Averroès & Rosa Parks

Cherry Pickers

Met de bekroonde documentaire Sur L’Adamant (2023), een kalme film over een boot op de Seine waar een dagcentrum voor patiënten van de afdeling psychiatrie van het Saint Maurice-ziekenhuis in Parijs is gevestigd, had Nicolas Philibert na de absolute publieksfavoriet Être Et Avoir (2002) opnieuw een succesfilm te pakken. De Adamant-boot bleek een geschikte locatie voor een kalme, observerende film, boordevol liefde voor de mens en z’n kwetsbaarheden.

Nu heeft dit tedere portret van een veilige wereld, waarin iedereen zichzelf mag zijn, een vervolg gekregen: Averroès & Rosa Parks (143 min.). Twee eigenlijk. Die andere film, La Machine A Écrire Et Autres Sources De Tracasheeft alleen weinig om het lijf. Daarin bezoekt de Franse filmmaker, in het spoor van enkele klusjesmannen van de instelling, bekende personages van de eerste film. Het wordt uiteindelijk niet meer dan een verzameling lange deleted scenes, die weinig toevoegen aan Sur L’Adamant.

Ook deze volwaardige opvolger bestaat uit lange scènes: veelal persoonlijke gesprekken tussen behandelden en behandelaars. De patiënten laten daarbij vaak diep in hun ziel kijken en hun begeleiders zoeken daarna subtiel dan wel direct, maar altijd respectvol, naar wat de mens tegenover hen nodig zou kunnen hebben. Tijdens dit proces krijgen ze samen te maken met depressies, paranoia, hallucinaties, angst, suïcidale gedachten en megalomanie. En dat is intrigerend, intiem en ongemakkelijk tegelijk.

Philibert versnijdt al die gesprekken niet, maar plaatst ze achter elkaar. Dat geeft de film iets heel traags. Veel patiënten, waarvan een enkeling ook in Sur L’Adamant was te zien, krijgen bovendien maar eenmaal de gelegenheid om hun hart te luchten en verdwijnen dan weer van het toneel. Verder bevat de documentaire nog enkele geladen groepsgesprekken. Naar andere scènes blijft ’t echter zoeken. Hysterisch gegil vanaf de gang of een man die op z’n gitaar Ode An Die Freude tokkelt, dat is ‘t wel zo’n beetje.

Averroès & Rosa Parks wordt daarmee een erg sobere productie, een echte praatfilm. Dat is overigens geen diskwalificatie, want die gesprekken doen er wel toe. Behalve over de mensen zelf en hun begeestering, tristesse of ontreddering gaan ze ook over de psychiatrie. Over het nut ervan, de werkdruk en het medicijngebruik. En, impliciet, over de maakbaarheid van het leven, dat vaker niet dan wel de afslag neemt die je zelf in gedachten had. En Nicolas Philibert beziet dit met begrip en compassie. 

Erik Satie, Entre Les Notes

O2B Films

Op 1 juli is het precies honderd jaar geleden dat Erik Satie zijn laatste adem heeft uitgeblazen. In 1925 is de Franse pianist en componist nog nét geen zestig. Artistieke erkenning heeft lang op zich laten wachten. Pas met Parade (1917), een compositie die hij met (theater)schrijver Jean Cocteau en kunstenaar Pablo Picasso uitwerkt tot een avant-garde balletvoorstelling, wordt Satie even de gevierde – en overigens ook gehate – man van Parijs. En dat zet meteen zijn tragische einde in gang.

Van de musicus is nauwelijks beeldmateriaal bewaard gebleven – en al helemaal geen verfilmde interviews of ander bewegend beeld. Op één filmpje na. Samen met een andere man steekt een gedistingeerd ogende oudere heer met bolhoed en paraplu een kanon af. Een beeld dat beklijft, volgens pianist Nicolas Horvath. Erik Satie laat de klassieke muziek en Parijse opera exploderen, een wereld waarin hij altijd een buitenbeentje is gebleven. Omdat het zo lastig blijkt om hem te categoriseren.

Documentairemaker Gregory Monro beschikt voor Erik Satie, Entre Les Notes (60 min.) verder alleen over enkele foto’s en getekende en geschilderde portretten van zijn hoofdpersoon. Hij heeft bovendien een persoonlijke voice-over gefabriceerd, die is ingesproken door stemacteur Thierry Mulot. Want niemand die Satie heeft gekend is nog in leven. Er zijn alleen oude archiefinterviews met tijdgenoten zoals acteur Pierre Bertin, danseres Elise Jouhandeau en componist Jean Wiener. Zij kunnen de inmiddels bewierookte voorvader van het surrealisme en modernisme enigszins tot leven wekken.

Erik Satie geldt lang als een paljas. Zo haat hij bijvoorbeeld het ‘valse sentiment’ van componist Maurice Ravel, maar houdt hij tegenover zijn vriend Claude Debussy stug vol dat hij daar toch wel iets in hoort. Debussy zal uitgroeien tot een toonaangevende componist, terwijl zijn vriend altijd aan de rafelrand blijft steken. Satie weigert nu eenmaal om het spel volgens de regels te spelen, stelt Stéphanie Kalfon, die een boek aan hem heeft gewijd. ‘Debussy zei soms tegen hem: jij wílt helemaal geen groot symfonisch werk voor een groot orkest creëren, dat een heel seizoen wordt uitgevoerd.’

