Rashid, The Boy From Sinjar

Clin d’oeil

Toen Islamitische Staat (IS) hem in Syrië probeerde te rekruteren, tatoeëerde zijn moeder ’Kasm’, de naam van zijn vader, op Rashids rechterbovenarm. ‘Als ze je meenemen, kun je in elk geval nooit vergeten wie je bent’, zei ze erbij. Toen strijders van IS de tatoeage zagen, dreigden ze de arm van de rossige Jezidi-jongen te amputeren. Nadat zij hem een aantal keer flink in elkaar hadden geslagen, maakten ze uiteindelijk een foto van Rashid Qasim, zijn moeder Nejad en de andere kinderen. Daarmee konden ze te koop worden aangeboden via Facebook. Zo kwam hun vader hen weer op het spoor.

Rashid, The Boy From Sinjar (80 min.) kan zich nog goed herinneren hoe het begon: op 3 augustus 2014, de laatste dag van de vastenperiode. Toen ging de genocide op zijn volk, een christelijke minderheid in Noord-Irak, van start. Rashids grootvader behoorde tot de allereerste slachtoffers. Bij de start van deze documentaire van Jasna Krajinovic is het ruim zes jaar later, 2020. De inmiddels vijftienjarige Jezidi-tiener probeert zijn leven weer op te pakken. School, bijvoorbeeld. Werken voor de kost. Of rondhangen met vrienden. Intussen is zijn jongere zusje Raishin nog steeds niet teruggekeerd. Zij is waarschijnlijk nog altijd in handen van Islamitische Staat.

Dat eerste shot van deze ingetogen documentaire hakt er overigens meteen in: achter op een wagen gezeten rijdt Rashid door Sinjar en aanschouwt de onvoorstelbare ravage die daar is aangericht. Hoe is hier nog ooit menselijk leven mogelijk? Later maakt hij, als een speelse puber, in diezelfde desolate omgeving met zijn telefoon overigens alweer foto’s met leeftijdsgenoten, waaronder enkele leuke meisjes. Het is alsof het gewone leven in de navolgende jaren, ondanks al het leed dat hen is berokkend, toch weer gewoon doorgaat. En daarbij hoort ook de vraag waar hun toekomst ligt: hier, in de ruïne, die ooit hun leven was? Of toch elders?

Van de documentaires die in de afgelopen jaren zijn gemaakt over de totale verwoesting van de Jezidi-gemeenschap – films zoals Sabaya, Daughters Of The Sun en Mediha – richt Rashid, The Boy Of Sinjar zich het minst op het verleden. Krajinovic gebruikt het schrikbewind van de IS-barbaren, en de dreiging die nog altijd van hen uitgaat, vooral om te kijken naar hoe het leven nu verder moet voor Rashid en zijn familie. En die toekomst brengt in deze ingetogen en – daardoor juist zo – aangrijpende documentaire z’n eigen hartverscheurende keuzes met zich mee. Loslaten en verder gaan? Of toch vasthouden?

Imago

Triptyque Films / Need Productions

Met open armen wordt filmmaker Déni Oumar Pitsaev ontvangen in de Pankisivallei in Georgië. Over de grens ligt Tsjetsjenië, de Russische republiek waar hij ooit is geboren en nu niet meer welkom is. Terwijl veel landgenoten, waaronder ook familieleden, tijdens de Tsjetsjeense oorlogen van eind twintigste eeuw over de grens naar Georgië vluchtten, vertrok Déni als kind met zijn moeder naar Frankrijk. Nu heeft zij een stuk grond voor hem gekocht in Pankisi, zodat hij daar alsnog tussen z’n eigen mensen kan gaan leven.

Kalm probeert de beminnelijke Déni in de persoonlijke film Imago (109 min.) weer vertrouwd te raken met zijn familie en andere Tsjetsjenen ter plaatse en neemt hij de bijzonder fraaie omgeving in zich op. Kan de inmiddels bijna veertigjarige banneling hier een volwassen versie van de boomhut bouwen, waarover hij als kind fantaseerde? En ziet hij überhaupt een toekomst voor zichzelf, in een rurale omgeving waar traditie en de islam nog altijd alomtegenwoordig zijn en man en vrouw gebonden aan strakke rolpatronen?

Hij wordt bijvoorbeeld continu bestookt met één en dezelfde vraag: wanneer gaat ie nu eindelijk eens trouwen? Voordat Déni kan doorgaan voor een klassieke Tsjetsjeense man heeft hij echter nog een lange weg te gaan. Tijdens het voetballen kijkt hij vooral toe. Bij een optrekstang geneert ie zich over z’n eigen verrichtingen. En een pistool, om eens lekker mee te schieten, boezemt hem vooral angst in. Nee, met hem winnen ze de oorlog niet. Blijft hij te midden van z’n eigen mensen dus niet gewoon een vreemde?

Zijn moeder Khalimat Pitsaeva komt vanuit Brussel ook nog even op bezoek. En zelfs zijn vader Vakha Magomadov, waarvan hij vervreemd is geraakt en die hij al acht jaar niet heeft gezien, komt poolshoogte nemen met zijn tweede vrouw Malika Abdulaeva en hun zoons Pamzan en Mokhammed. Ook hij is van mening dat zijn zoon nu eindelijk z’n verantwoordelijkheid moet nemen voor ‘de continuering van de clan’. Déni heeft intussen ook nog een appeltje met hem te schillen over zijn rol tijdens de oorlog.

Tijdens die confrontatie borrelen de emoties die in Imago, op het filmfestival van Cannes uitgeroepen tot beste documentaire, tot dan toe onderhuids hebben gesluimerd even op. En net zo snel als de gemoederen verhit zijn geraakt, koelen die ook weer af in deze subtiele en omfloerste film, waarin veel wordt gezegd zonder dat ’t wordt uitgesproken – en ook de kijker dus wordt uitgedaagd om tussen de regels door te lezen.

Kabul, Between Prayers

Clin d’oeil films / vanaf donderdag 5 februari in de bioscoop

‘Waarom sluit je je niet bij ons aan?’ zegt Samim tegen een jongen die hij tijdens zijn surveillance op een brug in de Afghaanse hoofdstad Kaboel heeft aangesproken op z’n gedrag. Die ziet daar weinig in. ‘Kijk nou naar jezelf, met die waardeloze M16.’ Dat laat Samim zich echter niet zeggen. ‘Dit is geen goed geweer?’, reageert hij uitdagend, terwijl ie het wapen doorlaadt en richt op de voet van de jongen. ‘Goed of niet goed?’ De jongen, duidelijk geschrokken, kiest eieren voor zijn geld. ‘Een zeer goed geweer.’

Samim wordt in deze observerende film van de Afghaans-Nederlandse documentairemaker Aboozar Amini, de opvolger van zijn debuutfilm Kabul, City In The Wind (2018) in wat uiteindelijk een trilogie moet worden, geïntroduceerd terwijl hij datzelfde wapen nog eens omzichtig controleert en vervolgens op het kleedje legt, dat hij aan de rand van de stad heeft uitgespreid. Samim begint aan een omstandig gebed. ‘Oh Allah, breng de sharia-wetten naar de rest van de wereld’, prevelt hij. ‘Zorg voor de families van onze martelaren en vernietig iedereen die u verraadt.’

Als Samim zich helemaal voorover buigt en met zijn hoofd het gebedskleed aanraakt, is ‘t alsof hij ook eer bewijst aan zijn wapen. En dat is niet eens zover bezijden de waarheid. De 23-jarige Afghaan, die zich zomaar kan verliezen in stoerdoenerij met z’n geweer, is tevens een voetsoldaat van de Taliban. Zijn veertienjarige broer Rafi kijkt echt tegen hem op en is zelf ook al vertrouwd geraakt met de bijbehorende retoriek. ‘Voor moslims is dit leven de hel en is het hiernamaals het paradijs’, dreunt hij op. ‘Voor ongelovigen is dit leven het paradijs, het hiernamaals wordt voor hen echter de hel.’

