The Six Billion Dollar Man

Charlotte Street Films

Regisseur Eugene Jarecki hamert ‘t er bij de start van The Six Billion Dollar Man (129 min.) nog even in: vóórdat Julian Assange een hacker, een verkrachter en een spion werd (genoemd), was hij de man die in 2010 met WikiLeaks de beruchte Collateral Murder-video publiceerde. Schokkend beeldmateriaal waarmee ondubbelzinnig werd aangetoond dat Amerikaanse militairen zich in Irak schuldig maakten aan oorlogsmisdaden.

Want daar ligt de oorsprong van al wat Assange daarna overkwam: een beschuldiging van seksueel misbruik in Zweden, een jarenlang verblijf als verstekeling op de Ecuadoriaanse ambassade te Londen en daarna nog een tragische periode van eenzame opsluiting in de Engelse gevangenis Belmarsh. Een rechtsgang – lees: martelgang – die in totaal toch al gauw veertien jaar in beslag heeft genomen.

Dat proces is natuurlijk al op diverse momenten en vanuit verschillende gezichtspunten opgetekend in gewaardeerde documentaires zoals We Steal Secrets: The Story Of WikiLeaks (2013), Ithaka: A Fight To Free Julian Assange (2021) en A Dangerous Boy (2024). Niet eerder werd dit verhaal echter zo compleet, goed gedocumenteerd en meeslepend gepresenteerd als in deze essentiële film van Eugene Jarecki.

Jarecki (The Trials Of Henry Kissinger, The House I Live In en The King) moest zijn film volgens eigen zeggen in Duitsland maken, omdat in het huidige Amerika niemand z’n vingers eraan wilde én wil branden. Niet vreemd: Julian Assange wordt, zéér overtuigend, geportretteerd als het slachtoffer van een buitengewoon geraffineerde Amerikaanse lastercampagne, die in feite neerkomt op ‘een slow-motion publieke executie’.

De documentairemaker kan daarvoor terugvallen op een ware sterrencast, met Edward Snowden, Sigurdur ‘Siggi The Hacker’ Thordarson, Naomi Klein, Yanis Varoufakis en Chelsea Manning. Zelfs Vivienne Westwood en, jawel, Pamela Anderson, die Assange opzochten tijdens zijn ballingschap, sluiten nog even aan. Alleen de man zelf ontbreekt. Hij wordt vertegenwoordigd door zijn vrouw Stella Moris en advocate Jennifer Robinson.

De onkreukbare Robinson, Assanges trouwste metgezel in een episch juridisch gevecht, fungeert tevens als verteller. Zij scheidt, vanuit het perspectief van haar cliënt, het kaf van het koren in een tragische zaak die uiteindelijk uitmondt in koehandel tussen de leiders van Ecuador en de Verenigde Staten, Moreno en Trump. Voor een slordige zes miljard dollar wordt de banneling van de hand gedaan – en in een Britse cel gesmeten.

The Six Billion Dollar Man belicht de zaak in z’n volle omvang. Rond een man die – of je nu sympathie voor hem hebt of niet; alsof dat er eigenlijk toe doet – stelselmatig kapot is gemaakt. Een kwaadaardig geval van ‘kill the messenger’, waarvan iedereen die belang hecht aan het vrije woord ernstige buikpijn zou moeten krijgen. Julian Assange bekent uiteindelijk wel schuld: ‘I plead guilty to journalism’, zegt de Man van Zes Biljoen cynisch.

Cover-Up

vanaf 26 december op Netflix

‘This son of a bitch is a son of a bitch’, zegt de Amerikaanse president Richard Nixon begin jaren zeventig, op geheime geluidsopnames, tegen zijn nationale veiligheidsadviseur Henry Kissinger. ‘But he’s usually right, isn’t he?’ Ze hebben ‘t over onderzoeksjournalist Seymour Hersh, die zich dan namens The New York Times in het Watergate-onderzoek heeft gemengd. De Amerikaanse krant loopt op dat moment gigantisch achter de feiten van The Washington Post aan, waar Bob Woodward en Carl Bernstein al de ene na de andere primeur hebben gehad. Zij zijn een complot op het spoor, dat Nixon in 1974 ten val zal brengen. Hersh kan daaraan uiteindelijk ook nog bijdragen met enkele onthullingen.

Hersh geldt dan al als een enorme lastpak, de spreekwoordelijke luis in de pels. Met onthullingen over een bloedbad dat Amerikaanse soldaten in 1968 hebben aangericht in het Vietnamese dorpje My Lai brengt hij de militaire top en regering ernstig in verlegenheid. Zoals hij 35 jaar later opnieuw zal doen met berichtgeving over marteling door Amerikaanse militairen in de Iraakse gevangenis Abu Ghraib in 2004. Op dat moment is ‘Sy’ overigens al weg bij The Times. Als hij besluit om het Amerikaanse bedrijfsleven onder de loep te nemen en daarbij ook onwelgevallig nieuws over hooggeplaatsten binnen de krant tegenkomt, heeft hij volgens eigen zeggen z’n langste tijd bij The New York Times gehad.

Want Seymour M. Hersh is ook een ‘character’. Dwars, zéér vasthoudend en met een bijtend gevoel voor humor. Ideaal documentairemateriaal, kortom. Regisseur Laura Poitras (Citizenfour en All The Beauty And The Bloodshed) had hem na het Abu Ghraib-schandaal al op de korrel voor een film. Het zou haar echter nog twintig jaar, veel overredingskracht en de hulp van coregisseur Mark Obenhaus, die eerder enkele onderzoeksfilms met Hersh heeft gemaakt, kosten om de hardkop zelf van het nut en de noodzaak daarvan te overtuigen. En dan moet de tegellichter uit Chicago ook nog zijn aantekeningen, stapels papier op een rommelig kantoortje, met hen delen. Terwijl bronbescherming zo’n beetje z’n hoogste goed is.

In Cover-Up (117 min.) belichten Poitras en Obenhaus via Seymour Hersh de hoogtijdagen van de Amerikaanse journalistiek. Ze hebben hun documentaire een onmiskenbare seventies-feel meegegeven, die herinneringen oproept aan filmklassiekers zoals The Parallax view, Three Days Of The Condor en – natuurlijk – de ultieme journalistenfilm All The President’s Men. Één van de hoofdrolspelers daarvan, Bob Woodward, doet overigens ook nog een bescheiden duit in het zakje voor deze film over zijn al even vermaarde concullega Hersh, die onderweg nog héél even aan een zijden draadje hangt als Sy, omdat ie nu eenmaal Sy is, voor een draaiende camera zijn medewerking aan de documentaire opzegt.

Het spreekt voor de makers ervan dat ze daarin ook Hersh’s grootste canard belichten – een intieme briefwisseling tussen president John F. Kennedy en het sekssymbool Marilyn Monroe, die gefingeerd blijkt te zijn – al hadden ze in feite geen keuze. Met prutsers die zulk nieuws over het hoofd zouden zien en dus van ‘speaking truth to power’ geen kaas hebben gegeten, zou Seymour M. Hersh ongetwijfeld niets van doen willen hebben.

Love+War

National Geographic / Disney+

Er is vrijwel geen brandhaard die ze niet heeft bezocht. Irak, Libië, Somalië, Soedan en Afghanistan. Het is dus niet meer dan logisch dat de Amerikaanse fotojournaliste Lynsey Addario enkele dagen vóór de Russische aanval al in Oekraïne verblijft, om de gevolgen van een scharnierpunt in de moderne geschiedenis vast te leggen.

