Being Eddie

Netflix

Zijn generatiegenoten Michael Jackson, Prince en Whitney Houston hadden volgens hem allemaal ‘een zelfdestructief karakter’. ‘Mijn grootste zegen, de allergrootste, is niet m’n komische talent’, zegt Eddie Murphy precies halverwege de typisch Amerikaanse documentaire Being Eddie (103 min.), als hij plaats heeft genomen op een fauteuil in één van de kamers van zijn kolossale huis. ‘M’n grootste zegen is dat ik van mezelf hou en al heel vroeg wist wat ik wilde doen. En daarom ben ik niet in bepaalde vallen gelopen. Omdat ik in de basis van mezelf hou.’

Murphy houdt tegelijkertijd staande dat hij nooit heeft gedronken of cocaïne heeft gebruikt. De man die voor de camera van Angus Wall heeft plaatsgenomen, om zichzelf te (laten) portretteren, lijkt in wezen nauwelijks op de sexy, macho en vuil gebekte patser, liefst in een rood leren pak, van de bijzonder succesvolle one man shows Delirious en Raw, waarmee hij in de jaren tachtig naam maakte, of op de gisse geinponem die met 48 HoursTrading PlacesBeverly Hills CopComing To America en The Nutty Professor alsmaar Hollywood-hits bleef scoren.

Zijn jong gestorven vader was, zo gaat het verhaal, de gangmaker op elk feest. ‘Ik ben nooit de gangmaker’, vertelt Eddie en begint vervolgens te lachen. Hij doet ’t routinematig: grapje maken en er zelf om lachen. ’s Mans aanstekelijke lach behoort al sinds het begin van z’n carrière tot zijn vaste gimmicks. Hij lacht er in deze film van alles mee weg: zijn jeugdtrauma’s, de dwangstoornis die hij zegt te hebben en het idee dat hij nooit een Oscar heeft gewonnen – naar verluidt omdat hij zich tijdens een uitreiking kritisch heeft uitgelaten over de achterstelling van zwarte acteurs.

In deze film is echter vooral ruimte voor de loftrompet. Tussen allerlei filmfragmenten door laten collega’s zoals Dave Chappelle, Jerry Seinfeld, Arsenio Hall, Tracy Morgan, Chris Rock, Kevin Hart, Jamie Foxx en Adam Sandler ‘m uitbundig schallen voor de man die op de schouders van helden zoals Muhammad Ali en Richard Pryor ging staan en zo zelf ook een sleutelrol heeft gespeeld in de emancipatie van Afro-Amerikaanse acteurs en komieken. Being Eddie is daardoor geslaagder als portret van het fenomeen Eddie Murphy dan van de man die daarachter schuilgaat.

Lilith Fair: Building A Mystery

Disney+

‘Never play two women back to back.’ Op de Amerikaanse radio is het tot ver in de jaren negentig goed gebruik om nooit twee liedjes van vrouwelijke artiesten achter elkaar te draaien. Dat kan het publiek helemaal niet aan. Of twee opeenvolgende vrouwelijke acts op een festival. Ook niet doen. Daar komt alleen maar ellende van.

En dat is dan weer tegen het zere been van de Canadese singer-songwriter Sarah McLachlan, die zich sowieso verbaast over het alomtegenwoordige seksisme binnen de Amerikaanse muziekindustrie. Vrouwelijke artiesten worden nog altijd keihard worden afgerekend op hun uiterlijk en moeten zich, bijvoorbeeld op festivals zoals Lollapalooza, staande houden in een vrijwel volledig mannelijke omgeving. McLachlan en haar – overigens ook volledig mannelijke – team zinnen op een alternatief: een rondreizend festival met louter vrouwelijke acts, die nu eens niet hoeven te wedijveren met macho mannen.

Ze dubben dit Lilith Fair – vernoemd naar de eerste vrouw van Adam, voordat die aan de zijde van Eva belandde – en strikken toonaangevende artiesten zoals Patti Smith, Tracy Chapman, Sinead O’Connor, Dixie Chicks en Missy Elliott. Ook de festivalcrew en het publiek bestaan voor een belangrijk deel uit vrouwen. Dat zorgt voor een enorme saamhorigheid en aandacht voor thema’s die de Lilith-gemeenschap aangaan, zoals het recht op abortus en de emancipatie van LHBTIQ+’ers (via rolmodellen zoals Indigo Girls en Brandi Carlile). Van elk festivalkaartje wordt bovendien een dollar gedoneerd aan een goed doel.