Tegelijk toont Amini, die de film vanuit Nederland regisseerde en op afstand zijn cinematograaf Ali Agha Oktay Khan moest aansturen, Rafi als een doodgewone jongen, die samen met de rest van het gezin op hun akker werkt, rond het huis speelt met z’n jongere broertje Ilyas en direct begint te blozen als hem wordt gevraagd of ie wel eens verliefd is geweest. Zoals zijn oudere broer ook gewoon maar een jonge vent is, die graag met zijn broeders op de motor de blits maakt in de stad. Een man ook, die ongelukkig is in zijn vooralsnog kinderloos gebleven huwelijk en een nieuwe liefde overweegt.

Kabul, Between Prayers (102 min.) vervat het leven van de broers in langgerekte scènes. Te midden van hun dagelijkse beslommeringen is er, heel vanzelfsprekend, die in westerse ogen fundamentalistische ideologie, waarbinnen ongelovigen moeten branden, een zelfmoordaanslag het na te streven doel is en zoiets als eer alleen toegankelijk is voor mannen. Niet voor vrouwen, in elk geval. Op de spaarzame momenten dat Khan zijn camera op hen fixeert in de openbare ruimte, ogen zij als konijnen die in de kolossale koplampen van een onverbiddelijke mannenmaatschappij moeten kijken.

Terwijl hij van binnenuit het Taliban-wereldbeeld schetst, toont Aboozar Amini ook de humaniteit van de mensen die dat aanhangen. In de scène waarin Samim zijn broertjes liefdevol inwijdt in de geheimen van een machinegeweer, zodat zij weten wat ze moeten doen als er zich ooit vreemdelingen melden, komen de twee elementen samen. Jongens, hun speelgoed en die levensgevaarlijke ideologie. Het lijkt een recept voor nog heel veel ellende.

Lale Gül – Ik Leef Mijn Eigen Leven

De Haaien / BNNVARA

‘Was ‘t het waard?’, vraagt Lale Gül zich aan het eind van dit persoonlijke portret af. ‘Ik hoop dat ik dat op een dag kan zeggen.’ Sinds zij in 2021 debuteerde met de autobiografische roman Ik Ga Leven, waarin ze haar jeugd binnen een streng islamitisch gezin beschrijft, wordt de Turks-Nederlandse schrijfster zo ongeveer permanent beschimpt en bedreigt. Güls tweede boek Ik Ben Vrij (2024), over de beangstigende periode nadat ze met haar persoonlijke verhaal naar buiten was getreden, heeft dit alleen nog maar versterkt.

‘Het is een gegeven’, zegt de twintiger, tamelijk laconiek, in de documentaire Lale Gül – Ik Leef Mijn Eigen Leven (56 min). Het hoort nu bij mijn leven. Het went gewoon.’ Toch is dat niet het hele verhaal. Hoe dapper en standvastig Gül ook lijkt, de dreiging heeft natuurlijk wel degelijk vat op haar. Volgens haar psycholoog zou ze een ‘vermijdende hechtingsstijl’ hebben. Ze laat mensen niet gemakkelijk binnen in haar gevoelsleven. En een relatie aangaan is ook verdomd lastig – al is ’t alleen maar omdat er permanent beveiligers om haar heen staan. Haar kinderwens heeft ze voorlopig dus ook in de kast gezet. Die past niet in Güls huidige leven.

In deze tv-film krijgt zij alle gelegenheid om haar keuzes toe te lichten. Ze wordt daarbij aangevuld door enkele mensen uit haar directe omgeving. Verder is de schrijfster ook te zien tijdens haar theatertournee en de Zwarte Cross, bij een lotgenotenbijeenkomst en een Holland Zingt Hazes-concert, waarin zij samen met een vriendin helemaal opgaat. En daarna gaat ze met André Hazes Jr. op de foto. Gül lijkt dan even een normale twintiger. Die het leven, ondanks alles wat ze op haar pad vindt, gewoon wil omarmen – ook al moet ze daarvoor dan incognito de straat op en dient ze mentaal altijd voorbereid te zijn op mensen die haar belagen.

Het is de prijs die Lale Gül betaalt voor haar vrijheid om te kunnen schrijven wat ze wil. Sinds zij een column heeft in De Telegraaf is dat alleen maar verergerd. Op zulke momenten speelt haar ‘Middellandse Zee-temperament’ trouwens ook nog wel eens op. Zo kwam Gül enige tijd geleden zelfs in botsing met Femke Halsema, die haar op een moment van crisis nog haar mobiele nummer had gegeven en die ze midden in de nacht ook daadwerkelijk bleek te kunnen bellen. Inmiddels is de kou duidelijk weer uit de lucht tussen de twee. Gül gaat op bezoek bij de burgemeester van Amsterdam en samen bomen ze gezellig over hun haperende relatieleven.

Het is één van de aardigste scènes in een film, die verder vooral het persoonlijke levensverhaal van Lale Gül en de gevolgen van de door haar gemaakte keuzes nog eens onder de aandacht brengt. Een verhaal dat nooit went en ook niet mag wennen.

Vagevuur

EO

Hoe komt een 25-jarige Marokkaanse jongen via Oekraïne in een asielzoekerscentrum in Almere terecht? Die vraag blijft een tijdje in de lucht hangen in deze stemmige korte documentaire van Pieter Genee. Waarom is Salem, toen er oorlog uitbrak in het land waar hij medicijnen studeerde, naar Nederland gekomen en niet teruggegaan naar zijn land van herkomst? ‘Derdelanders’ zoals hij, die ook al een tijdelijke verblijfsvergunning hadden in Oekraïne, weten inmiddels dat ze niet meer in Nederland mogen blijven.

Salem bevindt zich zogezegd in het Vagevuur (29 min.). Hij leidt noodgedwongen een leven in de wacht, tussen hoop en vrees, tussen hier en daar en tussen toen, nu en straks. Genee, die zijn essayistische film over de Marokkaanse jongeling en het Europese asielbeleid aanstuurt met een nogal dominante voice-over, besteedt slechts beperkt aandacht aan waarom Salem in Nederland wil blijven. Duidelijk is dat hij niet naar ‘huis’ wil. Zijn redenen daarvoor worden uiteindelijk in enkele bijzinnen afgedaan.

Want dit is niet het punt dat de filmmaker wil maken. Genee toont een jongen die hier voetbalt, werkt en de eendjes voert en vraagt zich af waarom hij hier niet mag zijn. Die vraag wordt ook al snel verbreed: waarom zijn mensen zoals hij, moslims, überhaupt niet welkom in het hedendaagse Europa? De Zuid-Spaanse regio Andalusië, waar Salem best zou willen studeren, was ooit Arabisch terrein. ‘Op dit moment wil Europa alleen de lichamen‘, constateert Genee scherp. ‘Niet de bijbehorende geesten.’

In de huidige constellatie heeft zijn hoofdpersoon – volgens Genee’s betoog, dat is gelardeerd met wijsheden uit de Koran – slechts één optie: een illegale migrant worden. Zo probeert hij in deze korte docu een principieel punt te maken en omzeilt tegelijk de praktische vragen die deze gecompliceerde kwestie ook kan oproepen: waarom Salem niet in eigen land kan studeren, welke rol zijn familie speelt in zijn keuze en of/hoe Nederland verantwoordelijk is voor de benarde positie waarin hij terecht is gekomen?

Vagevuur richt zich zo ook op de dubbele houding van Europa tegenover al wat van buiten komt: we kunnen feitelijk niet zonder migranten, zo blijkt steeds weer, maar doen graag alsof dat wel zo is.

Mediha

Periscoop Film

Sinds ze is teruggekeerd van haar ontvoering door Islamitische Staat (IS), kan Mediha (90 min.) niet meer altijd de juiste woorden vinden. De familie van het Jezidi-tienermeisje vindt het sowieso beter als zij zwijgt over wat ze tijdens haar gevangenschap heeft meegemaakt. Ze moet ’t maar proberen te vergeten.

De Jezidi’s uit de Noord-Irakese stad Sinjar vormen een christelijke minderheid in het overwegend islamitische land en worden al eeuwenlang vervolgd. Als IS in 2014 een kalifaat sticht in Irak en Syrië, worden Mediha Alhamad en haar drie broertjes ontvoerd. Ghazwan en Adnan zijn inmiddels ook gered en leven met haar en hun oom Omar in een vluchtelingenkamp. Naar Mediha’s jongste broertje Barzan wordt nog druk gezocht door Kinyat, een mensenrechtenorganisatie die is opgericht door Bahzad Farhan.

