My Father, The BTK Killer

Netflix

Als vier leden van het gezin Otero uit Wichita in 1974 worden vermoord, rekent het politiekorps al snel enkele broers in. Zij bekennen de gruwelijke moorden ook. Dan komt er een brief binnen, de eerste van een serie onrustbarende schrijfsels die ook naar de plaatselijke krant worden gestuurd. ‘Ik schrijf deze brief omwille van de belastingbetaler en van uw tijd’, stelt de onbekende persoon, die duidelijk over daderkennis beschikt en als een soort erfgenaam van de Zodiac Killer aandacht en erkenning zoekt. ‘De drie kerels die u in hechtenis hebt, weten er niets van. Ik heb het helemaal alleen gedaan.’

Om dat voor eens en altijd duidelijk te maken zoomt de dader in op enkele naargeestige details: ‘Bondage: handen gebonden met koord van rolgordijn. Voeten, onder- en bovenkant knie en taille met een waslijn. Allemaal één lengte.’ Op foto’s van de plaats delict kan de politie zien dat de onbekende weet waar ie over spreekt. ‘PS. Omdat sekscriminelen hun werkwijze niet veranderen of dit van nature niet kunnen, verander ik de mijne ook niet.’ Voor de zekerheid specificeert ie die nog even: Bind. Torture. Kill. Met een waarschuwing en voorspelling erbij: ‘They will be on the next victim.’ 

Was getekend, Dennis Rader, familieman, devoot christen, scoutingleider, hondenvanger van Park City én vader van Kerri Rawson. Ofwel: My Father, The BTK Killer (94 min.), een man die sinds de jaren zeventig zeker tien martelmoorden heeft gepleegd. Hij wordt echter pas in 2005 gearresteerd, Kerri is dan 26. Zij was dus nog niet geboren toen de Otero-familie werd vermoord. En haar vader schreef zijn laatste openbare BTK-brief op haar eerste verjaardag. Kinderen opvoeden had zogezegd zijn moordroutine ontregeld. Tot 2004 zal ‘t stil blijven rond de beruchte BTK-killer.

Skye Borgman ontleedt de schokkende reeks moorden van deze onopvallende man, die ook bij de mensen die het dichtst bij hem stonden nooit argwaan heeft gewekt. Elke onthulling leidt tot een volgende onthulling. De details zijn huiveringwekkend en slaan diepe wonden bij de nabestaanden van zijn slachtoffers en zijn eigen gezin. Waarom hebben we nooit iets gemerkt? vraagt zijn dochter Kerri zich af. Heeft hij nog meer slachtoffers gemaakt dan de tien die aan hem worden toegeschreven? En, de engste van alle vragen voor haar: heeft hij sommige verknipte dingen uitgeprobeerd op haar?

‘Het is een eindeloze hel’, aldus Kerri, die zwaar getraumatiseerd is geraakt. Ze kan niet anders dan wroeten in dat inktzwarte verleden, omdat het haar definieert. Tegelijk wil ze zich ook losrukken van de BTK-vloek en de man, het monster, die van haar de dochter van een seriemoordenaar heeft gemaakt. Behalve een min of meer reguliere killerdocu wordt deze film daardoor ook een portret van de andere slachtoffers die een moordenaar maakt. Buiten zijn prooien en hun verwanten, die overigens niet participeren in deze productie, slachtoffert hij ook zijn eigen familieleden en vrienden.

Onwetende omstanders die besmet raken door hun associatie met een man, die ze vaak al hun hele leven kennen en toch nooit hebben gekend.

Andrea Bocelli: Because I Believe

Piece Of Magic

‘Realiseer je je’, zegt de Italiaanse zanger Andrea Bocelli tegen zijn collega Massimo Cavalletti, ‘dat morgenavond, als ik hier sta te zingen, mijn team in de finale van de Champions League staat? Dat gebeurt maar eens in de zoveel tijd. Ik overweeg om de wedstrijd te volgen via een oortje terwijl ik sta te zingen.’

Zover zal het natuurlijk niet komen, maar de Toscaanse tenor neemt in de navolgende uren wel elke gelegenheid te baat om achter de schermen de voetbalwedstrijd van zijn favoriete club Inter Milan te kunnen volgen. Het wordt een deceptie. Zijn publiek zal echter nooit merken dat Bocelli absoluut niet tegen z’n verlies kan. Op het podium blijft hij, zoals mag worden verwacht van een gereputeerde vocalist, uiterst professioneel.

Het is één van de aardigste scènes van de documentaire Andrea Bocelli: Because I Believe (107 min.) van Cosima Spender, die werd geproduceerd door de zanger zelf en zijn vrouw en manager Veronica. Bocelli, die zich zowel in de pop- als de operawereld heeft bewezen, geeft in dit klassieke (zelf)portret een kijkje in zijn bestaan als gearriveerde artiest en blikt ondertussen terug op zijn leven en loopbaan.

Een cruciale gebeurtenis in die 67 jaar speelt zich eveneens af op een voetbalveld. Het gaat om de allerlaatste wedstrijd die Bocelli ooit zal keepen. Op z’n twaalfde krijgt hij een bal tegen zijn hoofd. Daarna gaat het licht definitief uit. De Toscaanse plattelandsjongen, die is geboren met een oogziekte en op z’n zevende naar een speciale kostschool voor blinden en slechtzienden werd gestuurd, zal nooit meer zien.

Dan is al wel duidelijk dat hij een uitgesproken talent heeft. Op de kostschool, waar ie zich zonder familie en vrienden moet zien te redden, treedt Andrea Bocelli net als thuis regelmatig op. Hij zingt er volgens de overlevering, hoe treffend, O Sole Mio. En de rest is geschiedenis, zeggen ze dan – al moet Bocelli tot z’n dertigste wachten op z’n grote doorbraak. En daarna dient hij zich nog te bewijzen in zijn grote liefde, opera.

Het relaas van zijn carrière wordt in deze film verteld met behulp van mensen die daarin een sleutelrol speelden: zanger Zucchero Fornaciare, platenbazin Caterina Caselli en producer David Foster. In die tijd moet hij afrekenen met podiumvrees, stemproblemen en ‘de eenzaamheid van succes’. Bocelli spreekt er ogenschijnlijk open over. Afgemeten. Zonder al te veel drama. Dat is hem als jongen met een beperking wel geleerd.

Hij laat zich verder seconderen door zijn vrouw Veronica, broer Alberto en enkele persoonlijke vrienden. Zij kenschetsen hem als een man die dicht bij zichzelf probeert te blijven. Zowel persoonlijk als letterlijk: in de omgeving waar hij is opgegroeid. Hij ontvangt er vrienden, treedt op in het door hemzelf gestarte openluchttheater Teatro del Silenzio en rijdt er rond op z’n paard – tot verbazing van anderen: zonder begeleiding.

‘Nul angst’, zegt Andrea Bocelli zonder omhaal van woorden, niet alleen over dat paardrijden, in deze verzorgde film, die verder fraaie jeugdbeelden bevat en natuurlijk is doorspekt met talloze zangscènes, waarin hij die imposante stem, in een operasetting of juist samen met hedendaagse pophelden zoals Ed Sheeran en Dua Lipa, z’n ontzagwekkende werk kan laten doen.

Unknown Number: The High School Catfish

Netflix

‘U are worthless n mean nothing u never have get a fucking life out of here owen will never look at u again or talk to u u fucked his life up so bad his family fucking hates u for it n he will never in life acknowledge u again get the fuck lost bitch he is fucking done with you’.

Vanaf oktober 2020 ontvangt Lauryn Licari, een dertienjarig meisje uit Beal, Michigan twee jaar lang intimiderende berichten van een onbekend nummer op haar telefoon. Ze heeft geen idee van wie de haatteksten afkomstig zijn. Het is duidelijk iemand die een wig wil drijven tussen Lauryn en haar vriendje Owen. En de persoon in kwestie bevindt zich in de buurt: op school, in de vriendenkring of bij haar basketbalteam. Want in de berichten staan details die alleen mensen uit hun directe omgeving kennen.

Unknown Number: The High School Catfish (95 min.) is de nieuwe productie van Skye Borgman, een documentairemaakster die aan de lopende band nieuwe, publieksvriendelijke films en miniseries aflevert voor Netflix. Van Girl In The PictureI Just Killed My Dad en Sins Of Our Mother tot The Truth About JimAmerican Murder: Laci Peterson en Fit For TV: The Reality Of The Biggest Loser. Stuk voor stuk bizarre ‘stranger than fiction’-verhalen, met veel drama en suspense uitgeserveerd.

