De Wereld Van Carlijn

Amstelfilm

Waar op de ene plek het water vrij kan stromen, heerst elders droogte. Cartograaf Carlijn Kingma vind er een treffende metafoor in voor datgene waar onze wereld toch echt om draait: geld. Samen met Martijn Jeroen van der Linden, lector new finance aan de Haagse Hogeschool, en journalist Thomas Bollen van het onderzoeksplatform Follow The Money heeft ze geprobeerd om met dat beeld – geld als, ja, water – het financiële stelsel te vatten in een grote, getekende kaart: Het Waterwerk Van Ons Geld.

Documentairemaker Ariane Greep volgt de Nederlandse kunstenares, opgeleid als architect, tijdens de totstandkoming van dit ambitieuze project. Van het moment dat ze nog ongemakkelijk naar een wit canvas tuurt en tamelijk onzeker zegt: ‘Oh, ik krijg dus nu al helemaal zweethandjes. Dat eerste stuk is gewoon niet zo leuk.’ Tot het moment dat Kingma de laatste hand legt aan de immense, zeer gedetailleerde zwart-wit tekening en zowaar een foutje maakt. Dit moet in allerijl worden hersteld.

Tussendoor volgt Greep het volledige maakproces, dat in totaal zo’n anderhalf jaar onderzoek en maar liefst tweeduizend uur tekenen vergt, en zoomt ze tevens in op de achtergronden van Carlijn Kingma en haar werk. Haar moeder ziet er de tekenervaring van haar dochter op de Vrije School in terug. En Carlijn zelf legt de link met een waterwerk voor kinderen dat haar opa aan de kade van de IJssel in Zutphen heeft gebouwd. Als kleinkind heeft ze daar heel wat uurtjes doorgebracht.

Ariane Greep neemt uitgebreid de tijd om alle ontwikkelingsfasen van het minutieuze Waterwerk te documenteren, waaronder ook enkele, soms best geladen ontmoetingen met vertegenwoordigers van de financiële sector. Want Kingma’s interpretatie van die wereld is bepaald niet waardevrij. Activistisch zelfs. De huidige inrichting van ons geldsysteem vergroot volgens de ‘cartograaf van denkwerelden’ de ongelijkheid in onze samenleving en is dus een politieke zaak die ons allen aangaat.

Tussen al dat monniken- en zendingswerk door, ook op Lowlands en in musea, is er in deze ruim bemeten film, waarin Greeps voice-over in de ik-vorm een beetje een fremdkörper blijft, ook nog ruimte voor leven en liefde – al blijven die toch verbonden met waar het in De Wereld Van Carlijn (92 min.) vooral om lijkt te draaien: het in kaart brengen van het leven om haar heen, teneinde dit te kunnen begrijpen en begrijpelijk te maken.

Going To Mars: The Nikki Giovanni Project

HBO

Als er nu één groep mensen is die zich staande kan houden in de ruimte, dan zijn het zwarte vrouwen. Dat is één van de opmerkelijke stellingen die de Amerikaanse dichteres Nikki Giovanni inneemt in Going To Mars: The Nikki Giovanni Project (101 min.). Afro-Amerikaanse vrouwen weten immers hoe ’t is om te leven in een vreemde, misschien wel vijandige omgeving.

Giovanni zou overigens daadwerkelijk wel naar Mars willen, vertelt ze in dit persoonlijke portret van Michèle Stephenson en Joe Brewster. De film volgt grofweg de strijd van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Die heeft vanzelfsprekend ook zijn weg gevonden naar Giovanni’s poëzie. In haar werk reageert ze bijvoorbeeld op de brute moord op Emmett Till, Rosa Parks’ busactie en de voortrekkersrol van Martin Luther King. Ze zoekt ’t ook dichter bij huis. Letterlijk: thuis. Wat daar gebeurt is echter ook een afspiegeling van wat er zich in de Amerikaanse samenleving afspeelt.

Zo werden en worden zwarte mannen buitenshuis vaak slecht behandeld. Dat is geen geheim. Thuis probeerden ze dat soms te compenseren. Zo reageerde Giovanni’s vader zich bijvoorbeeld af op zijn vrouw. En dat had weer z’n weerslag op zijn dochter, die uiteindelijk naar haar oma verkaste, bang dat het thuis helemaal uit de hand zou lopen en dat ze elkaar wat zouden aandoen. ‘Ik hou niet van witte mensen’, zegt ze in dat verband tijdens een tweegesprek met de zwarte schrijver James Baldwin in het televisieprogramma The Conversation uit 1971. ‘En ik ben bang voor zwarte mannen.’

Met haar vlijmscherpe pen heeft Nikki Giovanni desondanks zonder enige twijfel bijgedragen aan het zelfbewustzijn van Afro-Amerikaanse vrouwen. Nieuwe generaties dragen haar op handen, blijkt uit dit wervelend gemonteerde en vormgegeven portret, dat tevens dienst doet als ode aan de zwarte vrouw. ‘We gaan naar Mars’, stelt de gevierde dichteres daarin. ‘Omdat alles wat er mis is met ons niet zomaar in orde komt bij ons. En dus reizen we verder, dragen nog altijd dezelfde bagage en laten zo nu en dan één klein dingetje achter ons.’

Murder In Boston: Roots, Rampage & Reckoning

HBO Max

Het is de lont in het kruitvat. Op 23 oktober 1989 belt Chuck Stuart in bij het noodnummer van de politie in Boston. Samen met zijn hoogzwangere vrouw Carol is hij overvallen door een Afro-Amerikaanse man. Haar baby kan met een keizersnee nog worden gered, maar zij sterft enkele uren later. In de buurt weten ze wat het betekent als een zwarte man ervan wordt verdacht dat hij een witte vrouw heeft vermoord. ‘Het jachtseizoen op zwarte mensen was geopend’, stelt Ron Bell, inwoner van de achterstandswijk Mission Hill. ‘Het was echt een klopjacht.’

Één van de politiemannen die bij het onderzoek naar de moord betrokken raakt is de inmiddels gepensioneerde agent Bill Dunn. De witte agent is berucht in Mission Hill, de wijk waarnaar de overvaller na de schietpartij zou zijn gevlucht. ‘Ik hielp graag goede mensen en was graag gemeen tegen de schurken’, vertelt Dunn, het type rouwdouwer, niet zonder trots. Hij legt uit: ‘Je hebt erg veel macht. Je kunt iemand z’n vrijheid ontnemen.’ Als Dereck Jackson, die als tiener betrokken raakt bij de zaak, de beelden van het interview ziet, zegt hij: ‘Ja, dat deden ze.’

Jackson kijkt sceptisch naar Dunn, die inmiddels goed in z’n verhaal zit en nog altijd nauwelijks twijfel kent. ‘Doe gewoon wat de politie zegt’, stelt hij. ‘Niet dat we pestkoppen zijn, maar dat maakt het makkelijker voor iedereen. Dan blijven we allebei ongedeerd. Houd je gewoon aan de regels. Handen op je rug. Het is niet moeilijk.’ Jackson: ‘Hij was een tiran. Meer dan een pestkop. Een pestkop kan ik aan. Maar een agent, een witte agent die erom bekend staat dat hij mensen erin luist en mensen mishandelt… Hij was een gevaarlijke agent.’

Met de twee interviews, slim tegen elkaar weggesneden, zijn grofweg de twee uitersten van het conflict in de verscheurde stad vertegenwoordigd in de driedelige serie Murder In Boston: Roots, Rampage & Reckoning (155 min.): Dunn, die vrijwel direct een tamelijk willekeurige zwarte man inrekent, en Jackson, als vertegenwoordiger van een gemeenschap die in de hoek zit waar de klappen vallen. Uiteindelijk zullen ze samen in een verhoorkamer belanden, met desastreuze gevolgen. Voor Dereck Jackson, de zwarte gemeenschap van Boston én de waarheid.

