Michael Douglas – The Child Prodigy

Kirk & Michael Douglas / AVROTROS

Als één acteur de Amerikaanse man van eind twintigste eeuw een gezicht heeft gegeven, dan is het Michael Douglas. Of het nu was als een overspelige echtgenoot (de brave borst Dan Gallagher die in Fatal Attraction een affaire heeft met een bijzonder wraaklustige Glenn Close), de Januskop van het kapitalisme (Gordon ‘Greed is good’ Gekko in Wall Street, Oliver Stone’s aanklacht tegen de Reagan-jaren) of een doorgesnoven en seksbeluste thrillseeker (rechercheur Nick Curran die in Paul Verhoevens erotische thriller Basic Instinct jaagt op Sharon Stone), Douglas wist er een gedenkwaardige ‘man you hate to love’ van te maken.

Ook dit portret van de Amerikaanse acteur begint echter weer bij zijn vader Kirk Douglas, één van de grootste Hollywood-sterren van de jaren vijftig en zestig en een man waar je als kind bijna standaard schril tegen afsteekt. Kan Michael binnen de filmwereld ooit meer worden dan ‘de zoon van Spartacus’? blijft lang, niet in het minst voor hemzelf, de vraag. Hij belandt eerst op het televisiescherm (de populaire politieserie The Streets Of San Francisco), wordt daarna succesvol achter de schermen als filmproducent (de klassieker One Flew Over The Cuckoo’s Nest, waarbij hij zijn vader passeert voor de hoofdrol) en breekt tenslotte toch door op het witte doek met ComaThe China Syndrome en Romancing The Stone.

In Michael Douglas: The Child Prodigy (52 min.), een documentaire van Amine Mestari, gaat de hoofdpersoon er eens goed voor zitten om het verhaal van zijn leven en carrière van context te voorzien. Dat vadercomplex blijft daarin alsmaar terugkomen, ook als junior zich al lang en breed op eigen kracht heeft bewezen. ‘Als ik had geweten dat je zo succesvol zou worden was ik aardiger tegen je geweest toen je opgroeide’, zei Kirk, volgens Michael, op latere leeftijd tegen hem. ‘Achteraf bezien was hij héél trots.’ Zoonlief had bovendien inmiddels iets bereikt wat voor zijn vader nooit zou zijn weggelegd: een Oscar. Voor de rol van Gordon Gekko, die hij ruim twintig jaar later nog eens op zich zou nemen in het vervolg Wall Street: Money Never Sleeps (2010).

In de tussentijd was Michael Douglas al indringend geconfronteerd met de man die hij was geworden. Een workaholic, net als zijn vader. En bevattelijk voor verslaving, zoals wel meer leden van de familie. Hij praat er open over in dit verzorgde portret. Douglas zou er ook door rijpen als acteur en andersoortige rollen gaan accepteren, tegenpolen van de typische Amerikaanse mannen die hij eerder in zijn loopbaan van zo’n typisch Douglas-gezicht had voorzien.

Tax Me If You Can

Periscoop Film

Het is een surrealistische scène: tijdens het World Economic Forum in Davos legt gespreksleider Heather Long, economiejournalist bij The Washington Post, op 23 januari 2019 een vraag voor aan een panel met enkele CEO’s. Het Democratische congreslid Alexandria Ocasio-Cortez heeft een belastingverhoging voor de allerrijkste Amerikanen voorgesteld, zeventig procent voor mensen die meer dan tien miljoen verdienen, om zo de inkomensongelijkheid te verminderen. ‘Michael Dell, ondersteun jij dit idee?’

Nadat de meeste panelleden eens smakelijk hebben gelachen, start de CEO van Dell Technologies zijn antwoord. Dat begint met zijn eigen ideële stichting en eindigt met een uitdaging rond dat hoge belastingpercentage: ‘Noem me één land waar dat heeft gewerkt.’ Erik Bryjnjolfsson, economieprofessor van Stanford University, antwoordt doodgemoedereerd: ‘De Verenigde Staten.’ Hij legt uit: van pak ‘m beet de jaren dertig tot de jaren zestig lag het belastingniveau voor de rijksten ongeveer op dat niveau – of hoger. ‘Dat waren best aardige jaren voor de economische groei.’

’s Mans interventie weerlegt het idee van belasting als gelegaliseerde diefstal. En dat is te herleiden tot de inaugurale rede van de Amerikaanse president Ronald Reagan in 1981, de aanzet voor een neoliberale wind door het vrije westen: de overheid is niet de oplossing van alle maatschappelijke problemen, de overheid is in werkelijkheid zelf het probleem. Laten we de overheid dus uitkleden voordat die ons uitkleedt (of laat zien dat wij, ondanks die gesoigneerde maatpakken, helemaal geen kleren aanhebben). Zo bezien is het acceptabel om belasting te ontwijken of ontduiken.

Juist die gedachte – in het bijzonder bij het rijke deel van de wereld, dat ook de middelen heeft om er serieus werk van te maken – wordt door de Franse documentairemaker Yannick Kergoat genadeloos aan de kaak gesteld in Tax Me If You Can (114 min.). Internationale bedrijven zoals Google die zich bijvoorbeeld bedienen van de zogenaamd Double Irish With A Dutch Sandwich, waarbij Ierland, Bermuda én Nederland (pijnlijk vaak vernoemd in dit even lijvige als vlijmscherpe schotschrift over de belastingmoraal van de bevoorrechten) ervoor zorgden dat het bedrijf nauwelijks belasting betaalde.

Daarbij vinden de handigste jongens van de vrije economie steevast consultants van Deloitte, PricewaterhouseCoopers, KPMG en Ernst & Young, de Big Four van wat eufemistisch ‘belastingoptimalisatie’ wordt genoemd, aan hun zijde. Die tuigen de meest ondoorzichtige constructies op, met brievenbusfirma’s op belastingparadijzen zoals de Kaaiman- of Maagdeneilanden die worden gerund door nepbestuurders en -aandeelhouders. En de gewone – laten we hem nog een keer van stal halen – werkeman wordt geacht om trouw af te blijven dragen.

Dat is in wezen zware en taaie kost – met veel en tamelijk abstracte cijfers en statistieken, dieven die een krijtstreeppak dragen in plaats van een zwart-wit gestreept boevenpak en desko’s die niet per definitie gewone mensentaal spreken – maar Kergoat dient die met Michael Moore-achtige zwier op: animaties die orde in de doelbewust gecreëerde chaos scheppen, vermakelijke tv- en filmfragmenten, koddige muziekjes, een verborgen camera-actie en veel humor. Zo ontstaat een ontluisterend beeld van de Fuck You!-economie, in de traditie van The Corporation en Inside Job.

Een links manifest, zo u wilt, over de moraal die zich blijkbaar als een virus onder ondernemers, bestuurders, politici en financiële deskundigen heeft verspreid: zolang het maar (min of meer) legaal is óf we niet worden betrapt, is in wezen alles geoorloofd.

STILL: A Michael J. Fox Movie

Apple TV+

Dit verhaal heeft alles wat een ouderwetse ‘tearjerker’ nodig heeft. Een voormalige schlemiel wordt tegen alle verwachtingen in een immens populaire televisie- en filmster en krijgt dan, eind twintig pas, een ongenadige onheilstijding: de ziekte van Parkinson.

In andere handen, een minder creatieve filmmaker en een minder lichtvoetige hoofdpersoon, zou het dat ook vast zijn geworden: zo’n documentaire die langzaam ieders keel dichtknijpt, waarna de kijker happend naar adem het aangrijpende dan wel sentimentele einde bereikt. En terwijl de allerlaatste traan over diens wang biggelt, wil de steen in zijn maag maar van geen wijken weten.

Dat is niet deze film. Omdat Davis Guggenheim over veel te veel verbeeldingskracht, makerslol en durf beschikt om zo’n rechttoe rechtaan drama te maken. En acteur Michael J. Fox in één (trillende) vinger meer humor en zelfspot heeft dan de gemiddelde comedian en bovendien consequent weigert om zijn leven te laten reduceren tot een zorgvuldig gecomponeerd hoopje ellende.

Wat is STILL: A Michael J. Fox Movie (95 min.) dan wel? Een ontzettend, ja, levenslustige film. Over een man die al als jong en (veel te klein) kind leerde dat het leven hem voor de keuze zette: funny or fight. Fox koos natuurlijk voor het eerste. Na talloze kinderrollen, die hij vanwege zijn geringe lengte als volwassene best nog kon spelen, volgde zijn doorbraak in de cheesy sitcom Family Ties.

