De Zaak-Rombley

KRO-NCRV

Het is een uit duizenden herkenbare openingsscène voor een true crime-productie: een gedetineerde man, gekleed in oranje gevangeniskleding, neemt plaats achter het veiligheidsglas en voor de camera. Hij beweert ten stelligste dat hij onschuldig is. En dat gaat de maker van deze productie, aan de andere kant van dat glas, dan onderzoeken. In de praktijk is die maker doorgaans overigens allang overtuigd geraakt van de onschuld van zijn hoofdpersoon. Hij gaat vooral op zoek naar ontlastend bewijsmateriaal of exploreert andere hypotheses over wat er mogelijk is gebeurd.

Die maker heet in dit geval Nick Felix. Zijn protagonist is Vernond Rombley. En die zit al bijna acht jaar (on)schuldig vast voor een overval met doodslag op Curaçao. Kortom: De Zaak-Rombley (114 min.), een driedelige serie die zich afspeelt op de Nederlandse Antillen. Van het team dat eerder in De Villamoord en De Pompmoord al mogelijke gerechtelijke dwalingen onderzocht. Deze serie heeft alleen geen centrale verteller en is ook wat exotischer, met veel aandacht voor de couleur locale en muziek. Het doel is nochtans hetzelfde: aantonen dat deze veroordeling op drijfzand is gebouwd. 

Behalve door vrienden en familieleden wordt Vernonds onschuld ook bepleit door professionals zoals psycholoog Lucio Ricardo, oud-politiechef Caribisch Nederland Jan Rooijakker, de bekende rechtspsycholoog Peter van Koppen en het Nederlandse advocatenechtpaar Carry en Geert-Jan Knoops (van het Innocence Project, de Nederlandse tak van het zogenaamde Innocence Network, waarbij mogelijke justitiële dwalingen opnieuw worden onderzocht). Aan een alternatieve theorie, over wie het dan wel zou(den) hebben gedaan, waagt Felix zich verder niet.

Het is overigens niet zo heel vreemd dat de plaatselijke politie na die gewelddadige overval op een Chinese minimarkt in Willemstad op 20 december 2014, waarbij de dertigjarige eigenaar Zufeng Li wordt doodgeschoten, is uitgekomen bij de destijds negentienjarige Rombley. In appjes naar meerdere meisjes heeft de jongen zelf de moord geclaimd. Bluf, zegt hij daarover nu, vanuit de gevangenis waar hij een straf van vijftien jaar uitzit. Rombley is ook nooit eerder in aanraking geweest met justitie. Hij deed zich destijds alleen graag voor als een coole gangster.

Met een combinatie van beveiligingscamera-materiaal en reconstructiebeelden, analyses van het politiedossier, WhatsApp-verkeer en getuigenverklaringen en sprekende animaties ontmantelt deze miniserie de zaak van de Antilliaanse justitie tegen Vernond Rombley en wordt die bovendien in z’n maatschappelijke context geplaatst. De Zaak-Rombley zit alleen wat ruim in z’n jasje. In de slotaflevering gebeurt in wezen niet zo heel veel meer, behalve dat de impact van de veroordeling op de inmiddels 27-jarige jongeling en zijn directe omgeving nog eens goed in de verf wordt gezet.

Later dit jaar komt Rombleys zaak opnieuw voor bij het Hof op Curaçao. Wordt dus vervolgd… In de rechtszaal en ongetwijfeld ook via nieuwe afleveringen van deze true crime-serie.

Pretty Baby: Brooke Shields

Hulu

Moet Pretty Baby worden beschouwd als kritiek op het seksualiseren van jonge meisjes? Of is Louis Malles speelfilm uit 1978, over een bordeel in New Orleans aan het begin van de twintigste eeuw, daarvoor veel te ambigu?

Feit is dat de elfjarige Brooke Shields, die in Pretty Baby letterlijk als maagd wordt geserveerd aan een groep begerige mannen en vervolgens per opbod wordt verkocht, het imago van (veel te) jeugdige verleidster overhield aan de film. Zij deed daarin een kusscène, vertelt de Amerikaanse actrice in de tweedelige documentaire Pretty Baby: Brooke Shields (140 min.), terwijl ze in werkelijkheid nog nooit een jongen had gezoend. Haar tegenspeler Keith Carradine, maar liefst zestien jaar ouder, probeerde haar gerust te stellen: ‘Hee, weet je wat? Deze telt niet, we doen alleen net alsof.’

