillende streamers, een run lijkt te zijn ontstaan op relevante onderwerpen die in potentie een groot en internationaal publiek kunnen bereiken. En dit kan zomaar resulteren in concurrentie tussen productiebedrijven die tegelijkertijd aan vergelijkbare films werken.

Zo bezien is het niet meer dan logisch dat twee verschillende platforms binnen een half jaar een documentaire over precies hetzelfde thema presenteren: de twee hagelnieuwe Boeing 737 MAX-vliegtuigen die enkele jaren geleden binnen vijf maanden en zonder duidelijke aanleiding uit de lucht vielen, met honderden dodelijke slachtoffers als gevolg. Eerst Netflix’s Downfall: The Case Against Boeing, nu Flight/Risk (98 min.) op Prime Video, een film die bijna per definitie als mosterd na de maaltijd aanvoelt.

Toch verdient deze productie eigenlijk de voorkeur. De documentaire van Karim Amer en Omar Mullick bevat min of meer dezelfde basiselementen als de film die hem de loef heeft afgestoken, maar is minder technisch van aard, lijkt nét wat dichter bij het vuur te zitten en volgt de ontwikkelingen in de zaak bovendien via enkele tot de verbeelding sprekende personages. Daarvan springt met name een Boeing-manager, die zich heeft opgeworpen als klokkenluider, in het oog: oud-marineman Ed Pierson

‘Op 9 juni 2018, toen het Lion Air-toestel werd geproduceerd en vier maanden voor het neerstortte, heb ik een e-mail naar de 737-manager geschreven, waarin ik hem aanraadde de productie stil te leggen’, verklaart hij tijdens een hoorzitting van het Amerikaanse congres. ‘Ik ben genegeerd. Toen ik zei dat ik meegemaakt had dat processen in het leger vanwege kleinere problemen waren stilgelegd, gaf hij een antwoord dat ik nooit zal vergeten: het leger heeft geen winstoogmerk.’

Daarmee koerst Flight/Risk op dezelfde conclusie af als Downfall: het verkopen van zoveel mogelijk toestellen, en het op peil houden of opkrikken van de beurskoers van het bedrijf, heeft bij Boeing voorrang gekregen op het afleveren van veilige vliegtuigen. En de controle daarop door de Federal Aviation Agency, de officiële regeringsinstantie die veel te weinig afstand blijkt te hebben gehouden tot de vliegtuigfabrikant, is schromelijk tekort geschoten.

De gevolgen daarvan zijn onontkoombaar: in honderden families, in allerlei verschillende landen, ontbreken sinds enkele jaren mensen die niet gemist kunnen worden. ‘Verjaardagen en sterfdagen zijn heel zwaar’, vertelt nabestaande Zipporrah Kuria, terwijl ze slingers ophangt voor een bescheiden feestje. ‘Dus we zorgen dat we niet alleen verdrietig zijn, maar dat we pap ook vieren, dat we zijn lach en zijn leven vieren.’ Ze houdt een ogenblik pauze. ‘Dat hebben we wel nodig, want de 737 Max vliegt alweer.’

Simple As Water

vanaf 8-3 op HBO Max

Ze wonen al twee maanden in een benauwd koepeltentje op een soort parkeerterrein nabij de haven van Athene. Yasmin al Kadad en haar vier kinderen van negen, zeven, zes en vijf maken er het beste van. Echtgenoot Safwan verblijft al tien maanden in Duitsland. Hopelijk komen ze in aanmerking voor familiehereniging. Hij wordt alleen nog altijd niet officieel erkend als vluchteling. ‘Ik krijg hier hoofdpijn van’, zegt Yasmin moedeloos. ‘Uiteindelijk ga ik wel weer terug naar Syrië.’

De documentaire Simple As Water (99 min.) is een logisch vervolg op heftige films vanuit het hart van de Syrische burgeroorlog, zoals The CaveFor Sama en Last Men In Aleppo. Een portret van een ontheemd volk, dat door die oorlog is uitgestrooid over de wereld. Doodgewone mensen zijn noodgedwongen ‘vreemdelingen’ geworden. Regisseur Megan Mylan (Lost Boys Of Sudan) observeert hoe zij in den vreemde hun verminkte levens opnieuw vorm proberen te geven.

In het Turkse Reyhanli stuit ze bijvoorbeeld op Samra Abo Ghanooj. Haar echtgenoot werd enige tijd geleden gearresteerd. Sindsdien heeft deze moeder van vijf kinderen niets meer van hem vernomen. Zij moet intussen op het land werken om haar kroost te onderhouden en overweegt nu om die onder te brengen in een weeshuis. Oudste zoon Fayez, nog maar twaalf jaar oud, heeft tot dusver als een surrogaat-vader gefungeerd voor haar andere kinderen en ziet helemaal niets in dat plan.