In de onvervalste trip nostalgia Lilith Fair: Building A Mystery (99 min.) blikt Ally Pankiw met Sarah McLachlan en haar team en participanten zoals Sheryl Crow, Suzanne Vega, Jewel, Liz Phair, Paula Cole, Shawn Colvin, Erykah Badu en Joan Osborne terug op de jaren 1997-1999, waarin Lilith Fair een divers en inclusief alternatief biedt voor de veelal door mannen en mannetjes gedomineerde popfestivals. Zoals bijvoorbeeld de volledig uit de hand gelopen reprise van Woodstock in 1999, waarbij lompe macho acts als Limp Bizkit en Kid Rock de toon zetten en een zeer agressieve, vrouwonvriendelijke omgeving creëren.

Tegelijkertijd is kritiek op ‘Vulvapalooza’ ook onvermijdelijk en krijgt het reizende circus zeker in het Amerikaanse hartland te maken met aanvallen uit conservatieve hoek. Die kunnen het zusterschap, waarvan uiteindelijk ook aanvankelijke kritische vrouwen zoals comedian Sarah Bernhard en Chrissie Hynde (The Pretenders) deel zijn gaan uitmaken, echter niet verstoren, blijkt uit deze liefdevolle reconstructie, die tevens tegemoet komt aan iedereen met ‘nineties nostalgia’.

The Serial Killer’s Apprentice

HBO Max

Op 8 augustus 1973 werd de politie van Houston gebeld over een schietpartij. Bij een huis in het nabijgelegen Pasadena troffen ze drie tieners aan. Één van hen, Elmer Wayne Henley, vertelde dat hij uit zelfverdediging een man had neergeschoten. De 33-jarige Dean Corll lag naakt in de gang.

Naast het Iijk vond de Texaanse politie allerlei verdachte attributen, zoals touw en seksspeeltjes. In een nabijgelegen boothuis zouden bovendien andere lichamen verborgen liggen. En daar rook ‘t inderdaad naar ontbinding. Zeventien tienerjongens werden er uiteindelijk gevonden. Intussen mocht Wayne, via de autotelefoon van een politieagent, nog even naar huis bellen. ‘Mama, ik heb Dean gedood.’ En dat was niet de enige dood die The Serial Killer’s Apprentice (88 min.) op zijn geweten bleek te hebben.

Henley heeft Dean Corll, een levensgevaarlijke man die later The Candyman Killer zou worden gedubd, wordt beschouwd als een voorvader van John Wayne Gacy en met zeker 27 moorden in verband wordt gebracht, ontmoet op de middelbare school. Hij vroeg of de jongen een mop wilde horen. Een vieze, natuurlijk. Corll had sowieso een uitgekiende manier van ‘groomen’: als medewerker van een snoepwinkel kon hij gemakkelijk naïeve tieners paaien. Om zich er daarna aan te vergrijpen of om hen op te leiden tot zijn hulpje.

Was de zeventienjarige Elmer Wayne Henley sowieso een killer in spe? vraagt criminoloog Katherine Ramsland zich nu in deze true crime-docu zich af. Of toch (ook) een slachtoffer? Ramsland is gefascineerd door seriemoordenaars en schreef samen met Tracy Ullman ook het boek waarop deze slicke film is gebaseerd. Zij had daarvoor een uitgebreid interview met Henley, waarin ze met hem zijn misdaden en verhouding tot Corll analyseerde, telefoontjes die ze nu met liefde en plezier nog eens reconstrueert.

‘Hij probeerde ’t aan allerlei mensen te vertellen’, maar niemand luisterde, herinnert Henley’s moeder Mary zich ook. ‘Niemand geloofde hem.’ ’s Mans geloofwaardigheid is nog altijd een issue, ook bij de verklaringen die hij vanuit de gevangenis geeft aan Ramsland. Vertelt hij daarin de waarheid en niets dan de waarheid? Probeert hij die misschien een héél klein beetje op te leuken? Of is Henley zelfs opzichtig zijn straatje als moordenaarshulpje – één van de twee overigens! – aan het schoonvegen?

The Serial Killer’s Apprentice laat ogenschijnlijk niet het allerachterste van zijn tong zien over zijn gruwelijke activiteiten, in een tijd waarin de term ’seriemoordenaar’ overigens nog helemaal niet was bedacht.