Enkele jaren later mocht de hele wereld getuige zijn van Shields’ seksuele volwassenwording – althans, dat was de suggestie – in de Adam & Eva-achtige film The Blue Lagoon (1980), waarin ze met een helblonde jongen (Christopher Atkins) de liefde leert kennen op een exotisch eiland. Ze was op dat moment vijftien jaar oud en volgens eigen zeggen nog zo groen als gras. Als het ‘sekssymbool’ vervolgens in Endless Love (1981) de liefde moet bedrijven en niet overtuigend genoeg extase acteert, schroomt regisseur Franco Zeffirelli niet om in de teen van de dan zestienjarige actrice te knijpen.

Brooke Shields wordt zo het gezicht van een tijdsgewricht met een andere seksuele moraal, waarin jonge meisjes ongegeneerd als lustobject worden geportretteerd. Die Lolita-fixatie vormt het uitgangspunt voor het eerste deel van deze tweedelige documentaire van Lana Wilson, waarin tevens de getroebleerde relatie met haar alleenstaande, drankzuchtige moeder en manager Teri centraal staat. In werkelijkheid behoudt Shields al die jaren haar onschuld. Zodat ze enige jaren later, in de puriteinse Reagan-jaren, zowaar een symbool van zelfverkozen maagdelijkheid kan worden.

Met dat beeld, van het eeuwig onschuldige jonge meisje, trapt het tweede deel af, waarna de actrice in zowel een carrièrecrisis als #metoo-situatie belandt en zich losmaakt van haar moeder door in een andere ongezonde relatie te stappen, met tennistopper Andre Agassi. Pas later vindt ze haar stiel en de ware liefde. Pretty Baby heeft dan wel iets van zijn oorspronkelijke glans verloren, als de vertelling een wat meer particulier karakter krijgt en ook wel verdacht veel begint te lijken op een klassiek held(in)-overwint-elke-tegenslag-en-komt-er-als-een-herboren-mens-uit verhaal.

Aan het eind van dit (zelf)portret wordt Brooke Shields thuis aan tafel door haar dochters geconfronteerd met Pretty Baby. Volgens hedendaagse maatstaven is die niet oké, vindt Grier. ‘Zitten er naaktscènes in?’ wil Rowan weten. Ja, van mijn elfjarige ik, antwoordt haar moeder. Dat zou nu worden beschouwd als kinderporno, denken de dochters, en is in elk geval niet te vergelijken met wat zij als tiener, helemaal zelf, soms op TikTok of Instagram posten. Waarna de kloof die even dreigt te ontstaan tussen twee verschillende generatie Shields-vrouwen even snel als moeiteloos wordt gedicht.

Want zelfs in Hollywood geldt: blood is thicker than water.

De Jurk En Het Scheepswrak

NTR

Het lijkt zowaar een maagdelijk scheepswrak, dat nog nooit door andere duikers of jutters is bezocht. De leden van duikclub Texel kunnen hun ogen in 2014 nauwelijks geloven. Ze treffen het zogenaamde ‘Palmhoutwrak’ aan in de Waddenzee. Al snel vinden ze in het wrak een kist. ‘Een inbreker wil in de kluis kijken’, legt Hans Dijker uit. ‘En wij willen in de kist kijken. Dat is het schat zoeken, zeg maar.’ De Texelse duikers vinden er boeken, porselein, zilver én een puntgave jurk uit de zeventiende eeuw. En die gaat, net als al die andere spulletjes, gewoon mee naar huis. Bizar, vindt clublid Annet van Boven dit, als ze eraan terugdenkt. ‘Ik had ‘m aan kunnen doen!’

‘Heb je dat wel eens gedaan stiekem?’, vraagt Arnold van Bruggen, maker van de puike driedelige docuserie De Jurk En Het Scheepswrak (142 min.). ‘Nee’, reageert Annet direct. ‘Heel jammer.’ Ze zoekt even naar woorden. ‘Ik weet nog dat de jongens op een gegeven moment zeiden: doen hem eens an.’ Die kans laat ze echter toch maar lopen. Later realiseren de duikers zich pas hoe bijzonder dat is: een jurk die vierhonderd jaar onder water heeft gelegen. Directeur Corina Hordijk van het plaatselijke museum Kaap Skil weet meteen: dit is ónze Nachtwacht, één van de mooiste archeologische onderwatervondsten ter wereld.

De hele wereld duikt er inderdaad bovenop en begint ook meteen kritische vragen te stellen: mag je je zulk cultureel erfgoed bijvoorbeeld zomaar toe-eigenen? De eilanders vinden dat de vondst beslist bij Texel hoort, maar dat krijgen ze aan ‘overkanters’ bijna niet uitgelegd. Jenny Tiramani, directeur van de London School of Historical Dress, kan eerst bijvoorbeeld moeilijk geloven dat de jurk echt is, maar wil ‘m later toch maar al te graag onderzoeken. Zonder de Texelse amateurs waren alle vondsten uit het schip verloren gegaan, realiseert ze zich, maar tegelijkertijd is ze als wetenschapper ‘absoluut ontzet’ over de manier waarop ze naar boven zijn gebracht.

