Thoughts & Prayers

HBO Max

Never waste a good crisis! Al die dodelijke schietpartijen op Amerikaanse scholen – waar in wezen natuurlijk helemaal niemand op zit te wachten – hebben inmiddels wel voor een bruisende nieuwe bedrijfstak gezorgd. In de ‘active shooter preparedness industry’ gaat tegenwoordig al gauw drie miljard dollar om.

Vol verve brengen typisch Amerikaanse mannen – doorgaans oud-politiemensen, veteranen en handige ondernemers – hun nieuwe technologie, trainingsprogramma’s en producten aan de onderwijzer, leerling en ouder. Een door de overheid aanbevolen active shooter-game bijvoorbeeld. Skateboards, klaptafels en rugzakken die kunnen worden ingezet als kogelwerende barrière. En een robot als een valse aanvalshond.

Er moet natuurlijk ook massaal worden getraind – en geschoten – in deze volvette film van Zackary Canepari en Jessica Dimmock, die dezelfde branche opzoekt als de documentaires Bulletproof en The Bad Guy. En daarvoor zijn dan weer plastic machinegeweren, zelfklevende nepwonden en andere hebbedingetjes nodig. Want er is blijkbaar behoefte aan. En wie zijn deze ondernemers dan om daar niet aan te voldoen?

De boodschap is duidelijk en wordt er met behulp van gestileerde beelden, erg bombastische muziek en veelvuldig gebruik van slow motion vol verve ingeramd. Tussendoor vertellen Amerikaanse kinderen en tieners hoe zij kijken naar de industrie waarvoor zij een belangrijk, ja, doelwit zijn – en de huiveringwekkende wereld, van zeer reëel gevaar en een al even echte angstcultuur, die daarachter schuilgaat.

Soms lijken zij precies te verwoorden wat de filmmakers met deze docu willen zeggen. Als de voormalige groene baret Thrasher bijvoorbeeld heeft verteld dat al die ‘school shootings’ helemaal niets te maken hebben met het bezit van (automatische) wapens in de Verenigde Staten en alles met de mentaliteit van de mensen, faden Canepari en Dimmock hem weg en geven het woord aan een bedachtzaam tienermeisje.

Veel mensen vinden hun eigen recht om een wapen te bezitten het allerbelangrijkst, stelt zij verontwaardigd. ‘Dus mij een zorg als jij in je klas wordt neergeschoten.’ Haar klasgenoot, die naast haar in het lokaal heeft plaatsgenomen, benadrukt vervolgens nog maar eens hoe zijn land daarmee afwijkt van de rest van de wereld: ‘Het is de belangrijkste doodsoorzaak bij kinderen in dit land. Dat is toch absurd.’

En die absurditeit is precies wat deze documentaire nog eens vol in de schijnwerper wil zetten. Ten overvloede, zou je kunnen zeggen. Alleen de politici, die categorisch weigeren om iets te doen aan ‘school shootings’ en die elke nieuwe wapenwet torpederen, schitteren ditmaal door afwezigheid. Terwijl dat er nog maar aan ontbrak: hun obligate, schijnheilige en volstrekt gratuite Thoughts & Prayers (84 min.).

Milou’s Strijd Gaat Door

familiefoto / NTR

‘Ik ben Milou’, zegt de hoofdpersoon bij de start van deze indringende film. ‘Je hoort mijn stem, maar ik leef niet meer. Omdat ik het belangrijk vind dat mijn verhaal verteld wordt, is mijn stem met kunstmatige intelligentie nagemaakt. Daarvoor zijn oude geluidsopnamen van mij gebruikt.’

Alles wat ze nu met de kijker deelt heeft Milou overigens ooit zelf gezegd of geschreven, vertelt haar AI-alter ego. De bijbehorende foto’s komen uit het familiealbum. En de tekeningen en social media-filmpjes heeft ze, in de jaren voordat in 2023 euthanasie aan haar werd verleend, zelf gemaakt. ‘Alleen deze introductie niet’, voegt ‘Milou’ daar nog aan toe. ‘Die is geschreven door Bart, de regisseur.’

En die neemt de vertelling vervolgens meteen bij de hand met zijn eigen voice-over: ‘Maar hoe kan het dat Milou, een meisje van zeventien, zodanig psychisch lijdt dat ze euthanasie krijgt?’ Waarna de titel van deze documentaire in beeld verschijnt, Milou’s Strijd Gaat Door (103 min.), en de zoektocht naar het antwoord op die vraag kan beginnen. Als er al een eenduidig antwoord bestaat…

Milou was het nichtje van producent Rob Hüsken, de beste vriend van documentairemaker Bart Hölscher. Samen hebben zij nu, tegemoet komend aan de laatste wens van Milou, een film gemaakt, waarin de lijdensweg van de tiener uit Bavel nog eens pijnlijk gedetailleerd wordt gereconstrueerd met Milou’s ouders Mireille en Louis, haar vriendinnen Lisa en Nyssa en enkele behandelaars.

Daarmee wordt in de eerste helft van deze documentaire het fundament gelegd voor het tweede deel van de film, waarin de openbare discussie aan de orde komt die na Milou’s zelfverkozen ‘humane dood’ losbarstte. Is het wel gewenst dat minderjarigen die ogenschijnlijk ondraaglijk en uitzichtloos psychisch lijden in aanmerking komen voor euthanasie? De meningen van behandelaars lopen daarover uiteen.

Kinder- en jeugdpsychiater Menno Oosterhoff, die Milou’s wens om humaan te kunnen sterven honoreerde, noemt dat besluit ‘één van de moeilijkste beslissingen’ uit zijn leven. Naderhand voelde hij zich bovendien gecriminaliseerd door collega’s, en in hun kielzog ook politici, die de zorgvuldigheid daarvan in twijfel trokken. En hij maakte zich kwaad over de ‘parent blaming’ die er ook uit sprak.

Hölscher neemt de tijd om deze pijnlijke discussie, waarbij Oosterhoffs opponenten alleen via archiefbeelden aan bod komen, te behandelen. Het persoonlijke verhaal van Milou dreigt dan wat op de achtergrond te raken – al maakt hulpverlener Halil nog wel een speciale Blue Tree voor haar en bezoeken Milou’s ouders samen met lotgenoten het beeld Stille Strijd, dat aandacht vraagt voor psychisch lijden bij jongeren.

Op zulke kwetsbare momenten wordt nog eens duidelijk dat het leed dat zij met hun kind moeten dragen eigenlijk te groot is om onderdeel te worden gemaakt van een maatschappelijk debat – hoe legitiem dat verder ook is. Voor de ouders van Milou telt uiteindelijk slechts één ding: dat hun kind niet langer hoeft te lijden en niet aan haar lot wordt overgelaten terwijl ze aanstuurt op een waardig einde.

Queerkamp

Human

Moeder is nog niet thuis of haar kind belt al op: ik wil naar huis. Het Queerkamp (57 min.) voelt toch niet zo goed als verwacht. Moeder houdt echter voet bij stuk. ‘Ik had zo gedacht dat dit het zou zijn’, zegt ze licht teleurgesteld. ‘En als het tegenvalt, oké, maar dan kom ik je zaterdag halen.’