Van het cyberpesten van Lauryn en Owen maakt Borgman een geheel bijdetijdse whodunnit. Wie in Beal zit er achter deze digitale stalking? In de eerste helft van Unknown Number introduceert ze, als een moderne variant op Agatha Christie, steeds een nieuwe verdachte, die verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de aanhoudende intimidatie van de twee tieners. Totdat de Hercule Poirot van deze nare geschiedenis, sheriff Mike Main, voor de lens van zijn bodycam de dader ter verantwoording roept?

En dan krijgt en neemt die de gelegenheid om de hele affaire nog eens van begin tot eind door te akkeren – inclusief het naspelen van momenten waarop die berichten worden ingetypt – en het motief daarvoor toe te lichten. En dan is het aan de kijker zelf, die ook andere direct betrokkenen op zich in kan laten werken, om te bepalen hoe geloofwaardig dat is. Intussen heeft zich een onvervalst nee!nee!nee!-verhaal gevormd, dat wederom aantoont dat we als mensen echt weinig gekkers kunnen bedenken dan de waarheid.

Flight 149: Hostage Of War

SkyShowtime

Vlucht 149 van British Airways, vertrokken vanuit Heathrow Airport in Londen, zal op 2 augustus 1990 een uur halt houden in Koeweit City en daarna doorvliegen naar de Indiase stad Madras. Al snel merken de passagiers en crewleden van het Britse vliegtuig echter dat de luchthaven van Koeweit onder vuur wordt genomen. Niet gek: buurland Irak is net binnengevallen bij het oliestaatje. Ze zijn midden in een oorlogssituatie terechtgekomen, die bijna vraagt om ingrijpen door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië.

Ruim dertig jaar later leeft bij de inzittenden van het toestel nog altijd de vraag waarom de Britse regering en luchtvaarmaatschappij niet hebben voorkomen dat een regulier passagiersvliegtuig midden in een invasie terechtkwam. In Flight 149: Hostage Of War (90 min.) volgt Jenny Ash de aanloop naar de rechtszaak die een aantal direct betrokkenen willen aanspannen om klaarheid in deze zaak te brengen. In gesprek met de juristen Jennifer Sayles en Jack Beeston blikken zij terug op de maanden waarin zij gegijzeld waren. Deze gesprekken – en het nogal nadrukkelijk geënsceneerde overleg op het betrokken advocatenkantoor McCue Jury & Partners – worden behalve met archiefbeelden van het schrikbewind van de Iraakse dictator Saddam Hoessein, diens brutale aanval op Koeweit en de gevolgen daarvan ook geïllustreerd met gereconstrueerde scènes.

Zo wordt een krasse voetnoot bij de aanloop naar de eerste Golfoorlog, die half januari 1991 onder de naam Desert Storm definitief zou losbarsten, aan de vergetelheid ontrukt. En dat roept nog altijd fundamentele vragen op: waarom boden de Britten de Iraakse agressor zo’n vierhonderd onschuldige burgers, waarmee Hoessein goede sier kon maken en die hij desgewenst ook kon inzetten als menselijk schild dan wel kannonnenvoer, op een presenteerblaadje aan? Was de regering van Margaret Thatcher er werkelijk niet van op de hoogte dat een Iraakse aanval op Koeweit aanstaande was? En wie waren dan de geheimzinnige mannen die anoniem meereisden op Vlucht 149 naar Koeweit City en die zich The Increment noemden? De bemanning, passagiers en hun familieleden willen dat de waarheid boven tafel komt.

En Jenny Ash zet hun zaak, over een traumatische periode die nog faltijd opspeelt in hun huidige levens, kracht bij met deze gedegen film.

I’m Your Venus

Netflix

De drie Amerikaanse broers Pellagatti zijn in het verkeerde verhaal beland. Joe, John en Louie zouden vast helemaal op hun plek zijn geweest in een film over politiemannen, brandweerlieden of – voor mijn part – Sopranos-achtige ‘wisemen’ uit New Jersey. Door een schokkende gebeurtenis in hun familieverleden zijn de drie no nonsense-mannen van Italiaanse en Puerto Ricaanse afkomst echter in een transtragedie beland: hun zus Venus werd in december 1988 vermoord. En de dader is nooit gepakt.

Venus Xtravaganza (1965-1988) was een transvrouw, die door haar participatie aan de klassieke documentaire Paris Is Burning (1990), een bruisend portret van de New Yorkse ballroom-scene, een ijkpunt in de Amerikaanse transhistorie werd. Óók omdat het dus slecht met haar afliep. Dat gebeurde in die tijd overigens wel vaker: transvrouwen bewogen zich noodgedwongen aan de rafelranden van de samenleving en hielden zichzelf vaak in leven met sekswerk. En dat lukte soms alleen met drugsgebruik.

De drie broers van Venus – de naam die ze bij haar geboorte als jongen heeft gekregen, haar zogeheten ‘deadname’, wordt in deze film van Kimberly Reed nooit genoemd – gaan ruim dertig jaar na dato alsnog op onderzoek uit. Niet alleen naar hoe, waar en door wie ze stierf, maar ook naar wie zij eigenlijk was. In dat kader zoeken ze in I’m Your Venus (84 min.) ook nadrukkelijk contract met vertegenwoordigers van haar andere familie, het House Of Xtravaganza, waar tegenwoordig ‘mother’ Gisele de scepter zwaait.

Joe, John en Louie Pellagatti hebben bijvoorbeeld een ontmoeting met José Disla Xtravaganza, die Venus destijds heeft gekend. Dit gesprek begint buitengewoon stroef. José weet dat hun zus zich niet geliefd voelde door haar familie en legt dat nu op hun bord. ‘Hoe kan ik iets begrijpen waar ik niets over weet?’, reageert Louis, vanuit zijn tenen, maar zeker niet zonder respect. ‘Maar ik begrijp haar pijn omdat ze van ons en haar familie hield. En hoe ze zich gevoeld moet hebben. En dat doet mij ook pijn.’

Dat is ook het aardige van deze film: hier komen daadwerkelijk twee werelden samen, waarbij het verleden niet zomaar wordt gladgestreken. Het vormt tegelijkertijd ook geen onoverkomelijke beletsel richting de toekomst. ‘Ik heb veel dingen gedaan die haar kapot maakten’, bekent oudste broer John bijvoorbeeld tegenover een vriendin van zijn zus, Helen. Als Venus op zijn zoon Mikey oppaste, kreeg ze van John een duidelijke boodschap mee: ‘Als je met hem naar buiten gaat, kleed je dan niet als een vrouw.’

En nu werken ze samen, zulke traditionele mannen en leden van het huis Xtravaganza, aan de nalatenschap van hun gezamenlijke familielid. Kan Venus wellicht een postume naamsverandering krijgen? Dat is nog nooit eerder gebeurd, maar zou haar recht doen. En kan er dan ook gewoon ‘Venus’ op haar grafsteen en overlijdensakte worden gezet? Tegelijk is er nog altijd dat vastgelopen moordonderzoek. Wat heeft dit opgeleverd? En kan dit – en daarover lopen de meningen van de Pellagattis uiteen – worden vervolgd?

Hoewel I’m Your Venus, zeker tegen het eind, soms wel erg Amerikaans wordt, raakt de film ook aan iets heel wezenlijks: hoe het vreemde weer eigen kan worden – ook al was ’t dat feitelijk altijd al. En dat raakt.

The Crash Reel

HBO

Op 23 september 1988, 7817 dagen voor de Olympische Winterspelen van Vancouver van 2010, zet Kevin Pearce, als baby van elf maanden, zijn eerste stapjes. Niemand kan dan nog vermoeden dat hij een befaamde Amerikaanse snowboarder zal worden en dat hij bij diezelfde Spelen de gedoodverfde winnaar Shaun White wil gaan verslaan. En helemaal niemand kan dan natuurlijk vermoeden dat Kevin op 22-jarige leeftijd, nog geen vijftig dagen vóór Vancouver, een verschrikkelijke val zal maken. En die zet niet alleen een streep door zijn deelname aan de Olympische Spelen.

Op 31 december 2009 komt de snowboarder helemaal verkeerd terecht na een mislukte ‘cab double cork’. In de sneeuw ligt een zielig hoopje mens dat met een traumahelikopter naar het ziekenhuis wordt vervoerd, het startpunt van de aangrijpende documentaire The Crash Reel (102 min.) van Lucy Walker uit 2014. ‘Ik moet huilen’, verwoordt David Pearce, Kevins broer met het syndroom van Down, enkele dagen later in een revalidatiekliniek in Denver wat al zijn geliefden denken. ‘Omdat ik Kevin zo mis.’ Zijn broer – of althans een variant op zijn broer – zit nochtans recht tegenover hem.

