Memphis To The Mountain

Disney+

De disclaimer voor de eerste aflevering van Memphis To The Mountain (155 min.) is even tragisch als veelzeggend: ‘Een jaar nadat deze documentaire werd gefilmd is Jarmond Johnson, één van de mensen die je nu gaat ontmoeten, neergeschoten en gedood in South Memphis. Dit verhaal is opgedragen aan Jarmond.’

Je zou het een valse start kunnen noemen voor een inherent optimistische onderneming. In Soulsville, een achterbuurt van zuid-Memphis, hebben Chris Dean en Hollywood-regisseur Tom Shadyac een non-profit klimhal opgestart. Bij Memphis Rox kunnen sindsdien ook zwarte jongeren uit ‘the hood’ leren klimmen. En nu hebben ze zelfs het plan opgevat om met enkele jongeren Mount Kenya te gaan bedwingen.

De negentienjarige Mike Lee bijvoorbeeld. Hij slaapt sinds enige tijd in z’n auto op de Rox-parkeerplaats en mag al snel in een tentje kamperen in de gemeenschappelijke tuin. Hij begint direct fanatiek te trainen op de klimmuur. En, natuurlijk, Jarmond Johnson, een goedlachse kerel die na een tijd in de gevangenis een thuis vindt bij het klimcentrum en zich daar ontfermt over ‘Wheezy’, een joch met ademhalingsproblemen.

In de eerste twee afleveringen van deze driedelige serie van Zachary Barr begeven de Rox- jongeren zich naar respectievelijk de zwarte outdoor-instructeur Phil Henderson in Colorado en Free Solo-klimmer Alex Honnold in de bergen van Nevada voor een stoomcursus buitenklimmen Als het team afdoende lijkt te zijn geprepareerd om zichzelf te gaan overwinnen in Afrika, blijken er alleen toch nog wat hobbels te zijn.

In een indrukwekkend decor worden de klimmers vervolgens tot het uiterste getest in de slotaflevering. Individueel en als groep krijgen ze te maken met angst, hoogteziekte, kou en uitputting. Ze komen zichzelf meermaals keihard tegen. En Barr heeft daarvan een meeslepend verslag gemaakt, dat de climax vormt van een (groeps)proces dat weliswaar tamelijk voorgekookt oogt, maar desondanks boeit en raakt.

Eenmaal terug uit Kenia en weer op vertrouwde grond in Memphis kunnen de deelnemers deze louterende ervaring in de bergen gebruiken voor hun verdere levens. Alleen het leven van Jarmond Johnson, die in Afrika de bijnaam ‘Bazu’ (grote broer) heeft gekregen, wordt kort na terugkeer dus rigoureus afgebroken. Hij wordt niet ouder dan 25 en leeft nu een héél klein beetje voort via deze aardige serie.

The Last Expedition

Vinca Film

De dood of de gladiolen – of tóch een zeer vakkundig uitgevoerde ontsnapping? Als Wanda Rutkiewicz, de eerste Poolse alpinist die de Mount Everest heeft bedwongen, in mei 1992 niet terugkeert van haar beklimming van de Kangchenjunga-berg in Nepal, lijkt het evident dat ze ergens onderweg is omgekomen. Toch is er nog een ander scenario: Rutkiewicz zou zich, zoals ze eerder al bij haar moeder opperde, hebben teruggetrokken in een nonnenklooster te Tibet en daar nog altijd in stilte leven.

Ruim dertig jaar later reist klimmer Eliza Kubarska in The Last Expedition (85 min.) zelf af naar de Himalaya-top, op zoek naar het antwoord op de vraag wat er is gebeurd met de vermaarde bergbeklimster, die zich na de dood van haar derde echtgenoot Kurt Lyncekrüger had vastgebeten in een nieuw idee: met de ‘Caravan To Dreams’ wilde ze binnen één jaar nog acht van de hoogste bergtoppen ter wereld beklimmen. Dan zou ze als eerste alpinist ter wereld alle veertien ‘achtduizenders’ op haar naam hebben staan.

‘Dan ben ik voor de verandering eens niet nummer drie op het podium, achter Messner en Kukuczka’, stelt Wanda Rutkiewicz in één van de bewaard gebleven geluidsopnames die Kubarska gebruikt als geraamte voor haar film. ‘Ik zal de eerste zijn die iets nieuws heeft geprobeerd.’ Uit deze ferme ambitie spreekt meteen Rutkiewiczs verlangen om nu eindelijk eens op haar eigen merites beoordeeld te worden. Als één van ‘s werelds beste bergbeklimmers, waarbij ’t er niet toe doet dat ze tot het vrouwelijke geslacht behoort.