Als Alex P. Keaton, de conservatieve oudste zoon van een hippiestel, stal hij ieders hart. Niet in het minst van de bevallige Tracy Pollan, die ook in het echte leven zijn geliefde – en de moeder van hun vier kinderen – zou worden. En kort daarna volgde zijn definitieve doorbraak in Hollywood met de eerste Back To The Future-film en was de ster Michael J. Fox (voorheen Mikey Fox) geboren.

Guggenheim dist het verhaal, dat Fox van zijn leven heeft gemaakt en eerder al in enkele boeken verwerkte, met ongelooflijk veel bravoure en schwung op. Daarbij maakt hij zeer ingenieus gebruik van scènes uit het omvangrijke oeuvre van zijn protagonist, vermengt die met gereconstrueerde kerngebeurtenissen uit diens leven en saust er enkele lekkere pophits doorheen. Dat werkt wonderwel.

STILL vangt zo ook de losse ‘tone of voice’ van Michael J. Fox, een man die beweert dat geen drank, drugs of vrouw op kan tegen dat gevoel als er om je wordt gelachen. Dit is dus geen topzware film – ook al wordt het Zwaard van Damocles dat permanent boven de hoofdpersoon hangt zeker niet buiten beeld gehouden. Het krijgt alleen tegenwicht met humor en (zelf)relativering.

En ook als zijn verhaal definitief aanbelandt bij de trillende vinger, die al aan het begin van dit (zelf)portret is geïntroduceerd, blijft Guggenheim stijl- en toonvast. Want Fox mag dan een ziekte hebben die ‘progressief, degeneratief en ongeneeslijk’ is – iets wat hij jarenlang verborgen hield, ook al is het met de wijsheid van nu gemakkelijk te spotten in beelden uit die tijd – die kan zijn kern niet raken.

De aandoening is natuurlijk ook zichtbaar in de centrale interviews voor deze, vreemd genoeg, héérlijke film, die werkelijk op alle niveaus werkt. Als Fox’s tremoren zich bijvoorbeeld even niet meer laten controleren of maskeren en hij nodig zijn medicatie moet innemen. ‘Je krijgt weer de vorm van jezelf’, zegt hij dan, zodra de rust in zijn binnenste is teruggekeerd. ‘Je wordt weer met jezelf gevuld.’

In de beperking toont zich zo wederom de meester. Tegelijkertijd slaagt Davis Guggenheim erin om voorbij die beperking te komen. Met een meesterlijke documentaire tot gevolg: een typische Michael J. Fox-film.

Verhoeven Versus Verhoeven

BNNVARA

Paul Verhoeven is zo’n begaafde regisseur. Je voelt je veilig bij hem.’ (Michael Douglas, acteur Basic Instinct)

‘We maakten ruzie, schreeuwden en lachten. Er zat een geweldige, maffe hartstocht in onze communicatie, die heel inspirerend was.’ (Sharon Stone, actrice Basic Instinct)

‘Hij wordt altijd een beetje verliefd op zijn hoofdrolspeelster, maar dat levert vaak wel een fantastische rol op. Omdat hij heel gepassioneerd regisseert.’ (Derek de Lint, acteur Soldaat Van Oranje en Zwartboek)

‘Ik heb z’n fijngevoeligheid leren kennen. Dat lijkt misschien verbazingwekkend, gezien de films die hij maakt.’ (Isabelle Huppert, actrice Elle)

 ‘Paul is geïnteresseerd in grijstinten, in dubbelzinnigheid en in hoe mensen werkelijk zijn.’ (Joe Eszterhas, scenarist Basic Instinct en Showgirls)

‘Er is een gek iets met Pauls films,: er zit heel vaak een vertraging in. Het duurt even voordat het allemaal op waarde wordt geschat. Dat geldt voor Spetters, dat geldt voor Showgirls en dat geldt voor Starship Troopers. Hij loopt dus voor de muziek uit.’ (biograaf Rob van Scheers)

‘Paul Verhoeven is een cineast die een groot publiek kan boeien en verleiden’, vat verteller Antoinette Beijen-van den Steenhoven ’t aan het eind, met de eloquentie van de betere filmcriticus, nog eens samen in het gedegen portret Verhoeven Versus Verhoeven (54 min.). ‘Maar bijna al zijn films leiden tot een schandaal. Hij neemt risico’s bij elk nieuw verhaal dat hij verfilmt. Hij aarzelt niet om aanstoot te geven of te choqueren en doet dat met een explosief mengsel van vernietigende ironie en aanstekelijke energie.’ Waarvan akte.

Deze documentaire van Elisabeth van Zijll Langhout uit 2016, uitgebracht rond de release van zijn speelfilm Elle, vat de carrière van Neerlands belangrijkste filmmaker samen in een straf uurtje. Hij kan ’t zelf overigens in grofweg twee zinnen. ‘Toen ik films maakte in Nederland noemden de critici m’n films decadent, pervers en vunzig’, zei hij bij de uitreiking van een Razzie Award, voor slechtste film van het jaar, voor Showgirls (1995) in het hart van de Amerikaanse filmindustrie. ‘Inmiddels worden m’n films in dit land bekritiseerd als zijnde pervers, decadent en vunzig.’

Verhoeven maakt nu eenmaal subversieve publieksfilms. Over de belangrijkste thema’s van het/zijn leven: seks, geweld en religie. En deze docu, waarin de man zelf ook uitgebreid aan het woord komt en fragmenten uit producties zoals Floris, Turks Fruit, Flesh+Blood, Robocop en Total Recall natuurlijk ook niet ontbreken, slaagt er heel aardig in om de essentie te vangen van de mens en filmmaker Paul Verhoeven, wiens thematiek in de afgelopen jaren overigens nader is uitgewerkt in aparte documentaires over Basic Instinct (Basic Instinct: Sex, Death & Stone) en Showgirls (You Don’t Nomi).

Aaron Carter: The Little Prince Of Pop

ABC News

In de slipstream van zijn oudere broer Nick, één van de blikvangers van de immens populaire Amerikaanse boyband The Backstreet Boys, wordt ook Aaron Carter een beroemdheid. Hij mag als negenjarig joch mee op tournee met de groep van zijn broer. In 2000 scoort hij als aaibaar kindsterretje de ene na de andere hit en staat daarmee model voor een nieuw soort tieneridool, waaronder ook Justin Bieber en Shawn Mendes kunnen worden gerekend.

Carter doet denken aan de ‘King Of Pop’ Michael Jackson. Die dubt hem hoogstpersoonlijk Aaron Carter: The Little Prince Of Pop (56 min.). ‘Hoe is het om als twaalfjarige groupies te hebben?’ vraagt een televisiepresentatrice vervolgens met droge ogen aan het blonde jongetje, dat opvallend nuchter reageert. ‘Dat zijn geen groupies, dat zijn gewoon fans.’ Vanaf dat moment kan het, tragisch genoeg, alleen maar bergafwaarts gaan voor de zanger die nooit zo populair zal worden als zijn broer Nick, met wie hij bovendien ernstig gebrouilleerd raakt.

Want net als Jackson en allerlei andere Hollywood-kinderen moet Carter, gestimuleerd door overambitieuze ouders, veel te jong volwassen worden en betaalt hij daar de rest van zijn leven, dat uiteindelijk maar 34 jaar zal duren en bijzonder tragisch eindigt, de tol voor. De getroebleerde en ernstige verslaafde man die zijn carrière heeft proberen te reanimeren via de realityshow House Of Carters, Dancing With The Stars en de therapeutische talkshow The Doctors lijkt dan in niets meer op het guitige kindsterretje dat ooit de wereld leek te gaan veroveren.

Deze tv-docu zoekt ondertussen het braakliggende terrein op tussen Showbiz Kids (20209, waarin documentairemaker en voormalige kinderster Alex Winter spreekt met lotgenoten, en The Boy Band Con: The Lou Pearlman Story (2019), waarin de voormalige manager van The Backstreet Boys en *NSYNC wordt geportretteerd en Aaron Carter zelf ook nog aan het woord komt. Pearlman maakte zijn jongens wereldberoemd en zoog hen vervolgens helemaal leeg. Toen hun populariteit terugliep, werden ze keihard geconfronteerd met zichzelf.

AJ McLean, één van de Backstreet Boys, weet hoe dat voelt. Hij kampt eveneens met ernstige verslavingsproblematiek en kan het tragische verhaal van Aaron, die hij al sinds diens kleutertijd kent, verder inkaderen. ‘Een prachtige tragedie’, noemt hij diens leven. Omdat naast de tristesse, heel begrijpelijk overigens, ook de vreugdevolle tijden moeten worden benoemd. Carters verloofde Melanie Martin, zijn beste vriend Taylor Helgeson en een (blijkbaar) onvermijdelijk gezelschap van journalisten, (tv-)therapeuten en deskundigen doen ook een duit in het zakje.