Behalve zulke verhalen over de man achter de componist moet dit postume portret ‘t natuurlijk vooral hebben van Saties muziek. Composities zoals Gymnopédie zijn immens populair en worden in deze weelderige, met dans en kunst vormgegeven film uitgevoerd en becommentarieerd door hedendaagse pianisten zoals Jean-Pierre Armengaud, Alice-Sara Ott en Nicolas Horvath en de harpiste Kety Fusco, Via hen leeft Erik Satie nu al een eeuw lang voort. Succesvoller dan ooit.

Y A-T-Il Un Dealer Dans L’Avion?

Netflix

‘De feiten in deze documentaire zijn nauwkeurig gecontroleerd’, waarschuwt de driedelige serie Y A-T-Il Un Dealer Dans L’Avion? (132 min.) bij aanvang. ‘Het is echter mogelijk dat sommige mensen niet de volledige waarheid vertellen.’ En dat vinden Olivier Bouchara en Jérôme Pierrat, de makers van deze kokette real life-misdaadkomedie, helemaal niet erg. Die dubbelheid kunnen ze naar hartenlust uitspelen, met rücksichtslos tegen elkaar weggesneden personen en volstrekt tegenstrijdige verklaringen, liefst in splitscreen.

Op 19 maart 2013 worden de vier inzittenden van een Franse privéjet, voor het oog van een camera van het antidrugsagentschap DNCD, aangehouden op het vliegveld Punta Cana in de Dominicaanse Republiek. Het is de piloten Bruno Odos en Pascal Fauret al snel duidelijk waarnaar de agenten op zoek zijn: ‘mucha drogas’. Uiteindelijk worden er 26 koffers aangetroffen in het vliegtuig, met in totaal bijna zevenhonderd kilo cocaïne. Ook de twee passagiers Nicolas Pisapia en Alain Castany, die als enige niet in deze productie participeert, weten natuurlijk van niks.

De kwestie komt bekend te staan als de zaak Air Cocaïne, waarbij ook de voormalige Franse president Nicolas Sarkozy nog even betrokken raakt. Hij werpt alle beschuldigingen ver van zich. Sterker: dat doen alle verdachten. Niemand is schuldig! Of we ze maar op hun al dan niet blauwe ogen willen geloven. Bouchara en Pierrat geloven alvast he-le-maal niemand. Tenminste, als we dan weer afgaan op de montage van deze miniserie. Van vrijwel elke persoon wordt met kekke vormgeving, koddige muziek en pure ongein een (karikaturaal) personage gemaakt.

Zelfs de Franse onderzoeksrechter Christine Saunier-Ruellan, die de vier, ogenschijnlijk op heterdaad betrapte verdachten van grootschalige drugssmokkel eveneens in de peiling heeft gekregen, ontkomt niet aan spontane terzijdes, beeldgrapjes en ongepaste close-ups. Zij speelt het spel ook lekker mee. Met veelkleurige stiften onderstreept of omcirkelt de steile Française desgevraagd op enorme vellen papier de belangrijkste speerpunten of conclusies van haar onderzoek. En ook het standvastig in de camera blikken beheerst Saunier-Ruellan als weinig anderen.

Of ‘t moet het olijke driemanschap zijn, dat een onbezonnen bevrijdingsactie op het Caraïbische eiland op touw zet voor de twee piloten. Ze zijn ‘t over werkelijk niets eens: de klunzige luchtvaartveiligheidsspecialist (Christophe Naudin), mediageile Europarlementariër van het Front National (Ayméric Chauprade) en stronteigenwijze ex-militair die graag in het gezelschap van good old Jean-Marie Le Pen verkeert (Pierre Malinowski). Mengen ze zich in de zaak vanuit de pure goedertierenheid van hun hart of toch om de belangen van de georganiseerde misdaad te dienen?

Aldus ontspint zich in Y A-T-Il Un Dealer Dans L’Avion? een aardig spelletje Cops & Robbers, waarbij drugssmokkel wordt gereduceerd tot een vermakelijke schelmenstreek, volledig ontdaan van z’n ethische component of maatschappelijke schade. Waarna het aan advocaten, met lekker opzichtige kapsels of gezeten in een decor van koffers, is om de verdachten bij de rechter vrij te pleiten. Liefst allemaal.

Mads Mikkelsen, Devil In The Flesh

Druk / c: Alamy / NTR

Zit hij met onze kloten te spelen? Als de Deense topacteur Mads Mikkelsen aan het begin van Mads Mikkelsen, Devil In The Flesh (53 min.) de vraag krijgt of hij druk voelde toen hij werd benaderd voor de rol van slechterik in de James Bond-film Casino Royale (2006), heeft hij zijn antwoord direct paraat. ‘Het geheim was dat ik nog nooit een Bond-film had gezien’, zegt hij met een stalen gezicht en een subtiel lachje. ‘Ik wist niet hoe groot het was.’

Mads Mikkelsens wortels liggen in een arbeiderswijk van Kopenhagen. Hij brengt er een groot deel van zijn jeugd op straat door, te midden van wat met een gerust hart probleemjongeren mogen worden genoemd. Tegelijkertijd is hij bezeten van film, met Buster Keaton en Bruce Lee als grote helden. Mikkelsen durft er alleen niet van te dromen om zelf acteur of – ik noem maar een dwarsstraat – danser te worden. Toch zal hij eerst carrière maken als danser, alvorens hij ook de acteur in zichzelf ontdekt.

En al die tijd zou Mads Mikkelsen dus nooit dat uit duizenden herkenbare 007-gitaarloopje hebben gehoord. Of: ‘shaken not stirred’. Het is nauwelijks voor te stellen. Bij een volleerde acteur weet je echter nooit of hij het achterste van zijn tong laat zien of juist een loopje met de waarheid neemt. Van imposante rollen in kleine Deense arthousefilms groeit Mikkelsen intussen door naar groots opgezette Hollywood-blockbusters, waarin hij vaak de schurkenrollen krijgt toebedeeld.