Als Kevin in de spiegel kijkt, ziet hij echter nog steeds Kevin, de onverschrokken snowboarder die nog niet zo lang geleden White, de koele kampioen van het type Billy Mitchell, naar de kroon stak. Hij is vastbesloten om zijn rentree te maken. Walker pakt dit proces op, nadat Kevins broer Adam direct na het ongeluk al is begonnen met filmen, en legt de verwikkelingen in huize Pearce van zeer nabij vast. Enige tijd later is het opnieuw David die de knuppel in hoenderhok gooit. ‘Ik wil niet dat je doodgaat’, zegt hij tijdens Thanksgiving tegen zijn broer. ‘En niet dat je in een rolstoel terechtkomt.’

Het feit dat Kevin daar heel anders over denkt past bij de mindset van een topsporter en is ook onderdeel van de dynamiek van extreme sporten zoals snowboarden, betoogt Lucy Walker via hen. En hersenletsel vergroot de kans op volgende ongelukken. Omdat de geest misschien nog wel wil – en soms ook letterlijk minder gevaren ziet – maar het lichaam lang niet alles meer kan. Tegelijkertijd hebben de financiers van deze sporters er alle belang bij om hen tot het uiterste drijven. Spectaculaire acties, op de grens van wat mogelijk is, zijn nodig om het publiek vast te houden. Dat is vragen om problemen.

Om dat punt goed in de verf te zetten laat de Britse filmmaakster nog talloze andere voorbeelden zien van sporters die hun eigen grenzen niet kenden en tegen zichzelf in bescherming hadden moeten worden genomen. Trefzeker werkt The Crash Reel, vlot gemonteerd en voorzien van een up tempo-soundtrack, zo toe naar het moment waarop Kevin Pearce wordt gedwongen om de waarheid onder ogen te zien. Hij is niet meer de Kevin Pearce, die een gouden medaille had kunnen winnen. Hij is Kevin Pearce, een jonge vent met een hersenbeschadiging, die nog altijd meer wél dan niet kan.

Of dat echter genoeg is voor iemand waarvoor altijd alleen het allerbeste goed genoeg was? Lucy Walker laat zien dat zijn broer David in dat opzicht nu eens geen heel goed voorbeeld vormt: hij kan nog altijd niet accepteren dat hij het syndroom van Down heeft.

Oklahoma City Bombing: American Terror

Netflix

Als maker van historische documentaires houd je er een geheel eigen agenda op na. Enige tijd voordat een ingrijpende maatschappelijke gebeurtenis een jubileum nadert, beginnen vaak al de voorbereidingen voor een nieuwe productie. Voor 19 april 2025 bijvoorbeeld, als het dertig jaar geleden is dat Timothy McVeigh een terroristische aanslag pleegde op het Alfred P. Murrah Building in Oklahoma City.

En dus bracht National Geographic onlangs de driedelige docuserie Oklahoma City Bombing: One Day In America uit. Netflix volgt nu met de documentaire Oklahoma City Bombing: American Terror (84 min.). En HBO Max probeerde de concurrentie vorig jaar al te slim af te zijn met An American Bombing – The Road To April 19th. In grote lijnen vertellen ze steeds precies hetzelfde verhaal. The devil is in the detail.

De schaal bijvoorbeeld. Neem je de aanloop naar McVeighs terreurdaad en de nasleep daarvan – van pak ‘m beet de belegering van Waco, precies twee jaar eerder, tot de bestorming van het Capitool – mee of juist niet? En belicht je alleen de gebeurtenissen ter plaatse of ook het grotere, maatschappelijke en politieke verhaal? Regisseur Greg Tillman gebruikt de dag zelf en het navolgende onderzoek als zijn uitgangspunt.

In z’n chronologische reconstructie verwerkt hij een korte terugblik op Waco, waarbij FBI-agent Bob Ricks eveneens een prominente rol speelde, en de persoonlijke herinneringen van enkele direct betrokkenen. De levensveranderende ervaring van Amy Downs bijvoorbeeld, een jonge vrouw die vast kwam te zitten onder het puin. Zij deed haar verhaal ook al in de miniserie van National Geographic. Net als Ricks trouwens.

Dat blijft nu eenmaal een thema voor een maker van docu’s over populaire onderwerpen: welke slachtoffers, ooggetuigen en functionarissen doen waar hun verhaal? En kun je hen ook exclusief krijgen? Renee Moore, de moeder van de baby Antonio die tijdens de aanslag in het kinderdagverblijf in het Murrah Builing verbleef en die één van de 168 slachtoffers zou worden, is vast benaderd voor meerdere producties.

Een andere ‘catch’ is Charlie Hanger, de agent van de Oklahoma Highway Patrol die McVeigh na de aanslag aanhield op de snelweg. Een kwestie van stom toeval. Hanger had geen idee dat dit de gezochte aanslagpleger was. Of cipier Marsha Moritz van de Noble County Jail. Zij nam bij aankomst een foto van de benige oud-militair, die alweer bijna was vrijgelaten toen hij alsnog werd geïdentificeerd als binnenlandse terrorist.

En waar houd je als maker op? Tillman concentreert zich in het laatste deel van deze boeiende, hoewel soms nét iets te vet aangezette reconstructie van 19 april 1995 zowel op het justitiële onderzoek tegen McVeigh en zijn medeverdachten Terry Nichols en Michael Fortier als op de motieven van de Golfoorlog-veteraan, die in de extreemrechtse hoek terecht was gekomen en die we nu zouden opzadelen met de kwalificatie ‘incel’.

Als ’t voor Timothy McVeigh ophoudt, besluit vervolgens ook Greg Tillman zijn vertelling.

The Sky Above Zenica

HBO Max

The Sky Above Zenica ( 92 min.) wordt getekend door de plaatselijke staalfabriek. Nadat de oorlog in het voormalige Joegoslavië halverwege de jaren negentig eindigde, volgde een periode van investeringen – en vervuiling – in Bosnië-Herzegovina. In de middelgrote stad in het hart van de Balkan streek het internationaal opererende staalconcern ArcelorMittal neer. Sindsdien is de luchtkwaliteit in Zenica zienderogen achteruit gegaan.

‘Als je denkt dat dit er normaal uitziet, ben ik Brad Pitt’, stelt Samir Lemes, de gedreven voorman van de actiegroep Eko Forum Zenica, terwijl hij kijkt naar de rook die de plaatselijke cokesfabriek permanent uitstoot. ‘Deze rook moet eerst gefilterd worden.’ Zulke vervuilde lucht zie je volgens hem nergens anders in Europa. En die conclusie wordt bevestigd door de World Health Organization: alleen in Noord-Korea vallen er meer doden door luchtvervuiling.

Samen met enkele getrouwen stelt Lemes zich in deze documentaire van Zlatko Pranjic en Nanna Frank Møller, gefilmd in de periode 2017-2024, teweer tegen de vanzelfsprekendheid waarmee de staalfabriek, die werkgelegenheid biedt aan ruim tweeduizend mensen, alle milieuregels steeds weer aan z’n laars lapt en voor ernstige gezondheidsproblemen zorgt in de lokale gemeenschap, waar kanker en diabetes ongenadig huis houden.

Eko Forum moet over een lange adem beschikken. ArcelorMittal en de Bosnische autoriteiten verschuilen zich achter elkaar als het gaat om wat er precies aan de hand is en wie daarvoor verantwoordelijk is. ‘Waarom geven we milieuvergunningen uit aan vervuilers die de zorgen van burgers negeren?’ spreekt een medewerker van het Ministerie van Milieu uiteindelijk uit wat iedereen allang denkt. Gevolgd door: ‘Ik geef toe dat we niet aan de verwachtingen hebben voldaan.’

Niet veel later wordt er dus een Green City Action Plan gelanceerd. Zenica moet zowaar de eerste Bosnische stad worden, waarin louter duurzaam wordt geïnvesteerd. Samir Lemes en de andere activisten geloven er geen barst van en blijven zich vastbijten in het dossier rond de uitstoot van de fabriek. En dat lijkt zich gaandeweg ook enigszins uit te betalen. ArcelorMittal wordt gedwongen om onder ogen te zien wat de onderneming veroorzaakt in de gemeenschap.

Burgers kunnen wel degelijk het verschil maken, betoogt The Sky Above Zenica daarmee – al nemen Pranjic en Møller daarvoor wel ruim de tijd. Als waarheidsgetrouwe weerslag van een bijzonder taai proces heeft deze David & Goliath-docu daarom beslist z’n waarde, maar als schouwspel had ’t soms wel iets enerverender gekund.