Met direct betrokkenen, juristen en vertegenwoordigers van de zwarte gemeenschap analyseert regisseur Jason Hehir de moord op Carol Stuart, het navolgende politieonderzoek en de tendentieuze berichtgeving in de lokale media. En dan neemt de zaak ineens een andere wending, die het misdrijf en het daardoor blootgelegde racisme in een nóg schriller licht plaatsen. Murder In Boston laat zich ook dan niet reduceren tot een reguliere true crime-productie, maar blijft gericht op het grotere maatschappelijke verhaal: over hoe vooroordelen tot een pijnlijke vorm van kokerzicht leiden.

Denzel Washington – An American Model

Arte

Wat hebben Malcolm X en Rubin ‘Hurricane’ Carter en Steve Biko met elkaar gemeen? In ons collectieve geheugen zouden de controversiële burgerrechtenleider, de onterecht veroordeelde bokser en de Zuid-Afrikaanse anti-Apartheidsstrijder wel eens één en hetzelfde gezicht kunnen hebben: dat van Denzel Washington, de Amerikaanse acteur die de zwarte iconen omturnde tot onvergetelijke filmpersonages.

In het tv-portret Denzel Washington – An American Model (52 min.) loopt Sonia Dauger, aan de hand van oude interviews en klassieke scènes uit zijn omvangrijke filmografie, netjes de carrière van de Afro-Amerikaanse filmster door. Ze belicht die vanuit een duidelijke invalshoek: zijn positie als zwarte acteur in een witte industrie. Op het eerste gezicht heeft Washington ‘t aardig voor elkaar. Hij groeit eerst uit tot een ideaal rolmodel voor de zwarte gemeenschap en kan later zelfs de oversteek maken naar witte rollen. Herstel: naar rollen waarbij huidskleur er helemaal niet toe doet en die dus voorheen standaard naar een witte acteur gingen.

Ook in zulke rollen, vertelt de Nederlandse verteller van dienst Andrew Makkinga (die wel heel veel tekst krijgt van Dauger), wordt de acteur evenwel met beperkingen geconfronteerd. Want een zwarte man die, ook al is ‘t alleen op het witte doek, een relatie krijgt met een witte vrouw? Nee, dat blijft een brug te ver. Wat in het scenario voor een speelfilm nog wordt beschreven als een liefdesrelatie, kat Denzel Washington dus hoogstpersoonlijk, puur uit voorzorg, om tot een onschuldige vriendschap. En als hij daarnaar wordt gevraagd in interviews, speelt Washington, een rasacteur tenslotte, de vermoorde onschuld.

Hij weet als geen ander hoe nauw ‘t luistert voor zwarte mannen in Amerika. Voor je ‘t weet word je alsnog aangezien voor zo’n boos, seksbelust of gevaarlijk exemplaar, waarbij iedere weldenkende witte Amerikaan uit de buurt blijft. En Washington wil, net als Sidney Poitier in 1963, nog altijd eens een Oscar voor beste hoofdrol winnen. In 2002 is ‘t dan eindelijk zover: hij krijgt een Academy Award voor zijn vertolking van een zwarte schurk, die in de film Training Day voor de zekerheid nog wel gewelddadig aan zijn einde wordt gebracht. Want anders…

Het betekent meteen de ommekeer voor de karakteracteur, die de brave rollen waarmee hij altijd werd geassocieerd regelmatig begint in te ruilen voor gelaagdere personages. Zo verdiept en verbreedt Denzel Washington zijn eigen oeuvre en kan hij meteen als bruggenhoofd fungeren naar een nieuwe generatie Afro-Amerikaanse acteurs, die hem vanzelfsprekend op handen draagt.

Kerwin

NTR / NPO Start

Black is beautiful, staat er op zijn graf. Voor een bepaalde generatie Nederlanders is zijn naam een begrip geworden: Kerwin (100 min.). Op 21 augustus 1983 wordt hij, een vijftienjarige jongen met Antilliaanse wortels, het slachtoffer van een haatmoord. ‘Een zestienjarige zogenaamde skinhead was van mening dat een vieze nikker vies naar hem had aangekeken, stak Kerwin in koelen bloede neer en betreurt nu alleen dat hij voor zo’n neger in de bak zit’, constateert presentator Jaap van Meekren met ingehouden woede in het tv-programma Televizier Magazine. En de populaire Frank Boeijen Groep wijdt er het nummer Zwart Wit aan, dat zal uitgroeien tot een nederpopklassieker.

Hij wordt bekend als Kerwin Duinmeijer, met de achternaam van het pleeggezin waarbij hij al een tijdje kind aan huis is en in de laatste periode van zijn leven ook daadwerkelijk in huis woont. In werkelijkheid heet hij Kerwin Lucas (1968-1983). Veertig jaar na zijn geruchtmakende dood reconstrueert zijn jongere broer Purly Lucas met hun vader Erwin, vrienden, vriendinnen, boksmaatjes, taxichauffeurs, politiemensen en hulpverleners het leven van Kerwin. Dat begint op Curaçao. Als hun ouders besluiten te scheiden, neemt hun moeder de kinderen mee naar Nederland. In Amsterdam raken de broers bevriend met een jongen uit de straat, Eric Duinmeijer.

En Kerwins leven – pril, vrolijk en onstuimig, getuige fraaie privébeelden van de guitige tiener in het zwembad, rolschaatsend op straat en in de boksring – eindigt op de Dam. Hij wordt een symbool, als Kerwin Duinmeijer. Tot groot verdriet van zijn eigenlijke familie, blijkt in deze driedelige serie van Sacha Vermeulen. In de Nederlandse media wordt Kerwin consequent weggezet als een zwarte jongen uit een wit gezin en krijgen de Duinmeijers de positie van directe familie toebedeeld. Het drijft een wig tussen de twee getroffen families, die elk rouwen om hun eigen Kerwin. Uiteindelijk komt het, een half leven later, tot een ontmoeting tussen Purly Lucas en Nicoline Duinmeijer.

Aan Nico Bodemeijer, de zestienjarige jongen die met een messteek Kerwins leven heeft beëindigd, besteedt de serie verder nauwelijks aandacht. Hij wordt vooral geportretteerd als de losgeslagen representant van een onverdraagzaam klimaat, dat in de jaren tachtig vleugels krijgt door de opkomst van de extreemrechtse Centrumpartij/Centrumdemocraten. In een uitzending van het televisieprogramma Profiel uit 2008 ontkent de voormalige skinhead overigens dat hij Kerwin heeft neergestoken vanwege zijn huidskleur. Het lot van Bodemeijer, wiens vader tijdens de Tweede Wereldoorlog nota bene in de kampen heeft gezeten, zal later nog op een tragische manier verbonden raken met Kerwins vriend Eric Duinmeijer.

Intussen maakt deze gedegen docuserie van het symbool Kerwin Duinmeijer weer een jongen van vlees en bloed: Kerwin Lucas.

Kokomo City

Periscoop Film

Na de doldwaze openingsscène, waarin Liyah Mitchell een anekdote over haar bizarre ervaring met een gewapende klant opdist, is duidelijk: dit wordt geen zwaarmoedige film over het desolate bestaan van zwarte trans-sekswerkers, maar een onbeschaamd, grappig en expliciet groepsportret van vier transvrouwen die van hun hart bepaald geen moordkuil maken en zich ook niet schamen voor hun lichaam of beroep.

