Gaza’s Twins, Come Back To Me

Alef / Een van de jongens/ BNNVARA

Via de foto’s en video’s die haar zus Isreen met haar telefoon doorstuurt, proberen de Palestijnse vrouw Rania Deifallah en haar echtgenoot Akram hun pasgeboren tweeling te leren kennen. Hamoud en Jowan hadden oorspronkelijk ook nog een zusje. Dat is in november 2023 echter overleden in het Kamal Adwan-ziekenhuis te Beit Lahia, in het noorden van Gaza. Door complicaties bij de bevalling of de continue bombardementen van het Israëlische leger, wie zal het zeggen?

Na hun geboorte moesten de twee andere baby’s aansterken in de couveuse. Toen het ziekenhuis vervolgens werd geëvacueerd, zijn zij, na een periode waarin onduidelijk was ’t of ze ’t überhaupt overleefd hadden, in zuid-Gaza terechtgekomen. Daar worden ze opgevangen door hun tante Isreen en de rest van de familie, die daar al eerder was beland. Een reisverbod houdt hun moeder Rania vast in Beit Hanoun, in het uiterste noorden van de Gazastrook. Daar wacht zij op de tweeling.

Intussen probeert de jonge vrouw met haar man en hun andere kinderen in barre omstandigheden te overleven. De rest van de familie lijdt al evenzeer door de oorlog en moet steeds verkassen naar een nieuw, min of meer veilig, onderkomen. In de indringende documentaire Gaza’s Twins, Come Back To Me (96 min.) volgt regisseur Mohammed Sawwaf, zelf woonachtig in Gaza, gedurende zestien maanden of het hen lukt om de ouders en hun kinderen te herenigen.

Terwijl de beide takken van de familie de dood te slim af proberen te zijn – effectief tegenover elkaar weggesneden door de filmmaker, die dicht op het verhaal zit – beginnen de kinderen zich ook te hechten aan hun liefdevolle tantes en grootouders. En moeder Rania moet van een afstandje toekijken. Óók als blijkt dat Hamoud achterloopt bij zijn zusje ‘Juju’. Hij is niet volledig ongeschonden uit de bevalling gekomen en heeft behoefte aan extra zorg, die niemand hem in deze helse situatie kan bieden.

Het kwetsbare jongetje zal gewoon moeten overleven, in de hoop dat er ooit betere tijden komen. Net als de rest van zijn familie. Aan woede of wanhoop worden verder verrassend weinig woorden gewijd. ‘We wachten allemaal gewoon op de dood’, laat Rania zich weliswaar een keer ontglippen, maar al snel herpakt ze zichzelf en is het parool weer: moedig voorwaarts. Samen. In desolate omstandigheden die mensen dwingen om te laten zien uit welk hout ze gesneden zijn.

Daarmee wordt deze film over de twee Palestijnse baby’s een lofzang op familie, het sociale netwerk en de gemeenschap. Het geheel blijkt weer eens meer dan de som der delen, aangetoond in bijzonder tragische omstandigheden. Samen zijn ze moediger, vindingrijker en liefdevoller dan ze zelf waarschijnlijk ooit zouden hadden kunnen bedenken.

Memory

Vladlena Sandu / Cinema Delicatessen

Ze wordt geboren op de Krim, in Oekraïne, maar verhuist als kind naar Grozny, de hoofdstad van Tsjetsjenië. Daar wordt Vladlena Sandu, de maakster van de prachtige persoonlijke documentaire Memory (98 min.), opgewacht door haar opa, een zwijgzame man met ‘drie vingers aan de ene hand en vier aan de andere’, die haar al snel het bloed onder de nagels vandaan haalt. Met een tik op haar hand bijvoorbeeld, als ze met links probeert te schrijven en tekenen.

Het meisje komt terecht in een roestvrijstalen wereld. Haar naam is daar in zekere zin een afspiegeling van. Vladlena, vertelt Sandu in de bezonken voice-over waarmee ze deze ravissant vormgegeven vertelling aanstuurt, is een samentrekking van Vladimir en Lenin. De stamvader van het Russische communisme wordt, in wat achteraf bezien de laatste jaren van de Sovjet-Unie blijken te zijn, in het huis van haar grootouders nog beschouwd als een godheid – al moet je in die wereld tegelijkertijd heel voorzichtig zijn met het uiten van religieuze sentimenten.

Haar nurkse opa Mikhail Alexandrovich vindt Vladlena in elk geval een belachelijke naam. ‘Alleen een junk zou zijn kind zo noemen.’ Daarmee refereert hij aan Sandu’s ouders, hun acterende dochter en de deejay, waarmee die is getrouwd. Zij hebben het meisje na hun echtscheiding naar Tsjetsjenië gestuurd. Als Vladlena’s moeder daar op bezoek komt, zuipt (groot)vader zich klem en schreeuwt: ‘Mijn huis uit, slet!’ Waarna zijn kleindochter, de regisseur van deze virtuoze trip door het verleden, alleen maar kan denken: ‘Ik háát Mikhail Alexandrovich.’

Toch is dat niet het hele verhaal: opa heeft zijn eigen geschiedenis. Terwijl Vladlena Sandu haar eigen jeugd uitdiept, die wordt getekend door het uiteenvallen van de Sovjet-Unie aan het begin van de jaren negentig en de bittere oorlog die vervolgens ontstaat tussen de Russen en Tsjetsjenen, duikt ze tevens in de geschiedenis van haar gewraakte grootvader, een man die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Rode leger diende en uiteindelijk niet geheel schadevrij in een ziekenhuis in Grozny is beland. Waar een plaatselijke schone, Vladlena’s oma, op hem wachtte.

Sandu verzamelt de brokstukken van deze twee onderling verweven levensverhalen en bouwt daarmee een even gestileerde als hartveroverende narratief. Met actrices die haar vroegere zelf representeren, vrijelijk te manipuleren barbiepoppen, een levensgrote versie van King Kong en allerlei andere theatrale attributen, alsmede persoonlijke parafernalia, privévideo’s en nieuwsbeelden, creëert ze het ene na het andere onvergetelijke tafereel, dat met die onderkoelde stem en een zeer uitgesproken muziekkeuze verder wordt ingekleurd.

De verbeelding staat daarbij volledig in dienst van Sandu’s geheugen, dat met behulp van meisjes met grote ogen zoals zij zelf ooit was een archaïsche, potdichte, wrede en toch ook beeldschone wereld blootlegt. En met haar familiehistorie roept ze weer de grotere geschiedenis op van het einde van de Sovjet-Unie en de oorlog die vervolgens tien jaar woedde in Tsjetsjenië en daar bijna 450.000 dodelijke slachtoffers maakte en een half miljoen mensen op de vlucht joeg. Het is een verhaal dat de verrukte kijker achterlaat met méér indrukken dan het geheugen aankan.

Een film om nog eens te bekijken dus – en nog eens.

Armed Only With A Camera: The Life And Death Of Brent Renaud

HBO Max

‘Ik weet dat dit is wat Brent zou doen’, vertelt Craig Renaud terwijl hij zijn opgebaarde broer Brent filmt in z’n doodskist. ‘Ik weet dat Brent het altijd belangrijk vond om de realiteit van wat geweld en oorlog met mensen doen niet te verbergen. Ik weet dus dat hij zou willen dat ik dit film.’

Brent Renaud werd op 13 maart 2022 in de omgeving van de Oekraïense stad Kiev gedood door Russische soldaten. Zijn collega Juan Arredondo overleefde de aanval wel. In het ziekenhuis vertelt hij Craig geëmotioneerd hoe hij zijn broer tevergeefs heeft proberen te redden.

Behalve het documenteren van de dood en thuiskomst van zijn twee jaar oudere broer, met wie hij al zo’n twintig jaar documentaires maakt, wil Craig Renaud in de korte film Armed Only With A Camera: The Life And Death Of Brent Renaud (39 min.) tevens Brents leven vieren.

Als documentairemaker en oorlogsjournalist reisde Brent Renaud (1971-2022) samen met Craig, onder de noemer The Renaud Brothers, naar ramp- en conflictgebieden zoals Irak, Afghanistan, Honduras, Somalië en Haïti. Daar portretteerden ze mensen die werden getroffen door rampspoed.

