John Candy: I Like Me

Prime Video

‘Had ik maar meer slechte dingen over hem te zeggen’, begint zijn vriend en collega Bill Murray bij de start van de documentaire John Candy: I Like Me (112 min.) van Colin Hanks. ‘Maar dat is het lastige als je het over John hebt. Mensen hebben weinig slechte dingen over hem te zeggen.’

Dat is een wat ontmoedigende start voor een bijna twee uur durend portret van een comedian, die al ruim dertig jaar dood is. Zeker als daarna de gloedvolle speech van Dan Aykroyd, een andere vriend en collega, bij Candy’s uitvaart op 18 maart 1994 is te horen, begeleid door een wervelende collage van zijn rollen in Hollywood-hits als StripesSplash en Uncle Buck. Prachtvent, vermoedelijk. Maar is nu in wezen niet alles al verteld? 

Vooruit, John Candy (1950-1994) groeide op in de omgeving van Toronto, verloor zijn vader toen hij vijf was en zou altijd het gevoel houden dat hij in geleende tijd leefde. Terwijl de Canadees naam maakte als komiek bij de Amerikaanse sketchshow SCTV, met de bijnaam Johnny Toronto, en vervolgens doorbrak in Hollywood bleef Candy bang dat hij net als zijn vader niet ouder zou worden dan 35. Ook zijn ongezonde levensstijl speelde hem daarbij natuurlijk parten.

Vanwege zijn overgewicht zou hij ook vaak getypecast worden als gezellige en grappige dikkerd. Het succes dat hij zo kreeg kon de pijn die hij daarvan had nooit volledig wegnemen. Vanwege aanhoudende twijfel en onzekerheid besloot de onvervalste ‘people pleaser’ uiteindelijk om in therapie te gaan en een diëtist in te huren. En toen, op de set van de film Wagons East, kreeg John Candy op slechts 43-jarige leeftijd een hartaanval.

Een combinatie van verwanten, waaronder zijn vrouw Rose, zoon Christopher en dochter Jennifer, en collega’s zoals Dan Aykroyd, Martin Short, Steve Martin, Conan O’Brien, Mel Brooks, Macauley Culkin en Tom Hanks plaatsen zijn veel te korte leven nog eens in perspectief. Een sympathieke, getalenteerde en gulle man, als we hen mogen geloven in deze vermakelijke film, die alleen wel een kartelrandje had kunnen gebruiken.

Want naar wat de man nu werkelijk dreef, hoe hij echt was als partner en vader en of hij niet liever in wat zwaardere films had gespeeld, blijft ‘t, ook na bijna twee uur, nog altijd gissen.

Anak Indië

Scarabee Films / vanaf donderdag 26 juni in de bioscoop

Hij was een Indo, zei de vader van Adriaan van Dis. In Nederland Door Omstandigheden. INDO. Even daarvoor heeft Van Dis in Anak Indië (122 min.), als de verteller van een weelderig vormgegeven explainer waarmee deze documentaire wordt opgestart, al de historische achtergronden daarvan geschetst: hoe Nederland ooit terecht kwam in een eilandengroep in Azië, die bijna anderhalve eeuw als kolonisator bestierde onder de noemer Nederlands Indië en vervolgens na de Tweede Wereldoorlog ook weer vertrok uit het land dat zich Indonesië zou gaan noemen.

In de jaren vijftig kwam er vervolgens een breed samengestelde groep Indische Nederlanders naar Nederland, waaronder Peranakan-Chinezen, Molukse KNIL-militairen en Indo-Europeanen. En daar weten we eigenlijk véél te weinig van, heeft documentairemaakster Hetty Naaijkens-Retel Helmrich dan al betoogd in de openingsscène van deze film: een persiflage op het populaire televisieprogramma De Slimste Mens met presentator Philip Freriks, waarin de drie kandidaten werkelijk geen enkel goed antwoord weten te produceren op de vraag ‘wat weet u van Indo’s?’

Die vraag gaat Naaijkens, die eerder al onder andere Buitenkampers en Klanken Van Oorsprong maakte, nu dus beantwoorden met andere Indische Nederlanders, zoals actrice/zangeres Wieteke van Dort, schrijfster Yvonne Keuls, tekenaar Thé Tjong Khing, componist/pianist Mariëtte Hehakaya, theatermaker Jaro Wolff, Indië-veteraan Loek Middel, fotograaf Claude Vanheye, tekenaar Peter van Dongen, muzikant Steffen de Wolff, vliegeraar Rubens Agaatsz, dichter Robin Block, kris-deskundige David Gallas en de hoofdredacteur van het Indische tijdschrift Moesson, Vivian Boon.

In tegenstelling tot een andere recente documentaire over de erfenis van de voormalige Nederlandse kolonie, Tussen Wal En Schip – Geruisloos Indisch van Juliette Dominicus en Sven Peetoom, zoekt Naaijkens-Retel Helmrich in eerste instantie niet de pijn daarvan op – of het Indisch zwijgen daarover – maar belicht ze juist hoe Indische Nederlanders ons land hebben verrijkt. Met badminton, de vierdaagse en natuurlijk de Indische rijsttafel. En, dat ook, met spiritualiteit en bijgeloof. En later in de film volgen ook de geesten van het verleden die hen en hun families ‘s nachts bezoeken.

Vlot fladdert Naaijkens langs al die herinneringen, beelden en gevoelens, die elk ook hun eigen uitingsvorm hebben gekregen. In Wieteke van Dorts typetje Tante Lien bijvoorbeeld, de muziek van The New Diamonds (een voortzetting van het bekende duo The Blue Diamonds), KNIL-re-enactments of de cabaretvoorstellingen van Ricky Risolles. De filmmaakster gebruikt bovendien opnames uit haar eigen familiearchief, zet historisch beeldmateriaal van Indië en Indische Nederlanders in en heeft Stefan Venbroek gevraagd om het geheel van fraaie bloemrijke animaties te voorzien.

Anak Indië wordt zo een ongegeneerde, ietwat vluchtige viering van het Indische culturele erfgoed, waarin elke Indische Nederlander wel iets van zichzelf – en alle andere Nederlanders wel iets in hun eigen leven – zullen herkennen.

The Aristocrats

Think Film

Een documentaire over één enkele grap. Met een enorme baard bovendien, zo oud als Methusalem. Waarvan de clou ook al meteen wordt weggegeven: The Aristocrats (88 min.), juist. En toch blijft deze docu van Paul Provenza en Penn Jilette uit 2005 bijna anderhalf uur lang boeien en vermaken.

Want het gaat niet om de eindbestemming, de zogenaamde ‘punchline’, maar om de weg daarnaartoe, bezweren honderd bekende komieken en entertainers, waaronder George Carlin, Jon Stewart, Robin Williams, Chris Rock, Whoopi Goldberg, Bob Saget, Eric Idle, Penn & Teller, Howie Mandel, Eddie Izzard, Carrie Fisher, Don Rickles, Drew Carey, The Amazing Johnathan en Sarah Silverman.

Ieder van hen vertelt ook z’n eigen versie van de aloude grap. De ene nog ranziger dan de andere. Alles mag – zolang er maar veel poep en pis, seks en geweld inzit. Liefst in combinatie met dieren. Op weg naar een ‘pointe’ die iedereen al minutenlang ziet aankomen, laat de verteller zien uit welk hout hij of zij is gesneden en welke variaties ie op het welbekende thema kan bedenken.