Wat beklijft is echter Aaron Carters screentest voor de sitcom Group, die slechts één maand voor zijn dood op 5 november 2022 werd opgenomen. In beeld zit een menselijk wrak, dat zich in zijn rol en tussen de opnames door nog behoorlijk staande houden, maar de camera uiteindelijk niet kan bedriegen: gewonde ogen, ingevallen gezicht, overwoekerd door (gezichts)tatoeages. De man die als jongetje de wereld aan zijn voeten had liggen, als tiener een relatie zou hebben gehad met zowel Hillary Duff als Lindsay Logan en als dertiger vooral ‘voorheen Aaron Carter’ is geworden.

De Kinderen Van De Hondsberg

Michael / vgn.nl

In 1998 kwam Roel van Dalen voor het eerst in De Hondsberg, een instituut voor onderzoek en behandeling van kinderen met een verstandelijke beperking. Dertien jaar later zocht de documentairemaker enkele kinderen die hij daar had leren kennen opnieuw op voor het tweeluik De Kinderen Van De Hondsberg (100 min.). Inmiddels moeten zij rond de veertig zijn. Alle reden, zou je als buitenstaander zeggen, om de draad weer op te pakken en in de allerbeste Up-traditie te gaan bekijken wat het leven hen en hun familieleden in de afgelopen jaren heeft gebracht.

Hebben het zeer gecompliceerde, van oorsprong Chileense meisje Céline en haar adoptieouders het precaire evenwicht tussen hen, dat ze met heel veel doorzettingsvermogen hebben opgebouwd, bijvoorbeeld weten te bewaren? Zou de goedlachse Michael nog steeds op zichzelf wonen, inmiddels een baantje hebben bemachtigd bij zijn grote liefde De Efteling en ook aan een leuke vriendin zijn gekomen? En is het de licht ontvlambare Boyce bovendien gelukt om niet meer te blowen, zijn relatie in stand te houden en uit de criminaliteit te blijven?

Kan Terrence verder nog altijd terugvallen op zijn twee broers, die zich als vanzelfsprekend om hem bekommeren, en is hij op een plek terechtgekomen waar hij wordt begrepen? Heeft Niels, bij wie volgens de orthopedagoog ‘de computer niet helemaal goed gemaakt is’, zijn vaste aanstelling waargemaakt en misschien ook nog zijn rijbewijs gehaald? En is de dappere Stéphanie, afkomstig uit een probleemgezin waarvan ze zich slechts met heel veel moeite heeft kunnen losmaken, erin geslaagd om het plekje in de samenleving te veroveren dat haar toekomt?

Want deze gewone Nederlanders, met stuk voor stuk een opmerkelijk levensverhaal, kunnen in potentie personages worden in een langlopend feuilleton over hoe ‘t mensen die een lastige start hebben gehad op de lange termijn vergaat. Hoe laat je dat turbulente verleden achter je? Kan dat überhaupt? En welke bijzondere uitdagingen biedt het leven dan voor iemand met een beperking of achterstand? Het is wel de vraag of ze dat willen: van sommige hoofdpersonen van de Up-serie is bekend dat ze hun levenslange participatie in het project als een soort vloek ervaren.

Aan Roel van Dalen zal het niet liggen. Kalm en respectvol observeert hij in De Kinderen Van De Hondsberg In 2011 zijn hoofdpersonen in hun dagelijks bestaan, versnijdt dit met beelden uit de oorspronkelijke serie en vraagt hen hoe ze naar hun eigen leven kijken. De aandacht ligt nadrukkelijk bij hen, mensen die vaak niet aan het woord komen. Over wie nogal eens wórdt gesproken. Gaan we nog van hen horen? Van de mannen en vrouwen die we nog altijd associëren met De Hondsberg – ook al zijn ze daar meestal al zeker een jaar of dertig weg.

Whores’ Glory

Kino Lorber

Ze bidden voor een goede dag. Lopen taakbewust naar binnen. Klokken daar in met een heuse prikkaart. Vrezen voor slappe business. Worden desondanks helemaal mooi gemaakt. Nemen daarna plaats in een soort vitrine. Krijgen net als alle andere poppetjes een nummer. Laten zich als exclusieve waar monsteren. Lachen intussen verleidelijk naar potentiële klanten. Worden enthousiast aangeprezen en ‘all-incusive’ aangeboden. Horen vervolgens hoe hun nummer officieel wordt omgeroepen. En stappen, nadat er bij een officiële kassier is afgerekend, met een gelukkige consument de lift in. Onderweg naar (maximaal twee uur) dagelijkse arbeid – of, voor de betaler, even heerlijk ontspannen.

‘Ik beloof je prachtige lichamen en goede service’, heeft een bedrijfsleider van The Fishtank in Bangkok die klant nog toegeroepen. Het eerste deel van het drieluik Whores’ Glory (119 min.) krijgt daarmee een onwerkelijk karakter. De wereld die doorgaans in de schemering blijft wordt hier vol in het licht gezet. Zonder schaamte presenteren de prostituees, hun pooiers en de hoerenlopers zich. Alsof het regulier werk is. Ómdat het regulier werk is – of daar tenminste verdacht veel op lijkt. En om het verhaal helemaal af te maken spenderen sommige meisjes (al) hun geld dan weer aan ‘barjongens’, die in een club op hen zitten te wachten en daar weer hun brood mee verdienen. Het lijkt een soort circulaire sekseconomie.

Vergeleken met het welhaast glamoureuze lopende bandwerk in Thailand gaat het er bij The City Of Joy in Bangladesh, de tweede pleisterplaats van deze film over het oudste beroep ter wereld van de Oostenrijkse documentairemaker Michael Glawogger, tamelijk ambachtelijk aan toe. De vrouwen zijn minder opgedirkt, ontvangen hun cliënten op een kamertje van een rudimentair bordeel en worden aangestuurd door een madam die zelf ook uit het vak komt en flink van leer kan trekken. Sommige van de werkende vrouwen zijn in werkelijkheid gewoon meisjes. Héél jonge meisjes. Véél te jonge meisjes zelfs. Die gewoon verhandeld worden. Soms zelfs door hun eigen moeder. Alleen aan orale seks doen ze niet. Dat is tegen hun geloof.

De meeste klanten lijken zich niettemin helemaal niet te schamen voor hun ‘hobby’. Terwijl hij een klant knipt, vertelt een jonge kapper bijvoorbeeld trots dat hij zeker één of twee keer per dag naar de dames van plezier gaat. ‘Zonder de rosse buurt van Faridpur zouden vrouwen niet op straat kunnen komen, zonder dat ze worden lastiggevallen’, zegt hij. ‘Mannen zouden zo geil zijn dat ze hen gewoon zouden verkrachten. Zonder die meisjes zouden ze zich vergrijpen aan koeien en geiten.’ In het bordeel zijn desondanks genoeg deerniswekkende taferelen op te tekenen. ‘Waarom moeten vrouwen zoveel lijden?’ vraagt één van de meiden zich bijvoorbeeld wanhopig af. ‘Is er echt geen andere manier voor ons?’

Voor het nóg grimmigere derde deel van deze bijna twee uur klokkende afdaling in de krochten van de seksindustrie, die wordt aangedreven door een indie-soundtrack met songs van onder andere PJ Harvey en CocoRosie, neemt Glawogger de wijk naar La Zona in het Mexicaanse grensstadje Reynosa, waar auto’s met potentiële klanten af en aan rijden om de markt te verkennen: schaars geklede vrouwen, die voor een luttel bedrag ieders stoutste dromen waarmaken. Levend in het hellehol tussen sekswerk, crack en – ook hier – God. ‘Ze hebben schrik voor die grote paal van mij’, pocht een man die roepend en wuivend rondrijdt in zijn auto. Morgen gaat hij helemaal los, zegt hij. Tegen de camera en tegen zichzelf, zo lijkt het.

Waarna deze somber stemmende film uit 2011, onderdeel van Michael Glawoggers World Of Work-trilogie, aanstuurt op een 18+-scène die werkelijk anti-sexy oogt en geen enkele opwinding te weeg brengt. Alleen ongemak, walging zelfs. En de vraag of dit wel in beeld moest – en of het misschien geënsceneerd is. Whores’ Glory is dan allang een deprimerende ervaring geworden, een kouwe film die in je botten gaat zitten. Over een liefdeloze wereld, boordevol werktuiglijke seks. En dat lijkt ook precies Glawoggers bedoeling.