Daarmee tekent zich rond Het Palmhoutwrak en z’n lading een klassieke cultuurclash af, tussen archeologen, kunstkenners, historici en ambtenaren enerzijds en de Texelse vrijbuiters en hun pleitbezorgers anderzijds. Die scheiding der geesten loopt ook dwars door De Jurk En Het Scheepswrak en maakt de miniserie zo aantrekkelijk. Met vaste hand, oog voor detail en gevoel voor sfeer schetst Van Bruggen twee afzonderlijke werelden – allebei op hun eigen manier intrigerend en visueel aantrekkelijk, bevolkt bovendien door kleurrijke personages – die met elkaar moeten communiceren, ook al spreken ze verschillende talen en hangen ze ook andere waarden aan.

En als de jurk dan toch huiswaarts lijkt te komen – naar Texel dus, museum Kaap Skil – dringt de vraag zich op: kun je zo’n eeuwenoud kledingstuk eigenlijk wel exposeren, zonder het onherstelbare schade toe te brengen?

Eind 2025 verscheen er een vervolg op deze miniserie: De Redders Van Het Scheepswrak.

The Volcano: Rescue From Whakaari

Netflix

The Volcano: Rescue From Whakaari (98 min.) begint als een klassieke rampenfilm. Nietsvermoedend maken allerlei verschillende personages zich op voor wat een normale dag lijkt te worden. Een groepje avontuurlijk ingestelde toeristen en hun begeleiders gaan op 9 december 2019 een bezoek brengen aan White Island in Nieuw-Zeeland en daar van dichtbij één van ‘s werelds actiefste vulkanen bekijken.

Als geoefende kijkers weten wij dan al wat er staat te gebeuren en – afgaande op wie er wel en niet in interviews aan het woord komen van de mensen die zijn te zien op beelden van die dag – is zelfs al in te schatten wie daarbij de dood zullen vinden. En dan lijkt het in deze degelijke documentaire van Rory Kennedy nog slechts een kwestie van tijd tot het monster, vermomd als toeristische trekpleister, zich begint te roeren.

Als de Whakaari-vulkaan plotseling tot uitbarsting komt en zwarte rook, as en stoom van zo’n tweehonderd graden Celsius begint af te geven, wordt het eiland acuut een rampgebied en krijgen de verschillende betrokkenen schijnbaar automatisch hun rol toebedeeld: held, slachtoffer, helper, omstander of familielid. Stuk voor stuk dragen ze sindsdien de sporen van deze natuurramp: op hun huid en/of op hun ziel.

Kennedy speelt op zeker en reconstrueert op basis van de getuigenissen en ter plaatse gemaakte beelden chronologisch de eruptie die uiteindelijk 22 mensen het levens kost en enorme schade veroorzaakt. Soms kunnen de overlevenden volgens eigen zeggen inmiddels ‘voorbij de vulkaan kijken’, andere dagen blijven verduiveld moeilijk. Brandwonden genezen nu eenmaal heel langzaam, laat staan de psychische schade en het gemis van dierbaren.

Branson

HBO Max

Die afscheidsboodschap, voor als het onverhoopt mis zou gaan, kost Richard Branson meerdere takes. Het is vrijdag 25 juni 2021. Over zestien dagen gaat hij de ruimte in. En de realisatie dat dit verkeerd kan aflopen hakt er toch in bij de Britse rasentrepreneur. Dat hij misschien afscheid moet nemen van de mensen die hem dierbaar zijn – of beter: dat zij afscheid moeten nemen van hem, de man die altijd en overal voor reuring zorgt.

Het is een treffende openingsscène voor de vierdelige serie Branson (251 min.): even een kwetsbare kant van de durfal die alles wat hij aanraakt in goud lijkt te veranderen. ‘Sir’ Richard Branson had ooit zijn eigen tijdschrift, begon het platenlabel Virgin Records, opende overal muziekwinkels, kocht een Caribisch eiland, startte een vliegmaatschappij, probeerde records te verbreken met zijn boot, werd ballonvaarder, kreeg gegijzelden vrij uit Irak, manifesteerde zich als klimaatactivist, richtte zijn eigen ruimtevaartmaatschappij Virgin Galactic op en wil daarmee nu, in 2021, de eerste beroemde rijkaard in de ruimte te worden, nét voor die andere miljardairs Jeff Bezos (Blue Origin) en Elon Musk (SpaceX).