Call Me Kate

Salon

Katharine Hepburn (1907-2003) had vier Oscars op de schouw staan. Tenminste, als ze de beeldjes destijds ook had opgehaald. Voor Morning Glory (1933), Guess Who’s Coming To Dinner (1967), The Lion In Winter (1968) en On Golden Pond (1981). En als Hepburn voor elke nominatie een certificaat had gekregen, zou zij er een muur mee hebben kunnen behangen. Als ze die dus ook in ontvangst zou hebben genomen…

‘Toen ik begon, wilde ik maar één ding: beroemd worden’, vertelt het Hollywood-icoon zelf in één van haar spaarzame interviews, met de schrijver Glenn Plaskin, dat als een levensader door Lorna Tuckers portret Call Me Kate (86 min.) loopt. ‘Maar ik realiseerde me al snel dat ik, als ik ’t langer dan vijf minuten wilde volhouden in deze industrie en ’t ook nog wilde kunnen navertellen, er alles voor moest geven en daar nooit mee mocht ophouden.’

Eigenzinnig, vastberaden en rücksichtslos hield ze zich in de jaren dertig staande in de filmindustrie. Daarmee maakte Hepburn zich niet bij iedereen geliefd. Na enkele flops rekenden anderen dus met liefde en plezier met haar af. De actrice kreeg de reputatie dat ze ‘box office poison’ was. Het was een gigantische misrekening. Katharine Hepburn bleek over veel meer ausdauer te beschikken dan de meeste van haar generatiegenoten.

‘Was je een opportunist?’ vraagt Plaskin haar in het gesprek (waarnaar hij zelf in deze docu, enigszins curieus, aandachtig zit te luisteren). ‘Ik denk dat iedereen een opportunist is als ie een kans krijgt om opportunistisch te zijn.’ Hepburn greep dus de kans om te schitteren tegenover ‘leading men’ zoals Humphrey Bogart, Cary Grant en haar grote liefde Spencer Tracy, de acteur met een drankprobleem en al een vrouw.

Ze zou nochtans ruim 25 jaar met hem leven en werken. Tot aan zijn dood in 1967. Toch kon de Amerikaanse actrice de geruchten dat ze lesbisch was – hoewel ze ook nog een relatie had gehad met de excentrieke rijkaard Howard Hughes – daarmee niet volledig laten verstommen. Katharine Hepburn maakte ’t daar zelf ook wel een beetje naar: als vrouw met een voorbeeldfunctie droeg ze regelmatig, God betere ‘t, broeken.

In dit portret geven verder onder anderen haar neef Mundy Hepburn, Spencer Tracy’s kleinzoon Joe en achterkleinzoon Sean en Angela Allen, de scriptsupervisor van de klassieker The African Queen (1951), tekst en uitleg bij de beeldenpracht die Tucker heeft opgediept uit de archieven. Ze brengt ook een bezoek aan The Katharine Hepburn Cultural Arts Center – noem het gerust The Kate – in haar woonplaats Old Saybrook.

Zo verbindt dit adequate portret alle losse eindjes in het leven van een ongenaakbare Hollywood-heldin, die haar hele leven iets ongrijpbaars bleef houden. Misschien ook wel bewust: zodat ze uit de greep van pers en publiek kon blijven.

Flipside

Oscilloscope Laboratories

Waar gaat de film over en waar wil ie naartoe? In tijden van formats is ook bij documentaires doorgaans binnen twee minuten duidelijk wat een film wil zijn. Deze productie lijkt dan te gaan over de Amerikaanse fotograaf Herman Leonard, die halverwege de twintigste eeuw iconische zwart-wit portretten maakte van jazzgrootheden zoals Dexter Gordon, Duke Ellington, Louis Armstrong, Billie Holiday en Miles Davis. Herman heeft niet lang meer te leven, documentairemaker Chris Wilcha heeft de opdracht gekregen om hem op de valreep nog te portretteren. Een tot mislukken gedoemde opdracht, die dan ook op niets zal uitlopen.

Na enkele minuten schakelt Wilcha dus noodgedwongen door. Naar een film over… – ja, waarover eigenlijk? – de zin, het gevoel of pak ‘m beet de keerzijde van het bestaan: Flipside (96 min.). Een documentaire over de documentairemaker zelf, Chris Wilcha. Herstel over commercialmaker Chris Wilcha. En over zijn vader, de eigenaar van zijn favoriete platenzaak, diens lokale concurrent die ook Dan heet, comedyschrijver Judd Apatow, would be-schrijfster Starlee Kine, radiohost Ira Glass, popsnob Tracy Flipside, gewezen tv-held Uncle Floyd, de vermaarde showrunner David Milch en, ja, Herman Leonard. En over heel veel ongemaakte documentaires – die nu alsnog zijn afgerond.