George Michael – Portrait Of An Artist

Channel 4

Dit is hoe je een postuum portret van een tot de verbeelding sprekende artiest dus niet maakt.

George Michael (1963-2016), de Britse popzanger die in de jaren tachtig een tieneridool werd met Wham!, daarna een al even succesvolle solocarrière opbouwde en de allerlaatste sceptici voor zich won tijdens het Freddie Mercury Tribute Concert For AIDS Awareness in 1992, waar hij, zowat als enige, het stembereik van de Queen-zanger leek aan te kunnen. Zo’n man, een sekssymbool bovendien dat stiekem worstelde met zijn eigen seksualiteit, verdient een documentaire die zijn kunst recht doet en een oprechte poging onderneemt om achter het gordijn te komen.

Géén film die al dat fraaie beeld- en geluidsmateriaal – tv-interviews, videoclips, concerten, B-roll en media-optredens – helemaal kapotsnijdt, ten faveure van een hele stoet, al even vlot gemonteerde pratende hoofden; van lieden uit zijn periferie (tourmanagers, bandleden en geluidstechnici) en collega-artiesten (Stevie Wonder, Rufus Wainwright en Sananda Maitreya, alias Terence Trent D’Arby) tot de onvermijdelijke beroemdheden (Piers Morgan, Paul Gambaccini en Stephen Fry) en biografen, journalisten, homoactivisten, psychologen en andere ‘kenners’.

Met gezwinde spoed stiefelt Simon Napier-Bell, die zijn sporen ooit verdiende als bandmanager van groepen als The Yardbirds, T. Rex en Wham! (!), in George Michael – Portrait Of An Artist (94 min.) chronologisch door het leven en carrière van de zanger, die op slechts 53-jarige leeftijd overleed. Deze turbulente halve eeuw heeft meer dan voldoende euforie, drama en muziek opgeleverd voor ruim negentig minuten kijkvoer. Dat de film tot het tragische einde blijft boeien is evenwel volledig op het conto te schrijven van het vat vol tegenstrijdigheden genaamd Georgios Kyriacos Panayiotou.

Zijn creativiteit, ego, idealisme, ambitie, twijfel, drugsgebruik, provocaties, aandachtshonger en depressies máken deze documentaire. En dan moeten we Napier-Bell maar vergeven dat hij die dichtsmeert met ‘sfeermuziek’, de enige persoon die écht dichtbij Michael stond (zijn voormalige vriend Kenny Goss) wel héél weinig speeltijd geeft en citaten van vooraanstaande figuren zoals Jean-Paul Sartre, Jackson Pollock en Vladimir Nabokov gebruikt om elk hoofdstuk in te leiden. Want dat is dus niet hoe je een postuum portret van een tot de verbeelding sprekende artiest maakt.

George Michael had zelf overigens ook uitgesproken ideeën over hoe een film over zijn leven en carrière eruit zou moeten zien. Die werd in 2017, eveneens postuum, wereldwijd uitgebracht: George Michael: Freedom

Boom! Boom! The World vs. Boris Becker

Apple TV+

Twee keer heeft Alex Gibney de voormalige toptennisser Boris Becker gesproken voor dit portret, vertelt hij aan het begin van Boom! Boom! The World vs. Boris Becker (212 min.): in 2019, op 51-jarige leeftijd, als de drievoudige Wimbledon-winnaar net vanwege mogelijke fraude in het vizier van justitie is gekomen. En drie jaar later, in het voorjaar van 2022, enkele dagen voordat hij daadwerkelijk de gevangenis in moet. Ze ogen als twee verschillende mensen: een goed geconserveerde charmeur versus een gebroken mens, een oudere man ineens, met waterige ogen, die maar niet kan begrijpen wat hem is overkomen.

De eerste Boris Becker heeft duidelijk de overhand in het eerste deel van deze tweedelige documentaire, waarin Alex Gibney de start van zijn carrière doorlicht. Van zijn eerste overwinning op Wimbledon in 1985 als zeventienjarige serve & volley-speler tot het moment dat hij de nummer 1-positie op de wereldranglijst claimt, na een heroïsche overwinning op Ivan Lendl tijdens de Australian Open van 1991. Behalve de voormalige tennistopper komen daarbij ook Beckers ex-vrouw Barbara, legendarische manager Ion Tiriac en opponenten als Björn Borg, John McEnroe en Mats Wilander aan het woord – ook over de sport tennis zelf, een grote liefde van Gibney.

De eerste helft van deel 2 benut hij voor de nazomer en herfst van Beckers carrière, waarin hij er een sport van maakt om overwinningen voor de poorten van de hel weg te slepen. Die wedstrijden worden door Alex Gibney, met behulp van een zeer uitgesproken soundtrack, weergegeven als shootouts in een spaghettiwestern. Wanneer de situatie hopeloos lijkt, haalt Boom Boom Boris het allerbeste in zichzelf naar boven. De filmmaker ziet er een metafoor in voor het leven van zijn protagonist. Eerst laat hij de boel volledig ontsporen, om de zaak daarna alsnog vlot te trekken en als een Houdini te ontsnappen – of er op zijn minst een goed verhaal aan over te houden.

Want Alex Gibney herkent ook de verhalenverteller in Boris Becker: een man die zijn eigen versie van de waarheid liever niet dood checkt. Dat doet Gibney dus voor hem: met een voice-over grijpt hij enkele keren in na een interviewfragment en meldt dan dat wat zijn hoofdpersoon hem zojuist heeft verteld wellicht toch nét iets anders ligt. Het is een betwistbare werkwijze – reparatie in de montage in plaats van directe confrontatie – van een verhalenverteller die er een specialiteit van heeft gemaakt om omstreden persoonlijkheden te portretteren (Julian Assange, Lance Armstrong en Elizabeth Holmes) en daarbij niet schroomt om ze zo nodig ook te ontmaskeren.

Het laatste uur van zijn tweeluik reserveert Gibney voor Beckers leven ná de sport, het beruchte zwarte gat, waarin hij nog een periode coach is van Novak Djokovich (die zich hier lovend over hem uitlaat) en verder vooral ernstig boven zijn stand leeft.  Zo manoeuvreert hij zich steeds nadrukkelijker in de problemen én in de Duitse Boulevardbladen. Want over drie dingen raakt het land volgens de übercelebrity nooit uitgepraat: Adolf Hitler, de hereniging van Oost- en West-Duitsland én Boris Becker. Als de problemen hem boven het hoofd groeien, meldt ook Boris 2 zich weer, ontzet over hoe het leven hem nu kansloos achter volstrekt onmogelijke ballen aan laat rennen. 

Een roemloze nederlaag lijkt onvermijdelijk, waarbij Alex Gibney zich ook steeds vaker opstelt als geduchte tegenstander, met bovendien een bijzonder gevaarlijk wapen: die venijnige voice-over waarmee hij zijn hoofdpersoon rücksichtslos kan fileren. Daarmee licht hij ditmaal met name Beckers financiële bokkensprongen kritisch door. Tot een totaal demasqué van de Bekende Duitser leidt dit niet. Boom! Boom! is krachtiger als psychologisch portret van een begenadigde tennisser – en daarmee van het wezen van een sport, die twee mensen fysiek en psychologisch volledig tegen elkaar uitspeelt. Totdat één van beiden omvalt.

In dat spel is en blijft Becker een nooit te onderschatten opponent. Gibney vervat dit in een dramatisch shot van die fractie van een seconde waarop hij zijn racket laat neerdalen voor alwéér een machtige service. Als Boris zijn zinnen écht zet op de overwinning en die opslag begint te lopen, dan is er meestal geen houden aan. Zoals zijn voormalige coach Günther Bosch ‘t ooit verwoordde: Becker speelt doorgaans vooral tegen Becker. Als hij die verslaat, wint hij meestal ook wel de wedstrijd.

Praying For Armageddon

UpNorth Film

‘Nooit eerder in de geschiedenis van de wereld hebben alle spelers zich op het toneel gemeld’, houdt televisiedominee John Hagee van Cornerstone Church zijn gehoor voor. ‘Iran, Rusland, China, Europa, Amerika… Alles is helemaal perfect. Het eindgevecht om wereldheerschappij zal de moeder aller oorlogen worden. Armageddon.’