Armed Only With A Camera is doorsneden met scènes van zulke gewone burgers. Rouwend om overleden geliefden, op de vlucht voor de wraak van bendes, natrillend van een terroristische aanslag, woest over een aanval op vrouwen en kinderen of verhongerend na een aardbeving.

Deze documentaire, waarin verder Brents autisme wel wordt aangestipt maar niet wordt uitgewerkt, is niet alleen bedoeld als een eerbetoon van Craig Renaud aan zijn oudere broer, maar als ode aan alle journalisten die hun leven wagen om belangrijke verhalen te vertellen.

Sinds Brent Renauds dood in 2022, meldt de docu in de aftiteling, zijn er elk jaar meer dan honderd journalisten gestorven tijdens de uitoefening van hun vak. Ze lijken steeds vaker te worden gezien als een legitiem doelwit. ‘Journalistiek is één van de gevaarlijkste beroepen ter wereld geworden.’

Milou’s Strijd Gaat Door

familiefoto / NTR

‘Ik ben Milou’, zegt de hoofdpersoon bij de start van deze indringende film. ‘Je hoort mijn stem, maar ik leef niet meer. Omdat ik het belangrijk vind dat mijn verhaal verteld wordt, is mijn stem met kunstmatige intelligentie nagemaakt. Daarvoor zijn oude geluidsopnamen van mij gebruikt.’

Alles wat ze nu met de kijker deelt heeft Milou overigens ooit zelf gezegd of geschreven, vertelt haar AI-alter ego. De bijbehorende foto’s komen uit het familiealbum. En de tekeningen en social media-filmpjes heeft ze, in de jaren voordat in 2023 euthanasie aan haar werd verleend, zelf gemaakt. ‘Alleen deze introductie niet’, voegt ‘Milou’ daar nog aan toe. ‘Die is geschreven door Bart, de regisseur.’

En die neemt de vertelling vervolgens meteen bij de hand met zijn eigen voice-over: ‘Maar hoe kan het dat Milou, een meisje van zeventien, zodanig psychisch lijdt dat ze euthanasie krijgt?’ Waarna de titel van deze documentaire in beeld verschijnt, Milou’s Strijd Gaat Door (103 min.), en de zoektocht naar het antwoord op die vraag kan beginnen. Als er al een eenduidig antwoord bestaat…

Milou was het nichtje van producent Rob Hüsken, de beste vriend van documentairemaker Bart Hölscher. Samen hebben zij nu, tegemoet komend aan de laatste wens van Milou, een film gemaakt, waarin de lijdensweg van de tiener uit Bavel nog eens pijnlijk gedetailleerd wordt gereconstrueerd met Milou’s ouders Mireille en Louis, haar vriendinnen Lisa en Nyssa en enkele behandelaars.

Daarmee wordt in de eerste helft van deze documentaire het fundament gelegd voor het tweede deel van de film, waarin de openbare discussie aan de orde komt die na Milou’s zelfverkozen ‘humane dood’ losbarstte. Is het wel gewenst dat minderjarigen die ogenschijnlijk ondraaglijk en uitzichtloos psychisch lijden in aanmerking komen voor euthanasie? De meningen van behandelaars lopen daarover uiteen.

Kinder- en jeugdpsychiater Menno Oosterhoff, die Milou’s wens om humaan te kunnen sterven honoreerde, noemt dat besluit ‘één van de moeilijkste beslissingen’ uit zijn leven. Naderhand voelde hij zich bovendien gecriminaliseerd door collega’s, en in hun kielzog ook politici, die de zorgvuldigheid daarvan in twijfel trokken. En hij maakte zich kwaad over de ‘parent blaming’ die er ook uit sprak.

Hölscher neemt de tijd om deze pijnlijke discussie, waarbij Oosterhoffs opponenten alleen via archiefbeelden aan bod komen, te behandelen. Het persoonlijke verhaal van Milou dreigt dan wat op de achtergrond te raken – al maakt hulpverlener Halil nog wel een speciale Blue Tree voor haar en bezoeken Milou’s ouders samen met lotgenoten het beeld Stille Strijd, dat aandacht vraagt voor psychisch lijden bij jongeren.

Op zulke kwetsbare momenten wordt nog eens duidelijk dat het leed dat zij met hun kind moeten dragen eigenlijk te groot is om onderdeel te worden gemaakt van een maatschappelijk debat – hoe legitiem dat verder ook is. Voor de ouders van Milou telt uiteindelijk slechts één ding: dat hun kind niet langer hoeft te lijden en niet aan haar lot wordt overgelaten terwijl ze aanstuurt op een waardig einde.

The Alabama Solution

HBO Max

Nergens in de Verenigde Staten sterven er zoveel gedetineerden door een overdosis, worden er zoveel moorden gepleegd en zijn er zoveel zelfdodingen als in de gevangenissen van Alabama. Niet dat het Amerikaanse publiek daar doorgaans veel van meekrijgt. Het hooggerechtshof heeft bepaald dat gevangenisdirecteuren journalisten kunnen weigeren als de veiligheid of beveiliging in het geding komt. En dus bereikt in de regel alleen de officiële werkelijkheid de buitenwereld.

Als filmmaker Andrew Jarecki, die eerder de documentaireklassiekers Capturing The Friedmans en The Jinx maakte, in 2019 mag filmen bij een feestelijke barbecue in de Easterling Correctional Facility, wordt hij stiekem benaderd door gedetineerden. Ze willen graag de achterkant van The Alabama Solution (114 min.) laten zien: ernstige misstanden. De cellen zitten overvol, terwijl de gevangenisstaf volstrekt onderbezet is. Ze leven in ronduit erbarmelijke omstandigheden, waarbij geweld onvermijdelijk is.

Samen met coregisseur Charlotte Kaufman komt Jarecki al snel de ernstige mishandeling van Steven Davis op het spoor. Hij is zelfs afgevoerd naar het ziekenhuis. Eenmaal daar aangekomen blijkt Davis echter al te zijn overleden. Hij zou een bewaarder hebben aangevallen en is daarna flink aangepakt. Zijn familie heeft ernstige twijfels bij de officiële lezing van de feiten en wordt daarin bijgevallen door enkele medegevangenen van Steven, die al een tijd ijveren voor gevangenishervormingen.

Raoul Poole, Robert Earl Council en Melvin Ray hebben afstand genomen van hun criminele verleden, zijn in de wetboeken gedoken en vormen tegenwoordig de Free Alabama Movement. Zij leggen met hun mobiele telefoons consequent de abominabele leefomstandigheden in de gevangenissen van hun staat vast. Daaraan zit ook een prijs: de gevangenisleiding probeert hen het leven onmogelijk te maken. Want de manier waarop gevangenissen in Alabama worden gerund, moet beschermd worden.

En dat lijkt – over perverse prikkels gesproken – niet geheel los te staan van de economische waarde die gedetineerden vertegenwoordigen. Zij worden stelselmatig ingezet als goedkope arbeidskrachten, ook buiten de gevangenismuren. Tegelijk krijgen steeds minder gedetineerden hun ‘parole’ toegekend. ‘Ze vertrouwen me het werken in de gemeenschap toe’, klaagt Poole. ‘Maar ze vertrouwen me dan weer niet genoeg om me voorwaardelijk in vrijheid te stellen, zodat ik naar huis kan om bij mijn familie te zijn.’

Dit schotschrift tegen de Amerikaanse gevangenis(industrie), in de loop van ruim tien jaar gefilmd, agendeert deze kwestie overtuigend. De beelden van structurele misstanden – van eenzame opsluiting tot buitensporig geweld – spreken in dat verband voor zich. Zoals ook het onderzoek naar de verdachte dood van Steven Davis toch wel heel veel vragen oproept, in het bijzonder over de getuigenverklaring van zijn celgenoot James Sales, die maar niet overtuigend worden beantwoord door de autoriteiten.

Hoewel The Alabama Solution waarschijnlijk niet zo’n klassieker wordt als Jarecki’s eerdere werk – daarvoor borduurt deze pijnlijke film toch te nadrukkelijk voort op eerdere gevangenisdocu’s – is de boodschap onontkoombaar: de kwaliteit van een samenleving is ook af te meten aan hoe humaan die omgaat met de leden die erbuiten zijn geplaatst.