Die film gaat daarnaast ook over respect hebben voor wie je was, tevreden zijn over wie je bent geworden en vrede hebben met waar je nog zult uitkomen. ‘Één van de vreemde inzichten van middelbare leeftijd is dat je diep van binnen weet dat twee volledig tegengestelde ideeën allebei waar zijn’, probeert Wilcha de basisgedachte van zijn persoonlijke film onder woorden te brengen, in één van de voice-overs waarmee hij richting geeft aan dit zoveelste tot mislukken gedoemde documentaireproject. ‘Dat je je echt rot kunt voelen over de dingen die je nooit hebt gedaan en ook nooit zult gaan doen. En dat je tegelijkertijd houdt van het leven dat je wél hebt geleid.’

Die realisatie heeft geresulteerd in – of is juist het resultaat van – een nauwelijks na te vertellen vertelling, die afwisselend – en soms tegelijkertijd – blij, melancholisch en tot nadenken stemt. Flipside is Amerikaans, indie, Gen Z., High Fidelity, (anti)marketing, Mr. Peanut, hotelzeepjes, midlife én David Bowie. Een film die vrijwel tot het einde toe nog alle kanten op kan, ongericht en toch helemaal raak. Net als het leven, één groot onafgewerkt project dat maar om aandacht blijft vragen.

Call Me Country: Beyoncé & Nashville’s Renaissance

HBO Max

 ‘Om je radiopubliek te maximaliseren, mogen vrouwen niet meer dan de tomaten in een salade van mannelijke artiesten zijn’, liet radioconsultant Keith Hill zich in 2015 tijdens een uitzending ontvallen. ‘Nooit achter elkaar laten horen en nooit meer dan twintig procent van het totaal.’ ‘s Mans uitspraak werd een heuse kwestie in de countrywereld: Tomato-gate. ‘Plotseling was ik die vent die ervoor pleitte om vrouwen van de radio te halen’, zegt Hill in Call Me Country: Beyoncé & Nashville’s Renaissance (42 min.). Het was geen principiële kwestie voor hem. ‘Wij proberen gewoon ons brood te verdienen.’

En iedereen in de Amerikaanse countrybusiness weet: het echte geld zit bij witte mannen. Niet bij vrouwen. En al helemaal niet bij zwarte vrouwen. Enter Beyoncé, topzangeres, wereldster en, inderdaad, zwarte vrouw. Haar nieuwe album Cowboy Carter, gelanceerd tijdens de Super Bowl, mikt desondanks op die markt. Bewust. De Afro-Amerikaanse artieste wil een punt maken: de conservatieve countrymarkt moet maar eens ruimte maken voor zwarte en vrouwelijke sterren. Dat is tevens de boodschap van deze gelikte korte docu, waarin Beyoncé zelf overigens niet aan het woord komt.

Daarin wordt een lans gebroken voor zwarte countryartiesten, zoals Aaron Vance, Rissi Palmer, Rhiannon Giddens en Denitia (die ook nog queer is; getuige bijvoorbeeld de controverse rond de Lil Nas X-hit Old Town Road al helemaal een gotspe in het conservatieve zuiden van de Verenigde Staten). Zij schetsen de historie van zwarte countrymuzikanten (want die waren er altijd al), zingen en spelen een liedje en spreken zich uit over Beyoncé. Want die dwingt weliswaar aandacht af voor Afro-Amerikaanse artiesten in het countrywalhalla Nashville, maar soupeert tegelijkertijd zelf vrijwel alles op.

Intussen is de countrywereld wel degelijk aan het veranderen, betogen sprekers als podcasthost Touré, Rolling Stone-schrijver Larisha Paul en countrykenner Kyle Coroneos. Neem T.J. Osborne van Brothers Osborne. Toen hij uit de kast kwam, was daarover nauwelijks een wanklank te horen. Uitroepteken. En zo belandt deze praatje-plaatje film automatisch bij het optreden van Luke Combs en Tracy Chapman bij de uitreiking van de Grammy Awards in februari van dit jaar. De witte mannelijke countryster haalde toen zijn zwarte en gay collega het podium op, om samen haar signatuursong Fast Car te zingen.

Of het een hoopvol signaal is voor de afslag die Nashville gaat nemen, of toch een eenmalige oprisping van een wereld die nu eenmaal leeft van hypes, zal de tijd uitwijzen. Tomaten genoeg, zou je zeggen, om de salade mee te vullen of zelfs over te nemen.

Onvoorwaardelijk

Submarine / BNNVARA

Hij staat te boek als extreem gewelddadig, onvoorspelbaar en manipulatief en heeft al sinds jaar en dag problemen met het gezag. Voor de Nederlandse vrouw Yolanda, een alleenstaande medewerkster van een verzekeringsmaatschappij, is dat in 2013 echter geen beletsel om contact op te nemen met Billy Tracy. Ze heeft zijn profiel gevonden via de website Write A Prisoner. Het duurt niet lang of de twee zijn verliefd en beginnen elkaar gepassioneerde brieven te schrijven.