Toch blijft hij geregeld terugkeren naar z’n land van oorsprong, voor kleinere films zoals Jagten en Druk waarin hij zijn gehele repertoire als acteur kwijt kan. Zoals de verteller van dit enigszins routineuze tv-portret van Jeanne Burel en Florence Ben Saddoun, dat vooral bestaat uit (archief)interviews, backstagebeelden en filmfragmenten, ’t formuleert: ‘In films uit zijn eigen land speelt hij rollen van kwetsbare en gekwelde mannen. Een groot contrast met de masculiene stereotypen van Hollywood.’

Mikkelsen, Mads Mikkelsen, en regisseurs met wie hij werkte, zoals Nicolas Winding Refn (die in 1996 Mikkelsens debuut Pusher en diverse andere films met de Deense acteur maakte), Dogma 95-pionier Anders Thomas Jensen (die Mikkelsen uitdaagde om zichzelf en zijn eigen mannelijkheid te onderzoeken), Jan Kounen (Coco Chanel & Igor Stravinsky) en Arnaud des Pallières (Michael Kohlhaas) geven daarnaast een voorzichtige blik achter de schermen bij een man met duizend gezichten.

Intussen blijft het antwoord op die ene beginvraag in de lucht hangen: is Mads Mikkelsen zo’n beetje de enige filmfreak ter wereld die voor zijn veertigste nooit een James Bond-film heeft gezien? Of heeft de acteur gewoon last van humor, die je door die vele gezichten toch wat moeilijker herkent? Enkele seconden later meldt hij ook doodleuk dat hij geen auditie heeft gedaan voor de rol van slechterik Le Chiffre. ‘Ze waren zo druk met de Bond-meisjes bezig dat ze geen tijd hadden.’

De Rockstar À Tueur: Le Cas Cantat

Netflix

Ze zou tegen de verwarming zijn gevallen. De zware verwondingen die de bekende Franse actrice Marie Trintignant in de nacht van 26 op 27 juli 2003 heeft opgelopen, corresponderen alleen helemaal niet met een tragisch ongeval. Het verhaal dat haar nieuwe geliefde, de bekende zanger Bertran Cantat, tegen de Litouwse politie heeft verteld, kan dus niet kloppen.

De twee zijn in Vilnius vanwege de opnames voor een film, waarin zij een belangrijke rol speelt. De frontman van de populaire rockband Noir Désir komt haar daar opzoeken en wordt, vanwege zijn bezitterige en jaloerse gedrag, al snel beschouwd als een stoorzender op de filmset. Op hun hotelkamer is het ‘s nachts tot een serieus handgemeen gekomen, moet Cantat al snel toegeven, waarna Trintignant, een telg van de bekende Franse filmfamilie, in coma is beland.

In De Rockstar À Tueur: Le Cas Cantat (124 min.) reconstrueren Zoé de Bussiere, Karine Dusfour, Anne-Sophie Jahn en Nicolas Lartigue de geruchtmakende zaak, die Frankrijk ruim twintig jaar geleden in rep en roer heeft gebracht. Als het nieuws uitlekt dat Marie Trintignant op de intensive care voor haar leven vecht, is nog helemaal niet bekend dat zij een relatie heeft met Cantat, die voor haar halsoverkop zijn Hongaarse vrouw Krisztina Rády en hun twee kinderen heeft verlaten. 

Deze driedelige true crime-serie vliegt De Casus Cantat niet al te subtiel aan en probeert in eerste instantie vooral uit te vlooien wat er zich precies heeft afgespeeld tijdens die traumatische nacht in dat Litouwse hotel. Een cruciale rol is daarbij weggelegd voor een publiek verhoor van de – afhankelijk van wie je ‘t vraagt – zeer emotionele/manipulatieve Bertrand Cantat, die de verantwoordelijkheid voor de dramatische gebeurtenissen ook nadrukkelijk bij het slachtoffer legt.

Zijn ex-vrouw Krisztina bivakkeert daarbij nadrukkelijk aan zijn zijde en staat in voor zijn karakter. Nee, Bertrand is tegenover haar nooit gewelddadig geweest, houdt ze vol, waarschijnlijk ook in het belang van hun kinderen. Die aap zal in de slotaflevering van deze miniserie nog een dramatisch staartje krijgen als de twee hun gezamenlijke leven vervolgen. Met terugwerkende kracht wordt dan ook duidelijk dat Marie Trintignants tragische lot wellicht te voorkomen was geweest.

Als de situatie in die Litouwse hotelkamer niet simpelweg was afgedaan als een passiemoord, zo’n tot de verbeelding sprekende ‘crime passionel’. Als Trintignant – vier kinderen van vier verschillende vaders, wat ben je dan voor een vrouw? – niet doelbewust was afgeschilderd als een onmogelijke femme fatale. En als hij, de onweerstaanbare zanger, niet vergoelijkend was bekeken als zo’n typische gekwelde ziel die de rockhistorie wel vaker aflevert.

Het is de trieste conclusie van een casus die tegelijk gauw en nooit mag worden vergeten.

Omar And Cedric: If This Ever Gets Weird

Autlook

Als ze met hun band eindelijk lijken te bereiken waarvoor ze jaren hebben gewerkt, trekken Omar Rodriguez-López (gitaar) en Cedrix Bixler-Zavala (zang) in 2001 rigoureus de stekker eruit. In de Groningse rockclub Vera en voor de camera van het Nederlandse televisieprogramma Lola da Musica (dat de aflevering over de Texaanse emoband in de prullenbak kan gooien). Hun geesteskind At The Drive-in, nog geen jaar eerder op basis van het baanbrekende album Relationship Of Command onthaald als dé rockband van de nieuwe eeuw, houdt op te bestaan.