Op 7 maart 2022 publiceert ze een foto op de voorpagina van The New York Times die wereldnieuws wordt omdat ie bewijst dat Russische troepen zich schuldig maken aan oorlogsmisdaden: Addario heeft enkele dodelijke slachtoffers gefotografeerd van een gerichte aanvalsactie op de evacuatie van gewone Oekraïense burgers. Drie dagen later meldt Serhiy Perebyinis zich. Hij heeft zijn vrouw en twee kinderen op de foto ontdekt. ‘De wereld moet weten wat hier gebeurt.’

In de volgende scène, aan het begin van Love+War (95 min.), reist Addario via Polen naar huis in Engeland. Ze heeft haast: haar tienjarige zoon Lukas heeft ‘s avonds een muziekuitvoering. Thuis wordt ze begroet door haar Britse echtgenoot Paul de Bendern, zelf oud-journalist, en is er nog net gelegenheid om even te douchen. En om de enerverende dag af te sluiten mag ze na de uitvoering een verhaaltje voor het slapengaan voorlezen aan haar driejarige zoontje Alfred.

‘Wil je dit blijven doen?’ vroeg een televisie-interviewer al toen haar jongste pas tien weken oud was. Lynsey Addario reageerde quasi-geïrriteerd. ‘Stel je die vraag ook aan mannen?’ Toch is dat ook de centrale vraag van deze gedegen film van Elizabeth Chai Vasarhelyi en Jimmy Chin: hoe houdt een vrouw, met kinderen nota bene, zich staande in de oorlogsjournalistiek, van oudsher echt een mannenberoep? Het eenvoudige antwoord luidt: Paul. Hij houdt de boel thuis bij elkaar.

Zodat zij de wereld in al z’n lelijkheid kan laten zien, in de hoop daarmee impact te maken. ‘Mensen hebben de neiging om verder te gaan’, zegt ze, over de beperkte aandachtspanne van het grote publiek, dat vaak snel door wil naar het volgende verhaal. ‘Het is mijn taak om ervoor te zorgen dat ze hun aandacht erbij houden.’ Vrouwenrechten hebben daarbij haar speciale aandacht, Afghanistan in het bijzonder. Sinds de terugkeer van de Taliban is de situatie daar weer penibel.

Vasarhelyi en Chin schakelen in deze film voortdurend tussen een regulier carrièreoverzicht van de prijswinnende fotografe Addario en haar pogingen om zowel verslag te doen van de oorlog in Oekraïne als ook recht te doen aan haar gezin. In die balanceeract zit ook de toegevoegde waarde van deze nieuwste toevoeging aan wat inmiddels een genre op zich is: de oorlogsfotografendocu.

10 Jaar #JeSuisCharlie

Marec / VRT

Niemand werd gespaard. Hard en grof, niets en niemand ontziend. De redactie van het Franse satirische tijdschrift Charlie Hebdo, een zelfverklaard ‘journal irrespondable’, kende geen heilige huisjes. ‘Als iemand zei: je mag dat niet doen, dan deden ze het wel’, vertelt de Vlaamse cartoonist Marec in de tv-docu 10 Jaar #JeSuisCharlie (51 min.). ‘Met het idee: we zorgen dat we met veel zijn, want je kan ons niet allemaal doden.’

Dat was buiten de broers Chérif en Saïd Kouachi gerekend. Op 7 januari 2015 drongen deze zwaarbewapende moslimextremisten binnen bij de redactie en maakten daar twaalf dodelijke slachtoffers. De terroristische aanslag schokte de wereld. ‘Wie vermoordt er nu een clown?’ Cartoonist Monsieur KAK kan er nog altijd niet over uit. ‘Dat doe je niet.’ Ruim drie miljoen mensen gingen de straat om te betogen. Ook ruim veertig regeringsleiders liepen mee in Parijs en riepen vrij en onverveerd: je suis Charlie.

Op de eerste rij was de Israëlische premier Benjamin Netanyahu te ontwaren, even verderop volgde de Hongaarse leider Viktor Orbán. Tien jaar later is duidelijk hoeveel waarde zij in werkelijkheid hechten aan de vrijheid van meningsuiting: nagenoeg niets. Zodra hun eigen imago of belangen in het geding komen, komen zulke heren – of hun politieke vrinden of trollenleger – direct in het geweer en laten ze zien dat ze geen haar beter zijn dan hun Turkse collega Recep Erdogan of andere autocratische regimes.

Sinds Charlie Hebdo lijkt het klimaat voor cartoonisten en politieke tekenaars zelfs alleen maar verslechterd. Als Marec in een Purple Lives Matter-cartoon bijvoorbeeld bestuurlijke perikelen bij de voetbalclub Anderlecht verbindt met de dood van George Floyd wekt dat de woede van de Belgische international Romelo Lukaku en zijn achterban. Zijn collega Lectrr krijgt na een Corona-cartoon zelfs de Chinese overheid achter zich aan. Die eist een publieke verontschuldiging van hem en z’n krant.

‘Het gaat niet over de tekening die je maakt’, concludeert de bekende Vlaamse absurdist Kamagurka, die dertig jaar werkte voor Charlie Hebdo en enkele maanden voor de aanslag in 2015 stopte. ‘Het gaat over degene die ernaar kijkt en de macht van de figuur die ernaar kijkt tegenover de cartoonist. Het is niet de cartoonist die zich iets permitteert, maar wel de macht.’ En dus heeft zijn beroepsgroep zich georganiseerd in belangenverenigingen zoals Cartooning For Peace en Reporters Zonder Grenzen.

Want ook in het vrije westen, waar de persvrijheid altijd min of meer gegarandeerd leek, krijgen individuele tekenaars en hun opdrachtgevers te maken met openlijke vijandigheid en censuur, toont deze boeiende documentaire via via voorbeelden uit alle uithoeken van de wereld. Simpel gesteld: je suis Charlie lijkt op sommige plekken stilaan te zijn vervangen door tu es Charlie.

Ernest Cole: Lost And Found

Ernest Cole / Imagine

Met zijn boek House Of Bondage schetst fotograaf Ernest Cole in 1967 een ontluisterend beeld van het dagelijks leven van zwarte Zuid-Afrikanen onder het Apartheidsregime. Hij heeft tien jaar gewerkt aan het fotoboek, dat echter direct wordt verboden en nooit te koop zal zijn in z’n geboorteland. Dat heeft hij dan zelf al achter zich gelaten. ‘Ik was blij om niets te verlaten, triest om alles achter te laten’, zegt hij daarover in Ernest Cole: Lost And Found (106 min.). Althans, dat zegt de acteur Lakeith Stanfield daarover, in de dragende voice-over van deze documentaire, die is gebaseerd op geschriften van Cole.

Vijftig jaar na de uitgave van House Of Bondage worden er – als een soort reprise van het verhaal van de onbekende fotografe Vivian Maier – 60.000 onbekende negatieven van de fotograaf gevonden in een Zweedse bankkluis. Deze film van Raoul Peck, die eerder de zwarte schrijver James Baldwin tot leven wekte in I Am Not Your Negro (2017), probeert te reconstrueren wat er in de tussenliggende periode is gebeurd met Ernest Cole, die in 1966 in de Verenigde Staten belandt en daar al snel tot een bijzonder pijnlijke conclusie is gekomen: Afro-Amerikanen zijn nauwelijks beter af dan zwarte Zuid-Afrikanen.

Borden die hij kent uit eigen land, zoals ‘Nie blanke kassier’ of ‘Drinkfonteintjie vir blankes’ blijken hun eigen variant te hebben in het land van hoop en dromen, dat in wezen net zo gesegregeerd is als de natie die hij is ontvlucht. ‘Witte mensen in de Verenigde Staten hebben dezelfde houding ten opzichte van zwarte mensen als witten in Zuid-Afrika’, laat Ernest Cole optekenen in The New York Times. Hij gaat er dus door met het vastleggen van het lot van de zwarte gemeenschap en vindt ’t tegelijkertijd ondraaglijk om ‘de chroniqueur van ellende, onrecht en ongevoeligheid’ te moeten zijn.

