Thoughts & Prayers

HBO Max

Never waste a good crisis! Al die dodelijke schietpartijen op Amerikaanse scholen – waar in wezen natuurlijk helemaal niemand op zit te wachten – hebben inmiddels wel voor een bruisende nieuwe bedrijfstak gezorgd. In de ‘active shooter preparedness industry’ gaat tegenwoordig al gauw drie miljard dollar om.

Vol verve brengen typisch Amerikaanse mannen – doorgaans oud-politiemensen, veteranen en handige ondernemers – hun nieuwe technologie, trainingsprogramma’s en producten aan de onderwijzer, leerling en ouder. Een door de overheid aanbevolen active shooter-game bijvoorbeeld. Skateboards, klaptafels en rugzakken die kunnen worden ingezet als kogelwerende barrière. En een robot als een valse aanvalshond.

Er moet natuurlijk ook massaal worden getraind – en geschoten – in deze volvette film van Zackary Canepari en Jessica Dimmock, die dezelfde branche opzoekt als de documentaires Bulletproof en The Bad Guy. En daarvoor zijn dan weer plastic machinegeweren, zelfklevende nepwonden en andere hebbedingetjes nodig. Want er is blijkbaar behoefte aan. En wie zijn deze ondernemers dan om daar niet aan te voldoen?

De boodschap is duidelijk en wordt er met behulp van gestileerde beelden, erg bombastische muziek en veelvuldig gebruik van slow motion vol verve ingeramd. Tussendoor vertellen Amerikaanse kinderen en tieners hoe zij kijken naar de industrie waarvoor zij een belangrijk, ja, doelwit zijn – en de huiveringwekkende wereld, van zeer reëel gevaar en een al even echte angstcultuur, die daarachter schuilgaat.

Soms lijken zij precies te verwoorden wat de filmmakers met deze docu willen zeggen. Als de voormalige groene baret Thrasher bijvoorbeeld heeft verteld dat al die ‘school shootings’ helemaal niets te maken hebben met het bezit van (automatische) wapens in de Verenigde Staten en alles met de mentaliteit van de mensen, faden Canepari en Dimmock hem weg en geven het woord aan een bedachtzaam tienermeisje.

Veel mensen vinden hun eigen recht om een wapen te bezitten het allerbelangrijkst, stelt zij verontwaardigd. ‘Dus mij een zorg als jij in je klas wordt neergeschoten.’ Haar klasgenoot, die naast haar in het lokaal heeft plaatsgenomen, benadrukt vervolgens nog maar eens hoe zijn land daarmee afwijkt van de rest van de wereld: ‘Het is de belangrijkste doodsoorzaak bij kinderen in dit land. Dat is toch absurd.’

En die absurditeit is precies wat deze documentaire nog eens vol in de schijnwerper wil zetten. Ten overvloede, zou je kunnen zeggen. Alleen de politici, die categorisch weigeren om iets te doen aan ‘school shootings’ en die elke nieuwe wapenwet torpederen, schitteren ditmaal door afwezigheid. Terwijl dat er nog maar aan ontbrak: hun obligate, schijnheilige en volstrekt gratuite Thoughts & Prayers (84 min.).

Jim Carrey: America Unmasked

VPRO

‘Hoe werd Carrey, aan het begin van de jaren negentig nog volledig onbekend, de grappigste man ter wereld?’ vraagt de stem zich af. ‘Wie was het werkelijke doelwit van zijn lawine van karikaturen? En maskeerde zijn ongegeneerde idioterie misschien kritiek op de samenleving die hij grof en vulgair vond?’

Met die vragen zet de vertelstem, ingesproken door Lison DanielJim Carrey: America Unmasked (52 min.), een tv-portret van de befaamde Canadese komiek en acteur, in gang. ‘Een grappig gezicht met benen’ aldus diezelfde stem, ook wel voice-over genaamd. Rubber benen, welteverstaan. En ook een rubberen gezicht, trouwens.

Jim Carrey ontwikkelde zich, zo betoogt deze film van Thibaut Sève en Adrien Dénouette, tot een soort nineties-versie van Charlie Chaplin. Met zijn gekke bekken kon hij doorgaan voor een kolderieke reactie op de actiehelden van de jaren tachtig, een platvloerse parodie op de American Dream en een uitvergroting van het bijbehorende materialisme.

Hij was ‘een comedymachine die zich door niets of niemand laat stoppen’, stelt de stem nog maar eens, ten overvloede. Ga maar na: de Ace Ventura-films, Dumb & Dumber en The Mask. Terwijl hij zich puur op archiefmateriaal moet verlaten – filmfragmenten, tv-optredens en archiefinterviews – wandelt de verteller door Carreys leven en loopbaan.

Eenmaal aan het einde van de twintigste eeuw aanbeland, stijgt die nog naar grote hoogte met de televisietrilogie The Cable GuyThe Truman Show en Man On The Moon. In de volgende eeuw, zeker na 11 september 2001, wordt alles anders. De klok heeft geslagen voor cartooneske komieken zoals Eddie Murphy, Robin Williams en Jim Carrey.

In een wereld waarin sinds de komst van het internet echt iedereen beroemd kan worden, zijn eigen Truman Burbank zogezegd, is er eigenlijk vooral behoefte aan kijkers, mensen die ’t op zich af laten komen. ‘De acteur is geleidelijk van het toneel verdwenen’, constateert de stem, ‘en wordt de laatste kijker, die de gekte van de wereld aanschouwt.’

En dat geeft hem, de karikaturale buitenbeen, alle ruimte om de ontregelende boodschappen die altijd al in films zoals Ace VenturaHow The Grinch Stole Christmas en Me, Myself & Irene verstopt zaten, nu ongefilterd op de wereld los te laten. Jim Carrey is politieker dan ooit, concludeert de vertelstem, ook al legt zich hij tegenwoordig vooral toe op schilderen.

Trailer Jim Carrey: America Unmasked

El Minuto Heroico: Yo También Dejé El Opus Dei

HBO Max

Je moet een tapijt zijn om andermans voetstappen te verzachten. Met die boodschap werden nieuwe numenairs voorbereid op wat hen te wachten stond binnen Opus Dei. Ze waren zorgvuldig uitgezocht: kwetsbare en buigzame meisjes, bij voorkeur uit grote katholieke gezinnen, die hun leven wilden geven aan God en het religieuze genootschap.