Een South Park-versie bijvoorbeeld, waarin een onverstoorbare Cartman de andere personages uit de animatieserie vergast op zijn Artistocrats-grap. Of de roast van Playboy-baas Hugh Hefner door komiek Gilbert Gottfried, die kort na de terroristische aanslagen van 11 september 2001 zijn publiek voor het eerst weer eens ouderwets laat lachen. Dat mag dan (blijkbaar) weer.

De grove grap zegt iets over de normen en waarden van een samenleving, concluderen de medewerkers van The Onion, het Amerikaanse voorbeeld van De Speld, tijdens een redactievergadering. Wat als grappig wordt beschouwd, waar de grens ligt en of die met de tijd verandert. Met seks valt in elk geval nauwelijks meer te shockeren, concluderen ze eensgezind, nu zo’n twintig jaar geleden.

Deze film bestaat vrijwel volledig uit gesproken woord – interviews, het vertellen van de grap en enkele performances – en is nog altijd buitengewoon grappig. Juist door de voorspelbaarheid ervan. The Aristocrats wordt bovendien geheel in stijl afgesloten, met een zeer geruststellende gedachte in de aftiteling: ‘No animals were fucked during the making of this film.’

Jim Carrey: America Unmasked

VPRO

‘Hoe werd Carrey, aan het begin van de jaren negentig nog volledig onbekend, de grappigste man ter wereld?’ vraagt de stem zich af. ‘Wie was het werkelijke doelwit van zijn lawine van karikaturen? En maskeerde zijn ongegeneerde idioterie misschien kritiek op de samenleving die hij grof en vulgair vond?’

Met die vragen zet de vertelstem, ingesproken door Lison DanielJim Carrey: America Unmasked (52 min.), een tv-portret van de befaamde Canadese komiek en acteur, in gang. ‘Een grappig gezicht met benen’ aldus diezelfde stem, ook wel voice-over genaamd. Rubber benen, welteverstaan. En ook een rubberen gezicht, trouwens.

Jim Carrey ontwikkelde zich, zo betoogt deze film van Thibaut Sève en Adrien Dénouette, tot een soort nineties-versie van Charlie Chaplin. Met zijn gekke bekken kon hij doorgaan voor een kolderieke reactie op de actiehelden van de jaren tachtig, een platvloerse parodie op de American Dream en een uitvergroting van het bijbehorende materialisme.

Hij was ‘een comedymachine die zich door niets of niemand laat stoppen’, stelt de stem nog maar eens, ten overvloede. Ga maar na: de Ace Ventura-films, Dumb & Dumber en The Mask. Terwijl hij zich puur op archiefmateriaal moet verlaten – filmfragmenten, tv-optredens en archiefinterviews – wandelt de verteller door Carreys leven en loopbaan.

Eenmaal aan het einde van de twintigste eeuw aanbeland, stijgt die nog naar grote hoogte met de televisietrilogie The Cable GuyThe Truman Show en Man On The Moon. In de volgende eeuw, zeker na 11 september 2001, wordt alles anders. De klok heeft geslagen voor cartooneske komieken zoals Eddie Murphy, Robin Williams en Jim Carrey.

In een wereld waarin sinds de komst van het internet echt iedereen beroemd kan worden, zijn eigen Truman Burbank zogezegd, is er eigenlijk vooral behoefte aan kijkers, mensen die ’t op zich af laten komen. ‘De acteur is geleidelijk van het toneel verdwenen’, constateert de stem, ‘en wordt de laatste kijker, die de gekte van de wereld aanschouwt.’

En dat geeft hem, de karikaturale buitenbeen, alle ruimte om de ontregelende boodschappen die altijd al in films zoals Ace VenturaHow The Grinch Stole Christmas en Me, Myself & Irene verstopt zaten, nu ongefilterd op de wereld los te laten. Jim Carrey is politieker dan ooit, concludeert de vertelstem, ook al legt zich hij tegenwoordig vooral toe op schilderen.

Trailer Jim Carrey: America Unmasked

Super/Man: The Christopher Reeve Story

HBO Max

Het is een tafereel dat meer Hollywood is dan Hollywood: een jaar nadat hij bij een wedstrijd van z’n paard is gevallen, laat acteur Christopher Reeve (1952-2004) zich toejuichen tijdens de Oscar-uitreikingen van 1996. Hij heeft een dwarslaesie opgelopen, kan niet meer zelfstandig ademen en is veroordeeld tot een rolstoel. De wereld waarin hij groot is geworden als Clark Kent/Superman verwelkomt hem met een staande ovatie en betraande ogen.

De ontroerende en ook wel enigszins ongemakkelijke scène markeert de overgang van de oude naar de nieuwe Christopher Reeve. Van de acteur die furore had gemaakt als superheld en daarna al enige tijd op z’n retour leek naar de man die ruw was teruggeworpen op zichzelf, fysiek een slap aftreksel van de imposante man van staal die hij ooit was geweest, en zich toen opnieuw zou uitvinden als een held voor alle mensen met een beperking.

Noem dat gerust ook een Hollywood-verhaal, een gestroomlijnde en vast ook behoorlijk geromantiseerde versie van het leven dat de Amerikaanse acteur daadwerkelijk heeft geleid. Zo wordt het tenminste door Ian Bonhôte en Peter Ettedgui gepresenteerd in de documentaire Super/Man: The Christopher Reeve Story (104 min.), een film waarin Reeves leven en loopbaan tot aan het ongeluk en zijn opvallende remonte daarna parallel worden verteld.

Samen met zijn kinderen Matthew, Alexandra en Will, eerste vrouw Gae, vriend John Kerry, arts Steven Kirshblum en bevriende collega’s zoals Susan Sarandon, Jeff Daniels en Glenn Close bewijzen ze Super/Man twintig jaar na zijn dood alle eer. Alleen zijn beste vriend, de komiek Robin Williams, ontbreekt. Die is zelf ook alweer tien jaar dood, maar pakt desondanks een Oscar-waardige bijrol in deze verfilming van Reeves aangrijpende levensverhaal.

Door zijn ongeluk werd Christopher Reeve een betere man, echtgenoot en vader, zo is het gevoel bij de mensen uit zijn directe omgeving. Typisch Hollywood overigens – en vast ook niet onwaar, hooguit wat vet neergezet. En wat Superman – niet de vliegende adonis, maar de breekbare man in de rolstoel – op het gebied van de emancipatie van mensen met een lichamelijke beperking in gang heeft gezet, wordt anno 2024 nog altijd voortgezet door zijn nabestaanden.

Deep Water: The Golden Globe Race

The Weinstein Company

Aan het begin van 1968 is het nog niet meer dan een stoutmoedig plan: een zeilrace rond de hele wereld. Vanuit Zuid-Engeland via Kaap de Goede Hoop in Zuid-Afrika langs Australië en Nieuw-Zeeland, richting Kaap Hoorn te Chili en van daaruit weer, ten oosten van Zuid-Amerika, naar huis. Geen mens heeft dit al eens gedaan. Kan de boot ’t wel aan? En is een mens überhaupt in staat om zeker tien maanden helemaal alleen te zijn?

Bij echte durfals hebben zulke elementaire vragen geen enkele afschrikwekkende werking. Don Crowhurst, een 36-jarige Britse ingenieur met vier jonge kinderen, wil de uitdaging bijvoorbeeld graag aangaan. Hij weet een sponsor, de zakenman Stanley Best, te strikken en zet zijn eigen huis in als onderpand. Als hij voor de start van de Sunday Times Round The World Race alsnog afhaakt, dan is het gezin Crowhurst dus alles kwijt.