Bransons kamerbrede glimlach verhult een slimme zakenman, handige verkoper en keiharde onderhandelaar, zeggen mensen die het kunnen weten in deze productie van Chris Smith (American Movie, The Yes Men en Jim & Andy: The Great Beyond). Daarin komen behalve medewerkers, (zaken)partners, journalisten en deskundigen op terreinen als ondernemerschap, (personal) branding en ruimtevaart ook zijn moeder, zussen, vrouw, dochter en zoon aan het woord. Als jongen met dyslexie uit een Brits upper class-milieu ontwikkelde Branson een enorme geldingsdrang. En energie had hij altijd al in overvloed. Volgens één van zijn zussen zou Richard als kind nu beslist met ADHD zijn gediagnosticeerd. Die heeft hem voortgedreven, van de ene naar de andere onbereikbare droom, die met het nodige kunst- en vliegwerk vaak tóch kon worden gerealiseerd.

In dit, ondanks de nodige kanttekeningen en kritische noten, overwegend positief ingestoken portret geeft Smith zijn hoofdpersoon, aan de vooravond van diens ongetwijfeld weer doldwaze ruimte-avonturen, de gelegenheid om de balans op te maken van die ruim zeventig jaar waarin grenzen er vooral waren om verlegd te worden, soms ook ten koste van de idealen die hij zegt aan te hangen of de mensen in zijn directe omgeving. Maar wat de tegenslag of weerstand ook is, Richard Branson ploegt, meestal best wel moedig, voorwaarts. Zodat hij weer ergens, bij de één of andere nieuwe mijlpaal, een smakelijk soundbite kan voeren aan de verzamelde pers – en daarmee aan de wereld die zich blijft vergapen aan al zijn strapatsen.

Ramboy

IDFA

Het wezen van de relatie tussen de Ierse tiener Cian Kilbane en zijn grootvader Martin Calvey zit vervat in die ene scène waarin de jongen een ram vast moet zetten in een hoek van de stal, om daar zijn hoorns eraf te zagen. Terwijl Cian onhandig aan het werk gaat, voorziet opa hem continu van advies. Het is om moedeloos van te worden.

Uit zijn directieve woorden (‘doe rustig aan’, ‘breek het zaagblad niet’, ‘kop dicht’ of ‘nice and easy’ bijvoorbeeld) spreekt desondanks geduld en onvoorwaardelijke liefde. De schapenboer uit het Ierse eiland Achill leert zijn kleinzoon tijdens de zomervakantie niet alleen de kneepjes van het vak, maar probeert hem ook lessen voor het leven mee te geven. 

Het is wel de vraag of deze Ramboy (30 min.) ooit in het vak terechtkomt. Cians vader verblijft voor zijn baan regelmatig in het buitenland. Misschien is dat wel aantrekkelijker dan het schoonmaken van een stal of het africhten van de schapenhond Thomas. Cian laat het vooralsnog maar op zich afkomen in deze observerende jeugddocu van Matthias Joulaud en Lucien Roux.

Hij zet zich zo goed en zo kwaad als dat gaat aan alle klusjes, speelt tussendoor een partijtje voetbal of gaat met vrienden eens lekker zwemmen. En doordat het decor zo weldadig is, het camerawerk subliem en het verteltempo lekker kalm, voelt deze coming of age-docu als een ontspannen wandeling door het platteland of over het strand.

The Anarchists

Vanaf 11 juli op HBO Max

De naam zegt eigenlijk genoeg: Anarchapulco, een conventie voor anarchisten die sinds 2015 jaarlijks wordt georganiseerd in de Mexicaanse badplaats Acapulco. ‘Fuck The State’ dus – met zelfverklaarde ‘freedom fighters’ zoals de belastingweigeraar Larken Rose, ontscholingspropagandist Dayna Martin en crypto-evangelist Joby Weeks – maar natuurlijk ook Going loco in Acapulco. Een feest zonder weerga, voor de happy few die ‘t zich kunnen veroorloven. Dat wel in ellende móet eindigen.

Anders zou er natuurlijk ook geen zesdelige documentaireserie over worden gemaakt: The Anarchists (317 min.). Filmmaker Tod Schramke is daarvoor in totaal zes jaar lang aangesloten bij Anarchapulco’s kernfiguren: de gefortuneerde Canadese oprichter Jeff Berwick, het organiserende echtpaar Lisa en Nathan Freeman en de dwarse crusties Lily Forester en John Galton. Hij ziet hoe de vanuit een utopisch ideaal (?) opgestarte anarcho-kapitalistische gemeenschap gaandeweg helemaal ontspoort.