Omar Sabha is in Pennsylvania beland en heeft daar de zorg voor zijn zestienjarige broer Abudi, die gewond is geraakt tijdens de oorlog, op zich genomen. Abudi moet bovendien de opleiding krijgen die hij zelf nooit heeft genoten. En misschien kan de jongen dan ook een verblijfsvergunning voor de Verenigde Staten bemachtigen. Want die lijkt voor Omar zelf, als voormalig lid van de Free Syrian Army, niet te zijn weggelegd. Hij staat officieel te boek als terrorist.

In het thuisland hopen Diaa en haar echtgenoot Hosain ondertussen tegen beter weten in nog altijd op de terugkeer van hun zoon Mohammed. Die werd in Raqqa gevangen genomen door ISIS. Terwijl ze zorgt voor Yazzan, een andere zoon met een verstandelijke beperking, probeert de Syrische vrouw de moed (der wanhoop) erin te houden. In een asielzoekerscentrum te Duitsland wacht Safwan tenslotte ongeduldig af of het Yasmin en hun kinderen lukt om zich bij hen te voegen.

Deze zorgvuldig gecaste hoofdpersonen representeren samen de verschillende aspecten van de oorlog, die zoveel Syriërs van huis en haard heeft verdreven (of, in het geval van Diaa, hun thuis heeft ontmanteld). Mylan komt in het groot opgezette en toch heel intieme Simple As Water héél dicht bij haar protagonisten, zonder dat ze zelf ook een rol voor zichzelf claimt, en schetst via hen overtuigend de ervaring van het volledig ontheemd zijn, achtervolgd door een oorlog waaraan eigenlijk niet valt te ontsnappen.

The Dissident

Het begint bijna een trend te worden: meerdere Amerikaanse documentaires over één en hetzelfde onderwerp, die binnen een kort tijdsbestek worden uitgebracht. Na concurrerende films over Trump-fluisteraar Roy Cohn, misbruik in de Amerikaanse turnwereld en zangeres Whitney Houston zijn er nu twee ambitieuze producties over de moord op de Saoedische journalist Jamal Khashoggi: eerst Kingdom Of Silence van Rick Rowley, geproduceerd door het bedrijf van Alex Gibney. En nu The Dissident (117 min.) van Bryan Fogel, die met zijn vorige film Icarus, over het Russische dopingschandaal, een Oscar won.

Fogels voornaamste troeven zijn Jamal Khashoggi’s verloofde Hatice Cengiz en zijn jongere vriend Omar Abdulaziz Akzahrani, die samen met hem (online) de strijd aanbond met het huidige Saoedische regime. Behalve hun herinneringen aan de man en aan wat zij aan zijn zijde meemaakten hebben ze ook audio-opnamen van persoonlijke telefoongesprekken en appverkeer beschikbaar gesteld. Die geven echt inzicht in Khashoggi’s belevingswereld en hoe hij steeds nadrukkelijker de hete adem van de wraakzuchtige Saoedische kroonprins Mohammad bin Salman (MBS) in zijn nek begint te voelen.

Ook het gevecht op sociale media om de befaamde dissident monddood te maken of juist een stem te geven krijgt een prominente plek en is met animaties meeslepend verbeeld in deze sowieso bijzonder vet vormgegeven film. Deze tweede Khashoggi-docu concentreert zich daarnaast vooral op het onderzoek naar de marteling en moord, met daarin ook een prominente rol voor enkele medewerkers van het Turkse justitieapparaat. Zij hebben de gruwelijke gebeurtenissen op 2 oktober 2018 op het Saoedische consulaat in Istanboel tot in detail uitgespit.

Khashoggi’s complexe levensloop, zijn positie in de recente historie van Saoedi-Arabië en de ingewikkelde relatie van dat land met de Verenigde Staten (van president Donald Trump) worden in Kingdom Of Silence, dat de kwestie meer met een helikopterview bekijkt, echt beter uitgediept. De Jamal Khashoggi van The Dissident lijkt vooral een typische Hollywood-held: een koene ridder, zonder smetjes of krasjes, die zich met gevaar voor eigen lijf en leden verzet tegen dictatoriale tendensen in zijn geboorteland. Hoewel ook Bryan Fogel dus een knap gemaakte en enerverende documentaire over deze onverkwikkelijke kwestie heeft afgeleverd, verdient Rick Rowleys film daardoor toch de voorkeur.