Blijven Ademen

BNNVARA

Hij is zogezegd ‘uit de tijd gevallen’. Twee jaar geleden heeft de dan 28-jarige Bo Gyi Hasenaar, vanwege een atypische hersenvliesontsteking, negen dagen in coma gelegen. Terwijl de jongeling tussen leven en dood zweefde, in een droomwereld die verdacht echt leek, leefden zijn verwanten en vrienden tussen hoop en vrees. Toen Bo Gyi alsnog ontwaakte, waren zij vooral opgelucht en had hij nog een wereld te ontdekken over deze ingrijpende periode.

In de documentaire Blijven Ademen (58 min.) van Leon Veenendaal, naar een idee van Suze van Hasselt, probeert de jongeling vat te krijgen op die negen dagen. Hij heeft daaraan weliswaar geen actieve herinneringen, maar wordt nog steeds achtervolgd door beelden en indrukken die hij destijds heeft opgedaan. Hij is er een ander mens door geworden, constateert Bo Gyi verwonderd. Iemand zonder hoogtevrees, bijvoorbeeld.

Er is een versie van vóór de IC en een versie van ná de IC, zegt een medewerkster van de Intensive Care-afdeling als hij daar nog eens op bezoek gaat. In gesprek met zijn vriendin Tessa, ouders en broers reconstrueert Bo Gyi hoe zij die tijd hebben beleefd. Hij kan daarbij terugvallen op de weerslag van deze periode: een stapel beterschapskaarten, emotionele berichtjes en de gezondheidsupdates die rondgingen in zijn omgeving.

Liggend op de divan bij een therapeut probeert hij bovendien zijn droomwereld, door Veenendaal gevisualiseerd met beeldsequenties waarin hij door een leeg en donker ziekenhuis en bos doolt, opnieuw te bezoeken. Wat willen die indrukken hem vertellen? ‘Dromen zijn gedachten die niet weten dat ze gedacht worden’, legt de therapeut uit. Ze zijn een onbewuste vorm van denken, die je kunnen verrassen met inzichten over jezelf.

Bo Gyi gaat daar in elk geval héél bewust mee aan het werk. Hij spreekt ook nog met lotgenoten, doet samen met intimi ademhalingsoefeningen in de sportschool en inventariseert met behulp van kaartjes op een bord zijn leven. Alles, zo lijkt het, om weer in verbinding te komen met (die nieuwe versie van) zichzelf en zijn dierbaren. Daarbij liggen de tranen regelmatig voor het oprapen: bij hemzelf en de mensen die hij ontmoet.

Stapsgewijs werkt deze geladen film zo toe naar een natuurlijke en helemaal bijdetijdse climax: het feest dat Bo Gyi sinds die negen dagen in coma jaarlijks organiseert voor vrienden en familie. Om het leven te vieren, dat soms zulke onverwachte afslagen kan nemen.

Critical: Between Life And Death

Netflix

Elke patiënt gaat naderhand mee naar huis, stelt orthopedisch chirurg Ibraheim. Ze worden stuk voor stuk doodsbang binnengebracht bij het Londense ziekenhuis King’s College, lijdend aan helse pijnen en volledig overgeleverd aan hen, de zeer professioneel opererende verleners van traumazorg. En die nemen hen na gedane arbeid in gedachten mee naar hun eigen leven, waarbij vaak dan pas tot hen doordringt wie ze voor hun ogen, op hun monitor of onder hun mes hebben gekregen en wat het letsel dat zij hebben opgelopen zou kunnen betekenen voor hun verdere levens.

Aan de hand van enkele concrete casussen brengt Critical: Between Life And Death (278 min.) het werk in beeld van meldkamermedewerkers, traumahelikopterartsen, ambulanceverpleegkundigen, eerste hulp-doktoren, traumaspecialisten en chirurgen van verschillende Londense ziekenhuizen. De eerste aflevering van deze zesdelige docuserie van Jermaine Blake, Matt Haan en Toby Paton zet de kijker enigszins op het verkeerde been met de nasleep van een ernstig ongeluk met een kermisattractie, verteld door familieleden en hulpverleners, waarbij het tot het einde ongewis blijft wie er hoe overleeft. Een gedegen real life-thriller, die niettemin redelijk inwisselbaar blijft

In de volgende afleveringen graaft Critical, dat doet denken aan de Amerikaanse ziekenhuisseries Lenox Hill en Emergency NYC, aanmerkelijk dieper. Via enkele gewone Londenaren die ingrijpend letsel hebben opgelopen als gevolg van een ongeluk of aanval wordt, doorgaans verspreid over meerdere afleveringen, het systeem in beeld gebracht waarin zij dan terechtkomen. Multidisciplinaire teams proberen de opgelopen schade – gevisualiseerd met verhelderende animaties – zoveel mogelijk te beperken en komen uiteindelijk soms voor de ultieme keuze te staan: leven of ledemaat. Die vraag kan natuurlijk maar op één manier worden beantwoord. Het is wel de vraag wat dit dan voor het leven van de desbetreffende patiënt betekent. Hoe moet die verder zonder hand of been?

Blake, Haan en Paton richten hun camera tevens op het precisiewerk in de operatiekamer  – als het bordje ‘theatre in use’ oplicht – dat zéér expliciet In beeld wordt gebracht. De bloederige close-ups van chirurgische ingrepen zijn vast niet aan iedereen besteed en voelen soms wat overdadig. Tegelijkertijd is er ook aandacht voor de mentale impact van het lichamelijke trauma. De 23-jarige jongeling Isaac is bijvoorbeeld bruut mishandeld. Wat hebben de schoppen tegen zijn hoofd te weeg gebracht in zijn brein? Zal dit ooit weer normaal functioneren? En hoe is ’t überhaupt om verder te gaan na zo’n traumatische ervaring, of ’t nu gaat om een ingrijpend ongeval of een laffe aanval?

Verder zoomt Critical in op de persoonlijke verhalen van zowel enkele patiënten en hun families als de individuele leden van het traumateam, die in hun eigen levens soms ook met fysiek letsel te maken hebben gekregen en zich daarom terdege realiseren wat de impact van hun job kan zijn. Deze miniserie zet hun essentiële werk vol in de schijnwerpers en maakt zo de gevolgen van trauma bij gewone burgers en de permanente balanceeract van het zorgsysteem om de schade weer zoveel mogelijk te herstellen zichtbaar en voelbaar.

Averroès & Rosa Parks

Cherry Pickers

Met de bekroonde documentaire Sur L’Adamant (2023), een kalme film over een boot op de Seine waar een dagcentrum voor patiënten van de afdeling psychiatrie van het Saint Maurice-ziekenhuis in Parijs is gevestigd, had Nicolas Philibert na de absolute publieksfavoriet Être Et Avoir (2002) opnieuw een succesfilm te pakken. De Adamant-boot bleek een geschikte locatie voor een kalme, observerende film, boordevol liefde voor de mens en z’n kwetsbaarheden.

Nu heeft dit tedere portret van een veilige wereld, waarin iedereen zichzelf mag zijn, een vervolg gekregen: Averroès & Rosa Parks (143 min.). Twee eigenlijk. Die andere film, La Machine A Écrire Et Autres Sources De Tracasheeft alleen weinig om het lijf. Daarin bezoekt de Franse filmmaker, in het spoor van enkele klusjesmannen van de instelling, bekende personages van de eerste film. Het wordt uiteindelijk niet meer dan een verzameling lange deleted scenes, die weinig toevoegen aan Sur L’Adamant.

Ook deze volwaardige opvolger bestaat uit lange scènes: veelal persoonlijke gesprekken tussen behandelden en behandelaars. De patiënten laten daarbij vaak diep in hun ziel kijken en hun begeleiders zoeken daarna subtiel dan wel direct, maar altijd respectvol, naar wat de mens tegenover hen nodig zou kunnen hebben. Tijdens dit proces krijgen ze samen te maken met depressies, paranoia, hallucinaties, angst, suïcidale gedachten en megalomanie. En dat is intrigerend, intiem en ongemakkelijk tegelijk.