Met idealen hebben de verwikkelingen in Anarchapulco al snel weinig meer te maken. Er ontstaat tweespalt in de vrijheidslievende enclave, waar het leven in eerste instantie goed lijkt, (behalve wat gehandel in Bitcoins) nauwelijks wordt gewerkt en een gezamenlijke vijand de boel bij elkaar houdt: de staat. Het is een levenshouding, veelal ingenomen vanuit pure frustratie of ongebreideld egoïsme, die onvermijdelijk herinneringen oproept aan die ene ontluisterende oneliner: wanneer iemand zegt dat hij van vrijheid houdt, dan bedoelt-ie niet jouw vrijheid.

Schramke graaft (heel treffend) niet al te diep naar de achtergronden van het anarchisme dat de naar Acapulco uitgeweken Amerikanen aanhangen, maar melkt de spanningen tussen de verschillende facties, en de drama’s en dreiging van geweld die daarmee gepaard gaan, wel helemaal uit. The Anarchists, opgeleukt met allerlei kleurrijke personages en enkele geanimeerde sequenties, begint daardoor gaandeweg steeds meer te trekken en gaat uiteindelijk, net zoals het fenomeen Anarchapulco zelf, als een nachtkaars uit.

Kampen Om Grønland

Het is een universeel dilemma dat in diverse uithoeken van de wereld opspeelt: een volk, provincie of land wil niet langer onderdeel uitmaken van het grotere geheel waartoe het behoort. Beter: een déél van dit volk, die provincie of dat land wil niet langer deel uitmaken van het geheel. De rest juist wel. Uitroepteken. Zo is een patstelling ontstaan die bij het minste of geringste kan uitmonden in een echt conflict.

Sinds 1721 maakt Groenland, samen met de Faeroër-eilanden, als zelfstandig gebied deel uit van het koninkrijk Denemarken. Meer dan de helft van de 56.000 inwoners van het in Noord-Amerika gelegen eiland wil echter onafhankelijk worden. Maar kan Groenland financieel wel echt op eigen benen staan en is Denemarken bovendien bereid en/of in staat om afstand te doen van het uitgestrekte arctische gebied?

In Kampen Om Grønland (Engelse titel: The Fight For Greenland, 96 min.) toont Kenneth Sorrento hoe een nieuwe generatie Groenlanders zich verhoudt tot deze vragen. De aspirant-politicus Kaaleeraq M Andersen bepleit bijvoorbeeld vrijmaking van Denemarken. Zijn missie heeft een wrange persoonlijke dimensie. Andersen tobt met zijn gezondheid. Voor een optimale behandeling kan hij alleen in een Deens ziekenhuis terecht.

Tillie Martinussen, een concurrent bij de aanstaande parlementsverkiezingen van de net opgerichte Cooperation Party, is er dan weer van overtuigd dat Groenland nooit zelfstandig kan overleven en in z’n eentje wel eens een speelbal zou kunnen worden van internationale grootmachten met snode plannen, zoals China of de Verenigde Staten. Met die mening maakt ze zich bepaald niet bij elke Groenlander geliefd.

In plaats van al die aandacht voor onafhankelijkheid van Denemarken zou er in de ogen van Martinussen veel meer aandacht moeten zijn voor de ernstige problemen van Groenlandse jongeren. Vrijwel permanent maken drank- en drugsmisbruik, seksueel geweld en zelfdoding nieuwe slachtoffers. Dat is een thema waarop ook de strijdbare rapper Josef Tarrak-Petrussen en zijn verloofde Paninnguaq Heilmann aanslaan.

De deplorabele situatie van nieuwe generaties Groenlanders, een fenomeen dat zich bij vrijwel alle onmachtige volkeren voordoet, is hen een doorn in het oog. Zij zoeken naar redenen om weer trots te kunnen zijn op hun oorsprong. Om dat idee zichtbaar uit te dragen hebben ze allebei traditionele Inuit-gezichtstatoeages laten zetten. En dat gevoel van trots op de eigen cultuur willen ze ook meegeven aan hun pasgeboren kind. 

Stuk voor stuk zijn de jongelingen in deze boeiende film, die zich afspeelt tegen een indrukwekkend decor aan het noordelijke uiteinde van de aarde, bezig met het definiëren en uitdragen van hun eigen identiteit als Groenlanders. Daarbij blijken ze best veel gemeen te hebben, maar zijn er ook nog zoveel verschillen dat het verdomd lastig is om het eens te worden én te blijven.