Altijd weer moet ze zich echter bewijzen ten opzichte van mannelijke collega’s, blijkt uit het overvloedige archiefmateriaal in The Last Expedition. Impliciet – en soms ook zeer expliciet – wordt ze geconfronteerd met vooroordelen over vrouwen. Na haar beklimming van de Annapurna-berg, in het jaar voor haar verdwijning, klinkt er zelfs openlijke twijfel of ze de top van die Himalaya-berg wel heeft bereikt. Kubarska legt zulke en andere zaken uit het leven van haar heldin ook voor aan familieleden, vrienden en collega’s.

In retrospectief wordt Wanda Rutkiewicz, één van de belangrijkste bergbeklimmers van haar tijd, toch een wat tragische figuur. Niet door wie ze was – juist niet – maar om hoe ze werd bekeken. Zo bezien is het ook heel goed voor te stellen dat ze destijds de vlucht naar voren heeft gekozen en in de kantlijn van het bestaan, losgemaakt van de dagelijkse dingen en haar eigen bewijsdrang, is gaan leven op een plek waar al dat aardse er niet toe doet – al blijft dat idee waarschijnlijk toch een kwestie van ‘wishful thinking’.

Een construct om haar leven van een passend einde te voorzien en dit boeiende postume portret extra richting te geven.

Bono: Stories Of Surrender

Apple TV+

Een kleine man met een aanzienlijk ego – en zelfspot, dat ook. Een geboren verteller, laverend tussen kleine momentjes en grote gebaren. Paul Hewson. Al een slordige veertig jaar wereldberoemd als U2-frontman Bono. Hij voelt zich duidelijk senang in het middelpunt van de belangstelling, Ook op dit podium, van het Beacon Theatre in New York. En zonder zijn drie vaste begeleiders, Larry, Adam en The Edge. 

Bono: Stories Of Surrender (86 min.) is de zwart-witte weerslag van z’n gelijknamige onemanshow, die weer is gebaseerd op zijn memoires Surrender: 40 Songs, One Story. Een heel leven, met al z’n pieken en dalen, gecondenseerd tot anderhalf uur aan (sterke) verhalen en klassieke liedjes. Met niet veel meer dan een tafel en enkele stoelen, in de rug gedekt door het excellerende Jacknife Lee Ensemble.

Regisseur Andrew Dominik, die eerder de stemmige Nick Cave-muziekfilms One More Time With Feeling (2017) en This Much I Know To Be True (2022) maakte, zet het vergrootglas op de toch al niet kleine performance van het Ierse podiumbeest en voegt daar enkele zorgvuldige geënsceneerde backstage-momenten aan toe. Kippenvel is bijna verzekerd, of het nu van pure verrukking of totaal afgrijzen is.

Bono valt direct met de deur in huis: met een scène uit 2016, als zijn leven in het New Yorkse Mount Sinai Hospital aan een zijden draadje hangt. Al snel volgt het jeugddrama dat zijn verdere leven heeft bepaald: de dood van zijn moeder Iris, die bij de uitvaart van haar eigen vader in elkaar zakte. De veertienjarige Bono was voortaan aangewezen op zijn vader Bob, die nooit meer over zijn overleden echtgenote sprak.

Broer Norman had wel wat te bieden: zijn gitaar. ‘Een schild, een wapen, een vertrouweling’, aldus Bono. ‘En een andere stem om mee te bidden: muziek.’ Zo past de man elke gebeurtenis in z’n narratief. Zijn allereerste liedje, Out Of Control, werd bijvoorbeeld meteen de eerste U2-single. En hij ontmoette de andere leden van die band in dezelfde week als zijn vrouw Ali, met wie hij nu al zo’n halve eeuw samen is.

Achteraf bezien krijgt zo alles in het leven van de Ierse zanger, spreker en activist betekenis. Het móest zo zijn, inclusief de vroegtijdige dood van zijn katholieke moeder en het ongemak tussen hem en zijn protestantse vader. ‘I was born with my fists up’, concludeert Bono aan het einde van z’n betoog. ‘Surrender does not come easy to me. To bow down to my bandmates, my wife, my maker is a struggle.’

Met Bono: Stories Of Surrender, waarin natuurlijk ook talloze U2-klassiekers een plek hebben bemachtigd, zet hij een uitroepteken achter wat je sowieso al van hem vindt: typische ‘man you love to hate’? Of toch eerder: ‘hate to love’?