Haar kind zal zich dus gewoon moeten mengen onder de andere deelnemers aan het Hojokamp, een kamp voor Nederlandse LHBT+-jongeren tussen 13 en 25 jaar. Ze gaan lol maken (zingen bij het kampvuur, een opblaasbare stormbaan nemen en – natuurlijk – badmintonnen), maar samen ook, onder begeleiding van empathische vrijwilligers, aandacht besteden aan de uitdagingen des levens.

In groepsgesprekken delen de jongeren hun persoonlijke verhaal. De één wilde bijvoorbeeld geen homo maar gewoon ‘normaal’ zijn en gooide uiteindelijk een papieren vliegtuigje voor z’n moeder de kamer in, met de boodschap ‘haha, ik ben homo’. Een ander heeft jarenlang ‘nep’ gedaan, maar is na het ontwikkelen van een eetstoornis toch maar uit de kast gekomen als transgender.

Hoe kom je überhaupt uit de kast? En moet dat altijd, naar alles en iedereen? vraagt een jongen zich af. Hij vertelt dat ie in een briefje aan zijn zus de zin ‘ik ben homo’ heeft doorgestreept en vervangen door ‘ik val op mannen’. Dat vond hij toch beter klinken en voelen. Hoe zie je dat nu? vraagt een begeleidster. Hij denkt even na. ‘Ik ben homo, dat weet ik. Alleen de term vind ik nog steeds…’

Met hun alerte camera, die oog heeft voor wat er écht toe doet, vangen Lucas van der Rhee en Chris Westendorp hoe de deelnemers erkenning en herkenning bij elkaar en zichzelf vinden – of nog even daarnaar op zoek zijn. Ze zitten de jongeren dicht op de huid en vereeuwigen zo zowel hun lastige momenten als de ogenblikken dat ze zich uitgedaagd, geaccepteerd of gewoon fijn voelen.

Een proef met een spiegel springt in het oog. Hoe is ’t om daarin te kijken? Lukt dat überhaupt? En kun je dan ook positieve dingen over die persoon zeggen? Deze observerende film maakt invoelbaar hoe ’t is om jezelf, op een kwetsbare leeftijd, als anders of als niet toereikend te ervaren en hoe heilzaam ’t dan is om te ervaren dat je niet de enige bent en steunt kunt geven/hebben aan elkaar. 

Tegelijkertijd laat Queerkamp zien dat alle aanwezigen, hoeveel slechte ervaringen ze ook hebben gehad en hoe gekweld ze in eerste instantie misschien ook lijken, in wezen heel gewoon zijn en precies hetzelfde willen: een oké-gevoel. Vanuit die ander én zichzelf.

Meer informatie over: Queerkamp

Jongens Zonder Thuis

Gideon Tygozakaria / KRO-NCRV

Ze ogen, denken en gedragen zich als typische jongens. Jongens met petjes, rapmuziek en schietgames. Jongens Zonder Thuis (66 min.), dat ook. Ze zijn tijdelijk ondergebracht bij het kleinschalige woonproject Wonen Met Kansen. Daar worden de Nederlandse tieners, die vaak al een lange weg door de instellingen achter de rug hebben en niet binnen de reguliere jeugdzorg passen, begeleid richting een zelfstandig bestaan.

Maria Mok en Meral Uslu observeren enkele jongeren tijdens hun dagelijkse bezigheden, kijken mee bij wekelijkse therapiesessies en zien hoe ze soms ook persoonlijke begeleiding krijgen. De filmmakers laten de jongens tevens uitgebreid aan het woord over enkele thema’s die hun jonge levens domineren: thuis, vriendschap, zelfbeeld, moeder, angst, (afwezige) vader, toekomst, eenzaamheid en suïcide.

Zo ontrafelen ze levens die vaak al vroeg zijn ontregeld. Bij ouders die niet voor hen konden of wilden zorgen – door psychische problemen, epilepsie of MS bijvoorbeeld. Waarna zij uit huis werden geplaatst. ‘Mijn moeder gaat vrijdag hemelen, die is er vrijdag niet meer’, vertelt Tygo bijvoorbeeld opmerkelijk nuchter. Zijn moeder, die al enige tijd kanker heeft, krijgt dan euthanasie. ‘Ja, ze wil dat ik die spuit erin douw.’

Hij zegt het met de nodige bravoure. ‘Geen vader, geen moeder. Dan is je leven een beetje aan het ophouden, hè? Iedereen gaat dood.’ Het is een tragische conclusie die voor geen mens is te bevatten – en al helemaal niet voor een ontwortelde tiener. De begeleiders proberen Tygo zo goed mogelijk te ondersteunen, want zijn huisgenoten geven nauwelijks sjoege. Die worden te zeer opgeslokt door hun eigen zaken.

Één van die jongens fantaseert zelf over euthanasie. Hij hoopt nog op een andere oplossing, zegt hij, ‘maar waarschijnlijk geen alternatief hebbende in deze ziekte moet ik, denk ik, voor mezelf concluderen dat ik wacht op de dood.’ Later, als hij wordt gevraagd naar het thema eenzaamheid, pakt hij er een liedje van Ramses Shaffy bij, dat hij kent via zijn oma. ‘Sammy, loop niet zo gebogen, denk je dat ze je niet mogen?…’

Ook in deze docu kiezen Mok en Uslu (LongstayDe Verdediging Van Robert M. en De Blauwe Familie) intussen weer voor een zeer basale vlieg op de muur-benadering, waarbij de verwikkelingen van hun protagonisten zonder opsmuk worden gepresenteerd. De jongens, hun (levens)verhalen en de dingen die zij ondernemen of meemaken moeten het doen. Zonder dat dit verder wordt ingekaderd of opgeleukt.

En die jongens, die doen ‘t.

Meisjes Van De Goede Herder

VPRO

‘Lang, mager meisje’, leest oud-pupil Lies Vissers in haar eigen dossier. ‘Infantiel’. En: ‘probleemkind.’ Toen Lies twaalf was, overleed haar vader. Moeder kon de opvoeding alleen niet aan. En dus werd de oudere vrouw halverwege de jaren zestig als tiener naar één van de vijf Nederlandse kloosters van de Zusters van de Goede Herder-congregatie gebracht. Daar werd ze volgens eigen zeggen ‘gedepersonaliseerd’ en voor het leven beschadigd.

Joke de Smit was één van de 20.000 andere ‘gevallen meisjes’ die als tiener bij de katholieke kloosterorde werden ondergebracht. Ze kregen er werk in naaiateliers en wasserettes toebedeeld en werden flink afgeknepen door de aldaar werkzame nonnen. Joke ervoer het als een bijzonder liefdeloze omgeving, een soort jeugdgevangenis. ‘Vanaf dat moment ben ik heel rebels geworden.’ Samen met Lies, met wie ze een lekker no-nonsense duo vormt, en zeventien andere beschadigde vrouwen heeft zij nu advocaat Liesbeth Zegveld in de arm genomen om de Goede Herder voor de rechter te dagen.

Documentairemaakster Britta Hosman sluit voor de vierdelige serie Meisjes Van De Goede Herder (208 min.) drie jaar lang bij hen aan, maar laat ook de gedaagden aan het woord: de huidige directeur van de congregatie, Hubert Janssen, en de laatste nog levende en inmiddels behoorlijk fragiele Zusters. Zij geven een gezicht aan het repressieve systeem dat ook internationaal steeds meer onder vuur is komen te liggen. In Ierland bijvoorbeeld, waar wantoestanden bij de zogenaamde Magdalene Laundries voor veel ophef en aangrijpende slachtofferverhalen hebben gezorgd. 