In de vierdelige docuserie El Minuto Heroico: Yo También Dejé El Opus Dei (Engelse titel: How I Left The Opus Dei, 204 min.) getuigen dertien vrouwen over hun ervaringen binnen de conservatieve katholieke organisatie die in 1928 werd opgericht door de inmiddels heilig verklaarde Spaanse priester Jozefmaria Escrivá (1902-1975). Hun herinneringen lijken exemplarisch: ze stammen uit verschillende landen (Spanje, Mexico, Engeland, Argentinië en Ierland) en omspannen ruim een halve eeuw.

De voormalige Opus Dei-leden verhalen stuk voor stuk over een sober, ingetogen en liefdeloos bestaan. De vrouwen werden verplicht om zich volledig aan God te wijden, stelselmatig als sloof en voetveeg gebruikt, financieel uitgeknepen en intussen zorgvuldig losgeweekt van hun families. Zelfkastijding was bovendien de norm. Met een slim verhulde cilicium, een soort zelfpijnigingsband voor rond het been, en een boetegesel, soms afgezet met scheermesjes, om alle zonden eruit te slaan.

Al die persoonlijke getuigenissen, aangevuld door enkele kenners van Opus Dei, stapelen wel behoorlijk en zorgen ervoor dat deze miniserie van Mònica Terribas erg praterig en stroperig wordt. Gedramatiseerde scènes met de Spaanse actrice Claudia Traisac, soms gadegeslagen en becommentarieerd door de voormalige Opus Dei-leden, geven de vertelling weliswaar lucht, maar kunnen uiteindelijk niet voorkomen dat zeker de eerste drie delen van El Minuto Heroico een behoorlijk lange zit worden.

In de afsluitende aflevering vertellen de vrouwen over wat die periode in Opus Dei, die soms meerdere decennia omvatte, heeft nagelaten in hun leven en tonen, in scènes die de andere afleveringen ook wel hadden kunnen gebruiken, hoe ze daarna toch nog iets van hun bestaan hebben proberen te maken. Intussen besteedt Terribas aandacht aan hoe de christelijke organisatie uiteindelijk toch onder vuur is komen te liggen, buiten én binnen de kerk.

How Big Is The Galaxy?

Marx Film

Sinds de film die wordt beschouwd als de allereerste documentaire – Nanook Of The North (1922) van Robert Flaherty – werd uitgebracht, zijn er zo’n honderd jaar verstreken. In eerste instantie lijkt How Big Is The Galaxy? (73 min.) echter bijna een kopie van Flaherty’s klassieke docu over een Inuit-gezin, onderdeel van een eskimo-gemeenschap in de omgeving van het Canadese Quebec. Ze woonden in een iglo en voorzagen in hun dagelijkse behoeften met jagen en vissen.

De plaats van handeling in deze observerende film van Ksenia Elyan is nu Siberië, maar de setting is verder vergelijkbaar: een uitgestrekt, besneeuwd landschap, vooral bevolkt door elanden, waar zich nauwelijks een mens waagt. In deze toendra wonen het zevenjarige jongetje Zakhar Zharkov, zijn oudere broer Prokopy en hun ouders. Zij behoren tot een inheems volk, de Dolganen, dat met uitsterven wordt bedreigd. Slechts een enkeling houdt nog vast aan de traditionele nomadische leefstijl.

Illustratief daarvoor is een scène waarin vader Zharkov een ree vangt en doodt met zijn mes, terwijl zijn zoons in een boom klimmen en daar met elkaar beginnen te kibbelen. Al snel roept de plicht. Zakhar moet bijspringen als zijn vader het dier begint te villen. ‘Mam, kijk, ik heb in het bloed gestaan’, zegt hij naderhand. Gevolgd door de onvermijdelijke vraag: ‘Papa, waarom is bloed rood?’ Want Zakhar is een guitig en vroegwijs joch, dat nieuwsgierig is naar alles. Aan zijn vragen komt nooit een eind.

Intussen is Prokopy koppig in die boom blijven zitten. De rivaliteit tussen de jongens, die volledig op elkaar zijn aangewezen, vormt het hart van deze film over een gemeenschap die los lijkt te zijn gemaakt van tijd en ruimte en ondertussen via de televisie, mobiele telefoon en laptop wel degelijk in verbinding staat met de bewoonde wereld. De twee broers zitten elkaar gedurig op de huid. En als de oudste eindelijk uit die boom is geklommen, moeten ze het reeënkarkas nog samen per slee naar huis vervoeren.

Sinds enige tijd is er ook iets veranderd: de jonge en serieuze juf Nelly Andreevna geeft de kinderen in hun eigen huis les. Nog niet zo lang geleden werden Dolganen verplicht om hun kinderen naar kostscholen te sturen, waar ze volledig vervreemd raakten van hun wortels. Tegenwoordig kunnen ze thuis wiskunde of Russische literatuur leren. Tenminste, als ze een door de staat goedgekeurde onderwijzer(es) in huis nemen. Al snel hangt er dus ook een portret van Vladimir Poetin in het geïmproviseerde klaslokaaltje.

In de ogen van Poetin zitten volgens Zakhar camera’s. ‘En hij ziet jou en hij ziet hoe raar jij doet’, houdt hij Prokopy voor. ‘Hij zegt: wat zit dat ventje te mopperen? Als hij volwassen was, zou hij naar Oekraïne worden gestuurd. En daar zou je meteen doodgeschoten worden.’ Zo vloeien realiteit en fantasie samen in een jongensboekleven dat langzaam door de werkelijkheid wordt ingehaald.

How To Rob A Bank

Netflix

Wie is ‘Hollywood’? vragen FBI-agent Shawn Johnson en Mike Magan van de politie van Seattle zich af. Zij jagen begin jaren negentig op een bankovervaller, die soms meerdere malen per dag toeslaat. Hij maakt gebruik van ingenieuze vermommingen en gaat zeer professioneel te werk. Wie is deze ‘meesterovervaller’, die het al snel tot de Most Wanted-lijst van de FBI schopt?

’s Mans identiteit blijft niet lang geheim voor de kijkers van How To Rob A Bank (88 min.). Stephen Robert Morse en Seth Porges introduceren hem vrijwel meteen, via mensen uit zijn directe omgeving. Scott Scurlock is een vrijbuiter, die in zijn directe omgeving vooral bekendheid geniet vanwege een vernuftig gemaakte boomhut, die hij eerst bouwt in de vrije natuur en daarna jarenlang bewoont.

Zijn familie weet niets van zijn andere activiteiten. Veel vrienden tasten ook in het duister – al is de adrenalinejunk vanuit zijn eigen scheikundelab wel betrokken geweest bij de productie van en handel in meth. Hij voldoet echter op geen enkele manier aan het clichébeeld van de oliedomme boef, die direct na het verlaten van de bank, met een zak goudstukken op z’n rug, in de boeien wordt geslagen.