Philibert versnijdt al die gesprekken niet, maar plaatst ze achter elkaar. Dat geeft de film iets heel traags. Veel patiënten, waarvan een enkeling ook in Sur L’Adamant was te zien, krijgen bovendien maar eenmaal de gelegenheid om hun hart te luchten en verdwijnen dan weer van het toneel. Verder bevat de documentaire nog enkele geladen groepsgesprekken. Naar andere scènes blijft ’t echter zoeken. Hysterisch gegil vanaf de gang of een man die op z’n gitaar Ode An Die Freude tokkelt, dat is ‘t wel zo’n beetje.

Averroès & Rosa Parks wordt daarmee een erg sobere productie, een echte praatfilm. Dat is overigens geen diskwalificatie, want die gesprekken doen er wel toe. Behalve over de mensen zelf en hun begeestering, tristesse of ontreddering gaan ze ook over de psychiatrie. Over het nut ervan, de werkdruk en het medicijngebruik. En, impliciet, over de maakbaarheid van het leven, dat vaker niet dan wel de afslag neemt die je zelf in gedachten had. En Nicolas Philibert beziet dit met begrip en compassie. 

Zomerdromen

Tangerine Tree / VPRO

‘Wat voor een kanker heb jij?’ vraagt Lotte van der Ree aan het meisje, dat ze zojuist heeft ontmoet op het kamp en waarmee ze nu in een zwemband in het water dobbert.

‘Ik heb leukemie gehad’, antwoordt zij ontspannen. ‘Nou, heb ik nog. Gaat nu goed. En met jou? Wat heb jij?’

‘Met mij gaat het nu ook goed, vooral omdat ik in het water ben, met een donut’, reageert Lotte lachend.

‘Wat heb je dan?’ wil het andere meisje weten.

‘Mijn tumor zat in mijn onderbuik. Hij is wel weggesneden, maar ik krijg nog wel chemo via een infuus. En elke dag moet ik een chemodrankje nemen.’

‘Oh, ja.’

Deze korte jeugddocumentaire van Kim Faber begint niet op het kamp, maar op de poli kinderoncologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Daar is de elfjarige Lotte al een jaar in behandeling. Na een gesprekje met de behandelende arts, is het echter tijd voor iets anders: kamp. Jeeuuh! reageert het meisje enthousiast.

En daar, op Zomerzotheid, speelt Zomerdromen (17 min.) zich verder af. Het wordt ‘een zomerzotte zeilvakantie in Friesland’. De deelnemers worden enthousiast begroet. ‘Welkom op ons kamp’, roept één van de organisatoren hen direct toe. ‘Iedereen heeft hier ongeveer hetzelfde meegemaakt. Dus wees een beetje lief voor elkaar.’

En dat is precies wat de kinderen en hun enthousiaste begeleiders van de Stichting Kinderoncologische Vakantiekampen (SKOV) gaan doen: onbezorgd van de activiteiten, elkaar en het leven in het algemeen genieten. Zwemmen, zingen en dansen, hamburgers eten en TikTok-dansjes filmen. En tot besluit – natuurlijk! – een bonte avond.

Tussendoor praten ze over het leven met kanker: haaruitval, misselijkheid en prikken krijgen. Faber vangt in deze warme, observerende film hoe lotgenoten zielsverwanten worden – en gewone vriendjes en vriendinnetjes. Zonder dat het al te zwaar of somber wordt, iets waar Nederlandse jeugddocu’s wel vaker heel goed in slagen.

Zomerdromen had alleen wel wat extra speelduur mogen krijgen, om het verloop van het kamp en de ontwikkeling van de vriendschappen nog wat uitgebreider in beeld te brengen. Voordat je je als kijker hebt kunnen hechten aan de personages zijn het kamp en deze weerslag daarvan alweer voorbij. Maar misschien gaat ‘t in het echt ook wel zo…

Want na dik een kwartier wacht het gewone leven weer: Lottes volgende afspraak op het Universitair Medisch Centrum Groningen.

Dwars

KRO-NCRV

Voor iedereen werkt het anders. Moet je de fysieke beperking die plots in je leven is gekomen accepteren en zelfs proberen te omarmen? Of helpt ‘t om die juist niet te accepteren en de strijd aan te binden met de beperkingen die je zijn opgelegd? Katelijne Langezaal is glashelder: ze wil en kan haar situatie niet accepteren.

De jonge Nederlandse vrouw wordt in 2015 tijdens een zeiltocht bij de Dominicaanse Republiek, waar ze als cameravrouw opnamen maakt voor een promotiefilm, gegrepen door de golven en steeds weer als ‘een lappenpop’ woest op het dek gesmeten. Totdat er iets helemaal kapot lijkt te zijn in haar lichaam. Katelijne doet wat een mens doet op zo’n moment. Ze grijpt zich vast aan wat ze al kent: haar camera.

Filmend en vloggend legt Langezaal die eerste dagen in een Caribisch ziekenhuis vast, als gaandeweg duidelijk wordt dat ze een dwarslaesie heeft opgelopen. ‘Ik heb het gevoel dat ik in een achtbaan in de duisternis zit’, vertelt ze erbij, in één van de beheerste voice-overs, waarmee ze Dwars (73 min.) aanstuurt, de persoonlijke film die haar jarenlange revalidatieproces documenteert.

Als Langezaal merkt dat de nadruk in haar herstel niet ligt op het terugkrijgen van beweging in haar benen, maar op het versterken van haar bovenlichaam en het leren omgaan met haar beperking, grijpt de filmmaakster in. Ze kan zich haar leven niet voorstellen in een rolstoel. ‘Ik wil dat leven niet!’ zegt ze resoluut in de camera. Wellicht kan het Amerikaanse initiatief Project Walk een uitweg bieden.

Dit is echter geen Hollywood-film, waarin tegenslagen er vooral zijn om te overwinnen, zodat de heldin uiteindelijk als een betere versie van zichzelf haar leven kan vervolgen: is het niet lichamelijk volledig geheeld, dan toch op z’n minst geestelijk als overwinnaar uit de strijd gekomen. Dwars weerspiegelt eerder het echte leven: zeer weerbarstig, nooit te voorspellen en soms onmogelijk oneerlijk.

Langezaal gaat in de film haar persoonlijk leed niet uit de weg, maar zet het ook niet aan. Kwestie van tranen wegslikken, frustratie uiten en – vraag soms niet hoe – gewoon maar weer doorgaan. Zoals ze het proces dat zij doormaakt ook niet mooier voorspiegelt of de resultaten daarvan romantiseert. Ze heeft ermee te leven, met die dwarslaesie, stelt ze in een voice-over, maar echt accepteren zal ze ‘m nooit.

Daarmee krijgt dit ik-document, ondanks de onvoorwaardelijke steun van haar ouders en vrienden, soms toch het karakter van een eenzame lijdensweg, waarbij een vrouw met een ijzeren wil en een kwetsbaar lichaam tot het uiterste wordt getest.

Marwencol

marwencol.com

In een zelfverzonnen Belgisch dorpje heeft Mark Hogancamp zichzelf teruggevonden. Tijdens een dronken avond op 8 april 2000 werd de 38-jarige Amerikaan door vijf mannen in elkaar geslagen. Hij lag daarna negen dagen in coma en veertig dagen in het ziekenhuis. Zijn zorgverzekeraar was vervolgens niet langer bereid om zijn behandeling te betalen. Hogancamp, die een fikse hersenbeschadiging had opgelopen en bovendien zijn geheugen was kwijtgeraakt, moest z’n eigen boontjes maar gaan doppen.

Met behulp van zijn eigen verbeeldingskracht is de voormalige zuipschuit, die tegenwoordig geen druppel meer drinkt, beland in Marwencol (82 min.), een dorp dat hij in zijn eigen achtertuin heeft gebouwd en laat bewonen door poppen. Hun leven speelt zich af ten tijde van de Tweede Wereldoorlog: stoere G.I. Joe’s, met een verleidelijke Barbie aan hun arm, krijgen ‘t daar geregeld aan de stok met snode SS’ers. In deze zelf gecreëerde wereld kan Mark Hogancamp de liefde beleven of zijn trauma’s verwerken.