Waar de verhalen over de Zusters van de Goede Herder – geïllustreerd met fraaie zwart-wit beelden uit een verloren tijd, die zich nochtans tot dik in de jaren negentig heeft uitgestrekt – ook vandaan komen, ze bevatten steeds dezelfde elementen: vernedering, tucht en dwangarbeid. Ook in Nederland, waar de meisjes aan het werk werden gezet voor het koninklijk huis en bedrijven als C&A en Vroom en Dreesman. De kloosterorde stak de opbrengst daarvan in eigen zak. Het is één van de onderwerpen die worden opgebracht tijdens de rechtszaak tegen de katholieke congregatie.

Met een bespiegelende voice-over, waarmee ze op z’n Schuldigs of Stuks ook in het hoofd van haar personages probeert te kruipen, kadert Hosman alle ontwikkelingen in. Ze schuwt ook confronterende vragen aan de huidige leiding van de Herder niet. Directeur Janssen stelt zich dan tot taak om de zaken nog zoveel mogelijk in een positief daglicht te plaatsen. Hij loopt daarbij alleen gedurig achter de feiten aan. Het ene verwijt is nog niet (min of meer) gecounterd of de volgende kwestie dient zich alweer aan. Anonieme graven op het Goede Herder-terrein in Almelo bijvoorbeeld.

Welk verhalen zijn daarin verdwenen en kunnen alsnog worden opgediept? In hoeverre laat een verleden dat zo gebrekkig is gedocumenteerd zich sowieso nog volledig reconstrueren en mag je daarover met hedendaagse ogen oordelen? En (hoe) kunnen misstanden met terugwerkende kracht worden gerepareerd? Is erkenning dan genoeg? Deze delicate en doortimmerde miniserie, die kritisch en toch afgewogen bericht over een nog altijd zeer gevoelige kwestie, kadert het terrein zorgvuldig in en brengt tevens nieuwe zaken aan het licht over een verleden dat pas kan afgesloten als er rekenschap over is afgelegd.

Spiegel

AVROTROS

Levi leidt zijn paard over een balk. ‘Gelukt’, zegt hij.
‘Wat maakt dat het lukte?’, vraagt een vrouwenstem buiten beeld.
‘Eh, dat de aanloop gewoon wat groter is’, antwoordt de jongen.
‘Dus dat helpt Astrid?’ kaatst zijn begeleider terug. ‘Waarbij?’
‘Om eroverheen te komen.’
‘En zijn er dan dingen waar jij overheen wil komen?’ stelt zij een vervolgvraag.
‘Eh, hoe bedoelt u?’ riposteert hij weer.
‘Nou, ik kan me voorstellen dat je over een poosje misschien wel weer naar school wilt.’
‘Oh, ja.’
‘En wat heb je daarvoor nodig, denk je?’ vraagt zij onverstoorbaar door.
‘Uitleg.’
‘Uitleg?’ herhaalt ze. ‘Wat nog meer?’
‘Geen idee.’

Het is alsof de twee, een jongere met zijn eigen issues en diens persoonlijke begeleider, verwikkeld zijn geraakt in een steekspel. Zij vuurt voortdurend vragen op hem af, hij ontwijkt ze of wimpelt ze simpelweg af. Intussen moet hij zich verhouden tot het paard aan zijn zijde, dat direct reageert op alles wat hij doet. ‘Hoe gaat het met jou van binnen?’ vraagt zij nog. ‘Goed’, antwoordt hij beleefd. ‘En met u?’

Met close gedraaide scènes probeert Eva Sjerps in deze korte observerende documentaire de directe interactie tussen mens en paard voelbaar te maken. Want voelen daar draait ’t om bij de speciale therapiesessies van de twee jongeren voor haar camera. Wat ze nu voelen. Welk gevoel iets oproept. En hoe ze daarmee moeten omgaan. Het paard moet ondertussen werken als Spiegel (25 min.) voor de ziel.

Die begeleider gaat wel erg kordaat te werk. ‘Wat heb je nodig?’ vraagt ze bijvoorbeeld als Levi zijn paard in bedwang probeert te houden. ‘Astrid, die niet wegrent’, antwoordt hij wederom gortdroog. Hun wisselwerking krijgt iets komisch. Als hij een rondje door de bak heeft gemaakt met het dier, wil die begeleider bijvoorbeeld weer weten of hij er iets van heeft geleerd. Hij geeft echter niet mee: ‘Nee.’

Sjerps observeert dit aantrekken en afstoten zonder commentaar of opsmuk. Hoe ‘t aansluit op de omgang met de paarden – of juist niet – en de pogingen om intussen, met of ondanks die ander, grote drempels te slechten en kleine overwinninkjes te behalen.

El Eco

Bantam Film

Toño mag zijn bord op tafel laten staan, zegt zijn vader, die in de stad werkt en daardoor doorgaans weinig thuis is. Afruimen is vrouwenwerk, vindt hij. Zijn vrouw zorgt dus voor het huishouden. Of ze nu wil of niet. Toño’s oudere zus Monse, de hoofdpersoon van El Eco (Engelse titel: The Echo, 102 min.), droomt intussen van een ander leven, buiten dit afgelegen dorp in het Noorden van Mexico. Ze is er opgegroeid en sinds kort, als vanzelfsprekend, ook belast met de zorg voor haar erg broze oma.

Het dagelijks leven in het Mexicaanse dorp El Eco speelt zich grotendeels buiten af, tegen een imposant decor van groene heuvels en dramatische luchten, en wordt gekenmerkt door hard werken. Schapen scheren, hout sprokkelen, mais oogsten en lammetjes halen. De levens van mens en dier zijn er op een vanzelfsprekende manier met elkaar vervlochten. Het is een ogenschijnlijk idyllische wereld, die door regisseur Tatiana Huezo en haar cameraman Ernesto Pardo ook heel fraai is vereeuwigd.

Kalm observeren zij het leven op het Mexicaanse platteland, waar iedereen zijn eigen rol heeft – en ook moet spelen. Bij Monse knelt dat. Met haar paard wil de tiener zich bijvoorbeeld meten met de mannen in het dorp. Haar moeder, zelf op jonge leeftijd getrouwd en gestopt met werken, wil daar niets van weten. En dat noopt het meisje, in haar eigen coming of age-drama, om eindelijk de stoute schoenen aan te trekken. Dit is het dramatische hoogtepunt van een film waarin vaak nagenoeg niets lijkt te gebeuren.

Schijn bedriegt. In de interactie tussen de kinderen onderling, het contact met hun ouders en hoe zij zich verhouden tot al wat leeft in hun omgeving vertellen kleine details grote verhalen over hoe de levens van de kinderen en de generaties die hen voorgingen op elkaar (moeten) lijken. Huezo versterkt dit idee nog met een subtiel dwingende soundtrack en enkele fraaie liederen. Zo bouwt ze een verstilde vertelling, waarin iedereen, die daarvoor de rust in zichzelf kan vinden, volledig kan verdrinken.