Via deze briefwisseling leren zij elkaar kennen – en de kijkers van deze documentaire van Elena Lindemans maken zo kennis met dit toch wel heel erg opmerkelijke koppel. Hun liefde is voorbestemd, meent Yolanda. Terwijl zij gewoon haar kleine Nederlandse leventje leidt, alleen in haar opgeruimde appartement, is ze in gedachten voortdurend bij die man in de Prison Unit in het Texaanse Livingston, die haar overstelpt met romantische teksten. Het is een liefde, waarover menige buitenstaander ongetwijfeld zijn wenkbrauwen fronst: die moet wel ‘too good to be true’ zijn.

De idylle wordt in Onvoorwaardelijk (55 min.) feitelijk alleen verstoord door een zakelijke voice-over die stap voor stap Billy’s gewelddadige geschiedenis doorloopt. En die is bepaald niet mals. Yolanda laat zich daardoor echter niet afschrikken en vertrekt naar de Verenigde Staten, om haar geliefde te ontmoeten en nóg beter te leren kennen. Ze bezoekt zijn ouderlijk huis, gaat langs bij een voormalige celmaat die z’n leven inmiddels op orde lijkt te hebben en spreekt af met enkele lotgenoten. Als ultiem bewijs van haar liefde laat ze ook nog een ‘always Billy’-tatoeage zetten.

Zelfs als in deze unheimische film blijkt dat de oude vos wel zijn haren maar niet zijn streken heeft verloren, wankelt haar liefde in eerste instantie niet. ‘Billy is natuurlijk gewoon mijn vent, mijn man’, zegt ze dan ferm, ogenschijnlijk vooral tegen zichzelf. ‘Ik wist ook gewoon heel sterk: ik blijf bij jou.’ Tegen die tijd heeft Lindemans, die de twee in hun waarde laat en niet opzichtig oordeelt, allang de vraag opgeworpen of Yolanda eigenlijk wel zonder Billy kan – of zonder het idee van een man zoals hij. Een man die onvoorwaardelijk voor haar – en niemand anders – heeft gekozen.

Trailer Onvoorwaardelijk

My Silicone Love

Sophie Dros

‘Wil ik dit weten?’ vraagt Tracy enigszins ongemakkelijk als Everard Cunion, een tamelijk wereldvreemde man, tijdens hun eerste date in een Engelse pub vertelt over de opmerkelijke hobby die hij er ‘bij gebrek aan een echte vrouw’ op nahoudt.

Everard, een alleenstaande kerel van 53 uit Southampton, heeft haar dan al verteld over de vriendin die hij ooit had, min of meer dan, en waarvan hij nooit het huisadres of telefoonnummer bemachtigde. En dan begint hij over die hobby: het gaat om kunstmatige vrouwen. Poppen. Peperdure, zelfs. ‘Ik heb een flinke collectie.’ Zodra hij daarover kan vertellen, komt Everard al snel op stoom – en trekt Tracy haar conclusies.

Hoewel ze in gestileerde, met zwoele muziek omklede sequenties ook laat zien hoe hij ‘seks’ heeft met zijn poppen is Sophie Dros er in haar afstudeerfilm uit 2015 niet op uit om de Britse eenling te kijk te zetten of te portretteren als een onverbeterlijke perverseling. My Silicone Love (26 min.) is een even intiem als respectvol portret van een gemankeerde man, die zich maar al te goed realiseert hoezeer hij buiten de maatschappelijke normen staat.

‘Als ik in gesprek ben met mensen en ze beginnen over zichzelf te praten, dan verlies ik mijn interesse’, vertelt Everard Cunion bijvoorbeeld, als hij reflecteert op het feit dat hij geen vrienden of andere wezenlijke menselijke contacten heeft. ‘Wanneer ze over mij praten, ben ik geïnteresseerd. Als ik over mezelf kan praten heb ik doorgaans zelfs een geweldig gesprek. Tenminste, ik beschouw dat als een conversatie, maar waarschijnlijk is het dat niet.’

Everard heeft twaalf levensechte poppen. En daarmee is hij best gelukkig. Ze lijken in staat om het totale gebrek aan menselijke interactie te compenseren, maar kunnen uiteindelijk toch niet op tegen die ene vrouw: zijn moeder. Zij blijft zijn leven domineren – ook al is ze al enige tijd dood. De Brit lijkt zo bang om nog iemand anders te verliezen dat hij helemaal niet meer aan intieme contacten begint. Dat lijkt de slotsom van deze invoelende film over een toch wel zeer zonderlinge man.