De voortekenen zijn vanaf het begin slecht: zijn boot vertoont nogal wat mankementen. De feestelijk bedoelde champagnefles om die te dopen bij de tewaterlating wil maar niet kapot. En Crowhurst is eigenlijk ook helemaal niet zo’n ervaren zeiler. Op de allerlaatste startdag, eind oktober 1968, zet hij alsnog koers richting Kaap de Goede Hoop. Daarmee kan ook de documentaire Deep Water: The Golden Globe Race (93 min.) definitief van start.

Deze film van Louise Osmond en Jerry Rothwell uit 2006 reconstrueert met Donald Crowhursts vrouw, zoon en beste vriend, concurrent Robin Knox-Johnston en enkele journalisten die destijds verslag deden hoe de race daarna verloopt. Na een typische ‘slow start’ begint Crowhursts boot recordsnelheden te ontwikkelen. Hij wordt ineens beschouwd als een potentiële winnaar van de 5000 pond die beschikbaar zijn gesteld voor de snelste boot.

In werkelijkheid ligt de situatie totaal anders. De Brit wordt aan boord vergezeld door een 16 mm-camera en taperecorder. Als die draaien speelt Don Crowhurst vol overtuiging de vaardige lange afstandszeiler. Uit zijn persoonlijke logboek, voor deze film ingelezen door de acteur Simon Russell-Beale, komt echter een heel ander beeld: van een man in nood, die geen reddingsboei meer ziet. Aan het eind wacht de dood of een totaal bankroet.

Tijdens de race haken een aantal van de negen deelnemers snel af. Uiteindelijk zijn er nog maar een handvol over voor de prijzen: de Britse zeilers Nigel Tetley en Robin Knox-Johnston, de Fransman Bernard Moitessier (die een zeildagboek bijhoudt, waaruit Osmond en Rothwell ook regelmatig putten) én Don Crowhurst. Zelf weet hij wel beter. De desperate zeiler beseft dat hij zich in te Deep Water heeft begeven. Er is geen weg meer terug.

Deze meermaals bekroonde documentaire, waarin de Britse actrice Tilda Swinton als verteller fungeert, maakt de tocht die hij is aangegaan, zowel fysiek als mentaal, invoelbaar. Wat begint als een onbezonnen onderneming groeit door een leugentje om bestwil uit tot een menselijk drama. Niet alleen voor de eenzame zeiler Donald Crowhurst.

Israel & Gaza: Into The Abyss

Top Hat

Wat te zeggen over Israel & Gaza: Into The Abyss (90 min.)?

Dat de indringende en tegelijkertijd bijzonder moedeloos makende documentaire van de Britse regisseur Robin Barnwell (Mariupol: The People’s Story) met zes gewone Israëli’s en Palestijnen een afgewogen beeld probeert te schetsen van de terroristische aanslagen van Hamas op 7 oktober 2023 en de tegenaanval van het Israëlische leger in Gaza – die een jaar later nog altijd voortduurt?

Dat het lot van de Joodse vrouw Bat-Sheva – die bij de aanval van Hamas op de Nir Oz-kibboets haar echtgenoot Ohad gewond zag raken, waarna die werd meegenomen naar Gaza – net zo schrijnend is als dat van fotograaf Ibrahim uit het vluchtelingenkamp Jabalia in datzelfde Gaza – die bij Israëlische, veelal door hemzelf vastgelegde, acties zowel zijn huis als talloze familieleden kwijtraakte?

Dat de Israëlische tiener Agam – die samen met haar moeder en twee broers, als onderdeel van de in totaal 251 gegijzelden, werd ontvoerd naar Gaza, nadat eerder haar vader en zus al waren vermoord – net zo weinig hoopvol over de toekomst lijkt te zijn als het ooit zo vrolijke Palestijnse meisje Ghada – dat zichzelf en haar familie filmt, terwijl ze de ene na de andere ontbering moeten doorstaan?

Dat de Joodse moeder Gali uit de Nahal Oz-gemeenschap – die op 7 oktober een dochter verloor en daarna haar echtgenoot Tsachi ontvoerd zag worden – evenzeer haar begrip voor ‘de andere kant’ lijkt te zijn verloren als de Palestijnse dokter El-Ran – die als chirurg van een hospitaal probeerde te redden wie/wat er te redden was en later werd opgepakt omdat hij banden met Hamas zou hebben?

En dat het schier onoplosbare conflict, in deze film met niet eerder vertoonde privébeelden nog eens in al z’n ellendigheid opgeroepen, dat al zoveel Israëlisch en Palestijns bloed heeft gekost nog altijd ongenadig door ettert – sterker: aan beide kanten weer heel veel nieuwe wonden heeft geslagen, die moeten worden gelikt, verzorgd en vast ook gewroken?

Bij deze.

The Story Of Ne Kuko

Doxy

Het nkisi-beeld dat in Kinkuku, een bergdorp in de Congolese provincie Boma, nog altijd een enorme spirituele kracht wordt toegedicht, heeft in het Belgische Africa Museum simpelweg een inventarisnummer gekregen. 0.0.7943 om precies te zijn, voor het zogenaamde krachtbeeld van koning Ne Kuko. Het staat al ruim honderd jaar in een vitrine in Tervuren. Gereduceerd tot een artefact uit de koloniale tijd, dat er bijna om vraagt om terug gestolen te worden.

En dat is precies waar de Pan-Afrikaanse restitutie-activist Mwazulu Diyabanza zich mee bezighoudt. In de openingsscène van de zinnenprikkelende film The Story Of Ne Kuko (26 min.), die was genomineerd voor een Gouden Kalf voor beste korte documentaire, ontvreemdt hij als een Afrikaanse Robin Hood een beeldje uit het Nederlandse Afrika Museum in Berg en Dal. De hele actie – en zijn navolgende aanhouding – laat Diyabanza zelf filmen. Hij staat immers volledig in zijn recht. 

Met dit boude staaltje ‘decolonizing art’ geeft documentairemaker Festus Toll z’n film direct een pikstart. In de messcherpe, associatieve en ritmische vertelling vertegenwoordigt zulk Afrikaans erfgoed ook elementaire bescherming tegen malheur. Zonder hun beschermheilige voelen de inwoners van Kinkuku zich minder goed beschermd. Met het geroofde erfgoed is bovendien een deel van hun collectieve identiteit verdwenen. Een deel van wie hen maakt tot wie ze zijn.

Toll laat in dat kader ook een voorouder aan het woord. Die verhaalt over de Belgische ontdekkingsreiziger Alexandre Delcommune, die steun zocht bij Ne Kuko’s nkisi. Rijke en machtige Europeanen zoals hij wisten dorpshoofden zover te krijgen dat ze hun land – en dat van hun voorouders – aan hen verkochten voor plaatselijke varianten op spiegeltjes en kraaltjes. In een archief te Brussel is te zien hoe dat in praktijk werkte: Ne Kuko heeft op 19 april 1884 zo’n verdrag ondertekend met een kruisje.