Oklahoma City Bombing: One Day In America

National Geographic

Terwijl Bill Clinton tijdens een persconferentie in het Witte Huis de gevaren van terrorisme bespreekt – ‘een autobom in het Midden-Oosten’, oppert hij, of de acties van een ‘religieuze fanatiekeling’ – krijgt de Amerikaanse president de mededeling dat er een aanval is gepleegd op zijn eigen land. Het is een onwerkelijk tafereel. ‘Ik wilde schreeuwen’, herinnert Clinton zich. Maar dat kon natuurlijk niet: presidenten schreeuwen niet, in elk geval niet in het openbaar.

Het iconische fragment van Clinton, de opening van de driedelige serie Oklahoma City Bombing: One Day In America (132 min.), doet sterk denken aan het moment waarop zijn opvolger George W. Bush op 11 september 2001, tijdens een voorleesuurtje op een basisschool in Sarasota, krijgt ingefluisterd dat een vliegtuig zich in één van de torens van de Twin Towers heeft geboord – al snel gevolgd door nóg een toestel in de andere toren van de imposante New Yorkse wolkenkrabber, die weer even later bezwijkt.

Tot ‘9/11’ geldt de bomaanslag op het Alfred P. Murrah Federal Building in Oklahoma City op woensdagochtend 19 april 1995, waarbij zeker een derde van het overheidsgebouw wordt weggeblazen en 168 gewone Amerikanen omkomen, als de dodelijkste terroristische aanval in de geschiedenis van de Verenigde Staten. Dertig jaar later is de actie van de Goldoorlog-veteraan en anti-overheidsextremist Timothy McVeigh nog altijd de dodelijkste terreurdaad die ooit door een Amerikaan in eigen land is gepleegd.

De schok is enorm: dit gebeurt in Afrika, Noord-Ierland of – inderdaad – het Midden-Oosten. Maar niet in Amerika, het heartland nog wel. Met overlevenden, ooggetuigen, hulpverleners, (FBI-)agenten, bestuurders, journalisten en McVeighs advocaat kijkt Ceri Isfryn terug op de dag waarop hun wereld – en het geloof in de Amerikaanse onaantastbaarheid – op z’n grondvesten schudde. Methodisch zetten ze de gebeurtenissen van die dag en de nasleep daarvan, de jacht op de dader, op een rijtje.

Deze historische docuserie is gemaakt volgens hetzelfde procedé als de National Geographic-producties 9/11: One Day In America (2021) en JFK: One Day In America (2023): via de kleine en grote verhalen van direct betrokkenen – gematcht aan een schat aan archiefmateriaal, liefst ook van de hoofdpersonen zelf – wordt een scharnierpunt in de recente Amerikaanse historie gereconstrueerd, de verbinding tussen de belegering van de Branch Davidians in Waco en de bestorming van het Capitool.

Met die aanpak onderscheidt de serie zich ook van een andere recente docuserie over de bomaanslag, An American Bombing: The Road To April 19th (2024), die juist vertrekt vanuit een helikopterview en McVeighs gruwelijke aanslag veel nadrukkelijker plaatst binnen de recente geschiedenis van ‘homegrown terrorists’, anti-overheidsmilities en extreemrechts geweld in de Verenigde Staten. Isfryn zoomt in en volgt zo de gebeurtenissen: chronologisch, tot in detail en op het niveau van de individuele mens.

Het onbeschrijfelijke leed van Edye Raines bijvoorbeeld. Zij verloor haar zoontjes Chase en Colton, die ten tijde van de aanslag in het kinderdagverblijf van het Murrah Building verbleven. De peuters behoorden tot de in totaal negentien kinderen die door Tim McVeigh van het leven werden beroofd. Of het aangrijpende relaas van Bud Welch, de vader van de 23-jarige vertaalster Julie, die zich in lijn met de idealen van zijn dochter verzette tegen het opleggen van de doodstraf aan de man die haar heeft vermoord.

Zulke aangrijpende verhalen brengen een tragedie van kolossale proporties, die het hedendaagse Amerika mede heeft gevormd, terug tot de menselijke maat.

Netflix bracht overigens ongeveer tegelijkertijd een documentaire over hetzelfde onderwerp uit: Oklahoma City Bombing: American Terror.

The Fall Of Diddy

HBO Max

Het is een publiek geheim dat hij losse handjes heeft. Dat het er op zijn Great Gatsby-achtige feesten wild aan toe gaat. En dat hij niet bepaald van de eeuwige trouw is. Jarenlang durft niemand in de Amerikaanse entertainmentwereld zijn gedrag echter aan de kaak te stellen en kan Sean ‘Puffy’ Combs dus ongehinderd zijn gang gaan.

Nu hij onlangs tóch onder vuur is komen te liggen, nadat zijn vriendin Cassie Ventura in het najaar van 2023 een rechtszaak heeft aangespannen vanwege allerlei vormen van geweld en er zelfs een video is opgedoken waarin zij door hem wordt mishandeld, blijken er ineens toch wel heel veel mensen uit de hiphopscene met een saillant Puffy-verhaal rond te lopen. En dat delen ze ogenschijnlijk maar al te graag voor de camera.

Sommige van die getuigenissen ogen doorvoeld en oprecht. De sprekers – Cassie zelf ontbreekt overigens – zijn ernstig beschadigd geraakt door hun ervaringen met de Amerikaanse rapper, producer en platenbaas die zichzelf ook wel P. Diddy noemt. Anderen lijken vooral hun kans schoon te zien om ook eens een duit in het zakje te doen nu The Fall Of Diddy (191 min.) zich zowaar echt lijkt te voltrekken.

Ook deze vierdelige serie van Yoruba Richen en Emma Schwartz wordt behalve door personen uit Combs directe entourage (zoals zijn jeugdvriend Tim Patterson, chauffeur, chefkok, publiciteitsagenten, bodyguard, Bad Boy Records-medewerkers en allerlei gemaltraiteerde vrouwen) ook weer bevolkt door de onvermijdelijke muziekkenners, entertainmentjournalisten en social mediapersoonlijkheden.

‘Exemplarisch is het relaas van Kat Pasion. ‘You made your vision come true’, complimenteerde Combs de Canadese actrice, het nieuwste object van zijn veroverdwang, toen zij haar haren blond had geverfd. Trots laat ze de geluidsopname horen. Zo lief was ie dus. In het begin. ‘Het waren wittebroodsweken’, zegt ze nu. ‘Nu ik erop terugkijk lijkt het sterk op hoe de relatie tussen Cassie en Puff begon.’

Samen lopen al die figuren, ondersteund door kras gemonteerde archiefbeelden, Puffy’s turbulente leven door. Van ’s mans oneindige serie hits, onaantastbare status in de muziekbusiness en ambitieuze projecten tot de schandalen: de gewelddadige vete met West Coast-rappers, het drama waarbij negen concertgangers worden geplet bij een evenement in City College en de schietpartij in een New Yorkse nachtclub.

In een vijfde bonusaflevering doet Phil Pines, de ‘senior executive assistant’ van Sean Combs in de periode van december 2019-2021, in een interview met journalist Mara S. Campo, die zelf als expert opdraafde in de eerste vier delen van deze klassieke #metoo-serie, bovendien nog een boekje over ’s mans ‘Wild King Nights’ en laat hij de dwingende audioberichtjes horen die de hiphopmagnaat zo’n beetje elk uur aan hem stuurde.

Pines laat tevens zien hoe Comb’s rechterhand, ‘stafchef’ Kristine Khorram, zijn uitspattingen steeds weer faciliteert. Van de opdracht om de voorraad babyolie of glijmiddel aan te vullen tot het bevel tot een ‘emergency clean up at hotel’, als Diddy weer eens een kamer heeft gesloopt. Het is de ultieme sex, drugs & hiphop-ervaring, verzorgd door een man met héél veel geldingsdrang en een héél kort lontje.

Dinosaur 13

Statement Pictures

Als Susan Hendrickson, een vrijwilliger van het Black Hills Institute van de broers Peter en Neal Larson, op 12 augustus 1990 een stuk gaat lopen omdat de auto van de paleontologen een lekke band heeft, doet ze in de heuvels van het Cheyenne River Indian Reservation te South Dakota een opzienbarende ontdekking.

Tot dat moment zijn er nog maar twaalf Tyrannosaurus Rexen aangetroffen. En van hen blijkt steeds minder dan veertig procent bewaard te zijn gebleven. Susan stuit echter op Dinosaur 13 (99 min.). Het prehistorische dier, zo’n 67 miljoen jaar oud, lijkt zowaar een heel eind compleet. Het enorme fossiel wordt naar haar vernoemd: Sue.

Tot zover het succesverhaal in deze documentaire van Todd Douglas Miller uit 2014. Want na de euforie van deze opzienbarende vondst, volgt een enorme kater. Op de een na laatste dag van de opgraving heeft het Black Hills Institute vijfduizend dollar betaald aan de landeigenaar Maurice Williams. De aankoop wordt met een handdruk bezegeld.