Mountain Queen: The Summits Of Lhakpa Sherpa

Netflix

Nadat Lhakpa Sherpa op 18 mei 2000 als eerste Nepalese vrouw de top van de Mount Everest heeft bereikt, is haar vader apetrots. ‘Hij zei: ik heb een zoon.’ En die voelt zich zelf, nadat ze als alleenstaande en analfabete moeder jarenlang in het verdomhoekje heeft gezeten, ‘als een stralende diamant’.

Niet veel later ontmoet Lhakpa, telg van een bekende Nepalese sherpa-familie, een man met ‘zilveren tanden’, de Roemeense Everest-bedwinger George Dijmarescu. Samen zullen ze ook de befaamde top bereiken en aan de andere kant van de wereld, in de Amerikaanse stad Hartford, bovendien nog twee dochters krijgen, Sunny en Shiny. Het leven van Lhakpa en George zal zich echter niet alleen, via door henzelf georganiseerde expedities, op hoge toppen afspelen, maar ook door hele diepe dalen gaan.

Want de bergen halen een hardheid boven in de rouwdouwer George, die zich ook steeds nadrukkelijker in hun persoonlijke leven begint te manifesteren. En de gevierde alpiniste laat zich thuis, met het nodige geweld, reduceren tot een willoze ‘keukenjongen’. Een bedeesde vrouw, die werkt als bordenwasser bij een plaatselijk filiaal van Whole Foods en volledig is overgeleverd aan de wilde grillen van haar getroebleerde man. Alleen Mount Everest, stelt ze, kan haar ziel nog repareren.

Samen met haar vijftienjarige dochter Shiny beklimt de 48-jarige Nepalese klimster voor Mountain Queen: The Summits Of Lhakpa Sherpa (104 min.) nog eenmaal – voor de tiende keer, een absoluut record – de berg die in de Sherpa-cultuur ‘Chomolungma’ wordt genoemd: moedergodin. Terwijl Lhakpa zichzelf weer probeert te hervinden tijdens een hachelijke beklimming van Mount Everest, vertelt documentairemaker Lucy Walker parallel daaraan haar turbulente levensgeschiedenis.

En zoals dat gaat bij dit type inspirerende films smelten die twee verhaallijnen vervolgens soepeltjes samen in deze stevige docu. Met het bereiken van Everests top kan Lhakpa Sherpa tevens vrede sluiten met het leven dat ze heeft geleid en krijgt zij als onverschrokken en onverwoestbare bergbeklimster, een vrouw die hoog uittorent boven de meeste mannen, bovendien de waardering die haar als onopvallende immigrant in de Verenigde Staten nooit ten deel zal vallen.

Quad Gods

HBO Max

Als de kolossale krachtpatser Titus O’Neil staat hij beslist zijn mannetje in de worstelring. In werkelijkheid zit de Afro-Amerikaanse dertiger Richard Jacobs in een rolstoel. Een kleine tien jaar geleden heeft zijn leven een dramatische wending gekregen en liep hij een dwarslaesie op. ‘Niet zo’, dacht hij nog, toen het noodlot zich aandiende, in de vorm van twee mannen met een wapen. En, denkend aan zijn vrouw en kinderen: ‘God, niet nu!’

Met teamgenoten zoals Repnproof, Mongo Slade en Whiplash247 behoort Richard, onder de noemer Breadwinner1007, tegenwoordig tot de Quad Gods (83 min.), een e-sportsteam dat volledig uit Amerikanen in een rolstoel bestaat. In videogames proberen ze hun tegenstanders te verslaan en zichzelf te overwinnen. Want videogamen kan heilzaam zijn. Dat is tenminste de stellige overtuiging van Quad Father, ofwel dokter en neurowetenschapper David Putrino.

De arts van het Abilities Research Center van het New Yorkse Mount Sinai Hospital wil het idee onderuit halen ‘dat biologie je lot bepaalt’. Concreet: dat iemand die ruggengraatletsel heeft opgelopen, de gevolgen ondervindt van een hersentrauma of een beroerte heeft gehad zich maar moet schikken in z’n lot. Putrino is ervan overtuigd dat ook mensen zoals zij zich kunnen blijven ontwikkelen en dat gamen daarin een essentiële rol kan spelen.

Deze straffe film van Jess Jacklin volgt hoe enkele Quad Gods zich staande proberen te houden in zowel de echte als de virtuele wereld. Het zijn mannen, door het lot met elkaar verbonden, die weten hoe ’t is om gevangen te zitten in je eigen lichaam en die tegelijkertijd het leven ten volle willen aangaan. Kun je bijvoorbeeld autorijden als je verlamd bent? Een baan als etensbezorger voor Über aanhouden? Lekker daten? Of toch weer ‘gewoon’ lopen?