De drie andere bandleden blijven gefrustreerd achter en gaan verder als Sparta, een rechttoe rechtaan groep die gedoemd is om in de subtop te blijven steken. En Omar en Cedric geven hun Latijns-Amerikaanse wortels een prominente plek in een nieuwe progrock-outfit. Nog voordat de onnavolgbare freakband The Mars Volta z’n debuutalbum De-Loused In The Comatorrium (2003) kan uitbrengen, slaat het noodlot echter toe: soundwizard Jeremy Ward overlijdt aan een overdosis. En dat zet allerlei creatieve en destructieve ontwikkelingen in gang.

In het krachtige zelfportret Omar And Cedric: If This Ever Gets Weird (121 min.) vertellen de twee boezemvrienden, los van elkaar en volledig buiten beeld, hun gezamenlijke verhaal. Daarin zullen ze ook recht tegenover elkaar komen te staan en de ander een aanzienlijke tijd volledig kwijtraken. Regisseur Nicolas Jack Davies kan de verhalen daarbij, over drugs, Scientology en financiële problemen (en de bijbehorende ‘therapeutische’ comebacks), stutten met een weldaad aan beelden, die gedurende de jaren zijn gemaakt door de notoire veelfilmer Omar.

Deze collageachtige film is de weerslag van de lotsverbondenheid tussen de twee eigenzinnige latino’s, die uiteindelijk zelfs de zwaarste storm blijkt te kunnen trotseren. Als dit ooit vreemd gaat voelen, zeiden Omar en Cedric ooit tegen elkaar over hun bandjes, beloof me dan dat we ermee stoppen. Want al die muzikale projecten zouden nooit zo belangrijk kunnen worden als zij waren en zijn voor elkaar. Deze straffe film is een eerbetoon aan hun creatieve broederschap en het geheel eigen muzikale universum dat ze op basis daarvan hebben gecreëerd.

Over At The Drive-in werd in 2019 overigens nog een archieffilm uitgebracht: At the Drive-in | Turn Slowly For Maximum Vend: A Brief History Of A Band From Texas. Die staat in z’n geheel op YouTube.

L’Affaire Bettencourt: Scandal Chez La Femme La Plus Riche Du Monde

Netflix

Tussen 1997 en 2007 schenkt ‘de rijkste vrouw van de wereld’ Liliane Bettencourt, erfgename en hoofdaandeelhouder van de cosmeticagigant L’Oréal, 917 miljoen euro aan François-Marie Banier, met wie ze innig bevriend is geraakt. Geheel indachtig L’Oréals slogan ‘because you’re worth it.’ Als vervolgens Bettencourts echtgenoot André overlijdt, een bekende politicus met wie ze een tamelijk liefdeloos huwelijk lijkt te hebben gehad, wil de Franse fotograaf dat ze hem ook nog officieel tot erfgenaam maakt. Dat is tegen het zere been van het enige kind van het echtpaar, Françoise Bettencourt-Meyers. Zij komt lijnrecht tegenover haar moeder te staan.

L’Affaire Bettencourt: Scandal Chez La Femme La Plus Riche Du Monde (Engelse titel: The Billionaire, The Butler And The Boyfriend, 149 min.)  is geboren en opent – zoals de driedelige docuserie zelf ronkt – ‘de geheime wereld van de superrijken’. Dat gebeurt alleen op een totaal andere manier dan dochter Françoise, die 21 uur geheime opnamen van haar moeder laat uitlekken, had gedacht. Dit geluidsmateriaal, door een butler gemaakt met een verborgen dictafoon, brengt vooral de pogingen tot belastingontduiking van de Bettencourts, hun verwevenheid met de politieke elite (waaronder de Franse president Nicolas Sarkozy) en het geld dat ze daarnaartoe schuiven onder de aandacht.

De opnamen van dat gebedel om geld en invloed – verrijkt met abstracte, van bovenaf gefilmde scènes met acteurs – vormen het hart van deze miniserie van Baptiste Etchegaray en Maxime Bonnet, waarin ook enkele direct betrokkenen bij de geruchtmakende affaire en volgers van de kwestie tekst en uitleg geven. Gaandeweg komt ook de vraag op tafel of de inmiddels hoogbejaarde Liliane Bettencourt eigenlijk nog wel in staat is om haar eigen geld te beheren en bij de mensen om haar heen het kaf van het koren kan scheiden. Want wie stelt zich daadwerkelijk dienstbaar op voor de rijke dame, goed voor zo’n dertig miljard euro? En wie is alleen uit op een deel van haar fortuin?

L’Affaire Bettencourt brengt dat proces treffend in beeld: hoe de roofdieren zich verzamelen rond een prooi als ze bloed hebben geroken. Because they’re worth it. Aan het rest nog slechts één vraag: komt François-Marie Banier, die de zaak onbedoeld aan het rollen heeft gebracht, werkelijk met de schrik vrij?