Van hun ouders Ibrahim en Afaf ontbreekt vooralsnog ook elk spoor. Mediha’s vader leeft waarschijnlijk niet meer. Oudere Jezidi-mannen zijn vaak direct gedood door Islamitische Staat en daarna gedumpt in massagraven, terwijl de jongens werden klaargestoomd als kindsoldaat – of zelfmoordterrorist, zoals haar broertjes hebben ervaren. En van de meisjes en vrouwen werden seksslaven gemaakt, zoals Mediha zelf  – en waarschijnlijk ook haar moeder Afaf – aan den lijve heeft ondervonden.

Bahzad laat in deze film van Hassan Oswald een kast met ordners zien. Elke map bevat de vermiste en vermoorde inwoners van één enkel dorp. Er waren bijvoorbeeld slavenmarkten, zowel online als echt, waarop vrouwen en kinderen werden verkocht. ‘IS-leden gebruikten dit handelssysteem voor Mediha en haar broers’, vertelt Bahzad, terwijl hij door een map met foto’s van, soms nog altijd vermiste, slachtoffers bladert. In totaal worden zo’n drieduizend Jezidi’s vermist. En reddingsacties zijn even gecompliceerd als duur.

Geruchten over wat er met Mediha’s broertje en moeder is gebeurd zijn er te over. Barzan zou onder een andere naam in Turkije kunnen leven. En Afaf kon wel eens in het gevangenenkamp Al Hol in Syrië verblijven, waar IS-strijders nog altijd Jezidi-vrouwen gevangen houden. Intussen moet Mediha, die het dagelijks leven filmt dat ze met Ghazwan en Adnan leidt, op de één of andere manier in het reine komen met de trauma’s – en bijbehorende schaamte – die ze bij Islamitische Staat heeft opgelopen.

Als er een gebedsoproep klinkt, stopt Mediha bijvoorbeeld onmiddellijk met praten en sluit haar oren af.  Naderhand is ze zichtbaar ontdaan. Ze vraagt zich ook af of ze de IS-man die haar heeft vastgehouden moet aanklagen. Tegelijkertijd spelen haar broertjes lachend, ogenschijnlijk zonder er verder bij na te denken, een onthoofding na. Zo geven ze, elk op hun eigen manier, het verleden een plek in hun huidige bestaan. En daarmee kunnen ze pas écht verder als duidelijk is hoe ‘t de andere gezinsleden is vergaan. 

Hun zoektocht, ondersteund door gedreven helpers als Bahzad Farhan, is zowel spannend als aangrijpend, roept z’n eigen pijnlijke dilemma’s op en illustreert nog maar eens welk leed de Jezidi-gemeenschap vanaf 2014 is toegebracht door de groep barbaren die onder de noemer IS ongenadig huis heeft gehouden in Irak en Syrië. Die kwestie is weliswaar eerder belicht – in verwante films zoals SabayaDaughters Of The Sun en On Her Shoulders bijvoorbeeld – maar verdient aanhoudende aandacht.

Want hoewel Islamitische Staat al in 2019 uit z’n eigen kalifaat is verdreven, duren de pijn en het verdriet van hun schrikbewind voort.

Fortuyn: On-Hollands

Mint Film Office / KRO-NCRV

Dat dit kon gebeuren. In Nederland. Een politicus doodgeschoten. De toekomstige premier, nota bene. Tien dagen voor de verkiezingen stond hij torenhoog in de peilingen. En toen werd ie vermoord – en met hem de democratie. Als ‘t maar ‘gewoon’ een Nederlander is geweest, dacht menigeen in stilte. Géén moslim. Of een andere buitenlander. Het land, zijn stad Rotterdam in het bijzonder, stond al op knappen. Als geluk bij een wel héél tragisch ongeluk won Feyenoord twee dagen later de UEFA Cup. Anders was het leed waarschijnlijk echt niet te overzien geweest.

De eerste aflevering van Fortuyn: On-Hollands (535 min.) weet de pure paniek, het ongeloof en de volkswoede in ons land, dat na de moord op Pim Fortuyn op maandag 6 mei 2002 op z’n grondvesten schudde, uitstekend te vatten. Daarna zet de epische achtdelige documentaireserie een stap terug in de tijd: naar het Nederland van de jaren tachtig en negentig, waar de tegenstellingen tussen rijk en arm en tussen autochtone en allochtone inwoners in de grote steden, Fortuyns thuisbasis Rotterdam in het bijzonder, voor fikse spanningen en aanhoudende onvrede hadden gezorgd. 

Regisseur Menna Laura Meijer is niet zozeer geïnteresseerd in de persoon Fortuyn – behoudens zijn homoseksualiteit, een persoonlijke drijfveer, komt zijn privé- of familieleven nauwelijks aan de orde – maar in de opkomende politieke kracht en de samenleving die hem heeft voortgebracht. Daarvoor kan ze teruggrijpen op héél bijzonder beeldmateriaal. De archieven, zowel van de nationale en regionale televisie als van Fortuyns (oud-)partij Leefbaar Nederland en de LPF, zijn helemaal leeg getrokken en ontsluiten een land dat voor het eerst openlijk worstelt met immigratie.

Waar dat thema eerst nog was voorbehouden aan Hans Janmaat van de extreemrechtse Centrumpartij en Centrum Democraten, een politicus die consequent naar de zijlijn werd gedirigeerd, bracht Fortuyn dit eind jaren negentig nadrukkelijk onder de aandacht van een groot publiek. Na de aanslagen van 11 september 2001 kreeg de bijzonder mediagenieke opiniemaker en columnist de wind goed in de zeilen en leek hij, na een eclatante overwinning bij de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam, ook af te stevenen op een enorme zege bij de Tweede Kamerverkiezingen van 15 mei 2002.

In de eerste delen van deze serie is de hoofdpersoon soms nochtans een behoorlijke tijd afwezig en concentreert Meijer zich met een selecte groep bronnen, zowel intimi van Fortuyn als biculturele Nederlanders, op de toenmalige stand van het land. In de laatste afleveringen trekt ‘professor Pim’ ook in deze serie de aandacht steeds meer naar zich toe. Want waar Fortuyn kwam, kwam reuring. De ene Nederlander hoorde voor het eerst een politicus zeggen wat hij/zij zelf dacht, een ander walgde van zijn messcherpe statements over moslims of voelde zich erdoor aangevallen of in het nauw gedreven.

Achteraf bezien heeft de ‘Hollandse Haider’ als bruggenhoofd gefungeerd tussen de weerzin tegenover buitenlanders van Janmaat, die overigens best veel aandacht krijgt in Fortuyn On-Hollands, en de strijd tegen de islam van Geert Wilders (PVV), wiens naam dan weer geen enkele keer valt in de serie. Zoals ook Fortuyns moordenaar Volkert van der G., het kabinet met vechtende LPF-ministers en de moord op Theo van Gogh in 2004 daarin bijvoorbeeld geen rol spelen. Meijer beperkt zich tot hoe Pim Fortuyn – met de bravoure, humor en onbezonnenheid die hem eigen waren – het land grondig veranderde, niet in het minst voor Nederlanders van kleur, en daarvoor de hoogste prijs betaalde.

En daaruit valt ook ruim twintig jaar dato nog altijd lering te trekken.

De Bus Naar Mostar

BNNVARA / De Haaien

Er was in feite geen weg terug meer. De 26 meisjes van een Joegoslavisch handbalteam, in leeftijd uiteenlopend van dertien tot en met achttien jaar, waren in 1992 naar het Noord-Hollandse dorp Oosterblokker gekomen voor een pinkstertoernooi. Ze zouden een dag of tien blijven. Daarop hadden ook hun gastouders zich ingesteld. En toen bracht Joško Stanic, de voorzitter van de handbalclub van Mostar en initiatiefnemer van hun trip naar Nederland, een videoband mee uit hun geboorteland. De tieners konden daarop met eigen ogen zien dat hun stad inmiddels helemaal kapot geschoten was.

Achteraf bezien was het een omslagpunt, concluderen enkele speelsters ruim dertig jaar later in de driedelige docuserie De Bus Naar Mostar (128 min.). Het tafereel is destijds ook vastgelegd: een groep meisjes in een willekeurige Nederlandse woonkamer kijkt ontzet naar de ravage die er op hun geboortegrond is aangericht. Ze hebben geen keuze: alles beter dan daar. Een half leven verder woont de helft van de handbalsters nog altijd hier. Ze hebben in Nederland een bestaan opgebouwd. Als, ja, vluchteling. En in de wetenschap dat hun families en vrienden in barre omstandigheden moesten zien te overleven.