Bij elkaar vinden ze steun, kameraadschap en humor. En deze documentaire, waarin Jacklin met animaties hun vorige levens en de games verbeeldt, toont hen zoals ze nu zijn: mensen van vlees en bloed die nog altijd balen als ze verliezen, kunnen ruziën over het ontbreken van winnaarsmentaliteit bij de ander of een blowtje roken, omdat daarmee zenuwpijn op de lange termijn misschien wel beter is te bedwingen dan met reguliere, doorgaans zeer verslavende pijnstillers.

De Quad Gods werken in dit groepsportret toe naar een all-adaptive esportstoernooi, waar maar liefst 50.000 dollar aan prijzengeld is te verdelen, maar zijn uiteindelijk vooral onderweg naar zelfacceptatie. ‘Ik ben trots op mezelf’, stelt Blake Hunt, aka Repnproof, bijvoorbeeld aan het einde. ‘Ik ben trots op m’n rolstoel. Ik hoef niet te lopen. Dat betekent niets meer voor me. Ik heb één identiteit verloren en mijn echte ik gevonden. Het was een hergeboorte. Ik ben wie ik moest zijn.’

My Everest

Bohemia Media

Waar een wil is, is zogezegd een weg. Zeker als anderen zeggen dat die weg onbegaanbaar is – of de berg veel te hoog. Mount Everest, om precies te zien. Te paard, ook dat nog. Met de mediacampagne #RidingEverest wil de Britse twintiger Max Stainton de uitdaging, die hij zichzelf heeft gesteld voor het jaar 2018, toch proberen te verwezenlijken.

Max is geboren met Cerebrale Parese, zit doorgaans in een rolstoel en heeft 24 uur per dag zorg nodig, maar wil koste wat het kost die Himalayatop op. Een speciaal samengesteld team staat hem terzijde. Ze begeleiden hem als hij op het paard Rocky omhoog gaat. En als het dier er de brui aan wil geven, dragen ze hem desnoods naar boven. Het is een ontzagwekkende onderneming, die bovenmenselijke inspanningen vraagt en tegelijk ook vragen oproept.

Wat wil hij hiermee bewijzen? vraagt zijn moeder Martha zich bijvoorbeeld af, ongetwijfeld ook namens diverse mensen uit Max’s directe omgeving en argeloze kijkers van deze film van Carl Woods (die de hachelijke tocht, als onderdeel van het team, van zeer nabij heeft vastgelegd). Het antwoord ligt natuurlijk voor de hand: laten zien dat je ‘t wél kunt. Bewijzen aan de wereld dat je ertoe doet, als man met een lichamelijke beperking.

My Everest (86 min.) laat zien hoeveel kruim dat kost: pijn, vermoeidheid en angst. Niet alleen bij Max Stainton zelf, maar ook bij zijn begeleidingsteam, vriendin Candy in het bijzonder. Samen maken ze zijn droom waar. Dit laat echter weer zijn eigen trauma’s en littekens achter, bekent de hoofdpersoon naderhand. Daarmee voorkomt hij dat deze film een wat al te roze vertelling wordt, die netjes wordt wordt afgerond met een verplicht happy end.

Want de overwinning die Max, getuige talloze jeugdfilmpjes een doorgewinterd door-riemen-en-ruiten type, bij Everest op zichzelf boekt, blijkt toch vooral een Pyrrusoverwinning. Zodra het gewone leven weer een aanvang neemt, merkt hij pas wat die historische tocht, als de eerste sterveling met Cerebrale Parese die het basiskamp van Mount Everest bereikt, hem eigenlijk heeft gekost.

Waco: American Apocalypse

Netflix

Zouden al die Branch Davidians, (federale) agenten en onderhandelaars werkelijk nog precies weten wat ze toen, nu dertig jaar geleden, wanneer deden? Als je hen hoort verhalen over de gebeurtenissen in het voorjaar van 1993, bij de belegering van zwaarbeveiligde bastion van sekteleider David Koresh en zijn discipelen, lijkt het alsof ze zich alles nog héél nauwkeurig herinneren. Dat zou dan in tegenspraak zijn met hedendaagse inzichten over de onbetrouwbaarheid van het menselijke geheugen.

Gezien het historische karakter van de gebeurtenissen – we hebben ‘t naar verluidt over de grootste veldslag op Amerikaans grondgebied sinds de Burgeroorlog – is de vraag wat deze participanten en ooggetuigen precies opnieuw oproepen in Waco: American Apocalypse (142 min.): hun eigen herinneringen? Of toch herinneringen die ze hebben gevonden bij elkaar of in één van de talloze reconstructies van de volledig uit de hand gelopen schermutselingen rond Mount Carmel Center, nabij het Texaanse stadje Waco, waarbij uiteindelijk 86 mensen stierven?