Sur L’Adamant

Cherry Pickers

In een boot in hartje Parijs is Dagcentrum Adamant gevestigd, het decor voor de nieuwe film van Nicolas Philibert, de Franse documentairemaker die in 2002 met Être Et Avoir, een hartveroverend portret van een plattelandsschool, een absolute voltreffer afleverde. Deze boot op de Seine, onderdeel van de afdeling psychiatrie van het Saint Maurice-ziekenhuis, blijkt eveneens een geschikte locatie voor een kalme, observerende film, boordevol liefde voor de mens en zijn kwetsbaarheden. Philibert beziet de bezoekers van die boot met geduld en compassie, geeft hen de gelegenheid om hun verhaal te doen en luistert mee tijdens de gesprekjes die ze hebben met elkaar of een begeleider. Bijna ongemerkt ontstaat zo een teder portret van een veilige wereld, waar iedereen zichzelf mag zijn.

‘Geesteszieken hebben vaak geen familie of hebben er een slechte band mee’, zegt François bijvoorbeeld, terwijl hij een sigaretje staat te roken op het dek van de Adamant. ‘Ik wil niet generaliseren, maar dat is zo.’ Is dat bij jou ook zo? wil zijn gesprekspartner Guillaume weten. ‘Ja’, beaamt François, een man van middelbare leeftijd met een opvallend slecht gebit. ‘Ik wilde op mijn krachtige vader lijken, maar ging op m’n bek. Hij was de regisseur Gérard Gozlan.’ Op een gegeven moment heeft François, die vanaf zijn achttiende psychische problemen heeft, ‘t maar gewoon uitgesproken: ‘Pa, ik weet dat ik de mislukking van jouw leven ben. Hij zei: hou op. Straks maak je je moeder weer aan het huilen.’

François is één van de terugkerende personages in Sur L’Adamant (105 min.). In de openingsscène heeft hij al indruk gemaakt met een hartverscheurende versie van het lied La Bombe Humaine van de groep Téléphone. ‘Het kon hem niet rotten dat ik ziek was. Hij wilde dat ik gelukkig was’, vervolgt hij het gesprek met Guillaume over zijn vader. ‘Was je ziek toen je dat zei?’ vraagt die. ‘Ik bén ziek’, corrigeert François, terwijl hij zo nu en dan zenuwachtig aan zijn peuk trekt en het verleden aan hem voorbij lijkt te trekken. ‘Nog steeds. Alleen dankzij zware medicatie flip ik niet en kan ik met je praten, Guillaume. Anders zou ik denken dat ik Jezus was, omgeven door vogeltjes in de hemel.’

Uit ‘s mans woorden en houding spreekt berusting: dit is wie hij nu eenmaal is. Elke bezoeker van het dagcentrum heeft met zulke thema’s te dealen. Ondanks allerlei pogingen om te veranderen, zijn ze nog steeds wie ze zijn. Of ze zijn niet meer – en worden ook nooit meer –  degene die ze ooit waren. Met schilderen, fotografie, musiceren, schrijven of gewoon een spelletje krijgen de bezoekers van de Adamant de gelegenheid om zich op hun eigen wijze uit te drukken. ‘In een wereld waarin men geacht wordt aan de norm te voldoen en afwijkend gedrag onderdrukt wordt’, stelt Nicolas Philibert daarover aan het eind van zijn liefdevolle film, ‘zijn er nog plekken waar de poëtische kant van mens en taal mag bestaan.’

Zo’n plek, betoogt hij, zou er voor iedereen moeten zijn.

In 2024 bracht Nicolas Philibert maar liefst twee vervolgen uit op Sur L’Adamant. Averroès & Rosa Parks, nog niet gezien, lijkt een volwaardige opvolger. La Machine A Écrire Et Autres Sources De Tracas heeft echter weinig om het lijf. Daarin bezoekt de Franse filmmaker, in het spoor van enkele klusjesmannen van de instelling, bekende personages van de eerste film. Het wordt uiteindelijk niet meer dan een verzameling lange deleted scenes, die weinig toevoegen aan Sur L’Adamant.

Duell Am Abgrund

Netflix

Is dit geen Russische roulette? vraagt een interviewer.

De Zwitserse bergbeklimmer Ueli Steck waant zich jarenlang onaantastbaar. Niemand beklimt zo snel de noordwand van Alpentoppen zoals de Eiger, Matterhorn en Grandes Jorasses als hij. Free solo, nota bene. Zonder zekering. Steck weet er zijn broodwinning van te maken. En dan meldt zich ineens een landgenoot, die Steck jarenlang als zijn grote held heeft beschouwd. Dani Arnold verbetert eerst diens record op de Eiger. Daarna gaat de Matterhorn eraan. Meine Güte!

Ueli Steck staat voor een dilemma: moet hij terug gaan om zijn records te heroveren? En hoeveel risico is hij dan bereid om te nemen? ‘Als je verliest, sterf je’, drukt zijn klimmaat Don Bowie ‘t plastisch uit in Duell Am Abgrund (Engelse titel: Race To The Summit, 90 min.), waarin Steck en Arnold zich voor het oog van de wereld verliezen in een wedstrijdje ver plassen op duizenden meters hoogte. De mannen zijn ook tegenpolen: de doorgewinterde profi tegenover het tamelijk laconieke natuurtalent.

Gevaar zit in de aard van hun sport opgesloten. Als alpinist ben je nu eenmaal altijd zo goed als je laatste bergtop – of de snelheid waarmee je die hebt bereikt. ‘Als een succes wordt gevierd,’ stelt televisiepresentatrice Mona Vetsch in deze klimfilm van Nicolas de Taranto en Götz Werner, ‘rijst altijd direct de vraag: wat nu?’ Intussen levert het lichaam elk jaar een heel klein beetje in, waardoor ‘t steeds moeilijker wordt om jezelf te blijven verbeteren en die ander voor te blijven.