Met behulp van zijn complete filmische trukendoos, inclusief een prikkelend stem- en geluidsdecor, gebruikt Festus Toll het tragische verhaal van de Congolese leider als voorbeeld van de vervloekte geschiedenis van geroofde Afrikaanse kunst – onlangs eveneens belicht in Mati Diops bekroonde hybride van docu en fictie, Dahomey – en toont hoe die doorwerkt in het heden. Intussen staart Ne Kuko’s ontwortelde nkisi vanuit z’n Belgische vitrine nog altijd wezenloos voor zich uit.

Wachtend op z’n eigen Mwazulu Diyabanza.

Stemmen Van Naoorlogse Generaties 

Documentary Collective / Mokum

Driekwart eeuw nadat Indonesië onafhankelijk werd, is er in diverse Nederlandse documentaires volop aandacht voor Nederlands Indië. Indië Verloren… belicht bijvoorbeeld de (geo)politieke machinaties rond de vrijmaking van de voormalige kolonie, Als Ik Mijn Ogen Sluit vertelt de verhalen van de vrouwen en kinderen in de Jappenkampen en Kleinkinderen Van De Oost laat het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger herleven.

Van dat niveau is deze film zeker niet. In Stemmen Van Naoorlogse Generaties (81 min.) richten schrijfster Simone Berger en fotograaf/filmmaker Armando Ello zich op de psychische en emotionele wonden die de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog heeft geslagen. Angst en stress zijn, veelal onbewust, doorgegeven aan volgende generaties, die getekend worden door een koloniaal verleden en een oorlog waarvan ze zelf nooit deel hebben uitgemaakt.

Kampbewakers maakten het leven van de vader van schrijfster Dido Michielsen bijvoorbeeld onmogelijk met het dagelijkse dreigement dat zij zijn rechterhand zouden afhakken. Volgens haar at hij daardoor zijn hele leven alsof de Duivel hem op z’n hielen zat. Het maakte hem ook ‘een beetje sadistisch’. Als de kleine Dido naar zijn smaak te langzaam at, deed vader alsof hij de politie belde. Zodat zij in de veronderstelling was dat ze elk ogenblik kon worden opgehaald.

Berger en Ello geven verder de auteurs Adriaan van Dis, Marion Bloem, Reggie Baay en Sylvia Pessireron, die stuk voor stuk over hun Indische verleden publiceerden, ruimte voor hun persoonlijke verhaal. Ze laten performances van dichter/muzikant Robin Block, zangeres Esmay Usmany en danseres Cheroney Pelupessy zien. En ze spreken met therapeuten van de Trauma Company en laten een soort explainers over ‘de invloed van angst en stress op lichaam en brein’ zien.

Stuk voor stuk interessante elementen, die echter maar moeilijk een eenheid vormen. En daarbinnen moet dan ook nog ruimte worden gevonden voor het familieverhaal van de makers zelf en een interview met de Arnhemse burgemeester Ahmed Marcouch over het belang van herdenken. Het resultaat is een onevenwichtige film, waarin alle aspecten van dat beladen verleden naar hun plek zoeken.

Outstanding: A Comedy Revolution

Netflix

‘Is het Witte Huis bekend met deze epidemie, Larry? Het wordt de ‘gaypest’ genoemd.’

– gelach

‘Echt’, probeert de journalist weer. ‘Het is heel ernstig. Één op de drie patiënten sterft. Is de president daarvan op de hoogte?’

‘Ík heb het niet’, reageert de woordvoerder van de Amerikaanse president Reagan. ‘Jij wel?’

‘Je hebt het niet. Dat is goed om te horen, Larry. Ziet het Witte Huis dit als een grap?’

Het lachen is Amerikaanse gays dan, in 1982, allang vergaan. AIDS ontwricht hun complete gemeenschap. Het zal niettemin nog tot drie jaar duren voordat president Ronald Reagan het woord ‘AIDS’ voor het eerst in de mond neemt.

Getuige de documentaire Outstanding: A Comedy Revolution (99 min.) van Page Hurwitz zijn ‘t tevens zware jaren voor queer-comedians, die worden geconfronteerd met bepaald niet homovriendelijke performances van collega’s zoals Eddie Murphy, Sam Kinison en Andrew Dice. Met hedendaagse ogen bekeken is het nauwelijks voor te stellen dat er destijds geen haan kraaide naar hun lompe en smakeloze grappen.

Dat is en blijft natuurlijk ook de vraag bij humor: wanneer houdt simpelweg de draak steken op en begint bijvoorbeeld queerhaat? Hoe moeten bijvoorbeeld de transgrappen van Ricky Gervais, Bill Maher en Dave Chapelle worden geduid? En kan en mag je daarbij het verband leggen met geweld tegen de LHBTIQ+-gemeenschap? ‘Er bestaat niet zoiets als: just kidding’, stelt Robin Tyler, die in de jaren zeventig als één van de eerste vrouwen uit de kast kwam. ‘Dus als iemand homofobe grappen maakt, menen ze het.’

Met comedians van verschillende generaties zoals Lily Tomlin, Sandra Bernhard, Scott Thompson, Margaret Cho, Rosie O’Donnell, Wanda Sykes, Tig Notaro, Eddie Izzard en Hannah Gadsby loopt Hurwitz in deze vlotte film belangrijke ijkpunten uit de geschiedenis van de Amerikaanse queerhumor door. Het pionierswerk van Moms Mabley en Christine Jorgensen bijvoorbeeld, de bikkelharde ‘truthin’ van Richard Pryor bij een homorechten-benefiet en Ellen DeGeneres’ coming out op televisie.

‘Comedy geeft mensen de kans om de wereld door de ogen van een ander te zien’, betoogt Judy Gold. ‘En een goede komiek laat je lachen en zet je aan het denken. En verandert misschien zelfs hoe je denkt.’ Dat lijkt tevens de boodschap van deze film, waarin iedereen ‘t wel heel erg eens is met elkaar. Outstanding had enkele stoorzenders kunnen gebruiken om de discussie over wat wel en niet kan nog wat verder op scherp te zetten en samen de eventuele grenzen aan de vrijheid van meningsuiting verder af te tasten.

How To Rob A Bank

Netflix

Wie is ‘Hollywood’? vragen FBI-agent Shawn Johnson en Mike Magan van de politie van Seattle zich af. Zij jagen begin jaren negentig op een bankovervaller, die soms meerdere malen per dag toeslaat. Hij maakt gebruik van ingenieuze vermommingen en gaat zeer professioneel te werk. Wie is deze ‘meesterovervaller’, die het al snel tot de Most Wanted-lijst van de FBI schopt?

’s Mans identiteit blijft niet lang geheim voor de kijkers van How To Rob A Bank (88 min.). Stephen Robert Morse en Seth Porges introduceren hem vrijwel meteen, via mensen uit zijn directe omgeving. Scott Scurlock is een vrijbuiter, die in zijn directe omgeving vooral bekendheid geniet vanwege een vernuftig gemaakte boomhut, die hij eerst bouwt in de vrije natuur en daarna jarenlang bewoont.

Zijn familie weet niets van zijn andere activiteiten. Veel vrienden tasten ook in het duister – al is de adrenalinejunk vanuit zijn eigen scheikundelab wel betrokken geweest bij de productie van en handel in meth. Hij voldoet echter op geen enkele manier aan het clichébeeld van de oliedomme boef, die direct na het verlaten van de bank, met een zak goudstukken op z’n rug, in de boeien wordt geslagen.