Mensen uit zijn directe omgeving in Kingston, New York, kijken er niet meer vreemd van op als ze zichzelf herkennen in een personage, vertellen ze in dit talloze malen bekroonde debuut van documentairemaker Jeff Malmberg (Shangri-La & The Saint Of Second Chances) uit 2010. Hogancamp geeft hen stuk voor stuk een alter ego, zodat hij in dat fictieve dorp in elk geval wordt omringd door vrienden en bekenden. Dan kan hij in het reine komen met zijn verleden en de traumatische avond die hem blijft achtervolgen.

In Marwencol zet de voormalige drinkebroer de werkelijkheid heel nauwgezet naar zijn hand. En met de foto’s die hij van deze geënsceneerde situaties en gebeurtenissen maakt, bouwt Mark Hogancamp zelfs zijn eigen publiek op. In dit delicate portret, rudimentair gefilmd en gemonteerd en met nostalgische muziek aangekleed, registreert Malmberg hoe er zelfs een expositie wordt opgezet. Dit blijkt geen onverdeeld genoegen voor de getroebleerde man, met een verleden dat hij zelf eigenlijk ook liever vergeet.

Deze documentaire toont intussen de kracht van verbeelding. In zijn fantasie kan Hogancamp zijn angsten en frustraties uitleven, dealen met zijn eigen misstappen en zich heel even, in een wereld waarvan hij onmiskenbaar de schepper is, veilig voelen. Dat is een zeer aansprekend idee gebleken. In 2018 heeft regisseur Robert Zemeckis (Back To The Future, Forrest Gump en Who Framed Roger Rabbit?) Marwencol nog gebruikt als uitgangspunt voor een speelfilm met Steve Carrell: Welcome To Marwen.

En Mark Hogancamp heeft er Mark Hogancamp ontdekt: in die dronkenlap – met saillante heimelijke voorkeuren, waarmee hij zijn aanvallers in de kroeg tegen zich in het harnas joeg – bleek zowaar een kunstenaar verborgen te zitten.

The Kings Of Tupelo: A Southern Crime Saga

Netflix

‘Nu wordt alles duidelijk’, concludeert Kevin Curtis. ‘Denk erover na: Steve Holland, volksvertegenwoordiger, directeur van een uitvaartcentrum, orgaanoogsten, lijken…’ In het hoofd van Curtis worden ineens allerlei verbanden gelegd. De Elvis-imitator uit Tupelo, de geboorteplaats van ‘The King of rock & roll’, is al enige tijd bevangen door een complottheorie over de handel in lichaamsdelen op de zwarte markt en weet ‘t nu zeker: Holland, volksvertegenwoordiger in de Amerikaanse staat Mississippi, maakt zich daaraan schuldig en wordt door alles en iedereen in de rug gedekt.

Het zaadje voor deze steeds ingewikkeldere samenzweringstheorie is in Curtis’ hoofd geplant tijdens zijn werk als schoonmaker in het North Mississippi Medical Center. In het mortuarium van dat ziekenhuis zou hij in een vriezer het afgehakte hoofd hebben gevonden van een patiënt die twee dagen eerder nog gewoon in leven was. Kort daarna werd ‘KC’ ontslagen omdat hij zich op verboden terrein had begeven en begon hij via allerlei websites wilde complottheorieën over ‘orgaanoogsten’ te verspreiden. En zo dreef hij dan weer een wig tussen hemzelf en zijn broer, de verzekeringsagent Jack Curtis, met wie hij al enige tijd een act had als het Elvis-imitatieduo Double Trouble.

Volgt u ‘t nog? Ja, tis wel opletten geblazen in The Kings Of Tupelo: A Southern Crime Saga (193 min.), een driedelige serie van Chapman Way en Maclain Way (Wild Wild Country en de Untold-serie) over de doldwaze lotgevallen van de ‘crazy Southerner’ Kevin Curtis, die na ledematenhandel ook complotten rond ‘chem trails’, 9/11 én zijn eigen vervolging ontdekt. Hij duikt van het ene in het andere konijnenhol en wordt alsmaar meer paranoïde. Ten einde raad zou hij in 2013 vervolgens brieven hebben gestuurd aan een assistent-aanklager in Mississippi, rechter Sadie ‘moeder van Steve’ Holland, de Republikeinse senator Wicker en president ‘Barack Hussein Obama’. De enveloppen bevatten het dodelijke gif ricine.

‘I am KC and I approve this message’, stond er onder de bijbehorende dreigbrieven. Hoe heeft ’t zover kunnen komen? Dat is ook de vraag die deze miniserie probeert te beantwoorden. De gebroeders Way kiezen ervoor om deze kwestie met veel humor aan te vliegen, de sowieso al kleurrijke personages nog eens extra dik aan te zetten en Curtis zelf alle ruimte te geven. Samen met een volvette soundtrack, illustratieve tekeningen en een slicke verhaalopbouw zorgt dit voor een bijna campy vertelling, waarbinnen de ernst van ‘s mans mentale problemen en zijn afdaling in steeds uitzinnigere complotten vooral voer zijn voor verbazing en vermaak – niet voor serieuze ongerustheid. The Kings Of Tupelo maakt er liever een gimmick van dan een invoelbaar persoonlijk verhaal.

En dan – aflevering 3 van deze kluchtige serie is al begonnen – steekt er met de introductie van een ander larger than life-personage, J. Everett Dutschke, nog een andere vraag de kop op: is Kevin Curtis eigenlijk wel de (enige) afzender van die dodelijke brieven?

Lowcy Skór

HBO Max

Tussen 2000 en 2002 hebben ambulancemedewerkers in Lodz mogelijk honderden patiënten gedood. Uitroepteken. De Poolse documentairemaakster Aleksandra Potoczek start de vierdelige serie Lowcy Skór (Engelse titel: Skin Hunters, 165 min.) met deze ontluisterende constatering en ontleedt vervolgens het verbijsterende ‘Huidjagers’-schandaal.

Dat begon in zekere zin al in 1989, toen Polen het communisme afzwoer. In tijden van ontluikend kapitalisme zocht menigeen nadrukkelijk de grenzen op. En dus werden er in Lodz, een stad waar altijd al een vrijgevochten sfeer hing, al snel flyers van uitvaartcentra verspreid onder ambulancemedewerkers. Zodat zij wisten waar ze mensen die net waren geconfronteerd met een sterfgeval naartoe moesten sturen.

‘Het was azen op de nabestaanden’, kan Tomasz Wójcik, de eigenaar van uitvaartcentrum Styks, zich nog goed herinneren. Hij kijkt met enige wroeging terug op zijn handel en wandel in die tijd. ‘Die mensen dachten niet logisch na, dus je kon veel geld uit hen krijgen. Voor alles wat werd gedaan: het verplaatsen van het lijk, het gebruik van een brancard in plaats van alleen lakens… Voor alles moest betaald worden.’

En toen die horde eenmaal was genomen, volgden er nog veel meer ethische grenzen om, zonder al te veel nadenken en met een steeds dikkere portemonnee, te passeren. Vaak stonden de begrafenisondernemingen, ingeseind door de centrale van de hulpdiensten, dus al te wachten op de plek waar een ziekenauto naartoe was gestuurd. En als de patiënt dan onverhoopt tóch nog niet dood wilde, gingen ze gewoon langs bij ‘McDonald’s’.

Dat was dan weer een eufemisme voor een blokje om rijden of even pauze nemen. Totdat een interventie niet meer nodig was – en de patiënt helaas overleden. En anders konden ze die natuurlijk ongevraagd een dosis Pavulon verstrekken, een heftig medicijn dat verstikking kan veroorzaken. Het was daarna vanzelfsprekend nog maar een kleine stap naar het intimideren van klokkenluiders of artsen die niet wilden meewerken aan deze zwendel.

Ruim twintig jaar later is het gewetenloze handelen van de ‘huidjagers’ en de normvervaging binnen een deel van de Poolse gezondheidszorg, zodat een ambulance-arts zonder problemen met de bijnaam ‘de Engel des Doods’ door het leven kon, nog altijd nauwelijks te bevatten. Het is te danken aan enkele onderzoeksjournalisten, die zich helemaal vastbijten in deze morbide handel in leven en dood, dat de zaak überhaupt aan het licht komt.