Ruim een halve eeuw later roepen die foto’s, in de rug gedekt door een levendig geluidsdecor, moeiteloos een wereld op, waarin zwarten, zowel in Zuid-Afrika als de Verenigde Staten, bijna per definitie aan het kortste eind trekken. Met die geconstrueerde voice-over slaagt Peck er bovendien in om de psyche te pakken te krijgen van de banneling Cole. Een buitenstaander, in een wereld waarin hij vanwege zijn huidskleur sowieso al serieus op achterstand staat. Hij raakt langzaam geïsoleerd en kampt met heimwee, naar een land waar hij allang niet meer welkom is.

In 1990, het jaar dat Apartheid officieel wordt afgeschaft, valt ook het doek voor Ernest Cole. De succesvolle fotograaf is mettertijd verworden tot een dakloze man, die is gestopt met fotograferen en volledig in de vergetelheid is geraakt. Zijn werk lijkt bovendien voor een belangrijk deel verloren te zijn gegaan. Pas als in Zweden een bankkluisje z’n geheimen prijsgeeft, het startpunt van deze boeiende en knap gemaakte film, blijkt nog eens hoe vitaal en wezenlijk Cole’s werk was en ís.

Deep Water: The Golden Globe Race

The Weinstein Company

Aan het begin van 1968 is het nog niet meer dan een stoutmoedig plan: een zeilrace rond de hele wereld. Vanuit Zuid-Engeland via Kaap de Goede Hoop in Zuid-Afrika langs Australië en Nieuw-Zeeland, richting Kaap Hoorn te Chili en van daaruit weer, ten oosten van Zuid-Amerika, naar huis. Geen mens heeft dit al eens gedaan. Kan de boot ’t wel aan? En is een mens überhaupt in staat om zeker tien maanden helemaal alleen te zijn?

Bij echte durfals hebben zulke elementaire vragen geen enkele afschrikwekkende werking. Don Crowhurst, een 36-jarige Britse ingenieur met vier jonge kinderen, wil de uitdaging bijvoorbeeld graag aangaan. Hij weet een sponsor, de zakenman Stanley Best, te strikken en zet zijn eigen huis in als onderpand. Als hij voor de start van de Sunday Times Round The World Race alsnog afhaakt, dan is het gezin Crowhurst dus alles kwijt.

De voortekenen zijn vanaf het begin slecht: zijn boot vertoont nogal wat mankementen. De feestelijk bedoelde champagnefles om die te dopen bij de tewaterlating wil maar niet kapot. En Crowhurst is eigenlijk ook helemaal niet zo’n ervaren zeiler. Op de allerlaatste startdag, eind oktober 1968, zet hij alsnog koers richting Kaap de Goede Hoop. Daarmee kan ook de documentaire Deep Water: The Golden Globe Race (93 min.) definitief van start.

Deze film van Louise Osmond en Jerry Rothwell uit 2006 reconstrueert met Donald Crowhursts vrouw, zoon en beste vriend, concurrent Robin Knox-Johnston en enkele journalisten die destijds verslag deden hoe de race daarna verloopt. Na een typische ‘slow start’ begint Crowhursts boot recordsnelheden te ontwikkelen. Hij wordt ineens beschouwd als een potentiële winnaar van de 5000 pond die beschikbaar zijn gesteld voor de snelste boot.

In werkelijkheid ligt de situatie totaal anders. De Brit wordt aan boord vergezeld door een 16 mm-camera en taperecorder. Als die draaien speelt Don Crowhurst vol overtuiging de vaardige lange afstandszeiler. Uit zijn persoonlijke logboek, voor deze film ingelezen door de acteur Simon Russell-Beale, komt echter een heel ander beeld: van een man in nood, die geen reddingsboei meer ziet. Aan het eind wacht de dood of een totaal bankroet.

Tijdens de race haken een aantal van de negen deelnemers snel af. Uiteindelijk zijn er nog maar een handvol over voor de prijzen: de Britse zeilers Nigel Tetley en Robin Knox-Johnston, de Fransman Bernard Moitessier (die een zeildagboek bijhoudt, waaruit Osmond en Rothwell ook regelmatig putten) én Don Crowhurst. Zelf weet hij wel beter. De desperate zeiler beseft dat hij zich in te Deep Water heeft begeven. Er is geen weg meer terug.

Deze meermaals bekroonde documentaire, waarin de Britse actrice Tilda Swinton als verteller fungeert, maakt de tocht die hij is aangegaan, zowel fysiek als mentaal, invoelbaar. Wat begint als een onbezonnen onderneming groeit door een leugentje om bestwil uit tot een menselijk drama. Niet alleen voor de eenzame zeiler Donald Crowhurst.

Life Itself

Magnolia Pictures

Hij is een soort merknaam geworden. Voor al uw filmbesprekingen. Ruim tien jaar na zijn dood verschijnen er nog gewoon nieuwe recensies op de website rogerebert.com. Alsof de man zelf, geliefd en gevreesd, nog steeds zijn duim omhoog of omlaag steekt bij elke nieuwe release.

Als de gerenommeerde documentairemaker Steve James in december 2012 begint te filmen voor Life Itself (120 min.), heeft Roger Ebert (1942-2013) nog vijf maanden te leven. Hij ligt met schildklierkanker in het ziekenhuis, krijgt eten toegediend via een infuus en kan alleen nog via een ‘voice synthesizer’ spreken. Zijn gevoel voor humor heeft er niet onder geleden. ‘Ik heb geen angst voor de dood’, zegt hij jolig tegen James. ‘Dood gaan we allemaal. Ik beschouw de dagen die me nog resten als geld op de bank. Als alles op is, word ik ingevorderd.’

Terwijl zijn protagonist onherroepelijk afstevent op het einde van zijn leven, neemt James dat leven, met behulp van ingesproken fragmenten uit Eberts autobiografie, onder de loep. Als jongeling belandt die bij The Chicago Sun-Times, waarvoor hij zijn hele leven zal blijven schrijven, met name als filmjournalist. Ebert ontwikkelt zich tot een autoriteit, een man die een groot publiek bereikt en toch diepte en inhoud heeft. In dit portret wordt dit geïllustreerd met enkele fraaie combinaties van fragmenten uit zijn recensies, versneden met sleutelscènes uit de desbetreffende films.

Roger Ebert breekt echter pas door bij het grote publiek aan de zijde van Gene Siskel, zijn concullega van The Chicago Tribune. Samen introduceren ze een nieuwe vorm van filmkritiek, die daarna wereldwijd school zal maken: twee kenners gaan op de buis het gesprek aan over nieuwe bioscoopfilms en bestrijden elkaar daarbij regelmatig te vuur en te zwaard. In enkele fijne scènes laat deze documentaire uit 2014 tevens zien hoe het er achter de schermen aan toegaat, waarbij de twee tegenpolen tussen de opnames door eindeloos dollen, kibbelen en ruziën met elkaar.

Van rivalen worden ze gaandeweg, zonder dat ze dit nadrukkelijk naar elkaar uitspreken, toch zoiets als vrienden. Samen groeien ze bovendien uit tot een machtsfactor van betekenis in de Amerikaanse filmindustrie. ‘Two thumps up!’ van Siskel en Ebert begint te gelden als de ultieme aanprijzing, die vervolgens een prominente plek op filmposters krijgt. Uiteenlopende cineasten zoals Martin Scorsese, Errol Morris, Ramin Bahrani, Ava DuVernay en Werner Herzog plukken daar de vruchten van en steken in deze film dus de loftrompet over het toonaangevende tweetal.