Daarvoor is Scurlock, die zich spiegelt aan de bankrover Bodhi uit de heistfilm Point Break, veel te geslepen. Een Robin Hood-achtige status mag hem echter ook niet worden toegedicht, menen de politiemensen die op hem jagen. Daarvoor heeft hij – samen met zijn handlangers Mark Biggins en Steve Meyers, die beide aan het woord komen in deze film – te veel emotionele schade aangericht.

Het excuus dat een bankoverval een vergrijp zonder slachtoffers is verwijzen zij in elk geval linea recta naar het rijk der fabelen. Ze organiseren dus een klopjacht op de man, die hen steeds te slim af is geweest. Die komt tot een climax rond Thanksgiving 1996, als de overvaller en zijn kornuiten weer eens toeslaan en daarna proberen te vluchten. Een onvervalst spelletje ‘cops & robbers’ komt op gang.

De uitslag daarvan is geen verrassing. How To Rob A Bank moet ’t dus vooral van de psychologische duiding hebben: waarom heeft een ontwikkelde en ogenschijnlijk sociaal bewogen man zoals Scott Scurlock uiteindelijk de afslag richting misdaad genomen, een weg die wel dood móest lopen? En hoe heeft hij dit al die tijd verborgen weten te houden voor het leeuwendeel van zijn directe omgeving?

En daarmee komen Morse en Porges heel aardig weg. Hun film ontwikkelt zich tot een boeiend portret van een man die er klaarblijkelijk van genoot om een middelvinger op te steken naar het gezag en gaandeweg ook niet meer anders leek te kunnen. Met ‘live free or die’ als even treffende als tragische lijfspreuk.

Hate To Love: Nickelback

Nickelback

‘We zijn net The Beatles geproduceerd door Nickelback’, zegt Fred Savage stellig. ‘Het is muziek, maar die is wel kote!’

‘Nu is het genoeg!’, zegt zijn vriend die is verkleed als Spiderman. ‘Ik ben helemaal klaar met al dat Nickelback-gehaat. Denk je dat je daardoor cool overkomt bij de andere coole kids, Fred?

‘Nee’, antwoordt die zelfvoldaan. ‘Ik heb alleen wel gelijk.’

‘Nee, dat heb je niet’, reageert Spiderman fel.

‘Het is overgeproduceerde, formuleachtige oorrotzooi’, stelt Fred nog maar eens.

‘Oh, echt?’ sneert Spiderman, die zich naar de camera richt. ‘Dat staat dan wel op gespannen voet met de feiten. Vijftig miljoen verkochte albums. Nummer elf in de lijst van beste verkopende acts aller tijden. Billboard’s meest succesvolle groep van het afgelopen decennium. Zes Grammy-nominaties, twaalf Juno Awards…’ Hij werkt het lijstje nog even verder af, waarna de twee elkaar de hand geven en zacht Nickelbacks grootste hit How You Remind Me beginnen te zingen.

De scène uit de Hollywood-film Once Upon A Deadpool steekt op een aardige manier de draak met een opmerkelijk fenomeen: de alomtegenwoordige haat tegenover de Canadese band Nickelback, de risée van de internationale rockscene. Immens populair, maar geminacht door iedereen die zichzelf serieus neemt als muziekkenner. Een fenomeen waartoe ook acts als Bush, Kenny G en Limp Bizkit zich hebben te verhouden – of, in Nederland, Bløf en Kane.

Wat nu precies de reden is dat ’t, in vlogs, recensies en memes, zo gemakkelijk scoren lijkt tegen Nickelback? Ook de documentaire Hate To Love: Nickelback (101 min.) heeft het definitieve antwoord niet. Iets met gladgestreken gitaargeweld, platgetreden paden en pathos misschien? Zeker is dat ’t zo nu en dan nog steeds schrijnt en in het verleden ook écht pijn deed – zeker bij zanger Chad Kroeger, die samen met zijn broer Mike het hart van de groep vormt.

En dat is niet zo gek. ‘Ik heb geen identiteit zonder deze band’, zegt de frontman tijdens een partijtje pool met Mike. ‘We doen dit nu 22 jaar. De helft van mijn leven ben ik al die kerel die voor op het podium in een microfoon staat te schreeuwen. Dus ik weet helemaal niet wie ik ben als ik die vent niet zou zijn.’ Zijn moeder Debbie, begeleid door gedragen muziek, vult aan: ‘Hij is zeer zorgzaam en liefdevol en staat altijd open. Hij laat zich dus heel gemakkelijk pijn doen.’

Want Nickelback had al last van cancelcultuur, merkt iemand uit de entourage van de band op, voordat die term überhaupt bestond. Verder is deze muziekdocu van Leigh Brooks, die netjes de carrière van de band afloopt en daarbij even halthoudt bij het ontslag van enkele bandleden, lichamelijke ongemakken en het groepsgevoel, een beetje dertien in een dozijn. Met een nét iets te gladde climax. Net als …durf ’t bijna niet te zeggen… Nickelback.

The Happy Worker

MUBI

Iedereen zit vast in dezelfde poppenkast, aldus de essayistische film The Happy Worker (79 min.). Een groot deel van ’s werelds arbeidspopulatie is ongelukkig op zijn werk. Alleen niemand wil/durft er werkelijk over te praten. Liever houden we de schijn van succes, geluk en zelfontplooiing op. ‘Waarom creëren we als samenleving een omgeving waarbinnen goed, belangrijk en nuttig werk op zo’n manier moet worden gedaan dat mensen er kapot aan gaan en vertrekken?’ vraagt professor psychologie Christina Maslach, auteur van het boek The Burnout Challenge, zich af in deze productie van regisseur John Webster, die de ondertitel ‘How Work Was Sabotaged’ heeft meegekregen. Met veel humor schetst hij de dagelijkse hel die een (kantoor)baan kan worden.

Terwijl enkele werknemers die in het bedrijfsleven van doen hebben gekregen met fnuikende arbeidsomstandigheden, ontslag(rondes) of een burn-out met elkaar in gesprek gaan, slaat Webster de kijker met allerlei ontluisterende feiten en weetjes om de oren. ‘Wereldwijd is twintig procent van de werknemers betrokken. Ruim zestig procent voelt zich niet betrokken. En negentien procent is zo ongelukkig dat ze actief hun werkgever tegenwerken.’ Uitroepteken. Geen heel opwekkend beeld. En ook van hoe die bedrijven worden gerund heeft de filmmaker duidelijk geen al te hoge pet op: ‘Zestig procent van de reorganisaties verbeteren helemaal niets.’ En de gevolgen voor bedrijven en hun werknemers zijn, de oplettende lezer raadt ’t al, eveneens desastreus: ‘Millennials zijn veertig procent armer dan hun ouders en grootouders op dezelfde leeftijd.’