Daarvoor is Scurlock, die zich spiegelt aan de bankrover Bodhi uit de heistfilm Point Break, veel te geslepen. Een Robin Hood-achtige status mag hem echter ook niet worden toegedicht, menen de politiemensen die op hem jagen. Daarvoor heeft hij – samen met zijn handlangers Mark Biggins en Steve Meyers, die beide aan het woord komen in deze film – te veel emotionele schade aangericht.

Het excuus dat een bankoverval een vergrijp zonder slachtoffers is verwijzen zij in elk geval linea recta naar het rijk der fabelen. Ze organiseren dus een klopjacht op de man, die hen steeds te slim af is geweest. Die komt tot een climax rond Thanksgiving 1996, als de overvaller en zijn kornuiten weer eens toeslaan en daarna proberen te vluchten. Een onvervalst spelletje ‘cops & robbers’ komt op gang.

De uitslag daarvan is geen verrassing. How To Rob A Bank moet ’t dus vooral van de psychologische duiding hebben: waarom heeft een ontwikkelde en ogenschijnlijk sociaal bewogen man zoals Scott Scurlock uiteindelijk de afslag richting misdaad genomen, een weg die wel dood móest lopen? En hoe heeft hij dit al die tijd verborgen weten te houden voor het leeuwendeel van zijn directe omgeving?

En daarmee komen Morse en Porges heel aardig weg. Hun film ontwikkelt zich tot een boeiend portret van een man die er klaarblijkelijk van genoot om een middelvinger op te steken naar het gezag en gaandeweg ook niet meer anders leek te kunnen. Met ‘live free or die’ als even treffende als tragische lijfspreuk.

Bassie & Adriaan – Een Schat Aan Herinneringen

AVROTROS

Adriaan is acrobaat. En Bassie zit vol kattenkwaad. Tenminste, zo zitten ze in het collectieve geheugen van (eeuwige) kinderen opgeslagen: Bassie & Adriaan.

De Vlaardingse broers Bas en Aad van Toor, beiden inmiddels dik in de tachtig, begonnen echter allebei als acrobaat. Onder de naam The Crocksons traden ze van 1955 tot 1980 op als duo. En op dat acrobatenwerk zijn ze misschien nog wel het meest trots, stelt Aad. Ze hadden echt internationaal succes. ‘Wat de gein is: je komt op als de grote onbekende’, vult zijn oudere broer aan. ‘En na vijf minuten hebben die mensen door dat je wat presteert… Jóh, zie je dat? Dat is natuurlijk fantastisch!’

In Bassie & Adriaan – Een Schat Aan Herinneringen (45 min.) gaan de twee er eens lekker voor zitten om herinneringen op te halen. Want toen ze te oud werden voor het acrobatenleven, vonden de gebroeders Van Toor zichzelf opnieuw uit als komisch duo. Hele generaties Nederlanders zijn opgegroeid met B&A en door hen verzonnen creaties zoals De Plaaggeest (een schurk waarvan kinderen echt wakker lagen), De Baron, Robin de robot, Vlugge Japie en de boeven B2 en B100.

De verhalen van Bas en Aad zijn natuurlijk gelardeerd met hoogtepunten uit hun oeuvre en worden aangevuld door oud-medewerkers zoals acteur Hans Beijer (B100) en archivaris Martijn Passchier. De bekende Bassie & Adriaan-liefhebbers Paul de Leeuw, Gert Verhulst, Danny Verbiest en Mart Hoogkamer dragen eveneens hun steentje bij aan deze ongegeneerde lofzang op de kindervrienden, waarbij de ruzies tussen de twee, breed uitgemeten in de roddelpers, maar achterwege zijn gelaten.

Want wat er ook gebeurt in het Bassie & Adriaan-universum, altijd blijven lachen….

Love Has Won: The Cult Of Mother God

HBO

Ze is Jeanne d’Arc, Cleopatra en Marilyn Monroe ineen. In haar Galactic A-team zitten bovendien ambassadeurs zoals John Lennon, Carrie Fisher én Robin Williams. En, oh ja, Elvis is haar zoon. De mensheid zal het te zijner tijd wel inzien, meent aartsengel Hope. Zij blijft gewoon een trouwe volgeling van Mother God – ook al is die volgens de rest van de wereld toch echt al even dood. Op 28 april 2021 werd het gemummificeerde lichaam van Amy Carlson, de gewone mensennaam van Moeder God, aangetroffen in een met kerstlampjes verlichte kamer.

Dat is tevens het startpunt van Love Has Won: The Cult Of Mother God (159 min.), een driedelige serie van Hannah Olson over de geestelijk leider van de Amerikaanse sekte Love Has Won. Naast Mother God was er natuurlijk ook een Father God, een opeenvolging van Vader Gods zelfs. En de laatste, een vader met een aanzienlijk strafblad, zou Amy Carlson naar de afgrond hebben geleid. Deze Jason Castillo was zogezegd Moeders Tweelingvlam (en nee, Mom behoorde niet tot het Twin Flames Universe van die andere sekte, uit een recente Amerikaanse docuserie).

In werkelijkheid bleek Castillo, een voormalige klusjesman die de liefde naar verluidt had verkozen boven een verslaving aan meth, de zoveelste slechte man in het leven van de moedergodheid. ‘Ze had vele slechte vriendjes, slechte ervaringen met mannelijkheid’, kan een volgeling, Commander Buddha genaamd, zich nog goed voor de geest halen. ‘Dat was bedoeld om te transformeren, om het te dragen voor de mensheid.’ Want die kon het natuurlijk beslist niet bolwerken zonder de bovenmenselijke inspanningen van Moeder God en haar gevolg.

Als de goddelijke leidsvrouw weer eens te veel had gedronken, kwam er volgens haar volgelingen soms een geest door haar heen. ‘Alles wordt voor me verziekt door jullie kloothommels’, schreeuwt Mom bijvoorbeeld op bewaard gebleven filmopnamen (want alles van deze verheven schepselen, die de gewone 3D-wereld allang waren ontstegen, moest natuurlijk bewaard blijven), tijdens wat er voor buitenstaanders toch gewoon als een kwaaie dronk uitziet. ‘Ze draagt alle pijn voor de mensheid’, legt aartsengel Hope daarbij uit voor de camera. ‘En ze is het nu aan het verwerken.’

Ook voor Moeders duchtig opspelende eetstoornis hadden de volgelingen een verklaring die voor buitenstaanders nauwelijks is te bevatten. Om door een ruimteschip van The Galactics opgehaald te kunnen worden, moest ze een streefgewicht bereiken van 46,7 kilo. Uitroepteken. Alles bij Love Has Won was vervat in een geheel eigen jargon. Over healing, natuurlijk. Trippen. Achthonderd niveaus van pijn. Pele, de godin van vuur en vulkaan. Telepathisch advies. Het collectieve bewustzijn veranderen. Energetisch overweldigd. Colloïdaal zilverwater. En een 5D-wereld. De hunne dus.

In plaats van een aanklacht tegen een sekteleider die steeds verder over de grenzen van anderen heen gaat, is deze miniserie eerder het verhaal van een vrouw die steeds verder haar eigen grenzen overschrijdt – en door niemand wordt gestopt, omdat de anderen, die al even verward en hoogmoedig lijken, haar een goddelijke status toedichten. Alleen Moms moeder Linda en zus Tara proberen nog een soort interventie op te zetten via het televisieprogramma van Dr. Phil, die natuurlijk ook graag een graantje meepikt van deze bizarre situatie en verder weinig wezenlijks heeft te bieden.