Genderpoli

Tangerine Tree

‘Ik werk hier dus net twee maanden’, vertelt Tabothsie als ze aan de beurt komt tijdens het voorstelrondje. ‘Ik val gewoon op mannen, ik heb twee kinderen en voel me daar heel fijn bij. Ik weet niet of ik dat in deze termen moet zeggen, maar ja, dat dus.’ Bianca, die zich identificeert als agender en non-binair, lacht er enigszins ongemakkelijk bij en legt vervolgens uit: ‘Gewoon is heel normatief, in welke context je ‘t ook zegt. Daarmee zeg je ook iets over de ander.’

Het team van de Genderpoli (Engelse titel: They And Them, 78 min.) in Zaandam is zeer divers samengesteld. Samen geven ze psychologische begeleiding aan jongeren die vragen hebben over hun genderidentiteit. Voor de lichamelijke transitie verwijzen ze dan door naar het ziekenhuis. Het is de enige polikliniek in Nederland, waar een deel van de hulpverleners zelf ervaringsdeskundige is. Het team wordt wel geleid door een ‘normale’ cisgender-man, psycholoog Sander de Wit. 

‘We brengen mensen veel aan het twijfelen’, vertelt hij over het intensieve traject dat ze met jongeren doorlopen. ‘Omdat we vinden dat twijfel helpt bij groei.’ Collega en ervaringsdeskundige Bianca verwoordt ‘t nét even anders: ‘Ik weet uit eigen ervaring hoe belangrijk het is om mensen tegenover je te hebben die jou niet continu bevragen, maar die als uitgangspunt nemen dat wat jij laat zien en wat jij vertelt over jezelf authentiek is.’

Terwijl ze kwetsbare jongeren begeleiden door een cruciale fase van hun leven, de eigen financiering op orde proberen te krijgen en de wachtlijsten willen terugdringen, moeten de hulpverleners van de Genderpoli in deze film van documentairemaker (en psycholoog) Ingrid Kamerling (Rusteloze Zielen: Scènes Uit De TBS, Blue Monday en Echo – Theater In De TBS) de rijen gesloten houden. Want inclusie komt ook voor hen niet altijd vanzelf.

‘Ik denk dat we op de goede weg zitten als cisgender-personen zich ongemakkelijk voelen’, meent Bianca, terwijl ze, net als de andere geïnterviewden, recht in de camera kijkt. ‘Want dan denk ik: ik heb dat eigenlijk iedere dag.’ Teamleider Sander, de trotse bezitter van een nieuwe Harley Davidson, heeft ’t er soms moeilijk mee. Krijgt hij de ruimte om zo nodig een afwijkende positie in te nemen? Mag hij er bijvoorbeeld voor kiezen om niet hij/hem onder zijn e-mails te zetten?

Kamerling legt de onderlinge meningsverschillen binnen het team, die lang niet altijd worden uitgesproken worden en toch permanent voelbaar zijn, knap bloot. Tegelijkertijd laat ze ook zien welke dilemma’s hun delicate werk oproept. Hoe kun je een jong iemand bijvoorbeeld begeleiden bij keuzes die de rest van zijn/haar/diens/hun leven beïnvloeden? En mag je vertrouwen op de genderdysforie van een dertienjarige met een verstandelijke beperking?

Zo knarst en schuurt ’t regelmatig in Genderpoli, dat bijzonder actuele thematiek behandelt en op microniveau de verschillende soorten ongemak blootlegt die daardoor, zelfs binnen een groep die in wezen dezelfde idealen en uitgangspunten heeft, kunnen worden opgeroepen.

BS High

HBO Max

Ze hebben afscheid moeten nemen van hun droom om de National Football League te bereiken. Want een sportbeurs voor een gerenommeerde school zit er voor hen helaas niet in. En dan komt ene Roy Johnson bij de gedesillusioneerde jongeren langs en zegt dat hij toch een professionele American footballer van hen kan maken. De coach nodigt hen uit om naar Bishop Sycamore High School (voorheen Christians Of Faith Academy) in Ohio te komen. Één probleem: er is helemaal geen school.

‘Ik ben geen oplichter’, bezweert de man, die kan praten als Brugman, desondanks in BS High (93 min.). ‘Ik ben “oplichterig”.’ En daar schaamt Johnson zich helemaal niet voor, getuige zijn bijdrage aan deze schelmendocu. Vol bravoure neemt de coach, die zich spiegelt aan Hannibal Smith uit de televisieserie The A Team, plaats voor de camera van Travon Free en Martin Desmond Roe en laat zich bevragen over zijn schurkenstreken, bokkensprongen en broodjes aap. Hoe moeilijk de twee ‘t hem ook maken, hij blijft oneliners rondstrooien. ‘Ik ben de eerlijkste leugenaar die ik ken.’

Zijn verhalen verdienen dus weerwoord. Dat komt in BS High van zijn spelers en hun moeders, een footballofficial uit Ohio, enkele oud-collega’s en de journalist die ’s mans zwendel op het spoor kwam. Feit is dat Roy Johnson zijn team naar de Canton Hall Of Fame manoeuvreert, voor een wedstrijd tegen de gerenommeerde IMG Academy die live op ESPN wordt uitgezonden. Het is Johnsons meesterstuk. ‘I love it when a plan comes together’, kraait hij. De krachtmeting zelf wordt alleen een gigantisch fiasco, voor het oog van een verbijsterd publiek. Waarna Bishop Sycamore viral gaat.

Free en Roe proberen in deze gedegen film voorbij de gimmick te reiken. Geduldig reconstrueren ze de geruchtmakende affaire, die uiteindelijk vooral ten koste van Johnsons spelers lijkt te zijn gegaan. Die vertrekt echter geen spier als hij wordt geconfronteerd met leningen die hij op naam van zijn jongens, zonder hun toestemming natuurlijk, heeft afgesloten en die zij nu moeten aftikken. ‘Wettelijk heb ik niet gefraudeerd’, houdt hij staande. ‘Ik zit in een grijs gebied.’ En dan, met een nauwelijks verholen grijns op zijn gezicht: ‘Hoe noemen ze me? Loophole Leroy?’

Dat personage heeft in elk geval optimaal geprofiteerd van – of beter: geparasiteerd op – de droom van veel Amerikaanse jongeren om een dik betaalde topsporter te worden en het schimmige systeem met studieprogramma’s op scholen dat daaromheen is opgetrokken. En als we de bullshitter, gladder dan een aal in een emmer snot, op zijn woord mogen geloven in BS High, zal ’t niet bij deze ene keer blijven – en is hij zeker niet de enige die de mazen in de wet weet te vinden.

For Neda

HBO

Van een gewone jonge vrouw is de 26-jarige Iraanse studente Neda een wereldwijd symbool geworden. Net als bijvoorbeeld het jongetje dat angstig zijn handen omhoog houdt in het getto van Warschau (voor de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog), het ‘napalmmeisje’ Kim Phuc (voor de oorlog in Vietnam) en de student die dapper een tank trotseert op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing (voor het verzet tegen de Chinese dictatuur). Via één enkel moment, een scène of snapshot, hebben ze een plek verworven in ons collectieve geheugen.