Forget Me Not

VPRO

Kun je je kind werkelijk uit liefde weggeven? vraagt Sun Hee Engelstoft zich af. Op de dag van haar geboorte is de maakster van de indringende documentaire Forget Me Not (86 min.) afgestaan door haar Koreaanse moeder. Ze weet nu welke achternaam die, en zij dus eigenlijk ook, heeft: Shin. Verder tast Sun Hee, die opgroeide in Denemarken, echter in het duister over haar persoon, situatie en beweegredenen.

Om via een omweg toch antwoord op haar vraag te krijgen, volgt Engelstoft enkele zwangere meisjes tijdens hun verblijf in Aesuhwon, een onafhankelijke opvang voor ongehuwde moeders op het Zuid-Koreaanse eiland Jeju. Soms sluiten daarbij ook hun vriend(je) en/of ouders aan. En die spreken vanzelfsprekend een woordje mee als de jonge vrouwen een ingrijpende levenskeuze moeten maken: houden of niet?

De 21-jarige Jiin was bijvoorbeeld vast van plan om afscheid te nemen van haar dochter. En toen zag ze haar gezichtje en lukte dat niet meer. Toch is de twijfel sindsdien niet verdwenen. ‘Ik weet niet wat ik moet doen met dit kind’, zegt ze vertwijfeld, terwijl de baby op haar arm ligt te slapen. ‘Ze zou een beter leven kunnen hebben bij een ander.’ Een gedachte die bij meer vrouwen in Aesuhwon blijkt te leven.

‘Ben je blij dat je bent geadopteerd?’ vragen de veelal geanonimiseerde meisjes aan Sun Hee. Zij is immers naar een betere plek gegaan, een leven vol misère is haar bespaard gebleven. Volgens de documentairemaakster vergeten ze dat zij haar moeder is verloren. Sun Hee herkent zichzelf in de baby’s in het opvanghuis, vertelt ze in de voice-over waarmee ze de verschillende verhaalelementen verbindt.

Haar eigen adoptieverhaal wordt zo subtiel verweven met het emotionele proces dat de jonge vrouwen voor en na hun bevalling doormaken. Ze kunnen het opvanghuis verlaten als ouder (of, als een enkele goedbedoelende grootouder zijn zin krijgt, als zus). Of glashard ontkennen dat ze ooit in Aesuhwon zijn geweest. Sun Hee staat daarbij aan de zijlijn, maar voelt zich vanuit haar eigen positie duidelijk zeer betrokken.

‘Mam, ik denk dat ik me jou nu een beetje beter kan voorstellen’, concludeert de filmmaakster als ze het Zuid-Koreaanse eiland zelf weer verlaat. Haar moeder en zij zijn voor altijd met elkaar verbonden door één en hetzelfde leed.

Atardi – Het Leven Van De Curaçaose Muzieklegende Rudy Plaate

Selwyn de Wind / VPRO

Rudy Plaate zingt en juicht enthousiast mee en houdt het ternauwernood droog als zijn eigen werk in 2016 door het Metropole Orkest en vocalisten zoals Izaline Calister en Maruja Bogaard wordt uitgevoerd in het Concertgebouw in Amsterdam. De 79-jarige componist uit Curaçao, bijgenaamd De Zingende Groenteboer, scoorde lokaal zestig jaar lang de ene na de andere hit, maar kampt op zijn oude dag met dementie.

Het had een prachtige openingsscène kunnen zijn voor de documentaire Atardi – Het Leven Van De Curaçaose Muzieklegende Rudy Plaate (120 min.). Filmer en deejay Selwyn de Wind neemt alleen eerst bijna twee minuten de tijd om uit te leggen wie hij zelf is en wat Plaate voor hem betekent. Daarna is de documentairemaker overigens bijna twee uur vrijwel geheel afwezig en krijgen Rudy (vooral via archiefbeelden) en zijn familieleden, vrienden en collega’s alle ruimte.

Zij alterneren tussen Plaates uitbundige muzikale carrière en zijn beslommeringen als familiemens/ladiesman, ondernemer en opinieleider. Zijn creativiteit, eigenzinnigheid en ego waren nauwelijks in te tomen. De Wind heeft intussen alle mogelijke archieven geplunderd en illustreert daarmee Rudy Plaates sleutelrol in de plaatselijke gemeenschap en cultuur. De film slalomt zo soepeltjes door een rijk, veelzijdig en altijd muzikaal leven, maar is wel een beetje overcompleet.

In het vierde kwart neemt Atardi ineens een dramatische wending als de hoofdpersoon, overmand door pijn, een rigoureus besluit neemt, dat hij live op de radio met de rest van het eiland wil delen. En daarna stevent de man die meer dan een halve eeuw letterlijk de toon zette op Curaçao onvermijdelijk af op de laatste fase van zijn swingende bestaan. ‘Hij kan zelf niet altijd bij ons blijven’, zegt een familielid dat voor hem mantelzorgt. ‘Maar zelfs nadat hij ons heeft verlaten, leeft hij voort in zijn liedjes.’