Het is Amerika in een notendop: collectieve waanzin en ongebreidelde aandacht daarvoor – ook weer in deze smeuïge miniserie. Die tegelijkertijd amuseert en frustreert. Want was er nu echt niemand bij zijn volle verstand en/of in staat om de zaak bij te sturen?

De Regenboogmoorden

Prime Video

In het Kralingse Bos komt het begin jaren negentig tot een confrontatie tussen buurtbewoners en de ‘homotoeristen’ die daar mannenontmoetingsplaats bezoeken. Enkele bewoners, waaronder ‘de Robin Hood van Crooswijk’, zijn het spuugzat dat kinderen in het Rotterdamse bos zomaar kunnen worden geconfronteerd met vrijende mannen en voortdurend de schmutzige resten vinden van hun escapades, in de vorm van gebruikte condooms en tissues.

Binnen die gespannen situatie vindt een plaatselijk jongetje, dat dertig jaar later zijn verhaal doet in deze sterke driedelige serie van Duco Coops, op 3 juli 1993 een lijk in het Kralingse Bos. Theo van Lente blijkt met messteken om het leven te zijn gebracht. Volgens zijn vrouw ging hij elke woensdagavond trimmen. Ze heeft geen idee van het dubbelleven dat haar echtgenoot leidde. Drie maanden later wordt er opnieuw een ‘homofiel’, een term die destijds soms nog gewoon werd gebezigd, vermoord op de ontmoetingsplek. En ook in Den Haag vallen in diezelfde periode enkele mannen, waarvan de nabestaanden aan het woord komen, ten prooi aan excessief antihomogeweld.

De Regenboogmoorden (130 min.) roept overtuigend een tijd op, nog niet eens zo lang geleden, waarin homoseksualiteit regelmatig openlijk werd afgekeurd. Ook bij het Nederlandse politiekorps, dat verantwoordelijk was voor het onderzoek naar de moorden. Dat bleek sowieso een lastige klus: de bereidheid om een getuigenverklaring af te leggen was bij homo’s, zeker als ze nog stevig in de kast zaten, over het algemeen zeer beperkt. Het vertrouwen ontbrak dat de overheid er ook voor hen was als ze weer eens ‘viezerik’ waren genoemd of het slachtoffer dreigden te worden van potenrammen – of wat onderzoeker Henk van den Boogaard nu ‘vandalisme tegen mensen’ noemt.

Het pijnlijke gebrek aan kennis en sensitiviteit bij de toenmalige politie wordt ronduit bevestigd door Dick Snaterse, oud-medewerker van het Gay Team van de politie in Rotterdam, en de voormalige woordvoerders Ellie Lust en Klaas Wilting (die de hand ook nadrukkelijk in eigen boezem steekt). Agenten moesten in die tijd ook een enorme omslag in hun denken maken. Waar homoseksualiteit niet lang daarvoor nog strafbaar was en mannen die zich daar toch ‘schuldig’ aan maakten konden worden gearresteerd, daalde langzaam het besef in dat homoseksuelen min of meer gedwongen waren geweest om hun seksualiteit in het geniep te beleven en daarom moesten worden beschermd.

Met Henk Krol (oud-hoofdredacteur van de Gay Krant), Jan Willem Duyvendak (hoogleraar sociologie) en vertegenwoordigers van de Rotterdamse homoscene probeert Coops in De Regenboogmoorden verder het homofobe klimaat te duiden dat Nederland aan het einde van de twintigste eeuw nog altijd in zijn greep had. Het meest tastbaar wordt dat via het indringende relaas van een bezoeker van de Rotterdamse mannenontmoetingsplaats. Met veel gêne en emotie vertelt hij over een nachtelijk rendez-vous in het Kralingse Bos, waarbij hij door enkele mannen in elkaar werd geslagen. Door wie hij was belandde hij letterlijk in de hoek waar de klappen vallen.

De ‘homomoorden’ in het Kralingse Bos bleven intussen heel lang onopgelost. Totdat een speciaal opgericht coldcaseteam, waarvan de leiders ook uitgebreid aan het woord komen in deze miniserie, een poging ondernam om alsnog klaarheid in de zaken te brengen. De zoektocht naar de man die zijn diepgevoelde woede botvierde op bezoekers van de mannenontmoetingsplaats wordt echter nooit meer dan een zijlijn in deze serie. De Regenboogmoorden wil, ondanks die smeuïge titel, helemaal geen reguliere true crime-productie worden. Regisseur Duco Coops documenteert uiteindelijk toch liever een pijnlijk hoofdstuk uit de recente Nederlandse homohistorie.

De Regenboogmoorden wordt daarmee een soort zusterserie van de onlangs verschenen Amerikaanse vierdelige documentaire Last Call. De twee producties kunnen tevens worden opgevat als een waarschuwing. Want zo’n dertig jaar later lijkt homoseksualiteit weliswaar breed geaccepteerd, maar voelen LHBTIQ+’ers zich nog altijd – en met reden, blijkt regelmatig – niet overal even veilig.

Mariupol: The People’s Story

Evginy Sosnovsky / VPRO

De oorlog komt steeds dichterbij. Niet alleen letterlijk – omdat er nu in Europa zelf, Oekraïne, wordt gevochten – maar ook figuurlijk: doordat die strijd nog altijd dichter bij ons als argeloze kijkers kan worden gebracht. Door oorlogsverslaggevers ter plaatse, maar ook door gewone burgers. Met hun telefoon documenteren ze de explosies, het artillerievuur en de bijbehorende ontzetting, nood en paniek. Zo ongeveer moeten inwoners van Rotterdam, Leningrad of Dresden zich tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben gevoeld toen hun thuisbasis werd klemgezet en aangevallen.

Over die oorlog gesproken: in de Oekraïense stad Marioepol zijn inmiddels meer burgers gedood dan in willekeurig welke Europese stad na de Tweede Wereldoorlog. De ‘Parel van de Donbas’ is sinds 24 februari, de dag dat de Russische leider Poetin aankondigde dat hij Oekraïne ging demilitariseren en denazificeren, het decor voor een onmenselijke oorlog, waarbij de burgerbevolking een doel op zich lijkt te zijn. De documentaire Mariupol: The People’s Story (90 min.) van Robin Barnwell toont, door de ogen van zulke gewone inwoners, wat er wordt aangericht in de ‘stad van de toekomst’.

‘We moesten over dode lichamen heen stappen’, vertelt het zoontje van Viktoria, één van de Oekraïense vrouwen die hun verhaal doen in deze sombere film, bijvoorbeeld in de beginscène. ‘Dat kan ik echt niet vergeten. Als ik m’n ogen dichtdoe, zie ik die ontploffing voor me.’ ‘Wat hebben wij gedaan dat Rusland ons aanvalt?’ vraagt Nikita, het zoontje van anesthesiologe Oksana, op zijn beurt. In het ziekenhuis wordt zijn moeder dagelijks geconfronteerd met diepe ellende. De beelden blijven zich aan haar opdringen. Van een jonge vrouw bijvoorbeeld, die met haar pasgeboren baby’tje in een zwarte zak verdwijnt.