Onder begeleiding van psycholoog Iva Bicanic maken vier van deze vrouwen nu een symbolische reis, met de bus terug naar waar ze ooit, 33 jaar geleden, zijn vertrokken. ‘Het is maar voor een paar dagen’, grapt één van hen naar de Hollandse vrienden die zijn gekomen om hen uit te zwaaien. ‘Daar gaan die buitenlanders uit Blokker’, vult een ander geëmotioneerd aan. Onderweg komen er in deze miniserie van Yvette Nieuwstad, die voortborduurt op het boek De Bus Uit Mostar van GerBen van ’t Hek en Rens Lieman, natuurlijk allerlei herinneringen boven aan de heenreis die al snel meer dan zomaar een pleziertripje werd.

Tegelijk blijkt het geheugen ook trucs met Tea, Lidija, Mirela en Lemja uit te hebben uitgehaald. Niet alles wat ze nu tegenkomen strookt met hun herinneringen. Om voor eens en altijd duidelijkheid te krijgen, leggen ze in de bus alle brieven en dagboeken naast elkaar en maken een sluitende tijdlijn. En eenmaal op de plaats van bestemming, het Mostar van hun jeugd, gaan ze in gesprek met de achterblijvers – al gaat dat niet bij iedereen van harte. Want de oorlog blijkt ook ruim dertig jaar na dato nog altijd lastig terrein. En die heeft tevens de 26 tienermeisjes, die naar de andere kant van Europa werden gestuurd, ernstig beschadigd.

Via archiefbeelden van hoe ’t de handbalsters en hun gastgezinnen destijds verging in het verre Nederland brengt Yvette Nieuwstad ook dat beladen verleden in beeld. Daarnaast kijkt ze in het hier en nu mee bij de activiteiten, ontmoetingen en gesprekken van haar hoofdpersonen en begeleidt die met een toepasselijke Balkan-soundtrack. Iva Bicanic verbindt de verschillende elementen intussen met een bespiegelende voice-over. Samen fabriceren ze zo een solide verslag van een bewogen trip. Waarbij alle betrokkenen, zoals ‘t hoort bij een roadmovie, ook een innerlijke reis maken en daar gelouterd uitkomen.

Het verleden mag dan niet definitief afgesloten zijn, het heeft wel meer z’n plek gevonden.

Norwegian Democrazy

Journeyman Pictures

Doelbewust zoekt Lars Thorsen steeds het schemergebied op tussen de vrijheid van meningsuiting en haatzaaien. De leider van de Noorse splintergroep SIAN – vrij vertaald: stop de islamisering van Noorwegen – heeft er een sport van gemaakt om te provoceren. Met anti-islam leuzen, beledigingen aan het adres van de profeet Mohammed en – vast onderdeel van het repertoire van Thorsen en z’n zielsverwanten in andere Europese landen – het verbranden van Korans. En alles wordt gefilmd, zodat van elke scheet een donderslag kan worden gemaakt.

Via de voormalige accountant, die zich regelmatig in een ‘Mohammed was een terrorist’ T-shirt hult, onderzoeken Bård Kjøge Rønning en Fabien Greenberg in Norwegian Democrazy (86 min.) de grenzen van de vrijheid van meningsuiting, die in westerse landen zoals Noorwegen bij wet wordt beschermd. En dus dient de politie ook figuren zoals Lars Thorsen en zijn helblonde vriendin Anna ‘Fanny’ Bråten, die en plein public ook flink van leer kan trekken, te beschermen. Tenminste, zolang hun veiligheid of die van anderen is gewaarborgd en de openbare orde niet wordt verstoord. Ditzelfde terrein werd onlangs ook al afgetast in de Zweedse documentaire Dialogpolisen.

‘Het zijn mensen zoals jullie die de nieuwe Breiviks creëren’, roept een tegendemonstrant fel als het kleine SIAN-clubje weer eens in het openbaar de confrontatie zoekt. Het blijft dan niet altijd bij woorden. Zowel op straat als op de snelweg kan de vlam zomaar in de pan slaan. Het is soms een wonder dat er dan geen doden of ernstig gewonden vallen. En altijd is er een telefoon of camera die het gedoe vastlegt of streamt – en dat is dan weer drie jaar lang vereeuwigd door Rønning en Greenbergs observerende camera, zodat het nu over de hele wereld kan worden bekeken. Wat je zuurstof geeft, blijft zo leven – of we dat nu willen of niet.

Zonder (social) media-aandacht zou Thorsen vast nooit meer zijn geworden dan een marginale figuur, aan de uiterwaarden van het maatschappelijke debat. Hij beheerst dat spel ook tot in de finesses. ‘We gaan hem terugsturen naar Shitholestan!’ zegt hij bijvoorbeeld na een verhitte woordenwisseling met een moslim. De zin is zonder twijfel ingestudeerd en wordt geroutineerd uitgeserveerd. Thuis leggen de filmmakers hem nog wel even op de grill en vragen flink door naar de feiten en cijfers bij al zijn boude beweringen over de uitwassen van de Islam – al is het de vraag of dit beklijft bij zijn potentiële publiek. Dat lijkt toch echt bevattelijker voor een brandende Koran.

Als personage wordt Lars Thorsen intussen nooit meer dan een bordkartonnen anti-islam activist. Rønning en Greenberg proberen hem verder niet te doorgronden en lichten ook zijn doopceel niet. Ze volgen hem voornamelijk tijdens zijn publieke optredens. Tegenover de SIAN-leider plaatsen ze verder de antiracistische tiener Axel, die na diverse tegendemonstraties besluit om bij Thorsen thuis de dialoog aan te gaan met hem en zijn partner. Even lijkt er dan zowaar iets redelijks in de twee scherpslijpers te varen. Al snel staat het SIAN-duo echter alweer op hun eigen barricaden provocerende slogans te roepen en politieke tegenstanders en de politie uit te dagen.

En Lars heeft natuurlijk ook weer heilige boeken bij zich. Intussen vraagt een buitenstaander zich af: wie of wat zou hij zonder zijn?

Attack On London: Hunting The 7/7 Bombers

Netflix

De Britse politie vraagt passagiers uit de metro, waarop zojuist een aanslag is gepleegd, naar hun naam. De 24-jarige Mustafa Kurtuldu weet al hoe laat ‘t is. Mustafa. Echt? ‘Ze vragen of ze m’n tas mogen zien’, herinnert hij zich van de bomaanslagen op de Londense metro van 7 juli 2005, de ergste terreuraanslag ooit in de hoofdstad van het Verenigd Koninkrijk. ‘Ze zien de naam Mustafa, Mohammed of Achmed en denken: oké, hij is één van hen. Ik zag ze niemand anders fouilleren, maar na 9/11 gaan er bij hen alarmbellen af als ze de naam Mustafa zien.’

Sinds Al-Qaeda’s terreurdaden op 11 september 2001 is zo’n beetje elke moslim direct verdachte als er weer een aanslag wordt gepleegd in het westen. Na de metroaanslagen richten de Britse politie en geheime diensten zich in hun nietsontziende jacht op de daders dus direct op islamitische zelfmoordterroristen. ‘Ik ben een soldaat’, klinkt ‘t even later in de vierdelige serie Attack On London: Hunting The 7/7 Bombers (180 min.) van Liza Williams, met een kille stem vanuit een duistere flat. ‘Onze woorden zijn dood. Totdat we ze leven geven met ons bloed. We geven deze strijd niet op.’

De daders zijn vermoedelijk zelf ook omgekomen bij de aanslagen, die ruim vijftig Britse burgers het leven kosten en zevenhonderd gewonden veroorzaken. Bij het station van Luton treft de politie een auto aan, met daarin nog veel meer explosieven. Het spoor leidt naar Leeds, waar een groepje lokale jongeren meermaals op training in Pakistan blijkt te zijn geweest. In hoeverre behoren deze ‘homegrown terrorists’ tot een groter netwerk? Volgens jeugdwerker Mohammed geloven de verdachten dat hun land sinds de invallen in Irak en Afghanistan in oorlog is. ‘Ze noemen dat Dar al Harb.’