En om dat laatste gaat het de oprichter van de belangengroep Christians United For Israel (CUFI), een organisatie die maar liefst tien miljoen leden heeft en zo’n honderd miljoen evangelische Amerikanen, dertig procent van het totale electoraat, tot zijn natuurlijke achterban mag rekenen. De staat Israël is een voorwaarde om te komen tot de grote eindstrijd, liefst zo snel mogelijk, die in de Bijbel wordt aangekondigd en de terugkeer van Jezus Christus mogelijk maakt. Op ‘Judgment Day’ zullen evangelische Amerikanen en Israëlische Joden vervolgens recht tegenover elkaar komen te staan. En John Hagee heeft er geen enkele twijfel over wie er dan zal – en moet – zegevieren.

Tot die tijd is er een logisch verbond tussen de twee partijen. Vanuit conservatief en christelijk Amerika krijgt Israël dan ook vrijwel ongelimiteerde steun, zowel in moreel als financieel opzicht. Naar verluidt werd in 2021 door CUFI bijvoorbeeld 3,3 miljard dollar verzameld voor militaire steun aan Israël. Net als Maya Zinshteins ‘Til Kingdom Come (2020) verdiept Praying For Armageddon (97 min.) zich in de wereld daarachter. Van conservatieve religieuze leiders zoals Hagee en Robert Jeffress tot de op een Harley rondreizende dominee Gary Burd, die oogt als een Hells Angel en een soort ridderorde om zich heen verzamelt voor de bloedige strijd die is aangekondigd.

Tegenover deze ‘Evangelical Christian Zionists’ plaatst documentairemaakster Tonje Hessen Schei criticasters zoals de Israëlische rabbi en mensenrechtenactivist Arik Ascherman, de voormalige evangelische prediker Frank Schaeffer en de oud-militairen Lawrence Wilkerson en Michael Weinstein (die de Military Religious Freedom Foundation runt). Weinstein laat zien hoe christelijke symboliek, Bijbelverzen of de merknaam Crusader Arms bijvoorbeeld, inmiddels letterlijk op wapens is terug te vinden. En dat lijkt hem koren op de molen van wervers voor Amerika’s ideologische tegenstanders, zoals Islamitische Staat, Boko Haram en de Taliban.

Journalist Lee Fang van The Intercept fungeert als verbindende factor in deze unheimische film. Hij probeert in gesprek te gaan met de belangrijkste spelers uit het invloedrijke verbond tussen christelijke Amerikanen, die van hun land best een theocratie willen maken, en Israeli’s, die in hun eigen natie niets minder dan het beloofde land zien. Via hen schetst deze dramatisch getoonzette documentaire een volstrekt twijfelloze wereld, waarin roestvrijstalen religieuze idealen samenkomen met ongebreidelde geweldsfantasieën. Het is een angstaanjagend perspectief, dat zonder al te veel moeite kan – of, dramatischer gesteld: wel moet – leiden tot een bloedige oorlog.

De Amerikaanse generaal Jerry Boykin, nog niet zo lang geleden onderminister van Defensie, verwoordt het in een eigen interpretatie van het Bijbelboek Openbaringen en het daarin geschetste Armageddon als volgt: ‘Als de Heer terugkeert, komt hij als een strijder. Rijdend op een wit paard, in een met bloed bevlekt wit gewaad, met een zwaard in zijn hand. En ik geloof dat het zwaard dat hij dan draagt een AR-15 is.’

Finding Michael

Disney+

Is het meer dan een MacGuffin, een slim geïntroduceerd verhaalelement waarmee Hollywood-vertellingen wel vaker in gang worden gezet? De foto, in 2017 gemaakt op 8500 meter hoogte, waarop een lichaam op een besneeuwde bergwand is te ontwaren. Zou het werkelijk Spencer Matthews’ oudere broer Mike kunnen zijn, die in 1999 als jongste Brit de top van de Mount Everest bereikte en enkele uren daarna spoorloos verdween op de berg?

Spencer wil in elk geval op expeditie naar het Himalaya-gebergte, zodat hij zijn overleden broer eindelijk mee naar huis kan brengen. Dat wordt een heidens karwei. Finding Michael (100 min.) vereist dus een ervaren en uitgebalanceerd zoekteam van klimmers en sjerpa’s. Matthews roept de hulp in van de bekende Nepalese klimheld Nirmal Purja, die eerder de hoofdrol speelde in zijn eigen documentaire, 14 Peaks: Nothing Is Impossible.

Terwijl Team Spencer in deze documentaire van Tom Beard op weg gaat naar de Aziatische bergtop, wordt tevens Mike’s laatste expeditie gereconstrueerd. Ergens onderweg moeten de twee paden elkaar kruisen, waarbij het nog maar de vraag is of Michael Matthews wel zo gemakkelijk kan worden geïdentificeerd als het inderdaad zover komt. Hij ligt er immers al twintig jaar, vlakbij de top waarmee hij zijn naam heeft gevestigd. 

Deze zoektocht, die met dronecamera’s fraai is vastgelegd, voelt enigszins gekunsteld. Alsof die, behalve uit persoonlijke noodzaak, ook wordt ondernomen omdat het gegarandeerd een enerverend beeldverhaal oplevert. Daarbij speelt eveneens een rol dat de hoofdpersoon Spencer Matthews, een bekende televisiepersoonlijkheid in het Verenigd Koninkrijk, regelmatig in een soort verslaggevers- of presentatorrol terechtkomt.

Hij kan uitstekend onder woorden brengen hoe het is om een broer te verliezen en wat het zou betekenen als hij diens lichaam nu definitief zou kunnen bergen, maar op de één of andere manier voelen de emoties die daarbij vrijkomen soms ook wat opgeprikt. Alsof ze geregisseerd zijn in plaats van geregistreerd. Daardoor wordt Finding Michael nooit de ‘tearjerker’ die het verhaal van de twee broers in wezen wel zou kunnen zijn.

The Missing Children

ITV

In een hoek van de binnentuin van het St. Mary’s Mother and Baby Home in Tuam, West-Ierland, dat door Bon Secours-nonnen werd gerund en in 1961 is gesloten, doen twee lokale jongens tijdens hun zoektocht naar appels een bizarre ontdekking. We vonden een stapeltje botten, kan Frannie Hopkins zich een kleine halve eeuw later nog altijd goed herinneren. ‘Als er geen schedels tussen hadden gezeten, hadden we geen idee gehad dat het om menselijke resten ging.’

Tot een serieus onderzoek komt het echter niet in de jaren zeventig. De zaak wordt door de plaatselijke autoriteiten grondig toegedekt. Totdat de deksel, door inspanningen van de lokale historica Catherine Corless, in 2014 alsnog van de septische put gaat. Bijna achthonderd baby’s liggen er waarschijnlijk begraven in de tuin van het katholieke moederhuis. Zelfs dat is voor de Ierse overheid echter geen reden om meteen een officieel onderzoek te gelasten.

Sterker: Corless komt zelf onder vuur te liggen. Ze zou een notoire fantast en aandachtszoeker zijn. De nonnen van de Bon Secours-orde en de Ierse katholieke kerk treft in elk geval geen enkele blaam. Hoe dan ook. Het is een bijzonder pijnlijk verhaal, dat in The Missing Children (88 min.) wordt verteld door nabestaanden van kinderen die stierven in Tuam en anderen die er wél overleefden. Een schandaal dat zowel in Ierland als in de rest van de wereld z’n sporen heeft achtergelaten.

Zo werd Michael Byrne bijvoorbeeld geadopteerd door een Amerikaanse echtpaar. Zijn biologische moeder heeft hij nooit leren kennen. ‘Helaas kreeg ik de informatie dat ze inmiddels was overleden en al die tijd in Philadelphia had gewoond’, vertelt hij. ‘Dat is dichtbij waar ik woon. Ik had gewoon de trein naar haar kunnen nemen.’ Hij kan er nog steeds kwaad om worden. ‘Wie heeft waarom besloten om deze informatie, die alleen voor mij belangrijk is, bij me weg te houden?’

Michael Byrne ontdekte verder dat zijn moeder anoniem was begraven en maakte zelf een gedenkteken voor haar. ‘Dat is het enige wat ik voor haar kon doen’, stelt hij geëmotioneerd. ‘Ik heb haar nooit ontmoet en toch altijd aan haar gedacht.’ Het enige wat hem nu rest is aandacht voor haar vragen, bij elke gelegenheid die hij heeft. ‘Annie Owen’, zegt Byrne demonstratief, terwijl hij recht in de camera van regisseur Tanya Stephan kijkt, in een film die zowel aangrijpt als boos maakt.