‘Op snelheid klimmen op dit niveau is slechts statistiek’, benadrukt Dani Arnolds klimvriend Thomas Senf. ‘Vind je niet ergens het punt waarop je stopt, dan zul je onvermijdelijk op een dag sterven.’ Dat staat er op het spel in deze stevige documentaire. Waarbij de imposante omgeving, adembenemend vastgelegd met drones en allerlei andere camera’s, vooral een decor is voor puur menselijke bewijsdrang – en de duivels gevaarlijke rivaliteit die daaruit kan voortvloeien.

Être Et Avoir

Jojo & Georges Lopez / Contact Film

Aan het begin van de 21e eeuw maakten twee films furore in de Nederlandse filmhuizen, die ongetwijfeld ons beeld van Frankrijk danig hebben beïnvloed. Eerst was er in 2001 Jean-Pierre Jeunets verbluffende speelfilm Le Fabuleux Destin d’Amelie Poulain, een speelse, kleurrijke en sprookjesachtige ode aan de romantische versie die je van het land kunt hebben.

Een jaar later volgde de al even hartveroverende documentaire Être Et Avoir (100 min.), Nicolas Philiberts verstilde portret van het Franse platteland. Aan de hand van één onderwijzer en zijn dertien kinderen, in leeftijd uiteenlopend van vier tot en met twaalf jaar, brengt hij het dorpse leven in Saint-Etienne-sur-Usson, een gemeenschap met nauwelijks tweehonderd zielen in de Auvergne, tot leven. 

Terwijl in het openingsshot van deze observerende film enkele boeren in hartje winter hun koeien in een wei proberen te krijgen, kruipen binnen enkele schildpadden door een leeg klaslokaal. Op de vloer ligt een verweesde globe. Het zijn de twee werelden waartussen de plattelandskinderen zich bewegen. Even later begint de school weer en worden ze één voor één opgehaald door een soort buurtbus.

Bij de deur worden ze opgewacht door Georges Lopez, die hen in de rest van het schooljaar geduldig, bedaard en toch vastberaden bij de hand zal nemen. Een vaderlijke meester, die Julien en Olivier hun ruzie laat bijleggen en ze ondertussen laat zien hoezeer ze elkaar kunnen kwetsen, het guitige vierjarige joch Jojo tot volle bloei brengt en zich ontfermt over de kwetsbare Nathalie, die in haar eigen wereld lijkt te leven.

Philibert legt de gebeurtenissen in de klas sec en rustig vast, doorsnijdt ze met scènes van de kinderen thuis en voegt verder alleen zo nu en dan wat muziek toe. Zo ontstaat een kalme, vertederende en zeer succesvolle film over een beschutte kindertijd in ruraal Frankrijk, die en passant het belang van goed onderwijs – en een kundige, betrokken leerkracht – nog maar eens onderstreept. 

Être Et Avoir kreeg overigens nog een vervelend staartje via een rechtszaak tussen Georges Lopez en de makers van de film. Zij zouden hem en de kinderen hebben voorgespiegeld dat het een kleine educatieve documentaire ging worden. Volgens Lopez waren zij als hoofdpersonen er niet van op de hoogte dat ze overal in de bioscoop te zien zouden zijn – en dat die film enkele miljoenen zou opbrengen.

Daniel Day-Lewis: The Heir

AVROTROS

Op een dag in september 1989 verlaat Daniel Day-Lewis aan het einde van de eerste akte ineens het podium. Zoals het een echte Britse karakteracteur betaamt, heeft hij de hoofdrol in Shakespeare’s Hamlet bemachtigd. Hij treedt daarmee in de voetsporen (en stapt in de schaduw) van grote theateracteurs als Laurence Olivier, Richard Burton en Christopher Plummer. Intussen moet hij elke dag ook de confrontatie aangaan met zijn overleden vader. Daniel heeft een foto van de befaamde dichter en schrijver Cecil Day-Lewis, die film maar een inferieure kunstvorm vond, opgehangen in zijn kleedkamer.

De recensies voor Day-Lewis’ Hamlet zijn niet onverdeeld positief. Plotseling knapt er iets in hem. ‘Ik was gewoon compleet uitgeput, het kon me allemaal niks meer schelen’, vertelt de acteur een kleine twintig jaar later aan talkshowhost Charlie Rose. ‘Het was genoeg geweest, ik kon het niet meer.’ En dus lonkt het witte doek, waarmee hij in de voorgaande jaren al enigszins vertrouwd is geraakt. Ten tijde van het gesprek met Rose in 2007 is hij al een gevierd filmacteur, met diverse bioscoophits op zijn naam (The Last Of The Mohicans, The Age Of Innocence en The Boxer) en zijn eerste Oscar in de achterzak (My Left Foot).

Nummer twee en drie, voor There Will Be Blood en Lincoln, moet hij dan nog ontvangen, als eerste acteur in de geschiedenis die drie Academy Awards voor de beste hoofdrol krijgt. Hij zal daarnaast overigens ook nog drie keer genomineerd worden voor diezelfde Oscar, voor zijn hoofdrollen in In The Name Of The Father, Gangs Of New York en Phantom Thread. Tóch is Daniel Day-Lewis nooit een typische Hollywood-celebrity geworden. Hij mijdt het babbeldebabbelcircuit, kiest zijn rollen altijd zéér zorgvuldig en verdwijnt tussendoor soms jaren in de anonimiteit.