In zulke omstandigheden, blijkt al snel, lijkt alles gerechtvaardigd. Óók bij de Britse veiligheidsdiensten en politie. Met direct betrokkenen – onder wie de toenmalige Britse premier Tony Blair, MI5-directeur Eliza Manningham-Buller en het hoofd van de antiterreureenheid Doug McKenna – tekent Williams het onvermijdelijke vervolg op: een genadeloze klopjacht op (vermeende) daders en verdachten, een logische weerslag van de paranoia die het Verenigd Koninkrijk in de navolgende weken in z’n greep krijgt. Er wordt een ‘shoot to kill’-beleid afgekondigd. En daarbij gaat ‘t gigantisch mis.

Deze grimmige miniserie reconstrueert deze tragische keten van gebeurtenissen met nieuwsbeelden, archiefmateriaal en nogal dikke gedramatiseerde scènes. Zo schetst Williams hoe ook de door haatpredikers verkondigde heilige oorlog, Jihad, gewoon een smerige oorlog wordt, uitgevochten in de straten van Londen en andere Britse steden, met gewone burgers, moslim of niet, als belangrijkste slachtoffers.

Terug Met Dutchbat

EO

Bianca van Pel vierde haar 21e verjaardag met de andere ‘blauwhelmen’ van Dutchbat III. Ze waren in Bosnië om vrede en veiligheid te brengen, maar moesten toezien hoe Servische soldaten in juli 1995 ruim achtduizend islamitische mannen vermoordden bij Srebrenica. Haar collega Kevin Tjon-a-Joe wordt dertig jaar later nog altijd regelmatig overvallen door de geur van de dood. Verpleegkundige Harjan Wessels haalde op een gegeven moment zelfs zijn vrouw Joke naar de schuur. Daar rook het naar Srebrenica.

Samen met wondenverzorger Derk Folkers, die destijds ‘een soort deken over mijn gevoel’ heeft gelegd waarmee hij en zijn vrouw Johanneke gedurig hebben geworsteld, en verpleger Jos van der Heijden, die samen met zijn echtgenote Antoinette tekeningen van Bosnische kinderen terug wil geven aan de inmiddels volwassen makers, maken ze een reis naar het voormalige Joegoslavië. Terug Met Dutchbat (93 min.) is de tweedelige weerslag die Jos de Jager maakte van hun tocht naar deze beladen plek, waar de ergste daad van genocide sinds de Tweede Wereldoorlog plaatsvond.

Sinds 2022 organiseert het Nederlandse Veteraneninstituut zulke terugkeerreizen om, onder begeleiding, te verwerken en herstellen. Deze reizen beginnen al een jaar eerder met een voorbereidingsdag. De verwachtingen zijn hooggespannen. ‘Ik ga er wel met het idee heen dat ik er beter vandaan kom’, zegt Bianca, die wordt vergezeld door haar tienerdochter Bo. ‘Het zou wel heel erg tegenvallen als dat niet zo is.’ Eenmaal in Bosnië bezoeken ze de plekken die al zo lang hun leven beheersen, leggen bloemen bij gedenkplaatsen voor gesneuvelde collega’s en spreken Bosnische slachtoffers.

In de hal van de compound waar tijdens de val van Srebrenica duizenden ontheemde en doodsbange vluchtelingen werden opgevangen, hebben ze bijvoorbeeld geladen ontmoetingen met enkele ‘Moeders van Srebrenica’. Terwijl Dutchbat niet bij machte was om in te grijpen, werden de echtgenoten van Munira Subasic, Nura Begovic en Suhra Sinanovic vermoord. ‘Pas goed op onze kinderen’, zei de man van Suhra, toen ze hem op 11 juli 1995 vaarwel moest zeggen. ‘Dat waren zijn laatste woorden’, zegt ze geëmotioneerd tegen de Nederlanders. ‘Alsof hij wist dat hij ons nooit meer zou zien.’

Voor de Dutchbatters werd de volle omvang van het veroorzaakte leed vaak pas ná hun vredesmissie duidelijk. Toen echt indaalde wat er was gebeurd en dat ze in Nederland niet als helden werden onthaald. ‘De oorlog begint wanneer je terug bent’, zegt Kevin en wijst dan naar zijn voorhoofd. ‘Hier!’ De Jager is er getuige van hoe hij en de andere veteranen in Bosnië hun emoties de vrije loop laten en samen met hun geliefden de confrontatie aangaan met het verleden, in de hoop dat ze hun uitzending naar het voormalig Joegoslavië zo kunnen afsluiten en straks iets van bevrijding zullen voelen.

Hollywoodgate

Rolling Narratives

Wees gerust, zegt de nieuwe Taliban-commandant Mawlawi Mansour op de voormalige Amerikaanse basis Hollywoodgate (88 min.) in de Afghaanse hoofdstad Kaboel. ‘Als hij snode plannen blijkt te hebben, is ie snel dood.’ Hij bedoelt de man die hen staat te filmen, waarover een ander Talib zich verbaasde. Ibrahim Nash’at maakt een documentaire, legt Mansour uit. ‘Net een film, maar dan met echte mensen’.

De Egyptenaar heeft toestemming gekregen om hen een jaar te filmen. Met gevaar voor eigen leven kan Nash’at zo documenteren hoe de Taliban in augustus 2021 de macht weer overnemen in Afghanistan. Van 1996 tot 2001 hebben ze een waar schrikbewind gevoerd in het land, dat al sinds de jaren zeventig wordt geteisterd door oorlog en waarop na de Russen nu dus ook de Amerikanen zich hebben stukgebeten.

De filmmaker moet zich strikt houden aan de regels die hem door Mansour en zijn manschappen worden opgelegd. De nieuwe machtshebbers weten heel goed wat ze wel en niet willen laten zien. Ibrahim Nash’at realiseert zich terdege dat hij alleen een incompleet en gekleurd beeld van de werkelijkheid kan laten zien – zonder het dagelijks leven en lijden van gewone Afghanen, vrouwen in het bijzonder, bijvoorbeeld.

Tussendoor hoopt hij nochtans de geest van het nieuwe (oude) Afghanistan te kunnen vangen. Een land waar woeste mannen met baarden en tulbanden weer de dienst uitmaken. Veelal laag opgeleide kerels ook – rekenen blijkt bijvoorbeeld moeilijk – die zich verbazen over wat de Amerikanen bij hun vertrek voor hen hebben achtergelaten. Volgens het Pentagon gaat het om ruim zeven miljard dollar aan militaire spullen.

Voor Nash’ats camera inspecteren Mansour en zijn gevolg, waaronder de ambitieuze voetsoldaat Mukhtar, verweesde oorlogsvliegtuigen, proberen ze de uitgebreide sportfaciliteiten uit of checken de houdbaarheidsdatum van de aangetroffen medicijnvoorraad. Intussen speculeren ze voortdurend over het aanpakken van politieke tegenstanders of het starten van een nieuwe oorlog met buurland Tadzjikistan.

Hoewel ze ’t in deze interessante film voornamelijk bij woorden houden, is glashelder wat de aard van dit gezelschap is. En tijdens de even indrukwekkende als angstaanjagende militaire parade, om het eerste jaar van het nieuwe regime luister bij te zetten, tonen ze alsnog het ware gezicht van het nieuwe Afghaanse regime. Dat voorspelt weinig goeds voor de toekomst.

Voetbalmiljonair Uit Oost

BNN

Het leven lijkt Mbark Boussoufa toe te lachen. Als voetballer van Anzhi Makhachkala is hij terechtgekomen in het elftal van coach Guus Hiddink, met wereldtoppers zoals Samuel Eto’o en Roberto Carlos. Niet slecht voor een Marokkaanse jongen die opgroeide in Amsterdam-Oost. Als klein jochie deed hij ooit van zich spreken: voor een wedstrijd van Ajax verbeterde ie het record hooghouden.

In de Russische deelrepubliek Dagestan, de thuisbasis van Anzhi, is het vanwege terreuraanslagen al enige tijd niet veilig. Boussoufa woont dus tweeduizend kilometer verderop, in de hoofdstad Moskou. Bovendien dreigt de clubeigenaar, miljardair Soelejman Kerimov, zich terug te trekken. Het is de vraag wat dit betekent voor de Marokkaanse international en zijn vaste hofhouding.