Aleksandra Potoczek beent de naargeestige kwestie helemaal uit met enkele (geanonimiseerde) direct betrokkenen, klokkenluiders, onderzoekers en nabestaanden, kan beschikken over beelden van de geruchtmakende Huidjagers-rechtszaak en illustreert alle verwikkelingen met fraaie animatiesequenties, waarin kraaien, begeleid door duistere muziek, loeren op potentiële slachtoffers en leven van het leeg pikken van hun lijken.

Terwijl veel sleutelfiguren uiteindelijk aan vervolging wisten te ontsnappen, ontwikkelde ene Andrzej Nowocien, die ervan werd beschuldigd dat hij hoogstpersoonlijk Pavulon zou hebben toegediend, zich tot het gezicht van de huidjagers. De stuurse ambulancemedewerker en enkele andere onderknuppels draaiden op voor het bizarre schandaal, waarbij een mensenleven tegelijkertijd een aardige som geld en helemaal niets waard bleek te zijn.

Life Itself

Magnolia Pictures

Hij is een soort merknaam geworden. Voor al uw filmbesprekingen. Ruim tien jaar na zijn dood verschijnen er nog gewoon nieuwe recensies op de website rogerebert.com. Alsof de man zelf, geliefd en gevreesd, nog steeds zijn duim omhoog of omlaag steekt bij elke nieuwe release.

Als de gerenommeerde documentairemaker Steve James in december 2012 begint te filmen voor Life Itself (120 min.), heeft Roger Ebert (1942-2013) nog vijf maanden te leven. Hij ligt met schildklierkanker in het ziekenhuis, krijgt eten toegediend via een infuus en kan alleen nog via een ‘voice synthesizer’ spreken. Zijn gevoel voor humor heeft er niet onder geleden. ‘Ik heb geen angst voor de dood’, zegt hij jolig tegen James. ‘Dood gaan we allemaal. Ik beschouw de dagen die me nog resten als geld op de bank. Als alles op is, word ik ingevorderd.’

Terwijl zijn protagonist onherroepelijk afstevent op het einde van zijn leven, neemt James dat leven, met behulp van ingesproken fragmenten uit Eberts autobiografie, onder de loep. Als jongeling belandt die bij The Chicago Sun-Times, waarvoor hij zijn hele leven zal blijven schrijven, met name als filmjournalist. Ebert ontwikkelt zich tot een autoriteit, een man die een groot publiek bereikt en toch diepte en inhoud heeft. In dit portret wordt dit geïllustreerd met enkele fraaie combinaties van fragmenten uit zijn recensies, versneden met sleutelscènes uit de desbetreffende films.

Roger Ebert breekt echter pas door bij het grote publiek aan de zijde van Gene Siskel, zijn concullega van The Chicago Tribune. Samen introduceren ze een nieuwe vorm van filmkritiek, die daarna wereldwijd school zal maken: twee kenners gaan op de buis het gesprek aan over nieuwe bioscoopfilms en bestrijden elkaar daarbij regelmatig te vuur en te zwaard. In enkele fijne scènes laat deze documentaire uit 2014 tevens zien hoe het er achter de schermen aan toegaat, waarbij de twee tegenpolen tussen de opnames door eindeloos dollen, kibbelen en ruziën met elkaar.

Van rivalen worden ze gaandeweg, zonder dat ze dit nadrukkelijk naar elkaar uitspreken, toch zoiets als vrienden. Samen groeien ze bovendien uit tot een machtsfactor van betekenis in de Amerikaanse filmindustrie. ‘Two thumps up!’ van Siskel en Ebert begint te gelden als de ultieme aanprijzing, die vervolgens een prominente plek op filmposters krijgt. Uiteenlopende cineasten zoals Martin Scorsese, Errol Morris, Ramin Bahrani, Ava DuVernay en Werner Herzog plukken daar de vruchten van en steken in deze film dus de loftrompet over het toonaangevende tweetal.

De nurkse, uitgesproken en grappige Ebert heeft de kijker dan allang voor zich ingenomen. Hij heeft zich laten kennen als een klassiek vat vol tegenstrijdigheden. Een geboren dagbladjournalist, met het spreekwoordelijk radiohoofd, die desondanks een televisiester wordt, de eeuwige vrijgezel die op z’n vijftigste alsnog vol overtuiging in het huwelijksbootje stapt en een absolute eigenheimer die tegen wil en dank beroemd wordt als onderdeel van een duo. En, niet in het minst, als een man die zich durft te laten zien zoals hij is, ook als dat oud, ziek en breekbaar is.

Zonder schaamte toont hij dus ook zijn door operaties en infecties geschonden aangezicht. Tegelijkertijd blijft Roger Ebert – als hij schrijft voor zijn eigen website, waarmee hij z’n tijd eigenlijk best vooruit was – gewoon zijn oude vertrouwde zelf.

Kiezen, Snijden, Zwijgen

VPRO

Een psycholoog vroeg aan Sharan Bala of ze een lotgenoot wilde ontmoeten. Bij een koffietentje maakte ze kennis met Marieke Schoutsen. ‘Vet ongemakkelijk’, vertelt Sharan. ‘Zaten we allebei zo te fluisteren naar elkaar. Dat was heel bizar, want ik sprak voor het eerst met iemand die precies hetzelfde had meegemaakt. Alle shit waar ik mee zat, daar zat zij ook mee.’ Marieke: ‘Het was eigenlijk een openbaring. Van hé: ik ben niet de enige alien op deze planeet.’

Zulke ‘buitenaardse wezens’ noemen we tegenwoordig intersekse. Ze hebben een lichaam dat zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken vertoont. De twee hoofdpersonen van Kiezen, Snijden, Zwijgen (60 min.) ogen nochtans duidelijk vrouwelijk. Samen met Chris van den Brink en Femke Klein Obbink leggen ze in deze moedige film een jaar lang hun ervaringen vast: als ze in hun eigen medische dossiers duiken, daarin nieuwe informatie over zichzelf ontdekken en hun geheim delen met hun directe omgeving.

Marieke en Sharan spreken tevens met intersekse onderzoeker Margriet van Heesch van de Universiteit van Amsterdam. Zij vertelt over de dominante theorie die de Nieuw-Zeelandse psycholoog John Money ontwikkelde rond mensen die toen nog ‘hermafrodiet’ werden genoemd. ‘Het idee was dat je elk kind tot een jongetje of meisje kon kneden. Dat was zijn idee om kinderen met een intersekse-variatie te genezen. In een cultuur die maar twee mensen toeliet: heteroseksuele mannen en heteroseksuele vrouwen.’

Vanuit deze gedachte moest die heteroseksualiteit dan ‘bewezen’ worden met seks: penis in vagina. ‘Dus als jouw penis niet groot genoeg was om te penetreren, dan moest je een meisje worden’, legt Van Heesch uit. ‘En als je geen vagina had, moest die voor jou gemaakt worden.’ En daarover werden alle betrokkenen dan geacht om hun mond te houden. Ofwel: kiezen, snijden, zwijgen. Juist dat laatste aspect zit zowel Marieke en Sharan als hun ouders, blijkt tijdens persoonlijke gesprekken, nog altijd dwars.

Mariekes moeder herinnert zich als de dag van gisteren hoe haar dochter op haar achtste vroeg: ‘Mam, schaam jij je voor mij?’. Ze ervoer dit als een ‘dolksteek’. Vreemd was die vraag overigens niet: op advies van artsen hadden ze hun dochter voorgehouden om er vooral niet over te vertellen aan anderen. En bij Sharan werd er zelfs wezenlijke informatie achtergehouden. Toen zij nog heel jong was, hebben artsen keuzes met heel verstrekkende gevolgen gemaakt. Ze is er boos over: ‘Dat kleine jongetje, dat nooit heeft mogen bestaan.’

Het is een pijnlijke constatering, diep persoonlijk ook, illustratief voor het taboe dat er nog altijd rust op het thema intersekse. Van de ongeveer tachtigduizend mensen in Nederland, die niet helemaal voldoen aan de oppositie man-vrouw, zijn er volgens schattingen van de Nederlandse Organisatie voor Seksediversiteit slechts veertig helemaal uit de kast. ‘Jullie maken 41 en 42’, zegt Margriet van Heesch tegen Marieke Schoutsen en Sharan Bala. ‘Dus het allerbelangrijkste is dat je je verhaal blijft vertellen.’