De nurkse, uitgesproken en grappige Ebert heeft de kijker dan allang voor zich ingenomen. Hij heeft zich laten kennen als een klassiek vat vol tegenstrijdigheden. Een geboren dagbladjournalist, met het spreekwoordelijk radiohoofd, die desondanks een televisiester wordt, de eeuwige vrijgezel die op z’n vijftigste alsnog vol overtuiging in het huwelijksbootje stapt en een absolute eigenheimer die tegen wil en dank beroemd wordt als onderdeel van een duo. En, niet in het minst, als een man die zich durft te laten zien zoals hij is, ook als dat oud, ziek en breekbaar is.

Zonder schaamte toont hij dus ook zijn door operaties en infecties geschonden aangezicht. Tegelijkertijd blijft Roger Ebert – als hij schrijft voor zijn eigen website, waarmee hij z’n tijd eigenlijk best vooruit was – gewoon zijn oude vertrouwde zelf.

Bitconned

Netflix

Zoals hij daar zit in het centrale interview van Bitconned (94 min.), oogt Raymond Trapani als een klassieke snelle jongen. De gesoigneerde Amerikaanse twintiger heeft plaatsgenomen op een grote fauteuil, die netjes uitgelijnd in een luxueus ogende kamer is geplaatst. Ray zit er duidelijk op zijn gemak. Gekleed in een casual zwarte Ralph Lauren-outfit, met modieuze witte sneakers erbij. Quiet luxury, zogezegd. En zo nu en dan neemt hij, nog altijd een meester in het verkopen van lucht, een achteloos trekje van zijn vape. Zo, brave burgermensen, ziet succes eruit.

Hoe anders zou deze aanstekelijke schelmendocu hebben aangevoeld als Ray was opgevoerd in zo’n typisch oranje gevangenispak en vanachter het glas van een spreekruimte regisseur Bryan Storkel te woord zou hebben gestaan? Nadat eerst nog even zijn handboeien waren losgemaakt, welteverstaan. Want Ray Trapani is een rascrimineel, zo geeft hijzelf meteen grif toe. ‘Het is niet makkelijk om een huis te kopen’, zegt hij bijvoorbeeld in de openingsscène, terwijl ie een nieuw maatpak krijgt aangemeten. ‘Je moet het systeem te slim af zijn. Dat is de moderne American Dream.’

Nadat hij met zijn vaste partner Sam ‘Sorbee’ Sharma een tijdje een autoverhuurbedrijf heeft gehad in Florida, besluiten de twee in 2017 in de ondoorzichtige bitcoin-wereld te stappen. Met Centra Tech willen ze een credit card uitbrengen waarmee je altijd en overal met cryptovaluta kunt betalen. Vrijwel direct stromen de investeerders toe. Want als er ergens snel geld is te verdienen… Bovendien wekken de achtergrond van de twee oprichters (Harvard) en de oudere CEO die zij hebben aangetrokken, voormalig Chase Bank- en Wells Fargo-bestuurder Michael Edwards, vertrouwen.

Storkel laat er vanaf het begin geen misverstand over bestaan: Centra is niet meer dan de toevalstreffer van twee omhoog gevallen kruimeldieven. ‘Als ik wist dat ik illegaal dertig miljoen kon verdienen, zou ik het dan doen of niet?’ reageert Ray Trapani, inmiddels allang tegen de lamp gelopen, op de vraag of hij nog eens zo’n zwendel zou opzetten. ‘Ik denk dat ik het risico zou nemen.’ Hij geniet in elk geval zichtbaar van alle aandacht. De lefgozer laat zich maar al te graag in strak pak en stropdas, met een cocktail aan het zwembad of achter het stuur van een snelle bolide filmen.

Want net als bij Centra, zonder scrupules aan de man gebracht door (dik betaalde) beroemdheden zoals bokser Floyd Mayweather en DJ Khaled, is ook in deze film het beeld, het image, wat beklijft. Zolang het maar lijkt alsof je succesvol bent, ben je ook daadwerkelijk succesvol – ook als dat succes volledig op een leugen berust. Bryan Storkel geeft zijn protagonist daarvoor alle ruimte. Hij is duidelijk niet uit op een psychologisch portret van Ray Trapani, kind van een alleenstaande moeder met drie kinderen, maar wil vooral diens hondsbrutale ‘scam’ in al z’n groteske absurditeit tonen.

En dat werkt heel aardig, ook op de lachspieren. En zoveel onbeschaamdheid heeft, ook doordat de slachtoffers ervan nauwelijks in beeld komen, op de één of andere verwrongen manier ook wel weer z’n charme. Totdat journalist Nathaniel Popper van The New York Times eens begint te graven in het bedrijfsmodel van de crypto-startup. Wordt die Centra Card werkelijk ondersteund door bedrijven als Visa, Mastercard en Bancorp? En dan dondert het hele kaartenhuis, opgebouwd in een gigantisch spiegelpaleis, in elkaar en is het ouderwets ieder voor zich en… juist. Samen voor ons eigen.

Waarbij de één in de cel belandt en de ander in een koophuis. En daarmee krijgt Bitconned op de valreep, als de balans voor de verschillende betrokkenen wordt opgemaakt, ook nog wel een lekker kartelrandje. Een moraal van het verhaal, zo je wilt. Over misdaad en lonen – alleen dan nét anders. Nu is het alleen nog wachten op het moment dat Sam ‘Sorbee’ Sharma in zijn eigen docu, liefst met een sigaar in de mond en een koffer vol contant geld binnen handbereik, zijn kant van dit ongelooflijke (en toch ook wel weer heel gemakkelijk te geloven) verhaal doet.

The Ringleader: The Case Of The Bling Ring

HBO Max

Paris Hilton, Lindsay Lohan, Rachel Bilson, Orlando Bloom, Audrina Patridge, Brian Austin Green, Megan Fox, Ashley Tisdale… Het lijken niet meer dan kerven in haar kolf. Samen met enkele andere Amerikaanse tieners brak Rachel Lee in 2008 en 2009 in bij een hele stoet celebrities. Zij hielden er een geuzennaam aan over, The Bling Ring. En dat is tevens de titel van de speelfilm die Sofia Coppola in 2013 over hen maakte. Die werd vorig jaar gevolgd door de documentaire The Real Bling Ring: Hollywood Heist van Miles Blayden-Ryall. Daarin gaven met name de bendeleden Nick Prugo en Alexis Neiers, die destijds enige bekendheid genoot als realitysterretje, hun versie van de gebeurtenissen.

Want een goed verhaal blijven we vertellen – en kunnen we ook steeds opnieuw horen. Er slingeren ook nog een boek en podcast over de geruchtmakende kwestie in het rond. TikTok is er vast ook al eens op losgegaan. En nu krijgen we dat verhaal dus uit de eerste hand: via de ‘ringleader’, die doorgaans, in tegenstelling tot haar handlangers, buiten beeld probeert te blijven. En het wordt verteld door een gekende true crime maker, die er ook een fascinatie op nahoudt voor de celebritycultuur: Erin Lee Carr (Mommy Dead And DearestI Love You, Now Die: The Commonwealth v. Michelle CarterHow To Fix A Drug ScandalBritney vs Spears en Undercurrent: The Disappearance Of Kim Wall).