Daarbij helpt het ongetwijfeld dat D. Smith, de maker van Kokomo City (73 min.), zelf zwart en trans is. Die heeft aan een half woord genoeg en is waarschijnlijk ook niet zo snel geshockeerd. En dus komt in deze joyeuze zwart-wit film, die is opgeleukt met straffe gele typografie, een moddervette soundtrack, coole illustratieve beelden en clipachtige sequenties, werkelijk alles aan de orde en krijgt de nietsvermoedende kijker bovendien ook nog eens bijna alles – of de suggestie daarvan – te zien.

Koko da Doll vertelt bijvoorbeeld dat zij pas sinds haar ‘boobjob’ echt in trek is bij klanten. ‘Ze willen gewoon een lekker wijf, met een grote lul.’ Haar collega Daniella Carter weet daarnaast: ‘Dit is overlevingswerk, echt gevaarlijke shit.’ En als ’t er op aankomt, moet je jezelf kunnen beschermen. Geweld komt volgens Dominique Silver echter nooit vóór het orgasme, maar altijd erna. Dan voelen sommige klanten zich toch ineens bedreigd en willen ze hun mannelijkheid bevestigen.

Daarom moet je als sekswerker ook altijd eerlijk zijn over wie je bent, vindt Silver. En zeker niet klanten ongevraagd ‘outen’ of chanteren met hun voorkeuren. Gay zijn ligt in de Afro-Amerikaanse gemeenschap al gevoelig genoeg. Laat staan het bezoeken van transprostituees. Klanten kunnen ’t zich helemaal niet permitteren om met een transvrouw gezien te worden en proberen hun fetish dus verborgen te houden – al heeft Smith ook enkele van zulke mannen toch voor de camera gekregen.

Zo bereikt Kokomo City, ondanks de ‘tough talk’ van de hoofdpersonen en de visuele flair waarmee hun verhalen worden omkleed, uiteindelijk toch ook de mensen achter de straatwijze sekswerkers. Hoe behoud je in deze omgeving bijvoorbeeld je gevoel voor eigenwaarde? En wie lukt ‘t werkelijk om dit werk levend te verlaten? Lukt dat überhaupt? Het zijn ontnuchterende vragen, die alle bravoure, de humor en het functionele naakt in deze film een stevig fundament geven.

Stamped From The Beginning

Netflix

Het is een ongelijke strijd. Zwarte Amerikanen zijn Stamped From The Beginning (91 min.), volgens schrijver en historicus Ibram X. Kendi in zijn gelijknamige bestseller, die nu door de toonaangevende Afro-Amerikaanse documentairemaker Roger Ross Williams op virtuoze wijze is verfilmd. Ze zijn vanaf hun aankomst in de Verenigde Staten, op één van die vermaledijde slavenschepen op de Transatlantische route, geframed als nauwelijks te onderscheiden van beesten.

In die periode is volgens Kendi sowieso het concept ‘zwart’ ontstaan. Van tevoren beschouwden de tot slaaf gemaakten zichzelf nog gewoon als lid van een bepaalde Afrikaanse stam. Zij voelden zich helemaal geen onderdeel van één en hetzelfde ras. Hun slavenhouder kon zijn handel, naar zichzelf en de rest van de wereld, echter alleen verantwoorden als hij aannemelijk kon maken dat het om een minderwaardige mensensoort ging. Zwart dus. Als roet, de nacht en al wat sowieso het daglicht niet kan velen. En al die verschillende mensen hadden zich maar naar dat idee te voegen.

Het concept ‘wit’, zo betogen Kendi en de andere zwarte denkers die Williams in zijn puntige filmessay aan het woord laat, stamt zelfs van nog later datum. Toen ze zich wilden onderscheiden van arbeiders met een kleurtje konden Polen, Italianen en Ieren lekker schuilen onder wat activiste Brittany Packett Cunningham ‘een paraplu van witheid’ noemt. De twee bevolkingsgroepen zaten allebei onder de knoet bij een kleine, natuurlijk witte, elite en werden daardoor lekker tegen elkaar uitgespeeld. Drie keer raden welke groep zich uiteindelijk van dit juk wist te bevrijden.

Zulke inzichten hadden gemakkelijk tot een dor en tamelijk breedsprakig vertoog kunnen leiden waarin de witmens met allerlei, nauwelijks te betwisten, feiten om de oren wordt geslagen en intussen ook de ‘Black is beautiful’-gedachte wordt uitgedragen. Roger Ross Williams richt zich echter vooral op het wild kloppende hart uit Kendi’s boek en dient dit nu op met een caleidoscopische mixture van speelfilmfragmenten, animatie, nieuwsreportages, literatuur en kunst, waarbij een stuwende soundtrack er wel voor zorgt dat het tempo en de schwung erin blijven.

Te midden van Afro-Amerikaanse iconen zoals Frederick Douglass, Maya Angelou en Barack Obama houdt Williams echt even halt bij de baanbrekende vrouwen Harriet Jacobs (die als eerste haar eigen slavenverhaal op papier zette), Ida B. Wells (een burgerrechtenactiviste die het aantal lynchpartijen in kaart bracht) en Phillis Wheatley (de eerste zwarte vrouw met een dichtbundel). Na de publicatie van Wheatleys boek werd er overigens een commissie van wijze mannen – herstel: witte mannen – ingesteld. Want zulke poëzie kon toch niet zijn geschreven door ‘slechts een zwarte vrouw’? 

Zwierig slalomt Roger Ross Williams, aan de hand van het onderzoek van Dr. Ibram X. Kendi, zo door de historie van Zwart Amerika. Met prominente vertegenwoordigers als schrijfster Angela Davis, influencer Lynae Vanee en congreslid Cori Bush, langs de pijnlijke symbolen Willie Horton, Rodney King en King Kong (!), via zwarte hyperseksualiteit en -criminaliteit, dwars door witte iconen zoals Thomas Jefferson, Jefferson Davis en ‘white savior’ Abraham Lincoln, op weg naar George Floyd. Want Black Lives Matter blijkbaar nog altijd niet evenveel als die van witte Amerikanen.

Er is niets mis met zwarte mensen, concludeert Kendi. Maar alles met hoe we naar zwarte mensen kijken.

Donyale Luna: Supermodel

HBO Max

Haar gezicht kon dromen verkopen, stelt de bevriende kunstenaar David Croland over Donyale Luna (1945-1979), de mooiste vrouw die hij ooit heeft ontmoet. Zij behoorde destijds, halverwege de jaren zestig, tot de vaste entourage van Andy Warhols Factory. Niet veel later stond Luna op de cover van Harper’s Bazaar, als eerste zwarte vrouw. Getekend, dat wel. Niet veel later zou ze, helemaal zelf, ook het eerste Afro-Amerikaanse covermodel worden van de Britse Vogue. De Amerikaanse editie durfde ‘t pas in 1974 aan met een zwart model, Beverly Johnson.

Voor de representatie van zwarte vrouwen is Donyale Luna essentieel geweest. Volgens Beverly Johnson moet zij worden beschouwd als ‘het kroonjuweel’ onder de zwarte modellen. Luna is echter allang in de vergetelheid geraakt, weggepoetst uit de modehistorie. Zijzelf had eerder al afstand gedaan van Peggy Ann Freeman, de naam waarmee ze in Detroit was geboren, in een getroebleerd gezin dat ze liever vergat. Zij ging liever in haar eigen fantasiewereld leven, de exotische schoonheid met een zelfverzonnen alter ego. Zo groeide Luna ook in Swingin’ Londen uit tot een kleine sensatie, waar ze zich in de slipstream van The Beatles en Rolling Stones bewoog, omging met het acterende enfant terrible Klaus Kinski en werd vereeuwigd door de fotograaf David Bailey.