De manier waarop werk en arbeid in deze uiterst vermakelijke film worden geportretteerd is wel erg kritisch, op het karikaturale af. ‘Je bombardeert iemand tot manager omdat hij zijn werk goed doet’, geeft Webster bijvoorbeeld z’n eigen draai aan het zogenaamde Peterprincipe. ‘En dan ga je hem meer betalen om dat werk niet meer te doen. In plaats daarvan moet ie werk gaan doen waarvoor hij niet gekwalificeerd is. Waardoor de productiviteit van het hele team omlaag gaat, terwijl je iedereen toch gewoon z’n salaris moet blijven betalen. Intussen probeert de nieuwe manager aan zijn baas te bewijzen dat hij resultaten boekt. Dus huurt hij een management consultant in om het probleem te verhelpen. Dat levert een cool rapport op, maar verandert de helft van de tijd helemaal niets. En die consultant moet toch gewoon betaald worden.’

Zo bezien is de gemiddelde kantoorbaan een soort Groundhog Day at The Office, een zichzelf steeds herhalende martelgang op een doodse plek die je zelfs je ergste vijand, ook wel de baas genaamd, niet eens toewenst. En met het hedendaagse onderwijs, waarin elke vorm van creativiteit uiteindelijk een langzame dood sterft, worden we daar al onze hele jeugd op voorbereid. Waarbij nog moet worden aangetekend dat juist de meest zinloze banen het best worden gewaardeerd. Financieel, welteverstaan. En dat echt nuttig werk altijd schromelijk wordt onderbetaald. Zo creëert een schoonmaker in het ziekenhuis, althans volgens neweconomics.org, tienmaal de waarde van zijn inkomen. Iemand uit de kinderopvang ook nog zevenmaal. En, aap uit de mouw, een Londense bankier vernietigt zevenmaal de waarde van zijn salaris. Uitroepteken 2.

Zo gaat Webster in The Happy Worker regelmatig lekker kort door de bocht, maar de boodschap van zijn polemische docu komt wel degelijk over: veel werknemers moeten zich staande houden in een zeer ongezond ecosysteem, dat aan een grondige herziening toe is. Zodat ze ’s ochtends niet meer met loden schoenen van huis vertrekken en onderweg, werkelijk waar, erover fantaseren dat ze worden aangereden en daarna dan een tijdje uit de running mogen zijn.

How We Get Free

HBO Max

Noem het beestje gewoon bij z’n naam: met het borgsysteem criminaliseren we armoede. De Amerikaanse activiste Elisabeth Epps spreekt niet met meel in de mond. Het betalen van een contante borgsom schiet z’n doel volgens haar allang voorbij. Het was ooit bedoeld als dwangmiddel, zodat mensen die waren aangehouden ook naar de rechtbank kwamen als hun zaak daar voorkwam.

In de praktijk heeft dat systeem echter allerlei ongewenste effecten. Er zitten bijvoorbeeld permanent zo’n 350.000 Amerikanen, veelal afkomstig uit de zwarte gemeenschap, in voorlopige hechtenis, te wachten totdat ze, voor veelal kleine vergrijpen, kunnen worden berecht. Ze zitten daar alleen omdat ze de gevraagde borgsom, die zomaar 5.000 of 10.000 dollar kan bedragen, niet kunnen ophoesten.

In de gevangenis kan je leven binnen 72 uur grondig veranderen, stelt Denver County Sheriff Elias Diggins in How We Get Free (30 min.) van Geeta Gandbhir en Samantha Knowles. Voor je het weet ben je je baan kwijt. Het is dus niet vreemd dat ook veel onschuldige verdachten uiteindelijk maar gewoon schuld bekennen. Waarna ze de gevangenis mogen verlaten en hun leven kunnen hervatten.

In deze effectieve korte docu, die het zowaar tot de shortlist voor de Oscars heeft geschopt, volgen Gadbhir en Knowles de strijdbare Epps, die met donateurs het Colorado Freedom Fund heeft opgezet. Daarmee schiet ze borgsommen voor, zodat minder kapitaalkrachtige landgenoten niet nodeloos dagen, weken of zelfs maanden in de gevangenis hoeven te zitten. Zij weet zelf hoe dat voelt.

Als de zaak vervolgens juridisch is afgehandeld, krijgt Epps dat geld weer terug en kan dit worden ingezet voor een volgende zaak. De vraag overstijgt echter permanent het aanbod. En dus wil Elizabeth Epps dat het gehele juridische systeem wordt hervormd en gewone Amerikanen, die nauwelijks iets op hun kerfstok hebben, niet meer zomaar in een ‘kooi’ kunnen worden gestopt.

How To Create A Sex Scandal

HBO Max

Ze werden verkracht in ruil voor avondeten, vertellen Shelby, Hunter en Carly Mayo. In de parenclub van het Texaanse stadje Mineola, waar nette mensen wel uit de buurt bleven, moesten de kinderen voor geld optreden. Ze waren daarvoor klaargestoomd in een speciale ‘seks-crèche’ in de trailer van Booger Red, een vriend van hun moeder Shauntel. Om alles wat te vergemakkelijken kregen de kids ‘silly pills’ toegediend.

Geen wonder dat de lokale gemeenschap – conservatieve en zeer gelovige mensen – helemaal op zijn kop staat in 2004. Shauntel Mayo, de moeder van de drie kinderen, en hun stiefvader, oma, aangetrouwde opa en de illustere Booger Red, alias Patrick Kelly, moeten hangen – of gewoon het gevang in en dan de sleutel weggooien. De zaak is aanhangig gemaakt door Margie Cantrell, de vrouw die Shelby, Hunter en Carly had opgenomen als pleegkinderen. En zij heeft een bondgenoot gevonden in de Texas Ranger Phillip Kemp, die de getroebleerde kinderen, samen met haar, is gaan verhoren.