Samen met haar vader David (een professionele pokeraar), Eden – géén artiestennaam! – Shizzle (een vriend én slachtoffer van Nick Prugo die alsnog publiekelijk zijn recht wil halen), de onvermijdelijke entertainmentjournalisten (waarbij je een type als Amy Kaufman van The Los Angeles Times ervan verdenkt dat ze zelf ook wel bij die Ring had willen horen) en de officieren van justitie (die de spotlights ook bepaald niet mijden) wil Rachel ‘de Hollywood-versie’ van dat verhaal bijstellen. Zij vertelt liever over haar jeugd – Koreaanse afkomst, gescheiden ouders, niet populair op school, verkeerde vrienden en drugsgebruik – en hoe die haar automatisch naar de woning van een beroemdheid leidde.

In werkelijkheid besteedt deze film natuurlijk vooral aandacht aan de modus operandi, mores en persoonlijkheden van de Californische rijkeluiskinderen. Hoe ze eerst via de website Celebrity Addres Aerial uitzochten waar een beroemdheid woonde. En op de entertainmentsite TMZ dan konden ontdekken wanneer die – vanwege een filmdag, première of feest – niet thuis zou zijn. Hun eerste slachtoffer was Paris: die had zoveel troep dat ze ‘t toch niet zou missen of zelfs maar zou ontdekken dat er iets was gestolen. En haar huissleutel lag – werkelijk waar! – onder de deurmat. Alleen jammer – of toch niet – dat ze op de terugtocht werden gefilmd. Fame by surveillancecamera, zoiets.

Tegenwoordig is Rachel Lee een ander mens. Zegt ze. Geen ‘meestermanipulator’ of ‘sociopaat’ meer. The Ringleader: The Case Of The Bling Ring (95 min.) voelt desalniettemin als een poging om schoon schip te maken – of om, veertien jaar na dato, de regie over het Bling Ring-verhaal terug te pakken. Als ze écht van deze vlek op haar imago af wil, lijkt het misschien toch verstandiger om er niet in te gaan wrijven. Deze docu van Erin Lee Carr voegt ook weinig toe aan The Real Bling Ring – al kan datzelfde net zo goed worden gezegd over Blayden-Ryalls docu, die toevallig een jaartje eerder is uitgebracht. Ze maken allebei goede sier met een mediageniek misdaadverhaal.

Ruthless Times – Songs Of Care

Human

Het is een bijzonder koor en dat is ‘t. De leden hebben hun blauwe werkkleding aan, staan netjes gegroepeerd in een non-descripte gang van een willekeurig zorgcentrum en kijken voor Ruthless Times – Songs Of Care (92 min.) recht in de camera. ‘Ik ben er regelmatig getuige van geweest dat er fouten werden gemaakt met medicatie’, zingt de groep verpleegkundigen bijvoorbeeld. ‘We mochten niet tegen de familie vertellen dat we onderbezet waren.’ Achter hen hangt, nét niet scherp, een klok. Die tegenwoordig de godganse dag aangeeft hoeveel tijd ze nog hebben, volgens het zorgsysteem.

En terwijl zij nog ‘ik ben doodmoe’ zingen, baant een zorgrobot zich een weg door een soortgelijke gang, op zoek naar klusjes om te klaren. Hij/zij is onderdeel van het Kustis Goes Digi-project, dat in het kader van ‘slimme oplossingen’ wordt ingezet in het Kustaankartano-verzorgingshuis te Helsinki. Elders videobelt een zorgmedewerker van het ’virtuele service centrum’, dat tussendoor ook nog zomaar als helpdesk van een willekeurige multinational zou kunnen fungeren, regelmatig in naar ouderen, om ze aan te sporen om vooral goed te eten en ook hun medicatie niet te vergeten of ‘samen’ enkele lichamelijke oefeningen te doen.

Het is moderne ouderenzorg, geavanceerd en scherp aan de prijs, waarmee de vergrijzing het hoofd moet worden geboden. Enkele ouderen in Kaavi, een kleine gemeenschap in Oost-Finland, hebben er desondanks weinig vertrouwen in. Als de gemeente in zee gaat met een private zorgaanbieder, spreken zij hun zorg uit over deze ‘gezichtsloze organisatie’, die bovendien een monopoliepositie heeft verworven. Dat doen ook zij veelal zingend. In weelderige nordic folk-composities die Anna-Mari Kähärä speciaal voor deze musicaldocu van Susanna Helke heeft geschreven, gebaseerd op anonieme mails die verpleegkundigen aan hun zorgmanagers stuurden.

De composities, in werkelijkheid ingezongen door het vrouwenkoor Philomela, fungeren als karkas voor een fikse aanklacht tegen de moderne gezondheidszorg, waarbij steeds minder mensen steeds meer patiënten moeten verzorgen en de techniek dan maar voor niets moet staan. Als contrast laat Helke verpleegkundige Tiina Mollberg zien. Terwijl zij rustig de tijd neemt voor de aan haar toevertrouwde ouderen, vertelt ze hoe ‘t bij een vorige werkgever helemaal spaak liep met die technocratische benadering. Zij belichaamt de menselijke zorg voor ouderen. Zoals hoogleraar Marja Vaarama de verpersoonlijking wordt van zorgen over de verzakelijking van die zorg.

Via de verschillende verhaallijnen zet Susanna Helke het contrast tussen wat we voor het gemak maar ouderwetse en nieuwerwetse zorg zullen noemen dik in de verf. En dat geheel krijgt dan nog eens een flinke vernislaag met straf geënsceneerde muziekscènes. Die tillen Ruthless Times naar aanzienlijke hoogte op en maken van deze activistische documentaire een onweerstaanbaar pleidooi voor menselijke zorg, waarover tegelijkertijd met een gerust hart kan worden gezegd: het is een bijzondere film en dat is ‘t.

Money Shot: The Pornhub Story

Netflix

Serena Fleites was veertien toen ze verliefd werd op een oudere jongen. Hij vroeg haar om een naaktvideo op te sturen. En nog één. Nog één. Toen begonnen ze haar op school vreemd aan te kijken, vertelde ze aan Nicholas Kristof, columnist van The New York Times. Iemand bleek de filmpjes op Pornhub te hebben gezet. Eentje was al 400.000 keer bekeken. Het tienermeisje vroeg de grootste pornosite van de wereld daarna om de video’s te verwijderen. En als dat na veel gedoe eindelijk leek te zijn gelukt, werd dat filmpje meteen weer door iemand anders geüpload. 

Kristof schreef er eind 2020 een opiniestuk over, dat insloeg als een bom: The Children of Pornhub. Met als ondertitel: why does Canada allow this company to profit off videos of exploitation and assault? Daarmee bracht hij het verdienmodel van één van de meest bezochte websites van de wereld, met 3,5 miljard bezoekers per maand, acuut in gevaar. Niet alleen van Pornhub zelf overigens, maar ook van de individuele sekswerkers die een eigen zaak runden via het platform – en daardoor eindelijk niet meer afhankelijk waren van de officiële adult entertainmentindustrie.

Daarmee ligt het centrale dilemma van Money Shot: The Pornhub Story (94 min.) op tafel. Is MindGeek, het Canadese moederbedrijf van Pornhub, een afpersingsoperatie die ook van The Sopranos afkomstig had kunnen zijn en dus keihard moet worden aangepakt? Of is de website, die zichzelf afficheert met de slogan ‘All you need is hand’, een voorbeeld van hoe pornografie technologische vooruitgang aandrijft en de autonomie van sekswerkers faciliteert? Een onderneming die nu dan met een ouderwetse ‘War On Porn’ vanuit conservatief-christelijke hoek wordt geconfronteerd.