Gezamenlijk representeren deze vrouwen de verschillende aspecten van een verwoestende oorlog. Projectmanager Joelia beschrijft de realisatie die haar tijdens de ontberingen overviel: een kop warme soep is bijna belangrijker geworden dan mijn leven redden. Kyrylo, de echtgenoot van lerares Anna, sluit zich ondertussen als vrijwilliger aan bij het Azov-bataljon. Zij blijft met hun baby Svyatoslav achter in een schuilkelder. En Alevtina, een presentatrice van Marioepol TV, besluit al snel om de stad te ontvluchten ‘Elke dag zag ik de Oekraïense vlag vanuit m’n raam. Dat was geweldig. Nu zie ik hoe een driekleurig vod door een klootzak met een spottende lach op hetzelfde gebouw wordt gehesen. Om dat stomme vod daar op te kunnen zetten hebben ze bijna 30.000 burgers gedood.’

Het precieze aantal slachtoffers valt nauwelijks vast te stellen. Vóór de oorlog telde Marioepol zo’n 430.000 inwoners. Nu zijn het er minder dan 80.000. Waar iedereen is gebleven? Afgaande op deze terugblik op de eerste negentig dagen van de Russische aanval zijn zij – als ze de beschietingen, kou en honger tenminste hebben overleefd – elders in Oekraïne of in een (West)Europees land beland. Ze hebben het bewijsmateriaal met zich meegenomen: hun ontredderde vlogs, de schokkende actiebeelden en het lijden van een stad die ooit toch echt de toekomst leek te hebben.

The Power Of Big Oil

VPRO

Het is moeilijk om níet woest te worden van deze nauwgezette reconstructie van de pogingen van de fossiele industrie om het Amerikaanse klimaatbeleid te ontregelen. Eind jaren zeventig laat oliemaatschappij ExxonMobil enkele wetenschappers de rol van de mens bij de opwarming van de aarde onderzoeken. De conclusie liegt er niet om: als het verbruik van fossiele brandstoffen niet wordt teruggedrongen, zal het klimaat significant veranderen. ‘Het is onze morele verantwoordelijkheid om ons onderzoek te publiceren’, leest wetenschapper Martin Hoffert voor uit het rapport. ‘Als we dat nalaten, is dat een inbreuk op Exxons ethische opvattingen over eerlijkheid en integriteit.’

Toch is dat precies wat er gebeurt: het rapport over klimaatverandering verdwijnt in de diepste lade. Want volgens de topmannen van multinationals zoals ExxonMobil is er geen praktisch en betaalbaar alternatief voor fossiele brandstof. Om hun eigen bedrijvigheid te beschermen beginnen ze zich dus actief bezig te houden met klimaatontkenning. Dat start met het zaaien van twijfel over wetenschappelijke bevindingen – via dik betaalde opiniemakers, die hun sporen vaak al hebben verdiend als vertegenwoordiger van de tabaksindustrie, en belangenorganisaties met neutraal klinkende namen als de Global Climate Coalition – en eindigt met agressieve desinformatiecampagnes en juridische procedures.

De meeste beslissers en uitvoerders van dat beleid zeggen natuurlijk beleefd ‘nee’ als ze door Robin Barnwell en Gesbeen Mohammad worden gevraagd om daarover eens tekst en uitleg te geven in het tweeluik The Power Of Big Oil (107 min.). Daarbij hebben ze tenslotte helemaal niets te winnen. De (dappere) uitzondering die wel plaatsneemt voor de camera kan een trotse glimlach vaak nauwelijks onderdrukken: dat hebben ze toch maar mooi voor elkaar gekregen met hun denktanks, pseudowetenschappers en straffe PR-trucs. En deze lieden zijn al zo vaak gevraagd naar de maatschappelijke implicaties van hun werk dat ze daarvan ook niet meer van hun stoel vallen (al trekt een enkeling – en dat valt te waarderen – wél en plein public het boetekleed aan).

‘Om de klimaatcrisis op te lossen moeten we de desinformatie-crisis oplossen’, zegt het Democratische congreslid Ro Khanna, die onlangs de CEO’s van de grote brandstofconcerns flink aan de tand heeft gevoeld, niet voor niets aan het eind van dit ontluisterende betoog in twee bedrijven. Heel veel hoop valt er uit het voorgaande relaas evenwel niet te putten. Zolang er op de korte termijn nog altijd winst is te maken, blijft het aantrekkelijk om de lange termijn-gevolgen van het gekozen beleid gewoon te negeren. Die zijn, zoals dat dan gaat, voor hun en onze kinderen en kleinkinderen.

MC5: A True Testimonial

‘Als je opgroeit in Detroit, dan is dat je voorland’, zegt Wayne Kramer, terwijl hij langs de autofabrieken van de industriestad in Michigan rijdt. ‘Het vooruitzicht dat ik daar de rest van mijn leven zou moeten werken stond me niet aan. En dus zocht ik een paar gasten om een band mee te beginnen.’ Die band werd The MC5, een belangrijke voorvader van wat later punk zou gaan heten, de belichaming van de tegencultuur van de sixties en simpelweg één van de opwindendste rockbands die ooit op een podium heeft gestaan.

Een MC5 zou volgens gitarist Kramer, die met veel humor als voornaamste verteller fungeert van deze documentaire van David C. Thomas uit 2002, zomaar een auto-onderdeel kunnen zijn. MC zou natuurlijk ook kunnen staan voor Motor City. Of voor: Manufacturing Center, Morally Corrupt, Marihuana Cigarette, Much Cock of Mongolian Clusterfuck. Om maar eens wat te noemen. Samen met zanger Rob Tyner, de frontman met de imposante stem en bos kroeshaar, en zijn medegitarist Fred ‘Sonic’ Smith, die later een relatie zou krijgen met zangeres/dichteres Patti Smith, vormde Wayne Kramer de kern van de groep die in zijn korte bestaan (1965-1972) talloze zinderende concerten gaf en in elk geval één onvervalste songklassieker naliet: Kick Out The Jams. Een strijdkreet die meteen werd gevolgd door een eensgezind gebruld ‘Motherfucker!’.

MC5: A True Testimonial (121 min.) is een typische bandjesdocu, waarin de opkomst en ondergang van deze beeldbepalende groep uit de doeken wordt gedaan door de nog levende leden en hun toenmalige entourage. Een bijzondere rol is weggelegd voor beatnik-poëet, kunstenaar, überhippie, LSD-goeroe en bandmanager John Sinclair. Hij zorgde ervoor dat The MC5 in de zomer van 1968 de ‘Motor City’ Detroit verliet en onderdeel werd van de Trans-Love & MC5 Commune in het nabijgelegen Ann Arbor. Daar vond de band definitief zijn onstuimige sound en fuck you-attitude, die zou resulteren in talloze confrontaties met de politie. Er ontstond zelfs zoiets als The White Panther Party, een eigen variant op de in die tijd zeer omstreden Black Panthers. En ook een platencontract was niet meer ver weg: samen met kleine broertje The Stooges tekende The MC5 bij Elektra Records.

Die overeenkomst zou echter niet het startsein blijken voor een lange, lucratieve carrière, maar eerder het startschot voor een ongenadige Blitzkrieg, waarbij de groep nog eenmaal doorschakelde en zich als een typisch hedonistische rock & roll-band begon te manifesteren. Daarna implodeerde de hele boel in een vloek en een zucht, als gevolg van een overdosis dope en ego. En dat doet tijdens het maken van deze documentaire, zo’n dertig jaar later, nog altijd zichtbaar pijn bij Kramer en zijn voormalige bandmaten. Met het einde van The MC5 was ook hun glorieperiode – door Thomas hier vereeuwigd met een hele sloot, lekker energiek gemonteerd archiefmateriaal en nog altijd zeer enerverende concertimpressies – definitief voorbij. Voor de voormalige rockrebellen, die met evenveel trots als zelfspot terugblikken, moesten de jaren des verstands gaan beginnen.