Ofwel: How To Create A Sex Scandal (121 min.), een driedelige docuserie waarin Julian P. Hobbs en Berndt Mader de afslag richting Trailerpark USA nemen. De beschuldigingen zijn nog niet geuit of de verdachten zitten achter slot en grendel in Smith County, dat niet voor niets te boek staat als Law & Order-land. Maar zoals dat gaat in dit soort true crime-series is toch niet alles wat het lijkt. Want zijn pleegmoeder Margie Cantrell en haar zwijgzame echtgenoot John zelf wel brandschoon? Hebben zij hun handen bijvoorbeeld thuis kunnen houden bij al die pleegkinderen?

Behoedzaam trekken Hobbs en Mader met de introductie van steeds weer nieuwe bronnen en informatie de verschillende poten onder het oorspronkelijke verhaal over een pedofielenkring in de Texaanse ‘swingers club’ vandaan. Totdat dit helemaal in elkaar dondert en de menselijke tol ervan kan worden opgemaakt. Deze straffe driedelige serie is dan op hetzelfde terrein beland als L’Affaire D’Outreau, een bijzonder ingenieuze productie over een soortgelijke zaak in Frankrijk. En zoals dat gaat met treurige geschiedenissen: naderhand zijn er vooral veel verliezers, die bovendien onnodig leed is toegebracht.

In dit geval lijkt er zowaar echter ook een winnaar.

Can You Feel It – How Dance Music Conquered The World

Clockwork Orange, Camden, London, 1995 / Clubbers Some thin-Else

Eerst is er de beat. Daarna volgen de clubs. En die geven deejays een platform om supersterren te worden. Dat is dan ook meteen de opzet van Can You Feel It – How Dance Music Conquered The World (178 min.)  een driedelige serie van Nico Wasserman en James Giles waarin verteller Rosalind Eleazar voorgaat door de historie van dancemuziek.

En die begint, in elk geval in deze versie van de gebeurtenissen, bij de Amerikaanse drummer Earl Young die in 1973 een discobeat introduceert in de single The Love I Lost van Harold Melvin & The Blue Notes. Zijn groove slaat aan en zorgt voor een nieuwe, uiterst dansbare muziekstroming die volgens menige oude rocker gigantisch ‘sucks’. Disco dus. Niet veel later zijn begrippen als ‘four to the floor’, remix en 12 inch (of maxi-single) volledig ingeburgerd. In Chicago ontstaat in de jaren tachtig vervolgens een eerste versie van housemuziek, terwijl Detroit zich min of meer tegelijkertijd opwerpt als onvervalste technostad. Deze nieuwe dansmuziek heeft alleen een gigantische U-bocht via Groot-Brittannië nodig, om echt de oversteek naar het grote publiek te maken.

Daarmee legt deze serie, met de muzikale pioniers die ertoe deden en doen, een gedegen fundament voor het volgende hoofdstuk. Over de plekken waar die nieuwe muziek en de bijbehorende cultuur een thuis zullen vinden: clubs en festivals. Ook daarvoor grijpen Wasserman en Giles een halve eeuw terug. Naar de feesten die deejay Dave Mancuso aan het begin van de seventies in New York begint te organiseren onder de noemer The Loft. Van daaruit is het dan weer een logische stap naar Studio 54, waar iedereen die gezien wil worden zich op de dansvloer meldt. Waarna Eleazar natuurlijk aanbeland in de raves van Manchesters Hacienda, uitgebreid verpoost op het ultieme pleziereiland Ibiza en uiteindelijk strandt in Las Vegas. Want daar eindigt uiteindelijk alles en iedereen.

Intussen valt bij herhaling de term ‘hedonisme’. Die vlag dekt blijkbaar de lading. Ook als dit straffe drieluik, waaraan allerlei kopstukken en insiders hun medewerking hebben verleend, aanbelandt bij de supersterren: deejays zoals Paul Oakenfold, Norman ‘Fatboy Slim’ Cook, Paul van Dyk, David Guetta en Steve Aoki die een mensenmenigte naar hun pijpen kunnen laten dansen met trance, EDM of dance-muziek voor mensen die daar eigenlijk niet van houden. De Nederlander Tijs Verwest, alias Tiësto, is in 2003 de eerste deejay die een stadionconcert geeft. Dat succes levert niet alleen geluk op, vertelt hij. De Bredanaar voelt zich regelmatig eenzaam en gedeprimeerd en merkt dat een automatische piloot zijn ooit zo geïnspireerde draaiwerk dreigt over te nemen.

Tiësto zal zichzelf helemaal hervinden en op zijn eigen voorwaarden onderdeel blijven van een wereld die steeds bigger business wordt – en daardoor zo nu en dan weer op zoek moet naar zijn ziel: de beat. En die gaat, in goed Nederland, on and on and on.

How Do You Measure A Year?

HBO Max

Toen zijn dochter Ella twee werd, zette Jay Rosenblatt het meisje op de bank en stelde haar enkele vragen. Dat heeft hij tot haar achttiende volgehouden. Elke verjaardag, op die bank, dezelfde vragen. Wat wil je later worden?, bijvoorbeeld. Wat zijn je dromen? En nachtmerries? Wat is macht? En: wat vind je van jou en mij? Rosenblatt keek de beelden volgens eigen zeggen nooit terug.

De samenvatting ervan, How Do You Measure A Year? (28 min.) is chronologisch opgebouwd. Ella wordt ouder voor de camera. Wijzer en gecompliceerder. Getructer ook. Ongekunsteld wordt performen. Fris van de lever maakt plaats voor (zelf)reflectie. Wat zou je als …jarige willen zeggen tegen je latere zelf? begint haar vader dan te vragen. En waarom ze steeds vaker ruzie maken?

‘Why are you so obsessed with me?’ zingt de zeventienjarige Ella. ‘Boy, I wanna know.’ Ze lijkt er niets mee te bedoelen, de jonge vrouw die voor het verjaardagsritueel van haar vader opnieuw voor de camera heeft plaatsgenomen. Ella staat op het punt om het huis uit te gaan om te studeren en moet Jay, de man die steeds weer dezelfde directe vragen stelt, dan achterlaten.

Deze korte film huldigt overtuigend het ‘less is more’-principe en is op basis daarvan, enigszins overdreven, genomineerd voor een Oscar voor beste korte documentaire. Het is een klein monumentje geworden voor de tijd die nu achter hen ligt en die (blijkbaar) was doordesemd van de onvoorwaardelijke liefde die er kan zijn tussen ouder en kind.

Lewis Capaldi: How I’m Feeling Now

Netflix

Hij heeft vrienden die grafdelver, dakdekker of recruiter zijn geworden. Twee anderen spelen in zijn band. Want Lewis Capaldi, een guitig joch uit het Schotse dorp Whitburn, is uitgegroeid tot een wereldberoemde zanger. Van zijn debuutalbum Divinely Uninspired To A Hellish Extent (2019), met de hit Someone You Loved, zijn inmiddels meer dan tien miljoen exemplaren verkocht.