Met deze aangrijpende film maken ze de gecompliceerde problematiek rond intersekse, die onlangs ook al zijn weg vond naar de indringende documentaire Who I Am Not, inzichtelijk en tastbaar. Het moet tegelijkertijd ongelooflijk spannend zijn om die het levenslicht te laten zien.

Hermanos Por Accident

Netflix

Jorge Bernal valt in 2014 van de ene in de andere verbazing. Nadat de 25-jarige jongeling eerst heeft ontdekt dat er elders in Colombia een carbonkopie van hemzelf rondloopt, ene William Cañas Velasco, volgt even later nóg een opzienbarende ontdekking: deze William heeft, net als hijzelf, een tweelingbroer. En Carlos en Wilber lijken ook weer als twee druppels water op elkaar!

De conclusie is onvermijdelijk: ze hebben elkaars levens geleid – en een ander heeft hún leven geleefd. Na hun geboorte in december 1988 moet er iets fundamenteel mis zijn gegaan op de couveuseafdeling van het ziekenhuis in Bogota. Of heeft er zich toch een Three Identical Strangers-scenario voltrokken – of om het dicht bij huis te houden: een Peter en Erik-je – en zijn enkele verlekkerde onderzoekers hun boekje helemaal te buiten gegaan?

De Hermanos Por Accidente (Engelse titel: The Accidental Twins, 85 min.) zouden zomaar onderdeel kunnen zijn van een soort ideaal wetenschappelijk experiment rond nature-nurture, waarbij dan wel alle denkbare ethische codes zijn geschonden. Want de twee broederparen blijken ook nog in de stad en op het platte land terecht te zijn gekomen. Domme pech is echter ook bepaald niet uitgesloten, blijkt in deze documentaire van Alessandro Angulo Brandestini.

De gevolgen zijn in elk geval aanzienlijk. Niet alle ouders zijn bijvoorbeeld nog in leven. Daar hebben alle vier de broers maar mee te dealen. En waar horen ze uiteindelijk thuis, bij hun biologische familie in hoofdstad Bogota of bij de familie waarbij ze zijn opgegroeid in Santander, dat ruim tien uur verderop ligt op het Colombiaanse platteland? Of andersom, natuurlijk. En wie is eigenlijk hun échte broer? En hoe verhouden ze zich dan tot die andere (twee)?

Het verhaal van de Colombiaanse dubbelbroers groeit al snel uit tot een enorme mediahype, die zich zelfs uitstrekt tot The New York Times. Het bizarre gegeven van die twee identieke tweelingen – die hun allereerste ontmoeting zelfs hebben vastgelegd, inclusief het zenuwachtige ongeloof dat daarmee gepaard gaat – is overigens enerverender dan deze film. Géén Three Identical Strangers zogezegd, waarin de kijker steeds via een soort valluik in een nieuwe verhaallaag belandt.

Hermanos Por Accidente is vooral een adequate weergave van vier levensverhalen, die op een onmogelijke wijze met elkaar zijn vervlochten.

Girl, Taken

Abacus

‘Ik vroeg aan God: ga je me nu echt wegnemen terwijl ik mijn dochter nooit meer heb gezien?’ Die werkelijkheid is voor Celeste Nurse niet te bevatten. De Zuid-Afrikaanse vrouw heeft kanker, haar huwelijk met Morné, de vader van haar vier kinderen, ligt aan diggelen en er is nog altijd geen spoor van Zephany.

Het meisje verdwijnt op 30 april 1997, drie dagen na haar geboorte in het Groote Schuur-ziekenhuis te Kaapstad. Terwijl haar jeugdige moeder nog bijkomt van een heftige bevalling wordt zij als baby ontvreemd van de kraamafdeling. Girl, Taken (92 min.) dus. Het gerucht gaat dat Zephany Nurse is gestolen door een vrouw die even daarvoor een miskraam heeft gehad in het ziekenhuis, maar definitief uitsluitsel daarover blijft alsmaar uit.

De tieners Celeste en Morné zijn op dat moment pas enkele maanden getrouwd. In de navolgende jaren zullen ze nog drie kinderen krijgen. Eerst, vier jaar na Zephany, volgt dochter Cassidy. Daarna wordt het gezin nog verrijkt met de jongens Joshua en Micah. Tegelijkertijd blijft het gemis van hun oudste kind danig opspelen. Haar ouders weigeren om Zephany los te laten en blijven, ook jaren na de verdwijning, geloven in haar terugkeer.

Na ruim zeventien jaar, begin 2015, komt de geruchtmakende verdwijningszaak plotseling in een stroomversnelling. Met vrijwel alle direct betrokkenen reconstrueert deze slim opgebouwde film van Francois Verster en Simon Wood hoe de kwestie dan een beslissende wending krijgt en daarna van de ene in de andere verrassende ontwikkeling belandt. Intussen worden ieders incasseringsvermogen en loyaliteit danig op de proef gesteld.

Aan het einde, als alle familieleden van het verdwenen meisje ruim 25 jaar na dato de balans opmaken, is de conclusie onvermijdelijk: deze zaak kent alleen verliezers. Juist dan – en dat is toch wel een verrassing – wordt echter ook duidelijk dat de tijd echt alle wonden kan helen.

Confessions Of A Good Samaritan

Sandbox Films

Natuurlijk hebben ze ‘t haar gevraagd: doe je dit voor de film? ‘En wat dan nog, als dat zo was?’ vraagt Penny Lane. ‘Het blijft nog steeds een goed ding om te doen.’ Tegelijkertijd voelt het niet goed, zo’n vraag. Zelf voor de camera verschijnen, vindt de Amerikaanse documentairemaakster (Our NixonHail Satan? en Listening To Kenny G) sowieso verschrikkelijk. Een kennis heeft haar ervan moeten overtuigen dat een film levens kan redden omdat ie anderen aanspoort om ook een orgaan te doneren.

Één week voordat ze in augustus 2019 de operatie moet ondergaan, om een nier te doneren aan een vreemde, krijgt Lane de kriebels. ‘Het voelt nu alsof ik een verschrikkelijke fout heb gemaakt’, zegt ze bij het begin van Confessions Of A Good Samaritan (103 min.). De alleenstaande filmmaakster heeft zich nochtans drie jaar voorbereid op de ingreep, een proces dat ze heeft gedocumenteerd met dagboekfragmenten. Zowel haar persoonlijke overwegingen en dilemma’s als de professionele kant ervan: het maken van deze egodocu.

En daarin stelt ze ook allerlei vragen die haar eigen positie overstijgen. Waarom zijn mensen bijvoorbeeld altruïstisch? Wat gebeurt er dan in hun hersenen? En hoe verhoudt dit zich bijvoorbeeld tot (het gebrek aan) empathie bij psychopaten? ‘Dertien mensen sterven vandaag omdat ze geen werkende nier hebben’, vertelt Michael Lollo, één van de andere ‘altruïstische donoren’ die ze spreekt in deze intelligente, gelaagde en vermakelijke film, over waarom hij zijn nier beschikbaar stelt. ‘Dat was dus een appeltje-eitje voor mij.’

Intussen duikt Lane in de historie van orgaantransplantatie. Van ongewenst is dat door de jaren heen, via diverse stadia van onmogelijk, uiteindelijk onvermijdelijk geworden. Dat het kan en mag betekent alleen nog niet dat het ook gebeurt. Er is een permanent tekort aan donoren. Terwijl transplantatie voor mensen die bijvoorbeeld zijn overgeleverd aan nierdialyse echt een kwestie van leven en dood is. De meeste donoren komen uit de directe omgeving van de patiënt, die bij hoogopgeleiden, wrang genoeg, veel vaker een geschikte nier oplevert.