Bij deze hervertelling, in drie afleveringen, maakt regisseur Tiller Russell in elk geval een heldere keuze: hij concentreert zich vooral op de escalatie van het conflict tussen de Amerikaanse overheid en de geradicaliseerde sekte. De lange aanloop daarnaartoe, de interne machinerie van de religieuze beweging en de rol daarin van de archetypische sekteleider Koresh, die zichzelf presenteert als de Messias, worden vanuit de kantlijn belicht. Daarmee wordt de ‘standoff’ in Waco wel een beetje gereduceerd tot een spannend frontgevecht, voor het oog van de wereld.

Pas later zorgt Russell, die gebruik kan maken van niet eerder vertoond archiefmateriaal, voor achtergrondinformatie over het verziekte klimaat dat David Koresh om zich heen heeft gecreëerd en dat tijdens de belegering voor ijzingwekkende taferelen zal zorgen. Tegelijkertijd moet het FBI-team dat hem wil uitroken allerlei tactische keuzes maken, die zeker niet allemaal even goed uitpakken en bijdragen aan de apocalyptische apotheose op 19 april 1993, de dag waarop Koresh zijn volgelingen, waaronder 28 kinderen, met zich meeneemt in de dood.

De datum 19 april zal twee jaar later overigens nog eens extra lading krijgen als Timothy McVeigh – een fanatiekeling van een anti-overheidsmilitie, die als sympathisant van de Branch Davidians is te herkennen op beelden van de belegering – een terroristische aanslag pleegt op een FBI-gebouw in Oklahoma City, waarbij bijna 170 mensen om het leven komen. Het is een navrant eerbetoon aan ‘Waco’. Of gewoon wraak. En opnieuw een gebeurtenis die zich in het geheugen grift, al dan niet vergezeld van allerlei gruwelijke details.

Finding Michael

Disney+

Is het meer dan een MacGuffin, een slim geïntroduceerd verhaalelement waarmee Hollywood-vertellingen wel vaker in gang worden gezet? De foto, in 2017 gemaakt op 8500 meter hoogte, waarop een lichaam op een besneeuwde bergwand is te ontwaren. Zou het werkelijk Spencer Matthews’ oudere broer Mike kunnen zijn, die in 1999 als jongste Brit de top van de Mount Everest bereikte en enkele uren daarna spoorloos verdween op de berg?

Spencer wil in elk geval op expeditie naar het Himalaya-gebergte, zodat hij zijn overleden broer eindelijk mee naar huis kan brengen. Dat wordt een heidens karwei. Finding Michael (100 min.) vereist dus een ervaren en uitgebalanceerd zoekteam van klimmers en sjerpa’s. Matthews roept de hulp in van de bekende Nepalese klimheld Nirmal Purja, die eerder de hoofdrol speelde in zijn eigen documentaire, 14 Peaks: Nothing Is Impossible.

Terwijl Team Spencer in deze documentaire van Tom Beard op weg gaat naar de Aziatische bergtop, wordt tevens Mike’s laatste expeditie gereconstrueerd. Ergens onderweg moeten de twee paden elkaar kruisen, waarbij het nog maar de vraag is of Michael Matthews wel zo gemakkelijk kan worden geïdentificeerd als het inderdaad zover komt. Hij ligt er immers al twintig jaar, vlakbij de top waarmee hij zijn naam heeft gevestigd. 

Deze zoektocht, die met dronecamera’s fraai is vastgelegd, voelt enigszins gekunsteld. Alsof die, behalve uit persoonlijke noodzaak, ook wordt ondernomen omdat het gegarandeerd een enerverend beeldverhaal oplevert. Daarbij speelt eveneens een rol dat de hoofdpersoon Spencer Matthews, een bekende televisiepersoonlijkheid in het Verenigd Koninkrijk, regelmatig in een soort verslaggevers- of presentatorrol terechtkomt.

Hij kan uitstekend onder woorden brengen hoe het is om een broer te verliezen en wat het zou betekenen als hij diens lichaam nu definitief zou kunnen bergen, maar op de één of andere manier voelen de emoties die daarbij vrijkomen soms ook wat opgeprikt. Alsof ze geregisseerd zijn in plaats van geregistreerd. Daardoor wordt Finding Michael nooit de ‘tearjerker’ die het verhaal van de twee broers in wezen wel zou kunnen zijn.