Nu moet er een opvolger worden geproduceerd. De altijd moeilijke – cliché-waarschuwing! – tweede plaat. Die moet aantonen dat Lewis géén eendagsvlieg is. Dat hij onder druk kan presteren. Dat hij op commando hits, hits, hits! kan produceren. En filmmaker Joe Pearlman mag dit vanaf de eerste rij aanschouwen voor de documentaire Lewis Capaldi: How I’m Feeling Now (97 min.).

Vanaf het begin zit de druk er goed op bij de Schotse singer-songwriter. Voortdurend wordt er vanuit zijn professionele entourage benadrukt hoeveel albums en singles hij heeft verkocht, welke plaats die bereikten in de hitlijsten en hoe vaak hij in totaal is gestreamd. Als Capaldi al geen last had van het ‘imposter syndrome’ en schrijverspaniek, dan zou hem dat al snel worden aangepraat.

Op een gegeven moment heeft hij, samen met allerlei ingevlogen songschrijvers, toch maar liefst 54 kant en klare liedjes afgeleverd. Als hij in de opnamestudio een voorbeeld laat horen, is de eerste vraag die bij zijn manager Ryan Walter opkomt: ‘Wat vinden we? Is het zo een hitsingle?’ Toetsenist en ‘musical director’ Aiden Halliday reageert met een gepijnigde glimlach: ‘Wat een vraag, Ryan.’

‘Maar dat zijn de vragen die we moeten beantwoorden’, riposteert Walter. ‘Het heeft niet dezelfde aantrekkingskracht als Someone You Loved’, moet Halliday bekennen. Dit gesprek wordt gevoerd in aanwezigheid van de verantwoordelijke artiest, die zelf ook kritisch is. ‘Mensen houden van dingen die hetzelfde klinken’, stelt Capaldi’s manager nog. ‘Willen ze hetzelfde, maar beter, of hetzelfde?’

Het is een pijnlijke scène: de jongen die ooit onbekommerd zijn hart uitstortte op zang en gitaar dreigt vermalen te worden door de machinerie die rond hem is ontstaan. Scoren moet hij! En dat gevoel wordt alleen maar sterker naarmate de albumrelease dichterbij komt en Capaldi om de tafel moet met allerlei types uit de popbusiness. Dan spelen zijn paniekaanvallen en tics steeds nadrukkelijker op.

Dit portret maakt dat ongemak invoelbaar, maar heeft tegelijkertijd zelf ook iets ongemakkelijks. Want dat persoonlijke verhaal, en de daaraan verbonden diagnose Gilles de la Tourette, wordt nadrukkelijk ingezet om de doorstart van Lewis Capaldi’s carrière kracht bij te zetten en zijn tweede album Broken By Desire To Be Heavenly Sent, dat er op 19 mei dus gewoon gaat komen, aan te keilen. 

Deze documentaire wordt daarmee toch weer eerst en vooral een promoproduct, waarbij het kwetsbare persoonlijke relaas van de artiest slim wordt uitgevent om een ‘verhaal’, en daarmee aandacht, te creëren rond zijn muziek.

Fight The Power: How Hip Hop Changed The World

PBS

De titel Fight The Power: How Hip Hop Changed The World (234 min.) doet wellicht vermoeden dat deze vierdelige docuserie nog eens in geuren en kleuren het succesverhaal van de muziekstroming gaat vertellen. In werkelijkheid gebruikt regisseur Yemi Bamiro hiphop vooral als voertuig om de recente Afro-Amerikaanse historie te belichten; van de strijd om burgerrechten in de jaren zestig via de ‘war on drugs’, hardvochtige Reagan-jaren, crack-epidemie, bendeoorlogen, Rodney King-rellen, ‘mass incarceration’, woede na orkaan Katrina en eerste zwarte president Barack Obama naar de massale Black Lives Matter-protesten van de afgelopen jaren.

Hiphop als weerslag, aanjager en richtpunt van de emancipatiestrijd van zwarte Amerikanen en de aanpalende maatschappelijke kwesties. Hoewel de serie natuurlijk allerlei kopstukken van het genre aan het woord laat – Chuck D (Public Enemy), KRS-One, Abiodun Oyewole (The Last Poets), Melle Mel (Grandmaster Flash And The Furious Five), LL Cool J, Darryl McDaniels (Run-DMC), Fat Joe, John Forté, Ice-T, Killer Mike, Eminem, B-Real (Cypress Hill), Warren G, Will.i.am (Black Eyed Peas), Roxanne Shanté en Monie Love bijvoorbeeld – wordt Fight The Power nooit een platte aaneenschakeling van raphits en sterke verhalen.

Samen met prominente schrijvers, juristen, historici, journalisten en activisten blijven zij doorgaans weg bij de gebruikelijke clichés en schetsen een indringend beeld van de ontwikkeling van een geheel eigen cultuur, waarbij ook thema’s als de verheerlijking van het gangsterleven, misogynie en poenerigheid niet worden geschuwd. Deze miniserie ontwikkelt zich daarmee tot een portret van het moderne Amerika, verteld door zwarte Amerikanen die zich al generaties lang gerepresenteerd voelen door hiphoppers. ‘Hiphops grootste prestatie is dat het ervoor heeft gezorgd dat wij gehoord worden’, zegt Chuck D, één van de belangrijkste pleitbezorgers en tevens een centrale figuur in deze serie. ‘We zijn zo lang gedwongen geweest tot stilte.’

How To Survive A Pandemic

VPRO

In de documentaire How To Survive A Plague uit 2012 blikt regisseur David France (Welcome To Chechnya) terug op de pogingen van LGBT-activisten om de Amerikaanse regering onder druk te zetten om het HIV-virus, dat ongenadig huishoudt in hun gemeenschap, eindelijk eens serieus te nemen. Nu de wereld opnieuw heeft te kampen met een dodelijk virus, presenteert David France een soort opvolger voor deze film die destijds werd genomineerd voor een Oscar. Over de pogingen van wetenschappers om een vaccin tegen het Coronavirus te ontwikkelen en de distributie van dit vaccin.