Thuis in Nederland kwakkelt Boussoufa’s vader Slima intussen met z’n gezondheid. Hij hoopt ook dat zijn eigen Voetbalmiljonair Uit Oost (80 min.), die furore maakte bij de Belgische topclub Anderlecht, eindelijk eens aan een gezin begint. Dat is de startpositie van deze ferme documentaire van Carin Goeijers uit 2015, waarin Mbark en de rest van de islamitische familie Boussoufa worden gevolgd.

De aanvallende middenvelder speelde aanvankelijk in de jeugdopleiding van Ajax met leeftijdsgenoten als Wesley Sneijder, Nigel de Jong en Hedwiges Maduro, maar zou uiteindelijk nooit actief zijn in de Nederlandse eredivisie. Na zijn carrière in België, waar ie tweemaal de Gouden Schoen voor beste speler won, belandde Boussoufa in 2011 in het verre Rusland, waar dan het grote geld is te verdienen.

Daarmee onderhoudt Mbark Boussoufa zowel zijn familie in Nederland als de vaste entourage waarmee hij zich in het buitenland omringt, waaronder zijn beste vriend Lorenzo (manager) en broer Moussi (personal assisant). Dat luxe leven lijkt nochtans een eenzaam bestaan, als de persoon om wie altijd alles draait. Zo gedraagt de voetballer zich soms overigens ook: als een man wiens wil wet is.

Via de voetbalmiljonair in Dagestan brengt Goeijers tevens een familie in beeld, die tussen drie werelden leeft: Marokko, Nederland en Rusland. Rond een Marokkaanse pater familias die in Nederland geen geschikte partner kon vinden en toen in zijn geboortedorp de moeder van z’n kinderen strikte. En nu wil Slima ook voor zijn zoon Mbark op zoek. ‘Maar dat wilde hij niet. Hij zei: laat maar aan mama over.’

Het mag in elk geval geen ‘golddigger’ worden, meent broer Moussi, die ook ooit een carrière als betaald voetballer ambieerde en altijd in de schaduw van zijn oudere broer bleef spelen. Zo houdt deze documentaire steeds het midden tussen een gelaagd familieportret en een film over de besognes van een dik betaalde topvoetballer, die zijn geld mogelijk bij een andere club moet gaan verdienen.

KIJK HIER: Voetbalmiljonair Uit Oost

Wie De Kudde Verlaat

Human

Wie De Kudde Verlaat (56 min.) zei zijn moeder tegen hem, wordt door de wolf opgegeten. In Nederland werd Erdal Balci dus ineens naar de Koranschool gestuurd. In Ardahan, waar de Turks-Nederlandse schrijver opgroeide, was dat nog ondenkbaar geweest. Hij had daar alleen met zijn moeder, broertjes en zusjes en opa en oma van vaders kant gewoond. Zijn vader was elf jaar eerder, nog vóór Erdals geboorte, als gastarbeider naar Nederland vertrokken.

Daar, in het noordoosten van Turkije, had zijn moeder zelfs overwogen om haar hoofddoek af te doen. Hier was er geen haar op haar hoofd die hem niet wilde dragen. In den vreemde hield zij zich, net als veel andere landgenoten, nog veel nadrukkelijker vast aan de grondslagen van hun eigen gemeenschap. En Erdal moest daarin mee – of hij nu wilde of niet. Binnen de Turkse gemeenschap in Nederland kon hij echter niet aarden. In Nederland zelf ook maar moeilijk trouwens.

In deze interessante documentaire van Hester Overmars, gebaseerd op Erdal Balci’s roman De Gevangenisjaren, vertelt de schrijver zijn levensverhaal en daarmee ook hoe Turken in Nederland druk op elkaar uitoefenen om netjes in de pas te lopen. En de overheid stimuleerde die ‘feodaliteit’ alleen maar volgens hem. Conservatief gedachtegoed kreeg daardoor vrij spel. Bij Balci, die inmiddels zijn brood verdiende als schrijvende ‘allochtonenjournalist’, begon dat steeds meer te wringen.

‘Hoe vaker ik mannen aan het woord liet die over ‘de schoonheid van ons mooie geloof’ repten, hoe meer ik te besteden had’, schrijft hij daarover in zijn boek, waarvan citaten in deze film zijn opgenomen. ‘In mijn stukken had ik weten te verzwijgen dat mijn beste vriend naar Turkije was gebracht om met zijn nicht te trouwen, dat meisjes in Nederlandse ziekenhuizen hun maagdenvliezen lieten repareren en dat mijn zus niet de enige was die op veertienjarige leeftijd werd uitgehuwelijkt.’

Overmars volgt Erdan Balci terwijl hij, in Turkije en Nederland, door zijn verleden wandelt, met familie, vrienden en oud-leerkrachten spreekt en de confrontatie aangaat met het monster dat ook in hem huist. Ze stut zijn relaas bovendien met fraaie foto’s en archiefbeelden van gastarbeiders en hun gezinnen. Wie De Kudde Verlaat krijgt daarmee het karakter van een metaverhaal over de Turkse gemeenschap in Nederland, die met de jaren steeds duidelijker een eigen karakter heeft gekregen.

Balci is gaandeweg in elk geval tot de conclusie gekomen dat hij, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederlandse intellectuelen, helemaal niet wil verbinden. Hij wil, zoals ie ’t onomwonden zegt, ‘de achterlijkheid’ juist bestrijden.

Eyes On The Prize III: We Who Believe In Freedom Cannot Rest 1977 – 2015

HBO Max

Rashidah Hassan, Michael Zinzun en Ayinde Jean-Baptiste. De namen spreken minder tot de verbeelding dan pak ‘m beet Malcolm X, Rosa Parks en Martin Luther King. En de prestaties van hen en hun generatiegenoten in The Bronx, Watts en Warren County roepen vast ook niet direct de iconische beelden op van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging in de jaren zestig en zeventig. Toch staan zij op de schouders van deze giganten en zetten ze hun werk voort, in hun eigen tijd en binnen hun eigen omgeving.

De gelauwerde historische documentaireserie Eyes On The Prize: America’s Civil Rights Years 1954 – 1965 (1987) geldt als een gezaghebbend document over de beginjaren van de Afro-Amerikaanse strijd voor gelijke rechten. Opvolger Eyes On The Prize II: America At The Racial Crossroads 1965 -1985 (1990) richt zich op de navolgende twintig jaar. 35 Jaar later is er nu ineens een derde seizoen: de zesdelige serie Eyes On The Prize III: We Who Believe In Freedom Cannot Rest 1977 – 2015 (345 min.) van showrunner Dawn Porter.

Daarin verhalen Geeta Gandbhir, Samantha Knowles, Leslie Asako Gladsjo, Muta’Ali, Smriti Mundhra en Rudy Valdez over uiteenlopende ‘zwarte’ onderwerpen zoals het ‘zweetvermogen’ van het woningproject Banana Kelly in New York, de zorg voor AIDS-patiënten van kleur, het camera-initiatief van de Coalition Against Police Abuse (waardoor ook de geruchtmakende afranseling van Rodney King kon worden vastgelegd) en de Million Man March in Washington DC in 1995 van de omstreden Nation Of Islam-leider Louis Farrakhan.

Verder buigt deze lijvige productie, waarin zowel zwarte iconen zoals Angela Davis, Al Sharpton en Maxine Waters als allerlei direct betrokkenen bij de acties, initiatieven en protesten aan het woord komen, zich ook over de strijd tégen stuitend milieuracisme rond gif lozende fabrieken, vóór positieve discriminatie in het schooldistrict van Wake County, Noord-Carolina, en mét de eerste zwarte president Barack Obama om van de Verenigde Staten écht een inclusief land te maken – al valt zijn input in hun ogen vaak nogal tegen.

Nadat de zeventienjarige Trayvon Martin in 2012 is vermoord door een beveiliger en de schutter zowaar wordt vrijgesproken, ontstaat er een nieuwe generatie zwarte activisten, die zich op alle mogelijke manieren begint te verzetten tegen (politie)geweld tegen Afro-Amerikaanse jongeren. Zij reppen over ‘Black Lives Matter’, een slogan die zeker in de tumultueuze eerste termijn van de Amerikaanse president Trump (2017-2021) – buiten de scope van deze gedegen serie dus – nog tot grootschalige protesten en confrontaties zal leiden.