In de interessante tv-biografie Daniel Day-Lewis: The Heir (52 min.) betonen Jeanne Burel en Nicolas Maupied het acteerkanon op een passende manier eer. Géen collega’s of bekendheden dus, die ongegeneerd de loftrompet over hem steken – iets wat kijkers met nét iets te veel last van plaatsvervangende schaamte, net als Day-Lewis zelf waarschijnlijk, alleen zeer gegeneerd kunnen aanzien. Maar een gedegen poging om ‘s mans leven, zijn carrière en de wisselwerking daartussen te vatten. Geïllustreerd met treffende speelfilmfragmenten, oude foto’s en de spaarzame publieke optredens van de man die zich het liefst terugtrekt op het Ierse platteland.

Totdat Daniel Day-Lewis letterlijk voelt dat hij zijn zelfverkozen kluizenaarschap weer even moet verlaten voor de volgende Oscar-waardige rol…

Dig Deeper: The Disappearance Of Birgit Meier

Netflix

Je hoeft geen geroutineerde true crime-kijker te zijn om het signaal op te pakken. Als aan het begin van de vierdelige serie Dig Deeper: The Disappearance Of Birgit Meier (235 min.) duidelijk wordt dat de vrouw uit het Noord-Duitse stadje Lüneburg, die op 14 augustus 1989 vermist raakte, op het punt stond om te scheiden, kan ons brein maar één conclusie trekken: haar bijna ex-man, die moet het gedaan hebben! Welnu, hoofdverdachte nummer één, Harald Meier, zit ogenschijnlijk ontspannen voor de camera.

En de man die de dader te langen leste in de kraag gaat grijpen, heeft zich dan ook al gemeld: Birgit Meiers broer Wolfgang Sielaff, die toentertijd hoofd van de staatsrecherche was in het nabijgelegen Hamburg. Hij vermeldt er meteen bij dat er pas in 2017 klaarheid is gekomen in de vermissing. De zaak wordt dus opgelost, weet de kijker op voorhand, maar dat gaat nog bijna dertig jaar – en vier afleveringen! – duren. Waarbij het natuurlijk meteen de vraag is welke dwaalsporen er in de tussentijd voor hem worden uitgezet. Er lijkt namelijk ook nog een (vermeende) seriemoordenaar, ene Kurt-Werner Wichmann, actief te zijn in de omgeving van Lüneburg.

Hoe dan ook, Wolfgang Sielaff verzamelt een team van specialisten om zich heen – een toprechercheur, een psychologe en een advocaat, een soort ‘Sherlock Holmes-team’ dus – en gaat met hen op zoek naar de antwoorden op twee vragen: waar is Birgit en wie is de dader? Regisseur Nicolas Steiner reconstrueert hoe Sielaffs elitegroepje gehakt maakt van het oorspronkelijke politieonderzoek en omkleedt hun bevindingen met tamelijk vet aangezette gedramatiseerde scènes. Zo wordt De Zaak Birgit Meier tot in detail doorgeakkerd. Gründlich, zou je kunnen zeggen. Iets te, soms. Totdat, in de laatste aflevering natuurlijk, de verlossende woorden klinken: we hebben hem, de ‘Schweinhund’. En haar, zijn slachtoffer.

Het wordt uiteindelijk daadwerkelijk een kwestie van ‘digging deeper’ in deze zeer solide docuserie, die een geruchtmakende verdwijningszaak en de gevolgen daarvan, zowel op persoonlijk als maatschappelijk vlak, van voor tot achter ontleedt. Slechts één, tamelijk frustrerende, vraag blijft onbeantwoord: was er een mededader?

Room 2806: The Accusation

Netflix

Had ‘Parijs’ de hand in de plotse neergang van Dominique Strauss-Kahn? De directeur-generaal van het Internationaal Monetair Fonds werd er in 2011 van beschuldigd dat hij Nafissatou Diallo, een kamermeisje van het New Yorkse Sofitel Hotel, zou hebben misbruikt. En volgens journalist/schrijver Edward Jay Epstein kon dat geen toeval zijn. Die twee hotelbeveiligers, vastgelegd door een beveiligingscamera, maakten niet voor niets een overwinningsdans nadat ze Diallo ervan hadden overtuigd om de politie in te schakelen.

Epstein doet zijn boude bewering in de vierdelige docuserie Room 2806: The Accusation (198 min.), waarin ook Diallo zelf, een alleenstaande moeder uit de Bronx, veelvuldig aan het woord komt. DSK laat verstek gaan, maar wordt vertegenwoordigd door zijn advocaten en enkele (politieke) vrinden. Het contrast tussen de twee kernfiguren in deze geruchtmakende zaak kan bijna niet groter zijn: een anonieme immigrante uit West-Afrika versus de man van de wereld, die veelvuldig wordt genoemd als president van Frankrijk.

Nicolas Sarkozy en Francois Hollande, Strauss-Kahns potentiële rivalen voor die positie, spinnen in elk geval garen bij diens arrestatie. Zeker als daardoor ook DSK’s promiscue leven, in het bijzonder een incident van acht jaar eerder, weer in het middelpunt van de belangstelling komt te staan. De jonge journaliste Tristane Banon beweert dat ze in 2003 is lastiggevallen toen ze hem ging interviewen en schroomt niet om een boekje open te doen over Dominique Strauss-Kahn in deze gelikte politieke thriller van Jalil Lespert.

Intussen laat de bewijsvoering voor Edward Jay Epsteins complottheorie lang op zich wachten. Heeft hij aanwijzingen gevonden voor een smerige campagne om een politieke rivaal kalt te stellen? Of is zijn bewering simpelweg een opzichtige poging van Team DSK om Diallo’s geloofwaardigheid te ondermijnen? En wie is Dominique Strauss-Kahn dan? Een onverbeterlijke Don Juan of toch een ‘male chauvinist pig’?