In eigen land werd ze echter consequent achtervolgd door haar identiteit als zwarte vrouw. De modewereld was daarvoor toch nog niet klaar. En dat deed pijn. ‘Ik voel me zo alleen’, leest dochter Dream Cazzaniga voor uit persoonlijke geschriften van haar moeder. ‘Waar kan ik me thuis voelen? En waar word ik gezien zoals ik ben en wordt er van me wordt gehouden om wie ik ben?’ Zulke vragen lopen als een rode draad door haar leven en door Donyale Luna: Supermodel (93 min.), waarin filmmaker Nailah Jefferson de iconische vrouwfiguur oproept met een krachtige montage van het prachtige portfolio dat ze heeft nagelaten. Met haar ranke gestalte, meterslange benen en sprekende, amandelvormige ogen beschikte Donyale over een ongrijpbare schoonheid.

Haar echtgenoot, zussen, vrienden, fotografen en modellen zorgen in deze stevige biografie ondertussen voor de inkleuring van de persoon daarachter, een zoekende vrouw die geregeld met zichzelf en het bestaan worstelde. Totdat ze op 33-jarige leeftijd het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde. Sindsdien leeft ze alleen nog in beeld voort.

Loudmouth

Greenwich Entertainment

Is hij een burgerrechtenleider in de traditie van Marcus Garvey, Martin Luther King en zijn grote voorbeeld Adam Clayton Powell? Of zo’n typische mediageile representant van de ‘burgerrechtenbusiness’, die steeds weer de publiciteit zoekt met zwarte onvrede en protest? Reverend Al Sharpton uit Brooklyn, New York, is in elk geval een Loudmouth (123 min.) en zorgt overal waar hij komt voor controverse. Voor de goede zaak, zal hij zelf zeggen. Om het dominante narratief bij te sturen en aandacht te vragen – nee: te eisen! – voor de Afro-Amerikaanse zaak.

Dat komt de begaafde spreker, behept met de dramatiek van een zwarte prediker, vanaf zijn opkomst in de jaren tachtig op fikse tegenwind te staan. Een treffend voorbeeld is de grap waarmee hij in een tv-programma wordt geïntroduceerd: wat doe je als Saddam Hoessein, Muammar Gaddafi en Al Sharpton voor je staan en er maar twee kogels in je wapen zitten? Dan jaag je Al twee kogels in zijn lijf. Zelf ziet hij er een logische reactie van een onderdrukkend systeem in: probeerden ze van Martin Luther King ook niet een goedkope oplichter of tweederangs crimineel te maken?

‘Randall, ik heb een microfoon op voor een documentaire’, vertrouwt hij in deze documentaire van Josh Alexander een vriend toe op zijn groots opgezette verjaardagsfeest. ‘Dus zeg niks stoms.’ Het is Sharpton ten voeten uit: kien, direct en zich altijd bewust van de indruk die hij maakt. Alexander volgt hem vanaf half 2019, als het land zich langzamerhand begint op te maken voor de presidentsverkiezingen van een jaar later en er nog geen idee van heeft dat het Coronavirus in aantocht is en de dood van George Floyd voor massale Black Lives Matter-protesten gaat zorgen.

Al Sharpton, tegenwoordig een slordige negentig kilo lichter dan in zijn onstuimige beginjaren, vertelt intussen zijn eigen verhaal. Er komen geen andere sprekers aan het woord in deze film. Die zijn ook niet nodig. Via archieffragmenten uit talkshows, nieuwsreportages en interviews krijgt hij meer dan genoeg kritiek en weerwoord. Zo ontstaat een pregnant beeld van een onvermoeibare zwarte activist. Altijd in de frontlinie. ‘No justitie, no peace’ scanderend bij geruchtmakende zaken, zoals de lynchpartij in Howard Beach en de omstreden ontvoering en verkrachting van Tawana Brawley.

Loudmouth richt zich vrijwel volledig op ’s mans politieke activisme, waarvan met geladen muziek de urgentie wordt benadrukt. Over zijn persoonlijk leven laat de onversaagde strijder nauwelijks iets los. Het is waarschijnlijk zoals hij zijn leven ziet: als een willekeurig breekijzer om Amerika’s verhaal open te wrikken, zodat de zwarte gemeenschap er zijn eigen hoofdstukken aan kan toevoegen.

Buddy Guy: The Blues Chase The Blues Away

PBS

‘Je speelt ‘m omdat je hem hebt’, doceert Buddy Guy over de blues. ‘Maar door ‘m te spelen raak je hem ook weer kwijt.’ Dat is meteen het motto van Buddy Guy: The Blues Chase The Blues Away (86 min.), een documentaire van Devin Chanda, Charles Todd en Matt Mitchener waarin het levensverhaal van de Amerikaanse zanger en bluesgitarist wordt gekoppeld aan de muziek, het levensgevoel, waaraan hij nu al een leven lang zijn hart heeft verpand.

George ‘Buddy’ Guy kan aanstekelijk vertellen over hoe hij in armoede opgroeide en katoen moest plukken in Lettsworth, Louisiana, en vervolgens in 1957 naar de bluesstad Chicago verkaste, om daar het vak te leren van cracks als Howlin’ Wolf en Muddy Waters. Pas toen hun muziek de oversteek maakte naar Europa en door Britse bands zoals The Rolling Stones, Cream en Led Zeppelin werd omarmd, kregen de Afro-Amerikaanse wegbereiders eindelijk de waardering die hen al zo lang toekwam. In hun midden en gepromoot door witte rockhelden ontwikkelde de volhouder zijn eigen uitzinnige gitaarstijl. ‘Hij zette de turbo van de blues aan’, stelt collega Carlos Santana daarover.

Deze stevig doortimmerde film – opgeluisterd met sfeervolle soloperformances, concertbeelden en fraaie schilderijen die het Afro-Amerikaanse bestaan in de (zuidelijke) Verenigde Staten verbeelden – pakt het bluesgevoel stevig bij z’n lurven. In intermezzo’s genaamd The Blues According To… krijgen (via archiefmateriaal) de pioniers Lightnin’ Hopkins, Muddy Waters en Willie Dixon en (in levende lijve) hun navolgers Eric Clapton, Carlos Santana, John Mayer, Kingfish en Gary Clark Jr. de gelegenheid om uit te drukken wat zij verstaan onder die vermaledijde blues – en hoe hun Buddy Guy die nu al een slordige zeventig jaar springlevend houdt. Als hij ooit sterft, blijft zijn gitaar huilen.

Om de man zelf, die al eens mocht optreden in het Witte Huis en toen de eerste zwarte president Barack Obama verleidde om een stukje te zingen van de evergreen Sweet Home Chicago, te parafraseren over de blues: je krijgt ‘m als Buddy speelt. Ook al heb je hem niet hebt of nooit eerder gehad. En je wilt ‘m daarna niet meer kwijt.

Klaas de Jonge, De Prijs Van Vrijheid

Moondocs

Niet de wereld zelf of het leven van een personage als decor, maar echt, daadwerkelijk, een decor. Het is opvallend hoe vaak Nederlandse documentairemakers de laatste tijd een eigen arena of theater creëren voor hun films. Van de huiskamer van Johannes Post (in Geertjan Lassches De Erfenis Van Een Verzetsheld) en de uitgeleefde woning van een drankzuchtige vader (Kelly Klingenbergs Alleen Met Jenever) tot de vervreemdende grijze kamers voor nieuwkomers in Nederland (Al Wat Je Ziet van Niki Padidar) en een oude fabriekshal als passende entourage voor een vluchtverhaal in de familie (Biserka Surans Scènes Met Mijn Vader).