Van 1922 tot 1998 blijken er ruim tachtigduizend ongetrouwde Ierse moeders te zijn vastgezet in meer dan veertig door de kerk gerunde instellingen. De meeste vrouwen werden gedwongen om afstand te doen van hun baby. Duizenden van die kinderen zijn vervolgens ongevraagd geadopteerd. En nog eens ruim negenduizend van hen zijn zelfs gestorven in de tehuizen. Hun dood werd echter niet officieel geregistreerd. En hun lichaampjes werden simpelweg weggemaakt.

Zelfs 25 jaar na de sluiting van het allerlaatste Mother and Baby Home wachten sommige Ieren die ooit in zo’n tehuis verbleven, of hun familieleden, nog altijd op informatie over wie ze zijn of waren, waar ze vandaan komen en wat er is gebeurd met hun verwanten. Door devote dienaren van God, die er soms nog geld aan leken te verdienen ook, zijn bij hen elementaire mensenrechten geschonden. Dat valt achteraf niet meer te repareren. Hooguit te verzachten.

Subject

Autlook

‘Did he do it?’ schreeuwt een enorm billboard aan de overkant van de straat. Margie Ratliff schrikt ervan als ze haar auto parkeert. ‘De oude poster is terug om ons te achtervolgen’, zegt ze beduusd.

Met het bord kondigt Netflix de re-release aan van The Staircase, een true crime-serie uit 2004 over de moord op Margies moeder Kathleen. Haar vader Michael Peterson geldt daarvoor als verdachte. De oorspronkelijke documentaireserie wordt, samen met het driedelige vervolgseizoen uit 2018, in bijna tweehonderd landen opnieuw uitgebracht. Margie kijkt met gemengde gevoelens terug op haar deelname aan de serie. Alsof ze als tiener permanent onder de microscoop lag – en, ongewild, nog altijd ligt. Haar vader heeft daar veel minder moeite mee. Michael Peterson beschouwt de camera als een probaat middel om zijn verhaal te doen en zijn onschuld te bepleiten.

Ieder taxeert z’n rol in een iconische documentaireproductie op zijn eigen manier. Dat is een terugkerend element in wat gerust een Droste-docu mag worden genoemd: Subject (96 min.), een intrigerende documentaire van Jennifer Tiexiera en Camilla Hall over de hoofdpersonen van documentaires: hoe kijken zij daarop terug en wat heeft die hen gekost en opgeleverd? De één ziet vooral voordelen (zoals voormalig basketbaltalent Arthur Agee uit Hoop Dreams, die bijvoorbeeld, niet onomstreden, heeft meegedeeld in de opbrengsten van de film), een ander is met name negatief (Elaine Friedman, die er als moeder van een getroebleerd gezin zeker niet schadevrij vanaf komt in Capturing The Friedmans).

De meeste personages hebben beide kanten van de medaille leren kennen. ‘Ik was heel erg blij dat ik werd gezien’, vertelt Jesse Friedman bijvoorbeeld, die (onschuldig) in de gevangenis zat vanwege seksueel misbruik van buurtkinderen. ‘Ik was een hele lange tijd onzichtbaar geweest.’ Hij heeft ook zijn latere vrouw ontmoet door de film. Zij zag hem voor het eerst in de documentaire van Andrew Jarecki, begon daarna zijn zaak actief te ondersteunen en legde ook persoonlijk contact. Tegelijkertijd definieert Capturing The Friedmans nog altijd Friedmans leven, hoewel de film gebeurtenissen van tientallen jaren geleden behandelt en nauwelijks iets met zijn huidige bestaan van doen heeft.

Ahmed Hassan is door The Square (2013) één van dé gezichten geworden van het protest op het Egyptische Tahrirplein tijdens de Arabische Lente van 2011. Die bekendheid heeft echter verstrekkende gevolgen voor zijn persoonlijke veiligheid. Susan Reisenbichler, de moeder van The Wolfpack (2015), realiseerde zich door de film over haar getroebleerde gezin pas echt hoe mis het was bij haar thuis. Haar zoon Mukunda Angulo kreeg door de release van de docu dan weer de kans om de wereld te zien die hem jarenlang was onthouden. Hij wil filmmaker worden, maar schat de kans dat hij zich ooit aan een documentaire waagt als bijzonder klein in.

Documentaires zijn een ‘ethische jungle’, constateert regisseur Bing Liu, die in zijn persoonlijke film Minding The Gap de confrontatie met zijn moeder is aangegaan. Dat is ten koste gegaan van hun relatie. Tiexiera en Hall laten ook andere makers zoals Davis Guggenheim, Assia Boundaoui en Evgeny Afineevsky reflecteren op hoe ’t is om met échte personages te werken en hoe je daarvan nooit ‘subjecten’ mag maken. De makers van de documentaires waarvan de hoofdpersonen aan het woord komen in Subject krijgen overigens géén gelegenheid om daarop te reageren. Zij hebben hun kans al gehad bij het maken van hun film. Nu hebben hun protagonisten zelf de regie.

De rollen zijn dus omgedraaid in deze doc², waarin alle ethische aspecten van het vertellen van verhalen over echte mensen aan de orde komen. Als die verhalen eenmaal de wereld in zijn geholpen, is er in elk geval geen weg terug meer, toont de casus van The Staircase. Afgelopen jaar verscheen de dramaserie The Staircase met acteur Colin Firth als Michael Peterson. Sophie Turner – alias Sansa Stark uit Game Of Thrones – speelt daarin Margaret Ratliff. Om deze rol voor te bereiken had de Britse actrice graag willen spreken met de vrouw die ‘tientallen jaren traumatherapie’ nodig heeft gehad om het overlijden van haar moeder en de verwikkelingen daaromheen een plek te geven.

In Het Echt Heb Ik Een Neus

Stephane Kaas & het competitieve mannetje / NTR

Vorm is inhoud. En dus oogt deze documentaire van Stephane Kaas, die met Rutger Lemm een Emmy Award won voor het joyeuze portret Etgar Keret – Een Waargebeurd Verhaal, over webcomics als, ja, een webcomic en is ook het verhaal opgebouwd als, juist, een webcomic. Kaas houdt sinds augustus 2019 een getekend dagboek bij en had op een gegeven moment een lumineus idee: een film over, jawel, webcomics. Die is echter gemakkelijk bedacht dan gemaakt. Zeker omdat de maker ervan permanent ‘het competitieve mannetje’ in zichzelf op afstand moet zien te houden. Die is echter ook in deze joyeuze docu gekropen, om zo nu en dan zijn ongezouten mening te geven over wat die Kaas nu weer heeft gedaan of nagelaten.

‘Als dit geen succes wordt, heb ik daarna nog wel werk?’ vraagt de hoofdpersoon/maker zich dan ook zelf nog eens hardop af, als de productie van zijn ‘internationale coproductie’ en het filmen van allerlei cartoonisten niet van een leien dakje blijkt te gaan. ‘Ik heb voor elke draaidag een slapeloze nacht, waarin ik me vooral druk maak over niet kunnen slapen.’ Angstzweet kan op zo’n moment natuurlijk niet uitblijven. ‘Gatverdamme!’ roept het mannetje dan uit, terwijl hij, demonstratief met zijn armen over elkaar, naast zijn gastheer gaat zitten. Die weet het dan echt, of op z’n minst in de comic, niet meer. ‘Had ik niet een ander beroep kunnen kiezen?’

Gaandeweg geeft Stephane Kaas in In Het Echt Heb Ik Een Neus (55 min.), een titel die verwijst naar het verschil tussen de Amerikaanse cartoonist Jackie E. Davies (@underpantsandoverbites) en de karikaturale versie die ze van zichzelf presenteert, echter steeds meer ruimte aan de zielenroerselen van zijn vakbroeders en -zusters. De Brit Alex Norris (@webcomic_name) geeft via een klodderfiguurtje, dat in drie tekeningen steeds tot dezelfde clou komt (‘oh no’), bijvoorbeeld uitdrukking aan het leven als queer. Emma Jon-Michael Frank (@jonmichaelfrank) getuigt van zijn psychische problemen en gevoel voor poëzie. En Renske de Greef (@renskedegreef) brengt de complicaties van het (aanstaande) moederschap in beeld in Mamamorfose.

Met hun persoonlijke en openhartige werk, dat doorgaans ergens tussen zelfmedelijden en zelfspot bivakkeert, geven ze tegenwicht aan de ideaalbeelden die anderen vaak op sociale media droppen. Zelfs grote maatschappelijke thema’s kunnen daarbinnen een plek krijgen, zoals de Vlaamse cartoonist Christina de Witte (@chrostin), met tekeningen over hoe onveilig vrouwen zich soms op straat voelen, en haar Oekraïense collega Zhenya Oliinyk (@evilpinkpics), met haar impressies van de Russische inval, laten zien. Misschien spreekt de Amerikaanse Whit Taylor (@whittaylor), die haar eigen depressies en angsten belicht in haar tekeningen, wel voor hen allemaal als ze zegt dat haar webcomics ‘mijn meest authentieke manier van bestaan’ vormen. 