Op 20 juni 2009 verkrijgt Neda Agha-Soltan ongewild het martelaarschap en wordt zij het gezicht van het verzet tegen de Islamitische Republiek. Ze sterft met open ogen op een plein in Teheran, voor het oog van de wereld. Haar bebloede gezicht, vereeuwigd met de camera van een mobiele telefoon, gaat viral. Via deze jonge vrouw wordt de hele wereld er deelgenoot van hoe het Iraanse regime elke vorm van protest rücksichtslos de kop indrukt. Neda wordt daarmee, zoals haar Perzische naam al aangeeft, de ‘stem’ van de zogenaamde Groene Revolutie.

In For Neda (67 min.) schetst Antony Thomas de aanloop naar de massale betogingen in Teheran. Die volgen op besmette verkiezingen, waarbij president Ahmadinejad in het zadel wordt gehouden. Tegelijkertijd slaagt de Britse filmmaker er via de Iraanse journalist Saeed Kamali Dehghan stiekem in om door te dringen tot Neda’s moeder, vader, oudere zus en jongere broer (die zijn haar en baard niet meer heeft bijgewerkt sinds haar dood). Zo krijgt hij vat op de jonge vrouw, die waarschijnlijk door een lid van de beruchte Basij-militie is neergeschoten.

Thomas geeft verder z’n verteller, de Iraanse actrice Shoreh Aghdashloo, een prominente rol. Met haar dwingende stem fungeert zij als verbindende schakel tussen het grote maatschappelijke verhaal en de rol van zijn hoofdpersoon daarbinnen. Deze eikenhouten aanpak slaat het verhaal een beetje dood, maar zorgt wel voor een trefzekere schets van de gespannen politieke situatie, waarbij het religieuze bewind met allerlei reactionaire wetten en leefregels met name vrouwen het leven zuur maakt. Protest daartegen is onvermijdelijk. Zoals de rebelse Neda daaraan ook wel móet deelnemen.

Met haar tragische dood wordt Neda Agha-Soltan, een bevallige vrouw die volgens medestanders ‘het gevaar van schoonheid’ belichaamde voor de mannen van de Basij-militie, weliswaar een martelaar, maar tot een doorbraak in de strijd van jonge idealisten tegen de Iraanse machthebbers leidt dit uiteindelijk niet. Dat gevecht wordt, een kleine vijftien jaar verder, nog altijd dagelijks vervolgd op de straten en pleinen van Teheran.

Try Harder!

PBS

Een goede opleiding wordt door veel ouders beschouwd als hét entreebewijs tot een beter leven. En dus begint de ratrace voor hun kinderen al op een middelbare school zoals Lowell High in San Francisco. Waar de andere leerlingen in wezen concurrenten zijn, die afgetroefd moeten worden. Want dan komt jouw kind in aanmerking voor een plek op Berkeley, Harvard of Stanton. En daar wil iedereen naartoe, al wordt het steeds moeilijker om er ook daadwerkelijk binnen te komen.

Lowell heeft een grotendeels Aziatisch-Amerikaanse leerlingenpopulatie. Het is een erg competitieve omgeving. Goed is eigenlijk niet goed genoeg. Ofwel: Try Harder! (84 min.). Documentairemaker Debbie Lum volgt in deze film enkele leerlingen die hun zinnen hebben gezet op een prestigieuze school. Of, in sommige gevallen: leerlingen die van hun ouders hun zinnen hebben moeten zetten op een prestigieuze school. Want voor sommige kinderen is alleen het beste goed genoeg.

En dus is de schoolloopbaan van sommige leerlingen bezaaid met tegenslag en decepties. Teleurstellende testscores, tegenvallende adviezen en een stroom aan afwijzingen – of de milde variant daarvan: een plek op de wachtlijst. Je went eraan om je middelmatig te voelen, zegt een jongen die inmiddels weet hoe ’t is om bot te vangen tamelijk mismoedig. Voor de zekerheid schieten veel leerlingen daarom maar met hagel en melden zich bij allerlei plekken tegelijk.

Onder druk van zijn pusherige moeder heeft Alvan Cai zich bijvoorbeeld voor maar liefst 26 scholen ingeschreven. En dan loopt de ambitieuze jongen nog steeds het risico dat elke afzonderlijke universiteit hem afwijst of op de wachtlijst zet en dat hij aan het einde van een zeer intensief proces met lege handen achterblijft. Want dat is nu eenmaal de keerzijde van de Amerikaanse droom: in principe kan iedereen een topper worden, maar in werkelijkheid wordt vrijwel niemand dat.

Try Harder! graaft misschien niet zo diep in de Amerikaanse onderwijscultuur als bijvoorbeeld de serie America To Me, maar brengt wel treffend in beeld hoe dominant de prestatiedruk is. Elke schoolprestatie wordt gekwantificeerd en afgezet tegen de verrichtingen van anderen. Voor middelmaat is daarbinnen geen ruimte. Al loopt er op Lowell gelukkig ook nog gewoon een ouderwets goeie leraar rond, Richard Shapiro. Zo’n man die raakt en inspireert. En ziek wordt, dat ook.

Rondom hem wordt iedereen klaargestoomd voor een absolute winnaarsmaatschappij, die in werkelijkheid vooral uit verliezers bestaat – of op zijn minst uit mensen die zich afvragen of ‘gewoon’ eigenlijk wel goed genoeg is.

Daughters

Ita Zrboniec-Zajt / WG Film

Ze ogen als drie gewone Zweedse zussen, in gesprek over het leven. Hun leven. dat hen voor altijd Daughters (90 min.) heeft gemaakt. Dochters van een vrouw, die een einde aan haar leven maakte. Maja was zestien, Hedvig tien en Sofia slechts acht. En daarna moest het leven door. Dat ging het in elk geval. Als gewone meisjes probeerden ze daarbinnen, zo goed en zo kwaad als dat ging, hun weg te vinden.

En documentairemaakster Jenifer Malmqvist was erbij. Gedurende een periode van tien jaar. Toen Sofia tegen haar oma zei: ‘weet je, mijn kinderen zullen geen oma hebben.’ En toen Maja, veel later overigens, over de bipolaire stoornis van haar moeder vertelde. ‘Het heeft me een hele tijd gekost voordat ik besefte dat ze ziek was’, zei ze. ‘Mama heeft er niet voor gekozen om niet bij ons te zijn. Ze was ziek.’

Malmqvist volgt in deze observerende film grofweg twee verhalen, die ze parallel heeft gemonteerd: hoe de drie zussen de draad weer oppakken na de gebeurtenis die hun jonge levens volkomen op z’n kop heeft gezet en hoe ze daar later, als jongvolwassenen, op terugkijken. Dan kunnen ze ook voor het eerst onder woorden te brengen wat er precies is gebeurd en welke impact dit heeft gehad op hen.

Voor middelste dochter Hedvig is de suïcide van naar moeder helemaal een heikel punt: de traumatische gebeurtenis vond nota bene op haar verjaardag plaats. Dat is wel het laatste wat ze nu tegen anderen vertelt over haar moeder. ‘Dan lijkt het alsof ze iets verkeerds heeft gedaan’, zegt ze, op weer een verjaardag, tegen haar zussen Maja en Sofia. ‘Zo denk ik niet. En ik wil ook niet dat anderen dit denken.’