En als er eenmaal een decor is ontworpen, volgen het acteren vanzelf, zoals in Vincent Boy Kars’ Drama Girl, voor Abdiwahab Ali’s nagespeelde herinneringen in een door oorlog verscheurd Mogadishu (Douwe Dijkstra’s Buurman Abdi) en bij Het Zit In Mijn Hart, waarin Saskia Boddeke via een aantal spelers van KamaK, een theatergroep bestaande uit acteurs met een beperking, de ruimte tussen fictie en non-fictie verkent. Noem het een hybride tussen docu en drama of kruisbestuiving van documentaire en theater. Feit is dat deze makers de werkelijkheid graag een handje helpen en zo de grenzen van het genre documentaire opzoeken.

In de openingsscène van Klaas de Jonge, De Prijs Van Vrijheid (66 min.) laat Marlou van den Berge letterlijk zien hoe dat decor wordt gefabriceerd. En als alle stukken op hun plek staan, kan de hoofdrolspeler z’n entree maken. ‘Hier heb ik dus zesentwintig maanden in gewoond’, zegt De Jonge, oud-strijder tegen Apartheid, als hij zich achter de typemachine aan zijn bureau heeft geïnstalleerd. ‘Zonder die machine had ik het vast veel moeilijker gehad.’ Hij leest voor: ‘Vandaag, vrijdag 19 juli 1985, om precies vier uur, ben ik door de Zuid-Afrikaanse veiligheidspolitie bij de Nederlandse ambassade in Pretoria afgeleverd. De ambassadestaf heeft een kamer voor me vrijgemaakt.’

En in die kamer is Klaas de Jonge, een kleine veertig jaar later, opnieuw verzeild geraakt, althans in een replica daarvan, om het verleden te herbeleven. Door het Apartheidsregime beschuldigd van verboden wapenbezit en terrorisme, min of meer veilig op dat kleine stukje Nederlands grondgebied. Daar ontvangt hij nu zijn zoons, voormalige stiefkinderen en de vrouw en dochter van een gesneuvelde medestrijder. Samen onderzoeken zij hun geschiedenis. De clandestiene activiteiten en gewapende strijd van Klaas en zijn ex-vrouw Hélène Passtoors, die nog een tijd in de gevangenis doorbracht, hebben gevolgen gehad voor het leven van alle betrokkenen.

Tussen de gesprekken door neemt De Jonge plaats op de hometrainer, worden er aardappels gejast en is er ook gelegenheid voor een dansje bij de transistorradio. Dan blijkt ook meteen het gevaar van deze hybride aanpak: dat die enscenering tot een soort toneelstuk leidt – of, erger, tot toneelstukjes. Daar tegenover staan De Jonge’s confrontaties met een bewaker van de Nederlandse marechaussee, officier van de Zuid-Afrikaanse veiligheidspolitie en slachtoffer van een autobom van zijn organisatie. Dan wordt hij gedwongen tot (zelf)reflectie – al had de navolgende bedscène, waarin hij tijdens zijn slaap wordt belaagd door boze stemmen, achterwege mogen blijven.

De vraag of het doel, hoe nobel dat streven ook is, werkelijk alle middelen heiligt ligt dan al lang en breed op tafel in die geïmproviseerde kamer en zal in de venijnige climax van deze film nog tot schrijnende confrontaties leiden.

Bill Russell: Legend

Netflix

Zeven maanden voor zijn dood laat de hoogbejaarde basketballegende Bill Russell (1934-2022) zijn verzameling memorabilia veilen: kampioensringen, Most Valuable Player-trofeeën en de shirts die hij in zijn hoogtijdagen in de jaren vijftig en zestig bij The Boston Celtics droeg. Een belangrijk deel van de opbrengst gaat naar zijn eigen goede doel MENTOR, waarmee hij de kansen voor jonge (zwarte) Amerikanen wil vergroten. En latere topspelers zoals Charles Barkley, Shaquille O’Neal en Stephen Curry staan in de rij om iets van hun gading te bemachtigen en de man en zijn imposante nalatenschap te eren.

Sinds 2013 staat er in het centrum van Boston, de stad die hem groot maakte en die hij groot maakte, een standbeeld van de topsporter en burgerrechtenactivist. Deze tweedelige film van Sam PollardBill Russell: Legend (199 min.), is eveneens bedoeld als een eerbetoon. Teamgenoten, concurrenten en navolgers steken de loftrompet over de man die een basketbalwedstrijd kon lezen als geen ander en zo het moderne verdedigen heeft uitgevonden. Dat heeft hem en zijn teamgenoten bepaald geen windeieren gelegd, getuige een schier eindeloze stroom landstitels met The Celtics. Achter de gevierde sporter gaat echter gewoon een zwarte man in een witte wereld schuil.

In de lente van 1963 besluiten notabelen in zijn woonplaats Reading bijvoorbeeld om een officiële Bill Russell-dag uit te roepen. De hoofdpersoon reageert vereerd en geëmotioneerd. Als hij enkele maanden later naar een woning in een betere buurt wil verhuizen, krijgt Russell echter een andere kant van de gemeenschap te zien. ‘Mijn vrouw Rose kwam huilend thuis toen bewoners een petitie tegen de verkoop hadden getekend’, schrijft hij in zijn memoires, voor dit portret ingelezen door acteur Jeffrey Wright. ‘We moeten dat huis vergeten, zei Rose. Ze willen ons hier niet.’ Russell is echter onvermurwbaar: ‘Niemand vertelt mij waar ik ga wonen.’

Gaandeweg laat hij zich steeds meer gelden in de burgerrechtenstrijd. Als bokser Muhammad Ali ernstig onder vuur komt te liggen omdat hij zich tegen de oorlog in Vietnam keert, weet hij Russell bijvoorbeeld aan zijn zijde. ‘s Mans maatschappelijke betrokkenheid is ook het interessantste onderdeel van deze verder wel erg ronkende sportbiografie, waarin allerlei prominenten hem de ene na de andere veer in z’n reet steken. Meer nog dan de speler die The Boston Celtics in dertien jaar maar liefst elf landskampioenschappen heeft bezorgd gaat Bill Russell immers de geschiedenisboeken in als de man die het basketbal heeft geopend voor Afro-Amerikanen, eerst als speler en later als coach.

Stephen: The Murder That Changed A Nation

BBC

Tien jaar nadat Nederland wordt opgeschrikt door de racistische moord op Kerwin Duinmeijer, een vijftienjarige Antilliaanse jongen die in 1983 in Amsterdam is doodgestoken door een skinhead, sterft Stephen Lawrence in Londen een gewelddadige dood. Op 22 april 1993 wordt de achttienjarige jongen van Jamaicaanse afkomst aangevallen bij een bushalte.

De lafhartige moord – de vierde met een racistisch motief in minder dan twee jaar – zet de plaatselijke zwarte gemeenschap, die zich in de steek gelaten voelt door de politie en getergd door de extreemrechtse British National Party, in vuur en vlam. En de zaak krijgt zelfs een (inter) nationaal karakter als het Zuid-Afrikaanse icoon Nelson Mandela op bezoek komt en zijn steun betuigt aan de familie. Al gauw worden er enkele witte jongeren gearresteerd, die vanwege gebrek aan bewijs ook weer snel worden vrijgelaten. En daarna gebeurt er heel veel – en verdacht weinig.