De vraag ‘Wil ik dit weten?’ is overigens ook van toepassing op hoe het na My Silicone Love verder is gegaan met Everard Cunion. In 2020 stond er dit artikel over hem in de plaatselijke krant.

STILL: A Michael J. Fox Movie

Apple TV+

Dit verhaal heeft alles wat een ouderwetse ‘tearjerker’ nodig heeft. Een voormalige schlemiel wordt tegen alle verwachtingen in een immens populaire televisie- en filmster en krijgt dan, eind twintig pas, een ongenadige onheilstijding: de ziekte van Parkinson.

In andere handen, een minder creatieve filmmaker en een minder lichtvoetige hoofdpersoon, zou het dat ook vast zijn geworden: zo’n documentaire die langzaam ieders keel dichtknijpt, waarna de kijker happend naar adem het aangrijpende dan wel sentimentele einde bereikt. En terwijl de allerlaatste traan over diens wang biggelt, wil de steen in zijn maag maar van geen wijken weten.

Dat is niet deze film. Omdat Davis Guggenheim over veel te veel verbeeldingskracht, makerslol en durf beschikt om zo’n rechttoe rechtaan drama te maken. En acteur Michael J. Fox in één (trillende) vinger meer humor en zelfspot heeft dan de gemiddelde comedian en bovendien consequent weigert om zijn leven te laten reduceren tot een zorgvuldig gecomponeerd hoopje ellende.

Wat is STILL: A Michael J. Fox Movie (95 min.) dan wel? Een ontzettend, ja, levenslustige film. Over een man die al als jong en (veel te klein) kind leerde dat het leven hem voor de keuze zette: funny or fight. Fox koos natuurlijk voor het eerste. Na talloze kinderrollen, die hij vanwege zijn geringe lengte als volwassene best nog kon spelen, volgde zijn doorbraak in de cheesy sitcom Family Ties.

Als Alex P. Keaton, de conservatieve oudste zoon van een hippiestel, stal hij ieders hart. Niet in het minst van de bevallige Tracy Pollan, die ook in het echte leven zijn geliefde – en de moeder van hun vier kinderen – zou worden. En kort daarna volgde zijn definitieve doorbraak in Hollywood met de eerste Back To The Future-film en was de ster Michael J. Fox (voorheen Mikey Fox) geboren.

Guggenheim dist het verhaal, dat Fox van zijn leven heeft gemaakt en eerder al in enkele boeken verwerkte, met ongelooflijk veel bravoure en schwung op. Daarbij maakt hij zeer ingenieus gebruik van scènes uit het omvangrijke oeuvre van zijn protagonist, vermengt die met gereconstrueerde kerngebeurtenissen uit diens leven en saust er enkele lekkere pophits doorheen. Dat werkt wonderwel.

STILL vangt zo ook de losse ‘tone of voice’ van Michael J. Fox, een man die beweert dat geen drank, drugs of vrouw op kan tegen dat gevoel als er om je wordt gelachen. Dit is dus geen topzware film – ook al wordt het Zwaard van Damocles dat permanent boven de hoofdpersoon hangt zeker niet buiten beeld gehouden. Het krijgt alleen tegenwicht met humor en (zelf)relativering.

En ook als zijn verhaal definitief aanbelandt bij de trillende vinger, die al aan het begin van dit (zelf)portret is geïntroduceerd, blijft Guggenheim stijl- en toonvast. Want Fox mag dan een ziekte hebben die ‘progressief, degeneratief en ongeneeslijk’ is – iets wat hij jarenlang verborgen hield, ook al is het met de wijsheid van nu gemakkelijk te spotten in beelden uit die tijd – die kan zijn kern niet raken.

De aandoening is natuurlijk ook zichtbaar in de centrale interviews voor deze, vreemd genoeg, héérlijke film, die werkelijk op alle niveaus werkt. Als Fox’s tremoren zich bijvoorbeeld even niet meer laten controleren of maskeren en hij nodig zijn medicatie moet innemen. ‘Je krijgt weer de vorm van jezelf’, zegt hij dan, zodra de rust in zijn binnenste is teruggekeerd. ‘Je wordt weer met jezelf gevuld.’

In de beperking toont zich zo wederom de meester. Tegelijkertijd slaagt Davis Guggenheim erin om voorbij die beperking te komen. Met een meesterlijke documentaire tot gevolg: een typische Michael J. Fox-film.