Wordt dus ongetwijfeld vervolgd.

Nilas Traum Im Garten Eden

Omroep Zwart

‘Tot de dood ons scheidt’ wordt in Iran, met goedkeuring van de sjiitische geestelijk leiders, soms vervangen door ‘tot het einde van onze overeenkomst’. Tijdelijke huwelijken, ofwel ‘Sigheh’, vormen voor Iraanse mannen een ideale oplossing voor als hun vrouw ziek is, een kind draagt of sowieso niet zoveel zin heeft in seks. Want anders vraag je er, stelt ayatollah Qara’ati tijdens z’n tv-praatje, bijna om dat ze een prostituee bezoeken. En op ‘normaal’ overspel staan ferme straffen.

Als er dan een kind voortvloeit uit zo’n tijdelijke verbintenis, aan strikte voorwaarden verbonden natuurlijk, dan komt dat geheel voor rekening van de moeder in kwestie – al kan de verwekker ervan zijn zoon of dochter vanaf het zevende levensjaar nog altijd opeisen. Tot die tijd wordt zo’n kind beschouwd als een bastaard en kan het, zonder officiële erkenning van de vader, geen geboortebewijs krijgen. Zodat het net als andere Iraanse kinderen naar school mag.

In die positie bevindt Nila Rahmati uit de heilige stad Mashad, een schattig meisje dat houdt van schilderen, vliegeren en het maken van filmpjes, zich al haar hele leven. En haar moeder Leyla Biouk, de hoofdpersoon van deze film van de Iraans-Duitse maakster Niloufar Taghizadeh, leeft al die tijd tussen hoop en vrees. Haar lot ligt in de handen van Nila’s vader, die gedurende de jaren nog wel vaker een tijdelijk huwelijk blijkt te hebben gesloten en weinig aanstalten maakt om z’n dochter te erkennen.

Nilas Traum Im Garten Eden (Engelse titel: Nila’s Dream In The Garden Of Eden, 97 min.) is de tamelijk rommelige weerslag van Leyla’s pogingen om officiële erkenning voor haar dochter te krijgen – en voogdijschap voor haarzelf. Taghizadeh, een voormalige klasgenoot van moeder, bivakkeert met de camera gedurende langere tijd aan haar zijde. In het openbaar moet ze meestal stiekem filmen, op andere momenten steekt ze Leyla en haar dochter ook de helpende hand toe.

En dat kunnen zij goed gebruiken in de wirwar van gebeurtenissen, procedures en emoties die op hen wacht. In een Iraanse variant op Kafka, waarin vrouwen eigenlijk altijd aan het kortste eind trekken, worden Leyla en haar kind tot het uiterste getest – en moeten ze zich ook Nila’s biologische vader nog van het lijf houden.

Writing Hawa

Amstelfilm

Nadat de Taliban in 2001 door Amerikaanse troepen zijn verjaagd uit de Afghaanse hoofdstad Kaboel, hebben vrouwen weer min of meer hun rechtmatige plek in de Afghaanse samenleving kunnen innemen. De herinnering aan het vijfjarige schrikbewind van de moslimfundamentalisten is echter nog nauwelijks vervaagd en speelt ook direct weer op als zij in augustus 2021 opnieuw aan de macht komen in Afghanistan.

Documentairemaakster Najiba Noori vlucht dan halsoverkop naar Parijs. Ze moet alles achterlaten. Alleen een koffer met tien kilo bagage en twee harde schijven met beeldmateriaal, dat ze vanaf 2019 heeft gemaakt van haar moeder Hawa en de rest van de familie, gaan mee. Die zullen de basis vormen voor Writing Hawa (82 min.), een film waarvoor haar broer Ali na Najiba’s vertrek nog aanvullende opnames heeft gemaakt.

Hun moeder Hawa is als dertienjarig meisje uitgehuwelijkt aan Najiba’s dertig jaar oudere vader. Hij is inmiddels hulpbehoevend, begint te dementeren en komt hun huis in Kaboel nauwelijks meer uit. Dat trekt een zware wissel op zijn vrouw en gezin, maar schept tegelijk ook ruimte voor Hawa om haar eigen bestaan op te bouwen. Ze neemt zich voor om te leren lezen en schrijven en begint na te denken over een eigen bedrijfje.

De onverwachte komst van Hawa’s veertienjarige kleindochter Zahra lijkt niets minder dan een zegen. Nadat haar moeder, Hawa’s dochter Fatima, twaalf jaar eerder van haar gewelddadige man is gescheiden, heeft het meisje haar familie niet meer gezien. Na een ruzie is de tiener nu weggevlucht uit het dorp van haar vader en op zoek gegaan naar haar moeder. In Kaboel komen zowel het meisje als haar grootmoeder Hawa tot bloei.

Intussen rukken de Taliban steeds verder op. ‘Ze nemen jonge meisjes mee en dwingen hen om te trouwen’, zegt Hawa tegen haar kleindochter. ‘Dat is het ergste wat je kan overkomen.’ De conclusie is onvermijdelijk: Zahra loopt gevaar en kan niet langer blijven. De verslagen blik van het meisje als ze haar tas inpakt zegt alles. Ze moet terug naar het dorp van haar vader. Daar zijn de nieuwe machthebbers voorlopig niet te verwachten.

Via haar eigen moeder en familie brengt Najiba Noori de gevolgen van de terugkeer van de Taliban – ‘hersendode monsters’, aldus een terneergeslagen Hawa – voor de positie van Afghaanse vrouwen in beeld. Najiba’s moeder moet, via nieuwsuitzendingen van de Afghaanse televisie, aanzien hoe alle persoonlijke vooruitgang die zij – en vrouwen zoals zij – heeft geboekt weer teniet wordt gedaan. Ze voelt zich machteloos en moedeloos.

Terwijl een thematisch verwante film zoals Bread & Roses zich richt op de veelal hoogopgeleide vrouwen die openlijk in het verzet komen tegen alle beperkingen die hen worden opgelegd door de Taliban, concentreert Writing Hawa zich juist op gewone vrouwen die lijdzaam (moeten) ondergaan hoe de klok wordt teruggedraaid naar een Afghaanse variant op de Middeleeuwen. Waar geen vrouw wil leven…

Bread & Roses

Apple TV+

Een dag na de verloving van Zahra Mohammadi met Omid trekken de Taliban de Afghaanse hoofdstad Kaboel binnen. Het is 15 augustus 2021. Tandarts Zahra realiseert zich dat dit een cruciaal moment is in haar leven. Al snel eisen de nieuwe ultraorthodoxe machthebbers dat ze haar naam en slogan (‘your smile designer’) van de buitengevel van haar kliniek verwijdert. ‘Ik hoop niet dat dit het begin is van het sluiten van mijn bedrijf’, zegt ze in de aangrijpende documentaire Bread & Roses (88 min.) van Sahra Mani, met de moed der wanhoop die haar zal blijven kenmerken.

Vrouwen horen volgens de Afghaanse moslimfundamentalisten thuis, aan het spreekwoordelijke aanrecht. Of ze dat nu willen of niet. En: goedschiks dan wel kwaadschiks. Scholen en universiteiten worden dus ook verboden terrein voor hen. En elke vorm van protest wordt met bruut geweld de kop ingedrukt. Zahra en haar dappere vriendinnen, met wie ze samenkomt in haar eigen mondkliniek, laten zich daardoor niet ontmoedi… Nee, ontmoedigend is ‘t natuurlijk wel, maar deze zelfbewuste en veelal uitstekend opgeleide vrouwen laten zich in elk geval niet zomaar de mond snoeren.

Op straat roepen zij om ‘werk, brood, opleiding’ en staan ze stuk voor stuk hun vrouwtje, op hun hoofdkwartier in Zahra’s kliniek kunnen ze onder elkaar stoom afblazen. Want thuis is de situatie soms ook helemaal veranderd. Één van hun echtgenoten heeft bijvoorbeeld tegen zijn vrouw gezegd hij niet van haar wil scheiden, maar dat ze thuis zal zitten ‘totdat haar haren net zo wit zijn als haar tanden’. Hun eigen man kan zich ook zomaar ineens openbaren als de vijand. ‘Ik heb een Talib in mijn eigen huis’, vertelt lerares Khatool wanhopig huilend. ‘Ik kan jullie laten zien hoe erg hij me heeft geslagen.’