How To Survive A Pandemic (109 min.) is wel een documentaire met een ander karakter. Waar de strijd tegen AIDS in de jaren tachtig voortdurend gepaard ging met woede en frustratie – omdat het de autoriteiten blijkbaar geen snars kon schelen dat Amerikaanse homoseksuelen en masse stierven – wordt de campagne om een vaccin tegen COVID-19 te ontwikkelen op het eerste gezicht gekenmerkt door eensgezindheid. Alle betrokkenen hebben een gezamenlijk doel. Alleen de regering Trump zorgt zo nu en dan voor reuring, door een openlijke breuk met de World Health Organisation bijvoorbeeld of het zwartmaken van de eminente immunoloog Anthony Fauci, die ook in de AIDS-crisis en How To Survive A Plague al een hoofdrol kreeg toebedeeld.

Toch onthult ook deze breed opgezette film – waarin Science-journalist Jon Cohen, die in alle uithoeken van de wereld belangrijke spelers uit de Coronabestrijding interviewt, als centraal personage wordt ingezet – structurele en dieper liggende problemen. De ontwikkeling van een vaccin wordt weliswaar een doorslaand succes, maar dat heeft een naar bijeffect: bestaande verschillen tussen arm en rijk worden erdoor bestendigd, bijvoorbeeld tussen westerse landen die vaccins over hebben en in reserve houden en armere landen die tekort komen en daardoor slechts een beperkt deel van de bevolking kunnen laten inenten.

Het nettoresultaat daarvan beloopt uiteindelijk al snel een miljoen doden, becijfert France in de aftiteling. Het is een wrange conclusie voor een film die de strijd tegen COVID-19 op diverse plekken in de wereld – van brandhaarden als Brazilië en Zuid-Afrika tot de belangrijke vaccinproducent India – treffend in beeld heeft gebracht. Die slotsom ondermijnt de hoopvolle boodschap die je ook uit How To Survive A Pandemic zou kunnen halen: als we er met z’n allen de schouders onder zetten, zijn we in staat om bergen te verzetten en pandemieën te bedwingen.

The Bee Gees: How Can You Mend A Broken Heart

Barry Gibb, 75 jaar inmiddels, is de laatste der Bee Gees. De andere twee broers, de tweeling Robin en Maurice, zijn al enige tijd overleden. Met de soundtrack voor de film Saturday Night Fever maakten ze in 1977 het best verkochte album aller tijden. Totdat Michael Jackson hen met Thriller van de troon stootte. Hun muziek leeft echter voort, zoals dat dan zo mooi heet.

Frank Marshall stoft de roerige geschiedenis van de drie gebroeders vakkundig af in The Bee Gees: How Can You Mend A Broken Heart (111 min.). Via interviews met Barry, oude vraaggesprekken met zijn broers, herinneringen van intimi en de verplichte loftuitingen van collega’s (zoals Eric Clapton, Noel Gallagher, Chris Martin en Justin Timberlake; hun bijdragen passen overigens zo in dit hilarische Twitterdraadje) tekent hij hun opkomst, ondergang én wederopstanding op.

Het verhaal moge bekend zijn: hoe de Gibb-broers in de sixties, als een soort Australische surrogaat-Beatles, eerst uiterst succesvol werden, vervolgens ernstig gebrouilleerd raakten en daarna, via het ontdekken van hun eigen falsetstem, de weg omhoog terugvonden in de hoogtijdagen van disco. Met kneiterhits als Stayin’ Alive, How Deep Is Your Love en Night Fever als gevolg – en een positie als pispaal voor alle discohaters.

Intussen raakte hun jongere broer Andy Gibb, die op eigen kracht een tieneridool was geworden, steeds verder in de problemen en begonnen de Bee Gees zich toe te leggen op het produceren van collega’s als Barbra Streisand, Diana Ross en Celine Dion. Totdat de tijd hen definitief inhaalde. Het is een tamelijk stereotiep popverhaal, dat nochtans met veel plezier wordt verteld en natuurlijk helemaal is volgestort met hits.

How To Survive A Plague

‘Hoeveel mensen moeten er nog sterven?’ In die vlijmscherpe vraag, geschreeuwd naar de politici of wetenschappers van dienst, zat de complete wanhoop van de eerste generatie AIDS-activisten opgesloten. Toen de ziekte die in de jaren tachtig stelselmatig was doodgezwegen door de regering Reagan echt niet meer viel te ontkennen, simpelweg omdat het aantal doden zienderogen opliep, werd ook het verzet tegen de onverschillige houding van de Amerikaanse overheid steeds grimmiger. In New York ontstond een militante belangengroep: ACT UP.

In How To Survive A Plague (110 min.) belicht filmmaker David France de strijd van deze gedreven activisten om gezagsdragers, goedschiks dan wel kwaadschiks, in beweging te krijgen. Zodat ze eindelijk eens op zoek zouden gaan naar een doeltreffend medicijn (of hun bezwaren tegen condoomgebruik te laten varen). Daarbij moeten ze onder andere de degens kruisen met een jonge Anthony Fauci, de huidige Corona-tsaar van de Verenigde Staten die ook als aids-expert voor hete vuren komt te staan.

Uiteindelijk slaat de ‘onsterfelijke woede’ ook naar binnen bij ACT UP. Dit zorgt voor tweespalt in de LGBT-gemeenschap die in een voortdurende doodsstrijd is verwikkeld met het vileine virus. ‘Tenzij we met ons allen de handen ineen slaan’, stelt schrijver Larry Kramer (aan wie in 2015 de documentaire In Love & Anger werd gewijd) tijdens een indrukwekkende speech, ‘zijn we zo goed als dood.’

Deze krachtige film uit 2012, waarin het geladen archiefmateriaal wordt ingekaderd door enkele hoofdrolspelers die de dans destijds zijn ontsprongen, schenkt slechts beperkt aandacht aan de menselijke tol van het HIV-virus en concentreert zich vooral op de burgerlijke ongehoorzaamheid, gerichte acties en slimme publiciteitscampagnes van de AIDS-activisten, waarbij menigeen boven zichzelf uitstijgt en in de jarenlange strijd (zelf)respect verwerft.

How To Steal A Country

EO

Hoe kun je de democratie waarvoor je zo hard hebt moeten strijden zo gemakkelijk verkwanselen? vraagt één van de sprekers in How To Steal A Country (56 min.) zich af. Decennialang vocht het African National Congress (ANC), onder leiding van Nelson Mandela, tegen witte overheersing in Zuid-Afrika. Slechts vijftien jaar nadat het ANC in 1994 eindelijk aan de macht kwam, raakte de partij tijdens het bewind van president Jacob Zuma verwikkeld in een groot corruptieschandaal. Van alle vroegere idealen leek weinig meer over.