Documentairemaker Suzanne Hillinger laat de verschillende partijen aan het woord: sekswerkers, pleitbezorgers van de pornobusiness, ex-medewerkers van Pornhub (waaronder een geanonimiseerde moderator die tot wel duizend video’s per dag moest beoordelen), een woordvoerster van The National Center For Missing & Exploited Children en vertegenwoordigers van een christelijke belangengroep, met een slim gekozen naam (National Center On Sexual Exploitation) die waarschijnlijk moet verhullen dat ze liefst de complete seksindustrie op de korrel zouden nemen.

Dat resulteert in een aardig overzicht van de maatschappelijke discussie rond anonimiteit op het internet en hoe die laakbaar gedrag faciliteert, zeker op platforms waar niet-geverifieerde gebruikers seksuele content kunnen plaatsen. Intussen dreigen zelfstandig opererende sekswerkers te worden gemangeld tussen Big Porn, dat gewoon zoveel mogelijk omzet wil draaien en vooral niet al te veel energie wil steken in de strijd tegen schadelijke en illegale content, en moraalridders die dat dan weer aangrijpen om het epische gevecht tegen pornografie in hun voordeel te beslissen. 

‘Porno is de kanarie in de kolenmijn van de vrijheid van meningsuiting’, waarschuwt Mike Stabile, vertegenwoordiger van de seksindustrie, aan het eind van deze degelijke docu, die minder enerverend wordt dan menigeen op voorhand misschien had verwacht. Met het verbieden van pornografie, stelt hij, vast ook namens Money Shots maker Suzanne Hillinger, wordt automatisch de vrijheid van meningsuiting ingeperkt.

United We Stand: Musicians In Times Of War

Amstelfilm

Welke rol kan een musicus spelen in tijden van oorlog? Behalve spelen alsof zijn – en ons – leven ervan afhangt, welteverstaan. Na Ruslands inval in Oekraïne begint de in Nederland woonachtige Russische celliste Maya Fridman begin 2022 benefietconcerten met Russische en Oekraïense muzikanten te organiseren. ‘Ik denk dat de rol van musicus veel mogelijkheden biedt om mensen te verenigen’, zegt ze in United We Stand: Musicians In Times Of War (72 min.). ‘Alleen die gedachte voorkomt momenteel dat ik gek word.’

Regisseur David van Tijn volgt Fridman en de musici die haar vergezellen tijdens de repetities en concerten. Hij geeft daarbij veel ruimte aan hun geladen performances en gebruikt die zo nu en dan ook als soundtrack bij beelden van de ravage in Oekraïne. Verder spreekt hij met hen over wat de situatie in hen losmaakt. Altvioliste Dana Zemtsov vertelt bijvoorbeeld hoe ze zich, ondanks het feit dat ze is geboren in Mexico en in haar leven zegge en schrijven één week in Rusland verbleef, nu Russischer dan ooit voelt. ‘Ik voel schaamte en dat hoor ik van meer Russen die wat er nu gebeurt niet steunen en die het niet begrijpen. Want Oekraïners zijn hun broeders.’

Gaandeweg wordt duidelijk dat de Russische aanvallen zich steeds nadrukkelijker richten op het vernietigen van de Oekraïense historie en cultuur. Daarmee kan de identiteit van het land zelf worden uitgewist. De Russische concertpianist Evgeny Kissin is kapot van wat Poetin in Oekraïne aanricht. ‘Persoonlijk beschouw ik elke noot die ik speel als een kogel die ik afschiet op de Russische indringers.’ Hij vindt in elk geval dat hij niet aan de zijlijn kan blijven staan. ‘Al doet niet elke strijder de vijand kwaad, toch moet iedereen slag leveren.’ haalt hij tegenover Maya Fridman de Russische dichter Nikolai Nekrasov aan. ‘En daarom zitten jij en ik nu hier’.

De noodzaak van kunst, muziek in het bijzonder, wordt zo nog eens overtuigend geïllustreerd in dit verzorgde tourverslag van David van Tijn. Als film zou United We Stand zeker korter en bondiger kunnen, als statement van de (wan)hoop en strijdvaardigheid bij kritische Russische en Oekraïense musici mag de documentaire er echter onverkort wezen.

Skandal! Bringing Down Wirecard

Netflix

Zonder voorbehoud afficheert Wirecard zichzelf als ’’s werelds grootste innovator in digitale financiële technologie’. En CEO Markus Braun is niets minder dan ‘de Steve Jobs van de Alpen’. Het duurt niet lang of de aandelen van de Duitse ‘FinTech’-onderneming gaan door het dak. Bondskanselier Angela Merkel gaat het bedrijf zelfs hoogstpersoonlijk aan de man brengen in China.

Hoewel zulke succesverhalen regelmatig gepaard gaan met de geur van gebakken lucht, lijkt het zaakje bij deze schimmige variant op PayPal écht te stinken. In Skandal! Bringing Down Wirecard (93 min.) reconstrueert James Erskine met de journalisten Dan McCrum, Paul Murphy en Stefania Palma van de Financial Times hoe zij via zogenaamde ‘short sellers’, beleggers die inzetten op bedrijven waarvan ze verwachten dat de beurskoers ervan zal gaan dalen, schadelijke informatie over de Duitse onderneming in handen krijgen en vervolgens ontdekken dat Wirecard in wezen als een criminele organisatie opereert.

Tijdens hun onderzoek krijgen de FT-verslaggevers tegelijkertijd het gevoel dat ze voortdurend in de gaten worden gehouden, afgeluisterd en gehackt. Met informatie die over hen is verzameld wordt bovendien de suggestie gewekt dat zij onder één hoedje spelen met de short sellers en samen met hen miljoenen verdienen als Wirecard onderuit gaat. Zelfs de Duitse overheid lijkt de mening toegedaan dat McCrum, Murphy en Palma er vooral op uit zijn om het bedrijf te vernietigen. Binnen zo’n vijandige klimaat moeten zij gewoon hun journalistieke handwerk blijven doen: follow the money.

Daarbij stuiten ze op nepfirma’s, witwaspraktijken en ongemakkelijke politieke dwarsverbanden. Erskine serveert hun soms tamelijk ingewikkelde bevindingen in hapklare brokken uit, maakt ondertussen van CEO Markus Braun en diens ondoorgrondelijke operationeel directeur Jan Marsalek tot de verbeelding sprekende personages en brengt zijn vertelling tenslotte op smaak met kekke muziekjes en animaties (die, vreemd genoeg, aan superheldenstrips doen denken). Zo maakt hij van Skandal! een even smakelijke als relevante financiële thriller.

Mission Joy – Finding Happiness In Troubled Times

Tribeca Film

Zo zie je ze zelden: (morele) leiders die in het openbaar knuffelen, flauwe grapjes maken en gieren van het lachen. Tussen de Zuid-Afrikaanse aartsbisschop Desmond Tutu (1931-2021), één van de meest prominente opponenten van het Apartheidsregime, en de Dalai Lama (1935-), de verbannen (spiritueel) leider van Tibet, was er duidelijk chemie. Als de twee ontvangers van de Nobelprijs voor de Vrede samen waren, gedroegen ze zich volgens Tutu’s dochter Mpho Tutu van Firth als achtjarige kwajongens.

Hoewel er enorme verschillen waren tussen de twee mannen – christen-boeddhist, arm geboren-lid van een prominente familie – was er vanaf hun kennismaking in 1990 een klik tussen de twee iconen. Ze werden vrienden – als dat kan met iemand die je maar een handvol keren in levende lijve hebt ontmoet. In de lente van 2015 namen de twee vijf dagen de tijd voor een ontmoeting in het Indiase domicilie van de Dalai Lama in Dharamsala, die in z’n geheel werd gefilmd. Hun vertrouwelingen Doug Abrams en Thupten Jimpa Langri fungeerden daarbij als moderator.

