
‘Terwijl hij onderweg is en in kleine clubs speelt, wil Elvis Presley niets liever dan een grote ster worden’, constateert Levon Helm, de verteller van Elvis ‘56 (58 min.). ‘Die droom lijkt volstrekt buiten zijn bereik. Op één klein detail na: de manier waarop meisjes beginnen te gillen als ze zien hoe Elvis beweegt terwijl hij zingt.’
Aan het begin van 1956 neemt de dan 21-jarige Presley, ingelijfd door de illustere manager Colonel Tom Parker (een pseudoniem van de Nederlandse ritselaar Dries van Kuijk), zijn allereerste nummer op voor het vermaarde platenlabel RCA: Heartbreak Hotel. Daarna zal het leven van de voormalige truckchauffeur uit Memphis, Tennessee, nooit meer hetzelfde zijn.
Deze documentaire van Alan en Susan Raymond uit 1987 richt zich volledig op het sleuteljaar 1956, waarin Elvis van een ‘rockin’ nobody’ binnen korte tijd de onbetwiste ‘king of rock & roll’ wordt, een contract voor zeven jaar bij Paramount Pictures tekent en de ongevraagde aandacht, torenhoge verwachtingen en scherpe (en bekrompen) kritiek leert kennen die gepaard gaan met plotselinge roem.
Elvis voelt die druk ook, getuige deze film die volledig bestaat uit archiefmateriaal: dampende performances en fraaie zwart-wit foto’s. Voor Hound Dog heeft hij maar liefst dertig takes nodig. Pas dan is hij tevreden. Take 28 zal uiteindelijk de hitlijsten bestormen, in datzelfde jaar nog gevolgd door klassiekers als Don’t Be Cruel en het titelnummer van zijn debuutfilm Love Me Tender.
Met vaste hand schildert Elvis ’56 een jonge, viriele artiest die de duffe jaren vijftig een schop in hun kloten geeft met muziek die hij ‘leent’ van zwarte muzikanten en zulke ‘weerzinwekkende bewegingen’ maakt tijdens optredens dat een rechter ze probeert te verbieden. Hij zal in de navolgende decennia nog véél groter worden, constateert verteller Helm, die zelf furore maakt als drummer en zanger van The Band.
Elvis Presley wordt echter nooit meer zo benaderbaar als in het jaar 1956.