Terwijl de dochters kampen ieder met hun eigen issues – boosheid, paniekaanvallen en een elementair gevoel van eenzaamheid – vinden ze elkaar ook om te praten, troosten en knuffelen. Daughters brengt zo van binnenuit in kaart hoe ‘t is om op te groeien met of ondanks een traumatische ervaring. Wat nemen we mee? Wat laten we achter? En hoe doen we dat dan, zonder het verleden te vergeten of te ontkennen?

We Were Once Kids

Resolution Media

Opeens hangt er een poster in Washington Square Park: ‘Open casting call.’ Gezocht: echte New Yorkse jongeren, van allerlei verschillende achtergronden en kleuren. Jongens en meisjes, tussen de dertien en negentien. Voor de opnames van een film genaamd “Kids”, geregisseerd door Larry Clark en geschreven door een negentienjarige jongen die al een tijdje in de buurt rondhangt, Harmony Korine.

Niet veel later valt het kwartje bij het groepje straatjongeren, dat begin jaren negentig een soort skategroep heeft gevormd. Clark, dat is de oudere jongere, een fotograaf naar verluidt, die de afgelopen tijd nogal eens een jointje met hen is komen roken. Als één van hen, Hamilton Harris, daadwerkelijk naar de casting gaat, blijkt hij auditie te moeten doen voor een personage dat ‘toevallig’ zijn eigen naam draagt.

Tijdens de opnames voor de speelfilm zullen de grenzen tussen fictie en realiteit nog verder vervagen. En als Kids in 1995 wordt uitgebracht, kan ook de buitenwereld nauwelijks onderscheid maken tussen de tieners en hun personages. Ze zijn de verpersoonlijking geworden van ‘de jeugd van tegenwoordig’: volledig oversekst, bijzonder gewelddadig en voortdurend experimenterend met drank en drugs.

In de degelijke documentaire We Were Once Kids (86 min.) van Eddie Martin blikken enkele van die voormalige jongeren terug op hoe hun persoonlijke grenzen flink werden opgerekt tijdens de opnames, de film bij release een fikse controverse veroorzaakte en vervolgens een enorm kassucces werd en de acteercarrière van met name Rosario Dawson en Chloë Sevigny daardoor een pikstart maakte.

Deze hoofdrolspelers, welbekende Hollywood-namen inmiddels, komen overigens niet aan het woord. Net als Larry Clark en Harmony Korine, die allebei voor de eer bedankten. De nadruk komt daardoor automatisch te liggen op wat de film Kids de andere skatejongeren heeft gebracht en gekost. En dan blijkt, enigszins voorspelbaar, dat niet alle betrokkenen het plotselinge succes even goed hebben verwerkt. 

Met enkele ‘acteurs’ is het niet goed afgelopen – waarbij het natuurlijk de vraag blijft of dat rechtstreeks met de film is te verbinden. Dit drama wordt in deze docu in elk geval met dikke muziek aangezet. Daarbij is het ook jammer dat Clark de mogelijkheid om kritiek van zijn voormalige cast te weerleggen – over zijn manipulatieve gedrag op de filmset en uitbuiting van zijn hoofdrolspelers – onbenut laat. 

Daardoor blijft We Were Once Kids een weliswaar interessante, maar ook enigszins gemankeerde terugblik op het maakproces van een omstreden hitfilm.

Een trailer van We Were Once Kids (ook wel bekend als The Kids) is hier te bekijken.

Manifesto

IDFA

Manifesto begint ogenschijnlijk luchtig, met de ochtendrituelen van een nieuwe Russische generatie. Via YouTube-filmpjes en TikToks laten ze de wereld meekijken met hoe zij aan een nieuwe dag beginnen. Zo onschuldig als deze found footage-film begint, zo naargeestig zal ie eindigen, met het voortvluchtige vijftienjarige stel Denis Muravyov  en Katya Vlasova dat, als de politie arriveert om hen in te rekenen, overweegt om er dan maar zelf een einde aan te maken.

Tussendoor heeft regisseur Angie Vinchito – en dat is ongetwijfeld een schuilnaam – een huiveringwekkend beeld geschetst van de wereld waarin Russische jongeren opgroeien. Zeker op school heerst een klimaat van tucht en intimidatie, tonen ze zelf feilloos aan met stiekem gemaakte filmpjes. Leerkrachten schreeuwen, kleineren en delen zo nodig zelfs een klap uit. Intussen wordt een ‘traditioneel’ gedachtegoed uitgedragen. ‘Een vrouw moet klaar zijn voor seks als haar echtgenoot daar zin in heeft’, zegt een oudere docente bijvoorbeeld. ‘Niet, beste dames, als wij het willen, maar als onze mannen ’t willen.’

Gaandeweg wordt Manifesto (69 min.) steeds grimmiger. Bij sommige evacuaties, waarbij het alarm de naargeestige soundtrack verzorgt, hebben scholieren geen idee of het een oefening betreft of, gewoon, echt is. Niet veel later kan daarover geen misverstand bestaan: een schutter trekt moordend door het schoolgebouw. Hij blijkt niet de enige: op het politiebureau licht menige (potentiële) dader van een ‘school shooting’, vaak vergezeld van zijn ouders, rustig de motieven voor zijn daad toe.

Ook politiek is nooit ver weg. Een meisje met uitgelopen mascara vertelt huilend hoe een docent haar, vanwege onwelgevallige politieke ideeën, wil gaan rapporteren bij de autoriteiten. Andere tieners vertellen hoe ze zijn gearresteerd na deelname aan een bijeenkomst voor oppositieleider Aleksej Navalny, die zelf ook alweer enige tijd achter slot en grendel zit, of offreren deemoedig hun excuses aan de autocratische Tsjetsjeense leider Ramzan Kadyrov, die ze blijkbaar hebben gegriefd.

Met een zorgvuldig geconstrueerd labyrint van ik-beelden bouwt ‘Vinchito’ zo een onrustbarend narratief over een natie die nieuwe generaties verminkt het leven instuurt. Met als verpersoonlijking daarvan de middelbare scholieren Denis en Katia, die bekendheid verwerven als een live streamende variant op Bonnie en Clyde en de film, in afwachting van een Quick Reaction Force van de Russische overheid, een leverstoot van een einde bezorgen.

Moeders

Baldr

‘Criminaliseren we nu risicojongeren die we juist willen helpen?’ vraagt een medewerker van de gemeente Amsterdam op 3 november 2016 in een memo aan toenmalig burgemeester Eberhard van der Laan. De medewerker reageert op het besluit om een groep jongeren op basis van met algoritmen bepaalde risico’s – en niet op basis van daadwerkelijk gedrag – toe te voegen aan een lijst van veelplegers. Het is de volgende escalatie in een proces dat in 2010 is ingezet. Van der Laan wil de criminaliteit in de hoofdstad terugdringen en neemt daarbij het besluit om heel vroeg in te grijpen bij jongeren die op het verkeerde pad dreigen te belanden.

Hoe dit er in de praktijk uitziet, vertellen vier Moeders (80 min.) met een kind dat in Van der Laans ‘top 400’ is beland. Om de identiteit en privacy van de vrouwen en hun zoons te waarborgen worden zij in beeld vertolkt door actrices, die ‘playbacken’ bij de stemmen van de moeders zelf. Dat is zeer knap gedaan. Terwijl ze zich bezighouden met hun dagelijkse beslommeringen vertellen de vrouwen in beeld over hoe hun kind in aanraking is gekomen met hulpverleners, politie en justitie. Soms spreken ze ook recht in de camera. Daarmee krijgen hun getuigenissen wel bijna het karakter van een performance. Een theatermonoloog in/uit ‘real life’.