Juist de mensen die na de afschaffing van Apartheid terugkwamen uit hun ballingschap of de gevangenis bleken gevoelig te zijn voor douceurtjes. Mochten ze misschien, na al die jaren van opoffering en afzien? Vanuit die houding ontstond volgens voormalig minister van Gezondheid en Overheidsbedrijven Barbara Hogan, die net als allerlei andere gewetensvolle overheidsfunctionarissen aan de kant werd geschoven door Zuma, een nieuwe bourgeoisie, een politieke klasse die uiterst gevoelig bleek voor gemak en geld.

Enter Oakbay Investments. Oftewel ‘de Gupta’s’, drie Indiase broers die met een hele smak geld direct toegang kregen tot de Zuid-Afrikaanse regering, tot de zoon van de president in het bijzonder. Met talloze schimmige deals tot gevolg en het op grote schaal wegsluizen van overheidsgeld. Dat is althans de premisse van enkele onderzoeksjournalisten, die zich vastbijten in de kwestie en uitgroeien tot de helden van deze gedegen film van Rehad Desai en Mark Kaplan. Zij worden intussen van alle kanten tegengewerkt en ‘witgemaakt’, neergezet als handlangers van de oude tegenstanders van de anti-Apartheidsbeweging.

Totdat er een enorme hoeveelheid interne communicatie uitlekt, een affaire die al snel ‘Guptaleaks’ wordt gedubd, en het grote graaien van de Zuma-clan en het bijbehorende systemische falen van de Zuid-Afrikaanse staatsinstituties en hun gerenommeerde adviseurs, bedrijven als KPMG en McKinsey, vol in het zicht komen te staan. Dat zorgt voor een verdere escalatie van de vuile oorlog die al in de politiek, media en rechtszaal werd uitgevochten en die het land weer ouderwets verdeelt.

How To Fix A Drug Scandal

Netflix

Zitten er mensen onschuldig in de cel? Die vraag dringt zich onmiddellijk op als Sonja Farak in 2013 wordt aangehouden. De chemicus van het Amherst-laboratorium in de Amerikaanse staat Massachusetts test in beslag genomen drugs en zou wel eens met bewijsmateriaal kunnen hebben geknoeid. Moeten die rechtszaken nu opnieuw? En wat kan Farak hebben bewogen om haar beroepseer op zo’n flagrante wijze te schenden? Ze zal toch niet zelf…?

De Amerikaanse true crime-crack Erin Lee Carr (Mommy Dead And DearestAt The Heart Of Gold: Inside The USA Gymnastics Scandal en I Love You, Now Die: The Commonwealth v. Michelle Carter) brengt de zaak tegen de 35-jarige chemicus in How To Fix A Drug Scandal (208 min.) samen met de kwestie rond een andere laborante: Annie Dookhan van het eveneens in Massachusetts gevestigde Hinton-misdaadlab. Zij heeft er ook een potje van gemaakt bij het testen van drugsbewijs.

Alle elementen voor een onvervalste nagelbijter lijken aanwezig. Toch duurt het even voordat deze vierdelige documentaireserie op stoom komt. Zeker de eerste aflevering is erg uitleggerig: wat doet zo’n drugslaborant nu precies en welke consequenties heeft het als dat werk niet kan worden vertrouwd? Dit gaat ten koste van het verteltempo, dat later wel wat wordt opgeschroefd.

Erin Lee Carr kleedt de vertelling aan met chique reconstructies, waarin actrice Shannon O’Neill Sonja Farak vertolkt, en kadert die in met een waslijst aan bronnen: openbaar aanklagers, advocaten, verdachten, deskundigen, journalisten en de moeder en zus van Farak. Die laatste komt zelf niet aan het woord. En ook Dookhan laat verstek gaan. Al is het sowieso de vraag wat zij had kunnen toevoegen. De meerwaarde van de tweede casus blijft beperkt.

Dit is en blijft het relaas van Sonja Farak, de welhaast malicieuze manier waarop het Openbaar Ministerie van de staat Massachusetts is omgegaan met de strapatsen van haar dolende medewerker en wat de consequenties daarvan zijn geweest voor honderden, misschien wel duizenden, veroordeelden. Daarbij is de vraag gerechtvaardigd of die vertelling wel een miniserie waard is of toch ook gewoon in één stevige docu over deze geruchtmakende zaak had gepast.

Pandemic: How To Prevent An Outbreak

Netflix

Er komt gegarandeerd een nieuwe mutatie van het griepvirus aan, stelt expert Dennis Carroll van de Amerikaanse hulporganisatie USAID. Dit kan bovendien met gemak honderden miljoenen slachtoffers maken. Niet alleen door de dodelijke ziekte zelf, maar ook door de bijbehorende ontwrichting van de samenleving. Ga maar na: de Spaanse Griep van 1918 maakte al meer slachtoffers dan de Eerste en Tweede Wereldoorlog samen: ergens tussen vijftig en honderd miljoen mensen. En sindsdien is de wereld echt véél dichter bevolkt en toegankelijker geworden.

Wetenschappers als Carroll en artsen zoals Syra Madad, die ooit nota bene door de Hollywood-blockbuster Outbreak een fascinatie voor dodelijke virussen ontwikkelde, zijn in de zesdelige docuserie Pandemic: How To Prevent An Outbreak (282 min.) in een voortdurende ratrace verwikkeld met (nieuwe) besmettelijke ziektes: of het nu gaat om SARS en de vogelgriep of om Ebola en het coronavirus, dat afgelopen week de kop opstak in China.

De serie is breed opgezet en portretteert gedreven doktoren en wetenschappers uit alle windstreken; van een gepassioneerde arts die in een overvol ziekenhuis in India lijders aan varkensgriep probeert te redden tot de ambitieuze leiders van een test met varkens in Guatemala. Tegenover hun pogingen om virussen op te sporen, preventieve maatregelen doorgevoerd te krijgen of een universeel vaccin te ontwikkelen staan overtuigde anti-vaxxers uit Oregon, die uit principiële en praktische overwegingen weigeren om hun kinderen te laten inenten.

Pandemic begeeft zich zo in de frontlinie van de oorlog tegen virussen, die op alle mogelijke manieren wordt uitgevochten. Waarbij gewone mensen, die net als iedereen worstelen met hun gezin, geld en geloof, voor niets minder dan het lot van de mensheid, of op zijn minst één enkel mens, boven zichzelf proberen uit te stijgen. Het resultaat is interessant en informatief, maar wordt zelden zo meeslepend als de thematiek wellicht doet vermoeden.