En dat is dan eigenlijk best een aardig inhoudelijk motto voor deze verfilmde webcomic, die Stephane Kaas uiteindelijk toch, min of meer, of puur voor de vorm, tot een goed einde heeft weten te brengen.

Sean Connery vs James Bond

Arte

Heeft Sean Connery James Bond gemaakt? wil interviewer F. Lee Bailey weten tijdens een bezoek aan de Schotse acteur in 1967. Of heeft James Bond Sean Connery gemaakt? In zijn antwoord neemt de man zelf het woord Frankenstein in mond. Bond, James Bond, was voor hem een monster van Frankenstein geworden, waarvan hij een groot deel van zijn carrière afstand probeerde te nemen. De immense aandacht voor de Britse superspion werkte verstikkend, stelt hij tegen Bailey. ‘Maar het heeft me er nooit van weerhouden om een nieuwe film te maken.’

In de documentaire Sean Connery vs James Bond (53 min.) buigen vrienden, collega’s en deskundigen, zoals collega-acteur Andy Garcia, regisseur John Boorman, biograaf Christopher Bray, auteur Lisa Funnell en producer Murray Grigor zich over Connery’s leven en loopbaan, die worden geïllustreerd met talloze filmfragmenten, (privé)foto’s en tv-interviews. James Bond wordt daarin gaandeweg een vloek waaraan hij echt niet kan ontsnappen. ‘Overal waar hij kwam werd hij aangesproken en meneer Bond genoemd’, vertelt historicus/biograaf Michael Feeney Callan. ‘Hij haatte dat.’

Toen hij de iconische geheimagent eindelijk van zich had afgeschud en allerlei andersoortige rollen had gespeeld (die toch aanmerkelijk minder gage bleken binnen te brengen), besloot Connery in 1983 in arren moede maar om zijn eigen Bondfilm te maken. ‘Het werkte op geen enkele manier’, zegt Feeney Callan daarover. ‘Het was visueel een rotzooitje, Sean zelf is waardeloos en die Fred Astaire-pruik lijkt net een koeienvlaai. Geen idee hoe hij daarmee dacht weg te komen.’ Never Say Never Again legde ’t ook qua inkomsten flink af tegen de officiële Bondfilm Octopussy met Connery’s opvolger Roger Moore.

Zijn faliekant mislukte terugkeer naar Bond werkt vreemd genoeg bevrijdend, laat deze interessante tv-biografie van Gregory Monro zien. ‘s Mans rollen worden beter en succesvoller. En met films als The Name Of The Rose, Indiana Jones And The Last Crusade en The Untouchables komt eindelijk ook de waardering voor hem als acteur. Sean Connery, een man die ook in verband is gebracht met seksisme en huiselijk geweld, krijgt zo het imago van een ‘wise old man’ aangemeten en kan daarmee de rest van zijn leven en carrière vooruit.

Free Money

IDFA

Moet ik dan mijn eerstgeboren kind offeren? wil een dorpeling weten. Net als de andere bewoners van het Keniase dorp Kogutu kan hij zijn oren niet geloven. Dit klinkt echt te mooi om waar te zijn. Gratis geld!

Het Keniaanse dorp is onderdeel van een groots opgezet experiment. De Amerikaanse nonprofit-organisatie GiveDirectly gaat de bewoners twaalf jaar lang van een basisinkomen voorzien, om te bekijken wat dit doet met de plaatselijke gemeenschap en de individuele leden ervan. Toen oprichter Michael Faye, een op Harvard opgeleide econoom, het basisidee enige tijd eerder presenteerde op het hoofdkantoor van Google, vroeg één van de aanwezigen nog of hij misschien crack rookte. Toch kwamen ze uiteindelijk over de brug met maar liefst twee miljoen dollar.

In Free Money (77 min.) maken Lauren DeFilippo en Sam Soko halverwege het project, dat nog tot 2031 loopt, de balans op. De documentairemakers waren er al bij toen de deelnemers werden geselecteerd en geïnstrueerd en legden ook vast hoe ze, nog altijd ongelovig, bij hun telefoon zaten te wachten of het eerste geldbedrag daadwerkelijk zou arriveren. Zouden ze het gaan verbrassen of juist strategisch inzetten? Hun film heeft dan nog een onmiskenbaar optimistisch karakter en bevat bovendien enkele grappige scènes.

Gaandeweg komen er ook complicaties van het ideële project in zicht. Is het niet paternalistisch, vraagt de Keniaanse journalist Larry Madowo zich bijvoorbeeld af, om als westerlingen, van bovenaf bovendien, de armoede in Afrika op te gaan lossen? En kun je het eigenlijk wel maken om de buurdorpen van Kogutu níet te voorzien van dat gratis geld? Wat doet dat met een samenleving? Toch verliest deze fijne documentaire nooit zijn hoopvolle karakter. Dat is ook een logisch gevolg van de ideeën achter GiveDirectly, dat een oprechte poging doet om een succesvolle vorm van ontwikkelings(zelf)hulp te ontwikkelen.

Of dat gaat lukken? Daarover Free Money Too, over een jaar of negen, wellicht definitief uitsluitsel geven.

Wisconsin Death Trip

mubi.com

Is dit nu een voorbeeld van hoe ‘nieuws’, door zijn voortdurende gerichtheid op de (negatieve) afwijking van wat we met z’n allen normaal vinden, ons beeld van de wereld kan verminken? Afgaande op de berichten die Frank Cooper in de jaren 1890-1900 voor een plaatselijke krant schreef was de dood werkelijk alomtegenwoordig in Black River Falls, een stadje in het noorden van de Amerikaanse staat Wisconsin dat vooral werd bevolkt door Noorse en Duitse immigranten en dat in die tijd werd geconfronteerd met mijnsluitingen en een economische crisis. Magere Hein kwam bovendien zelden helemaal uit zichzelf. Hij werd regelmatig een handje geholpen.

In Wisconsin Death Trip (78 min.), de verfilming van Michael Lesy’s gelijknamige non-fictieboek uit 1973, daalt regisseur James Marsh aan de hand van Coopers nieuwsberichten, ingelezen door acteur Ian Holm, af in een zwart-witte horrorwereld die volledig wordt gedomineerd door malheur: ziekte (difterie), drugsgebruik, allerlei vormen van gekte (winterdepressies, liefdesverdriet en godsdienstwaanzin) en de vertaling daarvan naar tragische ongelukken, wanhoopsdaden en – niet te negeren: zo vaak – redeloos geweld. Tegen een voormalige geliefde, zichzelf of iemand die toevallig op het verkeerde moment op de verkeerde plek was.

Zo introduceert de filmmaker in deze documentaire uit 1999 bijvoorbeeld de verwarde schoollerares Mary Sweeney die overal ruiten kapot slaat, een dertienjarige Duitse jongen die samen met zijn tienjarige broertje een willekeurige man doodt en de wereldberoemde Franse operaster Pauline L’Allemand, die in de herfst van haar carrière en leven plotseling, zonder enige vooraankondiging, het geïsoleerde plaatsje in Wisconsin aandoet. Marsh illustreert al deze menselijke drama’s met authentieke foto’s van de lokale fotograaf Charles Van Schaik, stemmige klassieke muziek en naargeestige gereconstrueerde scènes zonder geluid.

Tegenover dat ‘stomme’ verleden, gerangschikt aan de hand van de vier jaargetijden, plaatst hij hedendaagse beelden van Black River Falls: ogenschijnlijk onschuldige taferelen van kinderen in Halloween-kostuum, de plaatselijke missverkiezingen of kerkdiensten, die echter steeds nadrukkelijker worden begeleid door verhalen over brandstichting, seriemoordenaars en zelfmoord. Zo klinkt de beladen geschiedenis van het kleine stadje onmiskenbaar door in het heden. Alsof alle ellende zich zomaar zou kunnen herhalen. Wisconsin Death Trip wordt daarmee niets minder dan een reis, bepaald niet ontdaan van drama en bombast, naar de donkerste spelonken van de menselijke geest. Daar waar doorgaans, dat ook, het spraakmakendste ‘nieuws’ wordt gevonden.