En dat ging, zo blijkt in de toch wat tragische epiloog van deze kostelijke film, bepaald niet vanzelf.

Ongepland

Newbe

Nu is mijn leven voorbij, moeten de mannen hebben gedacht. Of, althans, de versie van dat leven die ze tot dan toe hebben geleefd. De één had er niet al te veel over nagedacht toen ze zonder voorbehoedsmiddel vreeën, een ander ging er vanuit dat ‘zij’ aan de pil was. En dan worden de drie Nederlandse mannen uit de interviewfilm Ongepland (25 min.) met hun neus op de feiten gedrukt: ze worden vader.

De drie worden bevraagd door Janetta Ubbels, die deze korte docu samen met Robin Zwaan heeft gemaakt. Zij is 37 en heeft een kinderwens, maar haar partner is nog niet zover. ‘Het enige wat erop zit is er gewoon niet over praten, maar gewoon doen, hè’, heeft haar vader Janetta geadviseerd, tijdens een emotioneel telefoongesprek aan het begin van de documentaire. ‘Op laten aankomen.’ Want zo’n man draait wel bij. Maar kan ze dat eigenlijk wel maken?

Ubbels spreekt nu met mannen die inmiddels van de hoed en de rand weten. Over hoe ze hoorden over de zwangerschap, soms pas ná de kritieke twaalf weken-grens. Over de gevoelens die vervolgens loskwamen: woede, verdriet en ook schaamte. Over hoe ze een relatie met de aanstaande moeder probeerden te onderhouden – of nog moesten gaan opbouwen. Over de bevalling, natuurlijk. En over hoe ze tenslotte een relatie met hun kind probeerden aan te gaan.

Ubbels en Zwaan larderen de ontboezemingen van de drie vaders – waarbij er twee van dichtbij recht in de camera kijken en de derde alleen ‘en profil’ in beeld wordt gebracht – met symbolische sequenties van een lege speeltuin, wesp die vastzit in een omgekeerd glas, doolhof, half gevuld babyflesje en kinderkleertjes op het wasrek. Intussen loopt Janetta nog altijd met die ene kwestie. Die legt ze op de valreep voor aan één van de vaders:

‘Kun je het een man aandoen om gewoon zwanger te raken, om het gewoon te doen en ‘t er niet over te hebben?’ vraagt ze aan het eind van deze onderhoudende korte film. ‘Je bedoelt ethisch gezien?’ vraagt die. ‘Ik denk toch meer dat de vraag moet zijn: kun je het een kind aandoen?’

The Bee Gees: How Can You Mend A Broken Heart

Barry Gibb, 75 jaar inmiddels, is de laatste der Bee Gees. De andere twee broers, de tweeling Robin en Maurice, zijn al enige tijd overleden. Met de soundtrack voor de film Saturday Night Fever maakten ze in 1977 het best verkochte album aller tijden. Totdat Michael Jackson hen met Thriller van de troon stootte. Hun muziek leeft echter voort, zoals dat dan zo mooi heet.

Frank Marshall stoft de roerige geschiedenis van de drie gebroeders vakkundig af in The Bee Gees: How Can You Mend A Broken Heart (111 min.). Via interviews met Barry, oude vraaggesprekken met zijn broers, herinneringen van intimi en de verplichte loftuitingen van collega’s (zoals Eric Clapton, Noel Gallagher, Chris Martin en Justin Timberlake; hun bijdragen passen overigens zo in dit hilarische Twitterdraadje) tekent hij hun opkomst, ondergang én wederopstanding op.

Het verhaal moge bekend zijn: hoe de Gibb-broers in de sixties, als een soort Australische surrogaat-Beatles, eerst uiterst succesvol werden, vervolgens ernstig gebrouilleerd raakten en daarna, via het ontdekken van hun eigen falsetstem, de weg omhoog terugvonden in de hoogtijdagen van disco. Met kneiterhits als Stayin’ Alive, How Deep Is Your Love en Night Fever als gevolg – en een positie als pispaal voor alle discohaters.

Intussen raakte hun jongere broer Andy Gibb, die op eigen kracht een tieneridool was geworden, steeds verder in de problemen en begonnen de Bee Gees zich toe te leggen op het produceren van collega’s als Barbra Streisand, Diana Ross en Celine Dion. Totdat de tijd hen definitief inhaalde. Het is een tamelijk stereotiep popverhaal, dat nochtans met veel plezier wordt verteld en natuurlijk helemaal is volgestort met hits.

Pride

Disney +

Vóór de Stonewall-rellen, die in 1969 de Amerikaanse LGBTQ-beweging zouden aanjagen, bestonden er natuurlijk ook al homoseksuelen en lesbiennes in de Verenigde Staten. En die leefden soms een beter leven dan je nu zou denken, betogen enkele sprekers in de eerste aflevering van de zesdelige serie Pride (247 min.). De films van Hal O’Neal van halverwege de twintigste eeuw, waarin halfnaakte mannen frank en vrij met elkaar lijken om te gaan, leveren het bijbehorende bewijsmateriaal.

Open konden ze daar natuurlijk niet over zijn. Homoseksualiteit moest met alle mogelijke middelen worden afgeschermd van de buitenwereld. Anders kon het slecht met je aflopen. Of met je directe omgeving. Dat wordt op een bijzonder pijnlijke manier duidelijk in diezelfde eerste episode, als de Democratische senator Lester Hunt in 1954 een einde aan zijn leven maakt. Zijn Republikeinse collega Joe McCarthy, de man ook achter de genadeloze heksenjacht op communisten, is erachter gekomen dat Hunts zoon is gearresteerd vanwege onzedelijke handelingen met een andere man.

Het is één van de ‘vergeten’ verhalen in deze oerdegelijke serie, de Amerikaanse tegenhanger van Michiel van Erps De Roze Revolutie, die de LGBTQ-emancipatiestrijd van de afgelopen eeuw belicht met centrale spelers en een karrenvracht aan fraai archiefmateriaal. Daarbij komen natuurlijk bekende thema’s aan de orde, zoals de epische strijd met religieus rechts over Proposition 6 (waarmee homo’s uit het onderwijs moesten worden geweerd), het verpletterende AIDS-drama in de jaren tachtig en de cultuuroorlog van de nineties die uiteindelijk zou uitmonden in het homohuwelijk.

Het interessantst wordt Pride evenwel als de reeks minder bekende afslagen neemt: de verhouding van LGBTQ-activisten tot de burgerrechtenbeweging, het ontstaan van de drag- en ballroomscene of de strubbelingen van lesbiennes met sommige feministen, die hen als een bedreiging zagen voor hun eigen imago, de zogenaamde Lavender Menace. Deze grote maatschappelijke verhalen worden gestut met kleine menselijke getuigenissen. Van homo’s, lesbiennes en transgenders die hun eigen persoonlijke strijd moesten voeren om te kunnen zijn wie ze altijd al waren of wilden zijn.

Bittere noodzaak, aldus de activistische comedian Robin Tyler, die de kast waar ze uit moest komen treffend omschrijft als ‘een verticale doodskist’. Pas daarna kon het leven echt beginnen. Trots.