Aftershock: Everest And The Nepal Earthquake

Netflix

Een dag eerder, op vrijdag 24 april 2015, is er in het klooster van het Himalaya-dorp Langtang nog een ‘ghewa’ gehouden, een boeddhistisch ritueel voor een overleden inwoner. ‘De hele gemeenschap was bijeen’, vertelt de dorpeling Jhangbu, die niet veel later zijn hele hebben en houwen kwijt zal raken. ‘We chantren mantra’s en dansten. We dansten tot de volgende middag. Dat was de laatste ghewa.’

Het zal zelfs de allerlaatste activiteit in het Nepalese dorp ooit worden. Want op zaterdag 25 april slaat het noodlot toe, in de vorm van de heftigste aardbeving in tachtig jaar. Die zorgt tevens voor een ongekende ravage, massale paniek en bijna negenduizend doden in Kathmandu en omgeving. En ook westerse klimmers op de Mount Everest worden er volledig door overvallen. Zij zien de dood letterlijk in de ogen als ze volledig afgesloten raken van de bewoonde wereld.

In de driedelige docuserie Aftershock: Everest And The Nepal Earthquake (149 min.) kijken stedelingen, dorpsbewoners, buitenlandse toeristen, sjerpa’s, professionele klimmers en hulpverleners terug op hoe ze na de ramp, beducht voor naschokken en verraderlijke lawines, zichzelf en anderen in veiligheid proberen te brengen. Regisseur Olly Lambert kan daarbij tevens terugvallen op foto’s en filmbeelden die zij voor, tijdens en na de beving hebben gemaakt.

Daarbij springt de miraculeuze redding van Pemba Tamang, een achttienjarige jongen die vijf dagen onder het puin heeft gelegen, natuurlijk in het oog. Dit is echter niet louter een verhaal van opoffering, mededogen en solidariteit. Nadat enkele Israëlische toeristen geld blijken te hebben meegenomen van een overleden inwoner van Langtang komen de verhoudingen met de plaatselijke bevolking bijvoorbeeld op scherp te staan. Die betichten hen van diefstal en het ontheiligen van de doden.

En ook de manier waarop andere westerse bergbeklimmers tijdens de reddingsacties een bevoorrechte positie proberen te claimen, stuit menigeen ter plaatse tegen de borst. Het pleit voor Lambert dat hij in deze gedegen reconstructie ook de lelijke kanten van de mens laat zien. Zodat Aftershock niet blijft steken op het niveau van een gladgestreken ode aan het menselijke uithoudings- en doorzettingsvermogen in barre tijden en de dodelijke slachtoffers die desondanks zijn gevallen.

Descending The Mountain

Vanuit hun eigen perspectief willen ze allebei de menselijke geest openen met psychedelica. De één, psychiater en neurowetenschapper Franz Vollenweider, vertrekt daarbij vanuit de wetenschap. ‘Psychedelica tonen je de aard van je bewustzijn’, stelt hij. De ander, Zen-meester Vanja Palmers, gebruikt psychedelica vooral ‘om te onderzoeken wat het betekent om mens te zijn.’

Op Mount Rigi in Zwitserland vinden deze twee ogenschijnlijke tegenpolen, kinderen van de tegencultuur van de jaren zestig, elkaar in een wetenschappelijk meditatie-onderzoek dat wordt gesitueerd in Palmers’ Zen-centrum. Daarbij krijgt de ene helft van de deelnemers, stuk voor stuk bedreven beoefenaars van meditatie, psilocybine, de werkzame stof in paddenstoelen, toegediend en de andere helft een placebo. En dan is het afwachten wat er wanneer met wie gebeurt.

‘Het fascineerde me dat zij naar de hersenen kijken van de buitenkant’, stelt Palmers in Descending The Mountain (77 min.). ‘En wij onderzoeken de hersenen van binnenuit.’ Vollenweider en hij fungeren als hoofd en hart – al zijn de rollen niet zo strak verdeeld – van een experiment, dat psychedelica uit de illegale sfeer haalt, waarin ze sinds de start van ‘the war on drugs’ verzeild zijn geraakt, en ze bovendien losrukt van de medische context waarin ze soms nog wél worden gebruikt.

Binnen een positieve en veilige omgeving krijgen participanten de ruimte om daadwerkelijk hun geest te verruimen. Regisseur Maartje Nevejan probeert niet alleen de betekenis van die ervaring te vatten, maar ook de ervaring zelf te vereeuwigen. In een treffende scène laat één van de deelnemers bijvoorbeeld zijn gebruikelijke remmingen los en geeft zich ongegeneerd over aan extatisch gekreun. Van zijn gezicht spreekt even later evenveel verbazing als verrukking.