Free Chol Soo Lee

Dáár, die Chinees heeft ‘t gedaan!, zegt de ene na de andere getuige. Op basis van hun verklaringen verdwijnt Chol Soo Lee in 1973 voor de rest van zijn leven achter de tralies – ook al is hij toch echt een Koreaan en kan iedereen die ook maar iets van Aziaten weet dus direct zien dat hij niet uit China komt. De 21-jarige immigrant, een jongen van de straat, wordt beschuldigd van de brute liquidatie van bendeleider Yip Yee Tak in Chinatown, San Francisco, en zal de rest van zijn leven moeten doorbrengen in een gevangenis, de Deuel Vocational Institute in Tracy, die ook wel bekend staat als ‘Gladiator School’.

En daar, in een penitentiaire inrichting die wordt gedomineerd door allerlei bendes, zal Chol Soo Lee al snel een lid van de Aryan Brotherhood doden. Hij krijgt weer een moord op zijn naam, hoewel hij volgens eigen zeggen niet eens wist dat de man met wie hij had gevochten was gestorven. Dat nieuwe incident is meteen ook een klap in het gezicht voor medestanders zoals advocaat Ranko Yamada en onderzoeksjournalist Kyung Won Lee, die overtuigd zijn geraakt van zijn oorspronkelijke onschuld. Nu worden ook zij geconfronteerd met een nieuwe situatie: de jongeling kan de doodstraf krijgen.

Julie Ha en Eugene Yi tekenen in Free Chol Soo Lee (85 min.) op hoe de onfortuinlijke Koreaan een symbool wordt van onrecht, van ernstige vooroordelen tegen hemzelf en Aziatische Amerikanen in het algemeen. Actiecomités eisen dat hij wordt vrijgesproken van de huurmoord in Chinatown en een nieuw en eerlijk proces krijgt voor het sterfgeval in de gevangenis. Chol Soo is dankbaar voor alle steun, maar strijdt in stilte tegen donkere gedachten. Die worsteling kunnen de filmmakers inzichtelijk maken met persoonlijke teksten van hun protagonist, ingesproken door Sebastian Yoon.

Die vormen een welkome aanvulling op de herinneringen van alle mensen die toentertijd voor Chol Soo Lee in de bres sprongen en die zich gaandeweg, in de slotakte van deze aangrijpende film, beginnen af te vragen of hij wel is te redden. Dan wordt ook pas echt duidelijk hoeveel klappen het leven aan Chol Soo heeft uitgedeeld. Dat ene fatale ogenblik, waarop het vooroordeel dat alle ‘Chinezen’ nu eenmaal allemaal op elkaar lijken werd gericht op hem, is niet meer dan een scharnierpunt geweest in een ronduit tragisch bestaan.

Forgetting Dad

Deze film opent met een vraag: ‘If your father no longer remembers you, does he stop being your father?’ Rick Minnich vult voor zichzelf aan: Kan pa zich echt niets meer herinneren? Of is het ook wel handig dat zijn geheugen hem in de steek heeft gelaten? Rick vermoedt dat zijn vader z’n brein af en toe een handje helpt. ‘Ik ben nu de nieuwe Richard’, zei hij tegen zijn zoon. ‘Niet pa, zoals jij me steeds noemt.’

De Amerikaanse data-expert Richard Minnich, althans de oude Richard, raakte op 45-jarige leeftijd betrokken bij een auto-ongeval. En daarna is hij nooit meer de oude geworden. Niet eens een beetje. De nieuwe Richard startte gaandeweg een nieuw leven met een veel jongere levenspartner, Tracy. Hij liet zijn voormalige echtgenoten en vijf kinderen in Californië achter.

Rick Minnich was net afgestudeerd toen zijn vader in 1990 dat ongeluk kreeg. Zestien jaar later gaat hij in Forgetting Dad (84 min.) de kwestie onderzoeken die al zo lang een schaduw werpt over zijn familie en waarover niemand eigenlijk graag praat. Pa Richard is in de tussenliggende periode verhuisd naar het afgelegen Oregon en heeft zich van alles en iedereen losgemaakt. Ook van zijn sores.

Vanuit die startpositie ontvouwt zich een spannende familiedetective. Rick spreekt eerst met de tweede vrouw van zijn vader, Loretta. Zij was erbij toen ze werden aangereden. Er leek eigenlijk weinig aan de hand. En toen, een slordige week later, begon ineens de amnesie en herkende Richard zijn eigen kinderen niet meer. Elke dokter zei echter: als hij wil, kan hij zijn geheugen terugkrijgen.