En anders moeten ze, daar zijn enkele sprekers het ook wel over eens, maar snel een straat of rotonde naar hem vernoemen…

Prince Of Muck

De Productie

‘We willen evolutie’, zegt Lawrence MacEwen. ‘Geen revolutie.’ De bebaarde Schotse boer gelooft in geleidelijkheid. Als er dan toch iets moet veranderen, laat het dan langzaam gaan. Vloeiend. Bijna zonder dat je het merkt. Precies zoals het nu met hemzelf zou moeten gaan. Langzaam maar zeker verdwijnt hij uit beeld op het eiland Muck, nabij de westkust van Schotland. Waarna zoon Colin zijn werk voortzet.

Zo verloopt ‘t alleen niet voor de Prince Of Muck (77 min.). Althans, zo vóelt het niet. Zijn opvolger wil niet naar hem luisteren. Die weet het beter. Ineens lijkt die dikke halve eeuw boeren er niet meer toe te doen. Lawrence’s vrouw Jenny vindt dat hij niet zo moet somberen. Laat die jongen toch! Zoals wij ‘t deden, zo doen ze ‘t nu niet meer, houdt ze haar echtgenoot voor. En die probeert zijn onvrede voor zichzelf te houden.

De man die zich begint te realiseren dat zijn tijd er zo langzamerhand opzit is nochtans een interessant hoofdpersonage voor deze verstilde film van Cindy Jansen. Terwijl hij zich bekommert om zijn koeien, werk verricht met zijn tractor of speelt met de kleinkinderen, mijmert de eilander over het verleden. Hij laat zijn lange leven de revue passeren en kan daarbij zomaar ineens een gedicht reciteren, dat hij als kind heeft geleerd.

Sinds jaar en dag houdt Lawrence ook een dagboek bij, een gewoonte die hij heeft overgenomen van zijn vader. Via voorgelezen fragmenten daaruit, die als geraamte voor deze documentaire fungeren, laat hij in zijn ziel kijken; van de rituele passages over werk, weer en wind tot een staccato verslag van ingrijpende levensgebeurtenissen en sterfgevallen. Hij is volledig vergroeid met Muck. Zoals zijn vader ooit was en zoon nu is.

Dat gevoel van afscheid nemen en ruimte maken voor een nieuwe generatie, een proces dat onvermijdelijk gepaard gaat met weemoed en weerzin, is voortdurend op de achtergrond aanwezig in dit bitterzoete portret van het leven op een idyllisch Schots eiland, waar de zee geeft en neemt en een koppige Schot en zijn familie hun complete leven slijten.

Dande Di Aruba

Vincent Ras en leerling / Memphis Film

Elke zin is een variant op die ene: ‘Oh Dande, we zijn bij je deur aangekomen’. En als de voorzanger die vol enthousiasme inzet, op dat ene vaste deuntje, antwoordt zijn gehoor steevast met: ‘Ay Nobe.’ Gelukkig nieuwjaar! Het is een typisch Arubaanse traditie. Rond de jaarwisseling trekken Dande-zangers met hun tambú, een traditionele trommel, en enkele muzikale metgezellen van huis naar huis om het oude jaar af te sluiten en een nieuw jaar in te luiden.

Regisseur Cindy Kerseborn leidt deze documentaire over de Dande-traditie zelf in. In 2018 heeft ze de laatste opnamen gemaakt voor Dande Di Aruba (55 min.). Ze kon de film zelf echter niet meer voltooien. Kerseborn overleed in 2019 en moest het project daarom doorgeven aan een collega. Samen met editor Jelle Redeker heeft Sherman de Jesus de docu nu voor haar afgerond. Zij hebben geprobeerd om er ‘een echte Cindy Kerseborn-film’ van te maken.

Centrale figuur is de negentigjarige zanger Vicente Ras. Hij heeft de Dande-liederen geleerd van zijn vader en speelt ook op diens tambú. Ras is er kien op om de traditie te behouden, in zijn oorspronkelijk vorm bovendien. Van muzikale vernieuwing, zoals die bij jongere Dande-vertolkers in deze film is te beluisteren, moet hij eigenlijk weinig hebben. En net als veel oudgedienden vindt hij dat de Dande toch echt een mannenzaak is. ‘Ik laat mijn vrouw geen Dande zingen bij mensen thuis’, zegt hij ferm. ‘Ben je gek?’