Western Arabs

‘Met deze film hoopte ik mijn vader beter te leren kennen’, stelt de Deens-Palestijnse filmmaker Omar Shargawi halverwege Western Arabs (77 min.). ‘Dichter bij hem te komen. Hem te raken in zijn ziel.’ Even daarvoor lijkt de explosieve relatie met zijn vader Munir, waarin het al gedurig heeft gerommeld en geknetterd, echter definitief op de klippen te zijn gelopen. ‘Je hebt nooit iets om ons gegeven’, voegde Omar hem via de telefoon toe. Waarna zijn ‘Babba’ had geantwoord: ‘Je moet me maar gewoon vergeten.’ En de hoorn op de haak had gesmeten.

Over en uit, zo oogde het. Dit zou nooit meer goed komen. Misschien leken vader en zoon, ondanks de generatiekloof die hen verscheurde en de verschillende werelden waarin ze opgroeiden, stiekem wel te veel op elkaar. Tegelijkertijd: dit is een film. En we moeten nog zo’n drie kwartier. Omar en Babba, één van de eerste Palestijnen die vanuit Gaza naar Denemarken vluchtte, zullen elkaar in deze broeierige egodocu op de één of andere manier moeten vinden. Koste wat het kost. Intussen vraagt Omar zich af hoe hij de relatie met zijn eigen dochter Amina wél gezond kan houden.

Wees gerust, dit is geen Hollywood-film. Verre van dat, zelfs. Over deze vader-zoon relatie wordt geen suikerlaagje gestrooid. Zelfs niet aan het eind, als Omar inmiddels al twaalf jaar in de familiekring filmt. Het beeld is rudimentair, de toon bikkelhard. De verhouding ouder-kind wordt tot aan de kern afgepeld met hoog oplopende ruzies, slepende conflicten en een enkel moment van wederzijds begrip. Wat rest zijn twee uiterst temperamentvolle mannen, die gevangen zitten tussen twee culturen, erdoor vermorzeld worden bijna. En hun woede koelen op elkaar – en daardoor op zichzelf.

Western Arabs is geen prettige kijkervaring. En dat was vast ook de bedoeling. De explosieve relatie tussen de vluchteling Munir en zijn zoon, die met typische tweede generatie-problematiek kampt, is vervat in een grimmige, zelfs wat exhibitionistische film, die van binnenuit optekent hoe een familie kan imploderen door een nog altijd verder etterend verleden.

Mocromode

VPRO

Met het bekijken van een documentaire kun je de deur naar een onbekende wereld open wrikken, waarin je vervolgens ongegeneerd een tijdje mag ronddolen. Die wereld hoeft helemaal niet ver weg te liggen. Neem Mocromode (26 min.), een korte documentaire van Elise Roodenburg en Soufyan el Hammouti over de neven Omar en Moggi. Die speelt zich gewoon af in Rotterdam-zuid en laat toch een wereld zien die voor veel Nederlanders onbekend terrein is.

Onbekend maakt onbemind. Dat geldt zeker voor het deel van de bevolking waartoe de twee jonge vloggers behoren: Nederlands-Marokkaanse jongens. En als ze dan ook nog dure designerkleding van Gucci, Prada en Louis Vuitton dragen, dan ligt de conclusie al helemaal voor de hand: dit kan beslist geen zuivere koffie zijn. ‘Zie je wel, die Marokkanen!’, ze horen het de mensen om hen heen denken. Hoe kom je los van zo’n onuitgesproken (voor)oordeel?

Omar en Moggi ogen inderdaad blits (al zullen ze dat woord zelf nooit gebruiken) en bezigen straattaal met elkaar. De Mocro’s roken een ‘Kalashnikov-waterpijp’. Haren worden ‘gestraight’. En ze gaan op zoek naar ‘de ziekste outfit wat er is’. Afgaande op deze amusante docu zijn de aandoenlijke boezemvrienden echter helemaal niet bezig met kleine criminaliteit, maar met kleine commercialiteit, in de vorm van een eigen YouTube-kanaal. Alles voor opzichtige merkkleding en luxe-artikelen.

Die staan voor iets. ‘Als een jongen schoenen koopt van tweeduizend euro, dan sta ik wel op om hem een handje te geven’, zegt Omar. ‘Status is belangrijk voor jongeren in een achterstandswijk’, verduidelijkt de plaatselijke kapper. ‘Daar gaat het allemaal om.’ Een auto van 20.000 euro behoort niet tot de mogelijkheden, maar schoenen van 800 zijn wél bereikbaar. Waarmee je van niemand dus (ogenschijnlijk) iemand kunt worden.