Het thema? Vreugde in tijden van tegenspoed. Want daarmee hadden ze allebei ervaring genoeg. En ze schreven er samen ook al een boek over: Het Boek Van Vreugde. De documentaire Mission Joy – Finding Happiness In Troubled Times (88 min.) van Louie Psihoyos en Peggy Callahan wordt dan ook een onverhuld pleidooi voor positiviteit, voor het vinden van het licht in de duisternis. Omdenken, zo je wilt. Een treffend voorbeeld daarvan is de Zuid-Afrikaanse Waarheidscommissie- en Verzoeningscommissie. Na het einde van het Apartheidsregime volgde, mede op initiatief van aartsbisschop Tutu, geen Neurenberg-achtig tribunaal, maar een poging tot boetedoening en vergeving.

De levensverhalen van ‘Arch’ en ‘Zijne Heiligheid’ zijn in deze documentaire voor een deel geanimeerd. En hun levensfilosofie wordt ondersteund door enkele wetenschappers, die het belang van positiviteit voor de (geestelijke) gezondheid hebben aangetoond. Vanzelfsprekend is Mission Joy een film geworden, waarin werkelijk geen onvertogen woord valt. Menigeen zal daarvan houden – al moet je er ook wel weer tegen kunnen.

Crime Scene: The Times Square Killer

Netflix

In het New Yorkse Travel Inn Hotel is op 2 december 1979 brand uitgebroken. Op kamer 417 kunnen de hulpverleners nauwelijks een hand voor ogen zien. Een brandweerman treft een vrouw aan en wil haar eerste hulp gaan geven. Dan ziet hij het pas: ze heeft helemaal geen hoofd en ook geen handen. Er ligt nog een tweede vrouwenlichaam, eveneens onthoofd. ‘Dit moet door een echt zieke klootzak zijn gedaan’, zegt één van de aanwezigen tegen NYPD-rechercheur Jim Riegel.

Zoals dat hoort bij true crime-docu’s laten de eerste lijken in Crime Scene: The Times Square Killer (146 min.), het tweede seizoen van de Joe Berlinger-serie, niet lang op zich wachten. Wie heeft deze gruwelijke moordpartij op zijn geweten? Een vraag die pas echt in beeld komt als een andere is beantwoord: wie zijn deze twee vrouwen? De dader maakt het de onderzoekers bepaald niet gemakkelijk: het vuur heeft al het nog aanwezige bewijsmateriaal voorgoed opgeslokt. En de kamer lijkt van tevoren helemaal schoon te zijn gemaakt.

Times Square was in de jaren zeventig, in de woorden van moordrechercheur Malcolm Reiman, ‘het epicentrum van de seksindustrie’. Een plek om verboden fantasieën te vervullen – en onlangs niet voor niets het decor voor de dramaserie The Deuce van de chroniqueur van het moderne Amerika, David Simon (Homicide, The Wire en Treme). Ook Berlinger neemt uitgebreid de tijd om het grimmige milieu van prostituees, hoerenlopers, pooiers, maffiosi en drugsdealers te schetsen, alvorens hij met agenten, misdaadjournalisten, vertegenwoordigers van de rosse buurt en de dochter van één van de slachtoffers ‘de Torso-moorden’, waarvan er natuurlijk nog meer blijken te zijn, eens goed gaat uitdiepen.

Die gedegen sfeertekening, historisch ingebed bovendien, is net zo interessant als de zaak zelf, die toch gewoon weer neerkomt op de geijkte zoektocht naar een gevreesde seriemoordenaar (zoals er al zoveel zijn gemaakt, ook door Berlinger zelf). Waarbij de schmutzige omgeving van de plaats delict ‘t ditmaal echt een stuk gemakkelijker heeft gemaakt voor de dader om anoniem te blijven en anonieme slachtoffers – één van de vrouwen uit ‘de hotelkamer van de hel’ wordt nog steeds noodgedwongen ‘Jane Doe’ genoemd – te blijven maken.

The Real Charlie Chaplin

Showtime

Als Charlie Chaplin in 1947 het podium opstapt voor een persconferentie in het Gotham Hotel in New York, weet hij dat er nauwelijks vragen zullen komen over zijn nieuwe film Monsieur Verdoux, de eerste zonder zijn vaste zwerverspersonage The Tramp. ‘Dank u, dames en heren van de pers’, valt hij meteen met de deur in huis. ‘Ik ga uw tijd niet verdoen. Begint u maar met de slachting.’

Via een over shoulder-shot is inderdaad te zien hoe het verzamelde journaille al in de aanvalshouding is gaan staan. ‘Meneer Chaplin, er zijn in het verleden verschillende verhalen geweest waarin u er min of meer van wordt beschuldigd dat u een ‘fellow traveller’ bent, een sympathisant van de communisten’, barst één van de vragenstellers los. ‘Kunt u een directe vraag beantwoorden: bent u een communist?’

‘Hoe zijn we op dit punt gekomen?’ vraagt actrice Pearl Mackie, die dienst doet als de alwetende verteller van The Real Charlie Chaplin (113 min.), op dat moment. We zijn ongeveer halverwege de film. De documentaire keert vervolgens enkele jaren terug in de tijd, naar het moment waarop Chaplin net is begonnen aan de eindspeech van The Great Dictator (1940).

Bij de opnames van die film, over de opkomst van Adolf Hitler, waren we net ook al. Nu komt echter het verhaal over het enorme succes ervan. Chaplin wordt daardoor een veelgevraagd spreker. Niet slecht voor een man die de grote held van de stomme film was en lang weigerde om zijn mond open te doen op het witte doek.

Charlie Chaplin (1887-1977) komt zo echter ook op de radar te staan van J. Edgar Hoovers Federal Bureau of Investigation, dat na de Tweede Wereldoorlog op communistenjacht is en dat daarbij dus ook bij de komiek uitkomt. Tijdens de persconferentie, die in deze documentaire van Peter Middleton en James Spinney wordt gereconstrueerd met acteurs en het oorspronkelijke geluid, leggen journalisten hem daarover ongenadig het vuur aan de schenen. Chaplin werpt alle beschuldigingen ver van zich.

Het is een exemplarische scène voor een speels gemaakte historische documentaire. Van Charlie Chaplin zijn er natuurlijk speelfilmfragmenten te over. Aan foto’s ook geen gebrek. Hij heeft echter nauwelijks interviews nagelaten. En de meeste vrienden en tijdgenoten zijn inmiddels ook overleden. Wat rest is vooral nog wat audiomateriaal – van Chaplin zelf, zijn kinderen, een handvol kennissen en enkele openbare gebeurtenissen – dat door de filmmakers vakkundig van nieuwe, bijpassende beelden is voorzien. Dat werkt heel behoorlijk.

Met al die verschillende elementen bouwen Middleton en Spinney een gelaagd portret op van een bijzonder gecompliceerd mens: een man die aan het eind van de negentiende in bittere armoede opgroeide in Londen en vervolgens overzee één van de allereerste celebrities werd. Een geniale komiek ook, een onmogelijk heerschap en een liefhebber van nét iets te jonge vrouwen. The Real Charlie Chaplin probeert al die persoonlijkheden bij hun lurven te pakken en een plek te geven in een allesomvattend portret van één van de beeldbepalende figuren van de twintigste eeuw.

Catch And Kill: The Podcast Tapes

HBO

Als je een podcast verfilmt – de interviews, gepaard aan archiefmateriaal en figuratieve beelden – is het dan ineens een documentaire? De zesdelige serie Catch And Kill: The Podcast Tapes (170 min.) van Fenton Bailey en Randy Barbato is in elk geval een vervolg op de podcast van de Amerikaanse journalist Ronan Farrow, die op zichzelf weer een logische voortzetting is van diens bestseller Catch And Kill.