Changing The Game

Als het verhaal van één minderheid in de afgelopen jaren zichtbaar is gemaakt via documentaires, dan is het waarschijnlijk de worsteling van de transgemeenschap om gezien en geaccepteerd te worden. Internationaal via films als Disclosure, Petite Fille en Seahorse: The Dad Who Gave Birth. En ook in Nederland. Via het baanbrekende Valentijn van Hetty Nietsch, natuurlijk, en recente titels zoals Mevrouw Faber, Jason en Ryan Is Zwanger.

De Amerikaanse documentaire Changing The Game (52 min.) uit 2019 richt zich specifiek op de dilemma’s van transsporters. Regisseur Michael Barnett portretteert enkele jongeren die een transitie hebben ondergaan en nu op een serieus niveau sport beoefenen. Kan dat nog? Wat zijn daarvoor de regels? Is een geslachtsbevestigende operatie een absolute vereiste of niet? En met wie mogen/moeten deze gedreven sporters zich dan meten? Het blijken verdomd venijnige vraagstukken, waarmee in elke staat bovendien anders wordt omgegaan.

Is het bijvoorbeeld fair als jonge vrouwelijke atleten in Connecticut het moeten opnemen tegen hardloopster Andraya Yearwood, die is geboren als jongen? Het verhaal van Mack Beggs is helemaal saillant. De worstelaar uit Texas wil graag om de eer strijden met jongens, maar is nog altijd veroordeeld tot de meisjes – en wint daar menig toernooi, ook dat nog. In een mediamaatschappij zoals de Verenigde Staten komt hem dat vanzelfsprekend op boude kritiek en onversneden haat te staan.

Gelukkig heeft Mack de steun van zijn grootouders, bij wie hij is opgegroeid. Dat is minder vanzelfsprekend dan het lijkt. Oma Nancy werkt bijvoorbeeld al 25 jaar als hulpsheriff, is overtuigd lid van de Republikeinse partij en heeft een heel arsenaal wapens in huis. Niet het prototype transvriendelijke Amerikaan, zou je op voorhand zeggen. Ook in dit geval wint liefde het echter van vrees en vooroordelen. Tegelijkertijd maakt dat het verlies niet minder zuur voor het worstelmeisje dat nu het onderspit delft tegen Mack.

Barnett sympathiseert duidelijk met zijn hoofdpersonen en legt hun strijd, binnen en buiten de sport, met de nodige bravoure en bombast vast. Bovendien verrijkt hij hun persoonlijke verhalen met quotes van gewone Amerikanen, sportofficials en deskundigen, fragmenten uit nieuwsprogramma’s en talkshows, en de resultaten van onderzoek binnen de transgemeenschap. Zo ontstaat een genuanceerd beeld van deze bijzondere en toch ook weer gewone Amerikanen, waarbij hun sportcarrière als een aansprekende arena voor de uitdagingen des levens fungeert.

House Of Hammer

Discovery+

Wanneer eindigt een voor beide partijen bevredigende BDSM-relatie en begint seksueel misbruik? Voor buitenstaanders is dat verdraaid lastig vast te stellen. Is de kinky aankondiging ‘I’m going to bite the fuck out of you’ bijvoorbeeld niet meer dan een erg uitgesproken manier van flirten of toch het schaamteloze statement van een seksueel roofdier dat rücksichtslos andermans grenzen overschrijdt?

Jonge vrouwen zoals Courtney Vucekovich zagen in dit soort brisante berichtjes in elk geval geen aanleiding om hun online-contacten met de bekende acteur Armie Hammer (The Social Network, Call Me By Your Name en Death On The Nile) af te breken. Sterker: ze gingen daarna fysiek met hem afspreken, vanuit de gedachte dat ze nu toch echt hun prins op het witte paard hadden gevonden. En toen liep het al snel helemaal uit de hand, stellen ze in House Of Hammer (167 min.), waarin de knappe Hollywood-held publiekelijk aan de schandpaal wordt genageld.

Alle vrouwen die zich in deze driedelige docuserie van Elli Hakami en Julian P. Hobbs uitspreken hebben ogenschijnlijk een soortgelijk profiel: ze ogen als fotomodel en lijken influencer-ambities te hebben. Hun persoonlijke getuigenissen, die vooralsnog niet tot officiële aanklachten tegen Hammer hebben geleid, zijn in de voorbije periode driftig rondgepompt door juicechannel-types, zoals TheZenBlonde en Candice Cronkhite. Die laten zich doorgaans niet al te veel gelegen liggen aan het checken van de feiten en lijken ook wel te genieten van alle ophef die ze veroorzaken. Dat heeft iets onsmakelijks.

De idylle die Armie Hammer jarenlang in stand probeerde te houden – als man met een perfect huwelijk, inclusief ‘trophy wife’ en twee bekoorlijke kinderen – wordt in elk geval ruw verstoord. Bovendien plaatsen de bekende onderzoeksjournalist Edward Epstein en Armie’s eigen tante Casey, die heeft gebroken met de rest van de familie, zijn uitspattingen en de gedachte dat je overal mee wegkomt binnen een lange familietraditie. Die schijnt ooit te zijn gestart door Armie’s meedogenloze overgrootvader Armand Hammer, puissant rijk geworden met Occidental Petroleum. Een zeer machtig man, gewend om zijn zin te krijgen.

Deze historische context, waarbij de Hammers worden vergeleken met de disfunctionele Roy-familie uit de dramaserie Succession, vormt het interessantste deel van House Of Hammer. Als de beschuldigingen tegen Armie Hammer, nog eens goed in de verf gezet door de vermaarde vrouwenrechten- en #metoo-advocate Gloria Allred, de boventoon voeren, krijgt de miniserie al snel het karakter van een eendimensionale lynchpartij. Waarbij de acteur zelf, schuldig aan seksueel geweld of niet, wel zo verstandig is om niet verder in de vlek te gaan wrijven.

Incident At Oglala

Op 26 juni 1975 vallen enkele mannen het Pine Ridge-reservaat in South Dakota binnen. Pas later wordt het de bewoners duidelijk dat het om FBI-agenten gaat. Ze zijn op zoek naar Jimmy Eagle, die wordt verdacht van het stelen van een paar cowboylaarzen. Dan hebben de aanwezige Lakota Sioux-indianen, die zich bijna van nature – en niet zonder reden – bedreigd voelen, echter allang naar de wapens gegrepen. Een intens vuurgevecht kost twee FBI-agenten en één ‘native American’ het leven.

Na de ‘shoot out bij Jumping Bull’ worden drie bewoners van het reservaat aangeklaagd. Onder hen is Leonard Peltier, die ervan wordt beschuldigd dat hij de agenten koelbloedig heeft geliquideerd. Hoewel Peltier, die zelf ook aan het woord komt in Incident At Oglala (90 min.) van regisseur Michael Apted, ontkent, verdwijnt hij voor onbepaalde tijd achter de tralies. In de navolgende jaren zal hij uitgroeien tot een martelaar, die figureert in films (Apteds eigen Thunderheart), wordt bezongen in songs van U2, Rage Against The Machine en Little Steven en zelfs een eigen standbeeld krijgt in Washington D.C.

Behalve de schietpartij op Pine Ridge en de nasleep daarvan schetst deze documentaire uit 1992 ook nadrukkelijk de deplorabele situatie van de native Americans, de oorspronkelijke inwoners van de Verenigde Staten. In de reservaten waartoe zij al generaties lang zijn veroordeeld blijven armoe, ziekte en verslaving schering en inslag. Dit heeft in de jaren vóór Jumping Bull al geleid tot de bezetting van het historisch beladen stadje Wounded Knee, waar in 1890 een enorme slachtpartij onder indiaanse stammen werd aangericht. En die actie heeft weer geleid tot talloze rechtszaken en allerlei gewelddadige confrontaties met de FBI.

Deze klassiek opgezette documentaire is voor hedendaagse begrippen tamelijk traag en uitleggerig, met een duidelijk aanwezige verteller (Robert Redford), heel veel pratende hoofden en aansluitend archiefmateriaal en figuratieve beelden van het reservaat. Michael Apted, een veelzijdige filmmaker die zowel een James Bond-film (The Word Is Not Enough) als de legendarische documentaireserie Up op zijn naam heeft staan, laat evenwel zowel ‘native Americans’ als vertegenwoordigers van de lokale en federale overheid aan het woord. Gezamenlijk schetsen zij het enorme wantrouwen dat is ontstaan tussen Amerika’s oorspronkelijke bewoners en de (federale) overheid. En dat – zo maakt Incident At Oglala glashelder – móest wel tot gewelddadige aanvaringen leiden.

Leonard Peltier verblijft ondertussen al een kleine halve eeuw in de gevangenis.