‘Meer is er nog nooit betaald voor een fossiel’, stellen de broers Larson, die Sue in een plaatselijk museum willen tentoonstellen. Dat is alleen buiten de federale overheid gerekend. Op 14 mei 1992 doet de FBI een inval. Ze nemen Sue in beslag. Het levensgrote dinosaurusskelet wordt in dozen naar een opslag in Rapid City gebracht.

In Hill City, de thuisbasis van de Larsons, hangt intussen een grafstemming. Alsof er iemand is gestorven. Al snel ontstaan er protestacties, die natuurlijk worden opgepikt door de media. ‘Don’t be cruel’, zingen lokale kinderen. ‘Save Sue.’ Peter Larson: ‘Het was onze dinosaurus, ons museum en ons leven dat in stukken werd gescheurd.’

De paleontoloog heeft dan nog geen idee wat hem boven het hoofd hangt. De aanklager bereidt een fikse strafzaak voor. ‘Als je de strafjaren van alle aanklachten bij elkaar optelt, zou ik 353 jaar moeten zitten’, stelt Peter Larson nog altijd verbijsterd. ‘Dat is langer dan Jeffrey Dahmer. En die vermoordde en at dertien mensen.’

Zo ontwikkelt zich een typische ‘I fought the law’-film, waarbij de sympathie van de maker – en daardoor ook van de kijker – duidelijk bij de vinders van Sue ligt. De FBI probeert hen uit elkaar te spelen. Medewerkers zoals Susan Hendrickson krijgen immuniteit aangeboden als ze bereid zijn om tegen anderen te getuigen.  

Een groot deel van deze intrigerende film handelt dus over de juridische strijd tussen het bedrijf van de gebroeders Larson en de Amerikaanse overheid, waarbij landeigenaar Maurice Williams, waarvan op beeldmateriaal is te zien dat hij oorspronkelijk toch echt instemde instemde met de ‘verkoop’ van Sue, een zeer dubieuze rol speelt.

Tegelijkertijd – en dat compliceerde de rechtsgang destijds ook – behoort Williams tot de oorspronkelijke bevolking van de Verenigde Staten. En als er nu één bevolkingsgroep is die door de jaren heen slecht is behandeld, dan zijn ’t wel de ‘native Americans’. Mogen die dan misschien ook eens ongegeneerd binnenlopen?

Sinds de tragische affaire rond de vondst van hun leven, die hen jarenlang door diepe dalen zal sleuren, hebben de gebroeders Larson en hun team overigens nog eens negen T-rexen ontdekt. Ze bleken alleen niet zo compleet – en dus onweerstaanbaar – als dat ene unieke exemplaar, A Dino Named Sue.

De juridische strijd om de opbrengst van de T-rex is overigens nog altijd niet helemaal afgehandeld, getuige dit verhaal van CBS News over de erven van Maurice Williams.

Like Tears In Rain

NTR

‘Oh-oh’, zegt Paul Verhoeven in de openingsscène van Like Tears In Rain (78 min.) als Sanna Fabery de Jonge hem vraagt naar zijn eerste ontmoeting met Rutger Hauer (1944-2019). ‘Ik krijg kippenvel als ik eraan denk’, vult zijn collega-regisseur Robert Rodriguez (Sin City) aan. ‘O, mijn hemel’, lacht Jason Eisener, die Hobo With A Shotgun maakte met de Nederlandse acteur. Waarna Mickey Rourke spontaan ontroerd raakt als hij aan Hauer denkt, zijn voormalige tegenspeelster Miranda Richardson een aardige anekdote over hem opdist en de Nederlandse fotograaf en filmmaker Anton Corbijn constateert dat Rutger ‘iemand was die we allemaal willen zijn.’

Terwijl Rutger Hauer op archiefbeelden uit 1988 vervolgens een Golden Globe in ontvangst neemt voor zijn rol in de film Escape From Sobibor, krijgt zijn goede vriendin Whoopi Goldberg nog even de gelegenheid om te vertellen dat ze alles bij hem kwijt kon en steekt Vincent D’Onofrio de loftrompet over ‘s mans vakmanschap. En daarna is het weer aan Paul Verhoeven om het intro van dit persoonlijke portret af te sluiten. Hauer was niets minder dan ‘de belangrijkste acteur die we ooit in Nederland hebben gehad’, aldus de belangrijkste filmregisseur die we ooit in Nederland hebben gehad. Hij kon zichzelf verwerkelijken via Hauer en werkte in totaal vijf keer met hem samen.

En dan kan die documentaire daadwerkelijk beginnen. Waarin Rutger Hauers leven en carrière worden doorgenomen, geïllustreerd met filmfragmenten en aangezet met herinneringen en superlatieven van vrienden en collega’s. Routinewerk, zo lijkt ‘t. Een clichématige Hollywood-docu. Fabery de Jonge heeft alleen iets anders voor ogen. Natuurlijk, deze film over de Nederlandse acteur bevat alle eerdergenoemde elementen, maar vertrekt vanuit een veel persoonlijkere insteek. Rutger Hauer en diens vrouw Ineke ‘Sien’ Hauer – ten Cate, die ook een prominente rol krijgt in dit portret, waren dierbare vrienden van haar ouders en fungeerden als peetouders voor de kleine Sanna.

En dus introduceert Fabery de Jonge haar eigen familie en poogt ze met hen en Ineke – en fraaie privébeelden, veelal van de veelfilmer Hauer zelf – de man achter het imago van ‘de blonde God’ vandaan te halen. Een vrije man. Een avontuurlijke man. Een man ook die zonder angst probeerde te leven. Gehaast, omdat het leven altijd te kort is. Zoals hij van dichtbij ervoer toen zijn boezemvriend Marius, tevens de broer van zijn echtgenote, op 29-jarige leeftijd overleed. Hauer stond zelf net op een keerpunt in zijn carrière en besloot het Nederland van Turks Fruit, Keetje Tippel en Soldaat van Oranje de rug toe te keren en te verkassen naar de VS voor Blade Runner, Ladyhawke en The Hitcher.

Tijdens zijn allereerste dag op een filmset, voor Paul Verhoevens serie Floris (1969), had Hauer zich volgens eigen zeggen al gerealiseerd dat de camera zijn vriend was. ‘En ik besloot dat dit een dans was met het publiek, bijna een tapdans van angst’, vertelt hij daarover. ‘En in veel opzichten een spel. Een denkspel.’ En dat heeft hij tot het einde van zijn leven, dat zich afspeelde tussen Friesland en Hollywood, kunnen spelen. Als de aftiteling van dit ge(s)laagde portret loopt, realiseert menigeen zich ongetwijfeld dat ie (weer) een heel klein beetje van Rutger Hauer is gaan houden, zowel van de begenadigde acteur als van de mens van vlees en bloed daarachter.

Trump: What’s The Deal?

Journeyman Pictures

Trump: What’s The Deal? (82 min.) vroegen filmmakers Al Levin en Libby Handros zich al in 1991 af over de flamboyante Amerikaanse zakenman, die in een bestseller beweerde dat hij als geen ander The Art Of The Deal beheerste. Van een politieke carrière was toen nog helemaal sprake. Donald Trump was simpelweg een flamboyante New Yorkse ondernemer, vastgoedman en nouveau riche-held, die graag in de spotlights stond. Behalve als die ook zijn schaduwzijden blootlegden, natuurlijk.

Volgens de producers van de documentaire zou Trump, ondersteund door juristen, televisiezenders dringend hebben geadviseerd om die toch maar niet uit te zenden. De film bleef dus op de plank liggen, wachtend op een geschikt moment om alsnog met de wereld te worden gedeeld. En toen stelde Trump zich in 2015 kandidaat voor het presidentschap en werd die gewraakte docu alsnog uitgebracht. Boodschap: de nieuwe en de oude Trump zijn één en dezelfde persoon.

Vooropgesteld: de film is ook volgens de makers ‘weinig flatterend’. Een doelbewuste poging om een ogenschijnlijk versleten bokser, die begin jaren negentig na een serie uppercuts uitgeteld in de hoek lijkt te liggen, de definitieve knock-out te geven. Met allerlei smeuïge publicaties, interviews, mediamomentjes en quotes van zijn biograaf/ghostwriter Tony Schwartz, juristen, critici en journalisten, van snedig commentaar voorzien door een alomtegenwoordige voice-over.

De inhoud is echter vintage-Trump. Zijn spraakmakende media-optredens. Zijn dubieuze deals. Zijn ongegeneerde grootspraak. Zijn beledigingen van iedereen die hem de voet dwars zet. Zijn (totale gebrek aan) smaak. Zijn schimmige deals met de beslissers. Zijn seksuele escapades. Zijn onwil om te betalen voor werk dat voor hem is uitgevoerd. Zijn voortdurende leugens. Zijn vermogen om overal mee weg te komen. En, o ja, zijn rechtszaken om anderen rücksichtslos de mond te snoeren.