In alle producties staat de #metoo-zaak tegen filmproducent Harvey Weinstein centraal en hoe die door Farrow (en zijn concullega’s Jodi Kantor en Megan Twohey van The New York Times, die er het boek She Said over schreven, waaraan verder overigens nauwelijks aandacht wordt besteed) aan het licht is gebracht. Over die kwestie is trouwens al een stevige documentaire gemaakt, waarin allerlei slachtoffers zich uitspreken: Untouchable.

In de eerste aflevering van Catch And Kill gaat Ronan Farrow, die zelf overigens direct betrokken is bij de beschuldigingen van seksueel misbruik van zijn moeder Mia Farrow tegen zijn vader Woody Allen (zie: de docuserie Allen v. Farrow), in gesprek met het Italiaanse model Ambra Battilana Gutierrez. Zij maakte audio-opnames van hoe ze Weinstein probeerde te laten bekennen dat hij haar had lastiggevallen. ‘Five minutes’, voegt hij haar daarop dreigend toe. ‘Don’t ruin our friendship for five minutes.’

Verder spreekt Farrow met de journalisten Kim Masters en Ken Auletta (die jarenlang, tevergeefs, achter het Weinstein-verhaal aanzaten), Weinstein-medewerker Rowena Chiu (die ooit de klok probeerde te luiden over zijn volstrekt ongepaste toenaderingspogingen en de manier waarop die binnen Miramax Pictures werden toegedekt), een privédetective (die de opdracht kreeh om Farrow te schaduwen), zijn eigen collega Rich McHugh bij NBC News (dat hun gezamenlijke onderzoek naar het ultieme ‘male chauvinist pig’ in een diepe lade begroef) en de journalisten van The New Yorker (die het wél aandurfden).

Voor Harvey Weinsteins slachtoffers ruimt Ronan Farrow relatief weinig ruimte in. Verder komt alleen de actrice Rosanna Arquette aan het woord. Catch And Kill: The Podcast Tapes legt de nadruk op het systeem dat de bullebak met alle mogelijke middelen probeerde te beschermen en hoe Farrow de man en zijn machinaties uiteindelijk met journalistiek vakwerk weet tr ontmantelen. Maar of de serie daadwerkelijk iets toevoegt aan wat er al bekend en (door Farrow zelf) gepubliceerd is over de Weinstein-casus?

The Times Of Harvey Milk

Deze Oscar-winnende documentaire uit 1984 valt direct met de deur in huis: Dianne Feinstein, voorzitter van de gemeenteraad van San Francisco, legt op 27 november 1978 een verklaring af voor de verzamelde pers. ‘Zowel burgemeester Moscone als stadsbestuurder Harvey Milk zijn neergeschoten en dood.’ Een golf van ontzetting gaat door de zaal. ‘Nee!’, roept iemand. ‘Jezus Christus!’ Als het rumoer weer een beetje is weggestorven, vervolgt Feinstein haar statement: ‘De verdachte is stadsbestuurder Dan White.’

Beide mannen zijn vermoord in het gemeentehuis. Milk, de eerste openlijke homoseksuele stadsbestuurder van de Verenigde Staten, was pas elf maanden in functie. Hij had zelf al voorzien dat het zo zou kunnen eindigen. Een jaar voor zijn dood maakte hij een audio-opname van zijn laatste wil. ‘Deze opname mag alleen afgespeeld worden als ik ben vermoord’, zegt hij daarop. ‘Ik realiseer me dat iemand die staat waar ik voor sta, een homo-activist, het doelwit kan worden van iemand die onzeker, bezorgd, angstig of gestoord is.’

Harvey Milk beschouwde zichzelf niet zomaar als een kandidaat, zegt hij in de woorden die na zijn gewelddadige dood een nieuwe lading kregen, maar als een werktuig voor het grotere ideaal: een volwaardige plek voor LGBT’ers in de samenleving. Zo wordt hij ook geportretteerd in The Times Of Harvey Milk (88 min.) van Rob Epstein en Richard Schmiechen. Als een typische representant van Frisco’s bijzonder vitale gayscene en als een leider die het gezicht zou worden van de bijbehorende emancipatiebeweging. Want voor homo’s was er nog een wereld te winnen.

Illustratief is een foto van Harvey met de toenmalige president Jimmy Carter, een man die wereldwijd een reputatie zou opbouwen als onvermoeibare voorvechter van mensenrechten. Destijds wilde hij echter helemaal niet op de foto met een homo. Carters vrouw Rosalynn was er zelfs van overtuigd dat de Jood Milk zich moest bekeren tot het christendom. Dan zou die homoseksualiteit ook wel verdwijnen. ‘Ik ben verbaasd dat u mijn hand wilde schudden’, zou Harvey tegen de ‘first lady’ hebben gezegd. ‘Want u heeft geen idee waar die hand al is geweest.’

Harvey Milk beleefde zijn finest hour toen hij een campagne opzette tegen Proposition 6, een initiatiefvoorstel om homo’s uit het onderwijs te weren. Het moment waarop de uitslag van het referendum wordt bekendgemaakt fungeert als omslagpunt voor deze aangrijpende film. Daarna is het rap afgelopen met de gay-politicus, die koelbloedig – of was het toch een vlaag van verstandsverbijstering? – zal worden geliquideerd door zijn collega Dan White, een brandweerman wiens eikenhouten wereld op zijn grondvesten schudde door de Harvey Milks van zijn tijd.

Het leven van Harvey Milk zou nóg een Oscar opleveren: voor acteur Sean Penn, die Harvey vertolkte in de speelfilm Milk.

The Changin’ Times Of Ike White

VPRO

Volgens kenners had hij de potentie om de nieuwe Jimi Hendrix te worden, die toen net was overleden. Een virtuoze gitarist. Multi-instrumentalist zelfs. Soulvolle zanger, begenadigde songschrijver en muzikant met een geheel eigen visie bovendien. Één probleem: optreden kon niet. Ike White zat achter de tralies, in de beruchte San Quentin-gevangenis. Veroordeeld tot levenslang vanwege de moord op een winkelmedewerker.

The Changin’ Times Of Ike White (79 min.) ontrukt deze grillige artiest, die halverwege de jaren zeventig vanuit de gevangenis debuteerde met de elpee Changin’ Times, aan de vergetelheid. Als het leven anders was gelopen, had hij wellicht de status van generatiegenoten als Hendrix, Sly Stone of Stevie Wonder (met wie White kortstondig samenwerkte) kunnen verwerven. Zo zou het niet lopen, al kwam hij nog wel vrij: op 5 februari 1978 openden de gevangenisdeuren zich. Na veertien jaar eindigde Ike’s detentie, maar niet lang daarna verdween hij volledig uit beeld.

Regisseur Daniel Vernon gaat op zoek naar de man die na zijn gevangenschap een andere naam aannam en ontrafelt met de geliefden en kinderen die hij heeft achtergelaten het uiteindelijk toch tamelijk tragische levensverhaal van rasmuzikant, vrouwenverslinder en ‘zijn eigen grootste vijand’ Ike White. Hij kan daarbij een beroep doen op ’s mans privé-archief en heeft enkele cruciale gebeurtenissen uit zijn leven bovendien met animaties verbeeld.

Ike bleef weg lopen voor zijn verleden, luidt op basis daarvan de conclusie. Voor zichzelf ook, waarschijnlijk. Zonder ooit een klassieker als Hey Joe of Purple Haze achter te laten. Alleen beduimelde geluidsopnames, talloze rekwisieten en herinneringen, heel veel herinneringen. Aan een man met vele gezichten, die zijn potentieel nooit helemaal waarmaakte.