Tegelijkertijd schrijdt de techniek voort. Zijn er op termijn eigenlijk nog wel menselijke donoren met een ‘spare part’ nodig? Het roept ongemakkelijke beelden op: kan een varken op termijn misschien ook een nier leveren, bijvoorbeeld vlak nadat Lane zelf haar orgaan heeft gedoneerd? ‘Dan is Penny Lane niet langer een Beatles-song’, grapt bio-ethicus en psychiater Jacob Appel, die zich heeft gespecialiseerd in de ethische dilemma’s rond ingrijpende medische keuzes. ‘Maar de naam van de laatste persoon die een orgaan heeft gedoneerd.’

Naarmate Confessions Of A Good Samaritan, fraai vormgegeven als een soort zoektocht door Lanes computer en voorzien van een bloemrijke soundtrack, vordert, komt het persoonlijke verhaal van de documentairemaakster langzaam maar zeker meer naar de voorgrond en toont Penny Lane zich van haar kwetsbaarste kant. Het is de vanzelfsprekende climax van een persoonlijke film, die het particuliere desondanks gemakkelijk ontstijgt en aanzet tot nadenken, invoelen en afwegen.

Tegengif

BNNVARA

De cijfers schetsen een ronduit somber verhaal. Het merendeel van de mensen met alvleesklierkanker is volgens chirurg Casper van Eijck van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam binnen afzienbare tijd overleden. Na de diagnose hebben zij gemiddeld nog ongeveer een half jaar te leven. Tachtig procent van hen kan ook niet worden geopereerd en krijgt dus een chemokuur. En die werkt maar voor een hele kleine groep. Zo’n driekwart van deze patiënten ondergaat in de allerlaatste levensfase dus tevergeefs een hele zware behandeling.

‘Ik vind dat ik in ieder geval naar mijzelf toe verplicht ben om te kijken of we daar niet op een andere manier iets aan kunnen doen’, stelt Van Eijck, die ook enige bekendheid geniet als clubarts van de voetbalclub Feyenoord, in de boeiende documentaire Tegengif (57 min.), waarvoor Martijn Nijboer hem vanaf 2018 heeft gevolgd. De Rotterdamse arts vindt het onbegrijpelijk dat er zo weinig patiëntgebonden onderzoek wordt gedaan naar ‘de tweede doodsoorzaak in Nederland’. Zeker omdat er wel degelijk aanknopingspunten zijn voor een nieuwe behandeling: immunotherapie.

Casper van Eijck merkte enige tijd geleden dat enkele patiënten die zichzelf ‘behandelden’ met een pluimveevaccin opmerkelijk lang in leven bleven. Samen met een multidisciplinair team wil hij dit vaccin nu toegankelijk maken voor patiënten. Zo’n onderzoekstraject beloopt normaal gesproken zo’n twintig jaar, maar dat willen ze in Rotterdam terugbrengen tot vier jaar. Voor zulk wetenschappelijk onderzoek is alleen wel geld nodig. Met de actie ‘Support Casper’ gaat hij de boer op. En dan is het toch best praktisch dat Van Eijck de nodige bekende en gefortuneerde vrienden heeft.

Tegenover de glitter en glamour van zo’n evenement om geld in te zamelen en het onderzoek dat daarmee kan worden gefaciliteerd staan in dit persoonlijke portret Van Eijcks persoonlijke gesprekken met patiënten, voor wie hij een laatste lijn naar het leven vormt. Het is duidelijk dat daar, bij mensen die alle reden hebben om te vrezen voor hun leven, zijn hart ligt. Om de behandeling voor patiënten met pancreaskanker mogelijk te maken – wetenschappelijk verantwoord en zonder maatschappelijke nevenschade – moet er echter nog heel wat water door de Maas.

En dat vergt altijd weer meer tijd dan een gepassioneerde arts zoals Casper van Eijck eigenlijk had ingecalculeerd – of wil incalculeren.

Trailer Tegengif

Eddy’s Oorlog

Zeppers

‘Kijk naar die familie, man!’ zegt oorlogsfotograaf Eddy van Wessel tegen zijn fikser. Op vrijwel elke andere plek zou het een lieflijk tafereel zijn geweest: een man op een fiets, met zijn zwangere vrouw achterop en een klein jongetje op het stuur. Hun andere kind fietst zelf, voorop. En de hond dartelt lekker mee.

Ze rijden op een modderige weg, langs plassen en kapotgeschoten gebouwen. Vanuit de achtergrond klinken explosies. Van Wessel spoort zijn medewerker aan om hen aan te spreken. Hier is de ravage van de oorlog te zien. Het gezinnetje is alleen al doorgereden. Erachteraan. ‘Doe je raam open en roep naar hen!’ zegt hij dwingend. Tevergeefs. ‘Die fietsfoto kunnen we vergeten.’ Een praatje dan maar. ‘De kinderen zijn niet bang’, zegt de man. ‘Ze leven al hun hele leven in deze situatie.’

De Nederlandse fotograaf kan er met zijn verstand niet bij dat dit gezin zowat op de frontlinie blijft wonen. Waarom vertrekken ze niet? De vrouw zou wel willen, bekent ze, maar ze krijgt haar man niet mee. ‘Straks wordt het winter, dan kunnen ze niet eens meer weg’, zegt Van Wessel tegen documentairemaker Joost van der Valk, die hem voor het zeer enerverende Eddy’s Oorlog (102 min.) een jaar lang volgt naar Oekraïne. ‘Vrouw hoogzwanger. Volkomen gestoord! Sommige mensen snap je echt niet.’

Toch keert Eddy van Wessel, inmiddels vier keer winnaar van een zilveren camera, zelf ook steeds weer terug naar oorlogsgebied. Hij zoekt nog altijd naar de foto die alles zegt. Véél meer dan duizend woorden. ‘Ik werk niet’, zegt hij daarover in dit portret, dat hem vooral in actie laat zien. ‘Ik doe wat ik ben. Daarom is er ook geen manier om ermee te stoppen. Daarom is er ook geen manier om de drang te weerstaan om opnieuw af te reizen. Ik fotografeer letterlijk mijn verbazing. Iedere keer weer.’

Van der Valk (Haagse SjonnieCrips: Strapped N’ Strong & Satudarah – One Blood) verbaast zich dan weer over die verbazing. Al ruim dertig jaar staat de fotograaf met zijn poten in de modder als er ergens oorlog is. Een ander zou allang afgestompt of getraumatiseerd zijn afgehaakt. Van Wessel gaat in plaatsen als Kharkiv en Bakhmut echter nog altijd door riemen en ruiten om te vatten wat oorlog aanricht. Met gevaar voor eigen leven – en dat van de filmmaker die hem naar de frontlinie volgt.

Eddy’s Oorlog slaagt daarmee glansrijk in z’n opzet: zowel de oorlog zelf als Van Wessels betrokkenheid daarbij spatten van het scherm. Het leed, de vernietiging en het verlies, maar ook hoe binnen zulke hachelijke omstandigheden de menselijkheid op de een of andere manier tóch overleeft: hoop, onverzettelijkheid, solidariteit, moed en humor. En altijd is daar die fotograaf, die via een camera op z’n helm soms letterlijk zijn blikveld toont: om ook deze oorlog bij z’n kladden te grijpen.

Is het fotografie of pornografie? vraagt Van Wessel zich hardop af als hij op een landweg het levenloze lichaam van een Russische soldaat probeert vast te leggen. De beste foto zou hij vanuit de berm kunnen maken, maar die vertrouwt hij niet. De Nederlander is sowieso permanent bezig met veiligheid, vertelt hij. En dat zorgt weer voor stress. ‘Het maakt van de beste fotograaf een onbenullige amateur. En dat zie ik soms in mijn foto’s terug. Dat ik denk van: gast, hoe doe je dit?’

Tussen alle enerverende frontliniescènes door toont Joost van der Valk zijn hoofdpersoon ook te midden van zijn gezin, in het landelijke Zweedse huis waar hij een groot deel van het jaar woont. Het contrast is nauwelijks te bevatten – al is het ook de vraag of de film dit per sé nodig heeft. Hooguit om even af te schalen, net als de fotograaf zelf, zodat Eddy’s Oorlog daarna weer in een nieuw jaargetijde verder kan. In een moordend tempo op zoek naar Eddy van Wessels eigen idee-fixe:

Het ene beeld dat alle andere overbodig maakt.