Behalve impressies van het onderzoek in het Zen-boeddhistische klooster op de berg probeert Nevejan met behulp van artificiële intelligentie, animaties en een zinnenprikkelende soundtrack ook om te visualiseren hoe het is om dieper te kijken, voorbij het intellectuele begrip te gaan en simpelweg te ervaren. Dit wordt bijvoorbeeld fraai verbeeld met schier eindeloze inzoomshots, waarin afbeeldingen steeds weer nieuwe tot de verbeelding sprekende betekenislagen prijsgeven.

Descending The Mountain wordt zo een mystieke, soms wat zoete kijkervaring, op het snijvlak van kunst, wetenschap en spiritualiteit, waarbij Palmers en Vollenweider als gids fungeren tijdens een innerlijke zoektocht naar het wezen van menszijn: ergens tussen diepere wijsheid en kinderlijke verwondering.

Schone Bergen

Human

Jangmu Sherpa ziet het met lede ogen aan. Nog niet zo lang geleden was haar broer Mingma een soort held in eigen land. Met een Nepalees team beklom de berggids de K2, de op één na hoogste berg van de wereld. Die was nog nooit in de winter bedwongen. ‘Zelfs niet door Nepalezen’, zegt Jangmu, die als verteller voor deze korte docu fungeert. En toen meldde het Coronavirus zich ook in hun leven…

Nu is hun voornaamste levensader, het bergtoerisme, vooralsnog helemaal doorgesneden. Zouden de Goden misschien boos zijn omdat de toeristen hun land zo hebben bezoedeld? vraagt de jonge vrouw zich af. Samen met dorpsgenoten begint ze het afval op te ruimen, in de hoop de boven hen gestelden weer een beetje gunstig te stemmen. Schone Bergen (18 min.), juist.

Als Mingma wordt gevraagd voor een Chinese expeditie naar de top van de Mount Everest, willen Jangmu en de haren eveneens mee. Om de rotzooi weg te werken, die klimmers ook daar hebben achtergelaten. Deze productie van Geertjan Lassche, die in 2014 zelf een bergtop in de Himalaya probeerde te beklimmen voor de documentaire Hemelbestormers, wordt daarmee een soort antiklimheldenfilm.

De barre tocht naar en het bereiken van de top zijn niet meer dan een aanloop naar de afdaling, waar broer en zus Sherpa letterlijk worden geconfronteerd met de restanten van glorieuze dan wel dramatische beklimmingen, die vaak voor de gehele wereld zijn vastgelegd in heroïsche films en waarvoor mensen zoals zij, doorgaans buiten beeld, het vuile werk hebben opgeknapt. Net als nu, trouwens.

De besneeuwde bergtoppen, geselende wind en klimmers die tot het uiterste moeten gaan, vastgelegd met de helmcamera’s van Mingma Sherpa en Shishir Maharjan, worden er overigens niet minder indrukwekkend door. Het is een wereld die zich uiteindelijk helemaal niet door de mens laat bedwingen. Hoe vaak die ook, in de rug gedekt door nijvere sherpa’s, zijn vlag op een top probeert te planten.

14 Peaks: Nothing Is Impossible

Netflix

De befaamde Italiaanse alpinist Reinhold Messner was de eerste die de top van de veertien hoogste bergen van de wereld bereikte. Hij deed er in totaal zestien jaar over. Een andere klimmer slaagde er later in om ze te bedwingen in slechts zeven jaar. De Nepalees Nirmal Purja heeft het in 2019 in zijn hoofd gehaald om deze bergtoppen van 8000 meter hoogte te gaan beklimmen in niet meer dan zeven maanden. Dat is onmogelijk, zegt alles en iedereen. Voor een doorgewinterde streber zoals ‘Nims’ is dat echter alleen maar een aansporing. Hij dubt het ambitieuze plan Project Possible.

Dat is nogal een uitdaging. Ook voor filmmaker Torquil Jones: hoe houd je een tocht langs veertien toppen interessant? Ze lijken allemaal op elkaar: hoog, wit en gevaarlijk. Als het er veertien worden tenminste, want zo’n ambitieuze onderneming kan natuurlijk onderweg stranden op een onbegaanbare wand, in een sneeuwstorm of met een fatale val. Daar lijkt het alleen nooit echt op. Ook doordat Purja zelf fungeert als verteller en alle gebeurtenissen achteraf van commentaar voorziet. 14 Peaks: Nothing Is Impossible (101 min.) moet z’n spanning dus ergens anders vandaan halen.