Sahra Mani brengt de strijd van deze vrouwen van binnenuit in beeld. Tegenover hen plaatst ze de jonge vrouw Taranom, die al snel naar buurland Pakistan is gevlucht. Zij worstelt ermee dat ze nu een vluchteling is, alles heeft moeten achterlaten en haar geliefden in Afghanistan niet meer kan beschermen. Zo bestaat er geen Afghaanse vrouw die niet is getroffen door de omwenteling in hun land, dat al zo lang wordt geteisterd door religieus fundamentalisme, tribale twisten en oorlog. Daarbij hebben mannen het hoogste woord en vangen vrouwen een groot deel van de klappen op.

Met hun openlijke verzet brengen Zahra en haar medestrijdsters zichzelf willens en wetens in gevaar. Maar welk alternatief hebben ze, is de vraag na deze schrijnende film, in een wereld die hen verplicht tot een leven dat geen leven is – of mag zijn?

Ik Zeg Je Eerlijk

NTR

‘Ik identificeer mij als een meisje of een vrouw’, begint Peter ‘Musa’ van Maaren het kennismakingsgesprek waarmee hij zijn les ‘culturele, religieuze en seksuele diversiteit’ voor leerlingen van de basis- en middelbare school opent. De meisjes uit de kring staan op. En de jongens kijken toe. Volgende stelling: ‘anderen zien mij als een meisje of een vrouw.’ Verbazing alom. Want Peter staat zelf ook op. ‘Écht?’ vraagt de jongen naast hem. ‘Ja’, antwoordt Peter. ‘Ja, dat kan.’ Volgende stelling: ‘ik geloof in een God.’ En ook dan staat Peter op. Hij is moslim.

In de korte documentaire Ik Zeg Je Eerlijk (24 min.) volgt Eva Nijsten wat Van Maaren te weeg brengt bij verschillende groepen pubers. Haar film is opgebouwd uit verschillende kringgesprekken, waarbij net zo vaak luisterende jongeren in beeld zijn als degenen die het woord nemen of krijgen. Onderwerpen als zoenen (voor de huwelijksnacht), internetporno en geaardheid passeren de revue. Op gezette tijden toont Nijsten bovendien als intermezzo wat er zoal op schoolmuren is geschreven, gekalkt of gekerfd. Grappige, seksueel getinte of onverdraagzame tekeningen of boodschappen.

Halverwege confronteert Peter van Maaren de diverse groepen jongeren met zichzelf: als kleine katholieke jongen was Petertje verliefd op Zwarte Piet. Later als tiener had hij ‘voor de schijn’ verkering met Monique. Totdat haar ouders eens een avondje weg waren…. ‘Ik was gewoon een vette homo’, vertelt hij over die tijd, zonder omhaal van woorden. ‘Maar ik probeerde wel hetero te worden.’ Het noopt een islamitische jongen, rechts van hem, tot een reactie: ‘De dingen die u nu doet is allemaal voor niks’, zegt die gedecideerd. ‘Want homo is niet geaccepteerd in de Islam.’

Peter van Maaren lijkt echter niet op zoek naar de confrontatie. Hij blijft de dialoog aangaan, op zoek naar verbinding. En daarmee lijkt hij de meeste tieners – en vast ook het leeuwendeel van de kijkers van deze boeiende gespreksfilm – wel te kunnen ontwapenen.

Theo van Gogh, De Hunkering

Andy Gray / BNNVARA

Zou hij toch nog een grote publieksfilm hebben gemaakt? Over welke onderwerpen zou Theo zich boos maken? En welke zelfverkozen vijanden zou hij aanhoudend tot op het bot hebben beledigd?

Twintig jaar nadat Theo van Gogh (1957-2004) op klaarlichte dag met bruut geweld werd gedood op de Linnaeusstraat – door burgemeester Job Cohen destijds vervat in de onvergetelijke woorden ‘er is vandaag een Amsterdammer vermoord’ – lijkt de filmer, meesterinterviewer, columnist, provocateur, televisiemaker en onversaagde ridder voor het vrije woord nog even relevant als in de pak ‘m beet 25 jaar dat hij de goegemeente compleet voor zich innam of geestdriftig tegen zich in het harnas joeg.

Nadat Cohens zoon Jaap dit jaar al een zéér leesbare biografie uitbracht, De Bolle Gogh, is er nu een vierdelige serie van documentairemaker David de Jongh, die eerder schrijfster Renate RubinsteinFrans Bromet en zijn eigen vader, de fotograaf Eddy de Jongh, vereeuwigde in zéér kijkbare films. Theo van Gogh, De Hunkering (193 min.), gebaseerd op research van Jaap Cohen, start bij ‘s mans tragische einde op 2 november 2004 en fladdert daarna associatief door z’n veelbewogen leven.

Het verteltempo ligt enorm hoog – alsof zo Van Goghs dadendrang moet worden benaderd. De miniserie krijgt daarmee ook iets hakketakkerigs. Het ene deelonderwerp is nog niet afgewikkeld – met een springerige montage van (ingelezen) interviewfragmenten, filmscènes, columns, persoonlijke brieven, gedramatiseerde taferelen en korte quotes van een veelheid aan sprekers – of een volgend thema klopt alweer op de deur. Het verveelt geen seconde, maar of alles ook even goed binnenkomt?

Theo van Gogh, De Hunkering wordt min of meer chronologisch verteld en begint dus bij de gelukkige jeugd waaraan hij volgens eigen zeggen leed in Wassenaar. Met een zeer uitgesproken moeder, de regelmatig met haar botsende vader en beroemde familieleden, schilder Vincent van Gogh en diens broer Theo, om tegenaan te schoppen en stiekem te bewonderen. Vrijwel alle mensen die ertoe deden in zijn hoekige bestaan zijn verder van de partij en spreken zonder meel in de mond.

Er zijn natuurlijk uitzonderingen: zijn zussen Jantine en Josien en zoon Lieuwe hebben geen zin in een interview. Ellik Bargai, de hoofdpersoon van Van Goghs film Vals Licht (1993) die er met zijn vriendin Heleen vandoor ging, laat ook verstek gaan. En vanzelfsprekend zijn ook de mikpunten van Theo’s spot, weerzin en woede, op alle mogelijke manieren en langdurig in de openbaarheid uitgevent, wel wijzer. Geen Thom Hoffman, Sonja Barend, Leon de Winter, Caroline Tensen of Monique van de Ven dus.

Behalve al Van Goghs publieke activiteiten en zijn permanente oorlog tegen hypocrisie blijft er dan nog méér dan genoeg smeuïgs over: uitbundig fabuleren, drugsgebruik, allerlei vormen van deviante seks en een al dan niet geconsumeerd Oedipus-complex bijvoorbeeld. In die wirwar van beelden en typeringen is vooral Van Goghs buitenkant te zien: die pretoogjes, sardonische grijns en dikke pens, na alwéér een duivelse provocatie. De man – of zo u wilt: het jongetje – daarachter houdt zich veelal schuil.

Dat zit ongetwijfeld ook in de aard van het medium televisie. Jaap Cohens biografie voelt minder als een rariteitenkabinet en is coherenter en genuanceerder dan deze miniserie. De Jongh kan dan weer de aanloop naar Van Goghs dood indringend in beeld brengen. Zijn bikkelhard verwoorde kritiek op de Islam mondt uit in de controversiële film Submission. Die maakt hij op initiatief van Ayaan Hirsi Ali. Het is volgens journalist Yoeri Albrecht een ‘game of chicken’. Theo wil niet voor haar onderdoen.

En daarmee komt in de zomer van 2004 een fatale dynamiek op gang rond Van Gogh, die er ten onrechte van overtuigd leek te zijn dat een ‘dorpsgek’ niet vermoord zou worden. Geen nieuwe films, fixaties of vijanden meer. Geen larger than larger than life-persoonlijkheid ook, met ongetwijfeld een verrassend klein hartje. En hoewel hij inmiddels twintig jaar dood is, heeft het enfant terrible der enfant terribles Theo van Gogh als schouwspel nog altijd nauwelijks aan kracht ingeboet.

Trailer Theo van Gogh, De Hunkering