In 1999 wijdt regisseur Paul Greengrass de speelfilm The Murder Of Stephen Lawrence aan de kwestie, in 2006 volgt Neil Grants The Boys Who Killed Stephen Lawrence. Scènes uit die speelfilms en interviews met de hoofdrolspelers hebben teven hun weg gevonden naar de driedelige docuserie Stephen: The Murder That Changed A Nation (177 min.) uit 2018, waarin James Rogan de geruchtmakende zaak doorlicht met Stephens ouders Doreen en Neville, politieagenten, advocaten, journalisten en politici en uiteindelijk ook enkele verdachten aan het woord komen..

Stephens vriend Duwayne Brooks, die erbij is op die fatale avond in april 1993, vertelt hoe hij tijdens demonstraties na de moord op zijn vriend is gearresteerd. Zijn ervaringen werpen een navrant licht op het betrokken politiekorps, dat door en door racistische elementen blijkt te bevatten. Als een agent een zwarte man ‘nigger’ noemt, wil een journalist van het tv-programma Panorama in 1983 bijvoorbeeld weten van de voorzitter van de politievakbond Les Curtis, of die dan ontslagen moet worden. ‘Nee, waarom?’ antwoordt die. ‘Die mening mag je hebben.’

Binnen dat krachtenveld kan de moord op een zwarte jongen als Stephen Lawrence plaatsvinden en ook ongestraft blijven. Gedetailleerd reconstrueert Rogan deze tragische geschiedenis, die mettertijd woede en verontreiniging in het halve land (en bij de willekeurige kijker) veroorzaakt en uiteindelijk wellicht iets ten goede kan keren in de strijd tegen racisme in Groot-Brittannië. Van tevoren worden de nabestaanden van Stephen Lawrence echter gedwongen om de gifbeker helemaal leeg te drinken.

Fight The Power: How Hip Hop Changed The World

PBS

De titel Fight The Power: How Hip Hop Changed The World (234 min.) doet wellicht vermoeden dat deze vierdelige docuserie nog eens in geuren en kleuren het succesverhaal van de muziekstroming gaat vertellen. In werkelijkheid gebruikt regisseur Yemi Bamiro hiphop vooral als voertuig om de recente Afro-Amerikaanse historie te belichten; van de strijd om burgerrechten in de jaren zestig via de ‘war on drugs’, hardvochtige Reagan-jaren, crack-epidemie, bendeoorlogen, Rodney King-rellen, ‘mass incarceration’, woede na orkaan Katrina en eerste zwarte president Barack Obama naar de massale Black Lives Matter-protesten van de afgelopen jaren.

Hiphop als weerslag, aanjager en richtpunt van de emancipatiestrijd van zwarte Amerikanen en de aanpalende maatschappelijke kwesties. Hoewel de serie natuurlijk allerlei kopstukken van het genre aan het woord laat – Chuck D (Public Enemy), KRS-One, Abiodun Oyewole (The Last Poets), Melle Mel (Grandmaster Flash And The Furious Five), LL Cool J, Darryl McDaniels (Run-DMC), Fat Joe, John Forté, Ice-T, Killer Mike, Eminem, B-Real (Cypress Hill), Warren G, Will.i.am (Black Eyed Peas), Roxanne Shanté en Monie Love bijvoorbeeld – wordt Fight The Power nooit een platte aaneenschakeling van raphits en sterke verhalen.

Samen met prominente schrijvers, juristen, historici, journalisten en activisten blijven zij doorgaans weg bij de gebruikelijke clichés en schetsen een indringend beeld van de ontwikkeling van een geheel eigen cultuur, waarbij ook thema’s als de verheerlijking van het gangsterleven, misogynie en poenerigheid niet worden geschuwd. Deze miniserie ontwikkelt zich daarmee tot een portret van het moderne Amerika, verteld door zwarte Amerikanen die zich al generaties lang gerepresenteerd voelen door hiphoppers. ‘Hiphops grootste prestatie is dat het ervoor heeft gezorgd dat wij gehoord worden’, zegt Chuck D, één van de belangrijkste pleitbezorgers en tevens een centrale figuur in deze serie. ‘We zijn zo lang gedwongen geweest tot stilte.’

Metissen Van België

Hugo (l) en Jaak (r) in Congo / De Chinezen / VRT

Wat een hand kan zeggen. Als hij liefdevol op die van een ander wordt gelegd. Geruststellend, troostend. Ik hoor je, zie je, voel je. 

Of als hij om een schouder wordt geslagen. Vaderlijk, begripvol. Maar ook: steun zoekend. 

En als hij, trillend, contact probeert te leggen. De afstand die onderweg is ontstaan wil overbruggen.

Metissen Van België (136 min.) had een veredelde versie van de televisieprogramma’s Spoorloos en Verborgen Verleden kunnen worden, waarin (verweesde) volwassenen voor de camera op zoek gaan naar hun oorsprong. Uiteindelijk is deze productie van Steven Crombez tot zoveel meer uitgegroeid: een collectieve zoektocht naar identiteit, verbinding en (zelf)respect, tegen de achtergrond van het kolonialisme.

Met deze driedelige serie belicht Crombez een zwarte bladzijde uit de koloniale geschiedenis van België. Daarvoor start hij in het Rwandese dorp Save, waar in de jaren veertig en vijftig een internaat voor ‘mulattenkinderen’ was gevestigd. Deze kinderen uit Congo, Rwanda of Burundi, het product van de relatie tussen een Belgische witte man en een lokale zwarte vrouw, namen daar, vaak zonder dat ze het zelf door hadden, definitief afscheid van hun ouders. 

‘Wij waren mulâtres’, stelt Georges. ‘Dat is de kruising tussen een paard en een ezel.’ Germaine vult aan: ‘Kinderen van de zonde. En onze moeders waren hoeren. Onze vaders trof geen schuld.’ Toen in de jaren vijftig de Congolese onafhankelijkheidsstrijd losbarstte, werden honderden van deze kinderen overgebracht naar België. ‘God heeft de blanke en de zwarte geschapen’, zei de latere Belgische premier Joseph Pholien ooit. ‘De duivel heeft de metis geschapen.’

Deze kinderen kwamen terecht bij pleeggezinnen of in weeshuizen. Hun koloniale dossiers zijn pas onlangs vrijgegeven, zestig jaar na de onafhankelijkheid. Sindsdien kunnen zij – als ze dat willen – op zoek gaan naar waar ze vandaan komen. ‘Ik heb hier ontdekt dat mijn geschiedenis die mij aangeleerd was, voor een groot deel gelogen was’, stelt Jacqueline tijdens een bezoek aan haar geboorteland Rwanda. ‘Blijkt dat ik niet ben wie ik dacht te zijn.’

Jacqueline, die als tweejarig meisje afscheid moest nemen van haar complete familie, is één van de drie metissen die Steven Crombez volgt naar hun geboorteland. Voormalig politierechercheur Jaak gaat met zijn volwassen zoon Hugo, die hij bepaald geen gemakkelijke jeugd heeft bezorgd. En Paul probeert het contact met zijn moeder in Rwanda te herstellen. Zij schreef hem jarenlang wanhopige brieven, die hij vaker dan hem nu lief is onbeantwoord liet.

Deze aangrijpende persoonlijke verhalen, sereen gefilmd in een zeer fotogenieke omgeving, worden verdiept en verbreed door lotgenoten. Hun herinneringen zijn niet minder indringend. ‘Zelfs nu nog denk ik bij mezelf dat het misschien beter is dat ik geen kinderen heb gekregen’, bekent Eveline bijvoorbeeld. ‘Ik zou niet gewild hebben dat ik geen goede moeder had kunnen zijn, dat ik ze niet had kunnen bieden wat een kind nodig heeft.’