Want waar Donald komt, komt trammelant. Met critici, concurrenten, huurders, sporters én allerlei vrouwen. En als de grond hem te heet onder de voeten wordt, neemt hij zijn toevlucht tot de beruchte advocaat Roy Cohn, de georganiseerde misdaad of zijn vrienden van de media. Want die hijsen hem steeds weer op het schild, van waaruit hij dan kan pochen over zijn seksleven met z’n eerste vrouw Ivana of een architectuurrecensent kan affakkelen die het waagde om Trump Tower te bekritiseren.

Het bleek allemaal – en dat blijft fascinerend – geen beletsel om toch weer een comeback te maken als zakenman, met Melania Knauss een succesvol fotomodel te schaken, een succesvolle versie van zichzelf te lanceren in het televisieprogramma The Apprentice én het Amerikaanse presidentschap te bemachtigen. Wellicht zelfs tweemaal.

Black Power Salute

BBC

Er is weinig spontaans aan. Het iconische beeld van twee Afro-Amerikaanse atleten, nummer één en drie van de 200 meter sprint tijdens de Olympische Spelen van 1968 in Mexico-stad, die tijdens het Amerikaanse volkslied hun vuist ballen en fier in de lucht steken. De Black Power Salute (58 min.) van gouden medaillewinnaar Tommie Smith en John Carlos is het sluitstuk van een zorgvuldig geplande campagne. Eerder hebben de organisatoren, onder wie de militante professor sociologie Harry Edwards, nog een boycot van de Spelen door zwarte sporters overwogen.

Dat zien andere atleten zoals de verspringers Ralph Boston en Bob Beamon alleen helemaal niet zitten. Waarom zouden ze hoogstpersoonlijk hun eigen sportcarrière de nek omdraaien? En Avery Brundage, de omstreden voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité (IOC), moet al helemaal niets hebben van de vermenging van sport en politiek. Als boegbeeld van het Amerikaans Olympisch Comité heeft hij zich in 1936 zelfs uitgesproken tegen een boycot van de Olympische Spelen in Berlijn. Hij stelde toen alles in het werk om Hitlers naziregime vooral maar niet tegen de haren in te strijken.

Zwarte activisten zoeken dus een andere manier om een statement te maken over de achtergestelde positie van ‘negro’s’ in de Verenigde Staten: een gebalde vuist. ‘Mensen noemen het black power’, zegt Tommie Smith in deze gedegen BBC-docu van Geoff Small uit 2008. ‘Natuurlijk ben ik zwart en natuurlijk representeert dat gebaar kracht, maar voor mij was het een schreeuw om vrijheid: kijk, hier ben ik. Ik heb hulp nodig. Ik wil gerechtigheid.’ IOC-baas Brundage stuurt de levende legende Jesse Owens, de zwarte held van de besmette Spelen van 1936, om te bemiddelen. Tevergeefs.

Smith en Carlos willen niets van hem weten. Zonder gevaar is hun actie echter niet, helpt verteller Colin Salmon de kijker nog even herinneren. Slechts enkele maanden eerder, in het voorjaar van 1968, zijn eerst burgerrechtenleider Martin Luther King en daarna presidentskandidaat Robert Kennedy vermoord. Opstaan tegen onrecht en segregatie kan dus zomaar keihard worden afgestraft. En hoewel vrijwel alle betrokkenen bij de Black Power-vuisten hun verhaal kunnen navertellen in deze oerdegelijke reconstructie, zijn ze wel degelijk jarenlang achtervolgd door hun principiële actie.

De algehele waardering is pas veel later gekomen. Sinds 2005 staat er een standbeeld op Carlos en Smiths alma mater San Jose State University, als blijk van waardering voor hun moedige protestactie. In Victory Salute ontbreekt alleen een belangrijke bijrolspeler: de Australische atleet die zich op de 200 meter tussen hen in had geschaard en die op het moment suprême solidair met hen was. Ook Peter Norman, de ‘unsung hero’ van het Black Power Salute, zou duur betalen voor zijn bijdrage aan de actie, getuige de documentaire Salute (2012).

Stevie Van Zandt: Disciple

HBO Max

Hij is één van de weinige frontmannen die ook genoegen kan nemen met een rol als rechterhand van The Boss – of als consigliere van een lokale maffiabaas. Zelfs in dit verrukkelijke portret van Steven Van Zandt komt eerst Bruce Springsteen en pas daarna de hoofdpersoon zelf aan het woord. Tony Soprano, de licht ontvlambare Jersey-boss van Stevies personage Silvio Dante, meldt zich pas na ruim één uur en drie kwartier, als de carrière van de Amerikaanse zanger, gitarist en producer al over hoge toppen en door diepe dalen is gegaan en dan nog een nieuwe dimensie krijgt via een prominente rol in één van de beste televisieseries aller tijden, The Sopranos.

‘s Mans leven lijkt in Stevie Van Zandt: Disciple (140 min.) sowieso op een zorgvuldig gearrangeerde productie. Soms letterlijk. Als hij in het huwelijk treedt met Maureen Santoro, wordt dit ingezegend door één van zijn helden, Little Richard. Bruce is natuurlijk getuige, de band uit The Godfather verzorgt de muziek en soulzanger Percy Sledge komt nog even When A Man Loves A Woman zingen. En dan stapt Van Zandt begin jaren tachtig uit Springsteens E Street Band. ‘Toen hij z’n eerste plaat maakte, nam hij afstand van Bruce’, vertelt scenarioschrijver en recensent Jay Cocks. ‘Ze hielden van elkaar. Het was niet de grote broer van wie hij afstand nam. Hij wilde zich niet langer het kleine broertje voelen.’ De man die tot dan bekend heeft gestaan als ‘Miami Steve’ begint zich ‘Little Steven’ te noemen. Zijn band dubt hij ‘The Disciples Of Soul’.

Eenmaal solo (her)ontdekt Van Zandt zijn maatschappelijke betrokkenheid. Hij begint de rock & lol die hij sinds jaar en dag aan de mens bracht met Springsteen en die andere band uit New Jersey, Southside Johnny & The Asbury Jukes, te injecteren met een fikse dosis politiek activisme. Stevie neemt bijvoorbeeld het voortouw in de strijd tegen Apartheid in Zuid-Afrika. Voor de hitsingle Sun City (1985), zijn eigen militante variant op de benefietsongs Do They Know It’s Christmas? en We Are The World, verzamelt hij een opvallend diverse en inclusieve groep artiesten, die publiekelijk uitspreken dat ze nooit zullen gaan spelen in het Las Vegas van Zuid-Afrika. Met zijn activisme schildert hij zichzelf alleen in een hoek, waar uiteindelijk verdacht weinig geld valt te verdienen. Een lange loopbaan lijkt begin jaren negentig tot een halt te komen.

Volgens eigen zeggen houdt Steven Van Zandt zich dan een jaar of zeven vooral onledig met ‘het uitlaten van de hond’. Totdat Southside Johnny hem vraagt voor een productieklus, Bruce zijn inmiddels ontmantelde band weer opstart en showrunner David Chase de non-acteur cast in The Sopranos. Het is een mooi rond verhaal over onmetelijke liefde voor muziek, hechte vriendschap en het vinden, verliezen en weer heruitvinden van jezelf. Dat wordt verteld door de man zelf, prominente vakbroeders (Paul McCartney, Bill Wyman, Jackson Browne, Bono en Eddie Vedder) en Sopranos (David Chase, Vincent ‘Pussy Bonpensiero’ Pastore en Maureen Van Zandt, alias Silvio’s echtgenote Gabriella Dante). De documentaire concentreert zich volledig op Van Zandts artistieke carrière. Zijn persoonlijke leven blijft vrijwel volledig buiten beeld.

In bijna tweeëneenhalf uur, volgepropt met een eindeloze serie (bijna) hits, moet regisseur Bill Teck nochtans alle zeilen bijzetten om alle aspecten van zijn kleurrijke protagonist te belichten. Want behalve artiest, acteur, producer en onmisbare schakel (inmiddels opnieuw 25 jaar!) binnen Springsteens gereanimeerde E Street Band heeft Steven Van Zandt zich met de radioshows Little Steven’s Underground Garage en Outlaw Country ook ontwikkeld tot een soort Leo Blockhouse, een rock & soul-professor die Amerika’s jeugd de juiste weg wil wijzen: richting muziek. Valse of kritische noten ontbreken verder vrijwel volledig in deze film, die daarom, met enige kwade wil, een hagiografie kan worden genoemd. Een mensch moet alleen wel een hart van steen hebben om géén discipel van Stevie te worden.