Via gesprekken met zijn moeder, zussen en halfbroers komt Rick Minnich in deze intrigerende film uit 2008, gemaakt met Matt Sweetwood, vervolgens steeds iets dichter bij de vader die hij is kwijtgeraakt – of beter: bij de man die hem achterliet. Deed hij dit vroeger ook al niet, zijn boeltje pakken en ergens anders helemaal opnieuw beginnen? Hoe vaak zijn ze in hun jeugd niet verhuisd?

Talloze familiefilmpjes en privéfoto’s laten een glimp van Richards jonge jaren zien. Ze tonen een volstrekt normale familieman. De zoektocht naar óf – en zo ja: wat – er iets aan de hand is met Richard Minnichs brein verbeelden de filmmakers met ontregelende steriele beelden van ziekenhuizen, artsen en MRI-scans. Ze geven het geheel nog een flinke dot suspense met een lekker mysterieuze soundtrack.

Intussen behoudt Forgetting Dad de ambivalentie die een zoektocht door het menselijke brein onvermijdelijk oproept. Ja, Richard Minnich had wellicht wat te winnen bij het verliezen van zijn geheugen, maar heeft hij daardoor uiteindelijk niet veel meer moeten afgeven? Zijn zoon Rick zoekt in elk geval niet naar gemakkelijke antwoorden en timmert de zaak ook niet dicht met een Hollywood-einde.

Dat kun je frustrerend noemen. Of juist prikkelend.

Gabi, Between Ages 8 And 13

IDFA

Gabi wil net zo’n kapsel als Robin van Persie. Ze heeft alleen Emma Watson-haar. Het kapsel van Gareth Bale zou ook al goed zijn. Of een opgeschoren kop zoals Cristiano Ronaldo. Van haar moeder Tracy mag de gedreven voetbalster het alleen niet te kort laten knippen. Dat wordt het alleen wel. Steeds iets korter. Totdat ze kan doorgaan voor een jongen.

Gabriella Jude Fletcher, de hoofdpersoon van Gabi, Between Ages 8 And 13 (78 min.), werd geboren in Newcastle, leefde daarna zes jaar in Stockholm en verhuist nu met haar moeder en stiefvader Thomas naar het Zweedse platteland. Regisseur Engeli Broberg registreert gedurende vijf jaar hoe het haar vergaat: een kind dat niet past in vaste genderrollen. Dat demonstratief een T-shirt draagt met de tekst ‘Raise Boys And Girls The Same Way’.

Dit persoonlijk portret van een buitenbeentje, volledig verteld vanuit het perspectief van het kind, oogt fraai en komt dichtbij hoe zij de wereld ervaart, wat haar daarbij bezighoudt (wie en waar is haar biologische vader?) en met wie ze die zielenroerselen deelt (beste vriend Henry, die naar Australië is verhuisd). Dat is een klein en groot verhaal tegelijk, dat verder zonder al te hoge pieken en diepe dalen aangenaam voorbij trekt.

Maiden

Als een zeepaard van Troje voeren ze in 1989 plotseling een absoluut mannenbolwerk binnen. Tot dat moment hadden vrouwen een ondergeschikte rol gespeeld in de Whitbread Round The World Race, de grootste zeilwedstrijd van de wereld die eenmaal per drie jaar plaatsvindt. Koken, mochten ze. Of schoonmaken.

Totdat de 24-jarige Tracy Edwards, die de race al eens in de keuken van een mannenschip had doorgebracht, met een eigen boot en een volledig vrouwelijke crew wilde gaan deelnemen. Het benodigde geld daarvoor kwam, uiteindelijk, van koning Hoessein van Jordanië. En Sarah Ferguson, de hertogin van Yorke, had het schip alvast heel toepasselijk Maiden (93 min.) gedoopt.

Die vrouwenboot zou de eerste etappe van het Britse Southampton naar Punta Del Este in Uruguay niet gaan uitvaren, spraken insiders toentertijd uit. De twaalf crewleden, onder wie de Nederlandse Tanja Visser, hadden helemaal niets te zoeken in zo’n loodzware race, zo was het idee. Zelf dachten en denken ze daar heel anders over. Voor de camera van Alex Holmes doen de vrouwen bijna dertig jaar na dato hun relaas over de negen maanden die ze op het woelige water zouden doorbrengen.

De filmmaker vermengt hun herinneringen met opwindende beelden vanaf de boot en smeedt zo een behoorlijk enerverend geheel, dat de ervaring aan boord heel aardig invoelbaar maakt. En zoals dat gaat in dit soort verhalen stijgen de heldinnen, na de nodige uitdagingen en ontberingen, uiteindelijk boven zichzelf uit en leren ze elkaar én zichzelf beter kennen. Waarna als vanzelf ook het respect van al die sceptische mannen volgt.