‘Ik heb geprobeerd Belg te zijn’, zegt Georges. ‘Ik heb geprobeerd Vlaming te zijn. Maar uiteindelijk, het racisme brengt je terug tot de werkelijkheid.’ Op een bepaald moment ging hij zich afvragen: ‘wie ben ik dan? En dan moet je jezelf een antwoord geven en zeggen: ik ben wie ik ben. Ik ben metis. Ik ben tussenin. Daar is niks mis mee.’ Het is een even vanzelfsprekende als pijnlijke constatering, waarmee hij zichzelf eindelijk de hand reikt.

Om vrede te vinden met wie hij is, net als al die anderen: een metis van België.

Trailer Metissen Van België

Aftershock

Hulu / Disney+

Vrijwel alle Amerikaanse vrouwen bevallen in het ziekenhuis. De kosten van een keizersnede blijken daarbij aanmerkelijk lager dan bij een natuurlijke bevalling. Daar komt bij dat een ziekenhuis een hogere vergoeding krijgt voor een keizersnee. ‘Je kunt je voorstellen welke prikkel daarvan uitgaat’, stelt assistent-professor verloskunde en gynaecologie Neel Shah van Harvard University. Hij weet ook: bij geboortes in de Verenigde Staten ligt het sterftecijfer veel hoger dan in andere westerse landen. En zwarte vrouwen overlijden daarbij drie tot vier keer zo vaak als witte vrouwen.

In Aftershock (87 min.) kaarten Paula Eiselt en Tonya Lewis Lee deze verborgen gezondheidscrisis aan via twee concrete casussen: Shamony Gibson (30) uit Brooklyn stierf in 2019 twee weken na de geboorte van haar zoontje Khari aan een veronachtzaamde longembolie. En de 26-jarige Amber Rose Isaac uit The Bronx overleed een jaar later, enkele dagen nadat ze op Twitter had geklaagd over de slechte zorg in het ziekenhuis, tijdens een spoedkeizersnede waarmee haar zoontje Elias op de wereld werd gezet. Hun weduwnaars Omari Maynard en Bruce McIntyre zijn ervan overtuigd dat systeemfalen, gevoed door institutioneel racisme, hun echtgenotes het leven heeft gekost en gaan over tot actie.

Het interessantst wordt deze film echter als Eiselt en Lee de twee tragische verhalen plaatsen binnen de historie van de Amerikaanse gynaecologie, waarbij zwarte vrouwen, zeker in de slaventijd, werden gezien als broedmachines die moesten blijven produceren en vooral niet te lang uit de roulatie mochten zijn. Intussen werden hun (zwarte) vrouwelijke verloskundigen gaandeweg verdrongen door (witte) mannelijke artsen, die minder holistisch naar bevallingen keken en bovendien veel technischer te werk gingen. Waarbij zwarte vrouwen dan weer prima materiaal bleken om mee/op te experimenteren.

‘Een zwarte vrouw die een kind krijgt is te vergelijken met een zwarte man bij een verkeerslicht als de politie arriveert’, zegt Felicia Ellis, een Afro-Amerikaanse vrouw uit Tulsa, Oklahoma, die een natuurlijke bevalling overweegt. ‘Je moet héél goed opletten bij alles wat je doet.’ In het enigszins gezwollen einde van deze activistische film legt Sharmony Gibsons strijdbare moeder zelfs een direct verband met de Black Lives Matter-demonstraties. ‘Zwarte levens doen ertoe’, stelt Shawnee Benton-Gibson ferm tijdens een speech. ‘Maar zwarte baarmoeders zorgen voor zwarte levens. Als we dat vergeten, vergeten we onze menselijkheid.’

Ga Terug En Haal Het

Tomtit Films / VPRO

Wat is de erfenis van de grootschalige Black Live Matters-demonstraties in de zomer van 2020? Die vraag wil Clarice Gargard exploreren in deze intuïtieve ontdekkingstocht. ‘Staan we nu op een kantelpunt?’ vraagt ze zich af. ‘Is dit hoe verandering ontstaat?’

Ga Terug En Haal Het’ (53 min.), start een soort stationsomroepster vervolgens de reis langs verzetsverhalen – van het verleden via het heden naar de toekomst – die op het punt staat om te beginnen. ‘Herinner wat u vergeten bent.’ Is deze steeds terugkerende stem, begeleid door beelden van voorbijrazende nachtelijke treinstations, een metafoor voor hoe zwarte mensen zichzelf moeten vinden, binnen een wereld waarin wit al sinds jaar en dag dominant is? Want, zo werpt de omroepstem nog op, ‘hoe reis je verder als je niet weet waar je vandaan komt?

Gargard gaat in Nederland, Suriname en Curaçao op zoek naar alledaags verzet van zwarte Nederlanders. Dat heeft zich door de jaren in allerlei gedaanten gemanifesteerd. Ze spreekt bijvoorbeeld André Reeder, ooit lid van de links-marxistische Surinaamse studentenvereniging. In 1982 maakte hij een film over de abominabele huisvesting van Surinaamse studenten in Nederland. Lulu Helder organiseerde in 1996 de allereerste anti-Zwarte Piet-actie ‘Zwarte Piet is zwart verdriet’. ‘Hoe lang moeten we wachten op een gelijkwaardige positie in deze samenleving?’ verzucht zij.

Deze voorbeelden weerspreken in elk geval het hardnekkige beeld dat zwarte Nederlanders hun achtergestelde positie al die tijd lijdzaam zouden hebben ondergaan. In Curaçao ontmoet Gargard verder Jeanne Henriquez, de conservator van het Tula museum. Als je je eigen geschiedenis niet kent, dan wordt het moeilijk om te geloven in jezelf, stelt zij. ‘Want je hebt niet geleerd wie je bent.’ Het pleidooi van al Gargards gesprekspartners komt in essentie neer op het herschrijven van de geschiedenis: loskomen van het kolonialisme en onderdrukking en het (h)erkennen van jezelf.

Dat proces krijgt gaandeweg voor de maakster zelf een steeds persoonlijker karakter en mondt tijdens een Winti-ritueel, tevens het eindstation van deze wat grillige en breed uitwaaierende film, uit in een emotionele climax. ‘Wij creëren zelf, steeds opnieuw, de kantelpunten die voor verandering zorgen’, concludeert Clarice Gargard daarna. ‘Wanneer we ons herinneren wie we zijn, waar we vandaan komen én besluiten actie te ondernemen.’

Is That Black Enough For You?!?

Netflix

Waarom zijn we eigenlijk gestopt met het maken van de zwarte speelfilms die in de jaren zeventig zo succesvol waren? vraagt regisseur Elvis Mitchell zich af bij de start van het video-essay Is That Black Enough For You?!? (135 min.), waarin hij de zwarte Amerikaanse filmhistorie doorlicht.

Aan de hand van een enorme verzameling filmfragmenten laat Mitchell eerst zien hoe (wit) Hollywood door de jaren heen Afro-Amerikanen heeft geportretteerd en vervolgens hoe er in jaren zestig, op de golven van de burgerrechtenbeweging, een zelfbewuste en diverse generatie zwarte filmmakers opstaat, die ruimte vindt voor de authentieke verhalen en personages uit hun eigen wereld.

Met als meest uitgesproken uitingsvorm: de Blaxploitation-films van de jaren zeventig, die kaskrakers als Shaft, Super Fly en Foxy Brown heeft voortgebracht. De benadering van zwarte regisseurs en scenarioschrijvers, de serieuze rollen die daaruit voortvloeien voor iconische acteurs en actrices én de muziek waarmee die verhalen worden aangekeild en begeleid, sijpelen vervolgens ook door naar het werk van witte regisseurs zoals Sergio Leone, Francis Ford Coppola en Quentin Tarantino.