Uit de verhalen van de moeders valt af te leiden dat de vroegtijdige signalering van hun zoons volgens hen als een ‘self fulfilling prophecy’ heeft gewerkt. Hun kinderen zijn daardoor eerder dichter bij de gevarenzone terechtgekomen dan eruit weggelokt. Het is de vraag of ze daarmee altijd voldoende zicht hebben op de rol die hun eigen kroost speelt en een reëel en/of volledig beeld van de situatie schetsen. Tegelijkertijd vertoont de manier waarop de lokale overheid in deze situaties optreedt onmiskenbaar overeenkomsten met de handelswijze van de Belastingdienst in het Toeslagenschandaal. En ook hier lijken huidskleur en afkomst – stelt tenminste de enige witte moeder, die overigens wel een donker kind heeft – een bepalende factor.

Met de keuze om zich vooral te verlaten op de ervaringsverhalen van de vrouwen en zelf geen verhaal te halen bij politie, justitie en de betrokken hulpverleners neemt documentairemaker Nirit Peled in elk geval duidelijk stelling. Uit deze prikkelende film spreekt onmiskenbaar haar zorg over het combineren van straf en zorg – inmiddels op diverse plekken in Nederland ingevoerd – teneinde potentiële overlastveroorzakers of criminelen vroegtijdig in beeld te krijgen. Is dit middel misschien erger dan de kwaal?

Beste Meneer Bouterse

Amstelfilm

‘Een land dat zijn verleden niet onder ogen durft te komen heeft geen toekomst’, constateert de Surinaams-Nederlandse journalist Ananta Khemradj. Zij was nog niet geboren toen in 1982 de zogenaamde Decembermoorden plaatsvonden in Suriname. Deze traumatische gebeurtenis, waarbij vijftien tegenstanders van het bewind van president Desi Bouterse werden vermoord, splijt het land nog altijd in tweeën.

In de persoonlijke documentaire Beste Meneer Bouterse (63 min.) richt Khemradj rechtstreeks het woord tot de voormalige legerleider, ex-president en politiek leider van de NDP over de tweespalt in Suriname. ‘Ik snap niet dat u ervoor kiest het gezicht te worden van het land’, zegt ze bij beelden van hoe Bouterse wordt toegejuicht door zijn hondstrouwe aanhang. ‘Wetende dat u zoveel mensen pijn hebt gedaan.’

Terwijl ze door Suriname reist gaat Khemradj in gesprek met allerlei landgenoten. Van de huidige president Chan Santokhi en filmmaker Pim de la Parra, de man achter de eerste Surinaamse speelfilm Wan Pipel na de onafhankelijkheid in 1975, tot pro-Bouterse stemmen zoals oud-woordvoerder Ricardo Panka, NDP-jongere Raynel Enfield en voormalig minister Jennifer van Dijk-Silos.

De ‘Boutisten’ pleiten ervoor om de blik te richten op de toekomst, terwijl hun opponenten vinden dat die pas kan beginnen als er recht is gedaan aan het verleden. Daardoor zit het land in een patstelling en lopen veel Surinamers nog altijd op eieren wanneer ze worden bevraagd op politieke kwesties. Als Ananta Khemradj met jongeren wil praten over hoe het verder moet met Suriname stuit ze dan ook regelmatig op onwil, angst en boosheid.

Deze documentaire is bedoeld om een begin te maken met zoiets als nationale verzoening. Dat is erg hoog gegrepen voor één enkele film. En ook Khemradj’s poging om na een gesprek met Jan Pronk, de Nederlandse minister die destijds verantwoordelijk was voor Suriname’s onafhankelijkheid, toegang te krijgen tot vertrouwelijke stukken over de toedracht van de Decembermoorden, lijkt gedoemd om te mislukken.

Beste Meneer Bouterse is vooral een loffelijke poging om het maatschappelijke gesprek toch weer te openen en te bekijken hoe een nieuwe generatie Surinamers zich zou kan loswrikken van de traumatische geschiedenis, die het land nu al veertig jaar in verschillende facties verdeelt.

Transkids

‘Je weet helemaal niet wat trans is als je klein bent’, zegt Liron tegen zijn moeder, bij de start van zijn hormoonbehandeling. ‘Je voelt gewoon dat je niet jezelf bent, dat je lichaam niet klopt. Je bent van binnen anders dan van buiten, maar je moet je gedragen zoals je eruit ziet. Want dat is wat anderen zien. Die zien niet hoe je je werkelijk voelt. Het is onzichtbaar. Dus als jij je zorgen maakt over het feit dat ik nu stoppels krijg, moet je je realiseren dat dat alleen om de buitenkant gaat. Aan de binnenkant had ik altijd al stoppels.’

In Transkids (103 min.) portretteert Hilla Medalia vier Israëlische jongeren in transitie. Terwijl ze proberen te worden wie ze altijd al waren of eindelijk kunnen zijn wie ze willen, worden ze voortdurend geconfronteerd met verwachtingen of eisen vanuit hun (directe) omgeving. Zo krijgt Liron, midden in de transitie van meisje naar jongen, bijvoorbeeld een oproep voor de dienstplicht, vraagt de oma van Ofri zich af of hij ooit een echte man kan worden en moet Romy, die een carrière als fotomodel ambieert, zich verantwoorden tegenover andere deelnemers aan een missverkiezing.

Als we dit hadden geweten bij de eerste zwangerschapstest, zegt Noams zeer religieuze vader zelfs tijdens een openhartig familiegesprek, dan was je nooit geboren. De man bedoelt het helemaal niet verkeerd, maar de boodschap is desondanks glashelder: dit had hij zijn kind, en zichzelf, graag willen besparen. Tegelijkertijd staat Noam voor zijn gevoel nu dichter bij God dan toen hij nog een meisje was. Het is alleen de vraag of zijn geloofsgemeenschap hem, net als zijn directe familie, ook kan accepteren zoals hij is.

Trefzeker plaatst Transkids een actueel thema, dat inmiddels op alle mogelijke manieren in de media is behandeld, binnen een uitdagende omgeving, waardoor de persoonlijke, sociale en maatschappelijke dilemma’s van tieners die niet vanzelfsprekend kunnen zijn wie ze willen zijn nog eens extra lading krijgen. ‘Ik ben een man, een mens en heet Liron’, concludeert Liron, die tevreden lijkt te zijn met z’n eigen ontwikkeling, tot besluit. ‘En pas daarna ben ik een transgenderpersoon.’

800 Metros

Netflix

‘Dit is het bewijs dat moslims de glorie en de kracht hebben door de wil van de almachtige God’, zegt Youssef trots in de camera. ‘Jullie zijn zwak en nietig. Dit is voor jullie, vijanden van Allah.’ Samen met zijn kompanen is de jongen in Spanje explosieven aan het maken. ‘Jullie wilden ons omkopen met jullie banen en jullie verhalen’, vult Mohamed aan. ‘Die boeien ons niet. De almachtige God heeft ons gekozen uit miljoenen mensen om jullie bloed te laten huilen.’ Even later poseert hun vriend Younes, die nog danig van zich zal doen spreken, trots met een bomgordel. ‘Die zegt boem!’