An American Bombing – The Road To April 19th

HBO Max

Zoals wel vaker bij een terroristische aanslag valt de verdenking vrijwel meteen op buitenlanders. Na de bomaanslag op het Alfred P. Murrah Federal Building in Oklahoma City, waarbij in totaal 168 doden vallen, denkt menigeen dat de daders in het Midden-Oosten moeten worden gezocht. En het is dat er in 1995 nog geen sociale media waren, anders waren de speculaties over hun ras, nationaliteit en religie ongetwijfeld direct ’viral’ gegaan op het wereldwijde web.

Vanwege de datum van de aanslag, 19 april, denkt FBI-agent Danny Coulson echter aan andere verdachten: dit zijn vermoedelijk ’bubba’s’, kinkels uit het Amerikaanse hartland. Precies twee jaar eerder, op 19 april 1993 vond namelijk de belegering van de Branch Davidians van sekteleider David Koresh plaats in het Texaanse Waco. Die dag geldt sindsdien als een ijkpunt voor extreemrechtse milities. Vanuit ‘Waco’ loopt er via pak ‘m beet Ruby Ridge, Oklahoma, 9/11, de ‘birther movement’ en QAnon een rechtstreekse lijn naar de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021.

Ook de Amerikaanse president Bill Clinton vermoedt bij ‘Oklahoma’ daders uit eigen land. Sterker: hij ziet een link met Arkansas, de staat waarvan hij jarenlang gouverneur was. Kerry Noble, een voormalig lid van de militie The Covenant, The Sword And The Arm Of The Lord (CSA) uit Noord-Arkansas, bevestigt in An American Bombing – The Road To April 19th (99 min.) dat zij inderdaad bezig zijn geweest met voorbereidingen voor een aanslag op het Murrah Building. Vanwege een ongeluk, dat werd opgevat als een teken van God, staakte CSA echter z’n pogingen. 

Het idee is daarna opgepikt door een gefrustreerde Golfoorlog-veteraan met anti-overheidssympathieën. Timothy McVeigh parkeerde op 19 april 1995 een met explosieven volgeladen truck voor het overheidsgebouw en wordt zo een extreemrechts icoon. Toevallig (?) zou Richard Wayne Snell, één van CSA’s kopstukken, op die dag ter dood worden gebracht, vanwege de moord op een zwarte agent, Louis Bryant. En 19 april is natuurlijk ook Patriots’ Day, de dag waarop in 1775 het eerste schot van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog zou zijn gelost.

Voer voor complotdenkers, zou je zeggen. Of beter: voor complotmákers, leden van een samenzwering om de Amerikaanse regering omver te werpen. Marc Levin en Daphne Pinkerson, de makers van deze boeiende en urgente film, plaatsen hen binnen de filosofie van ‘leiderloos verzet’, waarbij zogenaamde ‘lone wolves’ het vuile werk opknappen. Zónder dat ze nadrukkelijk worden aangestuurd door de leiders van de beweging. Tegelijkertijd zijn hun daden wel degelijk een resultante van het gedachtengoed en de modus operandi van deze bijzonder radicale beweging.

Die wordt met behulp van diverse direct betrokkenen, waaronder een jeugdvriendin van Timothy McVeigh en zijn advocaat, in kaart gebracht en binnen z’n context geplaatst. Het boek The Turner Diaries bijvoorbeeld, de Bijbel van elke rechtgeaarde rechtsextremist. Er is speciale aandacht voor de handlangers van de ‘homegrown terrorist’, Terry Nichols en Michael Fortier. McVeigh ontmoette hen na zijn uitzending in de Golfregio op Fort Benning. Kazernes lijken sowieso ideale plekken om nieuwe voetsoldaten te rekruteren. Genoeg woede en oorlogskennis om serieuze schade aan te richten.

‘Er is zoveel veranderd sinds onze strijd in de jaren tachtig’, stelt Kerry Noble, die afstand heeft genomen van zijn extremistische verleden. ‘Extremisme is zo normaal geworden. Daar hoopten wij op. Nu zie ik dat en het beangstigt me.’ Tijdens de bestorming van het Capitool leek de geest van Timothy McVeigh rond te waren, vindt ook Bill Clinton. ‘De woorden en argumenten die hij destijds gebruikte zijn nu doorgedrongen tot de mainstream’, stelt de voormalige president. ‘Alsof hij toch gewonnen heeft…’

Kokomo City

Periscoop Film

Na de doldwaze openingsscène, waarin Liyah Mitchell een anekdote over haar bizarre ervaring met een gewapende klant opdist, is duidelijk: dit wordt geen zwaarmoedige film over het desolate bestaan van zwarte trans-sekswerkers, maar een onbeschaamd, grappig en expliciet groepsportret van vier transvrouwen die van hun hart bepaald geen moordkuil maken en zich ook niet schamen voor hun lichaam of beroep.

Daarbij helpt het ongetwijfeld dat D. Smith, de maker van Kokomo City (73 min.), zelf zwart en trans is. Die heeft aan een half woord genoeg en is waarschijnlijk ook niet zo snel geshockeerd. En dus komt in deze joyeuze zwart-wit film, die is opgeleukt met straffe gele typografie, een moddervette soundtrack, coole illustratieve beelden en clipachtige sequenties, werkelijk alles aan de orde en krijgt de nietsvermoedende kijker bovendien ook nog eens bijna alles – of de suggestie daarvan – te zien.

Koko da Doll vertelt bijvoorbeeld dat zij pas sinds haar ‘boobjob’ echt in trek is bij klanten. ‘Ze willen gewoon een lekker wijf, met een grote lul.’ Haar collega Daniella Carter weet daarnaast: ‘Dit is overlevingswerk, echt gevaarlijke shit.’ En als ’t er op aankomt, moet je jezelf kunnen beschermen. Geweld komt volgens Dominique Silver echter nooit vóór het orgasme, maar altijd erna. Dan voelen sommige klanten zich toch ineens bedreigd en willen ze hun mannelijkheid bevestigen.

Daarom moet je als sekswerker ook altijd eerlijk zijn over wie je bent, vindt Silver. En zeker niet klanten ongevraagd ‘outen’ of chanteren met hun voorkeuren. Gay zijn ligt in de Afro-Amerikaanse gemeenschap al gevoelig genoeg. Laat staan het bezoeken van transprostituees. Klanten kunnen ’t zich helemaal niet permitteren om met een transvrouw gezien te worden en proberen hun fetish dus verborgen te houden – al heeft Smith ook enkele van zulke mannen toch voor de camera gekregen.

Zo bereikt Kokomo City, ondanks de ‘tough talk’ van de hoofdpersonen en de visuele flair waarmee hun verhalen worden omkleed, uiteindelijk toch ook de mensen achter de straatwijze sekswerkers. Hoe behoud je in deze omgeving bijvoorbeeld je gevoel voor eigenwaarde? En wie lukt ‘t werkelijk om dit werk levend te verlaten? Lukt dat überhaupt? Het zijn ontnuchterende vragen, die alle bravoure, de humor en het functionele naakt in deze film een stevig fundament geven.

De Bezette Stad

September Film

In hoeverre is het verleden nog te herkennen in de hedendaagse wereld? En moeten we die historie kennen om onze wereld te kunnen begrijpen? In zijn epische werk De Bezette Stad (Engelse titel: Occupied City, 262 min.), gebaseerd op het boek Atlas Van Een Bezette Stad: Amsterdam 1940-1945 van zijn partner Bianca Stigter (Three Minutes – A Lengthening), laat Steve McQueen de stad zien zoals we die tijdens de Coronacrisis hebben leren kennen.

Intussen concentreert de Britse regisseur/kunstenaar zich op verhalen over (Joodse) Amsterdammers uit de Tweede Wereldoorlog bij diezelfde plekken. Terwijl de camera nauwelijks beweegt, als een stille getuige, deelt verteller Carice van Houten (internationale versie: Melanie Hyams) gedetailleerde informatie over wat er daar, op die specifieke plek in de stad of met de bewoners van een bepaalde woning, is gebeurd.

Zo wordt ook de onwerkelijkheid van al die verhalen benadrukt: in het huis waar nu een gewone familie woont, woonde ooit misschien wel een gewone Joodse familie. En dan laat het zich wel voorspellen hoe ‘t daarmee afliep: afgevoerd naar de kampen, een enkele overlevende en – opvallend vaak – zelfdoding. Omdat de wereld die nu wordt opgeroepen toen onleefbaar was geworden voor sommige Joodse inwoners.