Het zijn vragen die nog altijd lastig zijn te beantwoorden omdat er van de essentie van dit soort #MeToo-zaken, gebeurtenissen tussen een individuele man en vrouw, doorgaans maar twee getuigen zijn: de dader en het slachtoffer. Als ze dat al zijn.

Rudeboy: The Story Of Trojan Records

Toen Bob Marley, de man die het iconische gezicht van reggae zou worden, zich halverwege de jaren zeventig goed en wel internationaal begon te manifesteren, werd Trojan Records gedwongen om de tent de sluiten. De Britse platenmaatschappij had als bruggenhoofd gefungeerd voor de wereldwijde distributie van de muziekgenres reggae, ska en rocksteady en vroege helden als Derrick Morgan, Toots & The Maytals, Desmond Dekker, Lee ‘Scratch’ Perry en Jimmy Cliff in de vaart der volkeren opgestuwd.

Rudeboy: The Story Of Trojan Records (85 min.) blaast het stof van die essentiële muzikale periode, waarvan het startpunt vrij eenvoudig is te traceren: de onafhankelijkheid van Jamaica in 1962, waarna 100.000 inwoners verkassen naar de voormalige kolonisator Groot-Brittannië. Als bruidsschat nemen ze muziek mee naar hun nieuwe vaderland, die daar wordt omarmd door witte tegenhangers van de Jamaicaanse rudeboys. Deze skinheads, arbeidersjongens met gemillimeterde coupes, bretels en kistjes, maken van ska een multicultureel fenomeen. Later, als ook in het Verenigd Koninkrijk racisme welig begint te tieren, ontstaat echter ook een extreemrechtse variant. 

Regisseur Nicolas Jack Davies probeert die dampende Trojan-periode (1968-1975) daadwerkelijk te laten herleven met acteurs en een overdaad aan gefictionaliseerde scènes. Die zijn wellicht broodnodig – vanwege beperkt beeldmateriaal van enkele hoofdpersonages – maar leggen het qua authenticiteit af tegen het joyeuze archiefmateriaal. Want daarin gebeurt ‘t, met klassieke songs als Rudy, A Message To You, Monkey Man en Wonderful World, Beautiful People. En daaraan, aan loom of juist lustig swingende muziek die een halve eeuw na dato nog altijd uiterst vitaal klinkt en noopt tot ongegeneerd skanken, ontleent deze film zijn aantrekkingskracht.

De Chaque Instant

Cineart

Être Et Avoir is zo’n ‘once in a lifetime’-film, waarbij alles goed valt. De documentaire van Nicolas Philibert over het kleine plattelandsschooltje van onderwijzer Georges Lopez in de Franse Auvergne veroverde in 2002 stormenderhand de wereld. Het was dé film die arthouse-liefhebbers wilden zien. Blijkbaar hadden we – in de nasleep van de aanslagen op 11 september 20011, vul ik zelf maar in – behoefte aan een kleine, veilige wereld waarin het bestaan zich op een logische en voorspelbare wijze voltrekt.

Ruim vijftien jaar later kijkt Philibert opnieuw mee als jonge mensen worden klaargestoomd voor het leven, een leven in de zorg om precies te zijn. In De Chaque Instant (101 min.) begeeft hij zich te midden van de leerlingen en leerkrachten van een opleiding voor verpleegkundigen en verzorgenden in Montreuil. Dat voelt direct vertrouwd: het camerawerk is steady en sober, de montage tot een minimum beperkt en van alle franje ontdaan. Observerende cinema kortom, zoals het ooit is gedefinieerd.

De film is opgedeeld in drie delen. Allereerst krijgen de aspirant-zorgers instructie en praktijkles. Ze steriliseren hun eigen handen, zetten een spuit bij elkaar en reanimeren een pop. Tussendoor krijgen ze dan in een traditionele setting ouderwets les. Na het droog oefenen volgt de stap naar de praktijk: stage in de thuiszorg, een ziekenhuis of de psychiatrie. De confrontatie met (afhankelijke) mensen van vlees en bloed. Tenslotte volgt de verplichte reflectie. In een persoonlijk gesprek met een begeleider blikt de leerling kritisch terug.

Voor die evaluatiegesprekken trekt Nicolas Philibert ruim een half uur uit. Uitroepteken. De tijd staat letterlijk stil als de aankomende beroepsbeoefenaars hun praktijkervaringen delen met enkele bijzonder betrokken begeleiders. Dit levert diverse kleine, menselijke scènes op, die zo in Être Et Avoir hadden kunnen zitten. Er is ook een verschil: De Chaque Instant heeft geen vaste hoofdpersonen, waaraan je als kijker houvast hebt.

Dat zal ongetwijfeld een bewuste keuze zijn: het beroep en de weg daarnaartoe staan centraal, niet de individuele leerlingen en leraren. Toch hadden eigentijdse varianten op het eigenwijze jongetje Jojo of de kwetsbare tiener Nathalie ook niet misstaan in deze film. Of gewoon een alomtegenwoordige, liefdevolle leermeester zoals Georges Lopez. Tegelijkertijd kun je natuurlijk betogen dat het echte leven ook vooral wordt bevolkt door gewone, inwisselbare mensen. Waarom zou je dan in een film wél helden moeten creëren?

Nadat Être Et Avoir een wereldwijd succes was geworden en Georges Lopez zo’n beetje was uitgegroeid tot het toonbeeld van De Leraar, viel diezelfde man overigens alsnog van zijn voetstuk. De bewierookte vaderfiguur spande een rechtszaak aan tegen Nicolas Philibert, omdat hij recht meende te hebben op een deel van de filmrecette. Georges Lopez zou die zaak verliezen.