En dus biedt elke top zijn eigen specifieke uitdaging. De eerste, Annapurna in thuisbasis Nepal, is bijvoorbeeld zo gevaarlijk dat er, volgens collega Don Bowie, voor elke drie klimmers die de top bereiken één doodgaat. Check. (V). Bij een andere berg krijgt ‘Nims’ last van de hoogteziekte H.A.C.E. (V), tijdens een volgende beklimming stuit de popi Nepalees op een collega die meer dood dan levend is (V) en bij de Mount Everest moet hij zich dan weer een weg banen door een hele file van klimmers (V). Purja maakt er een foto van, die direct ‘viral’ gaat.

Zo gaat het maar door, beklimming op beklimming. Die worden gepresenteerd met straffe oneliners van het type ‘Je ziel wordt onderdeel van de berg’ en ‘Als je opgeeft, sterf je’, dreigende en hé-le spannende muziek en enkele geanimeerde scènes (voor als er geen camera bij de hand was toen het echt over leven en dood ging). Jones lardeert Purja’s poging om eeuwige roem te verwerven – en meteen de Nepalese klimgemeenschap op de kaart te zetten, een doel dat hij blijft benadrukken – bovendien met enkele extra obstakels: geen financiering (V), uitblijvende klimvergunning (V) én doodzieke moeder (V).

En dan heeft de Nepalese klimheld één berg ook nog moeten beklimmen met een hardnekkige kater (V). Eigen schuld, dat wel. Ondanks al die grote en kleine hobbels op de weg naar het Guinness Book Of Records wordt 14 Peaks nooit écht enerverend. Daarvoor is de film toch te glad en geconstrueerd. Als een Hollywood-versie van het echte klimmersbestaan, waarbij mensen van vlees en bloed worden gereduceerd tot een bordkartonnen versie van zichzelf. En dat Nirmal Purja het allemaal voor een hoger doel – en niet gewoon voor zichzelf – zou hebben gedaan? Daar mag een mens best even besmuikt om grinniken. (V).

Summer Of Soul (…Or, When The Revolution Could Not Be Televised)

Voor hetzelfde geld waren niet Joe Cockers ongecontroleerde bewegingen tijdens With A Little Help From My Friends, de sarcastische anti-Vietnam slogan ‘Whoopee!, we’re all gonna die!’ van Country Joe MacDonald of Jimi Hendrix’ heerlijke aanval op The Star Spangled Banner tijdens Woodstock de popgeschiedenisboeken ingegaan, maar de weerslag van dat andere gratis festival in de zomer van 1969: het Harlem Cultural Festival in New York.

De tapes daarvan bleven echter een halve eeuw in de één of andere kelder liggen. En dus drongen de dampende performance van Nina Simone, Stevie Wonders drumsolo en het indrukwekkende eerbetoon van Jesse Jackson, Mahalia Jackson en Mavis Staples aan de net daarvoor vermoorde Martin Luther King nooit door tot het collectieve geheugen. Want, ja, alle artiesten waren zwart. En vrijwel alle 300.000 festivalgangers ook. Net als The Black Panthers, die de beveiliging verzorgden.

De prachtige festivalfilm Summer Of Soul (…Or, When The Revolution Could Not Be Televised) (117 min.) brengt een tijd tot leven, waarin een nieuw zwart bewustzijn opgeld deed, dat zich niet had laten knakken door de moorden op King, Malcolm X en de gebroeders Kennedy. Het debuut van Ahmir ‘Questlove’ Thompson, drummer van de befaamde hiphopgroep The Roots, ruimt natuurlijk veel tijd in voor optredens, maar plaatst die voortdurend binnen zijn historische, maatschappelijke en culturele context.

Met festivalgangers, artiesten die optraden in het Mount Morris Park te Harlem (Stevie Wonder, Marilyn McCoo en Billy Davis van The 5th Edition en Gladys Knight) en Afro-Amerikaanse boegbeelden zoals Jesse Jackson, Al Sharpton en Chris Rock bekijkt Questlove het fraaie beeldmateriaal dat filmmaker Hal Tulchin destijds maakte van deze glorieuze viering van de zwarte cultuur, waarin behalve voor muziek – soul, gospel, funk en jazz – ook aandacht is voor comedy en dans.

Het zijn echter vooral de vurige optredens, vastgelegd in prachtige kleuren en heerlijk klinkend, die ‘t hem doen: B.B. King, David Ruffin, Edwin Hawkins Singers, Hugh Masekela én Sly & The Family Stone. En die laatste act glorieerde toevallig ook op dat andere festival, zo’n 150 kilometer verderop, dat de historie zou ingaan als de ultieme hippiehappening. Summer Of Soul verdient eigenlijk een soortgelijke status. Als ultieme uitdrukking van het ‘Black Is Beautiful’-gevoel van de burgerrechtenbeweging. Black Woodstock, inderdaad.