Dat McQueen heeft gefilmd in een tijd, waarin onze wereld opnieuw wordt aangevallen door een afschrikwekkende vijand – en dealt met klimaatprotesten en Black Lives Matters-demonstraties – geeft zijn film extra lading. De parallellen tussen de COVID-19-pandemie en het inktzwarte verleden zijn sowieso niet van de lucht. Als een vliegtuigje met een anti-vaccinatie boodschap boven de stad cirkelt, lijkt er een aanval op komst op al wat ons als samenleving bindt.

En als hij zijn camera na de avondklok door een donkere en verlaten stad laat dwalen, herleeft iets van de unheimische atmosfeer die Amsterdam tijdens de oorlogsjaren in zijn greep moet hebben gehad. Met veel oog voor detail, symboliek en de bredere maatschappelijke context observeert Steve McQueen zo het dagelijks bestaan in wat gerust, vrij naar het schuldige landschap van de kunstenaar Armando, een schuldige stad genoemd mag worden..

Grote officiële aangelegenheden zoals de officiële opening van het Namenmonument voor Joodse oorlogsslachtoffers, de viering van Koningsdag en de dodenherdenking op de Dam worden gepaard aan kleine menselijke momentjes: een bruidspaar dat z’n taart aansnijdt voor een online-publiek, kleine kinderen die met een slee tegen een heuveltje op proberen te komen of een eenzame zwemmer in de Keizersgracht.

Als dit een geschiedkundig boek, dat je heel even kunt wegleggen, was gebleven – of, pak ‘m beet, een stadswandeling met bijbehorende podcast was geworden – zou dat ook hebben volstaan. Als één lineair gepresenteerde productie, waarbij overigens slim een intermissie van vijftien minuten is ingebouwd, test de film echter het uithoudingsvermogen. Want McQueen maakt ruim vier uur lang in wezen steeds hetzelfde punt.

Dat was ongetwijfeld de bedoeling, maar de film wordt daardoor, ondanks diverse fraaie scènes en sfeervolle sequenties, wel een slijtageslag. Meer een document dan een documentaire, eigenlijk, dat een deel van z’n publiek wel eens langzaam murw zou kunnen beuken. Totdat het, in het slechtste geval, ontspannen naar het moderne Amsterdam tuurt en intussen bijna achteloos de gruwelijkste details over Joodse stadsbewoners aanhoort.

De Bezette Stad vereist dus concentratie en wilskracht en betaalt zich dan pas uit.

Copa 71

IDFA

Een jaar na het wereldkampioenschap voor de mannen in 1970, waarbij het swingende sambavoetbal van Brazilië ieders hart veroverde, was Mexico City het toneel voor het allereerste WK voetbal voor vrouwen. Terwijl de beelden van Pele en zijn medespelers, voor het eerst in kleur, naderhand de hele wereld overgingen en zich daarna in het collectieve geheugen van sportliefhebbers nestelden, werd Copa 71 (89 min.) echter doelbewust uit de sporthistorie gewist.

Want de internationale voetbalbond FIFA, een echt mannenbolwerk, moest helemaal niets van vrouwenvoetbal hebben en ondersteunde dit toernooi sowieso niet. Officials ontraadden de sport die oorspronkelijk best populair was bij vrouwen toen al een hele tijd, vertelt historicus David Goldblatt in deze historische documentaire. Die was nu eenmaal veel te gevaarlijk voor het zwakke geslacht. Dit sentiment werd, onbedoeld, heel treffend verwoord door een verslaggever. ‘What is nice girl like you playing football?’ vroeg hij aan een Britse speelster, een smakelijke scène die de tijdgeest perfect blootlegt.

Met voetbalsters van de zes deelnemende landen (Engeland, Mexico, Italië, Frankrijk, Denemarken en Argentinië) blikken de filmmakers Rachel Ramsay en James Erskine terug op het wereldkampioenschap, dat nog altijd geldt als het best bezochte sportevenement voor vrouwen aller tijden. De finale in het imposante Azteca Stadion in Mexico City werd bijgewoond door ruim 100.000 enthousiaste fans. Naderhand wachtte alle betrokkenen echter een enkeltje vergetelheid. Pas twintig jaar later ging de FIFA alsnog overstag en organiseerde de bond in 1991 het ‘eerste’ WK voetbal voor vrouwen.

Deze delicieuze sportfilm, met prachtige wedstrijdbeelden, diept dit ‘vergeten’ voetbalverhaal op en schetst tevens de context waarbinnen dat zich afspeelt, een mannenwereld waar seksisme en vooroordelen welig tieren en vrouwenvoetbal op z’n best als ‘sexy’ wordt betiteld. Het toernooi blijkt desondanks, of ook wel een beetje daardoor, een enorm succes. En dit maakt het extra wrang dat het daarna zo grondig is afgedekt dat zelfs een vrouwelijke voetbalpionier zoals de tweevoudige Amerikaanse wereldkampioene Brandi Chastain er tot voor kort nog nooit van had gehoord.

Deze film zet dit eindelijk recht en ontrukt meteen enkele vrouwelijke voetbalhelden aan de vergetelheid.

Get Gotti

Netflix

Een mediagenieke maffiabaas. Dat is weer eens wat anders dan een bruut in een trainingspak of een stokoude capo die elke vorm van publiciteit mijdt. John Gotti, een gesoigneerde kerel in een strak pak, spreekt tot de verbeelding van pers en publiek en geniet zelf duidelijk ook van de aandacht.

‘The Real Godfather’ komt pas goed in beeld als zijn voorganger als baas der bazen van de New Yorkse Gambino-familie, ‘Big Paul’ Castellano, op 16 december 1985 samen met zijn onderbaas Thomas Bilotti dood wordt aangetroffen bij een steakrestaurant in Manhattan. Koelbloedig geliquideerd, met meer kogels dan absoluut noodzakelijk waren. De opdrachtgever ligt voor de hand: diezelfde John Gotti. De twee hebben namelijk een zakelijk meningsverschil. Castellano is mordicus tegen drugshandel, zijn opvolger ziet er wel brood in. Het geschil wordt opgelost zoals ‘made men’ dat nu eenmaal doen: met enkele professionele huurmoordenaars.

Voor politie en justitie in New York is het duidelijk wat hen te doen staat: Get Gotti (151 min.). Gemakkelijk gaat dat niet. De verschillende politiediensten concurreren soms liever met elkaar dan dat ze samenwerken. En getuigen tegen zo’n prominente maffioso willen nog wel eens, op het allerlaatste moment, van mening veranderen of problemen krijgen met hun geheugen. ‘I Forgotti’ kopt een New Yorkse tabloid bijvoorbeeld als de ooggetuige van een eerdere geweldsuitbarsting van John Gotti zich ineens niets meer kan herinneren van wat hij toch een hele tijd lang zelf heeft beweerd. Iedereen weet wat er is gebeurd, maar probeer dat maar eens te bewijzen.

En daarmee is deze driedelige serie van regisseur Sebastian Smith en de rest van het team dat eerder de miniserie Fear City: New York Vs. The Mafia (2020) afleverde, precies waar ie wil zijn: in de al zo vaak geromantiseerde wereld van de maffia. Waar The Godfather, Goodfellas en The Sopranos elkaar virtueel ontmoeten. Volgens de sterke verhalen van deze gangsters vinden sterren zoals Andy Warhol, David Bowie en Brooke Shields ’t ook maar wat leuk om bij hen rond te hangen. Intussen stellen rechtschapen politiemensen, FBI-medewerkers en leden van de speciale Organized Crime Taskforce (OCTF) alles in het werk om ‘De Deftige Don’ achter de tralies te krijgen.

Zij observeren wat de leden van de Gambino-familie uitvreten, zetten ratten (ofwel: informanten) in en luisteren Gotti en zijn zware jongens stiekem af, waardoor die onbedoeld belastend bewijs tegen zichzelf aanleveren. Dit kat- en muisspel wordt door insiders vanuit de georganiseerde misdaad en de wetshandhavers die op hen jagen met zichtbaar plezier nog eens opgehaald. Smith laat hen aan het woord vanuit halletjes, archiefruimtes, wegrestaurants, fabriekshallen en – natuurlijk – luxe auto’s. Zolang ‘t er maar schemerig is. Het blijft tenslotte true crime.

Deze gesmeerd lopende serie is verder afgewerkt met tamelijk schreeuwerige vormgeving en een smakelijke eightiessoundtrack en werkt gestaag toe naar het moment waarop  ‘De Teflon Don’ – nee, aan bijnamen geen gebrek in deze productie, waarin het gangsterleven weer eens ouderwets wordt verheerlijkt – toch voor de bijl lijkt te gaan. En dat is best aardig kijkvoer, voor de liefhebbers van maffiafilms, waarin de ‘good guys’ heel veel moeite moeten doen om de ‘bad guys’ te laten brommen voor hun daden.