De grootspraak van de jongens – mannen kun je het nauwelijks noemen – heeft bijna iets aandoenlijks. Bijna. Hun intenties zijn helder: dood en verderf willen ze zaaien in ‘het land van de ongelovigen’. Allerlei snode plannen zijn al de revue gepasseerd: de Sagrada Familia, Camp Nou of de Eiffeltoren. Vanuit een huis in de Catalaanse gemeente Alcanar bereiden ze hun operatie voor. Intussen maken de jongelingen even jolige als macabere filmpjes. Op 17 augustus 2017 barst de bom. Niet op een openbare plek, maar in het appartement waar ze zelf aan de slag waren.

Toch zal het groepje geradicaliseerde moslims, dat zich spiegelt aan Islamitische Staat, wel degelijk toeslaan: met een wit busje rijdt één van hen op de Ramblas, de bekende wandelpromenade in het centrum van Barcelona, in op winkelende mensen. Dertien willekeurige burgers worden gedood, honderden raken gewond. In de grimmige driedelige documentaireserie 800 Metros (156 min.) reconstrueert Elías Léon met deskundigen, slachtoffers en direct betrokkenen minutieus deze terreurdaad, die met behulp van filmpjes van de daders, beveiligingscamerabeelden en een digitale maquette inzichtelijk wordt gemaakt. Aflevering 1 richt zich op de voorgeschiedenis. In deel 2 staat de dodenrit zelf centraal. En het slot belicht een schietpartij in het nabijgelegen Cambrils waartoe de terroristische cel daarna a l’improviste is overgegaan.

Het is een onrustbarend verhaal. Over ogenschijnlijk doodnormale jongeren, die zijn opgegroeid in een westers land, langzamerhand in de ban raken van een extremistische ideologie en in naam daarvan hun toevlucht nemen tot onmenselijke daden. Het duurt daarna niet lang voordat die, uit puur opportunisme, worden geclaimd door IS. Ze zijn ook koren op de molen van Spanjaarden die sowieso weinig op hebben met de integratie van mensen met een buitenlandse afkomst. En dan worden de slachtoffers en nabestaanden van de ‘martelaren’ na de gruweldag ook nog eens aan hun lot overgelaten.

De Wilde Weldoener

Rino Driessen / Kas van Vliet

Rino Driessen wil van geen wijken weten. De gemeente Breda mag dan bedacht hebben dat er een bedrijventerrein moet komen, maar waarom zouden hij en zijn jongens daarvoor weg moeten van hun idyllische plek? In Bavel is de ruige Brabander met zijn eigen stichting Ariba een dagbesteding begonnen, waar hij enkele jongeren met een lichte beperking kan opvangen. Ze helpen er met allerlei klusjes, verzorgen de dieren en zijn intussen zichtbaar opgebloeid. Hij maakt, in zijn woorden, ‘van jongens die achterlopen echte mannen.’

En nu heeft iemand daar op het gemeentehuis van Breda dus besloten dat hij zal moeten verkassen. Zijn huurcontract is opgezegd. Op 30 april moet Rino weg zijn. De Wilde Weldoener (27 min.) heeft echter ‘nog geen spijker’ ingepakt. En dat gaat hij niet doen ook, zegt ie met een strak gezicht en kenmerkende Brabantse tongval. ‘Want dan geef ik m’n eigen gewonnen.’ Rino heeft inmiddels wel een advocaat ingeschakeld, maar eigenlijk zou hij liever gewoon eens met de gemeente gaan zitten om te praten.

Rino Driessen is desondanks geen man van grote woorden, maar van de praktijk. Type ruwe bolster, blanke pit. Niet van multidisciplinair samengestelde persoonlijke ontwikkelingsplannen, maar van een knipoog, luide lach of aai over de bol. ‘Openheid duurt het langst’, zegt hij zelf in deze korte documentaire van Ellis Smulders en Daan Willekens, waarin zijn kant van het conflict met de gemeente wordt belicht en ondertussen is te zien hoe hij amicaal, als ‘een vriend’, met zijn jongens omgaat. Dan krijgt zijn gezicht ineens iets zachts. Zij gaan op hun beurt voor hem door het vuur – of naar het gemeentehuis.

Rino wordt zo een personage om van te gaan houden – al is het tegelijkertijd ook goed voor te stellen dat lokale beleidsmakers spontaan pijn in de bips van hem krijgen. Zij laten echter verstek gaan in deze zeer aandoenlijke korte docu, die verder niet al te diep ingaat op de achtergronden van zijn strijd met de gemeente en de persoonlijke missie die daarachter schuilgaat. De Wilde Weldoener is een typische Man Against The Machine-film. Waarbij het voor Rino en zijn medestanders is te hopen dat de logische uitkomst daarvan, machine-vermorzelt-man, ditmaal achterwege blijft.

Wij Praten Niet

Halal

Ze zitten vast, in elk geval in hun hoofd, in een wereld, waarin ze vaak niet meer waren dan een lichaam. Dat kon worden ingezet, gebruikt, misbruikt. Al vanaf (te) jonge leeftijd speelt seks een dominante rol in het leven van Dunya (18), Adil (16), Amy (15) en Delilah (15), met desastreuze gevolgen voor hoe ze kijken naar het leven, jongens/mannen én zichzelf. Hoe kunnen ze zich losmaken van die wereld, waardoor ze uiteindelijk zullen worden vermorzeld?

Deze vier jeugdige slachtoffers van seksueel geweld, onherkenbaar in beeld gebracht, doen in Wij Praten Niet (70 min.) onverbloemd hun verhaal tegenover een therapeut. De gezichten van de verschillende hulpverleners fungeren daarbij als spiegel voor de ontboezemingen van de tieners. Meestal reageren zij empathisch en professioneel, een enkele keer schemert er ook iets van hun eigen gedachten of gevoelens door in hun respons.

De ervaringen van hun geanonimiseerde cliënten vormen onmiskenbaar het hart van deze schurende film. Verhalen die zijn doortrokken van schaamte, spijt en stoerheid. Over seks voor een slaapplek, héél onveilige klanten en groepsverkrachting van gedrogeerde meisjes bijvoorbeeld. De jongeren maken daarbij van hun hart bepaald geen moordkuil. Intussen klinkt ook door hoe weinig waarde ze in dat verband aan zichzelf lijken te hechten.

Regisseur Marjolein Busstra omlijst deze gesprekken met symbolische sequenties, zoals een dans op straat waarin alle opgekropte emotie eruit komt, een vervaarlijk ogende hond als ultieme vertrouweling of een hand met een ijshoorntje dat geleidelijk aan helemaal wordt overvoerd met softijs. Zo verbeeldt ze de unheimische atmosfeer die oprijst uit de tienerverhalen, maar lijkt ze ook de copingstrategieën van de beschadigde tieners te willen veruiterlijken.

Uiteindelijk zit de essentie van Wij Praten Niet desondanks in de woorden. ‘Ik zou het wegduwen’, zegt Dunya bijvoorbeeld, heel treffend, over hoe het zou zijn als ze voor de verandering eens liefde, oprechte genegenheid, zou krijgen. ‘Ik zou het afstoten. Ik hou er niet van. Ik wil het niet in mijn leven. Oprotten!’