Elvis Mitchell onderbreekt zijn persoonlijk ingestoken en met veel feitjes en weetjes gestutte betoog zo nu en dan voor herinneringen, observaties en constateringen van de prominente Afro-Amerikaanse acteurs en regisseurs Margaret Avery, Harry Belafonte, Samuel L. Jackson, Whoopi Goldberg, Laurence Fishburne, Sheila Frazier, Billy Dee Williams, Suzanne De Passe, Charles Burnett, Glynn Turman, Mario von Peebles Jr. en Zendaya.

In tegenstelling tot de stilistisch verwante essays Disclosure (transcultuur), Body Parts (vrouwbeelden) en Brainwashed: Sex-Camera-Power (het vrouwelijk lichaam) voelt Is That Black Enough For You?!?, mede door Mitchells overcomplete voice-over en het ondanks de aanzienlijke speelduur toch behoorlijk hoge verteltempo, alleen eerder als een op cinefielen gerichte verhandeling over een essentieel stuk filmgeschiedenis dan als een breed toegankelijke beschouwing op de representatie van zwart Amerikanen in film en de maatschappelijke gevolgen daarvan.

Descendant

Netflix

Er mag niet over worden gepraat. En toch moet het verhaal levend worden gehouden. Ruim 150 jaar leidt het tragische verhaal van de Clotilda vooral een fluisterend bestaan. Het slavenschip is in april 1860 vanuit Dahomey, het huidige Benin, vertrokken naar Plateau in de zuidelijke Amerikaanse staat Alabama. Aan boord verblijven 110 ‘geïmporteerde Afrikanen’ die zijn besteld door de lokale zakenman Timothy Meaher. Hij vraagt kapitein William Foster om het schip na de aflevering te verbranden en te dumpen in de lokale Mobile River, zodat ze later kunnen doen alsof de Clotilda, het allerlaatste slavenschip dat ooit in de Verenigde Staten is aangemeerd, nooit heeft bestaan.

Dat is echter buiten Kamau Sadiki van het Slave Wrecks Project gerekend. Met een multidisciplinair team wil hij het wrak in 2018 gaan opsporen en zo tastbaar bewijs vinden voor het beladen verleden van de zwarte gemeenschap van Plateau, alias Africatown, dat inmiddels volledig van karakter is veranderd. De familie Meaher woont er echter nog altijd. Met hun onderneming Chippewa Lakes verhuren de erfgenamen van Timothy bovendien grond aan allerlei ernstig vervuilende bedrijven die kanker en andere ziektes zouden hebben veroorzaakt. In het bijzonder bij – om de cirkel rond te maken – de afstammelingen van de Clotilda.

Daarmee lijken alle pionnen op het bord te staan voor een verhitte strijd in Descendant (110 min.). Regisseur Margaret Brown wil echter niet zomaar ‘the blame game’ spelen. De vondst van het schip brengt vooral lastige, maar noodzakelijke gesprekken op gang, die genuanceerd worden afgewikkeld. Mag er van de Clotilda bijvoorbeeld een toeristische attractie worden gemaakt? En zo ja, voor wie zijn dan de revenuen? Hebben de nazaten van het slavenschip recht op herstelbetalingen? Leidt dat automatisch, ruim anderhalve eeuw na dato, tot zoiets als gerechtigheid? En moeten Timothy Meahers erven daar dan een rol in spelen? Hun huidige welstand stoelt immers voor een belangrijk deel op wat hun voorvader ooit verdiende aan de geïmporteerde Afrikanen.

Deze delicate documentaire is doorsneden met voorgelezen fragmenten uit het boek Barracoon waarin de zwarte schrijfster Zora Neale Hurston in 1931 het leven optekende van Cudjo Lewis, de laatste overlevende van de Clotilda. Het heeft maar liefst tot 2017 geduurd voordat Barracoon daadwerkelijk is gepubliceerd. Het boek en schip brengen in Descendant nu een conversatie op gang over het gezamenlijke verleden en de rol die Afro-Amerikanen hebben gespeeld en krijgen toebedeeld in de Amerikaanse historie. En dat geeft weer een basis voor het samen verder leven, met oog voor ieders rol en positie. Want helen en verzoenen kan niet zonder kennen en erkennen.

Riotsville, U.S.A.

Dogwoof

Het is een beproefd middel om de lont uit het kruitvat te halen, het land te verenigen, een zondebok aan te wijzen of de boel simpelweg eindeloos te vertragen: het instellen van een breed samengestelde commissie die het hete hangijzer van dat moment eens goed – en liefst ook lang – gaat onderzoeken.

Als de Verenigde Staten in de tweede helft van de jaren zestig permanent in brand lijken te staan en op plekken als Watts, Chicago en Newark grootschalige rellen uitbreken, tuigt de Amerikaanse president Lyndon Baines Johnson dus The National Advisory Commission On Civil Disorders op. De commissie, onder leiding van gouverneur Otto Kerner, bevat uitsluitend leden uit het politieke midden, die van tevoren te verstaan hebben gekregen dat ze zich horen te gedragen als ‘Johnson Men’ en op zoek moeten naar ‘provocateurs van buiten’.

Die laatsten – de sixties-variant op de FBI-medewerkers of Antifa-lieden die de bestorming van Het Capitool op 6 januari 2021 zouden hebben uitgelokt – kan De Kerner Commissie echter helemaal niet vinden. Sterker: het rapport trekt hele andere conclusies en komt als een boemerang terug bij degenen die de schuld hopen te leggen bij een klein groepje extremisten. Zwarte extremisten, welteverstaan. Want de rellen zijn een manifestatie van de onvrede, die op gezette tijden terugkeert en in de afgelopen jaren bijvoorbeeld is uitgemond in de Black Lives Matters-demonstraties.

Het prikkelende beeldessay Riotsville, U.S.A. (91 min.), aangekleed met unheimische muziek, is volledig opgebouwd uit archiefmateriaal uit de jaren zestig, gemaakt voor televisie of door het Amerikaanse leger. Regisseur Sierra Pettengill heeft in die beelden een prachtige metafoor gevonden voor de houding van de Amerikaanse overheid tegenover de onlusten. Op voormalige legerbases in zuidelijke staten zijn destijds surrogaatstadjes gebouwd, waar de Amerikaanse politie tijdens nagespeelde ongeregeldheden kan trainen op lekker kordaat optreden. 

‘Waar kijken we naar?’ vraagt verteller Charlene Modeste bij deze surrealistische generale repetities voor politiegeweld. ‘Riotsville is een schaakbord, een toneel met alles en niets van de jaren zestig. Nepnamen op niet bestaande plaatsen, die soldaten voorbij zien marcheren. Op weg naar de volgende akte van het toneelstuk. Misschien is het niet meer dan een droom. Want hier fabriceert De Staat zijn grootste angsten, wreedste wanen en gescheurde stukjes geheugen.’ En na een ‘geslaagd’ ingrijpen van de politie klinkt zowaar een enthousiast applaus vanaf de tribunes.

Pijnlijk precies construeert Pettengill zo hoe de Amerikaanse overheid zich in wezen gedraagt als een politiestaat, die zijn burgers, in elk geval een specifiek deel daarvan, is gaan zien en behandelen als de vijand. Die houding is zowel een weerspiegeling ván als een inspiratiebron vóór vooroordelen en racisme bij de zwijgende meerderheid van de Amerikaanse bevolking – en een steen des aanstoots voor de zwarte minderheid, die in die tumultueuze laatste jaren van de sixties letterlijk de klappen moet opvangen.