Dat thema – kan een cultuur zich vernieuwen zonder zijn ziel kwijt te raken? – loopt als een rode draad door dit warmbloedige muzikale portret van Aruba, een ode aan de onverwoestbare Dande. Die wordt nog altijd letterlijk bij de eilanders thuis bezorgd en zorgt daar dan voor een swingende start van het nieuwe jaar. Het gemeenschapsgevoel op het Antilliaanse eiland wordt er ook door versterkt. De lokale linguïst Ramon Todd Dandaré wil de Dande zelfs op de werelderfgoedlijst laten zetten.

Epicentro

Cargo Film

Een speelbal van grotere machten. Eerst eeuwenlang van kolonisator Spanje. En toen, – na een mogelijk slinks geframede explosie op het Amerikaanse oorlogsschip USS Maine in 1898 en de navolgende Spaans-Amerikaanse oorlog – van de nieuwe wereldmacht, de Verenigde Staten. Enkele Cubaanse kinderen kunnen er een kleine eeuw later gedetailleerd over vertellen. De verhalen van kolonialisme en imperialisme zijn er, onder het communistische bewind van Fidel Castro, ingestampt.

Ze hebben er ook letterlijk beeld bij gekregen van de autoriteiten. De gebeurtenissen speelden zich af in de tijd dat ook cinema, ‘de machine van dromen’, werd geboren. Een medium, waarmee de waarheid gemakkelijk is te manipuleren. Want de zogenaamde Rough Riders van de Amerikaanse president Teddy Roosevelt, waren die niet gewoon gemodelleerd naar het rondreizende circus van de wild west-held Buffalo Bill? En zouden de beelden van de explosie op het schip ook met speelgoedscheepjes en de rook van een sigaar in een badkuip kunnen zijn gemaakt? Film leent zich nu eenmaal uitermate goed voor propaganda.

Al die elementen klutst de Oostenrijkse regisseur Hubert Sauper, die eerder met Darwin’s Nightmare en We Come As Friends schrijnende films maakte over de gevolgen van een geglobaliseerde wereld voor de bewoners van ontwikkelingslanden, samen in Epicentro (108 min.), dat tamelijk ongericht door heden en verleden van Cuba’s relatie met de buitenwereld doolt. De documentaire over de voortdurende druk van buitenaf, gesymboliseerd door de woeste golven die aan het begin en het eind van de film het Cubaanse strand bestormen, werd op het Sundance Festival nochtans met een speciale juryprijs beloond.

Saupers camera meandert door Havana, laat zich meevoeren door stadsbewoners en vergaapt zich net als toeristen, de nieuwe ‘indringers’, aan de coleur locale van het Caribische eiland, dat ooit door Christopher Columbus werd beschouwd als de poort naar een nieuwe wereld en tegenwoordig vooral dealt met de erfenis van ruim een halve eeuw Amerikaanse boycot. Twee tienermeisjes – onder wie de mediagenieke Leonelis, die actrice wil worden en net zo beroemd als Beyoncé – krijgen daarbij zijn speciale aandacht en fungeren als hart voor dit losse portret van een land in transitie, dat altijd met één oog naar de bemoeizuchtige bovenbuur kijkt.

Ons Eiland

KRO-NCRV

‘Mirte is eigenlijk mijn grote zus’, zegt Shanna (10). ‘Maar het voelt soms als mijn kleinere zus.’ De dertienjarige Mirte heeft het syndroom van Down. En dat begint steeds beter voelbaar te worden. Waar de twee zussen tot dusver grotendeels gelijk opgingen, begint er nu afstand te ontstaan. Shanna denkt soms aan haar toekomst, Mirte leeft volledig in het hier en nu.

Op Ons Eiland (15 min.), een idyllische plek waar ze vakantie vieren, kunnen de twee meiden nog volledig zichzelf zijn. Ze stoeien, vangen vlinders en maken een kampvuur. Filmmaakster Lennah Koster slaat de twee van dichtbij gade. De fraaie omgeving dient intussen als verbeelding van wat een onbekommerde jeugd lijkt te zijn geweest. Totdat Shanna Mirte letterlijk achter zich laat en een moment voor zichzelf wil hebben…

De interactie tussen de twee zussen vormt het hart van deze kleine coming of age-docu, die verder geen interviews of andere personages bevat. Twee meisjes, nu nog samen. Waarbij Shanna, offscreen, hardop nadenkt over wat het leven voor hen in petto heeft. Zo slaagt Koster erin om echt door te dringen tot de belevingswereld van de zussen, die met dromerige muziek bovendien van een nostalgisch tintje wordt voorzien.

Van een jeugd die nooit voorbij gaat – en straks toch voorbij zal blijken te zijn.